Kracht uit de ruimte

image_pdf

10 januari 1969

Wij zijn niet alwetend, wij zijn niet onfeilbaar. Denk dus zelf na. Ons onderwerp is: Kracht uit de ruimte.

Kracht uit de ruimte wil zeggen: krachten uit de door uzelf gekende kosmos, dus uit de wereld van sterren, nevelvlekken en duistere wolken, die u zo ‘s avonds kunt zien, wanneer in Nederland het wolkendek voor een kort ogenblik even verstek laat gaan. Wanneer wij trachten een beeld te krijgen van de daarin voor de mens belangrijke krachten en werkingen, zullen wij in de eerste plaats rekening moeten houden met de beweging. Het geheel is eigenlijk net een soort raderwerk, een soort horloge. De Melkweg wentelt. Aan een uitlopende arm van deze Melkweg wentelt ergens, tussen wat andere sterren in, een klein, pietepeuterig sterretje, dat zich dus weer op eigen wijze en in een eigen richting beweegt en rond dit sterretje bewegen zich een aantal bolletjes, waarvan er een de uitermate belangrijke aarde is.

Dit betekent dus, dat men eigenlijk voortdurend reist langs de Melkweg. Vanuit het midden van die nevel gaat een enorme stroom van energie uit. U kunt zich dit misschien voorstellen, wanneer u bedenkt, dat in een cirkel van rond 10 lichtjaren, waarin men in uw deel van het stelsel slechts ten hoogste 5 sterren aantreft, in het centrum ervan ten minste 50 sterren voorkomen – soms veel meer – terwijl de gemiddelde massa eveneens veel hoger ligt. Verder vinden wij in de kern van het melkwegstelsel een aantal hoogactieve sterren, duizenden malen groter dan uw zon, die gezamenlijk grote hoeveelheden straling produceren, die uit de aard der zaak naar buiten toe het sterkste kenbaar is. Naar binnen toe bestaat op sommige punten a.h.w. een verzadiging met stralingen. Naar buiten toe echter gaat een golf van energie, die wel degelijk kenbaar en merkbaar is. Daar zij echter niet altijd even sterk is en bovendien andere factoren een rol spelen, kan men zeggen, dat voor de zon en zeker voor de aarde sprake is van een soort eb en vloed hierin.

Misschien zult u nu opmerken, dat u dergelijke dingen op aarde niet kunt meten. Dat is voor een groot deel waar. Maar dan mag u niet vergeten, dat, wat u op aarde meet alleen het verschil is tussen de algemeen op aarde werkende norm en de optredende varianten, die vaak van plaatselijke aard zijn. Dergelijke verschillen zijn vaak klein. Al met al zult u echter, zelfs aan het einde van dit waaiervormig uitsteeksel van de Melkweg heel wat stralingen ondergaan. Deze stralingen hebben bepaalde voordelen. Zo helpen zij bv. uw eigen zon haar proces van materieomzetting te continueren. Daarnaast is deze straling vaak in grote mate bepalend voor de geaardheid en omvang van de magnetische velden, die rond massa ontstaan en bepaalt zij voor een groot deel de koers, die magnetische stormen in de ruimte kiezen.

Met dit alles kun je echter nog niet spreken over een kracht uit de ruimte, die op aarde direct merkbaar is, tenzij men beseft dat deze stralingen op gegeven ogenblik een zekere prikkeling kunnen veroorzaken. Nu is het eigenaardige, dat de mens kan reageren op minieme sporen van de een of andere stof – lichamelijk dus. Zo kan de mens ook reageren op in wezen zeer minieme veranderingen in de straling, die tot hem doordringt. U zult begrijpen dat de atmosfeer van de aarde van de inkomende stralingen nog een groot deel afbuigt, afremt enz.

Wat u mensen, op het oppervlak van de aarde bereikt, is dus maar een betrekkelijk klein deel van het geheel van de straling, zoals deze rond de aarde in de ruimte meetbaar is. Daar in vergelijking tot de stralingsdichtheid in de kern van het melkwegstelsel, in uw buurt de straling door de afstand eveneens diffuus en dus minder sterk is geworden, kan de straling van in verhouding zeer dichtbij liggende sterren de werking en invloed van deze straling van de kern van uw stelsel bovendien nog aanmerkelijk doen variëren.

Bij het bepalen van de invloed van dergelijke sterren zullen wij natuurlijk rekening moeten houden met de verschillen in stralingsaard. Een a.m. ster – antimaterie – heeft bv. een heel ander stralingspatroon dan een n.m. – normale – ster. Wanneer een antimaterie ster een straling heeft die, vanuit het voor u normaal geldende, negatief van aard – niet sterk dus – is, zal zij alle tekorten aan energie, die rond u optreden, sterker doen klinken en de eigenschappen van voor u positieve stralingen van aard veranderen naarmate zij zelf sterker uitstraalt. Een van de sterren, die een dergelijke straling voortbrengen, is op aarde nogal bekend geworden als de ster van het kwaad en wordt bij u Algol genoemd. Beziet men nu, wat Algol doet in de termen van de astrologie, dan wordt het voorgaande waarschijnlijk duidelijker.

Daar, waar een sterk aspect is met invloed van Algol, zullen alle negatieve aspecten van de normale stand van planeten verscherpt worden, maar in betekenis veranderen ten goede, terwijl alle goede aspecten wegvallen en worden tot kwade -, negatieve werkingen. Algol zal dus bv. de werking van een zogenaamde driehoek nadelig kunnen maken. Hier staat tegenover, dat de ster de invloeden van een z.g. vierkant, die nadelig heten te zijn, sterk afremt, of zelfs in hun tegendeel kan doen verkeren.

Men kan dus niet zonder meer beweren, dat een dergelijke ster altijd nadelige invloeden schept. Men zou eerder moeten stellen, dat zij werkingen omkeert. Dus nogmaals: zien wij een gunstige constellatie dan zullen de negatieve aspecten onder de invloed van een dergelijke ster het sterkste naar voren treden, terwijl bij zogezegde ongunstige constellaties de meest gunstige effecten op de voorgrond blijken te treden. Komt men zover, dat men dit als mogelijk, waarschijnlijk, of zeker aanvaardt, dan zal men toe moeten geven dat er in de ruimte heel wat invloeden optreden, die ook op aarde de omstandigheden kunnen beïnvloeden.

Men zal zelfs toegeven, dat dit het geval kan zijn, al blijken de krachten, die de aarde vanuit de ruimte bereiken, zo miniem, dat het optreden daarvan op aarde niet meetbaar lijkt te zijn.

Met sterren alleen zijn wij er echter niet. Er zijn in de ruimte stromingen. Deze bestaan uit atomen van meestal een enkele atomaire geaardheid, optredende in en zeer grote verdunning, maar t.a.v. de omringende ruimte toch wel enige massa hebbende. Zoals de golfstromen zich een weg zoeken door de oceaan, zo zoeken dergelijke stromingen van kleinste delen hun weg door de ruimte. Het ontstaan van die materiegolven is veelal gelegen in de werking van bepaalde sterren. Hierbij zijn veelal z.g. rode reuzen betrokken. Dit zijn sterren met een betrekkelijk lage oppervlaktetemperatuur, een enorme omvang en een, in verhouding tot die massa, een niet al te grote massa. Deze sterren werken nogal onregelmatig, zodat een wisselend magnetisch veld pleegt te ontstaan. Deze wisselingen van het magnetische veld en daarmede de verandering in omvang van zonneatmosfeer vindt nogal plotseling plaats. Als gevolg ontsnappen, niet slechts kleinste delen, maar ook nog niet geheel ontbonden atomen uit de zonne-atmosfeer. De aard en werking van de ster, de fase van bestaan, waarin zij verkeert, bepaalt dan weer, welke atomen in hoofdzaak vrijkomen met een in verhouding geringe snelheid. Je zou kunnen zeggen, dat de aard van een sterrenfornuis uitmaakt, welke dampen het af kan geven.

Op het eerste gezicht lijkt het u misschien vreemd, dat een zon voortdurend iets van haar massa af zou staan, zeker op de omschreven wijze. Maar denk nu eens aan uw aarde; ook deze geeft, in de buitenste lagen van haar atmosfeer, voortdurend bepaalde gassen af. Zij “verliest” voortdurend kleinste delen van elementen, maar niet in zodanige hoeveelheid, dat hierdoor zelfs maar van een stroompje gesproken kan worden. Daar eigen structuur, magnetisch veld, fluctuaties van dit veld, verschillen in ionisatie als gevolg van zonne-uitbarstingen, hierbij een rol spelen, zullen sommige stoffen hiervoor eerder in aanmerking komen dan anderen. Voor de aarde – en vele soortgelijke planeten – blijkt dit in een stadium als dat van de aarde nu, in hoofdzaak een kwestie van het verlies van edelgassen te zijn. Helium, maar vooral ook gassen als neon, argon e.d. worden dus in de bovenste luchtlagen percentsgewijs sterker aangetroffen, maar in een zeer grote ijlheid. Zij zijn het gevoeligste voor de werkingen die in het veld van de aarde optreden zodat vooral deze gassen verloren gaan in de ruimte. Een soort “lek” van de atmosfeer dus. Maar bij andere planeten, onder misschien andere omstandigheden kan zelfs sprake zijn van de voornamelijk afgeven van bv. chloor, koolzuur of iets anders.

Ik wil hierop niet te ver doorgaan en volsta met de opmerking dat dus in de ruimte stromingen voorkomen, meestal bestaande uit een enkele soort atomen, maar soms ook opgebouwd uit de meest vreemde samenstellingen van atomen, die als een soort filter dienen voor de stralingen die zij ontmoeten, zoals zij als een bijzondere stimulans en soms massavermeerdering kunnen voeren van de sterren, die in de baan van een dergelijke stroming liggen.

Misschien weet u iets over de opbouw van een radiobuis. Hierin treffen wij een of meer z.g. roosters aan. Dit zijn fijne metalen matjes die zich bevinden tussen de gloeidraad en de “plaat” van de buis. Wanneer je op zo’n matje een spanning zet, kan men die emissie van de gloeidraad – de straling, die vandaar uitgaat en meestal naar de plaat zal gaan – veranderen.

Voor ons doel kunnen wij de stromingen in de ruimte met een dergelijk rooster vergelijken. De stroming kan straling voor een deel afbuigen of in brandpunt brengen. Wij krijgen dus een grotere gerichtheid of diffuus van de straling, die vanuit de ruimte een bepaald deel van het Al benadert en hierdoor wordt mede de invloed bepaald, zeker in sterkte of zwakte, mogelijk echter ook qua aard. Er zit aan dit alles meer vast, dan ik u zo in één, twee, drie uit kan leggen. Er kan bv. ook in dergelijke stromingen een zekere magnetische gerichtheid ontstaan of een zekere flux optreden. Vaak zijn dit werkingen, die nog niet als magnetische storm kunnen worden aangesproken, maar daarin onder omstandigheden kunnen ontaarden en dan ook onafhankelijk van de massa van de stroming in de ruimte op kunnen treden. Men zou zo een flux kunnen vergelijken met een wind, die tot orkaan kan worden, maar dit nog niet is. De intensiteit van deze magnetische flux in een deel van een dergelijke ruimtelijke stroming kan dan weer de aard van een straling veranderen door modulatie, een scherpe bundeling daarvan veroorzaken – in feite dus versterking voor een deel van de ruimte van de werking in de straling – enz. enz. en kan het lot van een ster of planeet mede bepalen.

Misschien interesseert u dit alles niet zo zeer, maar u hebt met deze op aarde onbekende of ten hoogste theoretisch bekende verschijnselen toch meer te maken dan men wel zou denken.

Wanneer wij het lopende jaar op aarde bezien, ontdekken wij steeds weer toestanden die voortkomen uit dergelijke vormen van kracht, die vanuit de ruimte de aarde bereiken. Vindt u het ook zo vreemd, dat het eerste dagen van het jaar al onmiddellijk grotere eisen van gewelddadigheden overal met zich brachten? Om maar niet te spreken over moorden, botsingen en andere ongevallen? Dit alles kan het gevolg zijn van een kracht uit de ruimte en beïnvloed worden door stromingen uit de ruimte enz. Misschien is er in een van de vele stromen ergens een gaatje gevallen, waaronder aspecten, die op zichzelf niet onrustbarend waren, opeens veranderd worden. De invloed van bv. de maan of een planeet, die volgens de astrologische stellingen goed zou moeten zijn, blijkt opeens te sterk te worden en zo verwarringen tot stand te brengen, of zelfs even negatief te worden.

Men kan in de astrologie dergelijke afwijkingen van de verwachtingen steeds weer ontmoeten en vaak zelfs de aard daarvan bepalen. Daarom zal iemand, die werkelijk ver is gevorderd in de astrologie, met de werking van bepaalde sterren e.d. wel rekening houden. De normale mens doet dit zeker niet. Vele “gewone” astrologen weten veel van hetgeen ik u vertelde, maar beweren: dit zijn nu eenmaal invloeden, die zo klein zijn, dat wij daarmede maar niet moeten rekenen. Dit is een vergissing. Want al bepalen de invloeden dan niet zelf de werkingen, zij bepalen wel degelijk de tendens, die daarin kenbaar worden zal. Men zou het misschien als volgt voor kunnen stellen: De mens zit in een auto zonder motor op een hellende weg. Hij beweegt dus. De weg bepaalt nu, waar hij heen zal gaan. Maar de oneffenheden in de bodem bepalen de helling, het tempo. Maar juist deze oneffenheden bepalen a.h.w. het tempo.

Zij maken dus uit, of bepaalde aspecten van de weg gevaarlijk zullen zijn of niet gevaarlijk zullen worden, zij bepalen in hun kleinste vorm zelfs, of men in zijn voertuig veel zal hobbelen en dooreengeschud zal worden dan wel over effen paden gaat. Dit beeld is misschien niet geheel zuiver, maar u kunt zich misschien voorstellen dat de kosmische krachten die van buitenaf komen, op soortgelijke wijze bepalen op welke wijze het lot van de mens, dat door zon en planeetstanden mede bepaald zou worden – wat niet geheel waar is overigens – onrustig en zelfs gevaarlijk zal zijn, dan wel ondanks alle moeilijkheden eigenlijk nogal gemakkelijk en effen zal verlopen.

De stromingen in de ruimte moeten wij wel degelijk als mogelijk belangrijke werkingen noteren, wanneer wij enig begrip willen hebben van de mogelijkheden in het enorme uurwerk kosmos, waarvan ook de aarde een deel vormt. Maar tot nu toe hadden wij steeds te maken met vormen van materie en daaruit voortkomende stralingen. Wij hebben echter in het uurwerk ook nog te maken met de ruimte zelf. Ook de ruimte zelf heeft een bepaalde structuur. U denkt, dat ruimte ledigheid is. Ja, dat is wel waar, maar die ledigheid moet ergens door bepaald worden. Zij bestaat ook positief en is niet alleen maar een afwezigheid. Vroeger hebben de mensen hierover nagedacht. Zij konden zich geen ritme voorstellen, die geheel ledig zou zijn. Daarom stelden zij het bestaan van de kosmische ether, die weliswaar anders van aard was dan de meer materiële elementen, naar toch in hun denken de rol speelde van de lucht, waardoor het kosmische ballonnetje ruimte opgeblazen kon blijven.

Wij kunnen het echter ook anders uitdrukken: ruimte is een opheffing van interactie die ontstaat door aan alle zijden gelijk zijnde of elkander opheffende spanningen. Ruimte is dus in verschijning een rustpunt, maar in feite het product van latente spanningen, die voortdurend aanwezig moeten zijn om ruimte mogelijk te maken. Wanneer een van die spanningen ook maar een enkel ogenblik weg zou vallen, dan worden de latente krachten of spanningen actief, tot een nieuw evenwicht is bereikt. Er gebeurt dus iets. Wanneer een langere tijd een belangrijke spanning verandert of weg zou vallen, zal het effect vaak explosief zijn. Wij krijgen dan de vorming van een nieuw melkwegstelsel te zien. In andere gevallen kunnen spanningen onmerkbaar en zeer geleidelijk worden opgevoerd. Dan zal de snelheid van beweging in die ruimte afnemen. M.a.w. energie en beweging en alles wat daarmee verbonden is, verdwijnt langzaam. Het resultaat is, dat een zogenaamd lek ontstaat, waarbij van alle actieve energie een deel weggaat, verdwijnt. U komt dan in het z.g. lekgebied, ook wel alter ego van de materiële kosmos genoemd, terecht. In dit zogenaamde materiële Al ontstaat zo ruimte, terwijl bij een verder gaan van het lek zich langzaam oermassa vormt, die zoals u misschien u zich herinnert, in wezen wervelende energie is.

Nu zijn de spanningen in de ruimte altijd in evenwicht. Zolang er kosmisch niets bijzonders gebeurt, kunnen wij aannemen, dat de spanningen in evenwicht zijn, zodat er daarvan niets in verschijning treedt, maar dat betekent nog niet, dat op elk punt van de ruimte dezelfde waarden en toestanden optreden. Een sterrennevel beweegt zich door de ruimte en kan daarbij dus veranderen en ruimtelijke omstandigheden ondergaan. Omgekeerd zal het bewegen van de sterrennevels door de ruimte invloed hebben op de bestaande ruimtelijk spanningen, zodat hierdoor voortdurend moet worden gecompenseerd. Deze compensatie is gezien de snelheid van de nevels, geleidelijk, en geschiedt praktisch automatisch. U bemerkt daarvan niet al te veel. Dat betekent echter, dat steeds trage werkingen op zullen treden in de ruimte en houdt verder in, dat de ruimtelijke structuur dus niet overal gelijk is of zal zijn. U zit nu toevallig met uw zonnetje en uw aarde aan de buitenkant van dat melkwegstelsel. Dat betekent, dat veranderingen van de rond het melkwegstelsel bestaande ruimtelijke structuur voor u veel grotere invloed zullen hebben, dan bv. op een ster in het centrum van het melkwegstelsel, waar de vele zonnen met hun eigen grote, en in verhouding veel snellere activiteit dergelijke invloeden bijna onmerkbaar maken.

U hebt dus ook nog te maken met een kracht van buitenaf, die niet zichtbaar of kenbaar is. Al het andere kan men desnoods nog door waarnemingen enz. leren berekenen. Maar de spanningen in de ruimtelijke structuur, waar doorheen zich uw stelsel beweegt, kunt u niet berekenen of zien. Je kunt zo iets aanvoelen en als men buiten het melkwegstelsel zou kunnen komen, zou men dergelijke werkingen zelfs kunnen meten. Maar degene, die dit zou willen doen, om zo de inwerking daarvan op de aarde en de mensheid te bepalen, zou dan ook nog moeten weten, wat de mogelijke spanningen in de ruimte zijn en wat op aarde het gevolg daarvan is. Zo iemand zou een bepaalde spanning in de ruimte betrekkelijk willekeurig als norm moeten aannemen en als een kapitein op de brug van een schip – die de zon schiet – om door vergelijking dan zijn positie te bepalen steeds weer de optredende werkingen zal moeten vergelijken met de als norm aanvaarde, en dit zeer regelmatig, omdat anders verkeerde interpretaties onvermijdelijk zouden worden.

Kortom, dit is niet denkbaar. De mens kan dit alles zelf niet berekenen, zodat ik over deze op zich zeer belangrijke kracht uit de ruimte in het begin maar niets heb gezegd.

Daar de structuur van de ruimte, op het punt waar men zich beweegt, echter de werking van alle andere krachten, die u van buitenaf bereiken, zal bepalen, is deze factor echter te belangrijk om geheel verwaarloosd te worden. Indien men begrip wil hebben voor de krachten, die uit de ruimte optreden, zal men dan ook niet alleen mogen spreken over werking en straling van een zon, de werking van sterren en het centrum van het melkwegstelsel plus de eventueel filterende werking van de stromingen in de ruimte, maar zal men moeten beseffen, dat het geheel van de voornoemde invloeden in feite wordt bepaald door de structuur van de ruimte op het punt waarop men zich bevindt en beweegt. De variaties, die door de ruimtelijke structuur worden bepaald en mede het gevolg zijn van de voortdurend daarin mogelijke kleine aanpassingen, noemen wij in onze Orde dan ook maar kleuren, omdat zij immers niet de verschijnselen zelf bepalen, maar wel aangeven op welke wijze – in welke kleur – deze worden waargenomen en geïnterpreteerd. Om vergaande uitleggingen te vermijden, spreken wij dan hierover als “een verschil van trilling”, wat een vergelijking is, maar geen feit. Want er is geen sprake van een eigen trilling. Daar de structuur echter door verandering alles bepaalt en lichtelijk of zelfs grotelijks kan wijzigen in betekenis, is er een overeenkomst te vinden tussen een verschil in trillingsgetal – en dus verandering van harmonische waarden en mogelijkheden – en het effect, dat ik u tracht duidelijk te maken.

Normaal gaat het geleidelijk, men zou dus kunnen zeggen, dat de opeenvolgende ruimtelijke spanningen, die men doorloopt, harmonisch zijn. Op een bepaald ogenblik kan er echter een dissonant tussen zitten. Dat betekent, dat wij juist op een plaats zijn gekomen, waar de ruimtelijke structuur zich aan het aanpassen is. De dan optredende varianten van de invloed zijn voor ons ongebruikelijk en passen niet in ons beeld van wereld en mogelijkheden.

Hierdoor worden zij door ons als disharmonisch ervaren. Men zou dan alle waarden en kleuren opnieuw moeten gaan bepalen en berekenen, daar de z.g. disharmonische invloed alle normaal geldende regels en waarden door elkander werpt. Daarom spreken wij in dergelijke gevallen ook wel van een revolutionaire invloed uit de ruimte.

U ziet, dat wij al aardig wat voorbeelden van kracht uit de ruimte bij elkaar hebben gebracht met al deze factoren. Ik kan mij echter voorstellen, dat u zich afvraagt: wat moeten wij nu eigenlijk aan met die “kosmische kleuren”? De geldende stellingen maken het moelijker dan nodig is om dit beeld te gebruiken. Wanneer wij namelijk buiten de normale materiële kosmos treden, krijgen wij te maken met sferen. Men deelt de sferen nu wel in in kleuren. Maar een toestand of werking in een sfeer kan weer harmonisch zijn met een toestand, die als ruimtelijke spanning aanwezig is. Nu zal de werking, die ruimtelijk optreedt, door ons door een kleur worden aangeduid. De sfeer kan, volgens de geldende systemen, tot een andere kleur behoren, daar dit een geheel ander systeem van aanduiding is. Zo zal de werking middels de harmonie tussen sfeer en ruimtelijke spanning dus de werking van een bepaalde sfeer kunnen overdragen naar de aarde, ofschoon deze invloed, krachtens welke dit geschiedt, met een geheel andere kleur kan worden aangeduid.

Ik hoop, dat u mij kunt volgen. Want het wordt nog moeilijker. Daar wij geneigd zijn de werking, en de kleur die zij geeft aan ons beleven, te zien als weergave van de geestelijke werking, zullen wij er namelijk toe kunnen komen te spreken over in feite materiële werkingen als deel van een hiërarchie van kleuren en waarden, die buiten de normale kosmos ligt. Juist omdat de inwerking van ruimtelijke spanningen veelal onbekend is, vergeet men daarbij dan steeds weer, dat men te maken heeft met veranderlijke werkingen uit de eigen kosmos, die slechts tijdelijk harmonisch met een bepaalde sfeer bestaan.

Misschien voelt u meer voor een praktisch voorbeeld. Dan zouden wij kunnen proberen de nu werkende invloeden eens wat meer te ontleden. Nu kan men niet altijd alle ruimtelijke spanningen en varianten, die daarin kunnen ontstaan, geheel bepalen. Ook voor ons is dit nogal moeilijk.

Toch kunnen wij zeggen: In de eerste plaats bevindt de aarde zich nog steeds in een gebied van verandering, zodat gesproken kan worden over een door ruimtelijke spanningen veroorzaakte revolutionaire invloed. Er zijn spanningen, die een verstoring of beter nog disharmonie teweeg brengen t.a.v. het bestaande. U moet niet denken, dat dit betekent, dat nu alles vernield zal worden of zoiets. Het is eerder en persoonlijke kwestie. Je kunt misschien bijvoorbeeld zeggen: iemand heeft altijd veel van aardbeienijs gehouden. Nu neemt men er een hap van en opeens is het niet meer lekker het smaakt niet meer, het lijkt bitter. Toch is het ijs nog steeds hetzelfde gebleven. Bij het omschrijven van de werking, die de revolutionaire spanning tot stand brengt, zou je dus misschien nog het beste kunnen stellen, dat het de “smaak” van de dingen verandert en daarmede ook de interesse van de mens voor die dingen. De harmonische mogelijkheden voor de mens liggen opeens anders.

Deze invloed bestaat op het ogenblik rond 6, bijna 7 jaren en zal, wanneer alles blijft voortgaan zoals dit tot nu toe het geval is, waarschijnlijk nog rond 5 jaren duren. In die periode moeten wij er dus mee rekenen, dat alle invloeden, zowel werkingen die komen uit de kern van het melkwegstelsel, zoals al het andere dat ik u omschreven heb, onderhevig is aan die lichte verandering van smaak en daardoor voor de mens een licht gewijzigde betekenis krijgt. Dat, wat wij gewend waren tot nu toe, is er voor ons niet meer zo. Houd ik nu rekening met de waarde, die alle invloeden tezamen onder deze ruimtelijke spanning aan gaan nemen, dan kan ik stellen, dat u op het ogenblik te maken hebt met een opkomende blauwe tendens.

U weet het misschien zelf nog niet, maar u begint reeds wat zakelijker te denken dan in de afgelopen maand. De. z.g. rode werking, de invloed van meer hartstochtelijke en vaak onredelijke aard blijft echter nog voortbestaan. Astrologisch zouden wij daaraan toe kunnen voegen, dat er op het ogenblik een Algol-invloed is in het teken Steenbok. Wil men astrologisch een juister beeld van de mogelijkheden krijgen, dan zou men moeten nagaan in welk teken de zon en de maan staan.

Dan kan men redeneren: alles wat zon en maan betekenen binnen het beeld van de dierenriem, waarin zij nu gaan, verandert. De zogenaamde goede werkingen worden negatief, de z.g. negatieve aspecten treden in vaak positieve vorm meer op de voorgrond. Juister misschien: er is een omkering van waarden. Wat de zon betreft moeten wij dan nog opmerken dat hetgeen zij zelf doet, niet gerekend kan worden, maar dat alle conclusies, die getrokken kunnen worden uit haar stand t.a.v. andere planeten eveneens in betekenis moeten worden omgekeerd. Maar laat dit rusten. Wij komen in een periode, waarin de als blauw aangeduide werking sterker optreedt. Dit betekent, dat de mensen wat meer gaan nadenken. Maar wat zij denken en wat er gezegd wordt, zal de mensen niet meer kunnen bevredigen, zoals vroeger.

Er zit een bijsmaak aan. Men zoekt een andere uitdrukking, een andere omschrijving, verduidelijking, omdat hetgeen tot nu toe gebruikelijk was, niet meer geheel aanvaardbaar lijkt.

De emoties zullen, de komende weken langzaamaan wat verflauwen, hier zoals overal op de wereld; over ongeveer 4 à 5 weken zal de emotionaliteit wel voldoende gedaald zijn en zal het tijdelijk wat rustiger zijn. Maar het denken is wat verwrongen geworden. Hierdoor wordt het patroon van daden en handelingen ook in de blauwe periode wat anders dan normaal. De mensen zullen hierdoor vaak verstandelijk niet meer kunnen begrijpen, waaraan zij nu eigenlijk toe zijn. In zeker opzicht heeft dit voordelen: men denkt vrijer, omdat men van de oude denkwijzen en sleur losbreekt. Het nadeel is, dat men niet meer te voren kan overzien waar men terecht zal komen met een bepaalde denk- of handelwijze. Zeker in de eerste 10 dagen spelen voor u allen kennelijk onzekerheden een grote rol. Na die 10 dagen spelen de inwerking van ruimtelijke stromingen een rol. Het is, of de aarde opeens tijdelijk tegenover een gaatje in het rooster van een dergelijke stroom komt te staan, waardoor een scherpe en gerichte bundeling van invloed de aarde beroert. Dit betekent, dat de mensen opeens actiever worden. Maar daarnaast zullen zij ook opeens veel meer gaan handelen. Zij zullen daarbij vele vreemde dingen doen en, omdat alles, zoals reeds gezegd, in het redelijke en emotionele vlak voor hen een onaangename bijsmaak heeft en zij hun ongenoegen daarover trachten af te reageren.

Let wel: gedachten, denkbeelden, redelijkheid spelen hierbij toch een rol, want er is nog steeds een verstandelijke tendens aan de gang. Dit duurt rond 7 weken, daarna wordt de overheersende tendens weer rood.

Nu lijkt het of deze blauwe werking gunstig is. Het betekent immers, dat de mensen gaan nadenken, dat zij bezinnelijker worden, maar op het ogenblik is de bezinnelijkheid er niet werkelijk. Dan is er nog de inwerking van Algol, die voor de aarde betrekkelijk sterk kan zijn – zoals ik u trachtte duidelijk te maken – in verhouding tot alle andere ruimtelijke invloeden. Er is dus sprake van een omkering van waarden, ook in deze blauwe tendens. Er zal m.i. dan ook in de komende maand vaak sprake zijn van een pervertering van de rede en de logica.

Iemand, die in de vele redelijke argumenten van de komende zes afweken een weg wil vinden, zal dit dan ook met zijn gevoel moeten doen. Want de rede en redeneringen, hoe logisch en schijnbaar onontkoombaar juist zij ook opgezet zijn, deugen ergens niet.

Uit dit beeld wordt duidelijk, dat het leven en denken van de mens sterk wordt beïnvloed door krachten uit de ruimte. Velen echter zullen dit alles te vaag noemen, zij geven er de voorkeur aan meer menselijk te reageren en zeggen: maar wij hebben in de kosmos, de ruimte, vele planeten met daarop redelijke denkende wezens. U kent die verhalen misschien wel? Ergens op Venus zit een soort yogi van een vreemd ras te mediteren, staart naar de aarde en zendt de mensen zijn gedachten, terwijl op Mars weer wezens van een ander ras gezellig zitten te kaarten en ondertussen ook zo nu en dan een gedachte naar de aarde zenden. Sommige mensen menen, dat dit feiten zijn en stellen, dat op deze wijze een stortvloed van gedachten op de aarde afstormt, die door denkende wezens van andere planten wordt veroorzaakt. Dit is niet geheel juist en komt niet feitelijk voor. Maar er zijn wel andere mogelijkheden. In het Al zijn vele planeten, elke planeet heeft een eigen persoonlijkheid. Dit betekent, dat het leven op die planeet en eventueel het denken, de gedachtesfeer dus van een planeet, een bepaalde karakteristiek heeft.

Wanneer iemand van dit geheel deel uitmaakt en buiten de gedachtesfeer komt te leven, zal hij zich niet prettig meer voelen. Uw maanreizigers hebben, naar ik meen, van dit onbehagen reeds iets ervaren, ofschoon dit niet in werkelijk ernstige mate kan zijn opgetreden, daar zij niet werkelijk en lang buiten het bereik van de aardinvloed zijn geweest. Weliswaar ondergingen zij iets van de invloed van de maan, maar de invloed van de aarde is zelfs daar nog sterk genoeg. Wil je echter verder reizen in de ruimte, dan kan men niet geestelijk gezond blijven, wanneer men er niet in slaagt iets van die gedachtesfeer van de wereld, waartoe je behoort, mee te nemen. Dit is in feite voor een humaan of humanoïde wezen alleen mogelijk, wanneer het in staat is een soort simulante te bouwen van de maatschappij, waaruit het stamt, eigen cultuur weet uit te drukken en zo een gemeenschapspersoonlijkheid weet op te bouwen in zijn voertuig, die geheel harmonisch en aangepast is t.a.v. de sfeer van de eigen wereld. Dan kun je en soort contact behouden, doordat een rapport, een vorm, van niet meer door afstand te verbreken harmonie ontstaat. De moederplaneet kan dan over enorme afstanden met de ruimtevaarders contact houden en zelfs wel communiceren. Men blijft a.h.w. ook al is men zeer ver van zijn wereld verwijderd, deel uitmaken van de gedachtesfeer van die planeet, die men ook wel eens het gemeenschappelijke bovenbewustzijn noemt. Komt nu een voertuig, dat op deze wijze met zijn eigen moederwereld verbonden is, (in de nabijheid) dan is het denkbaar dat de gedachten van deze andere wereld ook in het bovenbewustzijn van de mensheid terecht komt, dus deel uit gaan maken, zij het een zeer klein deel, van de bewustzijnssfeer van uw eigen wereld.

Ik weet niet, of u in uw jeugd wel eens een korrel carbid in een inktpotje hebt gedaan. Dan begint alles opeens te schuimen en te bruisen. Ik wil de menselijke bewustwordingswaarden natuurlijk niet met inkt vergelijken, maar laat ons zeggen, dat dit menselijk of aards bovenbewustzijn de vloeistof is en het van een andere wereld stammende bewustzijn het kleine korreltje. De mensheid als geheel zal zich van de oorzaak van de onrust niet bewust zijn, maar er is middels het bovenbewustzijn wel degelijk een zekere spanning, die haast alle mensen beroert.

Er is via dit andere bewustzijn van buiten de eigen wereld iets nieuws toegevoegd aan het denken, aan de bovenbewuste factoren van denken en leven. Juist daar dit geheel vreemde irriterend werkt, zullen zeer veel mensen hierdoor onmiddellijk beïnvloed worden. Men kan stellen, dat een soort gistingsproces op gang komt, gedurende welke werking de mensheid tracht dit vreemde, dat aan het gemeenschappelijk bewustzijn werd toegevoegd, ergens te assimileren, op te nemen en in te passen in het bestaande schema. Ook een dergelijke werking van buiten de aarde is wel degelijk denkbaar; wij hebben daarvan reed enkele kleine voorbeelden gezien.

Naarmate de mensheid meer van zichzelf bewust is, zal het haar echter moeilijker vallen de vreemde beelden in te passen in haar bestaan. In dit opzicht zullen de meest intelligente mensen vaak de grootste moeite hebben zich aan te passen. Juist dezen worden hierdoor onrustig en wrevelig, zonder dat zij de redenen daarvoor beseffen. De minder intelligente  nemen het vaak gemakkelijker op, omdat zij niet geheel beseffen, dat er iets vreemds is gekomen in hun denken en bestaan. Laat mij hier onmiddellijk op aanmerken, dat het op aarde moeilijk is uit te maken, wie intelligent is. Want de werkelijke intelligente mensen denken niet, dat zij werkelijk intelligent zijn. Zij weten te goed, waar zij falen. Degene, die zich intelligent plegen te noemen, zijn hoofdzakelijk de mensen, die te dom zijn om te beseffen, dat intelligentie meer omvat dan wat parate kennis en wat lef. Dit terzijde.

Een dergelijke invloed vanuit de ruimte zou dus de aarde kunnen bereiken, zelfs zonder dat er sprake is van enig kenbaar contact met wezens van andere werelden. En wat daarvan het resultaat zal zijn, is sterk afhankelijk van de gedachten, die worden uitgezonden en zo toegevoegd aan het gemeenschappelijk bovenbewustzijn. Zeker is, dat dergelijke denkbeelden altijd vertaald worden door de mensheid in de termen van eigen besef en wereld. Om u een voorbeeld te geven: Laten wij even aannemen, dat die wijsgeer op Venus een realiteit is. Hij denkt in beelden, die misschien voortkomen uit een plantaardige wereld, waarin de strijd om het leven tussen de soorten, zoals deze tussen dieren bestaan, niet goed denkbaar is en symbiose, de samenwerking en wederkerige instandhouding het enig denkbare is. Dan zullen de gedachten op aarde toch weer vertaald worden in de termen van tegenstelling en onderlinge strijd om het bestaan in de eerste plaats, die nu eenmaal tot de dierlijke wereld behoren. Zelfs indien men in dit hypothetische geval direct mentaal contact met die wijsgeer zou hebben, zou men dus nog niet kunnen zeggen: “ik heb een begrip van hetgeen de ander denkt”, men zal altijd moeten onthouden, dat men gestimuleerd wordt door de ander, maar zijn impulsen eerst vormt tot in feite geheel eigen gedachten, voor men in staat is dit enigszins bewust te ontvangen.

Op deze wijze zouden dus ook invloeden uit het Al kunnen ontstaan. En daar wij aan kunnen nemen, dat er dit jaar en het volgende jaar nogal wat ruimtereizigers in de buurt van de zon en haar planeten zullen zijn, lijkt het aannemelijk, dat dergelijke gistingsprocessen in het menselijke denken tijdens deze tijd voor zullen komen. Nu zijn dit gelukkig niet van die immens grote ruimteschepen, zoals men die in verhalen wel aantreft, u weet wel: schepen met een bemanning van meer dan 10.000 koppen, compleet met tuinen, boerderijen en de rest.

Wat men op aarde over dergelijke schepen pleegt te fantaseren behoort werkelijk tot het rijk der sprookjes. Maar een groep die met de eigen planeet harmonisch weet te blijven, van misschien 50 à 60 koppen of desnoods enkele honderden bemanningsleden telt, zal, wanneer zij de zon en sterker nog, misschien de aardatmosfeer voldoende dicht benadert, een zeer sterke impuls kunnen betekenen voor de mensheid in haar eigen denken. Dan hoeft men dit ding, dit voertuig, niet te zien en hoeven de reizigers dus niet eens lijfelijk op aarde te komen.

Ruimtevaart bestaat ook buiten uw aarde, of moet ik zeggen: alleen buiten uw aarde. Op deze wijze kunnen dus, zonder dat de ruimtevaarders het beseffen en zij er, zonder dat de bewoners van een planeet dit willen of beseffen, impulsen worden overgedragen, waardoor plotselinge veranderingen van mentaliteit, ja, soms zelfs van techniek op kunnen treden.

En hiermede kom ik aan een punt, dat zeker in dit betoog niet verwaarloosd mag worden, al zult u daarmede voorlopig, naar ik meen, niet veel te maken hebben.

Impulsen uit de ruimte kunnen het menselijke denken plotseling vernieuwen of veranderen, maar ook de aarde zelf kan onder invloed van een kracht uit de ruimte opeens veranderen. De  aarde kan in een sfeer komen van denken, waardoor zij zelf anders gaat reageren.

Bijvoorbeeld: u weet misschien, dat men aannam in het verleden, dat kometen ongeluk brachten. Na is dit op zich dwaas, want een komeet kan er niet voor zorgen, dat er op aarde opeens oorlog of pest ontstaat. Daarmee hebben de mensen zelf veel meer te maken. Maar je zou je misschien wel voor kunnen stellen, dat een hemellichaam met een bepaalde eigen lading de aarde benadert en in die aarde een zekere resonantie wekt. Deze resonantie hoeft niet sterk te zijn en kan beperkt blijven tot een soort wederkerige erkenning. Maar hierin ligt een nieuw “idee”. De aarde wordt wakker uit haar gedommel en schurkt zich eens. De aarde beeft. De aarde schurkt zich nog een keer en bepaalde stromingen op aarde veranderen. Als bv. de warme golfstroom bij zijn beginpunt enkele kilometers van richting verandert, kan dit het gehele klimaat van Europa wijzigen. Indien u zich realiseert, hoe klein de oorzaken zijn, die een geheel klimaat kunnen veranderen, zult u beseffen, dat zelfs zeer kleine impulsen van buitenaf, die de aarde als geheel wekken, van groot belang voor de mensheid en zelfs voor het gehele leven op aarde kunnen zijn. Hier geldt hetzelfde als voor mensen: de ruimtelijke condities, dus de spanningen van de structuur van de ruimte zelf, bepalen de wijze, waarop dergelijke contacten en ontvangen impulsen door een planeet verwerkt zullen worden.

Je kunt zeggen, dat in een dergelijk geval het ritme, dat men voor het optreden van ijstijden heeft berekend, wel eens opeens zou kunnen veranderen en dat de eenvoudige en betrekkelijk langzame gang van de magnetische polen – die, zoals u weet, wandelen – wel eens zou kunnen overgaan in een plotselinge en veel verdere uitslag van de magnetische pool met alle gevolgen van dien. Er kan dan in enkele eeuwen zeer veel op aarde veranderen en in het ergste geval kan één enkel jaar voldoende zijn om het gehele oppervlak van de planeet voor u onkenbaar te maken. De hele wereld en alles, wat daarop leeft, wordt door de invloeden en de kracht uit de ruimte mede bepaald. Voor de mens, zijn de krachten uit de ruimte – omdat de mensen deel zijn van een milieu en vaak deze langdurig aanwezige krachten als deel van het milieu gaat beschouwen – zeer moeilijk te ontdekken. De mens heeft te weinig vergelijkingsmateriaal, om te constateren en te zeggen: dus zo is het. Maar hij ondergaat de invloeden desalniettemin en is gebonden aan dergelijke werkingen.

Dan kan men dus de conclusie trekken: krachten uit de ruimte bepalen niet datgene, wat de mens zelf is, wil en kan, maar wel datgene wat het menselijke milieu is, wil en kan. De vrijheid van de mens wordt door de kracht uit de ruimte beperkt en a.h.w. geleid. Van een absolute voorbestemming is geen sprake. Voor de ‘eenling’ tenminste. Voor de totaliteit bestaat een zekere lotsbestemming – gezien vanuit menselijk standpunt althans – door de verhouding van stralingen uit de melkwegcentrumrotatie, van de melkwegstromingen in de ruimte, reflecties van buitenaf en wat er nog meer op te sommen is.

Je bent dus deel van een wereld met een, vanuit het menselijk standpunt beschouwd, bijna vastliggende geschiedenis. Alleen een planeet, die heel anders leeft, en tijd geheel anders ervaart dan u, bewust kan erkennen en reageren op langdurige werkingen als bv. de structuurspanningen in de ruimte, op een gelijksoortige wijze als uzelf reageert op de vaak slechts dagen durende invloeden die u bereiken. De planeet heeft dus t.a.v. dergelijke krachtvormen uit de ruimte wel degelijk een gehele vrijheid van wil, maar voor u omvat de tijd, die verloopt tussen het ontvangen van een impuls en de reactie daarop van de aarde in verband met de zon zelfs ruim een jaar, terwijl reacties op invloeden uit de ruimte vaak perioden van 20 of meer jaren zullen omvatten.

In de tijd, die ligt tussen het optreden van de impuls en de reactie van de aarde daarop, kan men dan ook zeggen, dat de mensheid gestimuleerd of zelfs soms beheerst wordt door de kracht, die van buitenaf komt. Dit omvat het geheel van de wereld, ook u. Eerst wanneer de aarde zelf reageert, ontstaat een algehele, maar nu voor de mens afgedwongen, aanpassing.

Dit was dan een klein beeld van hetgeen een kracht uit de kosmos zoal kan betekenen en doen. Prognoses heeft u reeds in overvloed gehad, naar ik meen. Waarom zou ik dan uw nieuwjaarsvreugde gaan bederven met verdere prognoses. Ik wil liever proberen u duidelijk te maken, hoe u van de krachten uit de ruimte enig nut kunt trekken. Wanneer u weet, dat krachten uit de ruimte bestaan – ook zonder te weten, welke of hoe dezen zijn – zult u voor uzelf ontdekken, dat vaste ritmen en gewoonten plotseling gebroken worden. Je persoonlijk leven verandert van vandaag op morgen, je reacties zijn anders, je ziet de dingen anders. Zeg dan niet: de wereld is anders of anderen zijn opeens anders. Zeg, de invloed, waaronder ik leef, is een andere geworden. Ik kan dus het verstandigst mij aanpassen aan deze schijnbaar geheel gewijzigde omstandigheden door zo goed mogelijk terug te streven naar de norm, datgene, wat ik voor mijzelf als normaal beschouw.

Hierdoor bereikt men dat de verandering voor het ik meer geleidelijk tot stand komt, terwijl men de optredende veranderingen zonder verzet kan aanvaarden en niet in oproer komt. Een mens in oproer is een onredelijk wezen en juist nu u dit jaar in een revolutionaire invloed leeft, die, zoals u hebt kunnen horen, in werking haar hoogtepunt begint te bereiken – ik stelde 6 à 7 jaren reeds werking, nog te verwachten rond 5 jaren van deze werking, zodat u wel in het hartje van de storm zit – is het belangrijk, dat u enige beheersing behoudt en de aanpassing dus zo langzaam mogelijk en zonder verzet tegen uw wereld en de mensen doet geschieden.

Streeft men er niet naar de oorspronkelijke normen zo lang mogelijk te handhaven en deze zo geleidelijk mogelijk te verlaten, dan zal men vele moeilijkheden ervaren, omdat men geen antwoord heeft op de nieuwe omstandigheden en invloeden. Men heeft alleen een antwoord op het oude en zal zoveel mogelijk volgens analogie met het oude moeten reageren. Door langzaam het nieuwe in uw bestaan te introduceren, blijft de beheersing ook bestaan t.a.v. het nieuwe en kan men althans enigszins eigen lot bepalen. Werpt men al het oude zonder meer overboord om opeens volgens nieuwe normen te gaan handelen, dan zal de wijze van handelen, zal de nieuwe tendens u beheersen en geen mogelijkheid meer laten tot een persoonlijk bewust bestaan en streven, en dit tot gewenning is opgetreden; en dit duurt veelal een te lange tijd. Houdt daarom hiermede rekening.

Ook het volgende kan praktische betekenis voor u hebben. De wereld buiten u heeft de gewoonte u normen voor te goochelen, die voor uzelf in feite niet bestaan. U hebt in uw leven persoonlijke normen. Indien u nu maar weet, wat voor u deze wereld betekent, wat voor u juist denken, bewustwording enz. is, dan zult u in staat zijn alles, wat die wereld u als norm voorhoudt, ze nodig naast u neer te leggen. Hierdoor zult u in staat zijn juist te reageren volgens eigen wezen op elke verandering in positie of omstandigheid. Zodra u reageert volgens de normen van de wereld hebt u niet alleen te rekenen met de voor u toch reeds moeilijke aanpassing aan een moeilijke situatie, maar bovendien met de behoefte aan normen te blijven beantwoorden, die voor u geheel zinloos en vaak strijdig met uw wezen, gezondheid en belangen zijn. Probeer dus uw eigen normen te vinden, en deze zoveel mogelijk te handhaven in elke omstandigheid en tijdens elke verandering in persoonlijk ervaren of omstandigheden.

Een derde punt is nogal eenvoudig. Het emotionele leven van de mens – en daarmede bedoel ik je gevoelens en niet alleen die zachte, maar ook die onverklaarbare impulsen, die je opeens doen verlangen een fles ter hand te nemen en daarmede de harige schedel van een buurman enigszins te pletten of zo – zou men moeten kunnen aanpassen aan de verwachtingen, die men heeft. Een mens, die door zijn emoties geheel geregeerd wordt, is hulpeloos. Een mens die door zijn verstand geregeerd wordt is – al denkt hij zelf dat het anders is – redeloos. Een mens echter, die zijn gevoelens weet te beheersen en daarnaast zijn gevoelens voortdurend toestaat een aanvulling van zijn redelijk besef te vormen, kan zijn leven beheersen.

Nu zullen de emoties van de mens hoofdzakelijk beheerst worden door verschillen van de stromingen en werkingen vanuit de kosmos, waarover ik reeds sprak, en voornamelijk de invloeden, die wij aanduidden met de kleur rood, terwijl daarnaast ook de met wit omschreven werking de emoties pleegt te stimuleren en versterken. De rede, het verstandelijk denken blijkt bevorderd te worden door de impuls blauw en eveneens door de impuls wit.

De invloed geel heeft vreemd genoeg op emoties en rede geen directe inwerking, maar geeft wel de energie om bestaande impulsen beter te beseffen en uit te voeren. (Ik neem aan, dat u wel weet, wat met die kleuren bedoeld wordt, zodat ik deze niet verder zal omschrijven.) Dan geldt dus, zeker in een omwentelingstijd als de huidige: ik kan alleen als mens een zekere beheersing behouden over mijzelf, mijn leven en mijn mogelijkheden, wanneer ik voortdurend in staat ben emotie en denken met elkander te laten huwen, samen te smelten. Ik mag nooit de emotie laten domineren, maar ik mag ook nimmer de alleenheerschappij aan mijn verstand laten. Met mijn gevoelens kan ik al hetgeen ik redelijk besef, beter interpreteren en zo sneller reageren. Met al hetgeen ik redelijk weet kan ik voor mijn gevoelens een juistere richting bepalen.

Dan geldt dus in deze revolutionaire tijd: Zoek niet naar emotionele geloofsbeleving of een verstandelijke wereldberekening alleen. Zoek naar de mystieke versmelting van werelderkenning en innerlijke erkenning of geloof. Zoek niet naar een redelijk ideaal, of een uit het warme gemoed geboren idealisme, dat in wezen geheel onredelijk, onmogelijk, maar emotioneel begeerlijk is, maar tracht uw emoties en uw verstandelijk begrip van een mogelijk ideaal te doen versmelten tot een geheel doordacht en doorvoeld streven. De versmelting van emotie en verstand zijn in deze tijd voor de mens noodzakelijk, indien hij iets met deze delen van zijn bestaan iets wil bereiken.

Daar in de wereld de tendensen voortdurend wisselen – voor de mensen dan – en wij, zoals u weet, wat rood hebben gehad, en nu wat blauw krijgen, gepaard met wat wit, terwijl er enkele zeer sterke rode golven zullen komen, afgewisseld met blauwe invloeden, zal de nadruk die de wereld geeft, steeds veranderen. Maar geen mens hoeft zich in dezen door de wereld te laten domineren. Men kan ondanks deze veranderingen van tendens zichzelf in wezen trouw blijven.

Als de sterren zeggen, dat u ongelukkig zult zijn, begint u dan alvast maar te huilen? Natuurlijk niet. Dan zou u wel gek zijn. U zegt: ik moet toch verder gaan en zal trachten mijn nadeel of leed zoveel mogelijk te beperken. Zo moet u met die kosmische tendensen eveneens reageren. Dan zegt u in een blauwe periode bijvoorbeeld: “ik weet, dat ik nu wat te verstandelijk denk, maar wat zegt mijn gevoel van dit alles?” Doe een beroep op uw gevoelens wanneer u bemerkt, dat u te rationeel, te theoretisch juist redeneert. Voelt u, dat uw gevoelens er met u vandoor dreigen te gaan? Grijp naar de rede. De beheerste mens zal in staat zijn bijna alle producten, die ontstaan als gevolg van krachten uit de ruimte, voor zijn eigen wereld te beheersen en zelfs te gebruiken.

Er is slechts één enkele uitzondering op deze regel. Ik stipte deze reeds aan als een grote onwaarschijnlijkheid, maar het zou wel eens voor kunnen komen, namelijk. wanneer in de ruimte een klein wereldje is, deel van een andere grote planeet, dat als het ware het bovenbewuste besef van de mensheid een injectie geeft. Dat kan soms een besmetting zijn, soms lijkt zo iets meer op een inoculatie, in een enkel geval zal het voor de mens een gunstige impuls betekenen. Maar altijd betekent het een gebiologeerd worden, van de gehele menselijke wereld, en wel door denkbeelden in een bepaalde richting. Indien dit gebeurt, kunt u dit niet beheersen. Aanvaard dan eenvoudig dit lichtelijk door een denkbeeld geobsedeerd zijn – mits anderen blijk geven van soortgelijke obsessies dus – maar tracht richting aan dit beeld te geven, door verstand en emoties gezamenlijk in dit beeld te laten werken volgens uw oude normen. Dan zult u het nieuwe in kunnen passen in eigen denken en wezen, en blijft het u niet meer beheersen, maar leert het u, onder de dingen die u reeds kende, met nieuwe ogen te zien en daardoor ook beter te zien.

U hebt waarschijnlijk aan heel andere dingen gedacht, toen aangekondigd werd, dat ik zou spreken over kracht uit de ruimte. Sommigen hebben gedacht, dat ik zou spreken over oorlog tussen vreemde planeten, die zich ook rond de aarde afspeelt, anderen hebben gedacht aan grote engelen en duivelen, die een soort kaatsspel spelen met deze wereld. Maar dergelijke dingen, zelfs indien zij zouden kunnen bestaan, zijn zo belangrijk niet. Het is dan slechts de uitdrukking van een geheel van verschijnselen, waarvan ik de stoffelijke zo veel mogelijk heb omschreven.

Zij, die verschijnselen als mogelijkheid kennen, vinden hierin alleen reeds de mogelijkheid om de inwerking van die verschijnselen beter te verwerken. Kennis is soms niet nodig om er iets mee te doen, maar heeft zijn nut, doordat zij een geruststelling vormt bij het optreden van bepaalde verschijnselen.

Wat ik u nu heb gezegd, zult u lang niet altijd praktisch kunnen gebruiken, maar wanneer u dit onderwerpje toch enigszins in u hebt opgenomen, vindt u wat meer zekerheid. U weet nu enigszins, wat er gebeurt in dat vreemde kosmische horloge, dat het Al wordt genoemd.

Daardoor hebt u meer vertrouwen. U weet dat de dingen verder zullen gaan en dat de ontwikkelingen nooit in een enkele, bepaalde richting verder kunnen gaan. Sommige mensen zijn zelfs zo naïef, dat zij menen, dat je je in het leven voor altijd links of recht kunt oriënteren. Naïef. Vraag het maar eens aan een staatsman. Die weet het wel en misschien zal hij het u zelfs durven zeggen: of je nu links bent of rechts, hoe je je ook het liefste zou willen oriënteren, het enige antwoord op de werkelijkheid is laveren! Ik meen, dat dit voor uzelf ook geldt. Je kunt nooit iets absoluut zijn of absoluut niet. Maar als je enigszins weet, wat er rond je aan de gang is, zul je je niet zo beheerst gevoelen. Je bent niet alleen maar de slaaf van onbegrepen krachten, maar een bewust wezen, dat niet vreest voor veranderingen en krachten uit de ruimte, of van elders, maar deze toch erkennen kan, en durft gebruik te maken van alle optredende mogelijkheden en tendensen. Om mijn betoog met een goede zeilterm te beëindigen: “Dan weet je, wanneer je door de wind moet gaan om je doel het eenvoudigste te bereiken, en voel je, hoe scherp je bij de wind kunt zeilen, zonder werkelijk gevaar te lopen”. En dat te weten lijkt mij in uw tijd toch wel erg belangrijk.

Vragen.

  • Zou u kunnen zeggen, waar Algol op het ogenblik precies staat?

Dit is mij niet mogelijk, daar de werkelijke plaats een enigszins andere is dan zij in verband met de efemeriden in zal nemen. Algemeen heb ik haar reeds aangeduid.

  • U sprak van het huwen van gevoel en verstand, een combinatie van rode en blauwe invloeden dus, wat uitkomt op paars, de kleur der mystieke impulsen. De mysticus zou dus een bevoorrecht man zijn, waar het erom gaat de werkingen van deze tijd te boven te komen?

Tenzij het een vrouw is, ja. De mysticus, die in staat is om intuïtie, gevoel, emotie en feitelijk redelijk denken – dus geen teruggrijpen op filosofische systemen e.d., die met de werkelijkheid niet zo veel te maken hebben – samen te voegen, zal het inderdaad gemakkelijker hebben in deze tijd. Hij zal vaak voorvoelen, wat er aan het veranderen is en zal zich dus ook verstandelijk aan kunnen passen aan dingen, die voor anderen onverwacht komen.

Zoals u weet, is degene die rekent op een bepaalde mogelijkheid, altijd in het voordeel boven degene, die tegenover het onverwachte staat en zich eerst moet gaan realiseren wat er eigenlijk gebeurt, voor hij er iets aan doen kan. Een mysticus zal dus sneller en over het algemeen ook juister kunnen reageren. Ik meende, dat ik dit reeds duidelijk had gemaakt, maar wil het gaarne nogmaals bevestigen.

  • Is de ontbindende werking van onze maan verwant met de werking van antimaterie als bv. van Algol? Dit laatste misschien, doordat de maan deze krachten in hun brandpunt vat of op zichzelf concentreert.

Neen. Dit is niet het geval. Er zijn wel situaties denkbaar, waarbij de maan als resonantievlak dient voor andere krachten dan die van de zon. Maar wat men noemt de ontbindende factoren van de maan, is eigenlijk alleen een wat eenzijdige weergave van het levensritme van de aarde, dat, zoals u weet, uit groei en ontbinding tezamen bestaat.

Wanneer u de maaninvloed wilt ontleden, zo zou ik zeggen: de maan is de reflex van de zon, waarbij de eigen massa plus de structuur van de maan voeren tot een wat eenzijdige weergave van de stralingsinhoud van de zon. Zelfs het licht is gepolariseerd, zoals u waarschijnlijk weet, maar ook de andere werkingen van de maan, die niet zo eenvoudig kenbaar zijn, vertonen een soortgelijke eenzijdigheid. Men kan zeggen, dat de maan hierdoor de levenscycli op aarde een bijzondere nadruk pleegt te geven. Wanneer Algol of een andere materiekracht van antimaterie in brandpunt zou komen op de maan, zouden wij een omkering van de maaninvloeden zien en zouden zij dus eenzijdig naar de andere kant worden, waardoor zij tijdelijk niet meer ontbindend en verdwazend, maar verstand- en levengevend moeten zijn. Dit komt, zoals u misschien ook weet, maar heel zelden voor. Ofschoon in een ver verleden, rond 6500 tot 6000 v. Chr. er een tijd is geweest, dat de maan een zeer positieve invloed had. Dit heeft overigens niet lang geduurd.

  • Kunt u een vergelijking trekken tussen de leer der 7 stralen van Alice Baily, of de theosofie, en de straalkleuren? Is bv. de tweede straal blauw en de zesde rood?

Het systeem van invloedsweergave door kleurbenoeming geeft geen onderlinge rangorde of waardebepaling aan. Dit in tegenstelling met hetgeen in de door u genoemde systemen gebruikelijk is. Bij de rede gaat het erom, eenvoudig door associaties, verbonden bij de meeste mensen aan een bepaalde kleur, aan de mens inzicht te geven in de aard van een bestaande tendens. In feite wordt de kleur dus vergelijkend gebruikt en niet bepalend, dit in tegenstelling met systemen, waarbij men dus de kleuren gebruikt om een rangorde van verschillende waarden binnen die rangorde weer te geven. Wij zouden misschien ook met een 7 of 9 straalssysteem kunnen gaan werken, maar zouden dan waarschijnlijk van de werkelijkheid verwijderd geraken, daar dan neiging bestaat om aan de stralen een invloed  toe te kennen, die zij, in vergelijking tot de stoffelijke en met kleur aangeduide tendensen niet heeft. Wij zouden van een stemmingsaanduiding een weergeven maken van een werking van een zelfstandige wereld, waaraan men dan zonder meer gebonden is.

Ik heb dit reeds, naar ik meen, duidelijk genoeg gesteld in mijn inleiding, maar wil er voor alle duidelijkheid op wijzen, dat wij hier dus te maken hebben met iets anders dan de uit de eeuwigheidswaarde afgeleide indeling in 7 stralen, die door ons eveneens wel gebruikt wordt, maar dan alleen, wanneer het om geestelijke waarden gaat. In dat geval kan de bewustwording omschreven worden door een deling in eigenschappen van het kosmische oertype te stellen, waarbij elke mens dan tot een bepaalde straal behoort. In dit geval kan men ook meer kleuren aannemen, iets, wat wij bij stemming aanduiden, gepaard gaande met kosmisch materiële invloeden, om onduidelijkheden te vermijden. Spreekt de Orde in geestelijke zin over de stralen en de Heren der Stralen, dan heeft men dus te maken met een systeem van indeling volgens geestelijke waarde, dat niet alleen gelijksoortig, naar praktisch -afgezien van enkele formuleringen – identiek is met de door u bedoelde systemen en vooral met het theosofische systeem.

Nogmaals, wanneer wij spreken over kosmische invloeden, dan houden de kleuren, die wij noemen, geen kosmische, rangorde of vaststaande verdeling in.

Er wordt dan alleen gepoogd middels de benoeming bepaalde werkingen – in overeenstemming met menselijke associaties – korter en duidelijker aan te duiden. Verdere kleurverdelingen zouden ook hier ongetwijfeld hanteerbaar zijn, maar zouden het geheel te compleet maken, wij maken daarom bij deze aanduidingen alleen gebruik van de kleuren blauw, rood, geel en wit, respectievelijk als staande voor: verscherping van denken, sterke toename van emotie, toename van levenskracht en een verscherping van alle bestaande toestanden en waarden.

Rood, blauw en geel worden meestal nog in dubbele waarde gebruikt, namelijk door de aanduiding daarvan als positief of negatief, ook wel aangeduid als helder en vuil. Dit laatste maakt het mogelijk de aspecten, die bij een bepaalde invloed scherp naar voren zullen  komen nog iets duidelijker te omschrijven, zonder het systeem ingewikkelder te maken dan hoogst noodzakelijk is.

  • Indien sterke straling uit de kern van het melkwegstelsel zou komen, ervaren wij die kracht dan sterker, wanneer wij ons oriënteren op het beeld Sagittarius, waarachter het centrum ligt?

Indien u zich daarop zou richten en oriënteren in de ruimtevaart, is dit ongetwijfeld waar. Ik vermoed, dat u uitgaat van een mentaal zich richten. Vergeet dan niet, dat wij spreken over directe, – materiële, stoffelijke dus – werkingen in het materiële heelal. Dit houdt dus in, dat de geest hiervoor niet of niet gelijkelijk vatbaar is. Zou men uitgetreden een dergelijke reis maken, dan zou men wel een verandering van sfeer – dus van reactie in alles, wat men waarneemt – ontdekken, maar zelf de werking niet ondergaan. Wel zal men de invloed van persoonlijkheden kunnen ondergaan, die door mensen in de materie niet bewust worden ondergaan, daar er in sterren nu eenmaal persoonlijkheden schuilen.

  • Indien ik mij materieel op een dergelijke werking zou richten, zou die dus wel sterker kenbaar worden?

Zou men een bepaalde werking geestelijk of materieel kunnen selecteren uit alle andere invloeden en deze tot de bron volgen, dan zou men in het besproken geval inderdaad in het hart van de Melkweg terecht komen. Dit geldt in alle andere besproken gevallen eveneens, zolang het gaat om stralingen en niet om structuurspanningen.

  • En nadat men is overgegaan?

Dan geldt het geheel van de door mij omschreven invloeden voor u niet meer. Dit is dus zuiver materieel. Wel zult u, wanneer u overgaat, waarschijnlijk iets van de laatste tendensen, die de aarde beheersten voor uw verscheiden, meenemen. Want op het punt van overgang ondergaat u reeksen van beïnvloedingen van buitenaf, zowel stoffelijke als reeds meer geestelijke. Zover daarvan nog sprake is, zal dus uw denken en uw emotie op het ogenblik van sterven door stoffelijke beïnvloedingen mede kunnen worden bepaald. Wanneer u dan overgaat, is dit dan ook voor u de toestand, waarin u uw nieuwe, geestelijke wereld betreedt. Maar in die geestelijke wereld gelden dan niet dezelfde invloeden. Ook in de geest bestaan er stromingen en werkingen. Maar ja, wanneer ik u lieve mensen duidelijk zou moeten maken, hoe dat dan weer in zijn werk gaat, zou ik u eerst weer duidelijk moeten maken, hoe grote geesten bestaan, die in hun hele cyclus van leven – dus in alle vormen die zij kunnen bekleden of bekleed hebben – een bepaalde uitstraling hebben, die dan weer voor de daarmede harmonische en niet harmonische factoren in de geest weer bepaalde prikkelingen en stimuli betekenen.

Dit veroorzaakt dan weer gerichtheid, afstoting, aantrekking en alles, wat daar verder bij te pas kan komen. Wanneer ik u dit alles geheel duidelijk zou kunnen maken, zou ik u iets kunnen zeggen over de invloeden – van buitenaf – die ook bestaan in de werelden van de geest. Maar dat is ingewikkeld, men zou hoogstens kunnen zeggen: zolang astrale voertuigen nog worden meegenomen na de overgang en als deel van het Ik worden beschouwd, zal een zekere vatbaarheid, vooral voor ruimtelijke spanningen en slechts in veel mindere mate voor directe radiaties als vanuit het melkwegstelsel komende, nog blijven bestaan. Overigens ervaart men in de astrale wereld een ruimtelijke spanning alleen als een matrixbepaling, dus een bepaling van de vorm en de vormmogelijkheid, die voor het astraal voertuig kan bestaan.

In zoverre kan een dergelijke spanning dus invloed hebben op de mogelijkheid tot verplaatsing en zelfs de mogelijkheid tot reactie op andere astrale vormen.

  • Dan ben ik dus nog wel zeer gebonden aan het stelsel, waarin ik leefde?

Dat is logisch, mijn vriend. Want de astrale sfeer is in wezen nog materieel, zij het zeer fijn materieel. In zijn opbouw is de astrale wereld eerder te vergelijken met een zichzelf vormend en in zich besloten magnetisch veld, waarin kleinste delen materie gevangen worden dan werkelijk homogene materie. Maar het is in feite materie, ongeacht de wijze, waarop de vormen in stand worden gehouden en kunnen ontstaan.

  • Zijn die astrale voertuigen allen hetzelfde?

Qua structuur wel. De basiseigenschappen worden bepaald door de aard van de astrale sfeer. In vorm, uiterlijk en mogelijkheden kunnen zij echter evenveel of meer verschillen – onderling dus – als mensen.

  • Bij crematie gaan deze vormen verloren?

Neen. Wel worden zij, door imitatie van de stoffelijke toestand, voor de bewoner, onhoudbaar, zodat gemeenlijk en snellere scheiding ontstaat tussen de werkelijke persoonlijkheid en zijn astraal voertuig, dat dan een schil wordt. Over het algemeen zal, als gevolg van de vorminwerkingen die op kunnen treden een astraal voertuig ook wat sneller dan normaal vervallen. Toch is het verval van het astraal niet identiek met, of gelijkvormig aan het verval van het lichaam. Wel weerkaatst een bewoond astraal voertuig over het algemeen de toestand van het lichaam, waarvan het deel was en wel de toestand, waarop dit lichaam zich op dat moment in de tijd bevindt.

  • Is er een centrale melkwegentiteit met een eigen karakter?

Ja, zo zou je het wel uit kunnen drukken. De moeilijkheid hierbij is weer, dat deze melkwegentiteit dan het geheel van het melkwegstelsel omvat, dit betekent, dat de eigen persoonlijkheden, als bv. die van de zon, beschouwd kunnen worden als cellen van deze persoonlijkheid, waarbij u dan weer en heel klein deeltje zou kunnen zijn in een deel van een celkern bijvoorbeeld. Ik meen echter, dat een dergelijke persoonlijkheid zo danig onvoorstelbaar is, dat je beter doet je maar niet al te veel met een mogelijk karakter en andere eigenschappen daarvan bezig te houden. Deze persoonlijkheid vertegenwoordigt dus niet alleen het centrum, maar het geheel, inclusief de zon en de aarde.

  • Werken ook astrale of etherische planeten op ons in en waar bevindt degene zich die in de buurt van onze planeet in oplossing bevindt?

Een juist antwoord binnen dit verband is moeilijk, daar wij zoveel mogelijk hebben gesproken op materieel vlak. Gaan wij uit van astrale planeten, dan moet men wel heel goed beseffen, waar men het in feite over heeft. Dan spreekt men over de schil van iets, wat eens een materiële planeet was. En dan kunnen wij zeggen, dat de ontbindingstijd van een dergelijke schil, door de omvang, complexiteit en duur van een dergelijk wezen heel wat langer zal zijn dan bij bijvoorbeeld een mens. De ontbindingstijd voor een menselijke astrale schil ligt, indien geen bezieling en voeding plaats vindt, tussen de 3 dagen en de 3 jaar.

Voor een planeet zal naar rato de vervaltijd liggen tussen de 300.000 on de 6 miljoen jaren. Bedenk dit, vergeet even de meest moderne uitleg over de oorsprong van de asteroïdengordel en u kunt zich misschien ook de plaats enigszins indenken. Een dergelijke beïnvloeding, zal gezien het wezen, voor u niet lichamelijk kenbaar zijn en speelt daarom ook weinig of geen rol op het terrein van de bewuste of redelijke gedachten. Er kan sprake zijn van een impulswerking, wanneer u met iets van de astrale vorm harmonisch bent. Dit zal dan het sterkst merkbaar zijn in perioden van algehele ontspanning en rust, bv. de slaap, daar het astraal voertuig zich in deze perioden gemakkelijker en vaker los zal maken van de impressies van het stoffelijk voertuig.

  • De zon staat rond 120° steenbok en moet dus rond 120 graden van Algol af staan, geldt dit als een aspect zon – Algol? De maan staat eind tweelingen, afstand tot Algol rond 40°. Welk aspect kan hier gelden?

Bij afstand 40° weinig of geen invloed van Algol. Waar wij bijna oppositie zouden krijgen, zouden wij van een sterke invloed kunnen spreken, die echter van te korte duur pleegt te zijn. Om werkelijk belangrijk te zijn voor normale horoscopie.

Afstand zon: 120°. Dit is niet geheel juist, de inwerking is zeer beperkt. Tussen 170° en 190° kan men stellen, dat Algol de werking van het teken, waarin de zon staat, in alle voorkomende verschijnselen omkeert. Men doet dan het best door – tenzij men specifieke kennis bezit – de negatieve werkingen van het beeld als zeer actief te interpreteren en aan te nemen, dat alle positieve eigenschappen en werkingen zeer beperkt zullen zijn, ook t.a.v. alle standen van planeten, die met dit teken samenhangen. Eveneens eenvoudigheidshalve neemt men een dergelijke werking aan in de aan de oppositie voorafgaande week en de daarop volgende week. Dit is niet meer dan een vuistregel, maar misschien kan het u helpen.

Ik heb, vrienden, mijn best gedaan u een kijkje te geven op enkele waarden van het stoffelijke Al. De meesten van u zijn er nog steeds van overtuigd dat de invloeden, waarvan ook de astrologie – zij het theoretisch niet geheel juist – spreekt, van geestelijke aard zijn; zoals alle ander invloeden, die van buiten op de aarde in meer emotionele of mentale zin inwerken, niet materieel zijn. U leeft in een materieel heelal, waarin vele werkingen en invloeden voorkomen, die u als mens nog niet kent. Dit wil echter nog niet zeggen, dat zij niet bestaan. Er zijn vele verschijnselen in het Al, die de mens, zelfs wanneer hij ze erkent, moeilijk kan omschrijven of verklaren en die hij voorlopig dan maar definieert aan de hand van waarnemingen, die op zijn minst genomen erg onvolledig en onvolmaakt zijn.

Men heeft bv. nog geen geheel passende verklaring kunnen vinden voor de z.g. radiolichtbakenwerking van sommige sterren, die met geregelde tussenpozen een sterke radiostraling afgeven. Toch is de verklaring zeer eenvoudig: hier is sprake van planeten of z.g. dode sterren, plus een levende ster, waarbij de radiosignaal voortbrengende kwaliteiten van planeet in vorming bv. een dode ster, door de daarvoor schuivende zon regelmatig worden onderbroken. Hierbij is vaak de inwerking van de zon op haar satelliet, of een bepaald  deel ervan, aansprakelijk voor de grote kracht van het signaal zodat de werkelijke energie van de zon komt. Zo is er meer.

Indien u echter wilt leven als mens in de materie, wat u zult moeten doen, vooral wanneer ook geestelijk bewust wilt worden, dan is het goed, toch een voorstelling te krijgen van het Al, waarin je leeft. Als mens kun je sferen, mogelijke parallelle werelden, enz. toch niet geheel juist ontleden en begrijpen. Maar het besef, dat je leeft in een wereld, waarop van buitenaf wel degelijk invloed kan worden uitgeoefend, helpt je. Je bent dan niet zozeer meer geneigd anderen of jezelf er de schuld van te geven, wanneer allen in je omgeving opeens onredelijk schijnen te worden. Je denkt dan aan een invloed, die voor dit alles aansprakelijk is, beseft daaronder ook zelf te lijden, zodat je je afvraagt: wat kan ik doen, hoe kan ik mij op de meest juiste wijze aanpassen? In deze zin heb ik getracht u heden ook iets van meer praktische betekenis mee te geven. Ik hoop hierin geslaagd te zijn.

image_pdf