Kosmische wetten

image_pdf

10 oktober 1962

Kosmische wetten zijn bepalend voor ons aller leven. In dit leven worden wij geconfronteerd met een groot aantal schijnbaar tegenstrijdige invloeden, die men echter zowel in het kader der esoterie als der magie tot een eenheid moet weten te herleiden.

Daarom zij voorop gesteld, dat de gebruikte woorden in het scheppingsverhaal en in vele andere werken, die zich bezig houden met het ontstaan van de mens, een meervoudsvormen spreekt over Elohim en ziet dit als de hoogste God. Dit blijkt uit de gehele Joodse leer en andere leerstellingen niet juist. Er is sprake van El (de mannelijke vorm) en Elha (de vrouwelijke vorm) van hetzelfde begrip. Beiden staan voor Goden in secundaire vorm of als u een andere term prefereert Logoï.

Wij vinden een soortgelijk onderscheid overal elders; d.w.z. dat de mensheid is gevormd door een zeer groot aantal persoonlijkheden, entiteiten, die niet de scheppende Kracht zelf zijn, maar slechts representanten daarvan. Elk van deze leiders heeft oorspronkelijk meegeholpen aan de opbouw van de mensheid. Hun invloed en de verwantschap met hun wezen is blijven bestaan in die delen van de schepping, die zij oorspronkelijk hebben opgebouwd. Gezamenlijk zijn de Elohim of de Logoï een volledig harmonisch geheel. Zij zijn volkomen juist aan elkaar aangepast en zij vormen t.o.v. de rest van het Al een zodanig gesloten geheel, dat zij vanuit andere planeten en sterren zelfs zouden kunnen worden gezien als een persoonlijkheid.

In uw wezen zijn de invloeden van deze Logoï echter werkzaam. Wij vinden daarbij verder, dat zij niet allen gelijkelijk werkzaam zijn in de mens, omdat de mens in twee seksen uiteenvalt. Ditzelfde speelt een rol in de magische en esoterische tekens van de oude geheimleren. Wij horen bv. van het Yang en Yin-principe. Wij horen van de twee pilaren. Wij horen van de twee krachten.

Deze indeling is niet alleen bedoeld om de mens duidelijk te maken dat wij twee seksen zijn of dat er tegenstellingen bestaan, maar wordt tevens gebruikt om aan te geven, dat er in de man en in de vrouw een verschillende invloed van Logoï werkzaam is, zodat de in hen bestaande eenzijdigheden, de in hen bestaande onevenwichtigheden kunnen voortkomen uit andere kosmische verhoudingen. De man heeft dus andere kosmische verhoudingen dan de vrouw. Het is noodzakelijk dit te stellen, opdat u zult begrijpen hoe de volgende wetten invloed op de mens hebben.

In de wetten van harmonie treffen wij voor de meer ingewijden aan: De wet van evenwicht wordt teruggebracht tot het evenwicht in het middelpunt. De uiting in het horizontale vlak is slechts de weergave van het leven. De beleving echter ligt in het verticale vlak en wordt gedragen door het middelpunt of de as, die het volmaakte evenwicht van al het zijnde in zich draagt.

Hierbij wordt de gedachte uitgewerkt, dat de mens onder invloed staande van de Logoï in zichzelf een volledig evenwicht kan scheppen. Tijdens een aards bestaan zal daarbij dat is onvermijdelijk de aanvulling van het andere geslacht noodzakelijk blijken. Maar in zich is deze mens een geheel. Wanneer hij dit geheel echter voor zich verstoort of onevenwichtig maakt, zo wordt hij bedreigd door vele misvattingen, zijn wezen raakt tegen zichzelf verdeeld en het blijkt, dat zowel zelfkennis als de beheersing van zichzelf en andere waarden moeilijk te bereiken is. Hieruit volgt:

Ten eerste: Elke mens heeft in zich een evenwicht. Dit evenwicht wordt niet alleen bepaald door zijn eigen stoffelijk wezen, maar het wordt daarnaast bepaald door datgene, wat vanuit de Logos of de Logoï in hem wordt geopenbaard. Waar de verhoudingen in verschillende individuen anders kunnen zijn, zijn verschillende evenwichtsmogelijkheden aanwezig en kan nimmer een bepaalde maatstaf voor allen worden aangelegd.

Ten tweede: Elk lichamelijk evenwicht en al datgene, wat daarmee gepaard gaat wordt ook ten dele bepaald door de invloeden van de Logoï, die op aarde nog merkbaar zijn. Als zodanig zal men moeten nagaan op welke wijze het eigen leven afwijkt van de norm. En wel niet van de norm, die de wereld stelt maar van de norm, die men innerlijk aanvaardbaar acht. Eerst wanneer men ontdekt heeft, in hoeverre men handelt in strijd met zijn eigen opvattingen, verlangens en idealen, zal men in staat kunnen zijn te beseffen, welke krachten binnen het “ik” werkzaam zijn.

Vele van deze krachten worden voorgesteld als deugden of zonden. Wij kennen bv. de 7 deugden en de 7 hoofdzonden. Deze zijn op zichzelf maar een voorstelling voor inwerkingen van de Logoï. Daarbij is het menselijk verstand gekomen en heeft getracht om deze verhoudingen aan de hand van een menselijke maatstaf te normaliseren. Daar dit onmogelijk is, bestaan noch de deugden noch de zonden. Wat echter wel bestaat, is het vermogen van de mens om aan de hand van deze kwaliteiten en eigenschappen zichzelf nader te omschrijven.

Als ik weet dat ik onevenwichtig ben, dan kan ik mij ook realiseren, dat ik aan een bepaalde kracht een te grote invloed heb toegekend. In de meeste gevallen zal dit een invloed of een kracht zijn, die zich in mijn wezen onvolledig heeft geuit. In eenvoudige termen gezegd:

  1. Al datgene, wat in mij sterk wordt onderdrukt, is in zeer sterke mate bepalend voor mijn gedrag, mijn houding en mijn onevenwichtigheden. Alle disharmonie komt hieruit voort. Het herstel van dit evenwicht ten koste van alles is noodzakelijk.
  2. Harmonie kan alleen ontstaan uit een juist samengaan met de buitenwereld. In die buitenwereld word je geconfronteerd met de tegenstellingen.

In deze zin sprekende mogen wij ook de wereld verdelen in mannelijke en vrouwelijke invloeden. Daarbij blijkt nu dat van uit een mannelijk standpunt de grootste aanvulling steeds wordt verkregen door de vrouwelijke invloed; terwijl de meest juiste aanvulling en harmonie van het eigen wezen voor de vrouw in de mannelijke invloed is vastgelegd. Vervanging, sublimatie e.d. zijn hierbij hanteerbaar, maar in de meeste gevallen gevaarlijk.

Een tweede wet: De Kracht, waaruit de Logoï hebben geschapen is een. Er is een ondeelbare kracht, waaruit het Al bestaat. Deze kracht leeft in ons en in het levende. Ik kan die kracht niet uit en, ik kan die kracht niet beseffen. Zij onttrekt zich aan mijn weten, aan mijn kennen, zodra ik mij daarin verdiep; ik zal mijn persoonlijkheid verliezen. Eerst wanneer ik mijzelf volledig heb erkend en volledig beheers, zal ik binnen deze grote kracht mijzelf toch kunnen blijven erkennen, zoals de Logoï dat doen.

Elke mens is geschapen om geestelijk en op den duur ook met het stoffelijk voertuig het punt van volmaaktheid te bereiken, waarin hij in de Logos opgaat. En nu spreek ik niet meer over de Logoï (de scheppende goden) maar over de kosmische Eenheid Zelf. Alle contact tussen het hogere en het lagere speelt zich; af via de geest en via de gedachte.

Zo zal de gedachte en de geest elk gebied, dat tussen het hoogste en het laagste is gelegen, volledig beheersen. Daaruit volgt dat het evenwicht tussen boven en beneden eveneens in de cosmos bestaat en dat zij ook in ons eigen wezen en leven voortdurend tot uitdrukking moet komen. Onevenwichtigheden, waarbij een splijting tussen denken en doen ontstaat, betekenen een verwerpen van de harmonische verhouding. Een splijting van eigen wezen, waarbij men idealen of dromen stelt in de plaats van een gerealiseerde werkelijkheid en waarbij men zijn eigen gedachten tracht te vormen naar zijn stoffelijke belevingen en niet omgekeerd, is eveneens het “ik” in strijd met de werkelijkheid brengen en daardoor het scheppen van disharmonie in het verticaal vlak. In de kosmos bestaat verder nog deze wet; Elke kracht, die is gevormd en wordt uitgezonden, zal versterkt worden door al datgene wat daarmede gevormd of niet gevormd zijnde een voldoende mate van eenheid bezit. Deze voldoende mate van eenheid kan worden uitgedrukt als een benadering van bv. hetzelfde vlak of de lijnverhouding, dezelfde trilling, dezelfde instelling.

Wanneer u denkt, wordt uw gedachte dus weerkaatst door een groot gedeelte van het Al.

Omgekeerd; wanneer het Al denkt, zult u die gedachte mede ondergaan. Hier speelt wat ik zo even heb uitgelegd een zeer grote rol. U bent ontvankelijk voor bepaalde scheppende Goden. Dan zullen de gedachten van die scheppende goden en hun visie op het totaal der ontwikkeling in u wel een zeer belangrijke rol spelen. Wij moeten dit aanvaarden. Het is niet mogelijk ons aan de grote leiding van de lichtende en scheppende Krachten te onttrekken, zonder gelijktijdig daarmede een volledige chaos voor onszelf te creëren. Alle streven dient te gaan van uit het “ik” naar de Kracht, die ons wezen het meest regeert of die Logoï, die aan onze geestelijke vorming en ons lichamelijk bestaan het grootste gedeelte hebben bijgedragen.

De magie nu gebruikt dit principe als volgt: Op het ogenblik dat ik een gedachte van harmonie of eenheid schep en deze zo juist en duidelijk mogelijk tot uitdrukking weet te brengen, zal deze gedachte door het gehele Al weerkaatst worden. Uit het gehele Al keert deze kracht, deze gedachte tot mij terug. Er is niets, dat ik kan uitzenden, zonder dat het tot mij terugkeert. Schep ik dus harmonie, een contact hetzij op lager of hoger vlak dat intens en volledig is, dan zal die intensiteit op elk vlak en elk niveau naar mij worden teruggekaatst. Elk ogenblik in het leven dat ik mijzelf wantrouw, een gevoel heb van niet weten waarheen, zal ik een zekere disharmonie ondergaan. Elk mens weet door de verbinding met de hogere krachten precies wat hij of zij wil, wat hij of zij eigenlijk verlangt. Het feit dat deze verlangens, deze wil terzijde worden gezet, zonder dat zij eerst zijn erkend, is aansprakelijk voor de gebrekkige uitingen van menselijke kracht en gedachtenkracht in de materie, voor de grote wanorde die wij vaak vinden stoffelijk en geestelijk in de persoonlijke ontwikkeling van de mens.

Alle kracht, die voor u beschikbaar is, is de kracht van het Goddelijke. Er is geen andere. Op het ogenblik dat u een persoonlijke harmonie schept waar dan ook en hoe dan ook is deze harmonie alleen werkelijk zinvol, wanneer ze gelijktijdig een doel heeft. Het doel van elke persoonlijk geschapen harmonie dient te zijn; het tot uiting brengen van datgene, waarin men a.h.w. instinctief, met het gevoel zowel als met de rede, volledig gelooft, datgene wat men als het hoogste en beste doel ziet.

Ik hoop, dat deze punten tot zover duidelijk zijn. Ze zijn misschien wat abstracter dan in de bedoeling lag, maar ze zijn noodzakelijk.

Nu beginnen wij aan een poging om in eenvoudige termen en zo volledig mogelijk uit te leggen, wat deze krachten van harmonie betekenen, wat deze invloed van de Logoï betekent en op welke wijze die in het menselijk lichaam en het menselijk denken kunnen worden gebruikt, zowel voor het volgen van de innerlijke weg als voor het bereiken van resultaten buiten het “ik”. En dan zeg ik allereerst:  Alles wat ik omtrent mijzelf niet wil of kan erkennen, is een verstoring van mijn evenwicht en een beperking van mijn vermogen tot harmonie. Hoe meer ik mijzelf begrens, hoe zwakker ik word. Mijn grote kracht en sterkte moet als mens en als geest steeds zijn gelegen in het niet aanvaarden van beperkingen en gelijktijdig in het beheersen van mijzelf in de vrijheid, die zo voor mij ontstaat.

Beheersing betekent matiging in alle dingen. Een mens, die met voortdurende kracht streeft naar het erkennen van het innerlijk wezen (het ware “ik”), zal daardoor zijn stoffelijke mogelijkheden, zijn stoffelijke ontwikkeling verwaarlozen. Het resultaat is verwarring van denken, een aantal situaties, die de mens zelf minder harmonisch maken en hem soms opstandig kunnen maken; een gevoel van niet bereiken. Al deze gevoelens tezamen kunnen dan weer voeren tot een z.g. meerwaardigheidscomplex, dat op een innerlijk besef van niet volwaardig zijn is gebaseerd, waardoor men eigen onvolledige stellingen en onjuiste harmonie aan anderen oplegt.

U zult begrijpen, dat op deze wijze een erkenning van innerlijke waarheid onmogelijk wordt. De matigheid vergt verder, dat wij alle dingen aanvaarden en in alle dingen de matigheid, de beperking aanvaarden, niet omdat dit noodzakelijk is, maar omdat ons eigen wezen bepaalt wat voor ons noodzakelijk en voldoende is. Ik zal trachten het u duidelijk te maken.

Een dier, dat in de natuur leeft, zal zich over het algemeen niet meer inspannen dan noodzakelijk is voor zijn levensonderhoud. Het zal voorkomen zich teveel te voeden, zodat daaruit ziekte, overvoeding en onbekwaamheid zou ontstaan. Het doet dit, zoals u zegt instinctief. Op dezelfde instinctieve wijze voegt het ongewone bestanddelen aan zijn voeding toe, trekt soms op ongeregelde tijden naar andere gebieden, omdat dit voor zijn voortbestaan het meest belangrijk is.

Op dezelfde wijze heeft de mens een zeker aantal instinctieve monitoren ingebouwd. U draagt in u een groot aantal prikkels en reacties, die als u ze wilt erkennen u duidelijk maken wat uw werkelijke behoefte en uw werkelijke noodzaak op het ogenblik zijn.

Wanneer men steeds aan deze noodzaak en behoefte voldoet, zonder daarbij ooit te overdrijven, zonder ooit meer te vergen of te nemen dan werkelijk noodzakelijk is, zal de innerlijke evenwichtigheid daardoor stijgen. Men zal zichzelf in de juiste verhouding zien te midden van de mensen. Men zal in zijn geestelijk leven, gebaseerd op het reële en zelfs menselijk redelijke bestaan, ook een zeker beeld zien rijzen van eigen mogelijkheden in andere werelden. Alle capaciteiten en kwaliteiten, die de mens normalerwijze heeft en niet gebruikt, kunnen op deze manier eveneens worden geactiveerd.

Ik wil hierbij nog een paar opmerkingen maken. Onder de drangverschijnselen, die de mens beheersen, vinden wij allereerst voeding ofwel zelfbehoud. Daarnaast vinden wij bezit, verwervingsdrang. Dit bezit wordt grotendeels gebruikt voor de laatste factor; het zoeken naar een bevrediging. De bevrediging kunnen wij in haar geheel seksueel noemen, ook wanneer zij niet onmiddellijk het seksueel contact alleen inhoudt. De seksualiteit omvat ongeveer 2/3 van het denkvermogen en drukt daarop haar stempel. Op het ogenblik dat de mens onevenwichtig is, zal hij door deze impulsen beheerst worden. Op het ogenblik echter, dat de mensen met zelfbeheersing voor zich het juiste evenwicht vindt, zal de dwang wegvallen van alle drie de factoren. Zij blijft weliswaar potentieel aanwezig, maar valt tijdelijk weg. Dit betekent, dat alleen al de hersenmassa en het zenuwstelsel de beschikking krijgen over een ongeveer twee tot driemaal grotere energie. Het betekent, dat de mens helderder en scherper kan denken. Het betekent daarnaast echter ook, dat al deze impulsen en inwerkingen, die wij normalerwijze paranormaal noemen, in de mens sterker tot uiting komen en wel op volledig redelijke wijze. Dit laatste moet u vooral goed beseffen. Op redelijke wijze.

Helderziendheid als zij op deze wijze ontstaat is niet slechts een beheerste gave, maar zij is dan tevens deel van eigen normaal leven geworden. Telepathie, zien in de toekomst en waarneming op afstand worden in het normale denkpatroon en het normale levenspatroon ingevoegd.

Heeft men op deze wijze een voldoende beheersing verkregen, dan is het mogelijk de onder bepaalde condities door het lichaam nu eenmaal opgeroepen dwangverschijnselen te onderdrukken. Men kan omdat de mate van zekerheid, bevrediging en van verwerving, die men eenmaal geschapen heeft en die gelijktijdig een zekerheid schept voor toekomstige verwarringen zich bij het ontstaan van een lichamelijke noodtoestand zodanig aanpassen dat deze beginselen niet wederom de overhand krijgen.

Het is zeer belangrijk hierop de nadruk te leggen. Want op het ogenblik, dat u op deze wijze harmonisch bent, gebruikt u de volle intensiteit van uw denken. U hebt een zo volledig mogelijk contact met eigen geest, een zo juist mogelijk inzicht in eigen wezen en eigen banden met hogere Kracht. Dan eerst beseft de mens op welke wijze hij met bepaalde delen van de scheppende Kracht in het bijzonder is verbonden. Dit beseffende, kan hij van uit die Kracht wonderen verrichten; d.w.z. met gebruik van de normale wetten en de normale normen van het geestelijk bestaan kan hij komen tot:

  1. Het terugvinden van zijn verleden. De kennis, die eens door de geest werd opgedaan, kan nu waar een groot gedeelte van het denken is vrijgekomen van dwang in de hersenen worden opgenomen. Het ontstaat daarin niet als een herinneringsbeeld van het verleden, maar als een zeer snel weer opvatten van oude bekwaamheden en kundigheden, waartoe het lichaam een verbluffend grote aanpassingsmogelijkheid schept.
  2. Hij kan op deze wijze het totaal van zijn energie – die reeds groter is – richten, zonder daarbij persoonlijk te sterk betrokken te zijn. Het resultaat is dus dat de kracht werkelijk in focus wordt gebracht daar, waar zij noodzakelijk is en dat het doel gezien alweer de grotere kracht die aanwezig is, het grotere en scherpere denkvermogen dat is ontstaan zich onmiddellijk kan concretiseren, dus wat er dient te geschieden. De voorstelling, die bij de onbewuste soms een vage wens en dan ook bv. een telekinetisch resultaat voortbrengt, wordt nu een bewust scheppen, herscheppen, verplaatsen etc. van de materie, een bewust aantrekken van geestelijke krachten en zelfs een bewust tot brandpunt worden voor vormen van geestelijke kracht of licht, waarmee men zelf noodzakelijkerwijze niet verwant behoeft te zijn. Ik hoop, dat ik dit punt nu zo heb verklaard, dat u met enige studie kunt begrijpen wat er wordt bedoeld.

Het is u duidelijk dat wanneer wij spreken van goddelijke en kosmische wetten, wij nimmer daarmee wetten kunnen bedoelen, die ergens in stenen tafelen zijn gegrift, in de rotsen zijn uitgehouwen of desnoods ergens wonderbaarlijk op een blad van een plant zijn verschenen. De werkelijke wetten van het leven zijn de wetten, die de mens zijn ingeschapen. Ze zijn de grondeigenschappen van het leven zelf. Alle andere wetten zijn hetzij een nabootsing, hetzij een vervreemding daarvan. De mens die onevenwichtig is, heeft behoefte aan een wet buiten zich om daardoor althans enigszins zijn evenwicht te behouden. De mens, die innerlijk rijp wordt echter, erkent dat slechts de innerlijke wet geldt en kracht heeft.

Deze innerlijke wetten zijn in feite terug te brengen tot de eenvoudige termen: Harmonie, evenwicht en bewust beheerste uiting. Deze drie vormen samen het ideaal, de hemel, het duizendjarig rijk, zij vormen de bewuste mens. Wanneer ik om vooruit te komen probeer te putten uit alle boeken en geschriften, dan blijkt mij dat zij tot mij spreken, maar dat ik ze op mijn eigen wijze interpreteer. Deze interpretatie is vaak onjuist. Toch zal ik er iets uit leren. Ik kan mijzelf uit het boek leren kennen. Wanneer ik in de eerste plaats afga op datgene, wat ik eruit begrijp en verwerf en niet wat een ander daarmee bedoeld heeft, benader ik op deze manier wederom mijn eigen persoonlijkheid. Ik leer juist door de afwijkende interpretatie erkennen wat ik ben. Ik leer juist door de afwijkende opvattingen in te zien, waar ik eventueel tekort schiet, maar ook waar ik eventueel iets bereik.

Nu moet u goed beseffen dat het uitermate belangrijk is, dat men zich niet bindt aan een vaste wetenschap, een vaste scholing, een vaste leer. Elke mens onverschillig hoe hij studeert en werkt zal daaruit op zijn eigen wijze moeten putten en zal bovenal daaruit eerst zichzelf moeten erkennen. In elke mens is het totaal der kennis, dat op het ogenblik in de mensheid aanwezig is, potentieel ook reeds aanwezig. Niets wat er op aarde kan gebeuren en geen enkele geestelijke kracht kan u ontwikkelen tot meer dan u bent. Men kan u slechts zover brengen dat ge uzelf bent. Wie zichzelf is, is deel van zeer vele werelden. Als zodanig beheerst hij alle beneden hem liggende en door zijn gedachtewereld te bevatten vormen, verhoudingen en spanningen. Hij kan daarmede in feite dus een groot gedeelte van de kosmische structuur in overeenstemming brengen met zijn behoeften en noodzaken, mits hij daarbij uitgaat van de innerlijke wetten. Alle krachten en wetten, waarvan wij uitgaan, zijn zodra zij in woorden worden omgezet een beginpunt. Het is nimmer volledig mogelijk de werkelijkheid van eigen wezen in woorden en beelden zo uit te drukken, dat geen enkele vergissing, geen enkel hiaat, geen enkele nalatigheid ontstaat. Ook dit dienen wij te beseffen, Al hetgeen in deze cursus te berde wordt gebracht omtrent zelferkenning en magie is dan ook een begin en niet een einde.

Enkele korte aanwijzingen op magisch terrein: Eerste proef.

Realiseer u wat u wilt. Tracht datgene, wat u werkelijk, volledig en zonder voorbehoud wilt, te toetsen aan uw begrippen van goed en kwaad. Na deze toetsing blijft een bepaalde mogelijkheid over. Zet deze om in de praktijk. Verbind daaraan een intentie, die buiten uw directe mogelijkheden van beheersing ligt. Kies daarvoor bij voorkeur werkingen en verschijnselen in verband staande met levende wezens. U zult ontdekken dat u op deze wijze niet alleen paranormale genezing of het revitaliseren van bijna dode planten e.d. kunt bereiken, maar dat het zelfs mogelijk blijkt om aan dieren en planten impulsen te geven, die hun gedrag voor langere tijd soms wijzigen. Het feit, dat ge voor een ogenblik volledig uzelf waart en daarbij een juiste intentie had, heeft u ertoe gebracht die kracht uit te stralen.

Tweede mogelijkheid en een tweede proef. 

Wanneer u uitgaande van een volledig vertrouwen in hogere Krachten en een redelijk groot zelfvertrouwen voor uzelf stelt dat iets moet gebeuren, dan is daarmede in uzelf maar door uw gedachten ook voor de wereld en uw omgeving een suggestieve factor geschapen. Herhaal dit gedurende ongeveer 20 dagen intens, volledig, met vertrouwen en geloof. U zult ontdekken, dat deze vorm van suggestie rond u alles heeft gepreconditioneerd in de richting van het begeerde. Bedenk echter wel, dat zelfs als wij alles hebben voorbereid het onze eigen impuls is, ons eigen denken en willen en in feite ook vaak de eigen daad, die het beslissend element, de eigenlijke werking doet ontstaan.

Besef wel, dat wat men magie noemt en zo sterk is verweven met de wereld van het onderbewuste en de niet besefte werelden van de geest, nimmer berust op een actie buiten u, Gij zijt het steeds, die de wil, de bezieling zult zijn van al wat geschiedt. Gij zelf zijt het steeds, die zover het in uw macht en vermogen ligt ook op redelijke en stoffelijke wijze tot de verwerkelijking moet bijdragen. Symbolische handelingen, het gebruik van rituelen, kunnen hierbij bevorderlijk zijn, maar zijn niet noodzakelijk.

Na deze kleine omschrijving van mogelijkheden, wil ik u enkele kleine details geven over een ander aspect van de magie, dat direct met harmonie enz. in verband staat.

Sympathische magie.

Wanneer twee voorwerpen aan elkaar gelijk zijn, kunnen ze elkander volledig vervangen.

Maar wanneer ik aan het ene voorwerp een verandering aanbreng, terwijl ze volledig gelijk zijn, dan zal het mogelijk zijn – mits mijn gedachtekracht dit erkent – ook het andere voorwerp op gelijke wijze te vervormen.

Theoretisch is dit heel gemakkelijk, in de praktijk is dit moeilijk. Wanneer ik mij iets voorstel als gelijk zijnde (dus in de gedachtewereld aanvaard als gelijk zijnde), dan is dit voor mij tijdelijk een volledige vervanging van een werkelijkheid. Alle krachten, die ik gedurende dit ogenblik gebruik met volledig vertrouwen en volledig gericht op de werkelijkheid, zullen in die werkelijkheid kenbaar worden. De speld in het poppetje en de ziekte zijn hiervan in feite een zwart magische vorm. Maar de andere vorm is: De zegen, het gelijk gegeven aan een afbeelding. Een offer, een votief zelfs, gebruikt om een bepaald iets voor te stellen, doordat de zaak feitelijk is en het gestelde vervuld. Dit laatste is ook belangrijk, wanneer u ooit hoort over mirakelen.

Onthoud u wel dat het besef, dat iets in feite reeds bestaat, het mogelijk maakt om dit ook stoffelijk en in elke sfeer, waarin vorm bestaat, te realiseren. Alles hangt af van eigen denken.

Sympathische magie houdt verder in dat elke harmonie, die ik op welk vlak dan ook in mijzelf schep, alle gelijksoortige wezens en krachten zal aanspreken. Indien ik mij hiervan bewust ben, kan ik vanuit mijn eigen wezen in een geschapen harmonie een intentie leggen in zeer vele krachten en soms zelfs in zeer vele mensen. Het resultaat zal zijn, dat ik – zij het niet zo onmiddellijk als deze kracht in mijzelf bestaat – buiten mij een weerkaatsing daarvan krijg. Men zegt hierbij, dat de grootte van de kracht, waarin ik mijn eigen beeld en voornemen projecteer, bepalend is voor de diffusering ervan, dus het minder gevormd zijn, het vager worden. Laat ons daarom niet stellen, dat sympathische magie geen kracht heeft.

Ik wil u een ander voorbeeld geven, dat voor u praktisch bruikbaar is.

Wanneer u te maken hebt met een probleem, een mens, een dier, desnoods een probleem dat kan worden uitgedrukt in mathematische formules ofwel in nauwkeurig in betekenis vaststaande woorden, dan kan het worden opgelost alleen reeds door ons dit probleem voor te stellen en in onszelf te stellen dat de oplossing is gevonden. Het blijkt dan dat het onderbewustzijn van de mens zelf maar ook het onderbewustzijn van anderen, die met het probleem verbonden zijn, hierop reageert door de aanwezig zijnde oplossing inderdaad te fourneren. Dit kan in vele gevallen een vereenvoudiging van uw taak, van eigen leven betekenen.

Na alles wat ik heb gezegd omtrent de magie, wil ik nog even terugkeren naar de meer esoterische waarde en betekenis van mijn inleiding.

Wanneer gij in uzelf een bepaalde verhouding van Logoï uitdrukt, betekent dit dat uw eigen wezen dus niet het geheel van de kosmos of van de schepping doch slechts een deel daarvan perfect kan weergeven. Het perfect weergeven van dit deel betekent via de Logoï verdergaan Het is voor de mens onmogelijk een volledig begrip van de wereld te krijgen en zelfs moeilijk om een volledig begrip omtrent zichzelf te verwerven. Maar wel kan hij de krachten beseffen, die op dit ogenblik in hem werkzaam zijn. Het beseffen van de krachten, die nu in hem werken, houdt in dat ge uw eigen motieven, uw beweegredenen beseft. Dat u eveneens begrijpt welke elementen in u van geestelijke geaardheid zijn en daarnaast naar gelang van de Logoï in u werkzaam in hoeverre deze voor u licht of duister zijn. Het wordt dan mogelijk in uzelf bepaalde geestelijke elementen te volgen. Daardoor bouwt zich een beeld van het “ik” op, dat nog immer niet aan het kosmische beantwoordt, maar dat toch reeds een benadering van een groter ego betekent.

Een groter ego, dat in u beseft wordt, betekent echter dat zowel op horizontaal vlak (direct bewustzijn en daden) als op het verticaal vlak (beïnvloedingen en beïnvloed worden) dus een juister omschrijving in groter omvang kan plaatsvinden. Naarmate de mens uitgaat van de nu in hem levende invloeden en vandaar uit een verder beeld opbouwt, zal het hem gemakkelijker vallen door te dringen tot die Godenwereld, waarin de grote Lichtkrachten zelf onmiddellijk onderrichtend gevend optreden.

Elk onderricht, dat terwijl men in de stof leeft wordt ontvangen uit deze hoge lichtende Krachten, wordt vertaald in eigen normen en eigen termen. Het is niet mogelijk de hoogste geestelijke waarheid in woorden onder te brengen. Evenmin is het mogelijk deze geestelijke krachten en waarheden uit te drukken op een wijze, waarop zij voor een ander volledig begrijpelijk is. Besef dit wel. Maar wat ge in uzelf hebt ervaren en beseft is voor u een vaste maatstaf. Het betekent dat u de leringen, die u ontvangt, slechts ten dele kunt terugbrengen en dat u in vele gevallen o.m. door uw milieu, uw opvoeding, door uw vorm van geloof en denkgewoonten zult worden belemmerd in het juist weergeven of uitdrukken ervan. Het betekent echter nog niet, dat zij daardoor minder nuttig zijn. Men moet slechts beseffen, dat elke hogere lering, die in het “ik” werd bereikt en zoals voor elke esoterische bewustwording ongetwijfeld noodzakelijk is materieel wordt gerealiseerd, steeds weer wijzigingen behoeft, tot zij zover mogelijk aan het perfecte beeld beantwoordt. Dat daarbij een schijnbare tegenspraak in het “ik” of een tegenspraak in de leringen kan voorkomen, is duidelijk. Want het onvolledig inzicht maakt het niet mogelijk de geheel juiste band weer te geven, die men in feite zou moeten scheppen. Ga daarom bij elke esoterische bestreving uit van de gedachte dat slechts de mens, die zichzelf prijsgeeft aan het Oneindige en gelijktijdig de krachten van het Oneindige, die hij in zichzelf erkent, durft analyseren en erkennen, in het Oneindige de vorm, de gestalte en de taak van eigen wezen zal kunnen beseffen.

De esoterie is een geheimleer, die oorspronkelijk is voortgekomen uit de oude mysteriescholen. In deze mysteriescholen vinden wij o.m. de gewoonte van leren door luisteren. Ook de Pythagoreërs kenden twee jaren luisterplicht voordat men tot een meer praktische werkzaamheid kon overgaan.

Een ieder, die slechts luistert, vormt in zichzelf een beeld. En dit is noodzakelijk. Een inwijding, een geestelijke bewustwording kan zich slechts baseren op datgene, wat in jezelf leeft. Pas Wanneer in dat “ik” een beeld is gevormd, kan dat beeld worden ontleed en worden gebruikt om eigen wezen vollediger te beseffen. Wij komen dan aan de vlakstructuren toe van de mathematici, de rekenaars, die in zich komen tot een recapitulatie van eigen wezen en vaak ook van eigen verleden aan de hand van de structurele berekening van hun eigen “ik”. Men vergeet wel eens, dat men een zekere mate van voorstellingsvermogen en een bepaalde mogelijkheid tot vergelijken moet bezitten. Vergelijken ook met niet geheel bekende waarden, voordat men zichzelf volledig erkent. Het is niet noodzakelijk dat u daarvoor wiskundige bent, het is wel nuttig. In deze periode zal de mens zich dus eerst zelf moeten ontleden en de onbekende factoren in het “ik” zo nauwkeurig mogelijk omschrijven. Pas wanneer men in de inwijding ook dit had geleerd, kwam het tot het laatste gedeelte: De beheersing van de trilling. Stoffelijk uitgedrukt; de beheersing van kleur en licht in geestelijk opzicht, waardoor men in staat was de juiste sfeer te treffen, de juiste verbindingen met goddelijke Krachten tot stand te brengen en zichzelf te onttrekken aan de stoffelijke werkelijkheid, zonder deze werkelijkheid daarvoor feitelijk prijs te geven of te vervalsen. Ik geloof dat u hierin een aanwijzing kunt vinden voor de weg, die men esoterisch dient te gaan.

Esoterie en magie vergen beide – ik herhaal het nogmaals – het zo juist mogelijk erkennen van de krachten, die in je werkzaam zijn, het zo eerlijk en volledig mogelijk uiten van de krachten, die in je werkzaam zijn; het erkennen van vrees en daardoor het erkennen van het gevreesde; het erkennen van begeren en het erkennen van de begeerte en haar feitelijke betekenis. Eerst op deze wijze kan men verdergaan en voor zich de volledige bewustwording en het juiste inzicht bereiken.

Ik meen, dat wij met deze les kunnen volstaan. Evenals de vorige maal zal u blijken dat deze les niet zwaar is; zij lijkt slechts zwaar. U zult daarnaast moeten constateren dat zij evenals de vorige les in de eerste plaats teruggrijpt naar uw eigen wezen, naar uw persoonlijkheid. Mag ik u daarom volgende zeggen?

Een daad, zonder bewustzijn omtrent de redenen van de daad, is gevaarlijk en nutteloos. Het niet stellen van een daad, wanneer wij daarvoor de redenen kennen en de noodzaken daarvan in onszelf hebben vastgesteld, eveneens. Slechts de juiste samenvloeiing van bewustzijn, daad en streven kan de mens de beheersing van het eigen ik, de erkenning van het eigen wezen zowel als de beheersing van de materie rond zich schenken.

Wie zich daarbij mede op anderen baseert, zal ontdekken dat hij werkt met onbekende en onbetrouwbare waarden en daardoor aan deze onbetrouwbare waarden, te gronde gaat; dit zelfs wanneer anderen het tegendeel trachten te bewerkstelligen.

Mag ik aannemen, dat dit voor u voldoende is? In het tweede gedeelte zal wederom worden getracht, mede door middel van sfeer, u het een en ander te brengen uit de Witte Broederschap, onder wier suspiciën ik ook hedenavond tot u gesproken heb.

 De priesters van Saïs.

In dit tweede gedeelte wil ik graag proberen u iets duidelijk te maken van de priesters van Saïs of ook wel van Isis, dus een speciale groepering.

De mysteriën van het verleden zijn een lange tijd teruggedrongen geworden door de macht van een tijd, die in het materialisme verzonk. Toch hebben de priesters der oudheid hun geheimen vaak medegedeeld aan degenen, die tot de ingewijden konden behoren.

Zo heeft bv. Plato en ook Pythagoras een dergelijke inwijding ontvangen, terwijl er ook anderen zijn geweest, zoals Philippi, Astogni in een latere periode; die deze geheimen hebben teruggevonden. Want een waarheid, die leeft, kan niet teloor gaan. En de Waarheid van dit alles is wel allereerst; de waarheid van datgene, wat met het woord slechts gebrekkig wordt uitgedrukt; de kracht van het leven zelf, de Kracht der natuur.

Wanneer je staat voor de vijver en het altaar, dan vraag je je vaak af: Wat spreekt eigenlijk? Wat is de stem, die ik hoor? Wat is de kracht, die mij beroert? En sommigen roepen uit: Dit is Isis, de grote Gehorende, Zij, die de aarde treedt, huwend met DE ZON, Haar hoofd verheffend inde hemel.

En anderen zeggen:  Het is de stem van je eigen “ik”, die je hoort.

Maar niemand weet het. En om te weten moet je doordringen achter het geheim en dan vind je de grote kosmische Eenheid van Kracht.

Let wel; in uw dagen spreekt men u meermalen over de bezieling van alle dingen. Maar ge kunt u niet voorstellen, dat een tempel leeft, dat een huis leeft en dat het zijn een eigen ziel heeft.

Wanneer ik u zeg, dat een bloem verwelkt door haat en opbloeit door liefde, dan zult ge waarschijnlijk twijfelen; en toch zijn deze dingen waar. Want in alles is kracht, in alles is leven, in alles spreekt een ziel. En de grote geheimen van de oudheid, het geheim, dat de priesters van Saïs steeds weer in symbolen hebben overgebracht, is het geheim van de mens zelf en zijn plaats in de natuur.

Wanneer je leeft en je denkt slechts aan mensen en je beseft niet dat Al, wat rond je leeft, bezield is tot de nuchtere, koude, met mensenhand geschapen machine toe, dan ben je machteloos. Dan ben je een kind, dat door het noodlot wordt gezonden en niet begrijpt waarom.

Wanneer je daarom staat; gaande de drie treden, de zes treden en de negen treden voor het altaar, voor de vijver, dan weet je: De stem, die tot mij spreekt, is het Al dat spreekt in mij. En in je eigen wezen komen de beelden aanstormen, die verspreid over de tijd en de wereld bestaan.

In de oudheid zag men reeds de droom; de paddenstoelwolk, die deze tijd tot een vloek dreigt te maken. Men sprak erover als de zuil Gods of de Levensboom, niet beseffend dat deze dingen leven in zichzelf, maar dat hun leven de mens vaak vijandig is.

Men zag de strijders van de oudheid en het verleden zowel als de toekomst samen stormen, en de ondergang, die wij aanschouwden, werd de ondergang uit een verleden, van een oud rijk, vermengd met het weten van een toekomst. En zo kwam de verwarring. Want wie is krachtig genoeg om de beelden te scheiden en de stem in waarheid te verstaan?

De Gesluierde legt Haar sluier af voor degene, die Haar zonder vrees benadert. Inderdaad. Maar wat is dan de ontsluierde waarheid? Want zij is niet een beeld en zij is niet een God, zij is niet jezelf, je eigen wezen. Neen, zij is het complex van alle dingen.

Krachten leven overal. Wanneer ik spreek en ik spreek tot een tafel en zeg: Gij tafel, luister en hoor mij wel, dan verstaat zij. Wanneer ik spreek tot een kracht van de geest en ik zeg; Gij, Jouneh, luister naar mijn woorden, dan luistert de geest en erkent mij. Want dit is het geheim, dat alle dingen leven en alle dingen luisteren.

Wanneer mijn gedachten uitgaan, dan gaan ze uit als een bruidegom, zoekend naar een bruid. Zij zoeken ergens de kracht, de waarde, dat een voorwerp, dat ene leven, die ene geest, die één kan worden met die gedachte. Maar wanneer ik niet rijp ben, wanneer ik mijzelf bezoedeld heb met menselijk bijgeloof en vooroordeel, met besef van schuld, wanneer ik mij bezoedeld heb met een hebzucht en een begeerte zonder einde, dan vind ik geen waardige bruid.

En dit is het geheim: Wat ik uitzend keert niet slechts tot mij terug. Zoals de bruidegom uitgaande niet alleen terugkeert tot het huis, vanwaar hij uitging, maar met zich voert zijn bruid en haar gezellinnen, de rijkdommen die zij bezit, de bruidsschat die zij brengen.

Wanneer een gedachte uitgaat, betreedt zij een rijk, dat geen ruimte kent en geen tijd.

De afstand is oneindig, en toch met een schrede overbrugd. De tijd is eeuwigheid, en toch wordt zij overzien in een breukdeel van een seconde. Het geheim is deze ruimte, dit verblijf van de gedachte, dat onbegrensd is; want daarin leeft de waarheid. De waarheid van al het levende, van alle kracht, maar ook van uw eigen wezen.

En zo hebben de priesters gesproken tot hen, die inwijding zochten: Erken, o mens, in uzelf de verwantschap met alle dingen en ontzeg u die niet.

De mens heeft gezegd: Wat is deze leer, die gij mij brengt? Kan ik verwant zijn met de vlo die daar springt, met de aap die dartelt, met de ezel die vermoeid en haast gebroken langs stenige wegen gaat? En ze hebben zich afgekeerd, omdat ze zeiden: Wij zijn mensen.

Er is gezegd door de Saïspriesters: Gij, die wenst en uitgaat, zoek de schat die is gelegen in de waarheid.

En zij zijn uitgegaan. Uitgegaan, zoals wordt beschreven in het verhaal van Jason en de Argonauten. Ze hebben misschien iets gevonden, maar ze weten niet hoeveel het waard is. Want het is niet voldoende om een schat te veroveren, een schat van weten of een schat van licht. Men moet haar huwen, men moet er één mee worden, want eenheid is de kracht. Eenheid. De werkelijk besefte eenheid is de bron van alle geheimen. Zij is de band van de schepping, zij is het weten, het besef en het leven. De priesters hebben gesproken tot hen, die inwijding zochten:

Indien gij waarheid zoekt, beseft, ge zult gebonden zijn aan al het zijnde. Verbreek daarom de ketenen, die u binden aan het niet-zijnde. Ze hebben gelachen en gezegd: Er zijn geen dingen, die niet bestaan, waaraan ik gebonden ben.

En ze hebben niet beseft, hoe ze waren geketend aan hun voorstelling van eigen wezen, eigen land en geloof, van eigen wet en eigen lust. Ze hebben niet beseft, hoe hun gedachten een wereld hadden vervalst en zo tot een keten gemaakt.  En tot hen, die kwamen om inwijding te zoeken heeft men gezegd:

Indien gij waarheid zoekt, durft gij ingaan tot Haar, die is het tegendeel van het scheppende Zelf, die is de uiting van de onbekende levende Kracht?

En allen hebben uitgeroepen: Ja, wij willen gaan. En velen zijn verdoold, zoals in een labyrint met duizenden kamers en duizenden gangen, en niet beseffend dat het labyrint slechts is de verwarring, die een ieder ondergaat, wanneer hij zichzelf prijs geeft. Want wie wil treden voor de Kracht, die waarlijk leeft, die waarlijk de uiting is van de Schepper, die de ware bruid is van de bezielende Kracht, die moet ook aanvaarden de natuur en haar leven. En wie kan de natuur aanvaarden onder de mensen?

Wanneer ge de Onbekende, de Gesluierde ontmoet en ge ziet het licht van Haar ster, de scherpe sikkel van de wassende maan, dan spreekt. Zij tot u: Mens, kent gij de natuur?

Antwoord dan niet: Ik ken de natuur. Hoe kunt ge het leven kennen, die uzelf niet kent?

Antwoord daarom: O Moeder, waarlijk de natuur ken ik niet, maar ik ben deel van haar en wil haar ervaren.

Maar spreekt gij: Ik ken haar, zo zegt

Zij: Ga en vind uw eigen weg.

En wanneer ge tot de Moeder komt en ge hebt de eerste vraag goed beantwoord, dan stelt Zij een tweede:

Wilt ge leven?

Antwoord dan niet: Ja. Want de meesten onder ons – wanneer zij mens zijn – willen niet leven en niet sterven Ze willen star zijn, stijf als de poppen, gesneden in een fries; stijf.

Eén verstarren één houding, één daad en één gedachte, als de beelden die getekend worden in een grafkamer.

De mens moet leven. En vraagt ge om het leven, zo stormt het leven op u aan. Maar kunt ge het leven verdragen? Kunt ge verdragen dat de kracht der natuur in u spreekt, telkenmale weer? Kunt ge het verdragen dat de regen en de zon, de storm en de stilte, de vernietigende stormende zee en het rustig water dat vruchtbaarheid geeft, alle deel zijn van u, dat uw stem hen beroert? Ge zoudt al snel uzelf een wereld willen scheppen, maar ge zoudt ondergaan. Zeg daarom:

Moeder, weest gij mij het leven,

Want zij is de natuur, zij leeft in u en zij toont u hoe gij leven kunt. En eerst wanneer ge hebt geleerd om waarlijk te leven, kunt ge beseffen wat levende kracht is.

En is ook deze vraag begrepen en beantwoord, Zij, die zich verbergt achter Haar sluier, stelt dan een derde en laatste vraag:

Wilt gij sterven?

En de mensen roepen uit: Neen, ik wil niet sterven.

Toch is het goede antwoord anders. En het wordt geleerd, maar het heeft zijn consequenties en de mens wil ze niet aanvaarden. Want zo leren de ingewijden van. Saïs:

Gij. Moeder, zijt leven. Ik kan niet sterven in de kracht, die mij voortbrengt. Want zonder deze kracht kan ik niet leven in u. Laat mij sterven in de kracht, die mij voortbrengt en het leven is onbeperkt.

En dit is het antwoord. Velen hebben de weg gezocht, velen zijn gegaan tot het altaar en hebben de treden beklommen. Enkelen zijn gegaan tot voor het beeld en de sluier van het beeld. Velen zijn niet teruggekeerd, omdat zij de waarheid niet konden doorstaan. In uw dagen keert dit terug.

Waarheid,  is iets anders dan alleen maar dat, wat je wilt horen. Waarheid is de werkelijkheid van je eigen wezen en al het zijnde. Wanneer ge zegt: Een dier is meer waard dan een mens, dan zegt ge iets dat niet waar is. En zegt ge: Een mens is meer waard dan een dier, dan zegt ge iets, dat niet waar is. En dat wil men niet beseffen. Maar is dan niet alle leven uit een bron en gelijk en gelijkwaardig? Zo kan ik slechts kiezen uit de verwantschap; want dat, wat ik ben, kan ik redden en dat, wat ik niet ben, kan ik niet redden.

Uw wereld zal u zeggen; de waarheid doet u alleen staan. Gij zijt omringd door leugen.

En uw wereld is leugen, waaruit de wereld is opgebouwd, is, de sluier die hangt voor het aangezicht van de grote Moeder, die is het tegendeel en toch ook het evenbeeld van de Kracht, die schept.

En zeg nu niet: Er zijn demonen. Demonen schept de mens. Er is waarheid of er is leugen; een van beide. Maar een waarheid moet je zelf beleven, anders wordt zelfs de gesproken waarheid tot een leugen. En de waarheid leven betekent; achter je laten alle verschillen, al het terugtreden, alle beperking. En dat is moeilijk.

Zij, die vanuit de tijden, welke de mens als primitief beschouwt, de waarden heeft geschapen, die werden de inwijding van de grote Moeder, die soms werd genoemd Ishtar, soms Isis, soms Astarte, die duizend namen heeft, die even goed is de goedertieren Kwan Yin als de godin van vernietiging Deva Kali, Zij, die is alle dingen, Zij heeft gegeven het begin en de plechtigheid. Zij heeft geschapen het ritueel, de les en het begrip. Zij bracht het rinkelen van het sistrum en het rookbekken. Zij bracht de weerkaatsende vijver en zij bracht het altaar, dat in zijn gebogen vorm het beeld was van haar eigen embleem. Zij bracht voor de mensen vooral de leer van de kracht van het woord, van de klank, van de geur, de kracht van handelen en denken. Zij bracht de leer van het schouwspel en het beleven. Van haar en van haar werk, wil ik trachten u iets te vertellen. Want wat zijn de krachten van het verleden in deze tijd?

Als ik nu zou roepen:

O, Gij Isis, Gij Hemelkoe, Gij Gehorende, Gij Krachtige, Gij die schitterend u verheft tot aan de hemel, Gij die huwt met de zon, Gij die geeft de vruchtbaarheid en het leven U wil ik mij wijden, in Uw kracht wil ik zoeken het licht van de Hoogste, van Dat wat niet gekend wordt.

Dan roept uw wereld uit: Heiligschennis! En wanneer ik spreek en zeg:

Laat de muziek klinken, laat de sistrum weerklinken, laat met statig gebaar de rij der priesteressen voorwaarts schrijden, laat het grootsymbool volbracht zijn.

Dan zegt mens Ach, foei, heidendom.

Als ik onder u zou zitten als een mens onder mensen en ik zou spreken als vanouds:

Ziet, gij mensen, gij zijt deel van alle levende kracht en weerkaatst alle levende kracht. Maar gij, gij hebt een kracht in u van denken en van herinneren en van beleven, die veel van het andere leven niet kent. Gij zijt daarom de brengers van verdeeldheid zowel als van eenheid.

En zou men zich afvragen of ik een filosoof was, dan zou ik verdergaan en zeggen:

Het ware geheim van de mensheid is, dat waar zij eenheid schept, alle leven haar betaamt, vanaf de hoge bergen, waarvan de mens droomt dat de goden wonen, tot de diepste bodem van de oceaan, waar nooit geziene gedrochten hun spel spelen.

Dan zouden zij zeggen: Mens, ge droomt. En zou ik zeggen:

Alle kracht en alle leven antwoorden u, omdat in alles God is en goddelijke Kracht en goddelijk Leven.

Dan zouden ze tot mij zeggen: De theorie is goed, vriend, maar zij past niet voor onze praktijk. En dat is de werkelijkheid.

En toch, hebben de priesters van Saïs niet altijd gestaan voor het ongeloof. Zijn zij niet als een vreemde kleurige lijn, getrokken door de tapisserie der eeuwen, die ergens gaat van het aards ontstaan tot aan de lichte bol van het volmaakte opgaan in de Alkracht?

Laat mij daarom voor een enkele maal stem geven aan de priesters van de goden, de priesters, die vele goden dienen. Die soms waren de hoeders van Serapis, soms de gezalfden van Re, de dienaren van Osiris. Zij, die waren de broeders van Brahmas tempel en de wachters voor de poorten, waarachter Shiva rust. Want de Orde is met vele namen genoemd en in vele tijden gekend geweest. Laat mij haar voor een korte wijle doen herleven in deze dagen.

Al leeft. In al is leven en al is kracht.

Eén is de bron van alle dingen en één is de bron, waaruit alle kracht leeft. Maar in alle dingen leeft de kracht. Eén is de band van al wat in materie leeft en één is de band van al wat geest is. En ene kracht, een en zonder scheiding is het leven; en het bewustzijn bloeit op uit het leven, omdat het eenheid erkent.

Wie verdeeldheid zoekt, wie verdeeldheid brengt, is als het zwaard, dat uit zichzelf het leven snijdt. Want waarlijk, levend zijn de goden; en sterk zijn de krachten uit de onbekende kracht in hen gelegd. Ademen doet het Onbekende, maar spreken doen de Goden. Erken, gij mensheid. Een is de werkelijkheid, waaruit gij leeft. Gij zijt sterk in de kracht, die in u leeft. Gij zijt waar in de kracht, die in u leeft. Gij zijt eeuwig in de kracht, die in u leeft. En al wat verdeeld en zwak is, is slechts uw eigen denken.

Mensheid hoort: Achttien zijn de treden tot voor het altaar en daar eerst ligt het begin. De treden, die voeren tot de ware Kracht en bron Gods tot de Alziel, waartoe wij behoren, ons daarin doen opgaan en ademen met de Eeuwige.

Zij wordt slechts bereikt door de eenheid van streven, de eenheid van stof, de eenheid van denken, de eenheid van spreken. Zij wordt slechts bereikt door de eenheid van goedertierenheid, de eenheid van liefde, de eenheid van schoonheid en de eenheid van recht.

En zo gij leeft, leef in alle dingen en besef dat al leeft in u. Doe uwe kracht gaan tot alle dingen, opdat zij in u moge spreken. En laat de kracht komen tot u uit alle dingen, opdat zij u moge genezen, zoals uw kracht de anderen geneest.

Besef, één zijn alle dingen; en de gestalte van alle dingen is de Almoeder, het beeld van uw schepping.

Gij, die nu leeft in de materie en dit beseft, gij zult ook ondergaan de eenheid van alle dingen in uzelf en weten, hoe uw weg is gelegen.

Soms zegent men in de naam van God, soms in de naam van vele goden, maar er is slechts één zegenende werkelijkheid voor hen, die zagen achter de sluier. Gij, die leeft in mij, ik leef in u.

De kracht, die in mij is, is in u.

En de adem, die in mij is en leeft, leeft in u.

Gebonden zijn wij tot het eind der tijden door Hem, Die heeft voortgebracht.

is de Ring tot alle tijd versmelt en er slechts eenheid blijft.

Dit is nu de zegen van de priesters van Saïs, vertaald in uw taal:

Dat uit de Moeder de eenheid u worde gegeven. Dat uit de Moeder de Kracht der eenheid u worde gegeven, u sterkend in denken en beleven, zodat uw geest zich aangordt om verder te gaan, sterkend uwe leden, wanneer gij gaat op aarde. Dat de eenheid rond u zij als de zekerheid, waaruit gij waarlijk uzelf zijt, waarlijk erkent de band van het Grote.

Dit zij gesproken in de naam van Haar, van wie Wij allen deel zijn.

Grote Moeder, de sterke kracht, de gesluierde Vrouw, de wassende Maan, Isis, Zij die troont tussen hemel en aarde en verbindt mensheid en oneindigheid.

Wat meer moet ik u zeggen? Misschien vindt ge dit esoterie? Misschien noemt ge het magie of filosofie. Maar dit is wat leeft en wat leven zal.

De zegen die ik u gaf, is een zegen die geldt in deze dagen zoals weleer. Wees niet verward, maar aanvaard allereerst dit begrip; Alles leeft. En ik leef in alle dingen. Dan zult ge weten, zoals de priesterschap van Saïs, zelfs nog leeft in de stof op uw aarde, zo leeft de Almoeder, Die slechts is het lichaam en de belichaming van de Vaderkracht. Die verborgen is achter alle dingen.

Eenheid wens ik u, harmonie wens ik u. Ik wens u de mogelijkheid tot ware inwijding, opdat ge antwoord moge vinden in uzelf op de vragen van Haar, Die is het beeld van natuur en natuurwet en zo de sleutel moogt verkrijgen voor dat, wat onbeperkt is.

0-0-0-0-0-0-0-0

Vrienden, ik zou graag aan deze laatste spreker nog enkele woorden toevoegen, alleen maar verklarend. Wij hebben ook deze maal getracht iemand te vinden, die behoort tot de Witte Broederschap en die anderzijds ook heeft behoord tot de genootschappen en groepen op aarde, die hebben gewerkt vanuit die Broederschap door alle tijden heen. Het was ons niet mogelijk deze spreker tevoren aan te kondigen, omdat juist de groten vaak zeer sterk afhankelijk zijn van een sfeer, van een stemming, kortom, van alles wat daarbij behoort. Wat u hebt doorgemaakt en wat ieder van u voor zich moet verwerken, is een manifestatie van een oude inwijdingsleer, maar gelijktijdig ook een manifestatie van een kracht, die altijd bestaat en – naar ik meen want er is zeker ook gesproken in verband – met uw eigen tijd en ontwikkeling een lichtpunt is in de verwarring, die u allemaal omgeeft.

De zegen, die is uitgesproken, is een kracht, en die kunt u met u meedragen, indien u dat wilt. Maar u moet heel wel beseffen, dat deze stellingen en deze leer op zichzelf voor u geen enkele verplichting vormen. Ge zult moeten zoeken in uzelf naar de ware betekenis hiervan. En als ge die gevonden hebt, dan ben ik ervan overtuigd, dat u – mede dank zij de andere lessen, die u krijgt -ook zult weten, of u de Sluier van Isis a.h.w. wilt doen vallen en de werkelijkheid wilt aanschouwen. Gelooft u van mij nu één ding.

Of ik nu zeg; Christus liefdekracht of dat ik uitroep; Isis, het is maar een naam. Maar wanneer ik zeg harmonie en eenheid, dan spreek ik altijd over de voor ons regerende wet en kracht van de kosmos. God is voor ons harmonie, licht en kracht. Laat u niet misleiden door de termen, die worden gebruikt, maar besef de kracht in uw wezen en ge zult gesterkt zijn en ge zult ontdekken dat u vitaler, gelukkiger en prettiger kunt zijn, alleen al in het besef dat die kracht bestaat.

Ook de volgende keren zullen wij u zo mogelijk een spreker geven, die een bepaalde sfeer kan uitdrukken. Wij hopen dat het mogelijk zal zijn gezien de leiding van deze groep om steeds meer en intenser magische werkingen daarmede gepaard te doen gaan. Ofschoon wij, wat dit betreft, natuurlijk afhankelijk zijn van degenen, die tot u willen spreken.

Wij danken u voor uw aandacht  en hopen dat u ergens iets gekregen hebt, dat misschien niet helemaal met woorden te zeggen is, maar dat u toch helpt met uw eigen “ik” in het reine te komen en u ook zal helpen in de toekomst steeds meer geestelijk en anderszins te betekenen voor de hele wereld.

image_pdf