17 november 1960
Al onze lessen zijn erop gericht u duidelijk te maken, hoe in uw eigen leven bepaalde invloeden werkzaam zijn en hoe u, op de eenvoudigste wijze en dus met een minimum aan wetenschap kunt komen tot een groot inzicht en ook tot een praktisch gebruik van de kwaliteiten die elke mens nu eenmaal in zich geborgen heeft.
Het totaal van de kosmos wordt, zoals u geleerd is, onderverdeeld in een aantal hoofdkrachten. Over de wijze waarop u via deze krachten kunt werken door u onmiddellijk tot het Goddelijke te richten, hebben we u duidelijk gemaakt. Nu is het echter duidelijk, dat deze krachten toch geklasseerd kunnen worden. Wij spreken altijd van een krachtevenwicht, wanneer een actie die wij beginnen – een wens die wij koesteren, iets wat wij voor anderen willen doen – ligt tussen twee gelijkwaardige elementen of grootkrachten. Het is namelijk zo dat wij in negen van de tien gevallen, met een stoffelijk inzicht, een stoffelijk willen, niet zullen kunnen komen tot een zuiver definiëren van deze grootmacht in de kosmos. Om het u eenvoudig te vertellen, er zijn tien van deze grootmachten en er zijn nog vier heersers, die vaak met de elementen worden verenigd of vereenzelvigd. Dus u kunt dat moeilijk bepalen, daarom geldt voor dit alles in de eerste plaats: Elke actie, elke handeling en elke gedachte beweegt zich tussen twee grote krachten. Deze grote krachten zullen bij een juiste instelling uiteenvallen in een vrouwelijk en een mannelijk principe:
Het mannelijk principe dat moet u zien als het denkende, het richting gevende. Het vrouwelijke is het vormgevende.
Wanneer in een bepaald streven of denken, zo vanuit uzelf, nu op een gegeven ogenblik blijkt dat de zaak niet klopt – dat kan zijn bij het genezen van een mens, maar het kan ook evengoed zijn in zaken of in contact met medemensen – dan zult u moeten overwegen in de eerste plaats waar de fout ligt. Ligt die fout bij u zelf dan is het gemakkelijk, die kunt u verbeteren.
Wanneer dit niet het geval is dan moeten we ons afvragen: Waar is eigenlijk de fout gelegen, waar is de oorzaak dat we niet kunnen genezen, dat wij onze zaak niet kunnen volbrengen, dat wij niet door kunnen denken op deze Goddelijke Kracht en al wat erbij hoort? Dan zullen we heel snel ontdekken dat er altijd het overwicht is van een bepaald element. Soms is dat element vorm. Dat heeft dus te maken met de wijze waarop je met elkaar in contact komt. Dat kan in verband staan met wetten, contracten, vormgeving dus, bijvoorbeeld de vormen van een huis waarin je woont, tot zelfs met lichaamsvormen. Wanneer die vorm fout is dan is het geen zaak om het vrouwelijke principe hier op te roepen, nee dan moeten wij werken met het mannelijke principe. Dit vormgevende principe kunnen we in ons zelf het best uitdrukken als rechtvaardigheid of gerechtigheid.
Merken wij echter dat de mentaliteit verkeerd is, een patiënt die verkeerd denkt, een verkeerd inzicht in een zakelijke mogelijkheid of verhouding, dan moeten we juist wél naar het vrouwelijke toegaan. Het vrouwelijke staat hier voor gerechtigdheid, maar het is, let wel, blinde gerechtigheid. Dus het is geen kwestie van een nauwkeurig weten, wikken en wegen vanuit deze kracht, er is eenvoudig sprake van een in zich erkennen van een bestaand evenwicht.
Waar ik dus kan vaststellen aan de praktijk, waar het eigenlijk mankeert, waar de fout is gelegen, zal ik een beroep moeten doen op de compenserende kracht. Nu is de mannelijke kracht over het algemeen wat wij noemen goedheid, dus een soort mededogen, een soort begrip. Wij hebben de mogelijkheid om ons op dit begrip te richten. Dat is erg belangrijk, want nu weten wij op welke wijze wij als het ware tot God moeten gaan, tot het Hogere. Het hogere pad, ook wel genoemd het rechte of het smalle pad, soms genoemd de baan van de pijl, kortom datgene wat recht omhoog gaat, dat leeft in ons zelf.
In onszelf kennen wij verschillende openbaringen van het Goddelijke, die wij voor dit doel zullen benoemen in een begrip dat beperkter is, verlossing, een emotioneel ervaren, waardoor het wezen zich van het hogere bewust wordt. Daarboven staat het weten dat in ons geboren kan worden. En daarboven staat het licht, verblindend licht zo u wilt. Kortom, de kracht die in zichzelf voor ons God mocht verhullen, waarin het wezen God voor ons schuil gaat.
We kunnen echter niet denken dat we alleen met die innerlijke weg iets bereiken. De innerlijke weg alleen bergt in zich nog al eens wat gevaren omdat we, zeker als mens, geneigd zijn onszelf weleens te bedriegen, of voor onszelf dingen anders te interpreteren. Daarom moeten we die innerlijke weg zoveel mogelijk kiezen via de emotie, het gevoelsbeleven.
Het gevoelsbeleven brengt ons namelijk dicht bij de kracht die wij ook “in de mens geopenbaarde verlossing” noemen. Deze geopenbaarde verlossing geeft dan vanzelf wel – wanneer ze bereikt is – de verandering van inzicht, van bewustzijn en weten, die noodzakelijk is. Metterdaad echter zullen we moeten werken met die krachten, die wij naast ons kennen, dus het mannelijke principe met zijn goedheid, en het vrouwelijke principe met zijn rechtvaardigheid.
Elke compensatie die wij proberen te geven voor een erkend verstoord evenwicht, zal gericht moeten zijn tot de kracht die compenseren kan. U kunt zich die kracht niet zo makkelijk voorstellen. Zelfs wanneer u in staat bent deze krachten geheel te kennen en te begrijpen, zult u ook hier onderlinge samenwerking en samenhang moeten kennen om werkelijk tot een resultaat te komen. Laten wij dit dus niet voorop stellen, maar laten we beginnen met praktisch te zijn.
Op het ogenblik dat ik merk dat de goedheid te groot is, dat dus van mij uit gezien teveel geëist wordt, te weinig gegeven, dan doe ik een beroep op gerechtigheid. Gerechtigheid wil zeggen dat ik mij ga stipuleren als het ware, puntsgewijze op precies alles wat noodzaak is, wat recht is, wat zo hoort. Ik doe dit metterdaad en niet alleen in de directe zin van het woord. Dus tegenover die mens plotseling streng en rechtvaardig worden, neen, ik kan dit doen in overdrachtelijke zin. Wanneer ik erken dat door een teveel aan goedheid een wanorde ontstaan is, dan kan ik deze evengoed compenseren door ook voor mijzelf op te ruimen. Dus de handeling is overdrachtelijk.
Een handeling kan overdrachtelijk zijn, laten we het voorbeeld nemen van een zieke. Een zieke die teveel verwond is, waardoor u geen vat meer kunt hebben op hem en deze zieke niet genezen kunt. Kan dus voorkomen. Dan kunt u natuurlijk zeggen: “Ik moet streng zijn tegenover die zieke” maar dat stuit op heel wat moeilijkheden, dat is duidelijk. Ik ga dit nu vervangen door een andere handeling. Nu zal ik deze gestrengheid dus moeten uitleven op zo’n manier dat ik er niemand mee kwets. Ik doe dit dan door op een rechtvaardige wijze mijzelf te beperken, orde te stellen op andere zaken. Daardoor verkrijg ik een mentaal contact. Dit mentale contact – moet u goed begrijpen – dat is uw streven, uw denken, dat harmonieert ergens in de kosmos. Door die daad stelt u dat contact vast, maar gelijktijdig kunt u naar boven, naar de verlossing gaan. Daardoor zal vanuit het hoogste principe – dat wij meestal noemen het Goddelijke licht, het verblindend licht – de kracht, langs wegen die uzelf niet kent en niet behoeft te kennen, komen die voor u noodzakelijk is, dus mannelijk of vrouwelijk principe. In dit geval dus vrouwelijk. Uit dit vrouwelijk principe zal die kracht, door de mentale evenwichtigheid die u geschapen heeft, niet alleen naar u persoonlijk toevloeien, maar zich in uw leven openbaren.
U zult begrijpen dat die dingen in de praktijk zullen moeten worden gebracht. Het is niet voldoende om te komen, te luisteren en te zeggen, ik weet het. U staat in een wereld die, laat ons maar zeggen, een klein beetje wanordelijk is. Die wanordelijkheid kunt u dus praktisch het best bestrijden door in uzelf de ordelijkheid te vergroten.
Op een ander punt ontdekt u in de wereld liefdeloosheid. Die liefdeloosheid kunt u het best compenseren door liefde te geven, de goedheid te uiten, een beroep op het mannelijke principe.
Overal in uw eigen leven en het leven van anderen zult u die onevenwichtigheid van de wereld weerkaatst zien. Nu is het alleen maar de vraag of u met die onevenwichtigheid ook werkelijk iets bereiken kunt. Compenseert u namelijk op de juiste manier, dan schept u in en rond u een geestelijke kracht van zuivere, lichtende geaardheid, dus daar komt niets kwaads, demonisch, of duister, of zelfs maar van geesten bij te pas. Dat de geest daaraan meewerkt is de zaak van de geest, maar de kracht op zichzelf, die u gebruikt, komt uit God. U moet natuurlijk wel klaar zijn om die kracht te ontvangen.
Nu geldt voor geloof, als ik u even in herinnering mag brengen dit: Werkelijkheid kan voor de mens zijn, het totaal van zijn denken, van zijn indrukken van buitenaf plus alles wat hij geleerd heeft. Wanneer u op een bepaalde wijze aan God gelooft, dan hoeft u dat niet te ervaren, u heeft dat geleerd. Wanneer u gelooft dat Karel de Stoute een ondeugende man was in plaats van een moedige, dan is dat een misverstand dat men u heeft bijgebracht. Wat u weet over het verleden, ja zelfs over verre landen, dat is iets wat u geleerd wordt, het wordt u medegedeeld. Daaruit bouwt u uw wereld op, het is een wereldbeeld, maar dat wereldbeeld dat kan op honderd andere manieren even werkelijk bestaan. Ik herhaal het nogmaals, u kunt elk wereldbeeld voor uzelf werkelijk maken, ook al is dat tijdelijk en wel door eenvoudig met een vol geloof een beeld op te bouwen van die werkelijkheid zoals ze zou moeten zijn. Doet u dat evenwichtig, dus in overeenstemming met hetgeen ik u gezegd heb over mannelijk en vrouwelijk, dus tussen goedheid en recht, dan volgt hieruit dat voor u tijdelijk die wereld werkelijkheid wordt. Die werkelijkheid die kent ontwikkelingen, die ontwikkelingen liggen anders dan uw eigen ontwikkelingen.
Bijvoorbeeld, u kunt zich voorstellen om een heel eenvoudig punt te nemen, dat u wijsheid hebt, of wetenschap op een bepaald terrein, bijzonder zakelijk inzicht, een bijzondere kracht om te genezen, een bijzonder doorzicht in de menselijke persoonlijkheid. En nu is het vreemde dat alles wat u tijdens die toestand die men in de wereld dus schijn zou noemen of begoocheling – ofschoon het net zo reëel is als uw eigen wereld – of evenwel waan beleeft, in uw persoonlijkheid blijft bestaan.
Dus wat u daar verkregen hebt, in dat volle geloof, dat blijft in uw wezen.
Op het ogenblik dat u afwijkt van het aanvaarden van het Goddelijke licht, dit zoeken naar het Goddelijke licht dan wordt het moeilijk. Dan ontstaan er voor u vele strijdpunten en zult u vele wezens die niet lichtend zijn, op uw pad kunnen vinden. Zolang u daarbij alleen het goede nastreeft, zo goed u kunt in overeenstemming met de Goddelijke wil, zal ten allen tijde het bereikte tot uw beschikking staan. Het is als iets, een herinnering uit het verleden bijvoorbeeld die naar voren komt, wanneer er een noodzaak is voor die kennis, wanneer u een beslissing moet nemen, een besluit moet nemen, een kracht moet gebruiken.
U zult zich afvragen op welke manier een mens hier gebruik van kan maken?
U bent met alle mensen één. Alle scheiding die tussen mens en mens wordt gesteld, is een illusie. Ze bestaat nooit werkelijk. Elke beperking van persoonlijke contacten, eerlijkheid, mededeling van gedachten enzovoort, zoals die in de stof gangbaar is, is niet reëel, het is maar een schijntoestand. U kunt in uw wezen één zijn met anderen.
Als u een patiënt wilt genezen – dat brengt me weer op het terrein van genezing – en u bent bereid niet alleen om veel voor die patiënt te doen, maar als het ware zijn leed in uzelf te dragen, dan treedt automatisch het genezingsproces op. Want in u, door uw geloof plus de evenwichtigheid, openbaart zich het Goddelijke licht dat reinigt. Wat in die mens zelf niet te genezen zou zijn, wordt nu wel genezen. Door de tijdelijke eenheid is het genezingsproces in de ander eerst tot stand gekomen en daarna vindt het pas bij u plaats.
Het is eigenlijk wel een beetje een moeilijke zaak. Wanneer u bij iemand komt die kanker heeft en u wilt die mens helpen, dan moet u volkomen bereid zijn om die hele ziekte en al wat erbij is, zelf over te nemen. Maar u moet in uzelf ook de zekerheid hebben dat ze u niet aan kan tasten. Dan kunt u zelfs kanker genezen, maar u moet volkomen zijn in uw aanvaarding, volkomen in uw geloof en volledig in evenwicht staan. U moet in uzelf de goedertierenheid hebben die uit rechtvaardige goedheid voortkomt.
Dat is natuurlijk een heel belangrijk punt, want het ontheft ons zelfs van de noodzaak om – laat me weer bij de zieken blijven – bijvoorbeeld een diagnose te stellen, dat is niet nodig. Wij hoeven ons ook helemaal niet druk te maken over de genezende processen die een ander gebruikt, een medicus bijvoorbeeld. Want al wat daarin gebeurt zal door de aanvaarding van de ziekte in onszelf gebeuren. In ons is het Goddelijke licht, wij weten dat geneest, dat reinigt, dus zolang wij maar evenwichtig zijn en streven naar een innerlijke aanvaarding van het allerhoogste kunnen wij alles de baas, tot zelfs de medicijnen van de dokter toe. Oh, dat mag ik zo niet zeggen, dat klinkt te hatelijk – laat ik het dan zo zeggen – een eventuele vergissing van de dokter toe. Indien dit wordt doorgevoerd tot het uiterste, dan zou theoretisch, alleen voor de ingewijden die ook de verhoudingen beseffen en kennen, ook de opwekking uit de dood zeker niet onmogelijk zijn. Het is een kosmisch Goddelijk principe.
Ik neem aan dat u allemaal in uw leven veel mensen ontmoet die ongelukkig zijn. Dat u heel vaak voor situaties komt te staan, waarbij u een goede, zuivere en harmonische oplossing zou willen zien. De genoemde procedure is juist daarvoor bruikbaar. Zolang in een ander mens een lijden is, dat niet uit diens bewuste handelingen en willen voortkomt, kunnen wij door het aanvaarden daarvan in onszelf zeggen: “Wij willen dat op ons nemen en ons één gevoelen met die mensen”, dan kunnen wij zeer veel doen. In ons kan er geen kwaad gebeuren, in ons is God. In ons wezen, stoffelijk – voor u dus – én geestelijk, kunnen wij door het handelen zoals ik zo-even verteld heb, dus tussen vrouwelijk principe en mannelijk principe, het herstellen van evenwicht – zoals wij de afwijking zien – ook in een symbolische daad totaal van omstandigheden wijzigen.
U denkt misschien dat dit allemaal een beetje gaat rieken naar hekserij en tovenarij?
Wanneer u dit denkt dan voel ik me genoopt om u toch gerust te stellen over bijvoorbeeld de sacramenten van de katholieke kerk. Daarin wordt immers in overdrachtelijke zin iets gedaan dat daardoor tot geestelijke werkelijkheid wordt, als de priesters bijvoorbeeld de hostie en de wijn consacreren – dan ziet u geen mens en die wijn wordt geen bloed – maar door het ritueel, dus door de reeks van handelingen neemt men aan dat het zo is. En voor degene die daar volledig is op ingesteld wordt dit een feit. Niet omdat brood en wijn feitelijk veranderen, maar omdat door de symbolische handelingen contact bestaat met de verlossende kracht, die daarin gesymboliseerd wordt. En zo kunnen we verder gaan, bij de biecht is het belijden van de zonde en van de schuld natuurlijk heel aardig en die woorden die worden gesproken, nietwaar, de absolutie enzovoort, die zijn zeer zinrijk en dan krijgt u een penitentie te doen.
Maar wat is nu het verband bijvoorbeeld tussen de ruzie die ik met een ander heb gemaakt en het weesgegroetje dat ik als penitentie heb gebeden?
Reëel bestaat het niet. Geestelijk kan dat wel bestaan. Indien ik daar volledig aan geloof, want door de handeling, het bidden, compenseer ik de handeling, de ruzie, er ontstaat een evenwicht.
Zoals dat is bij die sacramenten, zo is dat op veel meer aspecten van het leven te vinden. Wat ik u hier vertel is niet magisch in de zin van hekserij en tovenarij. Wat ik u hier geef is een zuiver en eenvoudig principe om de krachten Gods – zoals ze bestaan in de schepping en daarin geopenbaard zijn – in uzelf te richten en te gebruiken, zodat u in overeenstemming met de wil van de Schepper – of wel het wezen van de Schepper zelf en dat komt op het zelfde neer – al datgene kunt veranderen en compenseren wat noodzakelijk is.
Wanneer u dit doet, dan doet u precies hetzelfde als grote Meesters hebben gedaan, wat Boeddha deed, wat Jezus deed, wat zijn apostelen in zijn naam hebben gedaan.
Dus ik hoop dat dit nu duidelijk begrepen is. Dit is geen gevaarlijk experiment. Alles wat ik tot nog toe heb gezegd dat kunt u normaal als mens voortbrengen, krachtens uw geloof en uw besef van compenserende handeling, die kan worden geschapen door een symbool of een ritueel.
Broeder om in contact te komen met die krachten, kan dit door gebed, of gewoon door concentratie?
Kunt u zich beter concentreren dan bidden, dan concentreert u zich, kunt u beter bidden dan u concentreren, dan bidt u. Het gebed is niets anders dan een ware concentratie op de Schepper.
Het wezen richten op, kan in vele vormen geschieden. Ik kan niet al die vormen gaan omschrijven. Ik wil u alleen zeggen, dat in de oudheid daarbij het bloedoffer bijvoorbeeld een rol speelde, maar ook de rituele paring van mensen en dieren dat in de oudheid dus duizend en één wegen werden gevonden.
Deze wegen bestaan theoretisch nog, maar de wereld is veranderd. In deze wereld heeft de mens geleerd om te bidden of te denken – dat moet hij op zijn eigen manier doen – om te handelen. Wij nemen aan dat de doorsnee mens niet meer heidens denkt, dus niet meer in meerdere Goden en tegenstellingen denkt, maar dat ook de moderne mens wel geneigd is te aanvaarden dat de Schepper zich openbaart in vele facetten, die elk als een eigen persoonlijkheid kunnen worden gedacht. Dat is het enige belangrijke.
Hoe wij ons tot die Schepper richten? Of we dit doen met de wilde dans van de medicijnman, met de concentratie van een kluizenaar – die in geen jaren een mens heeft gezien of gesproken – of eenvoudig met een schietgebedje bij wijze van spreken, doet niet ter zake.
Wanneer wij daarmee maar heel ons wezen richten op het licht. Noemt u dat licht, de Vader, de Christus, noem het zoals u wil, dat is niet belangrijk het gaat niet om de naam. Die namen zeggen weinig, of u moet de geheime namen kennen en zelfs die zijn beperkt. Het gaat om de kracht die u zoekt in uzelf. En onthoud u, de kracht Gods, de kracht van het licht, de kracht ook van de innerlijke verlossing is steeds goedertieren. Ik gebruik het woord hier in het bijzonder om duidelijk te maken waar het om gaat. Het is goedheid, maar het is ook rechtvaardigheid. Het is een volledig één willen zijn met uw wezen en bewustzijn, maar ook een beperking door uw eigen wezen. Hoe u zich richt tot die hogere kracht en dit contact vindt, is absoluut onbelangrijk. U mag daarvoor elke methode gebruiken die voor uzelf een goed resultaat geeft, mits u maar en dat vloeit reeds uit het voorgaande voort, daarbij geen methode gebruikt die anderen schaadt. Zou u dat doen, dan komt u met de duistere krachten in contact en niet met de lichtende.
Men zegt dikwijls “openstellen”, is dat misschien synoniem van concentreren of bidden? Openstellen voor de kracht?
Ja, er is hier wel enig verschil. Je openstellen voor een kracht, stel:
A. Dat die kracht feitelijk aanwezig is.
B. Dat die kracht op u en uw doel gericht is.
C. Dat een passieve houding uwerzijds voldoende is, om deze kracht tot uiting te doen komen.
Hieruit volgt dat openstellen voor velen wel bruikbaar is, maar alleen wanneer zij een gemeenschappelijk doel hebben met anderen. Om een voorbeeld te geven: Zoals u weet werken wij samen met genezers. Mensen die willen helpen met genezen, er is hier dus reeds een eenheid van streven. Bij ons is er verder een weten omtrent kracht. Wanneer de mens zich openstelt met dit doel, zal die kracht automatisch voor die mens gebracht worden. Maar dit impliceert een tweede handelende persoonlijkheid of factor. Wanneer ik echter zeg: “Ik richt mij tot ….., of: Ik bid tot …..” dan verandert de zaak, dan wordt dit namelijk een persoonlijk uitgaan tot God en dit houdt niet slechts in de passiviteit van een je openstellen, maar ook het positieve zoeken naar de kracht. Het zoeken naar de kracht impliceert het verlangen de kracht te ontvangen, de openstelling. De passiviteit is hier het logisch gevolg van de positieve richting van denken en streven.
Dan wil ik overgaan tot punt twee.
Voor een mens is het vaak te moeilijk om geestelijke instellingen en geestelijke werkingen zonder meer te ervaren en te begrijpen. Het hulpmiddel van de mens is het ritueel, niet het ritueel van de magie in de kwade zin, maar bijvoorbeeld, het misoffer is een ritueel, rechtspraak is een ritueel. Ja, zelfs het bezoek bij een medicus zal in vele gevallen een zekere ritualiteit kennen. Dit wordt gedaan opdat de juiste contacten en de juiste sfeer kunnen ontstaan.
Men heeft hier bijvoorbeeld in dit vertrek wat wierook gebrand. Men heeft kaarsen aangestoken, men heeft sfeer geschapen. Dit op zichzelf is een primitieve vorm van een rituele voorbereiding. Waar wij niet altijd in staat zijn elk geval afzonderlijk helemaal te overwegen en afzonderlijke handelingen te verrichten, om daardoor de juiste instelling van zelfverloochening enzovoort te verkrijgen, zullen we er vaak goed aan doen onszelf te wennen aan ritualiteit, dus het gebruik van een zeker ritueel.
U kunt ritueel nemen zoals u dit wil. Het hindert niet hoe het ritueel is opgebouwd, mits het in zijn factoren – dus in zijn bestanddelen – een weerkaatsing kan vormen van hetgeen u nastreeft.
Om een heel eenvoudig voorbeeld te geven: Wij willen ons richten tot het element van de gerechtigheid, de rechtvaardigheid, dan kunnen wij niet voor een Mariabeeld gaan knielen in de kerk, want een Mariabeeld is voor de mens – al is het nog zo vrouwelijk – goedheid, moederschap en in deze zin kunnen wij dat niet gebruiken. Maar we kunnen wel iemand uitzoeken, een heilige met een streng gezicht die voor ons een symbool is van gestreng zijn, dan kunnen we daarvoor gaan bidden. Wanneer we dat steeds op dezelfde wijze doen is dit een ritueel. Uit dit ritueel volgt een sterk persoonlijke instelling, die in de plaats kan treden van de behoefte, scherp elke toestand geheel te ontleden. Elk ritueel echter moet gevolgd worden door een ontspanning. Dus wij moeten als het ware van buiten of van boven af, in ons, de juiste beelden en toestanden op laten wellen.
Nu zult u zeggen, ja, maar een ritueel, ik ben bijvoorbeeld niet kerks, of ik hou daar niet van om voor een heilig beeld te gaan zitten, of, ik vind dat dwaasheid. Dat kan voorkomen. Elk ritueel is goed genoeg. Maar gestrengheid, een beroep dus op het rechtvaardigheidsprincipe in de kosmos, op de rechters als het ware – zo noemt men de krachten die zich daarin bevinden wel eens – kan nooit geschieden door een handeling van zachtheid.
Bijvoorbeeld, u zou dat ritueel nooit kunnen vervangen door een kus, hoe aangenaam die op zich zelf moge zijn. Dat is tegenstrijdig, dus niet bruikbaar. Maar we kunnen wel bijvoorbeeld het breken van stokjes daarvoor nemen. Dan vallen we overigens terug op iets wat de Druïden ook al deden.
De staf breken over iets betekent namelijk dat men door het breken van een staf aangeeft, dit is niet recht, dit is onjuist. In dit ritueel erkent u een toestand, het gevolg is het werpen van de staf. Je gooit wat je gebroken hebt naast je neer en je gaat zitten wachten tot je weet wat het oordeel zal zijn, zoals het in de oudheid bij rechtszittingen ook wel het geval was. We passen een zuiver persoonlijk ritueel toe. Al nemen we maar een lucifer en breken die door, werpen dat neer en we mediteren dan als het ware, we zoeken naar die gerechtigheid, dan komt deze voor ons tot uiting.
Zoals ik reeds zei, in elk ritueel moet er een overeenstemming zijn met hetgeen men zoekt. En onthoudt u nu alstublieft goed dat de kosmische liefde in alle aspecten van de schepping is geuit, zodat wij ons niet op liefde bijvoorbeeld kunnen gaan richten. Maar we kunnen ons wel op goedheid richten en die goedheid kun je zelfs op een heidense manier symboliseren. Je neemt een graankorrel en een druppel honing, en als het de tijd van het jaar is een veldbloem erbij, je zet deze neer en zegt: “God deze blijk van uw goedheid draag ik u op, opdat gij mij zult doen beseffen hoe ik uw wil kan volbrengen.” Dan heb je een ritueel.
Maar dat maakt het mogelijk het ternauwernood erkende onmiddellijk te ondergaan. Van binnenuit, vanuit de geestelijke kracht, ontstaat een bewustzijn van de toestand en een weten hoe te handelen. Elke mens mag zijn eigen ritueel scheppen. Wanneer meerdere mensen samenwerken voor een doel is het gewenst dat zij zoveel mogelijk gelijke rituelen gebruiken. Dit is alleen omdat zij, samenwerkende door op precies dezelfde wijze als het ware te handelen, hun persoonlijke eenheid versterken, elk voor zich dezelfde openbaring mogen ontvangen, elk voor zich en vanuit zich dezelfde kracht mogen openbaren.
Dan zijn er nog een paar puntjes en dan meen ik dat u voor vandaag voldoende les hebt gehad, maar punten toch wel die ik van belang acht.
In de eerste plaats moet u zich steeds weer realiseren: Er bestaat geen goed en geen kwaad. Er bestaat evenwichtigheid, waarin wij God kunnen beseffen en onevenwichtigheid, waarin God door ons niet beseft kan worden. Het is voor ons zaak om evenwicht te vinden. Dit evenwicht is voor elk een persoonlijke zaak.
Wij moeten trachten, juist door ons steeds op het Goddelijke te richten, dit evenwicht in onszelf zo sterk te handhaven, dat wij altijd, tegenover heel de wereld sterk zijn en onaantastbaar. Dit betekent dat wij onze gevoelens zo ver moeten leren beheersen, dat bij ons alleen het beroep op Goddelijke kracht voldoende is om elke persoonlijke factor van zelfverwijt, of berouw, of verlangen, enzovoort, uit te schakelen.
Het is onze taak in de kosmos om afwachtend te staan, eigenlijk voor hetgeen God van ons wil en gelijktijdig wanneer die wil ons niet duidelijk wordt vanuit onszelf, zo goed mogelijk te handelen met een behoud van die instelling – dus gericht op het Goddelijke – op het licht. Want indien wij niet juist handelen, zal – en nu niet zoals anders, met oorzaak en gevolg in een hele lange tijd, maar in zeer korte tijd, dat kan soms een kwestie zijn van minuten of seconden – innerlijk duidelijk worden, hier is iets niet zuiver, dit kan zo niet. Wij moeten leren daarop te reageren, daarop te handelen, dan kunnen wij door deze intuïtie voor onszelf het innerlijk evenwicht behouden en van daaruit een voortdurend contact vinden met het hogere en op de wereld de juiste uiting geven.
Dit contact, dat evenwicht ligt voor elke mens anders, ik zei het u reeds. Dit houdt in dat toestanden, die voor de ene mens onvoorstelbaar of ondraaglijk zijn, voor de andere mens normaal en zelfs noodzakelijk zijn. Indien wij dus werken als voornoemd, vooromschreven, dan zullen wij vanuit onszelf nooit zeggen: “Die andere doet verkeerd”. Wij zullen ons slechts afvragen: “Vinden wij in deze mens het evenwicht dat noodzakelijk is? Vinden wij de rust die noodzakelijk is?” En indien wij die niet zien, dan gaan wij in ons wezen tot het Goddelijke, putten daar uit ons bewustzijn wat voor ons noodzakelijk moet geschieden en weten zeker dat dit nooit voor het werkelijk belang van die ander – zielenbelang dus plus stoffelijk belang, ook weer in evenwicht gebracht – noodzakelijk is. Voor ons is geweld niet nodig. Juist omdat wij weten dat goed en kwaad fictieve waarden zijn – dat evenwicht dus contact met God, of onevenwichtigheid dat niet zonde is in de zin van het woord ‘vergrijp tegen God’, maar onevenwichtigheid, een verliezen van het contact met God door eenzijdigheid – behoeven wij nooit een ander aan te vallen. Indien een ander ons echter aanvalt, zo zal deze bedreiging van ons innerlijk evenwicht, bij een juist richten op de lichtende kracht, altijd gecompenseerd worden.
Gelijkmoedigheid, op deze wijze gewonnen, is voor de mens het meest waardevolle pad dat bestaat.
Dan wil ik u nog iets zeggen over die verlossing in u.
Ik weet wel dat men geneigd zal zijn dit te zien als een bepaald religieus geloof en dat men de Messias gedachte hier onmiddellijk op Jezus wil betrekken. Het is niet foutief dat u dit doet, alweer, het is niet foutief. Maar het is ook niet noodzakelijk.
De verlossing in het ik bestaat in het opgeven van een groot deel van het eigen wezen voor het Goddelijke en een daaruit voor jezelf ontwaken tot een begrip van een Goddelijke werkelijkheid. Die verlossing zult u niet zo gemakkelijk vinden, want verlossing betekent dat je hele instelling tegenover de wereld en je hele wereldbeschouwing, een omwenteling ondergaat. Dit wordt weerkaatst in je levensdoel, want je zult moeten leven naar het inzicht dat je verkregen hebt. Heeft men echter deze verlossing bereikt dan is er sprake van een directe en positieve eenheid met de Lichtende kracht en Goddelijke kracht, zelfs zonder instelling en ten allen tijde.
Ons streven naar die innerlijke verlossing is dus in feite en ook tevens, een zoeken naar God, onze God, zoals wij hem kennen, zoals wij hem aanvoelen. De ware Godheid is voor ons verborgen, die kunnen we niet zien. Door dit streven dus voortdurend in onszelf te uiten, uit het lichtende krachten te puren en te putten zoals ik u geleerd heb, kunt u voor uzelf niet slechts steeds meer licht en kracht ontvangen, maar voor uzelf komen tot dat punt waarin u zult begrijpen wat u moet doen.
En dan mag ik hier nog besluiten met een laatste opmerking. Wanneer u die weg goed gaat dan wordt u werkelijk geroepen – dat wil zeggen dat niet één keer als een flits, maar voortdurend, gestadig kenbaar voor een langere periode de noodzaak, stoffelijk vaak en de behoefte innerlijk en het horen of zien met de Geest – tot hetgeen voor u de taak is.
Denk niet dat u die een keer kunt verwerpen en dan een volgende keer toch opnemen.
Komt een dergelijk moment in uw leven – het is mogelijk dat u het vlug bereikt, het kan lang duren – dan zou ik u willen raden, onthoud wel dat velen geroepen zijn maar weinigen uitverkoren, omdat een dergelijke taak zonder verwijl in een volledig geloof aan het licht, in een volledige innerlijke evenwichtigheid en een streven naar het evenwicht in uiterlijke waarden moet worden aanvaard. Dat betekent dan niet een priesterschap zoals men dat meent te zeggen, u wordt daardoor geen priester maar u krijgt daardoor een adeptschap, dat het u mogelijk maakt om in de inwijding van een hogere wereld binnen te gaan. Alleen met hetgeen u in de beide vorige lessen hebt gehoord, plus hetgeen ik u deze avond heb verteld, is het u reeds mogelijk dit vanuit uzelf door eigen streven en denken te bereiken.
Wanneer er moeilijkheden uit ontstaan voor u, wanneer u niet weet hoe dit te interpreteren, wanneer u voor uzelf wilt weten of hier de juiste mogelijkheid is, dan zal er dus de volgende maal de mogelijkheid bestaan vragen te stellen hierover.
Ik hoop vrienden dat u met deze les tevreden bent en niet het gevoel hebt dat u voor niets bent gekomen. Niet hoever, maar hoe.
Alleen op die manier kunt u in korte tijd de macht, de vermogens en de begaafdheid verkrijgen die nodig zijn voor deze wereld, kunt u in uzelf dat licht en die kracht verkrijgen, waardoor u onaantastbaar bent geworden voor alle verwarringen en onevenwichtigheden van het stoffelijk bestaan en in deze kracht voor anderen de steun en zelfs het richtsnoer zijn die deze tijden vergen.
Dit laatste is zeker een van de redenen waarom wij dit waagstuk, want dat is het, ondernemen. Om u deze leringen te geven en te trachten u, in zeer korte tijd, rijp te maken voor het hoge geestelijke werk.