Kosmologie – De schepping

image_pdf

Kosmologie 1976-1977

Inleiding
Het geheel van de kosmos bevat een oneindig aantal aspecten!
Het is niet mogelijk al deze aspecten volledig te belichten. Toch zijn er een aantal mystieke geheimen, soms in geheimscholen onderwezen, soms ternauwernood vermoed of in een ver verleden vastgelegd die wij in deze cursus proberen samen te vatten.
U zult merken dat er telkenmale een verhaal wordt verteld. Dit verhaal kent u misschien, al zijn wij zeker niet zo ijdel te denken dat het gelijkwaardig is vergeleken met de bijbel. Ook in Genesis wordt vertelt over de schepping. Wat wij u vertellen over de schepping is hetgeen wij daaromtrent geestelijk en stoffelijk weten en begrijpen.

uit de cursus ‘Kosmologie’ (hoofdstuk 1)-oktober 1976

De schepping

HET bestond. HET was en HET was niet. Niemand kon omschrijven wat HET was en mogelijk kende HET zichzelve niet.
HET dacht. Maar de gedachte was niet kenbaar. In de gedachte was ruimte. Ledige ruimte zonder licht, maar gevuld met de kracht van dit Wezen. En het Wezen dacht en probeerde zijn gedachten vorm te geven. Er ontstond een razende werveling. En nog steeds was het duister. Toen brak opeens de beweging zich baan in een fel licht dat zoveel tinten en kleuren vertoonde als een regenboog. En ziet, elk licht was een andere dimensie, het was een andere wereld. Zo ontstonden er in de ruimte een aantal wervelingen waarin licht was en kracht was en waarin materie ontstond.
Elk van de wervelingen sprak tot zichzelf. Ik besta. En zo, denkende werd het een eigen veld met een bijzondere en eigen kracht. En deze bijzondere en eigen kracht deelde zich weer in vele delen en er ontstond massa.
Uit de wervelingen werden de sterren geboren. En de sterren wervelden en elk zei tot zichzelf: Ik besta. En de sterren, al wervelend, ontmoeten elkaar in de vurige nevel van de levende Kracht en er ontstonden kleine sterren die rond de grote ster cirkelden. En ieder sprak tot zichzelf: Ik ben. Ze keken naar de grote ster waar zij omheen cirkelden en zeiden: Dit is mijn vader.
Zo gebeurde dat in vele werelden. 63 zouden ze zijn in getal. En in die 63 werelden sprak elk voor zichzelf: Dat waaruit ik ben voortgekomen is God. Dat wat ik ben is de uiting van God, het Woord van God. De sterrennevel die zei: Ik ben het Woord van God, was God want zij beheerste alles wat in haar gebeurde. En al beheersende sprak zij tot de sterren en gaf haar wil en wet. Zij bepaalde de beweging, het ritme en de samenhang. Zij dreef de sterren voort op hun baan. En de ster zei tot zichzelf: Ziet, dit is God. Maar ik ben het Woord van God, de uiting, want ik vervul Zijn wil en maak haar kenbaar. En de planeten spraken: Ziet onze zon is God.
Dit is een zeer vrije vertaling van wat men wel zegt dat Het denkt. Hoe kun je weten dat het Onbekende denkt? Alleen wanneer de gedachte beleefd kan worden.
Als je doordringt tot in het diepste duister, weet je: ergens blijft er niets meer over dan een kloppende emotie. Deze kloppende emotie op zichzelf wil verbeeld worden, zij wil Woord worden.
Zo zijn ook wij, wanneer wij willen. scheppen. Ook in ons is een behoefte.
Diep in ons is een eerste gedachte, een schets, en wij proberen die dan buiten ons waar te maken. Maar dat kan alleen indien alle vormen van materie samenwerken, de werktuigen ons gehoorzamen en de ruimte ons niet frustreert. Dat is de .werkelijkheid. Daarom is het verhaal zeker niet zo dwaas als het wel lijkt.
In de magie, dat zal u bekend zijn, worden planeten beschouwd als zijnde bezield. Ze hebben namen. Er bestaat zelfs een ziel van de planeet, een geest van de planeet, die gelijktijdig heerser is van de dienende geesten van de planeet. Het is alsof alle krachten in de kosmos persoonlijkheden zijn. In de magie werkt men daarmee. Er bestaat een magische astrologie waarin men de verschillende krachten roept bij hun naam en teken. Ook daarin blijkt weer de oude overlevering dat de mensen altijd aan al wat er bestaat hebben gedacht als aan een persoonlijkheid. Dit is het eerste wat wij in een beschouwing van kosmologie moeten beseffen.
Alles heeft een eigen structuur en een eigen uiting, iets wat we een eigen leven zouden kunnen noemen. Je kunt niet zeggen dat een planeet leeft zoals een mens. Je kunt ook niet zeggen dat een planeet niet leeft. Dit zelfde geldt ook voor zonnen en Melkwegstelsels.
Een ander punt ook buitengewoon interessant in de magische astrologie is de splitsing van de werelden. Wij hebben, dit is misschien niet helemaal juist vertaald als, 63 sterrennevels. Het getal 63 is een symbolisch getal. Het is de 9 (het wezen dat voor God treedt) dat hiermede wordt aangegeven en al spreekt men wel over een werkelijk aantal sterrennevels, zo geloof ik ook dat wij moeten denken in termen van dimensies, van andere werelden, andere bestaans- of zijnstoestanden.
De fragmentatie in die eerste kracht, het is een bekend verhaal, is de eerste explosie. Die eerste explosie wordt verklaard als een spanning, een gedachte: die wordt geuit door het Onbekende. En daaruit ontstaat dan eigenlijk pas een kenbaar verloop van oorzaak en gevolg. Maar het mysterie blijft. De oorsprong van de kosmos kun je niet verklaren.
In alle kosmossen en dat is hier het typerende dat evenzeer moet gelden voor elke andere dimensionale wereld bestaan er wetten en regels: Deze wetten en regels zijn volgens de boeken waaruit ik heb geciteerd (het zijn oude, lang vergeten boeken) niet alleen overal gelijk en gelijkwaardig, maar ze zijn essentieel. Alle krachten en persoonlijkheden kunnen tezamen slechts dan bestaan, indien zij beantwoorden aan de wetten die hun zijn opgelegd. Want in de eerste flits van ontstaan werd een beweging gegeven, deze beweging is het leven.
Hij, die de beweging ontkent, ontkent het leven. Hij, die de beweging staakt, verliest het leven. Alles is een voortdurende rondgang, maar de banen zijn bepaald. De banen zijn deel van de kracht waaruit ze zijn voortgekomen. Een zeer vrije vertaling, want die oude taal zonder meer in Nederlands om te zetten, zou alleen maar tot grote verwarringen leiden.
De onontkoombare wetmatigheid van de kosmos wordt hier zo maar even geproclameerd, je kunt alleen verdergaan, je kunt niet terug. Dat is hier een van de belangrijkste regels. En dat geldt voor sterren en voor planeten, voor sterrennevels en voor al wat er maar kan bestaan. Het is belangrijk, dat wij ook hier begrijpen wat er wordt gezegd:
In de eerste plaats zegt ieder: Mijn hogere is God. Ik ben het Woord Gods: Ik ben de openbaring van dat hogere Wezen. Dat is natuurlijk een wat vreemde opvatting, want dan is iedereen eigenlijk ergens God voor alles wat onder hem staat. Maar als je dit gaat zien als een orde van grootte van krachten, als je gaat begrijpen dat elke God in zichzelf gelimiteerd is tot datgene wat hij binnen een hoger bestel is, dan kom je als vanzelf tot een lotsgebondenheid. Een lotsgebondenheid, die zeker niet alomvattend is, maar die bepaalde zaken dicteert.
Het is misschien aardig, daarvoor moet ik dan wel in een ander werk duiken om hier het concept tijd aan toe te voegen. Dit werk, dat schijnt te stammen uit een Atlantische of een even na Atlantische periode (het is nog in het z.g.: bloemenschrift geschreven. Het is een pictogrammenschrift dat in gebogen lijnen) stelt:
Dat wat wij zijn is vastgelegd, maar dat wat wij beleven van ons zijn, is niet vastgelegd. Zo is het ons beleven dat ons voortdurend verrast als wij onszelf ontmoeten. Deze ontmoeting met ons zelf is de voortgang der dagen. De tijd in de kosmos is dus eigenlijk geen technische factor. Ze is een bepaling. Tijd kan alleen dan bestaan, indien je zelf verandert. Alle verandering is zinloos voor mij, indien ik niet zelf verander, want slechts in mijn eigen verandering kan ik het zijn meten. Het meten van het zijn is de tijd. Een typische opvatting.
De mystieke leer over de kosmos gaat nog veel verder: Zij stelt dat alle werelden zijn voorgekomen uit dezelfde krachten dat er zo steeds werelden zijn die elkaar weerspiegelen. Het werk waarin ik deze gelijkenis vind is ongeveer 9 á 10:000 jaar oud. Het staat in een ideogrammenschrift. Later is het op houten tafels gekopieerd. Het stelt:
Zoals de maan zich spiegelt in de vijver, zo spiegelt de wereld, onze wereld: Deze beide zijn gelijk, want de een is het beeld van de ander, en wie zal zeggen welk beeld werkelijkheid is? Wel vrij vertaald, maar de gedachte is authentiek. Hieruit zoudt u kunnen afleiden – dat er voor deze wereld – gerekend in dimensies een andere vergelijkbare zijnstoestand is. Een toestand, die vanuit ons beleven niet zoveel behoeft te verschillen van het stoffelijke en het geestelijke bestaan zoals wij dat kennen. Het is een wereld waarin wij a.h.w. kunnen overgaan en nu niet in de zin van sterren, maar van ons bewustzijn kunnen verplaatsen.
Er zijn enkele magische werken waarin wordt gesteld, dat indien wij ons bewustzijn verplaatsen naar die andere wereld, de mogelijkheden die wij daar bezitten een verandering in ons wezen tot stand brengen die dan later, bij terugkeer in onze eigen wereld, blijft bestaan omdat de identiciteit moet worden gehandhaafd. Dat is het idee van misschien in je droom herboren worden, rijk of arm worden of iets voor een ander doen en dan wakker worden en ontdekken dat het inderdaad is gebeurd. Want voor de mens is die andere wereld een droom. Maar indien de kosmos werkelijk zo is opgebouwd (er zijn allerlei redenen om dit aan te nemen), dan is de eerste conclusie die wij in dit eerste onderwerp mogen stellen:
De kosmos is een geheel, maar wij behoren tot een fragment daarvan. Dit fragment beperkt onze erkennings- en belevingsmogelijkheden. Wij zullen alleen een volledige erkenningsmogelijkheid vinden, indien een ander fragment van de werkelijkheid overeenstemt met het fragment, waarin wij leven.
Ik zou nu graag willen overgaan tot onze eigen geestelijke beschouwing van het Al, die uit de aard der zaak toch weer iets anders is, ofschoon deze mystieke elementen bij degenen die zich bij ons daarmee bezighouden erg aanslaan en worden gezien als een weergave in symbolen van een werkelijkheid. Eenvoudig gezegd :
Wij weten dat de Melkweg. een persoonlijkheid heeft. Wij weten dat sterren persoonlijkheden zijn en onderling met elkaar spreken. Wij weten dat planeten bezield zijn. Als geest kun je dat weten, als mens moet je het maar geloven. In die wereld blijkt dan, dat het leven van een mens op aarde eigenlijk grotendeels is beperkt tot zijn lichamelijk beseffen en dat zijn uittredingen -indien ze al plaatsvinden- wel een contact geven met onze wereld of met een ander deel van zijn eigen werkelijkheid, maar dat hij daar weinig of niets van overhoudt en dat hij dat ook niet kan vertalen.
Als wij kijken naar wat sterren en planeten zijn, lijkt het eerder erop dat hun lichamelijke processen het dromen zijn, terwijl hun geestelijke processen de uittreding bevatten, vergelijkend gesproken. De entiteiten die in sterren en planeten wonen hebben communicaties. Hun persoonlijk besef verschilt sterk van dat van de mens. Je kunt zeggen het is een andere tijdsfactor of iets dergelijks. Hoe het ook zij: ze spreken onder elkaar. Ze hebben een werkelijkheid die wordt bepaald door voorstellingsvormen en niet door stoffelijke vormen of massa.
Het is duidelijk, dat daardoor een wereld voor ons een andere betekenis krijgt. Die wereld heeft een aura. Ze is afleesbaar. Die afleesbaarheid is echter beperkt tot de stoffelijke processen die plaatsvinden. Je kunt zeggen: hier is een zieke plek, daar een stofwisselingsmoeilijkheid, hier is een heel grote spanning of hier bestaat een onrust. Verder kom je niet. Probeer je de persoonlijkheid zelf te volgen dan treedt het verschil in besef zeer sterk op de voorgrond. Je kunt niet zeggen: De aarde denkt dit of dat. Je kunt hoogstens aanvoelen dat er een proces is dat in een gedachte zal kristalliseren. De afleesbaarheid blijft beperkt en of de werkelijke geestelijke waarden van een aard- of zonnegeest zijn is voor ons moeilijk te volgen. Maar het feit, dat die persoonlijkheden bestaan en dat onze wereld verwant is aan de uwe, soms de uwe zelfs doorkruist en toch de beide werelden gescheiden zijn, doet ons veronderstellen dat ook de dimensionale werelden ergens waarheid zijn dat er een groot aantal verschillende bestaanstoestanden en levensomstandigheden zijn waarin de kosmos kan worden ingedeeld.
Wanneer wij het scheppingsproces nagaan, dan weten wij allemaal: er is massa. Die massa wordt door een oorzaak onevenwichtig, daardoor ontstaat beweging van de massa. en daardoor de explosie. Dat wil zeggen, er ontstaat warmte. Warmte veroorzaakt straling. Straling veroorzaakt nog grotere beweging en in een soort kernreactie ontstaat het eerste licht. Dat is allemaal na te gaan en het is een zeer redelijke verklaring voor alles wat men in de kosmos kan constateren. Maar kun je daar stil bij blijven staan? Natuurlijk, als je de zaak alleen maar oppervlakkig wilt bekijken, heb je gelijk. Dan zeg je: Er zal een eerste explosie zijn geweest, daardoor is dit zus en dat zo bepaald en dat heeft de wetten van de ruimte en zelfs de buiging van de ruimte bepaald. Maar voor onze werkelijkheid, zoals die geestelijk bestaat, is de buiging van de ruimte iets wat niet meer constateerbaar is. Voor ons bestaat er geen rechte of een gebogen lijn, maar een groot aantal punten. Dat grote aantal punten tezamen maakt voortdurend ons bewustzijnsvlak of onze wereld uit. En dan behoeven die punten niet naastliggend te zijn. Ze kunnen op heel verschillende afstanden geconcretiseerd worden, als je het menselijk bekijkt.
Het is duidelijk, dat dergelijke stellingen bij ons niet zo zullen aanslaan en dat we sprekend vanuit ons denken zeggen: Er is een begrensdheid. Die begrensdheid is die van de. gedachte van het licht. Het licht dat wij kennen is niet het totale licht, het is een fragment daarvan. Wanneer wij het gehele scheppingsproces willen leren begrijpen, dan moeten wij doordringen tot het oorspronkelijke licht. Dat betekent, dat wij dan een groot aantal andere werelden of andere kosmische belevingsmogelijkheden zullen moeten kennen voor dat wij terecht komen bij het Onbekende.
Ons leven in de sferen leert ons verder, dat gedachten krachten zijn en ook bepalend zijn. Daarom staan wij, veel minder dan de mensen, afwijzend tegenover het denkbeeld dat de gedachte van een zon of een planeet bepalend kan zijn voor de gehele toestand waarin ze zich bevindt. Een dergelijke toestand zal alles omvatten wat zich op zo’n wereld bevindt. Voor u is dit laatste niet erg logisch en het is trouwens ook helemaal niet leuk. Je kunt over al die dingen filosoferen, maar de praktijk wijst in ieder geval dit uit en het is een stoffelijk feit:
Er is een werveling. In deze werveling, vooral in haar kern of beginpunt, schijnt massa aanwezig te zijn die aan een voortdurende spreiding onderhevig is. Hierdoor wordt de trechtervorm van elke sterrennevel eveneens verklaarbaar. Het is duidelijk, dat bij een dergelijke warreling de condensatie van energie tot materie of van straling tot massa niet gelijkmatig zal verlopen. Dat zal de verklaring kunnen vormen voor het langzaam ontstaan van een afgeplatte bol, die langzaam maar zeker meer de richting van een schijf of een discus uitgaat en waarbij een deel van de massa aan de uiteinden een uitwaaiering vertoont: de grijparmen van de Melkweg. Aan een einde daarvan zit de zon met de aarde.
Als wij de beweging vooropstellen, dan komt de vraag: Wat is er in de kern? De kern blijkt stoffelijke gezien te bestaan uit een zeer groot aantal sterren, die en dat is het zonderlinge op zo korte afstand van elkaar staan, dat hier in de buitenwijken van het Melkwegstelsel het bestaan van sterren niet eens meer mogelijk zou zijn.
Nu weten wij uit de proeven die de mensen hebben gedaan met o.m. een cyclotron dat, als je een bepaald veld een magnetische kracht opwekt, het wel degelijk mogelijk is om energie af te buigen van een rechte baan om een soort eigen ruimte te scheppen waarbinnen b.v. gamma- en bèta-deeltjes een bepaalde omloopbaan afleggen. De conclusie voor het bestaan van die vele sterren op korte afstand van elkaar zou dus zijn, dat er enorm sterke velden moeten bestaan.
Waar komen die velden dan vandaan? Wij kunnen niet vertellen dat ze uit de massa komen, want dan zouden ze ook bij de zon constateerbaar moeten zijn en dat is niet het geval. Indien wij echter uitgaan van een energie, die vooral in de kern nog aanwezig is, ook al is haar omzetting in massa praktisch teneinde, dan wordt dat ineens wel aanvaardbaar. Dan zeggen wij:
Het is een energie vergelijkbaar met een sterk magnetisch veld waardoor elke ster zich a.h.w. in een afgesloten deel van de ruimte bevindt en haar eigen werking en straling zodanig wordt afgedempt, dat ze geen overmatige beïnvloeding van nabij zijnde zonnen tot stand kan brengen. Om u daarvan enig idee te geven:

Er zijn een groot aantal zonnen wier massa het duizendvoudige is van Sol (uw zon) terwijl hun onderlinge afstand gemeten kan worden in misschien 2 á 3 lichtjaren. Dat is praktisch onmogelijk, als u zich voorstelt wat voor energieën daar een rol moeten spelen, vooral als u zich ook realiseert dat een goede uitbarsting van de zon magnetische stormen veroorzaakt die tot voorbij Saturnus gaan. Als u zich dat gaat realiseren, is dat iets ontstellends.
Gaan we echter weer uit van die velden, van de persoonlijkheid, dan zou je kunnen zeggen, Het is een goddelijk gebod waardoor de ster zichzelf omhult met de kracht waaruit ze is voortgekomen. En naarmate ze zich verder verwijdert van haar oorsprong, is de behoefte om tot deze vorm van isolement te komen steeds kleiner. Dat zou ook betekenen, dat sterren, die in de kern van het Melkwegstelsel dicht bijeen staan, mogelijk wel satellieten hebben, maar die zullen kleinere sterren zijn en ook een sterrenmassa bezitten.
Bewoonbare planeten, zoals wij die hier kennen, zullen niet voorkomen in de dichtste kern van het Melkwegstelsel, maar alleen naar de rand van de Melkweg toe. In de kern zijn levensmogelijkheden aanwezig, ook voor persoonlijk leven, maar dat zou dan energetisch leven, energievormen moeten zijn.
Het zou nooit een stoffelijk leven zijn gelijk aan of vergelijkbaar met levensvormen en zelfs bestaanswaarden zoals ze bij u op aarde kenbaar zijn. Het is goed om ook dit in het oog te houden. Want al beredeneren wij dit nu zo menselijk mogelijk, als je probeert het wezen van de kosmos te vinden, de schepping zelf, dan moet je wel eerst uitgaan van wat jezelf kunt constateren en wat je er zelf van weet.
Het wonderlijke is, dat als wij dat allemaal hebben geconstateerd en we willen geen absolute doelloosheid aanvaarden niet alleen voor de kosmos maar ook voor onszelf dan moeten wij terug gaan in de richting van deze mystieke kosmogonese (de geboorte uit een Ik) waarin, elke opvolgende reeks- ik heden- door een soort splijting ontstaat en wederom vader of godheid wordt voor hetgeen uit hemzelf voortkomt. Een gevlochten keten, zult u zeggen. De kabbala komt met haar verklaring van de hemelen in haar opstelling van hiërarchieën en de vervlechting van tekens heel dicht bij die werkelijkheid.
Gaan we kijken naar onze geestelijke werkelijkheid waarbij we spreken over Tronen, de Heren van Stralen, de Heren van Wijsheid, dus een aantal gepersonifieerde functies, die – al zijn ze op zichzelf een hiërarchie – aan de top een persoonlijkheid hebben, iets wat wij als persoonlijkheid beleven en erkennen, dan zijn wij ook dicht bij deze mystieke werkelijkheid. De kosmos, bezien als iets wat alleen mechanisch bestaat, betekent alle waarden van bezieling, van geestelijk bestaan en voortbestaan ontkennen. Maar wanneer wij teruggrijpen naar de bron, dan komen wij op een punt terecht dat wij moeten zeggen:
Het andere is voor mij God, omdat het datgene is waaruit ik ben voortgekomen. En al datgene wat vanuit mij leeft of door mijn gedachten en levenskracht wordt bezield, zal mij als God erkennen. Dan ontstaat er een soort Pantheon waarin de ene God uit de andere voortkomt en zelfs de tijd als een Kronos der antieken zijn eigen kinderen opeet. Want altijd weer zal alles terugkeren.
Ook voor die terugkeer bestaat er een filosofie, die wij waarschijnlijk in de wetenschappelijke Atlantis periode moeten plaatsen en dat is ongeveer 35.000 jaar geleden. Daar wordt namelijk dit gezegd:
Wanneer het ene Al dooft, licht het andere op. Wanneer er in het ene bestaan een stilstand komt of een verval, zo zal elders een hernieuwing en een bloei optreden. Want het leven zelf en het verschijnsel van erkenning en leven gaat niet teloor. Slechts de wereld en de uiting waarin ze zich manifesteert, kan verdwijnen. En zelfs dit verdwijnen betekent, dat het als potentie blijft bestaan. Wanneer in het andere Al geen voldoende verandering en levenskracht meer optreden, zo zal het oude Al wederom oplichten. Als wij dit concept heel ver terug volgen dan komen wij terecht bij de Hindoeleer: Brahman en de dagen en nachten van Brahma. Een kosmos onderzoeken, een kosmos beschrijven, een schepping benaderen en proberen te begrijpen betekent altijd een mystiek avontuur. Als je een machine kent en je kunt elk radertje en de functie ervan verklaren, je kun misschien zelfs zeggen wat het product van de machine is, dan weet je nog niet waarom ze is ontstaan en wie het product zal gebruiken. Ik geloof, dat ook dit een zeer belangrijke factor is. Voor dit mystieke avontuur moet ik naar onze geestelijke wereld terugkeren en bepaalde opvattingen, denkbeelden en misschien ervaringen daaruit aanhalen.
Het product van alle leven is verandering. Elke verandering impliceert echter behoud van de vorige mogelijkheid. Slechts energie verandert van vorm zonder dat ze haar vorige waarde blijft behouden, maar ze kan die onder omstandigheden steeds hervinden. Energie bevat alle mogelijkheden. De mogelijkheid waarin een bepaalde energiehoeveelheid of eenheid optreedt, wordt alleen bepaald door de plaats waarop of de situatie waarin ze zich bevindt ten aanzien van de omgeving. Hier is dus een voortdurende verandering zonder meer mogelijk. Dit zou waarschijnlijk voor de kern van ons leven evenzeer waar zijn. Ik geloof niet, dat de kracht die wij persoonlijk zijn, verandert.
Ik geloof alleen, dat ze zich steeds weer in andere situaties bevindt en daardoor anders optreedt en andere mogelijkheden toont.
Als ik dat voor de geest van toepassing verklaar, dan moet ik dat ook doen voor bezielde planeten, sterren, sterrennevels en misschien zelfs voor het Onbekende zelf. Dan kan ik zeggen : Alles kan zijn reden hebben, maar niet in de energie.
Maar wat blijkt nu? Naast energie bestaat er zo iets als een geheugen. Er is een besef dat blijft voortbestaan, ongeacht de vorm waarin de energie optreedt. Zelfs mensen herinneren zich soms vorige levens of belevingen in een bepaalde wereld of sfeer, die op dit ogenblik niet de hunne is. Stel, dat dit nu de betekenis is. De schepping is een poging tot omschrijving of erkenning. In den beginne was het Woord. En het Woord was uit God en het Woord was God. Het woord : de geuite gedachte. Want pas wanneer je het woord spreekt, zul je door de daad van het spreken beter beseffen wat het is. Zoals het bij u (u spreekt zoveel dat het niet meer zal opvallen.) een feit is dat iets wat u heeft opgeschreven, dus waar u de gedachte weer in een actie heeft omgezet, veel beter in het geheugen is gegrift. Het niet gerealiseerde wordt zo beter gerealiseerd. De inhoud van eigen wezen verandert misschien niet, maar ze wordt wel veel duidelijker kenbaar.
In de mystiek rond Jezus tijd zegt men dat de ware schepper zich spiegelt in zijn schepping. Later zal dat nog vele malen worden herhaald, zelfs door christelijke mystici.
Men zegt: God wilde Zichzelf kennen. Dat is natuurlijk onvoorstelbaar, tenzij God ook een beperkt wezen is. Ik geloof, dat kennen niet het juiste woord is. God wilde Zichzelf omschrijven. Dan kan die actie op zich zinloos zijn. Voor ons behoeft er dus niet een specifieke betekenis worden toegekend aan de schepping. Het lijkt mij verwaand aan te nemen dat de hele schepping alleen heeft plaatsgevonden voor de mensen, voor de geesten of desnoods voor de primaire mens waarvan we allemaal deel zijn. Wij weten het niet. Wij kunnen het hoogstens vermoeden. Maar zeker is, dat ook wij, als wij proberen iets duidelijk te maken, dromen. Droomt God misschien? Is het Zijn droom die onze kosmos is?
Aardig gezegd, roept de realist uit, maar het is dan toch wel een erg kenbare en tastbare droom. Ongetwijfeld. Maar is onze werkelijkheid wel zo werkelijk als wij denken? In de geest is dat in ieder geval niet zo, want als je denken verandert, verandert ook je werkelijkheid. En als we met mensen te maken hebben, vraag ik mij ook wel eens af, of hetgeen ze hun werkelijkheid noemen niet voor een groot gedeelte afhankelijk is van hun eigen denkbeelden en hun illusies omtrent het leven en de verschijnselen daarin.
Zeker, er zullen vaste normen en waarden zijn, zoals er in de hele kosmos kennelijk vaste regels en wetten zijn. Kosmische wetten van evenwicht, van gelijkblijvende velden, van compensatie van krachten. Maar die wetten zullen wij niet helemaal beleven. Maar als wij proberen onszelf te vinden, dan is er iets wat creatief is, dan vertellen wij onszelf een verhaal dan maken wij een droom of een dagdroom waarin dingen voorkomen, die in onze wereld of volgens ons besef niet reëel zijn. Maar wij gaan ons voorstellen, hoe het zou zijn. En als wij ook nog willen beseffen waarom wij het ons zo voorstellen, dan krijgen wij een veel duidelijker beeld van onszelf. Daarom zou de Schepper niet net zo zijn? Zeker is, dat Zijn schepping een enorme hoeveelheid splitsingen vertoont. Het zijn allemaal onvoltooide gedachten die een eigen leven gaan leiden en zichzelf verder uitwerken.
En hoe de materie aan haar vorm komt? De materie komt aan haar vorm, denk ik, uit de kracht die zichzelf probeert te beschouwen. Zoals de sterren midden in het Melkwegstelsel gevangen zijn in dat vreemde, zware magnetische veld waardoor ze naast elkaar kunnen bestaan in omstandigheden die volgens de menselijke natuurwetenschap onmogelijk zouden zijn. Zo hebben zij misschien, of de groten die ons hebben geschapen of de krachten waaruit zij zijn voortgekomen, ergens zichzelf gekristalliseerd in vorm, in materie omdat het denken een contrast nodig heeft en dat slechts kan vinden door zichzelf te binden.
De volgende maal komen we op de geestelijke schepping teug. De geestelijke schepping is toch weer iets anders, omdat de geest zich bezighoudt met het denken, de gedachtenvorm. Nu hebben wij geprobeerd de kosmos te beschouwen en de bestaanswaarde, de mystieke verklaring daarvoor naast elkaar te leggen. Onwillekeurig kom je in zo’n les tot een soort geloofsbelijdenis. Nu moeten we gaan kijken welke gedachte erin schuilt. Als we de gedachte voldoende hebben omschreven, dan zouden we ons nog moeten afvragen wat eigenlijk leven is, hoe leven werkelijk ontstaat. Niet alleen maar een wereldzee en een beetje straling, maar die vreemde bezieling, die belevingsmogelijkheid. Hoe ontstaat die en wat is de, zin daarvan? Ik hoop u daarmede dan meteen een beeld te hebben gegeven van wat de lessen van het eerste blok zullen worden.

Commentaar:

Wat is scheppen eigenlijk? Per slot van rekening kent iedereen op aarde een opschepper. Wat is een opschepper? Een opschepper is iemand, die door zijn woorden iets doet voorkomen wat niet zo is. Dat is b.v. een visser. die kans ziet van een stekelbaarsje, een vis van 12 meter te maken. Met andere woorden, hij kan wel werken met het bestaande, er zal wel iets zijn, maar hij maakt er iets van wat er niet was. En als een opschepper dat doet, zal een schepper dat ook wel doen.
Er zijn altijd heel grote problemen geweest over hoe het allemaal in elkaar zat. Laten we nu ook een beetje nuchter zijn, want wij kunnen natuurlijk in het vage blijven doorredeneren.
Wat God is? Wie zal het zeggen. Je kunt God niet definiëren. Op het ogenblik, dat dat het geval is, zijn we net zo groot als God, anders kunnen we Hem niet overzien. Dientengevolge moeten wij beginnen met te constateren dat er in het hele proces van het scheppen en de schepping voor ons raadselen schuilen. Er zijn punten, die wij niet kunnen oplossen. En ais wij ons daarmee bezighouden, dan is het allemaal mooie filosofie, misschien mystiek. Het zijn dingen die je kunt aanvoelen, maar het is niet een zaak die hand en voet heeft.
Wat valt eigenlijk op bij de Schepper en de schepping? Eigenlijk valt ons op dat er een orde is, dat wij onze eigen orde daar voortdurend tegenover stellen en dat het resultaat altijd weer wanorde is. Anders gezegd: Wij zijn kennelijk in de gehele schepping ook een invloed. Alleen werken wij volgens ons eigen concept en dat schijnt niet in overeenstemming te zijn met het concept waaruit de schepping is geboren. U weet hoe dat gaat. De Rijn heeft zuiver rivierwater. Ja, dat zou hij moeten hebben. Het is de eigenschap van rivieren dat ze koel, helder water hebben. En wat hebben de mensen ervan gemaakt? Dikke, lichtgevende pekelbrij. Nu kun je wel zeggen dat ze de pekel erdoorheen gemengd hebben, maar waarom? Om de doodeenvoudige reden dat de mensen de zaak anders bekijken. Dan valt ons op: De schepping.is in zichzelf een wetmatigheid waarin geen exploitatie bestaat. De schepping is gewoon samenhang. Zodra de mens op zijn manier gaat scheppen, dan doet hij dat door datgene wat er bestaat te exploiteren en zo te veranderen in iets waarvan hij denkt dat hij er beter van wordt, wat dan gewoonlijk maar korte tijd het geval is. Wij zouden moeten zeggen: De Schepper moet wel een heel andere visie op het bestaan hebben gehad dan wij.
Als wij zien hoe al die zonnen daar rondzwerven, dan vragen we ons toch wel even af: Hoe zit dat in elkaar? Ineens is daar zo’n felle lichtstraal en dan zeggen de mensen: Daar staat een nieuwe heldere ster. Maar wat is het feit? Het is een nova: een ster die zichzelf verteert. Daar botsen kometen, meteoren en weet ik wat al tegen planeten aan. Planeten vallen uiteen. Je kunt het zo gek niet denken of het gebeurt. Het is niet alleen een wordingsproces. De hele, schepping is een continu proces van ontstaan en ondergaan: En dan zouden we de conclusie moeten trekken: De schepping is een voortdurende verandering van toestand, die echter verloopt op een wijze die voor ons niet geheel constateerbaar is en daardoor ons de schijn geeft van een vaste ordening waarin slechts nu en dan een wijziging plaatsvindt. Maar gezien over het geheel zijn het de wijzigingen die alles beheersen. Het is niet het bestaande, maar de voortdurende verandering waardoor de schepping wordt gekenmerkt.
Wat is de Schepper? Antwoord: Ik weet het niet. Waarom heeft Hij geschapen? Antwoord :
Ik weet het niet. Waarom doe ik dan alsof ik het weet? Antwoord: Omdat ik alleen door de Schepper uit te beelden volgens mijn eigen normen en uit te gaan van mijn besef voor mijzelf aanvaardbaar word. Ik ga iets wat gevoel is omzetten in rede.
Als ik spreek over kosmische wetten waarom noem ik die dan wetten? Waarschijnlijk omdat ik ze zelf zou maken om een ieder daaraan te binden: Daarom neem ik aan, dat er vaste waarden of regels bestaan. Een kosmische wet is eigenlijk alleen maar een kwestie van evenwicht. Het is een bestaanstoestand. De mogelijkheden worden begrensd door de mogelijkheden die in het bestaan liggen.
Dan is het aardig te spreken over meer dimensies, werelden en sterrennevels, maar je bent er nog niet aan toe je eigen wereld te begrijpen. Ik heb soms het idee, dat de mensen zo graag naar de maan en naar Mars willen, omdat ze niet weten wat ze met de aarde aan moeten. We moeten dus een beetje dichter bij huis blijven.
Wat zeggen de mensen? God heeft de hemel en de aarde geschapen.
Daar ga ik onmiddellijk mee akkoord, want de aarde is een deel van de hemel. Misschien ook van de hel, maar dat weet ik niet precies.
God heeft de aarde speciaal geschapen voor de mensen. Nu, dat weet ik zo niet. Maar als God de aarde speciaal, voor de mensen heeft gereserveerd, dan zou Hij de mensen kunnen navolgen.
De mensen houden werelddierendag. Waarom houdt God dan niet wereld mensendag of zo iets? Neen, daarover spreken we niet.
God is rechtvaardig. Als je het hele leven bekijkt, dan schijnt Zijn rechtvaardigheid een beetje te verschillen van ons besef te dien aanzien.
God heeft wel alles systematisch gedaan. Dat klopt, want als wij de zaak ontleden, komen wij tot een lijst van elementen. En dan zeggen we: Die elementen komen voor op de maan en op Mars hebben wij ze ook teruggevonden, dus zal het overal zo zijn. Dat is net zo iets als wanneer een kleine jongen zegt : Er ligt zeil in de voorkamer en in de achterkamer, dus zal het op straat ook wel liggen. We trekken maar eenvoudig conclusies. Als ik mij dan verstout commentaar te geven op de ongetwijfeld heel mooie en diepzinnige inleiding die u heeft gehoord, dan doe ik dat vooral om u duidelijk te maken dat we ook nog even met de voeten op de grond moeten blijven. En de grond waarop een mens staat heet aarde.
Op het ogenblik, dat wij in onze gedachten en met onze verkenningen van de kosmos te ver gaan, komen wij in een droomwereld terecht. Een wereld, die misschien bestaat, maar die op de wereld en voor ons leven op aarde heel weinig betekenis heeft en van weinig belang is. Laten we daarom de schepping vanuit aards standpunt volgen.
God heeft hemel en aarde geschapen, daarna zee en land, ten slotte kwam Hij aan Adam. God was kennelijk geen feminist, anders had Hij het anders gedaan. Toen Adam eenzaam werd, kreeg hij zijn ribstuk. Dit is allemaal heel leuk, maar erg overdrachtelijk. Waarom zeggen we: God schiep eerst Adam, de mens, de man? Omdat het in een mannenmaatschappij werd uitgevonden? Ik geloof, dat het eigenlijk enigszins anders is: De man was de daad. De vrouw was datgene wat uit de daad voortkwam. De vrouw was a.h.w. de achtergrond van de man. De man was in de oertijd de beschermer, de heerser. Dus is het heel duidelijk dat hij zichzelf als beschermende, als machtsfactor stelt, als de eerst aanwezige voordat de vrouw kan komen, de voortbrengende factor. God zou dat dus zo hebben geschapen. Of is dit oorzaak en gevolg? Anders gezegd: de relatie tussen mensen is niet de wil van de Schepper, maar een normaal resultaat van de wereld waarin ze leven.
Als we het paradijs nog wat nader bekijken, dan wordt dat verdeeld door stromen. Waarom? Omdat dat geografisch juist is? Daar geloof ik niet veel van. De vier stromen zijn vier elementen. Vroeger geloofde men dat er vier elementen waren waaruit alles was opgebouwd. Het paradijs is kennelijk de plaats waarin alle krachten, waaruit alles wordt opgebouwd, samenkomen. Dan wordt het ineens begrijpelijk waarom men spreekt van “wandelen met God”. Zouden de mensen het misschien zo moeten zeggen:
Het proces van de schepping is de voortdurende samenvoeging van elementen, totdat daaruit kenbare bouwstoffen met mogelijk een eigen bestaan voortkomen? En dan weten we nog niet waar die elementen vandaan komen, maar dat kunnen we niet achterhalen. Laten we in ieder geval beginnen met de feiten.
We zitten in een wereld waarin wij worden bepaald door de elementen, de dingen die rond ons zijn. Is er iemand die dat niet gelooft? Daar is een muur, samenvoeging van moleculen. Probeer daar even doorheen te lopen, maar dan wel flink hard. Het lukt niet. Waarom? De elementen bepalen wat wij kunnen en niet kunnen, wat wij zijn en niet zijn. Dan kan de gedachte misschien sterker zijn dan al dat andere. Een geest loopt per slot van rekening door jullie heen. Van mijn standpunt zijn jullie niet veel meer dan mist, tenzij ik mij speciaal op jullie instel, dan ga ik er een beetje vorm in zien. En zo zijn wij ook voor jullie: Je mogelijkheden worden bepaald door de waarden van je omgeving. Is de schepping dan misschien vanuit ons standpunt niets anders dan onze poging om te verklaren waarom wij door onze omgeving zijn beperkt? Dit is misschien niet zo filosofisch, maar wel erg praktisch.
Elk concept dat wij hebben van schepping en Schepper moet voortkomen uit de wereld waarin wij leven en de beperkingen die wij daarin ervaren. Als wij zeggen dat de Schepper ons mogelijkheden kan geven, die onze beperkingen overschrijden, dan komt dat voort uit onze behoefte om minder beperkt te zijn door onze omgeving dan door ons gevoel. Dit is wel heel mooi en nuchter, maar wij zijn er nog niet.
Wat moeten wij dan doen met de begrippen kosmos en schepping? Heel eenvoudig : wij moeten erkennen dat kosmos en schepping niets anders zijn dan de woorden waarmee wij de beperkingen van ons eigen bestaan omschrijven en ons vermoeden omtrent andere bestaansmogelijkheden, die wij op dit moment niet kunnen realiseren. Dan is het Onbekende, God, de Eerste Oorzaak of hoe wij het ook noemen niets anders dan de aanduiding van een beginpunt, omdat wij niet verder kunnen kijken.
Er bestaat een erg aardig verhaal over iemand, die wilde weten wat het heelal was. Hij maakte een heel mooi ruimteschip en ging daarmee ontzettend ver weg, helemaal door de duistere ruimte heen. Toen keek hij om en zag hij wat het was. De hele kosmos met al zijn sterrennevels was een amoebe die dreef in een onbekende zee die hij niet kon constateren.
Nu is dat natuurlijk een gelijkenis. Als wij met de kosmos en de schepping bezig zijn, dan kunnen wij dat filosofisch doen omdat onze gedachten niet beperkt zijn. Maar zodra wij reëel willen worden, moeten wij zeggen: De kosmos is voor ons voorlopig beperkt tot ons eigen zonnestelsel. Al het andere dat wij weten, dat er moet zijn (de radio of ruissignalen die telescopen ontvangen) is alleen maar een poging om ons te oriënteren. Bij die oriëntatie zijn wij echter steeds weer gehouden aan onze technische mogelijkheden op aarde, onze eigen besef- en voorstellingsmogelijkheden.
Wij kunnen de kosmos eenvoudig niet omschrijven en we willen toch aan kosmologie doen: Dat wil zeggen, dat wij, vanuit menselijk standpunt proberen het onbekende te bepalen. En als we daaraan willen beginnen, best, maar laten we dan ook beginnen met te kijken wat eraan de hand is wanneer wij gewoon op aarde zijn. Want u zit op aarde en kosmologie is voor u alleen belangrijk, indien u haar ook kunt beleven vanuit uw aards standpunt.
U kijkt naar boven en u ziet de sterren. Maar u weet dat boven geen boven is want u zit op een bol en die heeft geen boven en geen onder. Toch spreekt u over andere mens als tegenvoeters, antipoden. Hoe komt dat? Omdat u een eigen oriëntatie heeft. Die oriëntatie wordt dan misschien door de zwaartekracht van de aarde bepaald, maar voor u is ze een werkelijkheid. Uw beeld van de kosmos zal dus worden bepaald door de situatie waarin u zich bevindt t.a.v. de kosmos.
Wij zeggen : De aarde is een persoonlijkheid. Roep maar eens hard : Gea. Misschien luistert ze wel. Als ze luistert, komt er misschien een lichte rilling en dan zegt u: Er is een aardbeving. Dus roept u alstublieft niet te hard.
Als er een wezen is dat in de aarde leeft, dan zal dat van u verschillen dat u niet in staat bent het te begrijpen. Zelfs een bezieling van de aarde kunt u niet begrijpen. En als wij er iets van maken dat wij kunnen begrijpen dan hebben wij eerst weer de persoonlijkheid van de aarde gehumaniseerd, haar menselijk gemaakt.
Wij meten de afstanden in de ruimte en zeggen : Deze ster staat op een afstand van zoveel lichtjaren en die ster op een afstand van zoveel lichtjaren. Wij denken, dat wij een objectieve maatstaf hanteren maar is dat wel waar? Wat weet men in feite over de gedragingen van licht in de ruimte tussen de sterrenstelsel? Niets. Eigenlijk weet men niet eens wat licht precies is. Als licht je treft, is het een trilling. Als het zich door de ruimte voortbeweegt, kan dat niet als trilling, want er is niets. Dus dan zou het daar straling moeten zijn. Het is erg moeilijk om dat allemaal uit elkaar te houden. Zouden wij misschien moeten zeggen : Licht is onze reactie op een verschijnsel? Maar dan kunnen wij ook niet in lichtjaren gaan rekenen en is de lichtsnelheid waarover wij redeneren iets wat niet absoluut is. Dan moeten wij de relativiteit ook gaan toepassen op alle bekende maatstaven. Voor ons gelden ze, maar gelden ze ook ergens anders? De kosmos is een groot raadsel, tenzij wij ons bewust willen beperken tot een menselijk beeld daarvan. Ik kom dan tot deze conclusie:
Vanuit een menselijk standpunt gezien is de kosmos een verzameling van mogelijke werelden en mogelijke sterren waaraan wij voorlopig een betekenis toekennen zonder te weten of deze concreet is.
De kosmos lijkt ons beperkt te zijn alleen al door het feit, dat wij ons geen beperking kunnen voorstellen en gelijktijdig een onbeperktheid niet kunnen beseffen. Wij weten echter dat licht een zekere buiging kent, een kromme. Het licht gaat niet helemaal recht uit. Dan zou er dus buiten hetgeen wij kunnen zien nog veel kunnen bestaan wat wij niet zien, menselijk gezien. Wij zullen dus nooit de volledige kosmos kennen.
Belangrijk is de relatie die wij hebben met de kosmos. Onze kosmologie en kosmogonie zijn eigenlijk niets anders dan onze aardse voorstellingen waarbinnen wij proberen een begrip te krijgen van een totaliteit waartoe wij behoren, maar die wij niet kunnen overzien.
Ik zal trachten op mijn manier de kosmos in een aantal termen samen te vatten.
1. De kosmos is ons besef van totaal bestaan.
2. De schepping is voor ons het ontstaan van het voor ons kenbare.
3. De Schepper is de oorzaak voor het ontstaan van het voor ons kenbare, zonder dat wij
die oorzaak kunnen omschrijven.
Onze eigen wereld is het voorbeeld voor alle beelden die wij van de kosmos verwerven. Onze logica, onze benadering en de situatie waarin wij zelf verkeren, zal bepalend zijn voor de wijze waarop wij de Schepper en de schepping beschouwen. Dan is het geheel van de kosmos en de kosmologie ten slotte te herleiden tot onszelf. Wie dit beseft, moet toegeven dat het onze gedachten zijn die de wereld scheppen waarin wij menen te wonen. Als we zover zijn gekomen dat we dit toegeven, dan moeten we ook zeggen : De God, die ik mij buiten mij voorstel, woont in mijn gedachten. Dat wat in mijn gedachten woont is deel van mijzelf, zodat al wat ik buiten mij erken in feite deel van mij moet zijn. Ik neem aan dat er buiten mij iets zal bestaan, maar dat kan ik niet omschrijven. Maar het beeld dat ik heb komt uit mij voort. Dan moet ik ook in en vanuit mijzelf werken om tot een persoonlijke kosmologie te komen. Alle andere kosmologieën en kosmogonieën zijn niets anders dan een aanleiding tot een denkproces waardoor ik vanuit en voor mijzelf moet constateren wat voor mij de betekenis van dit alles is in mijn bestaan. In mijn poging om dit bestaan te rationaliseren, komt uit die rationalisatie voor mij de mogelijkheid tot besef en handelen voort. Waarom is de geest dan altijd zo druk bezig over kosmos en kosmische wetten? Kosmische wetten zijn eigenschappen. Een van die eigenschappen is b.v. dat energie nooit verloren gaat. Energie kan van vorm veranderen maar gaat nooit verloren. In de praktijk blijkt een deel van de energie – al is het een tamelijk gering promillage – wel verloren te gaan. Althans ze treedt niet meer in de bekende vorm op. Het gaat ergens naar toe. Nu kunnen we zeggen : Het gaat naar een tweede kosmos, die nu in stasis (rust) verkeert. Als daar genoeg energie is, begint het proces daar en zijn we er hier voorlopig van af. Een geest kan dat zo ongeveer zeggen, omdat hij weet dat er zoiets bestaat. Maar het is zijn persoonlijke interpretatie en dat blijft het. Logischerwijze zal een mens, die zich wenst bezig te houden met kosmologie de volgende stellingen moeten onderschrijven :
1) Daar ik zelf degene ben die de voorstelling zal moeten maken die voor mij geldig is, zal al hetgeen ik uit de buitenwereld ontvang slechts een aanleiding kunnen zijn tot een nadere definitie van datgene wat ik in mijzelf eigenlijk al weet of aanvoel.
2) Alle lessen die u krijgt zijn eerder ervoor bestemd uw denkbeelden en gedachten, zoals ze in u bestaan, nader te definiëren dan u tot andere gedachten te brengen.
3) Wij leven: Ons leven is een proces van verandering. Dat kunnen wij onderschrijven, want dat maken wij allemaal zelf mee. Dan zal niet alleen ons ik veranderen, maar ook ons beeld van de kosmos. Alleen, indien wij bereid zijn ons beeld van God, van schepping en kosmos voortdurend te wijzigen in overeenstemming met ons wezen, en niet de veranderingen die zich daarin voltrekken, zullen wij tot een benadering komen van een voor ons leefbare werkelijkheid. Een kosmos waarin je niet kunt leven is de moeite niet waard om er over na te denken.
Misschien vindt u dit commentaar vervelend. Maar als je begint met alles mooi op te bouwen, dan moet je ook proberen het weer een beetje af te breken, want het is niet voldoende een mooi beeld te hebben. Je kunt natuurlijk, als de muren erg vuil zijn en er zit ook nog enig klein leven in, daar gewoon een nieuw behang overheen plakken en zeggen: Nu is alles weer mooi en zuiver. Maar dat is niet waar. Je moet eerst tot de kern van jezelf komen.
Ik heb u een stel regels voorgelegd en die zijn op zichzelf misschien niet zo belangrijk, maar ze zijn een aansporing even na te denken over wat u doet. Kunt u uw oude voorstelling van de schepping van God en van alle andere dingen eenvoudig overplakken met een nieuwe filosofie of moet u er eerst mee afrekenen? Moet u het eerst weer eens beschouwen? Als wij een begrip willen krijgen van de kosmos dan zullen wij eerst moeten begrijpen hoe wij de kosmos tot op heden hebben gezien en als het even kan waarom?
Wij moeten terugkeren tot de basis van ons wezen, want van daaruit kunnen we verdergaan. Wij kunnen niet eenvoudig een ander denkbeeld nemen. Wij kunnen het raadsel niet oplossen zolang in ons die raadselen nog niet eens omschreven zijn. Alles wat zich met kosmos en kosmogonie bezighoudt zal voor de mens vaag zijn of onbevredigend. En dat is logisch. Vaag, omdat hij voor zichzelf de problemen niet heeft omschreven die hij heeft t.a.v. de kosmos. Vaag omdat het te maken heeft met feiten die hij mogelijk zou kunnen begrijpen, maar die teveel van hem vergen om ze volledig te kunnen begrijpen. Het is niet de moeite waard. Wat is dan wel de moeite waard?
De moeite die wij doen om te begrijpen heeft alleen zin, indien onze kosmologie ons gelijktijdig voert tot een groter begrip van onszelf, een juistere interpretatie van onze eigen wereld en de verschijnselen daarin en een erkenning van mogelijkheden, die wij in die wereld misschien tot nu toe niet hebben gerealiseerd, maar die wij – afgaande op het begrip van de kosmos – in onszelf moeten vermoeden en daarom kunnen proberen te ontdekken. Een speurtocht naar het begin van alle bestaan is gelijktijdig een speurtocht naar de kern van je eigen wezen. En als je dat niet wilt aanvaarden, kun je er beter niet aan beginnen.
Ik wil u nu nog enkele feiten over de kosmos zelf geven.
Het zal wel een ontzettende klap zijn geweest, toen het eerste leven begon, maar er was niemand om het te horen.
Dat uit de sterrennevel sterren zijn ontstaan is ongetwijfeld juist want wij kunnen elders nog zien dat het gebeurt. Maar waarom het precies zo gebeurt, kunnen wij alleen maar afleiden en dat alleen op grond van de kennis die mensen bezitten betreffende velden, stralingen en massavormen. Wat dat betreft zijn wij onze tijd al ver vooruit, want hetgeen wij hebben gezegd over het ontstaan der kleinste delen van de materie, namelijk als wervelingen van energie, is iets waar men nu wetenschappelijk over denkt maar nog niet helemaal achter is. Het is waar.
Dat in die wervelingen de geboorte van planeten kan plaatshebben is evenzeer waar maar de vraag : hoe, hebben de mensen nog niet opgelost.
Het feit, dat twee sterren die elkaar ontmoeten elkaars massa (het is eigenlijk een deel van elkaars atmosfeer en plasma) kunnen aantrekken, is ongetwijfeld ook waar. De geboorte van planeten daardoor is zonder meer aanvaardbaar en waarschijnlijk. Maar het is niet de enige manier. Wij zijn geneigd aan te nemen dat onze manier de enige en de enig juiste is. Dat er geen andere manier bestaat. Dan is de theorie van sterren, die elkaar ontmoeten of van het ontstaan van kleinere massa’s, die sneller afkoelen en dan in een omloopbaan rond de sterren worden getrokken (de wijze waarop de omloopbanen rond de zon bestaan is volgens mij strijdig met deze hypothese, maar ze wordt verkondigd) wel aannemelijk. Wij kunnen althans materieel verklaren hoe het mogelijk is dat er sterren en planeten zijn. We kunnen dan ook niet ontkennen dat hun beweging een onderlinge samenhang heeft, dat er een bepaalde wet bestaat. We kunnen zelfs constateren dat de aarde zich met een bepaalde snelheid, tezamen met de zon en andere planeten, door de ruimte beweegt. We weten dus dat wie op aarde woont in feite op reis is in de ruimte.
De mensheid beweegt zich door de ruimte. En dat wil zeggen, dat ook de invloeden van de ruimte voortdurend kunnen veranderen. Er kan geen vaste relaties bestaan tussen ruimte en de zon en haar planeten, omdat bij een voortdurende verplaatsing in de ruimte met een versnelling die niet gelijk is – en dat is weer constateerbaar – aan die van alle andere sterren er een voortdurende wijziging van relatie moet plaatsvinden zowel tot de totaalmassa van het Melkwegstelsel als tot enkele sterren in de nabijheid. Deze verandering betekent verandering van straling, van iets wat men misschien zwaartekracht of veld zou kunnen noemen. De aarde en de zon ondergaan daarbij natuurlijk een voortdurende verandering door de ruimtereis en het is heel goed mogelijk dat deze reis mede aansprakelijk is voor het levensritme dat de mens kent en dat hij tijd noemt.
Als wij dat weten, kunnen wij nog een stap verdergaan en zeggen : In alle dingen wordt alles nagebootst. Als wij kijken naar een stofje dat op lichtdruk in de ruimte zweeft en wij zouden dat gaan ontleden, dan blijkt dat dat in zichzelf eigenlijk een soort sterrenneveltje is met een vaste vorm naar buiten toe (dus in vorm al gekristalliseerd) maar met in zich een voortdurende verspringing en beweging van allerlei kleinste delen t:o.v. elkaar, ongeacht de vaste bindingen.
Er zijn indringers, kleine deeltjes worden opgenomen door het stofje, andere worden door baanverdringing en baanverschuiving weer uitgestoten. En als dat in een stofje zo is en de vergelijking met sterren en planeten gaat op, dan mogen wij ook aannemen dat de microkosmos en de macrokosmos vergelijkbaar zijn. Dan zou de mens al datgene wat hij over de microkosmos weet moeten gebruiken als uitgangspunt voor zijn verklaring van de macrokosmos. En dan zou kosmologie in feite zijn : een overdragen van de constateerbare waarden in de kleinste delen naar deze grote onoverzichtelijke hoeveelheid planeten en sterren om zo tot een begrip te komen van het bewegingsritme en zo ook van de bestaanswaarde daarvan.
Nu ik dit zo heb opgenoemd, moet ik mij ook nog afvragen, of de geest en de andere dimensies een rol daarbij kunnen spelen.
Ik weet dat een geest anders leeft dan een mens. Ik weet ook dat onze wereld een andere is dan de uwe. Onze wereld is minder vast omlijnd dan de uwe, maar ze is wel degelijk ook begrensd en pas als wijzelf veranderen, verandert ook de begrenzing van onze wereld. Als dit voor de geest bestaat (u kunt zeggen: dat zijn andere dimensies), dan moet dit ergens samenhangen met het bestaan op aarde, met de mensen. Want als wij daaromtrent denkbeelden kunnen delen, zo zullen wij ook de feitelijke waarden delen, zelfs als wij die niet persoonlijk en aan den lijve ondervinden. Dan stel ik op grond daarvan :
Elke benadering van de kosmos is gebaseerd op voorstellingen Deze voorstellingen bepalen onze beleving ervan, zonder, dat gelijktijdig de bepaling en de beleving daarvan een zekerheid scheppen omtrent de blijvende waarde van de kosmos. Eerst wanneer wij begrijpen hoe wijzelf door een verandering van ons bewustzijn tot een andere beleving van de kosmos komen, zullen wij beseffen dat al wat wij onder kosmologie verstaan niets te maken heeft met het wezen en de essentie van de kosmos, maar eigenlijk alleen met onze persoonlijke relatie tot het bestaan dat wij buiten ons constateren.

image_pdf