14 april 1986
De gastspreker is deze keer iemand van wat gewonere komaf, eigenlijk een wijsgeer, vertoevend in de ‘hogere lichtsferen’. Wat moet je verder nog van zo iemand zeggen …
De gastspreker is een hele tijd boer geweest, daarna bediende van een handelaar en ik meen dat hij ook nog een tijdje op een trekschuit mee heeft gewerkt als leider van het paard.
Hoe het ook zij, de man is een denker die het een klein beetje anders ziet dan de meeste anderen en die gelijktijdig toch veel bereikt heeft.
Het denkbeeld waar het waarschijnlijk over gaat is, zeg maar, kosmische liefde. Er zijn natuurlijk heel veel visies op deze eenheid, maar de werkelijkheid is – als ik de gastspreker mag geloven – ongeveer als volgt :
Je naaste is de mens die je nodig heeft en niemand anders.
Je naaste is de mens die je zelf kunt helpen en niemand anders.
Door op deze manier te leven voor anderen die je nodig hebben, bereik je een harmonie die steeds groter wordt. Bovendien, als jij mensen helpt, zullen zij misschien ook anderen helpen.
Kosmische liefde is dus de uitdrukking van een erkende eenheid, het beantwoorden aan een bestaande behoefte, zeg het maar zo.
Toen ik de gastspreker vroeg hoe je dat precies moest zien, zei hij : Kijk eens, als er iemand over de top van de berg moet en hij doet dat zelf en het gaat, dan zou ik wel gek zijn om mijn handen moe te maken. Maar als ik zie dat hij het niet kan, dan vlieg ik er naartoe en ik geef hem een zetje. En als hij er overheen is, wandel ik de andere kant uit.
Ik denk ja, daar zit wel wat in, maar voor mij … (ja, ik ben misschien te ingewikkeld, mensen en ook geesten worden soms een beetje gecompliceerd) voor mij is het toch wel een beetje anders. Ik geloof niet dat je het allemaal zo eenvoudig kunt stellen. Ik denk dat het hoofdzakelijk een gevoelskwestie is, een aanvoelen, een erkenning. Soms voel je dat iets nodig is, nou, dan moet je het doen. Soms voel je dat iets overbodig is, dan zou je gek zijn om je moe te maken. Ik denk dat dat zelfs geestelijk voor een heel eind opgaat.
Ik herinner mij dat ik een tijdje geleden een afhaaldienst meemaakte (het begeleiden van een geest na overlijden van zijn stoflichaam) en de afhaler (de begeleider in overgang) was een beginneling. Je weet wel, een mens die een aantal keren uitgetreden is en uiteindelijk ook nog iets gaat doen om daarmee een beetje extra licht te verdienen. Nou, ik moet zeggen, die was daar werkelijk aan het knoeien. Hij begon al direct te vertellen : “denk erom dat je dood bent”. Dat is nu niet het eerste wat je zegt tegen iemand die overgaat, want als hij het zelf niet weet, gelooft hij het toch niet. Dus ik denk, zou ik wel of niet ingrijpen ? Ach nee, laat hem zijn gang maar gaan. Nou, hij heeft er wel veel langer over gedaan dan ik om een redelijk contact tot stand te brengen, dat geef ik toe, maar hij heeft het gered. En : hij heeft bijgeleerd !
Kijk, wanneer ik die man geholpen had – het was een man, maar je moet niet denken dat de dames het niet doen, die stormen soms ook op de afhaaldienst af of het een uitverkoop is – dan was hij onbeholpen gebleven; het had hem geen goed gedaan. Voor de ander was het misschien een wat ongewone ervaring, maar wanneer hij tot de erkenning komt dat hij is overgegaan, dan is daarmee het doel van de oefening bereikt. Dan kun je verder en dan komen er anderen. Het was dus beter om er af te blijven.
Je zal zeggen, wat heeft dat te maken met kosmische liefde ? Ik geloof dat kosmische liefde wel degelijk ook betekent dat je een ander de kans geeft fouten te maken. Want een mens die geen fouten maakt, die leert niet wat goed is.
Als je niet weet wat zonde is, kun je geen deugden beoefenen en als je denkt dat je weet wat zonde is, wordt wat jij als een deugd ziet meestal een zonde. Zo gaat het ook nog eens een keer. Van mij uit is het dus meer een harmoniemodel, zeg maar. Een juist aanvullen waar het nodig is, en ook alleen waar het nodig is, maar dan ook zo volledig als je kunt.
Dit houdt in dat ik als inleider zit te praten, dat gebeurt zo vaak. Dit is niet direct het beste baantje, maar aan de andere kant, je doet iets. Je maakt het voor een gastspreker veel eenvoudiger om het publiek dadelijk te bereiken. Je zit te praten over de dingen die die ander misschien gaat zeggen en dan zegt hij ze natuurlijk niet. Maar wat doe je in feite ?
Je probeert een begrip op te bouwen en een verwachting waarbij datgene wat de persoon (want daar gaat het om en niet om de boodschap) gaat brengen, gemakkelijker aanslaat. Het klinkt misschien een beetje gek, maar kijk, zo dadelijk komt er een gastspreker om een stoel te verven, een mooie kleur te geven, zodat alles er mooi uitziet en dat je er nog goed in kunt zitten ook. Wat doe ik ? Ik doe niets anders dan ondertussen een paar oneffenheden wegschaven en gelijktijdig zorgen dat die stoel niet door anderen wordt bezet. Het klinkt doodeenvoudig, maar het is wel belangrijk. Je moet alle dingen zo kunnen doen dat het precies genoeg is. Op het ogenblik dat je te veel doet, zit je fout, dan loopt het zeker mis. Op het ogenblik dat je te weinig doet, kan een ander daar de schade van ervaren; dat mag je ook niet doen.
Daarom dacht ik, in dat harmoniemodel is het erg belangrijk dat iedereen leert beseffen wat net genoeg is. Het is als met een schoolkind dat zegt : ach, wanneer ik een zes heb, ga ik over, waarom zou ik een tien halen ? Het klinkt een beetje onverschillig : ik wil niet uitblinken, maar als ik op een terrein uitblink, dan zal ik onwillekeurig op andere terreinen tekort schieten. Maar wanneer ik op elk terrein net voldoende functioneer, dan ben ik in harmonie met alles. En dat werkt.
Onze gastspreker van vanavond is ook nog – zij het korte tijd – ‘gezondbidder’ geweest, maar daar had hij dus kennelijk slechte ervaringen mee, want toen ik zei dat dit misschien interessant voor de mensen was, zei hij : “O nee, als je mensen gezond wilt bidden, kom je tot de conclusie dat je één op de duizend kunt helpen; de rest moet je gezond vloeken.”
Alweer kentekenend voor iemand die het allemaal heel erg simpel en nuchter bekijkt.
Het hoort er natuurlijk ook bij dat er energieën zijn en uitgestraald worden. Dat is een van de handelsmerken van deze kring, maar of hij nu een kracht uitstraalt die je bemerkt ? Dat weet ik niet. Hij ìs een kracht, dat is zeker. Hij kan enorm veel geven, dat ligt in zijn aard, maar hij kan – geloof ik – alleen reageren op datgene wat werkelijk aanslaat en wat werkelijk nodig is. Daarom ligt het ook een beetje aan jezelf.
Ach, er zijn zoveel mensen die zeggen : het is allemaal heel aardig; het is mooi en vroom en het zweeft. Ja, dat wisten jullie misschien niet, maar de mensen die aan esoterie doen, zijn zwevers, om niet te zeggen vliegers die soms niet opgaan.
Waarom zeggen ze dat ? Omdat er een werkelijkheid bestaat die stoffelijk niet te registreren is. Je kunt er iets van ervaren, je kunt er iets van meemaken, allé best, maar je kunt het niet aantonen. Juist esoterie houdt zich bezig met de innerlijke wereld : de innerlijke verbondenheden van de mens en dat is allemaal sterk emotioneel. Dat kun je eenvoudig niet rationeel uitdrukken. Iemand die daar geen verstand van heeft, zegt : ja, maar je zit in hogere sferen, waarom doe je het ? Wat heeft dat voor zin ?
Ik kan me van onze gast voorstellen dat hij soms ook deze reactie heeft hoor en dat hij zegt : waarom zitten jullie zo te zweven ? Aan de andere kant denk ik ook, wanneer we onze innerlijke wereld en al wat ermee verbonden is uitbannen, wat blijft er dan nog over ?
Dan hebben we geen mens meer, dan zijn we geen mens meer. Dan zijn we een eenzaam legstukje in een of andere grote puzzel waar we niets van begrijpen. Je kunt dat compenseren door een geloof. Maar een geloof heeft nadelen. Zolang een geloof een innerlijke aanvaarding is, best. Maar zodra het probeert die innerlijke aanvaarding om te zetten in gedragsregels en wetjes die onaantastbaar zijn, dan sterft wat in je is, terwijl wat buiten je is, meer een corset is dan een steun.
Er zijn heel wat mensen die door geloofsartikelen te verkondigen tenslotte zelf ‘geestelijke vapeurs’ hebben gekregen. Voor iemand als onze gastspreker is dat onzin. `
Ik vroeg hem eens : “bestaat er dan geen wet ?” Zijn antwoord was : “waar een veldwachter is, is de wet.” Ik zeg : “maar een goddelijke wet ?” “Een goddelijke wet ? Nooit van gehoord.”
Ja, de dominees en de pastoors gooien ermee, maar ik heb er nog nooit echt van gehoord. Er is geen wet, maar er is een mogelijkheid om juist of onjuist te zijn. En dat weet je zelf. Waarom zou je je dan zorgen maken ? Ik denk, ja, wat moet ik dan doen ? Ik zeg tegen hem : “vindt u niet dat als je zo leeft, je met de trekschuit vooruit gaat ?” Gemeen natuurlijk, hij had er zelf achter het paard gelopen. Weten jullie wat hij zei ? “Een trekschuit was een combinatie van een gezellig onderhoud (wij zouden zeggen een club) en een luxueus transport. De mensen hadden de tijd en doordat ze de tijd hadden, zagen ze meer, hoorden ze meer en zouden ze meer kunnen weten, wanneer ze niet alles zouden vergeten wat geen betrekking had op henzelf.” Daar heb je weer zo’n filosoof.
Maar wat betekent dat in kosmische termen voor mij ? Het betekent gewoon dat er een persoonlijke norm bestaat. Die persoonlijke norm is geen vastliggende norm. Ze kan sterk veranderen, maar ze bepaalt van ogenblik tot ogenblik juist en onjuist. Juist is voor ons licht, omdat we onszelf erkennen in datgene wat we juist achten. Onjuist is voor ons duister, omdat we onszelf ontkennen wanneer we beseffen dat we verkeerd zijn.
Dat betekent dat iedereen die naar het licht streeft wel degelijk juist moet handelen en vanuit zichzelf. Je moet daarbij niet denken aan anderen in de zin van : ik moet het die mensen toch laten zien, ik moet het ze demonstreren, ik moet het ze duidelijk maken, maar doodgewoon : het is goed, ik doe het, wat een ander er ook van denkt, of : het is fout, ik doe het niet, wat een ander er ook van denkt.
Toch zullen er heel veel mensen zijn die liever vaste regels hebben. Maar vaste regels – neem me niet kwalijk – ja, het is een geplaveide straat, dat weet ik. Maar als je gauw ergens wilt komen, kun je vaak beter een zandweggetje kiezen dat een heel stuk van de weg afsteekt.
Je houden aan menselijke wetten kan in veel opzichten goed zijn, maar wanneer je je houdt aan je innerlijke wet, is je bewustwording sneller en zijn je mogelijkheden groter. Daar praat ik een heel klein beetje uit eigen ervaring, overigens ná mijn dood hoor …
Ik ben blij dat jullie mij voor mijn dood niet hebben gekend, dan zouden jullie nu niet zo aandachtig zitten luisteren.
Ik heb ervaren dat elke keer wanneer ik iets op mij nam omdat ik erin geloofde, of het nu moeilijk was of misschien zelfs pijnlijk, of niet, dat ik veel lichter, gelukkiger en sterker werd. Maar elke keer wanneer ik iets deed wat een ander me zei terwijl ik het er eigenlijk niet mee eens was, ging het precies omgekeerd. Ik was zwakker en beleefde het als een soort geestelijke griep, dan weten jullie waar ik het over heb, dat dreint in je hele persoonlijkheid.
Toen ik zei : we moeten een gastspreker hebben, graag een beetje een ‘hoge’ (ja, ik denk ook aan jullie hoor; jullie willen graag met een ‘hoge’ geest praten), toen zeiden ze : waarom neem je niet iemand die eenvoudig is ? Ik zei : zou dat nou het beste zijn ? En toen kreeg ik toch op mijn kop ! Nee, jullie hoeven geen medelijden met me te hebben. Het was mijn eigen stommiteit.
Wat zeiden ze tegen me ? Als jij een heel mooi, indrukwekkend betoog hebt gehouden, is het meestal erg ingewikkeld en als de gastspreker over het zelfde onderwerp praat, is het ineens eenvoudig en zo klaar als een klontje. Dus de gastspreker kan door z’n eenvoud meer bereiken dan jij met al je inspanning.
Ja, wat doe je dan ? Je tikt tegen je pet, bedankt ! Maar je denkt bij jezelf : het is waar. Kosmische harmonie is iets dat berust op eenvoud, niet op complexiteit, niet op allerlei definities. Ze is zo eenvoudig dat elke mens haar beleven kan. Gelijktijdig staat ze van elke mens meestal ver weg, omdat hij naar alle dingen kijkt, behalve naar datgene wat in hemzelf bestaat.
Dit is nu van mij en ook tamelijk eenvoudig zou ik zeggen. Maar we moeten geen pessimisten zijn hoor. Aan de andere kant ook weer niet te optimistisch. We zitten hier vol met aanstaande ingewijden, nou, nou, als je een pond zout hebt, voeg je het er wel bij hoop ik, een korreltje is niet genoeg.
Maar aan de andere kant, je zoekt. Wat zoek je eigenlijk ? Zoek je een gezag dat je kan zeggen wat je moet zijn ? Dan zit je verkeerd. Zoek je misschien een mogelijkheid om iets van jezelf te leren kennen ? Dan zit je al beter. We houden jullie regelmatig de spiegel voor. Of zoek je misschien naar iets wat je innerlijk aanspreekt ? Dan hopen we dat je goed zit, want als je innerlijk voelt : dit is goed, dit is juist, dit heeft betekenis; dan is dat niet alleen maar voor een kort ogenblik. Dan ben je je bewust geworden van iets dat in je leeft en dat is het belangrijke.
Nou, ik moet uitkijken met die eenvoudige sprekers, voor ik het weet, word ik zelf eenvoudig en dan begrijp ik mezelf niet meer. Dat gebeurt mensen ook hoor. Als ze heel eenvoudig en recht gereageerd hebben, diep van hun innerlijk uit, en ze kijken er later naar, dan zeggen ze : hoe heb ik dat in godsnaam kunnen doen ? Ja, maar je hebt het gedaan en dat was op dat ogenblik je eigen ik dat sprak; het was je eigen innerlijk, je eigen verbondenheid met werelden, entiteiten, met alles dat je je voor kunt stellen.
Dan zeggen wij : het belangrijke is dat iets je beroert, niet dat je het begrijpt.
‘Als een mens zegt iets te begrijpen, dan heeft hij een begrip gevormd dat afwijkt van hetgeen men hem te begrijpen voorlegde en op grond van zijn eigen opvatting komt dit dan tot een wanbegrip ten aanzien van het geprojecteerde begrip’.
Dat is niet van mij maar van een van mijn collega’s. Dit slaat niet op jullie natuurlijk; jullie zijn ook geen simpele zielen. Jullie zijn wel degelijk met allerlei dingen bezig. Jullie vragen je af : hoe kan het en waarom dit en waarom dat. Vraag je eerst eens af : waarom voelt het in mij zó ? Misschien dat je dan gaat begrijpen dat er in je eigen wezen een heleboel factoren zijn die je voortdurend trekken naar alle dingen waar je bij hoort.
We zijn wat dat betreft misschien een beetje als ijzervijlsel wanneer er een magneet in de buurt komt, we rangschikken ons in het juiste patroon. Steeds weer worden we beroerd en door die beroering hebben we de neiging ons in het voor ons juiste patroon te schikken.
Waar het patroon vandaan komt ? Ik weet het niet, misschien van God, misschien van een of andere natuurlijke polariteit. Maar het feit blijft bestaan dat wij eerst gelukkig zijn wanneer we hebben beantwoord aan die impuls.
Het is opvallend, als je kijkt naar zo’n gastspreker en je hoort over zijn leven, dan denk je : god, god, die man heeft toch ook wel in een hoop miserie gezeten en hij heeft toch wel rare bokkesprongen gemaakt, maar dan kijk je verder en dan zeg je : hij was gelukkig. Waarom eigenlijk, waarmee ?
Waarschijnlijk omdat hij opging in alles wat hij was en alles wat hij deed. Als hij voor een paard zorgde dan was dat niet een paard waar hij voor zorgde, maar het was een soort verlengstuk van hemzelf geworden.
Wanneer hij boerenwerk deed en hij ging uit om te ploegen of wat dan ook, dan voelde hij zich verbonden met die aarde. Hij zag als het ware een ruisend graanveld kort voor de maai terwijl hij nog bezig was in te zaaien. Hij beleefde alles als een ‘compleetheid’; daarom was hij gelukkig.
Al die dingen die je dan hoort : van die boerderij af moeten, was toch niet zo leuk en bediende worden in de stad evenmin Hij heeft veel verloren in zijn leven, maar het gekke is dat het verlies hem niet werkelijk beroerde. Hij constateerde het en ging verder. Wanneer er iets veranderde, veranderde hij als het ware mee. Hij zei niet : als ik nu vast kon houden wat is geweest. Hij zei : wat is er op dit ogenblik waarin ik gelukkig ben ? Een beetje dwaas en toch onmetelijk wijs.
Het is een van die gastsprekers waar ik werkelijk geen raad mee weet. Geen raad, omdat er weinig over hem te vertellen is. Geen raad, omdat wat hij zegt zo simpel is, dat het geen zin heeft dat uit te gaan pluizen en erover te gaan vertellen.
Onder ons gezegd en gezwegen, het is de tweede keer dat ik met hem te maken heb, maar hij is mij sympathieker dan heel veel grotere geesten die veel meer weten. Misschien wel omdat hij mij het gevoel geeft dat ik volledig besta – zoals hij – en niet dat ik nog veel te leren heb, maar gewoon moet begrijpen wat ik ben.
Natuurlijk heb ik ook mijn eigen visie op allerlei dingen. Ik heb hem gevraagd : geloof je in een ritueel ? Hij zei toen : “kijk, een mens heeft een ritueel nodig om zijn fantasie zo te prikkelen dat hij voor een ogenblik vergeet wat hij voor de werkelijkheid houdt.” Wat ik een zeer wijze uitspraak vind hoor. Wel denk ik dan bij mezelf : is wat wij doen ook niet een soort ritueel ? Er is een vaste indeling, er is een vaste inleider. Is dat ritueel misschien nodig, inclusief deze inleiding, om u daardoor een beetje los te maken van hetgeen jezelf als werkelijkheid ziet ? Misschien heeft hij wel gelijk.
Misschien dat de gast van vandaag in mij een gevoel van kracht heeft wakker gemaakt, waarvan ik niet eens weet of die van mij is of niet. In ieder geval, ik vind hem erg sympathiek.
Wat moet ik verder nog zeggen ? Ik kan natuurlijk wat mooie spreuken op gaan zeggen, maar ik denk dat dat tegenover wat hij gaat zeggen erg bombastisch klinkt. Ook heb ik het gevoel dat ik mezelf niet meer voor gek moet zetten dan nodig is. In ons zoeken, in ons werken – stof én geest hoor, want jullie horen er ook bij – zijn we voortdurend de zaken zo aan het ontwikkelen. Er moet steeds iets meer bij, het moet steeds groter worden en vollediger. En dan, op een gegeven ogenblik, begrijpen we een heleboel van de kosmos. Maar wat weten we eigenlijk ? Alleen uiterlijkheden. De tegenstelling is juist het niet willen weten, maar het in jezelf opnemen tot het een begrip wordt, iets wat helemaal niet uitdrukbaar is in het geheel, niet bewijsbaar en omschrijfbaar, maar wat er is.
Ja, ik wil jullie de fouten niet toedichten die ik bij mezelf erken op het ogenblik. Het zou ook gemeen zijn; jullie hebben genoeg aan jullie eigen fouten.
Maar als ik mezelf zie, probeer ik geestelijk in dit werk als inleider een soort combinatie te zijn van entertainer, reporter en daarnaast nog eens iemand die ook heus niet zo dom is. Misschien is mijn poging om wijs te schijnen wel dom. Misschien is mijn poging om entertainer te zijn wel vervelend. Je overschat jezelf. Het is alleen maar merkwaardig dat iemand die op aarde drie levens achter elkaar een zeer eenvoudig mens is geweest, een gewoon volksmens, zou je kunnen zeggen, dat die dit bij mij wakker roept, terwijl andere sprekers mij vaak het gevoel geven van, nou, je kunt er toch best zijn, je kunt het best halen, je kunt het best maken. En dan ontmoet je zo’n doodsimpele ziel en zeg je : mijn god, in plaats van een zaailing te zijn, probeer ik een kerstboom te lijken. Ik zie in mijzelf te veel op en daardoor kan ik niet groeien zoals ik zou moeten groeien.
Jullie zijn geconfronteerd met de indruk die een ander op mij heeft gemaakt en jullie kunnen dadelijk gaan kijken of jullie het er mee eens zijn.
Onthoud één ding. Juist wanneer je met deze intense krachten te maken hebt, zijn de uiterlijkheden een beetje onbelangrijk. Het gaat om wat er in je wakker wordt, niet om wat je denkt en wat je hoort.
En dan de laatste bekentenis. Het is gek, deze entiteit bezocht ik net nadat ik in een nogal ‘duistere’ wereld was geweest. Ja, business hoor. Ik moest proberen iemand een beetje ‘los’ te maken. Het lukte niet erg en ik was eigenlijk niet zo gelukkig toen ik terugkwam. Toen kwam ik bij hem en ik was ineens tevreden. Kun je dat begrijpen ? Ik was blij, gewoon blij. Niet omdat ik resultaat had gehad, maar omdat ik wat gedaan had, omdat ik het geprobeerd had. Dat lijkt me veelzeggend. Vrolijkheid, blijdschap. Ik denk dat bepaalde orthodoxe joden gelijk hebben wanneer zij dansen om God te eren. Want wat kan er anders zijn dan innerlijke blijdschap als je beseft wat er in je bestaat en wat er om je heen waar is ?
Hij heeft mij blij gemaakt en ik weet dat ik op het ogenblik eigenlijk een beetje faal in wat ik mij had voorgenomen te doen : toch een beetje een goede, een ‘plechtige’ inleiding te geven. Ik heb gefaald. Het gekste is, het kan me niks schelen. Ik ben er blij mee; omdat ik het gevoel heb, zo leeft het in mij op dit ogenblik. Laat ik de moed hebben het zo en niet anders te zeggen. Laat ik niet zoeken naar iets wat jullie overdondert. Laat ik gewoon maar mezelf zijn, het wezen van dit ogenblik, met de indrukken van dit ogenblik, met de reacties die eruit voortkomen. En dan kan ik lachen, alleen maar omdat ik er gelukkig mee ben.
Je ziet het, ook inleiders zijn geen gietijzeren vaten vol wijsheid. Over het algemeen zijn het meer zeepbellen vol eigenwijsheid. (Als ik over mijzelf spreek hoor, anderen niet te na gesproken.)
Maar dit wilde ik jullie dan als laatste meegeven. Het feit dat je soms falen kunt en toch blij kunt zijn, omdat het falen aantoont dat je tenminste iets geprobeerd hebt.
Er zijn er bij jullie die tegen de grens staan van onze wereld. Er zijn er ook die denken : wij moeten nog een tijd. Maar ik zou jullie allemaal willen zeggen : wees blij, niet omdat je geslaagd of mislukt bent, maar blij dat je gedaan hebt, dat je geprobeerd hebt. En dan komen al die andere, plechtige woorden wel op een andere keer, want werkelijk nodig zijn ze niet, denk ik.
Ik hoop dat ik met deze halve biecht, want het is eigenlijk een halve biecht, jullie de mogelijkheid heb gegeven zonder enig vooroordeel de spreker maar eens over jullie heen te laten komen, misschien met een zoeken maar een beetje vrede en geluk in jezelf. Goedenavond.
De gastspreker.
Ik ben blij dat ik ook een keer hier mag praten. Zo ben ik van een oudere tijd, ben ik van andere komaf en gewoonte dan jullie. Daarom zal het vaak moeilijk zijn voor jullie om precies te verstaan wat ik wil zeggen. Maar jullie moeten goed begrijpen : wat een mens denkt te hebben, dat heeft hij. Zo is het mij vergaan.
Ik had een kleine hoeve. Ik had een koe. Ik had een goede vrouw. Ik had een paar kinderen. En ja, zoals men dan zegt : de Heer wikt en beschikt en Die dacht : da’s te veel. En daar stond ik … zonder iets.
Toen ik wegging – de hoeve was dus verkocht; er was een baron, die had dat bijgekocht bij zijn eigen landgoed – toen was het mij op het wenen na droef …
Maar de zon scheen. Die zon was warm. En toen was het net of dat ik het gevoel kreeg : ach, da’s geweest. Dat is schoon geweest. Het is werkelijk goed geweest alles, maar nu is er de zon en dat ben je zelf en daar ga je dan naar een onbekende wereld. Maar de zon zal er altijd zijn.
Mensen denken vaak : ik heb iets. ‘k Heb zelfs een meneer gekend – dat was ‘n deftige heer – die in de grote stad zat en dan muziek schreef, van die grote vellen. Die had het altijd over ‘mijn’ muziek.
Toen heb ik hem een keer gevraagd : meneer, kan je een dwaas vertellen wanneer die muziek ophoudt jouw muziek te zijn ? Toen keek hij heel verbaasd. Hij zei : die muziek is altijd van mij. Ik zei : dat kan zijn, maar zodra die muziek klinkt, is ze van iedereen die ze hoort. Een vogel kan zingen. Misschien denkt hij : ik ga zingen en dan is het alleen van de vogel. Maar als hij z’n snavel opendoet en hij gooit zijn triller naar buiten, is het mijn muziek.
Daar kon hij niet goed bij, geloof ik. Maar hij zal ook gedacht hebben : ach, een arme lomperik, een sul, laat hem …
En toen hij sprak over ‘mijn’ muziek, toen dacht ik dat ook, dus we kwamen eigenlijk nog goed overeen.
Een mens denkt dat hij niets heeft, tot hij ontdekt : de zon is warm op m’n huid. Een mens denkt : ik ben arm. Dan hoort hij de vogels en zegt : ik weet niet waarheen – en zijn benen beginnen te lopen. En ja, dan komt er weer wat anders.
Ik heb gewerkt voor een heer die goederen verkocht. Arme man. Ja, hij was rijk in de ogen van de mensen, maar als je naar hem keek, dan bestond die hele man uit een winst‑ en verliesrekening, met zo nu en dan een klein leesteken er in, waar dan vrouw en kinderen ook nog bijhoorden. Die man was zo duf, zo dood. Hij zal van mij gedacht hebben : ach, ‘t is maar een arme sloeber. Ik geef hem werk; ik geef hem brood; hij zal mij dankbaar zijn. Maar hij zal nooit gedacht hebben dat ik hem beklaagde. Toch was het waar.
Die man, die merkte niks van de wind, van de zang van de vogels. Als hij al eens een mooi paard zag, was het enige wat hij dacht : hoeveel zou het waard zijn ?
Mensen die de maatschappij zo bekijken, die vergeten één ding : de enige rijkdom die je werkelijk hebt, zit van binnen. Zolang die musicus in zijn ziel kan zingen, had hij ‘zijn’ muziek. Maar als hij ze naar buiten bracht en hij begon aan wat nieuws, was de muziek van een ander. Zo is het met jouw leven.
Je leeft. Je bent bezig met dingen en het is goed dat je dat doet. Maar bedenk nou een keer. Als dat stilvalt, hoe dan ook, ben je dan arm, ben je dan alles kwijt ? Of is er misschien iets wat meer waard is ?
Ik heb mijn leven lang de herinnering gehad. De herinnering. De tijd dat ik nog een pronte meid achterna zat. Dat is nog gelukt ook. De tijd dat we dan toch met het bruidsgoed samen die kleine hoeve hebben gekocht en opgeknapt. De tijd dat er kinderen waren. En ik ben ze nooit vergeten. Want zo lang ze in mij leven, zijn ze van mij. Maar wat buiten mij gebeurt, daarmee heb ik niets te maken. Dat is zo. Dat gaat z’n eigen weg.
En nu zitten jullie hier en jullie zoeken naar grote wijsheid. Maar mijn lieve mensen, de wijsheid die je werkelijk hebt, die woont in jou. Die bestaat niet uit woorden, maar dat is het gevoel wat je hebt.
Jullie zitten allemaal roerloos stil. En je zucht een keer en zegt : nou zal het gebeuren. Misschien dat deze man, deze spreker, ons alles zal geven wat we nodig hebben. Maar wat kan ik jullie geven wat je al niet hebt ? 0, ik ben maar een simpele ziel; ik geef het toe. Luister. In jezelf – het is maar een simpele gedachte – woont iets. Ik weet niet eens of het God is, maar daar woont iets. En dat wat in je woont, is verwant met alles wat bestaat.
Als er een korrel begint te kiemen dan kan je oog nog niets zien, maar van binnen voel je dat het groeit.
Jullie weten misschien niet waarom die haan daar staat te kraaien, maar ergens voel je wat hij zeggen wil. Het gras spreekt, de wolken spreken, alles spreekt, als je maar luisteren kunt, want in je zit iets dat alles verstaat.
Da’s moeilijk te aanvaarden, want jullie zijn allemaal deftige dames en heren. 0 ja, er denkt er een : die heeft het niet over mij. Ik heb het ook over jou, want je beseft dat zelf niet, maar je leeft in een wereldje waar alles zo mooi bepaald is en waar dit zus en zo moet zijn. Je leeft niet in een wereld die leeft. Je leeft in een wereld die net zo dof en dood is als de boeken van de man, voor wie ik een tijd in het magazijn heb gewerkt en boodschappen voor heb gedaan.
De werkelijkheid is om jullie heen. Zeggen ze : Heer, geef mij kracht. Brr. Heer, laat uw zegen op ons neerdalen. Ik heb wel eens gedacht : als die zegen zo stoffelijk is als zij zich voorstellen, is het beter om uit de buurt te zijn als deze valt. Waarom ? Het zit in jullie !
Licht en kracht en zegen en genade, alles wat jullie hebben willen; het zit verpakt; jullie zijn het zelf. Maar kunnen jullie het ook merken ? Durven jullie te luisteren naar wat er in je is ? Durven jullie de kracht te gebruiken die in je leeft ? Durven jullie te aanvaarden dat niets wat buiten je bestaat, zo blijvend echt is als dat ene wat in je zelf zit ?
Ja, nou denken ze : hij is helemaal gek geworden. Maar ja, het is altijd beter om een beetje een zot te zijn in de ogen van anderen, want je wijsheid begrijpen ze toch niet en over je dwaasheid kunnen ze zich tenminste verheugen.
Maar wat in je is, moet antwoorden, niet uw verstand. In je leeft het lied van de vogel. In je klinkt die hele muziek van de sferen. In je is alle kracht en alle leven. Wat er met je lichaam gebeurt — die kracht blijft bestaan. Wat je daarmee aanvoelt, wat je daarmee doet, da’s onvergankelijk.
Ik heb nog een wijze man ontmoet. Ja, hier in de geest, waar ik nu zit. Hoe heette hij ? Kiekegaard of zoiets. De eerste keer dat ik het beeld kreeg, was het een kerk. Toen had ik het kennelijk niet goed, want toen gaf hij me weer een beeld en dat was een ‘kieken’. Dus laten we zeggen dat hij Kieketuin of Kiekegaard heette (Kierkegaard).
Die man wist ontzettend mooi te vertellen. Toen hij klaar was zei hij : wat denk je ervan ? Ja, wat heb ik hem toen terug moeten geven ? Ik dacht gewoon aan een klavertje wat opkomt. Dat uit de aarde torst. Toen keek hij me aan en zei : je ben wijzer dan ik. Ik denk : ja, goeie man, als je dat denkt, ben je niet wijs. Omdat al die woorden, ook de woorden die ik nou, half uit een medium en half uit mezelf zit te produceren, bij mekaar pak; het is net als een stofje : het is… fft en het is er niet meer.
Maar dat plantje in jezelf – noem het maar zo, dat kleine beetje – dat is er. Da’s echt. De beelden niet, maar wat je voelt.
Misschien kun je ook in deze dagen nog naar buiten gaan als het lente gaat worden. Als de knoppen langzaam maar zeker de blaadjes gaan baren en dan de siddering voelen van al die planten, die hele natuur, die als ‘t ware probeert uit te breken. Zo is het in jezelf. Als je terug kunt keren naar dat ene. Als je eventjes alleen maar kunt voelen. Dan voel je die siddering die de hele wereld en alle werelden bevangt. Dan voel je : het gebeuren gaat zich ontplooien, maar het is de kracht waarmee ik het beleef, die belangrijk is.
Het gebeuren gaat voorbij, maar een lente die je beleefd hebt, die blijft in je leven; die vergaat nooit.
Een licht dat je gezien hebt en dat je beleefd hebt, dat een vreugde, een verstomming is geweest, dat is nooit meer weg; dat is eeuwig voor jou.
Leven en kracht en vreugde zijn van jou, zijn van jullie allen, elk voor zich, als je de vreugde herbeleeft, als je ze gebruikt om de vreugde te vinden in elke wereld, in elke sfeer waarin je vertoeven moet. We zijn allen van binnen rijk. En van buiten ? Hoe meer we denken te hebben, hoe armer we worden.
Alle licht waarin je gelooft, is in je. Alles wat ik ben, bestaat in je. En wanneer we samen iets voelen van de vreugde van het zijn, het bestaan, dan zijn we samen deel van een onmetelijkheid, en onmetelijkheid als een kloppend hart, dat alle gebeuren voortstuwt, maar dat met zijn ritme rustgevend is en zegt : hier ben je thuis.
Ik ben nooit een man geweest met veel woorden en ik kom een beetje buiten mijn eigen aard dat ik hier zit te praten, want die woorden versterven al als je ze zegt.
Maar wat ik voel, wat ik in jullie voel, wat ik in de kosmos voel, dat is echt. Dat wat in ons leeft, is de waarheid. Dat wat in ons leeft, is het enige dat helpen kan. Wat in ons leeft, is vreugde, is de blijdschap van een jezelf altijd weer ontmoeten in al wat je ervaart.
Wees rijk, vrienden : jullie hebben de rijkdom in je. Wees sterk, jullie zijn de kracht zelf.
Wees niet angstig of bang en zeg niet dat je weet hoe een ander het moet doen, maar leef het zelf, want in je woont de waarheid.
Als de waarheid die in je woont, spreekt; wanneer de kracht die in je leeft, uitbreekt; wanneer je de hele wereld met je kracht en je gedachten omarmt en zegt : alles vergaat, maar het leven dat je bent, blijft bestaan, dan – zeg ik je – is vreugde ons enig bezit, is blijdschap ons enig beleven en is vrede de enige blijvende waarheid van alle bestaan.
En dat wil ik jullie aanbieden. Ik kan niet geven wat je al hebt, maar misschien, misschien is er een deurtje opengegaan, een loketje, en dan zeg je : ja, in mij bestaat het.
Met mijn hele wezen probeer ik jullie dat te laten voelen, te laten weten, en als je dat hebt, vrees niets. Je kunt alles zijn, doen en dragen zoals je wilt. Maar wat in je is, kan je niet verliezen. Laat er in je vrede zijn en je kent de blijdschap van het werkelijke bestaan.
Vrienden, het gaat jullie wel. Het gaat jullie goed op uw paden van lijden en van dood. Als we elkaar ontmoeten ,kan het in die waarheid zijn die in ons leeft, want al het andere vergaat.
Vaart allen wel.