Kosmische invloeden en inwerkingen

image_pdf

10 juni 1971

Onder kosmische invloeden en werkingen, wordt verstaan: een aantal invloeden of inwerkingen, welke van buitenaf de aarde bereiken, ongeacht de oorsprong daarvan.

Kosmische invloeden zijn over het algemeen van materiële oorsprong. Ze zijn te beschouwen als stralingen, kleine varianten in zwaartekracht, kleine varianten in elektrische en magnetische velden en verschijnselen, waardoor het geheel van de wereld en al wat zich daarop bevindt wordt beïnvloed.

Kosmische inwerkingen bevatten daarnaast vaak grotendeels meer geestelijke tendensen en invloeden. Hieronder vinden wij o.m. de z.g. inwerkingen van de stralen en de Heren der Stralen, de inwerkingen van verschillende grotere, geestelijke bronnen en groepen en daarnaast ook al datgene wat door een bewust leven uit uw eigen kosmos tot stand wordt gebracht. Hierdoor zullen zich eveneens afwijkende reacties bij de mensen kunnen voordoen, terwijl onder deze condities ook een veranderd gedrag van bepaalde diersoorten en veranderde groeipatronen van planten kunnen optreden.

De gehele aarde kan op dergelijke invloeden en inwerkingen even­eens reageren, waarbij de reactie echter afhankelijk is: a. van de aard der invloed. Is zij al of niet met de wereld harmonische? b. Is zij van een zodanige geaardheid, dat ze een algemene reactie uitlokt of ‑ wat ook mogelijk is ‑ lokt zij slechts reacties uit op bepaalde gedach­testralingen en invloeden, die op aarde zelf bestaan? Hier hebben we dan een paar feiten. Dingen, die kunnen worden bestreden, ongetwijfeld. Aan de andere kant zaken, die dan toch duidelijk een weer­slag vinden in het gebeuren en waardoor het gebeuren ook voorstelbaar­der wordt.

De situatie, waarin men zich op aarde bevindt is ‑ voor de mens tenminste – ongeveer als volgt: De aarde zelf heeft een levensproces. Dit levensproces beïnvloedt alles wat er op aarde bestaat. Hierin zijn dus opgenomen; veranderingen van lucht‑ elektrische constanten, luchtpotentialen, magnetische velden, verandering van afstand, van rotatiesnelheid, lichte baanwijzigingen, verandering van de relatie met de zon. Al deze factoren hebben invloed op U. U kunt zich daaraan niet ontrekken.

Dergelijke invloeden treden echter voor het gehele milieu op en meestal praktisch gelijktijdig. Er kan soms een verschuiving zijn van ongeveer 12 uur, maar dat valt niet zo sterk op. Als wij zien dat bv. de prikkelbaarheid over de hele wereld oploopt, dan kunnen wij daarvoor alle oorzaken vinden, die in de mens zelf zijn gelegen. Wat we echter niet kunnen zien, is dat er een algehele verandering van mentaliteit wordt veroorzaakt, want deze is zo algemeen, dat ook de waarnemer daardoor wordt beïnvloed, terwijl zijn gehele omgeving die verandering eveneens weerspiegelt. Er is dus op dat moment praktisch geen vergelijkingsmogelijkheid. De enige methode, waarmee men misschien zoiets kan constateren, is middels vergelijking van tendensen en feiten met behulp van heel grote computers. Dan zou men kunnen zeggen: Hier ligt een breuklijn in de normale tendens en die houdt na zoveel tijd weer op. En dan is het nog de vraag, of men bereid is de conclusie te trekken: Hier is kennelijk een invloed van buitenaf aan de gang geweest.

De situatie van de mens wordt verder sterk beïnvloed, veel meer dan het meeste andere leven op aarde, doordat hij een hoge mentale ontwikkeling heeft. Zijn cerebrale activiteiten zijn betrekkelijk intens. Hij heeft in miljoenen jaren geleerd om met de hersens ook te reageren op allerlei niet onmiddellijk kenbare invloeden en resultaten. Daarnaast heeft hij echter de instinctieve spontaniteit van reactie verloren, die bepaalde hoger ontwikkelde diersoorten vertonen. Het is dus duidelijk, dat een geestelijke invloed bij de mens in 9 van de 10 gevallen geen bewuste reactie wekt. Maar zoals het onderbewustzijn wel degelijk het gedragspatroon van de mens kan bepalen en zelfs onder omstandigheden volledig irrationeel kan maken, zo kunnen geestelijke invloeden een gelijksoortige invloed uitoefenen.

Wij weten dat met bepaalde drugs de mens in een toestand is te brengen, waarin hij de waarheid spreekt zonder het zelf te kunnen helpen. Wij weten dat andere middelen ‑ ik denk hierbij aan bepaalde drogen (kruiden), maar evengoed aan alcohol ‑ de mens in een toestand kunnen brengen, waarin hij, zonder zich te kunnen beheersen en wetend dat wat hij doet onjuist en onredelijk is, verwoestingen aanricht, driftig is, leugens verkondigt, ofschoon hij weet dat hij zal worden betrapt terwijl hij ze vertelt. Deze dingen komen wel voor onder invloed van wat wij noemen geestelijke krachten; en daaronder rekenen wij ook de z.g. stralen.

Stralen of stralen van licht is alleen maar een uitdrukking. De verdeling hiervan in 7 grondtonen of hoofdwerkingen is al zeer oud en verbonden met de vroegere voorstelling van de mens dat het zonnestelsel 7 planeten kende. Ik zeg dit erbij om duidelijk te maken, dat we zeker niet met een zo beperkt aantal invloeden te maken hebben, maar dat we een beperkt systeem moeten toepassen om die invloeden nog enigszins te kunnen classificeren. Dat is nu eenmaal noodzakelijk. Wij hebben dan bij deze stralen te maken met invloeden, die bepaalde karaktertrekken a.h.w. versterken. is een mens driftig, dan zal hij onder een zekere invloed veel driftiger zijn dan normaal. Zijn onbeheerstheid, zijn onredelijke reacties nemen dus toe. Is in het karakter deze tendens weinig of niet aanwezig, zo wordt zo’n persoon misschien wat scherper dan normaal, maar daar blijft het bij. Hij reageert verder normaal. We krijgen hier dus afwijkende reacties in overeenstemming met het karaktertype.

Dat deze dingen op de gehele wereld grote invloed kunnen hebben zal u duidelijk zijn, indien u zich realiseert hoe groot de macht is, die enkele mensen of groepen van mensen bezitten. Als een Breznjef, een Nixon of wat dat betreft misschien een St. Joseph Luns op een gegeven ogenblik zijn eigen karaktertrekken bijzonder gestimuleerd voelt, dan krijgen we te maken met onredelijkheden van gedrag, waarbij zeer vele mensen, vaak vele miljoenen mensen, betrokken zijn. Die onredelijkheden kunnen voeren tot oorlogen; ze kunnen voeren tot totale veranderingen in een economische samenhang; ze kunnen grote sociale problemen opwerpen. Daarom achten wij deze stralen als kosmische inwerkingen van zeer groot belang en leggen in vele gevallen de nadruk, op hun optreden. Indien u wilt weten hoe en wanneer in de nabije toekomst, dan wil ik daarop eventueel ingaan tijdens de hierop volgende discussie.

De invloeden uit de geest, die van grotere omvang zijn, moeten altijd een zeer grote geestelijke kracht vertegenwoordigen. De inwerking van een enkele geest op een enkele mens kan misschien enige verandering tot stand brengen. De verandering, die een grote geest (een rassengeest) teweeg brengt bij degenen, die tot zijn gebied behoren, kan aanmerkelijk groter zijn. Hij kan waarschijnlijk vele miljoenen mensen gelijktijdig een geringe afwijking van de norm bezorgen. Als daarachter nu nog weer een groot aantal andere entiteiten staat met een gelijksoortige capaciteit tot beïnvloeding, dan is het mogelijk dat het gedrag van miljoenen mensen op een gegeven ogenblik volkomen onredelijk wordt. Deze onredelijkheid treedt op deze wereld regelmatig op. De mens rationaliseert al dit soort dingen.

Als we spreken over kosmische invloeden en inwerkingen, dan moet men zich wel realiseren, dat voor de mens, een dergelijk beïnvloed worden door zijn milieu niet helemaal aanvaardbaar is. Hij heeft de illusie zijn milieu te kunnen beheersen; althans grotendeels. En het denkbeeld, dat er ongeziene krachten zijn, die zijn persoonlijke reactie kunnen bepalen ‑ of dat nu t.a.v. een varkensfokkerij is of t.a.v. een atoombom ‑ dat lijkt hem ondenkbaar. Komen dergelijke incidenten toch voor, dan zoekt men daarvoor een geheel andere benadering. Men probeert dan duidelijk te maken hoe zuiver menselijke gebeurtenissen en samenhangen dit alles tot stand hebben gebracht.

Als wij proberen kosmische invloeden en inwerkingen na te gaan, dan worden wij voortdurend geconfronteerd met de rationalisering van de mens, die om zijn denkbeeld van beheersing en beheerstheid te kunnen handhaven elke uitleg altijd aanvaardbaarder vindt dan die van een algehele beïnvloeding van geestelijke aard, waaraan hij zich niet kan onttrekken.

De situatie, waarin de wereld zich op dit moment bevindt, maakt het onderwerp op zichzelf zeer actueel. Indien u zich de moeite heeft getroost om na te gaan hoe hoog de ongevallentendens is opgelopen in de laatste 2½ maand, dan zult u met grote verbazing een enorme stijging hebben gezien. Deze stijging blijkt bovendien te wijten te zijn aan menselijk falen ‑ onverklaarbaar zelfs ‑ bij massavervoermiddelen als vliegtuigen, treinen, autobussen e.d.. Indien u zich realiseert dat deze tendens nog voortgaat ongeveer (gerekend vanaf deze datum (10/6 ’71) 36 á 37 dagen en u ziet daarna het gemiddelde ongevallen cijfer in praktisch alle landen ter wereld gelijktijdig dalen, terwijl ook vele andere menselijke excessen in omvang teruglopen, dan zult u het toch met mij eens moeten zijn, dat er iets aan de hand is.

De wereld staat op het ogenblik onder een hele reeks sterk wisselende invloeden. Sommige daarvan zijn van zuiver geestelijke aard. Deze inwerkingen gaan dan merendeels uit van de instandhouding van de mens als soort en het bereiken van een zekere regulering van de mensheid als maatschappelijke eenheid. De kosmische tendensen en invloeden, die echter zonder meer optreden, hebben geen rekening te houden met menselijke waarde. Ze zijn eenvoudig bestaande condities, even ongrijpbaar als een stormwind of een onweer dat zich op willekeurige punten gaat ontladen. Dat kun je niet helemaal overzien en bepalen. Je kunt ook de resultaten niet helemaal vaststellen.

Dergelijke invloeden zijn op het ogenblik zeer sterk. Zij werken voor het gehele zonnestelsel en zelfs voor een deel van de omringende uithoek van deze sterrennevel. Een belangrijk punt hierbij is, dat een aantal novae is ontstaan. De waarneming ervan zal – naar ik meen – voor het eerst geschieden over 10 á 12 jaar. Het zijn stralingen, die een intensere werking hebben, vooral omdat ze een soort inductieproces tot stand brengen, waardoor ook de eigen activiteit van een groot aantal sterren wordt gewijzigd. Deze golven omspoelen de aarde en blijven haar nog omspoelen gedurende een jaar of vier, vijf. De voorgeschiedenis daarvan is ook ongeveer tien jaar, dus in totaal een periode van veertien á vijftien jaar.

In deze periode zijn enorme veranderingen tot stand gekomen, niet alleen in de menselijke psychologie (de psychische opmaak van de mens), maar gelijktijdig ook in de reactie van de mens, zijn benadering van problemen en op den duur zelfs in zijn conflicten, die ook van aard aan het veranderen zijn. Hier kun je, geestelijk gezien, niets aan doen. Met een geestelijke inwerking kun je dergelijke dingen proberen te sturen; maar het is als het sturen van een bobslee, die eenmaal in een baan is. Je kunt zorgen, dat ze zonder ongelukken beneden komt en je kunt ook proberen ervoor te zorgen dat dat in de kortst mogelijke tijd geschiedt, verder kom je niet. U zult begrijpen, dat wij met deze invloeden wel rekening houden, maar dat wij er aan de andere kant niet altijd dol op zijn, want de geest komt uit de mens voort en heeft eveneens een hekel aan dergelijke onbeheersbaarheden.

Kijk ik naar de grote inwerkingen, die de mens onmiddellijk treffen en daarbij enigszins selectief kunnen optreden, dan denk ik aan de Witte Broederschap. Dit is een geestelijk genootschap, dat inwerkt op de mensen, inderdaad. Maar hierbij is men niet gebonden aan massaliteit. Men kan a..h.w. “pin‑point” acties gebruiken, waarmee je één mens of enkele groepen mensen in het bijzonder stimuleert en daardoor conflicten schept tussen hen en hun omgeving of – en dat is nog belangrijker ‑ een nieuwe relatie tot stand brengt, waardoor de werkelijke betekenis en waarde duidelijker naar voren komen. Wij hebben wat dit betreft momenteel vooral te maken met het manipuleren van bepaalde zeer grote zakenlieden en zeer grote staatslieden. Dat de gemeenschap daarbij het een en ander krijgt, valt niet zozeer op, omdat daar waar een massa van enkele honderdduizenden mensen gelijktijdig een gelijksoortig denkbeeld in zich ontdekt, deze groep meent dat daarvoor een voor de groep geldende stoffelijke reden aanwezig moet zijn. U zult dergelijke feiten dan ook niet zo vaak aantreffen.

De situatie van de geest in dezen is vaak een moeilijke. Wij hebben aan de ene kant te maken met menselijke sentimenten, die ons zeker niet vreemd zijn; aan de andere kant hebben wij te maken met de harde feiten. Nu weet u, dat het erg gemakkelijk is om iemand aan de harde feiten op te offeren, vooral daar vanuit ons standpunt die opoffering slechts een zeer tijdelijk is. Het is zoiets als: Ach, laat ze maar twee dagen honger lijden, dan kunnen we tenminste zorgen dat ze allemaal voldoende te eten krijgen. Voor u betekent het echter, dat zeer veel mensen moeten sterven, vaak op zeer korte termijn. Wij weten, dat ze bij ons voortleven; voor ons is dat niet belangrijk.

Anderzijds komen we emotioneel toch in de knoop, omdat we het gevoel hebben dat we niet altijd zonder meer de gehele actie in de hand kunnen houden. Je kunt bv. niet zeggen: Cholera. Nu gaan we ongeveer 15 tot 20.000 mensen naar onze kant halen en we zorgen ervoor dat degenen, die belangrijk zijn voor de wereld, niet worden aangetast. Dat kun je nooit handhaven. Je kunt er veel aan doen, maar niet alles. De conflictsituatie voor de geest betekent verder ook, dat zij in haar optreden niet altijd zo rationeel is als misschien wel gewenst zou zijn. U krijgt bij de inwerking dus ook te maken met emotionaliteiten. De poging om eigen land of een bepaald geloof, een bepaald denkbeeld te beschermen of misschien zelfs te propageren, is niet redelijk te verantwoorden, maar vloeit voort uit een gevoel van verbondenheid. Daar zeer veel geesten, die op aarde actief zijn, op enigerlei wijze intens daarmee verbonden zijn (meestal door gedachten) is het duidelijk dat dergelijke emotionele reacties vanuit de geest op de wereld wel degelijk invloed hebben en de klinische zuiverheid van een geestelijke inwerking heel vaak plegen te vertroebelen.

De noodzaak om enig begrip te hebben voor inwerkingen en invloeden heeft ons ertoe gebracht in een ver zowel als in een zeer nabij verleden de aandacht te vragen voor allerlei speciale tendensen die optreden. Laat mij proberen u nog een paar dingen duidelijk te maken;

  1. Als het een zonnevlekkenjaar is, dan betekent dat, dat in dat jaar en in het daarop volgende jaar op aarde een aanmerkelijke verandering in weertype optreedt;
  2. Dat bepaalde communicatiestoornissen, vooral bij elektronische communicatie, optreden;
  3. Dat in die periode bijzonder afwijkende oogstresultaten in de landbouw worden behaald;
  4. Dat in die periode het aantal mensen, dat irrationeel reageert, groter is dan normaal.

Dit is een zich regelmatig herhalend proces. We hebben daarvoor de 3‑jaars‑ en de 7‑jaars‑cyclus. We kunnen andere soortgelijke cycli opsommen, die lopen van 28 dagen tot ongeveer 21.000 jaar. Dat zijn zo de belangrijkste. Al deze tendensen hangen samen met natuurlijke inwerkingen en invloeden. Inwerkingen, omdat de geest gebruik maakt van een natuurlijke tendens en deze versterkt of probeert af te zwakken, juist daar waar het het menselijk gedachteleven betreft. Invloeden, omdat deze voortdurende werking, dit ritme dat in de natuur regelmatig optreedt, onvermijdelijk is en zich steeds zal blijven herhalen. Ook als dit in de aardse tijdrekening hier en daar wel eens verschillen van enkele dagen tot enkele jaren te zien geeft ‑ dat ligt aan de lengte van de periode ‑ zo moeten we toch wel stellen, dat hun regelmaat ontstellend groot is en dat wij bij het beschouwen van de aardse ontwikkelingen en de mogelijkheden van de mens, met dergelijke grote invloeden rekening dienen te houden.

Eén van de meest geliefkoosde opmerkingen is, dat dit de tijd van Aquarius is. Het is het knooppunt van een bepaalde aera en een bepaald sterrenbeeld. Het sterrenbeeld dient hier eigenlijk alleen maar als aanduiding van een verandering van algemene invloed, die een periode van 2000 á 2100 jaar (astrologisch gezien 2172 jaar) zou moeten duren. Het zal u duidelijk zijn, dat een dergelijke invloed nimmer onmiddellijk kan optreden. We hebben steeds te maken met het overgaan van de ene invloed in de andere. En zelfs als we het hebben over geestelijke invloeden, kunnen we zeggen: De Heren van de Stralen van het timbre blauw en van het timbre goud treden op. Maar als die elkaar moeten opvolgen, is er een periode waarin de invloed gemengd is; waarin dus de gevolgen van een periode blauw worden opgevangen door een mentaliteit, die op goud of op geel is gebaseerd. Dit vervloeien geeft een enorme reeks schakeringen en daarmee een geweldig aantal mogelijkheden.

Als de geest gebruik wil maken van een overgangsperiode, heeft zij niet alleen maar rekening te houden met twee hoofdtendensen die elkaar afwisselen, zij heeft daarnaast te maken met alle tussentonen, die er kunnen ontstaan bij het aflopen van de invloed, terwijl de andere gelijktijdig klimmende is. Hierdoor is het vaak mogelijk de momenten zeer nauwkeurig vast te stellen waarop een bepaalde actie resultaat kan hebben of bepaalde gedachten goede gevolgen mee kunnen brengen. De intensiteit, waarmee de geest dit doet, varieert natuurlijk. Er zijn wat men noemt “hoge geesten”. “Hoog” in dit verband het best te gebruiken als zijnde van hoog vermogen, dus van zeer grote capaciteit. Waar deze geesten zijn is moeilijk te beschrijven. Een deel van hen zijn zelfs composietentiteiten, die naar buiten toe wel als een eenheid optreden, maar die in zich eigenlijk hele volkeren vormen.

De moeilijkheid om de mens dit allemaal kenbaar voor te leggen brengt met zich mee, dat je vereenvoudigt. Ook in dit opzicht geldt, dat vereenvoudiging niet altijd een verheldering is of een grotere benadering van de werkelijkheid. Het betekent alleen, dat het argument eenvoudiger te hanteren is. Ik neem aan dat u weet, dat u op het ogenblik een crisisperiode beleeft. Deze crisisperiode kent als kroondatum de 10 juni 1971. U zult als vanzelf ontdekken wat de gevolgen daarvan ongeveer 45 dagen uitlopen en dat deze tendens om verschillende redenen hoofdzakelijk economisch en politiek kenbare resultaten met zich brengt. Onthoudt u wel;

Alles wat er in deze periode gebeurt is overdreven, overtrokken en daardoor waarschijnlijk sterk instabiel. De gevolgen van wat er nu gebeurt, zijn binnen 45 dagen over het algemeen kenbaar. Enkele gebeurtenissen worden natuurlijk geheim gehouden. Daarvan ondergaat u de werking wel, maar waar het aan ligt weet u pas als de historici beginnen te delven in het verleden van vele belangrijke heren. Daar is niets aan te doen. Trouwens, onze Orde geeft voor zover mogelijk ook wel enige voorlichting te dien aanzien, al noemt ze geen namen.

De situatie (een woord dat heel veel in deze lezing moet voor komen) is op het ogenblik als volgt; Er is op dit moment een grote invloed, die naast lichte varianten in zwaartekracht een aanmerkelijke verschuiving in luchtelektrische potentiaal tot stand heeft gebracht met gelijktijdig een lichte versnelling van de grote windstromen, die in het bovenste deel van de atmosfeer actief zijn. Het resultaat daarvan is o.m. een aanmerkelijk snellere verbreiding van bepaalde gassen en vuil. Een ander resultaat een grotere, maar niet besefte onredelijkheid van reactie bij het merendeel der mensen. Zelfoverschatting, onzorgvuldigheid zijn op het ogenblik bijna grandioos te noemen. Als je het van buitenaf beziet, is een massaal schouwspel, niet zonder enige bekoring.

Deze invloed moet worden gebruikt. De Witte Broederschap is met haar inwerkingen en probeert hieruit een zodanige verschuiving menselijk kenbare evenwichten tot stand te brengen, dat bv. de situatie tussen de Sovjet‑Unie en de U.S.A. wat gemakkelijker wordt dat de invloed van Rood‑China, op een wat vreedzamere wijze wordt uitgedragen. Men probeert er zelfs mee te winnen, dat een zekere ommekeer in de Vietnams o.m. zal worden bereikt. Gelijksoortige dingen gelden overigens ook voor Argentinië, Brazilië, Chili en in verminderde mate enkele noordelijke staten.

Het zal u duidelijk zijn, dat het gebruikmaken van een dergelijke inwerking op het juist moment kan voorkomen, dat de mensen dwaasheden uithalen. Het is alsof je een wagen, die met een snelheid van 30 per uur op een kruispunt afstormt, zonder dat de bestuurder weet er van de andere kant een wagen met een even grote snelheid nader voor één ogenblik, als is het maar door een kat die de weg oversteekt afremt. Hierdoor is het zeer waarschijnlijk, dat een ongeval wordt voorkomen en zo dit niet het geval is, zal het toch in ieder geval van minder ernstige aard zijn. Op deze manier wordt er in deze periode gemanoeuvreerd o.a. met de dollar en enkele andere valuta’s, met bepaalde staatkundige problemen en ook met enkele uitspraken van mensen, die men zo belangrijk acht. Overtrokken conflicten zijn in een periode als deze ook niet te vermijden. Indien zo’n conflict overtrokken is, zal de mens zich daarvan op dat moment niet bewust zijn. Maar indien wij in staat zijn daardoor grote resultaten te bereiken, die vele jaren ver kunnen door werken, dan is er werkelijk wel iets mee te beginnen. Ik neem een eenvoudig voorbeeld, dat u overigens niet moet zien als kenmerkend voor alles wat de geest doet.

Een jongen wordt veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf, omdat hij zijn haar niet wil laten knippen in militaire dienst. Dat is op zelf niet zo’n daverende geschiedenis. Gekke dingen gebeuren er wel meer op de wereld. Het is ook niet zo belangrijk. Dit voorval word door velen aangegrepen als een middel om te protesteren tegen bepaalde be­grippen van macht en orde. Dat is ook niet zo erg. Het gebeurt voort­durend. Maar dit alles kan nu worden gebruikt om bepaalde personen ‑ en dat kunnen zelfs kleine groepen zijn ‑ in een minderheidspositie te manoeuvreren, waardoor ze niet meer in staat zijn hun eigen zin en wil door te zetten. Hierdoor wordt het conflict naar een ander niveau ver­schoven en is de mogelijkheid van een mentale verandering in een heel volk of in een groot deel daarvan, zonder meer binnen het bereik. Zo klein zijn de oorzaken. U dient zich wel te realiseren, dat zowel bij invloeden als bij inwerkingen het heel vaak gaat om in verhouding zeer onbelangrijke en kleine oorzaken, die echter een lawine van gevolgen met zich meeslepen. Het tevoren berekenen van de richting, waarin de lawine zich zal stor­ten, betekent dat we daarmee bepaalde dingen kunnen wegvagen die onge­wenst zijn en dat we ook in staat zijn om enkele kostbare en belangrijke zaken te bewaren en voor schade te behoeden. Dit is de kern van hetgeen ik u wil voorleggen.

Met dit alles zijn natuurlijk heel wat vragen en problemen verbon­den. Ik wil er enkele opsommen.

  • Meent u werkelijk, dat dergelijke kosmische invloeden of inwerkingen voortdurend bestaan?

Antwoord: Niet slechts bestaan zij voortdurend, maar zij wijzigen zich ook voortdurend. De mens zou niet kunnen leven zonder een ge­middelde intensiteit van deze beïnvloedingen. Hij zou n.l. vegete­ren; hij zou geen stimulans meer ontvangen. Slechts indien de tota­le inwerking een bepaald gemiddelde ver te boven gaat, ontstaan er vaak fatale conflicten, onredelijkheden en verschuiving in het menselijk bewustzijn.

  • Vindt u niet, dat dergelijke dingen wetenschappelijk constateerbaar zouden moeten zijn? (een vraag, die heel veel voorkomt.)

Mijn antwoord: Zij zouden dit inderdaad moeten zijn, indien de wetenschap ver genoeg zou zijn voortgeschreden om te beseffen waar haar eigen beperkingen liggen. De wetenschappelijke denker kan aan de hand van de vele ontwikkelingen een persoonlijk bewijs voor zichzelf wel degelijk verwerven, maar hij is niet in staat dit in een zo algemeen geldende regel te gieten, dat hij hiermede anderen zonder meer van de juistheid van de stelling kan overtuigen.

  • Vindt u niet, dat de geest de mens maar met rust moet laten?

Antwoord: Soms heb ik het gevoel, dat dat beter zou zijn. Maar ja, wij zijn als vele mensen toch ook wel gesteld op gezinsuitbreiding in onze sferen. Ik vrees dat ‑ indien we de mensen aan zichzelf zouden overlaten ‑ de aarde als leverancier van nieuwe geesten en nieuwe impulsen voor onze bewustwording niet lang meer zou bestaan.

  • Kunt u ons een overzicht geven van alle binnenkort te verwachten inwerkingen en invloeden en hun gevolgen?

Het antwoord hierop is: Ik kan u zeker enkele punten noemen. Het geven van een algeheel overzicht, alleen reeds van invloeden, vergt niet alleen zeer veel tijd, maar bovendien een kennis bij de toehoorders, die bij het gemiddelde aantal niet aanwezig pleegt te zijn. Het weergeven van inwerkingen als gevolg daarvan is bijna on­mogelijk, tenzij ik zou behoren tot de hoogste graad van de geeste­lijke leiders. Als ik daartoe zou behoren, zou ik niet hier zitten om u te beantwoorden.

De gevolgen.

Ik zal u ongetwijfeld, indien u daarnaar vraagt, gaarne enke­le van de gevolgen en de verwachtingen, die ik koester voor de ko­mende jaren, verder uitleggen en proberen duidelijk te maken welke invloeden daaraan m.i. debet zijn. Maar ik kan dan slechts een be­nadering geven vanuit mijn eigen standpunt, omdat de menselijke vrij­heid van wil en van keuze door invloed of inwerking wel wordt ge­wijzigd, maar niet teniet gedaan, zodat een groot gedeelte van de eindresultaten mede afhankelijk is van de wil van de mens tot reageren en van datgene wat hij op een bepaald ogenblik het belangrijkst acht. Hierdoor is het mij niet mogelijk ‑ zeker niet op langere termijn – een duidelijk beeld te geven van hetgeen er zal gebeuren. Wel kan ik u veel voorkomende invloeden en hun waarschijnlijke gevolgen noemen. En zo kun je dan een tijd doorgaan.

Ik heb u dit laatste ontwijkende antwoord laten horen om u duidelijk te maken, dat niet elke vraag zonder meer te beantwoorden is. Zoals u weet: één dwaas kan méér vragen dan honderd wijzen kunnen beantwoorden. En ik ben slechts een eenling, zij het ook dat ik met anderen ben verbonden en van mijn eigen wijsheid niet overtuigd, ook al beschouw ik mijzelf niet als niet‑wijs‑zijnde. U zult dus begrijpen, dat ik mijn beperkingen duidelijk moest maken. Ik hoop dat in deze inleiding te hebben gedaan.

Vragen.

  • Heb ik het goed begrepen, dat de diverse cycli een automatisme doen ontstaan? Is achter het weten en werken van de hoogste lichtgeesten ook een goddelijke wil te bespeuren?

Dat is een erg moeilijke vraag uit de aard der zaak. Wij menen dat er een goddelijke wil is te bespeuren. Je zou kunnen zeggen: Er is een automatisme, maar dat omvat dan nog zodanige regelingen, dat er sprake is van een feitelijke herhaling. Als een invloed terug­komt, dan komt ze terug bij wezens, die in ontwikkeling en in ogenblikkelijke problematiek zijn veranderd. Dat betekent, dat één en de­zelfde invloed steeds andere resultaten heeft en dat daardoor een voortdurende ontwikkeling mogelijk wordt. Men zou kunnen zeggen, dat deze invloeden op zichzelf moeten worden beschouwd als een stimulerend automatisme van de kosmos, dat op alle leven binnen die kosmos invloed heeft en daardoor een zekere progressie in ontwikkeling en besef mo­gelijk maakt. En dan zijn wij geneigd te zeggen. Daar zit dus wel een goddelijke wil achter.

Het is alleen erg moeilijk om God te definiëren. De definitie van Henri vind ik nog altijd de beste: “Onder God verstaat de mens het onbe­kende, waarop hij zich desondanks wenst te beroepen.” Ik geloof, dat daar iets voor te zeggen is.

Zodra wij God willen maken tot een bereikbaar, manipuleerbaar, han­teerbaar iets, een supermenselijk wezen waarmee een dialoog mogelijk is, dan geloof ik dat we een fout maken. Ik meen echter wel, dat de gehele opzet van de kosmos (het heelal zowel als de sferen en de andere wer­kingen die we constateren) zodanig perfect is en dat daarin soms zelfs zodanige mogelijkheden of veranderingen optreden, dat je moet aannemen dat hierachter een bewustzijn schuilgaat en dat dit bewustzijn een zeke­re mate van wil bezit, ofschoon we aannemen dat die wil alleen tot uiting komt in de wetmatigheden van de werelden, waarin we bestaan. Wat betreft de zuiver natuurlijke ritmen, de inwerkingen, die kun­nen we niet op die manier beschouwen, omdat deze afhankelijk zijn van de vrije besluitvorming van de geest. Hoever die vrijheid gaat, is ook al­tijd weer een kwestie van debat. In ieder geval is daar vrijheid en dus onregelmatigheid. Dat is bij invloeden grotendeels niet het geval. Enkele treden maar eens in de zoveel duizenden of honderdduizenden jaren op. Maar de meeste daarvan zijn toch wel zo regelmatig, dat wij moeten spreken van een automatische functie, die ‑ naar ik aanneem ‑ wordt bepaald door de structuur van het heelal zelf. En daarmee heb ik eigenlijk de vraag zo goed mogelijk beantwoord. U zult begrijpen, dat ik een geloofsbelijdenis kan geven en zeg­gen; Ik geloof inderdaad, dat er een wezen is, dat bewust is ten aanzien van alles wat bestaat, dat alles door zijn wil tot stand brengt en in stand houdt. Maar dat is een geloof; dat is geen zekerheid. Als men mij naar een feit vraagt, kan ik zeggen: Er zijn redenen om te vermoeden, dat achter dit alles een bewustzijn schuilgaat. Meer kun je niet zeggen.

  •  Dat de mens zich beroept op God, is dat instinct?

Ik geloof niet, dat dit instinctief is, anders zou een dier ook een beroep op God moeten doen en dat is niet hel geval. Wat we wel zien ‑ zowel bij het dier als ook bij de mens ‑ is het beroep op de sterkere. Ik geloof, dat op het ogenblik, dat de mens zichzelf de sterkere meende te weten ten aanzien van zijn omgeving, inclusief de dierenwereld, hij dus al wat sterker was dan hij tot een godheid heeft verheven ‑ of het nu persoonlijkheid bezat of niet ‑ en zich daartoe heeft gericht, waarbij het instinct (het zich beroeren op de meerdere) is blijven bestaan, zo goed als de agressie tegen de meerdere (wat we onder omstandigheden ook in de natuur zien), maar dat het geheel hier­ bij een wat abstractere vorm heeft gekregen.

Ik meen, dat godsdiensten niets anders zijn ‑ ik hoop, dat niemand mij dat kwalijk neemt ‑ dan een formalisering van een zekere afhankelijkheidsbehoefte, die in de mens bestaat, maar die hij alleen durft projec­teren ten aanzien van het voor hem in wezen onkenbare. Want daaraan kan hij zelf gestalte geven, zodat hij zijn relatie tot zijn God zelf stelt, omdat hij zich eerst het beeld van de God schopt in overeenstemming met de door hem gewenste relatie.

  •  Geen overeenstemming, mits hij geen vermogen tot uitbeelden heeft.

Dat is ongetwijfeld erbij betrokken. Maar dan moeten we toch gelijk­tijdig ook opmerken, dat die mens dan een ontzettend grote verbeeldings­kracht moet hebben gehad, zelfs in de oertijd. Eén van de oudste gods­beeldjes, die in grote hoeveelheden zijn gevonden, is wel die van de Grote Moeder, een zwangere vrouw. Dat is het principe van de voortplanting, onbegrepen en daardoor verheerlijkt. En op dit wezen wordt een be­roep gedaan o.m. voor de kracht van de stam. In deze wereld met de seksshops is dit ongetwijfeld een onvoorstelbaar iets. Daarin zien we ook het principe van verheerlijken van wat je niet begrijpt. Dat lijkt mij de essentie te zijn.

  •  Ik bedoelde eigenlijk meer te zeggen, dat de mens in zijn beeldend vermogen zich oorspronkelijk niets hogers kon voorstellen dan een opper­wezen in mensvorm, want daarmee bereikte hij de grens van zijn beeldend vermogen.

Ik mag even corrigeren. Als we n.l. teruggaan tot de oertijd, dan blijkt dat de mens zelfs niet eens als voorstelling voor een godheid dient, maar dat de godheid bv. een vulkaan is of eenvoudig een natuur­ verschijnsel; in sommige gevallen een rotsformatie of een boom. Waardoor men dus de vanuit het standpunt van de mens bovennatuurlijke krachten lieert met gewoon zichtbare verschijnselen. Dat is ook het begin van de taboegedachte. Later krijgen we de identificatie met diersoorten, dat de ontwikkeling van het totembeeld en pas daarna krijgen we de menselijke goden. Maar deze goden zijn zelden helemaal mens. Zo zijn ‑ in het begin vooral ‑ een mengsel van menselijke en dierlijke kwaliteiten. Pas daarna komt men tot het mensbeeld. Als u het mij vraagt, is de mensgelijke god­heid (dus de qua gedaante gelijke godheid) iets wat we eigenlijk eerst aantreffen ongeveer 500 á 400 jaar vóór Christus. Het krijgt z’n grote verbreiding pas nadat het christendom aan invloed begint te winnen; dus ongeveer 200 jaar na Christus’ geboorte.

  •  Dat is een kwestie van evolutie van het voorstellingsvermogen.

Ik geloof niet, dat het een evolutie van het voorstellingsvermo­gen is, maar van het menselijk begrip omtrent zichzelf. Zolang de mens zich temidden van de machten hulpeloos gevoelt, zoekt hij naar de ande­re vorm om daarmee iets te scheppen dat niet de hulpeloosheid van de mens kan hebben. Ik meen dus, dat hij verdergaat in de richting van de menselijke gedaante, naarmate hij meer overtuigd raakt van de menselijke superioriteit.

  • Op het ogenblik is het weer zover, dat we de menselijke vorm gaan verlaten. Als we het nu over een Godsbegrip hebben, dan hebben we het over iets heel abstracts. Dat is dus ook een vorm van evolutie, meen ik. Een evolutie van denken en van zich een voorstelling maken.

Dat is weer een erkenning van de onmacht van de mens, nu opgeroe­pen door zijn onmacht ten aanzien van zijn eigen schepping; en daar zien wij een cyclus zich herhalen, maar onder geheel verschillende omstandig­heden.

  • Hoe interpreteert u dan; de mens is geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis?

Dat is een heel moeilijk iets. Als u dit stelt, neemt u aan dat de bijbel een goddelijke openbaring is. Wij zijn geneigd het niet daarmee hele­maal eens te zijn. Wij stellen namelijk, dat de bijbel een aantal overleve­ringen plus een aantal geschriften bevat, die samen zijn gebracht ter versterking van het één godendom, zoals dat in een bepaald volk bestond. Dit dus vooraf.

Als ik zou moeten zeggen: wat betekent het voor mij persoonlijk dat God de mens schiep naar Zijn beeld en gelijkenis”, dan, zeg ik: De God is een denkend en een scheppend, dus uit zich voortbrengend en veranderend, wezen. De mens vertoont deze eigenschap ook. Ik meen, dat het creatief vermogen van de mens het hoogste vermogen is, dat hij bezit. Als zodanig geloof ik wel, dat dit zijn recht op een gelijkenis met de Godheid zou kunnen betekenen.

  •  Maar dat is toch iets, dat je letterlijk en geestelijk kunt opnemen?

Neemt u mij niet kwalijk, als de mens letterlijk is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, dan geloof ik niet dat God een schoonheid is. En omdat ik mij geen God kan voorstellen met de gebreken en beperkingen, die de mens toch aankleven (de mens is één van de zwakste organismen op deze wereld, en zeker van de hoger ontwikkelden) moet ik verwerpen dat de stoffelijke vorm als zodanig, de gelijkenis van God moet uitdrukken. Ik geloof dus niet in een God met twee handen, twee voeten, een neus, twee oren, twee ogen en een mond. Ook niet in een God met haargroei en baard óf een kale God, een God niet of zonder kleren. Ik geloof in een wezen, een kracht, niet definieerbaar in vorm, dat denkt, dat schept, althans uit zich voortbrengt en bepaalt. Ik meen, dat deze mogelijkheden in het wezen, dat in de menselijke huls schuilt eveneens aanwezig zijn en dat deze gelijkenis hoogstens kan gelden als de verklaring voor de geciteerde bijbelspreuk.

  • Waar toch de geestelijke potentie uit de mens individueel voort­komt, heeft het toch weinig zin om tot geestelijke expressie aan te zetten, indien dit niet van de mens zelf uitgaat.

Ik begrijp de opmerking niet helemaal. In de mens is een geest, inderdaad. Deze geest heeft noodzaken tot evenwicht, die de noodzaak tot zelfexpressie gelijk komen. Dat is bij elke geest zo, dus ook bij de geest, die in de mens leeft. Maar de mens is gelijktijdig een stoffelijk organisme; en dat wil zeggen, dat dit organisme persoonlijke eigenschappen heeft, ingelegde eigenschappen deels door erfelijkheid binnen het ras, deels ook door milieu en door scholing. Deze behoeven echter niet in overeenstemming te zijn met de eigenschappen van de werkelijke geest, die zich via de stoffelijke organisme uit. Als je de mens aanzet zich bezig te houden met geestelijke waarden, maak je hem gelijktijdig bewust van de beperktheid en vaak onvolledigheid van zijn stoffelijke habitus. Daardoor geef je zowel aan de werkelijke persoonlijkheid, die in de stof bestaat als ook aan de geest, die daardoor tot uiting komt, de mogelijkheid zichzelf vollediger te beleven en juister te kennen zowel in beperkingen als in mogelijkheden; en daardoor schep je m.i. stoffelijk een grotere mogelijkheid tot geluk. Want geluk is voor de mens in feite het harmonisch zijn en eveneens een grotere mogelijk­heid tot bewustwording; dus een grotere evenwichtigheid in geestelijk opzicht en een uitbreiding van hetgeen geestelijk kan worden beseft en verwerkt.

  • Ik wilde iets vragen over die sterke krachtbronnen, die door de mensen zijn ontdekt, de z.g. quasars. Hebben die ook nog stralingen en in­vloeden?

Hun stralingen hebben inderdaad enige invloed, ofschoon wat u afleest en meet, in feite bijkomende stralingen zijn. Dat zijn n.l. actiegebieden; en van vele kun je niet precies zeggen wat ze doen. Neem bv. de Paardenkopnevel. Er zijn in die richting, zoals u mis­schien weet, een aantal quasars geconstateerd. Deze komen zeer waarschijnlijk uit zwarte wolken, die zich ergens in die buurt bevinden en gezien de gemeten afstand waarschijnlijk in of vlakbij het Melkweg­stelsel, dus niet in de andere nevel. Wanneer u dat constateert, dan constateert u tevens een betrekkelijk constante invloed op de wereld en een onrustbarende invloed. De verschillende bronnen, die u lokaliseert, zijn de bronnen waarin zich een proces van trillingen van lage­re orde afspeelt en daarmee een aantal magnetische verschijnselen. Er zijn echter ook stralingen en werkingen van hogere orde; en deze zijn het hoofdzakelijk, die op de aarde een directe invloed hebben. Er bestaat dus enige relatie, maar er is geen identiciteit tussen de quasar (de radiobron in de ruimte a.h.w.) en het gebeuren op aarde. U noemde in uw betoog “onze kosmos”.

  • Verstaat u daaronder het heelal, waarin men leeft in tegenstelling tot andere heelallen, die ook bestaan?

Wij verstaan onder kosmos het heelal. Dat wil zeggen: het voor u besloten heelal, maar dan ook met alle geestelijke waarden en werelden, die daarin bestaan. Dus niet beperkt tot de zuiver fysiek kenbare ac­ties, werkzaamheden, maar de totaliteit van de daar bestaande mogelijk­heden. Er is een stelling die zegt, dat er 69 dergelijke heelallen zijn. Elk daarvan heeft een schaduwheelal, dat wordt opgebouwd door het lek van energie, dat elk heelal vertoont. Die energie zal terecht komen in een in zichzelf ook weer een zekere werking vertonende ruimte, waardoor daar een potentiaal ontstaat, dat op een gegeven ogenblik tot explosie komt, waarschijnlijk rond de tijd dat de bestaanswerking (de energieveran­dering in het bestaande heelal) sterk is afgenomen, zelfs bijna te gron­de is gegaan. Dat zijn allemaal stellingen. Ik kan ze niet met grote zekerheid bevestigen. Ik kan u slechts zeggen, dat naar mijn beste weten er inder­daad buiten deze kosmos of dit heelal nog een ander soortgelijk geheel bestaat, dat echter niet behoort tot dezelfde orde van bestaan en ‑ voor zover ik het kan definiëren ‑ in feite dimensionaal enigszins an­ders ligt dan het uwe. Maar zekerheid kan ik daarover niet geven.

  • Dus ons heelal verdwijnt dan na een bepaalde tijd ook?

Ja. Een heelal is een ademende actie. We beginnen met een explo­sie, d.w.z. een enorm sterke verbreiding van energie, welke zichzelf in wervelingen bindt, waarschijnlijk vanuit één centraal punt. Daarbij ont­staat er dan wat wij noemen het vliedend effect, waardoor dan massa wordt gevormd. Als er voldoende massa is gevormd, keert een deel daarvan te­rug tot de kern. Er ontstaat nu een zwaartekrachtwerking, hierdoor komt er weer ontbinding van materie en daardoor weer een herhaling van het explosieve effect, maar elke keer komt men iets dichter bij de kern. Gelijktijdig zal er bij elke explosie een deel van de energie teloor gaan, zoals bij elke energieomzetting een zeer gering deel (een promillage) teniet gaat. Dat treedt niet in een andere energievorm op en zou in het tweede heelal terechtkomen. Er komt dus een ogenblik, dat dit heelal niet meer de voldoende energie heeft, dat alles weer terugkrimpt in de richting van de kern, omdat er zo nog enige actiemogelijkheid of omzettingsmogelijkheid, is. Die omzettingen zijn echter veel trager geworden. Waarschijnlijk is dan gelijktijdig in het naburige Al een kritiek punt bereikt. Nu neemt men aan (ik kan dat niet onderschrijven of ontkennen), dat ‑ wanneer deze ex­plosie gebeurt – er gelijktijdig een veldverbreking plaatsvindt in het be­staande, maar praktisch stilstaande heelal, waardoor het merendeel van de energie en de materie wordt omgezet in velden, die dan weer origi­nerend werken voor het ontstaan van de samenhangen in het nieuwe, bij­na parallelle Al, dus binnen dezelfde dimensionale afmeting.

Samenvatting.

Als wij spreken over kosmische beïnvloeding, inwerking en dat soort dingen, dan begeven we ons buiten de normaal menselijke denkwe­reld. Maar die denkwereld bevat slechts een zeer klein gedeelte van de werkelijkheid; en de menselijke benadering van de verschijnselen geeft slechts een klein gedeelte van de werkelijke oorzakelijkheid daar­ van weer.

Het erkennen van de menselijke beperking is gelijktijdig het erken­nen van de menselijke beperktheid van vrijheid ten aanzien van denken en willen. Wij kunnen n.l. alleen denken binnen het kader van de ons be­kende termen, de ons bekende ervaringen. Onze wil kan alleen gericht zijn op het in of voor of door ons kenbare, niet op een voor ons nog niet erkende en voor ons besef niet bestaande waarde. Bekennen dat wij beperkt zijn, dat er voor ons een zekere mate van beheersing mogelijk is, zal enerzijds onaangenaam aandoen. Anderzijds geeft het ons de mogelijkheid deze beïnvloeding te constateren. Elke constatering van beïnvloeding ‑ van welke zijde dan ook – geeft zelfs, indien wij daarvoor geen bepaalde uitleg of stelling prefereren, een uitbreiding aan ons besef ten aanzien van de verschijnselen. Het erkennen van verschijnselen als zodanig, ontdaan van de menselijke interpretatielust binnen het bekende, betekent een uitbreiding van het menselijk denkvermogen en maakt daardoor nieuwe krachten en mogelijkheden voor het menselijk beleven bereikbaar.

Ik meen, dat het uitbreiden van deze bereikbaarheid in een perio­de als de huidige van groot belang kan zijn. Niet slechts door een ver­groting van wat men nu sensitiviteit noemt, wat in feite een uitge­breid waarnemingsvermogen is, maar ook door een intensiever gebruik van zekere bestaande mogelijkheden. Reageren op de wereld die je domi­neert, omdat je het dominerend element erkent, betekent op weg gaan naar vrijheid.

Ik zie uw wereld en zelfs een deel van de belangrijke geestelijke werkingen op uw wereld op het ogenblik in een proces verwikkeld, dat kan voeren tot grotere vrijheid. Daarom acht ik het belangrijk, dat u kosmische invloeden en inwerkingen niet terzijde schuift als een doekje voor het bloeden of een praatje, een rationalisatie, maar dat u er zich eens mee bezighoudt. Al erkent u alleen maar het periodiek optreden van bepaalde tendensen, dan is daarmee reeds een mogelijkheid geschapen om uw inzicht ten aanzien van uw eigen wereld te vergroten en zo het besef van uw eigen “ik”, uw mogelijkheden en noodzaken te definiëren. Een definitie van eigen noodzaak en mogelijkheid moet m.i. voeren tot een geestelijke bewustwording en een vergroting van materiële potentie. En deze zal de mens van node hebben, indien hij de wereld, zoals zij nu is, wil hervormen tot een leefbare en vredige wereld. Hij zal een der­gelijke energie zeker ook nodig hebben, indien hij tot bewust geestelijk werken wil overgaan, nadat bij afscheid heeft genomen van de materie.

image_pdf