Kracht van deze tijd

image_pdf

29 mei 1964

Aan het begin van deze bijeenkomst wil ik er op wijzen, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Eveneens wijs ik u er op, dat al hetgeen door ons gezegd zal worden omtrent de kort geleden op aarde kenbaar geworden uitstorting van krachten, niet berust op onze eigen kennis, maar deel is van hetgeen hogere krachten ons hebben mede gedeeld en door hen gestelde feiten. Hiermede wil ik overgaan tot het onderwerp, dat onze aandacht naar ik meen wel bijzonder waard is, dat ik de titel meegeef: Kracht van deze tijd.

Er is een bijeenkomst geweest, waarin buitengewoon grote krachten een wonderlijk spel hebben gespeeld. Het is moeilijk na te gaan, in hoeverre de kracht, die optrad, onmiddellijk voor de gehele wereld kenbaar en belangrijk is. Wel is zeker, dat deze kracht voor zeer velen reeds nu een zekere mate van beroering en zelfs inwijding betekend heeft, terwijl zij voor alle aanwezigen een vergroting van inzicht met zich bracht. Het beschrijven van de bijeenkomst zelf lijkt mij overbodig, aangezien daaraan door ons reeds aandacht genoeg werd besteed. Ik wil echter, zonder vooruit te lopen op beslissingen, die wat verder in de tijd definitief zullen vallen, trachten u een inzicht te geven in de eerste denkbeelden, die aan de hand van deze kracht zijn gerezen en zo u tevens reeds enig inzicht geven in de werkingen, die wij als gevolg hiervan ongetwijfeld zullen kunnen verwachten. Om echter het geheel duidelijk te maken, lijkt het mij beter te beginnen met enkele vaststellingen betreffende deze wereld.

De aarde en het stoffelijk heelal zijn het product van de twee uiterste krachten, die wij Licht en duister noemen. Nu heeft het duister een eigen werkelijkheid, die niet concreet en reëel geheel in de stof tot uiting kan komen. Zoals ook het Licht een eigen werkelijkheid heeft, die slechts ten dele kenbaar binnen het stoffelijke Al in verschijning treedt. Alles, wat uit het Licht komt, wordt als werkelijkheid aangesproken, terwijl alle wat uit het duister komt, wordt aangesproken als begoocheling of waan. Er zijn perioden, waarin deze waan in de mens zelf en vooral ook in de mensheid bijzonder sterk vaste voet krijgt. Hierdoor ontstaat een vorm van denken – ‘wishfull thinking’ zegt de Engelsman hiervoor – waarin men tracht, aan de werkelijkheid een gestalte en eigenschappen te geven, die in werkelijkheid niet bestaan. Doordat aan allen steeds weer wordt voorgehouden, dat dit laatste de werkelijkheid is, ontstaan steeds sterker wordende afwijkingen, een vervreemding van de Goddelijke krachten en hun realiteit.

Vanaf het ogenblik, dat meer algemeen de waan gaat overheersen, ontstaat voor de enkeling een steeds toenemend hiaat, een kloof, tussen de Goddelijke Werkelijkheid, en eigen leven en voorstellingsvermogen. Er zijn tijden, waarin deze verschijnselen niet zo buitengewoon belangrijk schijnen te zijn. Nu echter is er wel degelijk sprake van een zeer grote belangrijkheid van deze verschijnselen. Er is duidelijk geworden, dat de kracht, die kort geleden op aarde weer bijzonder kenbaar en werkzaam gedemonstreerd werd, niet meer valt onder, of gehoorzaamt aan de trillingen en wetten van de afgelopen periode.

Een reeks verschijnselen, beginnende in 1864, maar vooral de laatste jaren steeds sterker tot uiting komende, hebben ons duidelijk gemaakt, dat nieuwe levenstrillingen ontstaan en een nieuwe levensvibratie dit deel van het Al, dit zonnestelsel, steeds sterker beroert. In de kracht was deze nieuwe trilling, nu zo sterk overheersend dat alleen hieruit reeds de conclusie getrokken kan worden, dat alle dingen en voorstellingen, die niet op de Goddelijke Werkelijkheid berusten en deze werkelijkheid niet binnen het menselijke leven op aanvaardbare wijze weergeven, in toenemende mate geconfronteerd zullen worden met moeilijkheden en problemen.

Het is jammer, dat de huidige toestand van de wereld zovele verschillende – bij de nieuwe trilling passende – mogelijkheden van benadering geeft: Anders was het mogelijk geweest reeds nu een redelijk overzicht te verschaffen van de besluiten, die door de Grote Raad genomen zullen worden.

Wij moeten echter ons nu bepalen tot waarschijnlijke ontwikkelingen. Daarbij stel ik in de eerste plaats: Alle krachten, die tot op heden werkzaam waren, zullen worden onderworpen aan de nieuwe kracht, aan de nieuwe vibratie. Het resultaat zal zijn, dat een zeer sterke wijziging optreedt in alle geestelijk werk en bij alle geestelijke beïnvloedingen. Dit geldt zowel binnen het kader van het spiritisme, het werk van bepaalde esoterische kerken en groepen, als andere vormen van geloof, geestelijk werk en wat dies meer zij. De gevolgen hiervan zullen in de eerst plaats wel een toenemen van spanningen en strijd vertonen, gepaard gaande met de neiging steeds scherper zichzelf te verdedigen en, waar dit niet meer aanvaardbaar is, werkingen vanuit de nieuwe kracht die alle verscherping van tegenstelling en elk hard verweer onmiddellijk af zullen straffen. Niet slechts een versnelling van oorzaak en gevolg treedt hier op, maar een correctieve waarde, waarbij alle illusie wordt aangetast of zelfs weggenomen.

In de tweede plaats moeten wij stellen, dat deze nieuwe kracht – omdat zij een beroep doet op centra van het menselijk wezen die normaal niet zo bijzonder actief zijn en wel worden aangeduid met de term: het restant zonnemens dat in ons aanwezig is – er toe voert, dat zeer vele mensen in betrekkelijk korte tijd grote veranderingen in gevoel zullen ondergaan en veranderingen van gedraging zullen tonen. Ook wanneer hieraan door de Witte Broederschap geen verdere leiding gegeven zou worden, zal dit toch reeds moeten voeren tot veranderingen van leefwijze, levensopvattingen, grote moeilijkheden in het persoonlijk leven, ongedurigheid en voor velen zelfs enige radeloosheid. Een oplossing voor dit alles is kennelijk gelegen in het aanvaarden van de feiten zonder meer.

Ten derde kunnen wij constateren dat, waar illusie en leugen sterk met elkander verwant zijn, alles, wat onwaar is, teniet zal gaan. Dit betreft elke vorm van onwaarheid, hoe goed deze ook bedoeld moge zijn. De waarheid is echter heden voor vele mensen nog niet aanvaardbaar. De wijze, waarop deze waarheid tot uiting moet worden gebracht, zal zeker – zover het de acties van de Broederschap betreft – een punt vormen van zeer ernstig beraad. Naar ik meen, zal men veel tijd moeten besteden aan het vinden van een procedure, die strookt met de nieuwe krachten en invloeden, en toch voor eenieder aanvaardbaar is. Dit neemt niet weg, dat de directe achtervolging van de leugen, de aantasting van op onwaarheid gebouwde illusies en de zelfbegoocheling, in ieder geval in de komende tijd een zeer grote rol zullen spelen.

Nu kunnen wij ook constateren, dat een aantal van de invloeden, die uit bedrog en zelfbedrog voortkwamen, een stempel hebben gedrukt op de wereld waarin de mens leeft, zowel als op de mens zelf, en mede bepalend zijn voor de wijze, waarop hij van de wereld en de mogelijkheden en middelen die voor hem daarin geborgen zijn, gebruik maakt. Het is logisch, dat ook in dit geval – en wel door conflicten met de natuur en de gevaren die daardoor ontstaan voor het leven van de mens en de menselijke gezondheid – de mens steeds sterker geconfronteerd zal worden met de onjuistheid van zijn zienswijzen en handelingen. De mens zal moeten leren inzien, dat er geen belangen bestaan, die op aarde een werkelijk bepalende rol mogen spelen, tenzij dit de levensbelangen van de gemeenschap zelf zijn. Verder zal men moeten beseffen, dat de levensbelangen van de gemeenschap nimmer uitgedrukt kunnen worden in geld – in welvaart – maar slechte in levensvrijheid, levensmogelijkheden en levensgeluk.

Een volgend punt, dat eveneens in deze nieuwe trillingen wel zeer sterk kenbaar belooft te worden, is een inwijding, waarbij de mens geconfronteerd wordt met alle elementen en alle verschijnselen daarvan. Wij mogen dit niet alleen beschouwen als een reeks van natuurverschijnselen, maar daarnaast beschouwen als een innerlijk aangetast worden door de grondwaarden van de elementen.

De mens zal moeten trachten de verschillende grote krachten van de schepping voor zichzelf te realiseren en zal daarbij moeten beseffen, dat hij op deze wereld op het ogenblik niets zal kunnen bereiken voor hij – ik citeer hier – “de verlossende werking van de sulfer heeft gevonden en, van vastheid bevrijd, bewust weer tot het zout kan worden, waarin de goddelijke waarheid kristalliseert.”

In de gegeven formulering klinkt veel mee, wat onmiddellijk doet denken aan oude mystiek, aan oude en verborgen leringen. Het komt er eigenlijk op neer, dat men reeds nu in de Grote Raad uitgaat van het standpunt, dat de mens losgemaakt dient te worden van de hem beheersende levensgewoonten, losgemaakt moet worden ook van zijn betrekkelijk willekeurige waarderingen van en opvattingen in verband met bepaalde verschijnselen in het leven en dat hij geconfronteerd zal moeten worden met de noodzaak zich zekere vrijheid in dit opzicht aan te gewennen, omdat eerst in deze vrijheid de juiste erkenning van de werkelijke samenhangen en het vrijwillig aanvaarden van zekere gebondenheid zullen kunnen ontstaan. In hoeverre ook dit zal worden omgezet in directe actie, durf ik nog niet te zeggen. Veronderstellingen daaromtrent kunnen wij wel uiten, maar er is daarvoor geen werkelijke achtergrond aanwezig.

Wel kunnen wij stellen: Alles wat zonder meer de oude tijd vertegenwoordigde, zal heen moeten gaan. Ook dus grote geesten of entiteiten, die optraden als exponenten van misschien bijna vergeten gedachtegangen die tot het vissentijdperk behoorden. Dezen zullen de aarde verlaten. Systemen van lering, die tot op heden voldaan hebben, zullen zich opvallend snel moeten wijzigen, dan wel teniet gaan. Het is verder zeer belangrijk te constateren, dat de kracht, die optrad, zelf – en dus niet de wil van de Broederschap – hiervoor aansprakelijk is. Geleidelijkheid heeft tot nu toe een zeer grote rol gespeeld bij alle werk, wat men vanuit de geest op aarde heeft gedaan. Maar ik meen te mogen stellen, dat dergelijke geleidelijke overgangen in de toekomst steeds minder of niet meer mogelijk zullen zijn. Wij zullen te maken krijgen met zeer abrupte ontwikkelingen, met zeer plotselinge en abrupte veranderingen. Eén daarvan zal ongetwijfeld uitlopen op een beter begrip voor de werkelijkheid, waarin men als mens moet bestaan en een juister begrip van de mens voor zijn positie als in de materie levende – in andere gevallen als met de materie verbonden zijnde – entiteit.

Hier wil ik trachten nu iets van mijn persoonlijk beleven en ervaren van de kracht in te voegen, waar dit verband houdt met het voorgaand gestelde.

Als je getroffen wordt door deze kracht en haar met volle overgave ontvangt, rijpen er in het Ik beelden, die verder gaan dan eigen begrip. Je ziet in een landschap, dat zo oneindig is, dat je weet, dat achter al het waargenomene nog veel meer als niet gezien, of zelfs niet vermoed, schuil zal gaan. De trilling, die je wezen beroert, is niet altijd even aangenaam, soms heeft zij het karakter van een duizeling, alsof men opeens bevangen wordt door de hoogte waarop men zich bevindt ofwel door de afgronden, die men rond zich opeens meent te aanschouwen.

In deze toestand, die voor zeer velen van ons – hoewel geen verwarring zijnde – een absolute verwijdering van eigen wezen en denken inhoudt, bouwde deze zich voor mij op als het volgende: Ik zag de kracht der zon aanmerkelijk toenemen. Dit was, naar ik meen, hoofdzakelijk geestelijk bedoeld. Toch zou het mij niet verbazen, wanneer binnen niet al te lange tijd een weerspiegeling van deze invloeden op zou treden binnen de stof.

Ik zag deze kracht van de zon gepaard gaan met een vertrouwd en verscherpt optreden van de wachters in de kosmos, de Elohim. Hun gestalten richtten zich met bijzonder scherpe aandacht op de wereld, waarin ik mij aarzelend en duizelend bevond. Het was mij, of zij mij gaven wilden reiken. Ik neem aan, dat dit het symbool is van de gaven, die zij aan de wereld willen geven. Wij moeten echter goed begrijpen, dat de Elohim, hoog van kracht als zij zijn, toch gebonden zijn aan uw eigen heelal. Zij zijn daarin levende en werkzame krachten.

Er zijn ook andere krachten en wezens, die beschouwd mogen worden als de grenzen of misschien grenswachters van de goddelijke werkelijkheid, die door zovelen wordt aangesproken met namen als het hemelse Jerusalem of het hemels oord van vrede.

Onder hen kennen wij namen, die wij terug vinden in de bijbel. Een daarvan zult u zich ongetwijfeld herinneren: Michael, de strijder. Deze Michael – aartsengel, zoals men hem pleegt te noemen – bleek zich in mijn beleven van de Kracht als vanuit de Goddelijke werkelijkheid met een bijna verschrikkelijke vlammend gelaat van onvoorstelbare schoonheid te wenden tegen de werelden van het duister.

Door het beeld, wat in mij rees, kreeg ik het vermoeden, dat hij de grenzen van het schijnrijk van het duister met zijn aangezicht beroerde.

Gelijktijdig zag ik ook een kracht, die mogelijk “die des kwaads” is – mogelijk een Lucifer of Lucifera – zich oprichten tot aan de hemel. Voor mij betekent dit, dat de extremen van Lichtende en duistere krachten op het ogenblik de stoffelijke werelden doorpulsen en, waar ik dezen in mijn beleven zag als mij omringend, dezen voor de wereld van heden omringende en daardoor bepalende waarden zijn. Het was mij, of deze beide aangezichten tot mij spraken. Elk van hen trachtte mij een boodschap te geven. Ik kan deze boodschappen echter moeilijk vertalen.

Belangrijk hierbij was echter, dat deze boodschap door mij ontvangen werd: kennelijk heb ik deel aan het gebeuren en zal ik met een kennen van beide krachten mijn werk kunnen voortzetten. Daarna zag ik wederom de wervelingen van kracht en de verbondenheid van stof en geest, die daarmede gepaard gaat. Ik zag ook het ontwaken van velen die tot op dat ogenblik sliepen of tenminste blind waren voor eigen mogelijkheden en verplichtingen.

Zo ik vanuit mijn beleven een oordeel moet geven, zo lijkt het mij toe, dat er een belangrijke strijd van ideeën zal komen. Een strijd, die anders zal liggen dan tot op heden, waar het daarbij niet meer in hoofdzaak zal gaan om formuleringen en stelsels, doch het zal moeten gaan om eigen zien van leven en de waarden daarvan.

Ik meen, dat de standpunten wel bijzonder fel tegenover elkander zullen komen te staan en dat dit niet alleen onder de mensen of in een bepaalde sfeer het geval zal zijn, maar in elke kring of cirkel, die maar te trekken is om bewustzijn aan te duiden binnen dit Al, waarvan u zowel als ik deel uitmaken, deze gespletenheid zich zal uiten en sterk zal worden ondergaan.

De opdrachten die zijn gegeven, heb ik misschien niet zo volledig kunnen ondergaan en voor mijzelf kunnen verwerken tot een begrip, als de Meesters en oudere Broeders, die in de Raad bijeenkomen. Toch weet ik, uit de inhoud van deze straling, die ik onderging alleen voor mijzelf reeds een beeld te ontwerpen, dat de waarden van die opdrachten ongetwijfeld omvat. Wat ik zag? Ik zag bv. de vernieuwing van Christus, niet meer in het christendom, maar op een andere wijze: eerder als een verbondenheid dan als een geloof. Ik zag de vernieuwing van vele oude leringen, maar nu ontdaan van alle bijkomstigheden en bijgelovigheden. Ik zag vanuit het stelsel en systeem van het verleden een stelsel van persoonlijke erkenning en van persoonlijke verantwoordelijkheid rijzen.

Ik zag een persoonlijke relatie, die, in de eerste plaats t.a.v. het Grotere, de Goddelijke Werkelijkheid bestaande, het voor velen wel eens zeer moeilijk zou kunnen maken, ook met anderen samen te werken. Onder meer zal er immers sprake zijn van sterke afwijkingen van inzicht.

Ook heb ik begrepen, dat de facetten van schijn en werkelijkheid in alles – dus ook in de lagere natuur – tegenover elkander staan. Ik meen, dat ook deze lagere natuur in de komende tijd verder zal gaan met op een voor de mens haast ontstellende wijze, van deze spanningen blijk te geven. Let wel, dit laatste is mijn persoonlijke conclusie. Zoals ook het feit, dat ik meen begrepen te hebben, dat in de opdracht – de taakerkenning is misschien beter – die door de uitstorting van krachten op deze bijeenkomst mogelijk werd gemaakt, het Ik van mens en geest anders geplaatst zal zijn t.a.v. wereld en werken, dan in het verleden en zelfs tot voor korte tijd nog het geval was.

Wij allen zullen een persoonlijke verantwoordelijkheid moeten aanvaarden en zullen daarbij, naar ik meen, niet alleen meer gericht zijn op onze eigen groep of gemeenschap, maar wel in de eerste plaats gericht moeten zijn op onze persoonlijk erkende taak.

Binnen de Witte Broederschap kan dit enige moeilijkheden veroorzaken, omdat men niet meer zo gemakkelijk als vroeger de besluiten van de Wijze zonder meer en alleen op gezag zal willen aanvaarden: De wijsheid is secondair geworden, omdat de relatie van het eigen ik met de Goddelijke Werkelijkheid voortaan, ook voor actie, inzicht enz. primair komt te staan in aller bewustzijn.

Voor dit alles zal in de komende paar maanden zeker een oplossing gevonden worden. Voor ons eigen werk kunnen wij echter reeds nu enige conclusies trekken: Wij hebben voor het komende seizoen – zoals het bestuur reeds weet – getracht een programma te geven, dat uiterlijk overeenkomt met de programma indeling en inhoud van de vorige jaren.

Wij kunnen in dit geval niet meer beginnen aan een eenvoudige opbouw van programma van lezingen en cursussen in vast verband, omdat het wel onze voornaamste taak zal zijn de dagelijkse strijd tussen waan en waarheid in al haar facetten te belichten. Voor mij persoonlijk schijnt dit verder te betekenen, dat niet slechts het lerarende werk en de hulpverlening vanuit de sferen, maar vooral ook de observatie vanuit de sferen de erkenning van alles, wat aan veranderingen op aarde plaats vindt, van het hoogste belang wordt, zodat het grootste deel van onze krachten wel aan dit laatste en de daarmee verbonden taak van voorlichting gewijd zal moeten worden.

Wat verder nog te concluderen uit deze grote beleving en bijeenkomst?

De werkelijkheid, die wij op deze samenkomsten beleven, is niet materieel, ofschoon zij wel weerkaatst wordt in de materie. Wij zouden kunnen stellen, dat de begrippen die voor ons ontstaan en de invloed op de materie zijn als het licht van de maan, terwijl de kracht zelf is als de straling van een zon, die moeilijk te aanschouwen of zelfs te doorschouwen is, doch wiens licht wij allen reflecteren.

Alles, wat het ik in de komende tijd doormaakt zal uitgedrukt worden in harmonie en disharmonie waarbij geen verschillen meer bestaan in dit opzicht tussen stof en geest. Wanneer een disharmonie aanwezig is, zal deze zich volledig, dus in stof en geest, tot uitdrukking brengen. Waar een harmonie aanwezig is, zal eveneens een volle uitdrukking daarvan plaats vinden, zowel in de materie als op alle andere vlakken van leven en bewustzijn.

Er is geen enkele kracht denkbaar die zo ontzettend scherp is, als de huidige. Zij is scherp als een ontleedmes. De kracht van deze oorzaak- en gevolg werkingen – die geen onderscheid meer kunnen maken tussen stof en geest – grijpt a.h.w. operatief in, omdat de mens die denkt, niet meer in staat zal zijn, zijn dromen of gedachten gescheiden te houden van zijn stoffelijke werkelijkheid, terwijl een geest niet meer in staat zal zijn haar instelling of bewustzijn afzonderlijk te bezien en te gebruiken, doch het totaal van haar wezen ook in de stof tot uitdrukking zal zien komen op het ogenblik, dat zij actief wordt in de materie.

“Roeping” zal in de komende tijd, naar ik meen, een zeer grote rol gaan spelen. Zoals de velen, die ontwaakten tijdens de uitstorting van krachten – het waren er velen, waaronder zelfs velen die voor de eerste maal in geest of stof bij een dergelijk gebeuren aanwezig waren – zullen ook anderen steeds meer een persoonlijke relatie zien ontstaan met de waarheid, met mogelijk een personificatie van deze waarheid, die voor het Ik niet alleen maar een erkenning, maar ook een opdracht, een zending inhoudt. Ik meen, dat deze zending aansprakelijk zal zijn voor een aanmerkelijke toenamen van het ontwikkelen en gebruiken van de paranormale krachten op aarde, waar dit – in de “roeping”- bij velen een belangrijke rol zal spelen.

Wetenschap zal eveneens door deze werkingen beroerd worden. Hier zal de mogelijkheid wel rijzen, dat men vele resultaten aan hand van intuïtieve reacties gaat bereiken, terwijl men op dezelfde basis de juistheid van vele tot nu toe als redelijk bewezen stellingen zal aanvechten en dezen voor niet-geldig zal verklaren. Er zal dan ook in de komende tijd hier meer op resultaten dan op theorieën gelet moeten worden, wat een grote omwenteling zal betekenen.

Ik zal in enkele korte regels nu samenvatten wat de mens m.i. in de komende tijd verwachten kan: Verwacht zeer sterke reactie op uw persoonlijkheid en zelfs uw schijnbaar verborgen persoonlijk denken, ook door de dode materie.

Ongeduld en lusteloosheid zullen, zeker in de overgangstijd, die voor u nog wel enige maanden aan zal houden, sterk op de voorgrond treden. Laat u hierdoor niet overweldigen. Wat men nu als taak ziet, maar door onlust verwaarloosd of niet verwezenlijkt, zal in de komende tijd moeilijk – zoal – kunnen worden ingehaald.

Veranderingen van inzicht in sociale en andere verhoudingen hebben reeds geruime tijd plaats gevonden. Deze veranderingen gaan nu echter een veel grotere rol spelen dan men dacht. Wij kunnen er verzekerd van zijn, dat de schijnbaar met sociale gebruiken, gewoonten en taboes strijdige ontwikkelingen zich op alle terrein verder zullen voordoen.

De mens, die zich tegen de veranderingen verweert, zal zichzelf verlaagd zien tot het peil van alles, wat hij zegt te bestrijden. Verlaagd, omdat hij immers komt tot handelingen en gedachten, die voor hem zelf onaanvaardbaar blijven.

Degene, die deze nieuwe invloeden en omstandigheden echter kan aanvaarden voor dat, wat zij in wezen zijn, en toch trouw kan blijven aan eigen erkenning van goed en Goddelijke Werkelijkheid, zal in de komende maanden reeds ontdekken, dat hij een soort voorsprong krijgt op de werkelijkheid.

Dit laatste betekent, dat hij steeds meer het gevoel zal hebben in omstandigheden te verkeren, die hij reeds eerder kende, dat hij steeds meer dingen doet, die hij reeds gedaan heeft, dat hij een weg volgt, die hij reeds eerder gegaan is. Want wij mogen wel stellen, dat deze vorm van intuïtieve voorkennis onvermijdelijk zal voortvloeien uit een leven in harmonie met de waarde, die wij de Goddelijke Werkelijkheid noemen.

De krachten, die werkzaam zijn, zijn van zodanige omvang en geweld geweest, dat ook in de toekomst onverwachte versterking van verschijnselen zal plaatsvinden. Het weinige, dat u werkelijk wilt bereiken zal daardoor, indien het maar tot de Goddelijke Werkelijkheid behoort, een snelle en volledige vervulling kunnen verkrijgen. Datgene, wat niet tot deze kosmische werkelijkheid behoort, breekt geheel weg uit uw leven, ondanks alle pogen om het te behouden.

Bereid u dus voor op een jaar vol wonderlijke gebeurtenissen en spanningen, waarin echter, naar ik meen, geen al te grote gevaren u zullen beroeren. Besef, dat een ingrijpen, waarbij schijnbare rampen te pas komen, in vele gevallen niets anders is dan het wegnemen van schijntoestanden, om daarvoor een reëlere situatie in de plaats te stellen.

De strijd tussen schijn en werkelijkheid wordt tot de top gevoerd en geheel de wereld zal de spanningen en verschijnselen daarvan ondergaan. Datgene, wat gebeuren zal, is echter, zeker de eerste zes maanden, goed. Over verdere ontwikkelingen kan ik u slechts voorlichten, nadat de Raad zijn beraadslagingen geheel heeft beëindigd.

Ten laatste wil ik u nog inzicht geven in de opdracht, die voor ons in de geest op het ogenblik geldt. Zij luidt: Tracht de mens voor te lichten omtrent zijn werkelijke verhouding tot het Al.

Tracht alle geest, die door onbewust-zijn of buiten eigen schuld stof gebonden is, dan wel nog in het halfduister doolt, zo snel mogelijk bewust te maken van de Lichtende Werkelijkheid.

Alle aandacht moet worden besteed aan de ontwikkelingen van deze tijd. Verklaring van deze ontwikkelingen kan in deze fase belangrijker zijn dan de openbaring van kosmische geheimen.

Deze laatste zullen immers waarschijnlijk niet, de eerste echter wel worden begrepen.

Het geheel van de krachten der geestelijke broederschappen en genootschappen zal tot nader order worden ingezet om een zo snel mogelijke gezond wording en zo groot mogelijke harmonie der contacten van mensen en volkeren onderling te bereiken.

De goddelijke werkelijkheid.

De eerste spreker van deze bijeenkomst heeft getracht u een indruk te geven van alles, wat er nu gaande is. Zo dadelijk krijgen wij een gastspreker, die op zijn wijze hierover ook wel iets zal zeggen. Het lijkt dus overbodig, dat ik aan deze zaak nog verdere aandacht besteed. Wanneer ik dit toch doe, zo geschiedt dit omdat ik de hoop koester het een en ander voor u in eenvoudiger te begrijpen termen te kunnen uitdrukken.

Laat ons dan beginnen met het begin. Wanneer wij te maken hebben met het heelal, zo zijn wij geneigd ons dit Al voor te stellen als iets aparts, iets afzonderlijks. Ik meen, dat dit niet de werkelijkheid is. Wij hebben te maken met het Goddelijke scheppingsplan. Maar dat is reeds gerealiseerd, het bestaat dus reeds geheel. Wanneer wij nu spreken over de grote werkelijkheid of de Goddelijke Werkelijkheid, zo bedoelen wij daarmede dus eigenlijk een toestand, waarin geen tijd of ruimte bestaat, zoals u deze hier kent, en alle dingen dus een geheel harmonische, volledig juiste en afgeronde uiting bezitten.

Wanneer daarnaast gesproken wordt over het duister, staan velen alweer voor een groot raadsel. Het ene ogenblik spreekt men over dit duister als een realiteit, een invloed in alle menselijk en ook grote delen van het geestelijk leven, terwijl men een volgend ogenblik stelt, dat dit duister niet werkelijk is. Dit wordt duidelijker door het volgende: Voor ons is het duister werkelijkheid, omdat het ons leven en onze bewustwording beïnvloedt, wij leven a.h.w. tussen Licht en duister.

De kern van de zaak ligt toch wel iets anders. Wij moeten ons allereerst voorstellen, dat uit deze goddelijke wereld, deze volmaakte schepping, een bewustzijn, een intellect, is uitgetreden. Het wezen, waartoe deze uiting van bewustzijn behoort, is nog steeds deel van de Goddelijke Werkelijkheid en bestaat daarbinnen. Alleen het bewustzijn is dus daarvan gescheiden.

Nu tracht dit bewustzijn op zijn eigen wijze voor Schepper te spelen. Nu weet u allen wel, dat wij ons soms voor kunnen stellen, hoe de dingen eigenlijk zouden moeten zijn. Dan klopt dat niet met de werkelijkheid, maar soms zijn dergelijke dromen voor ons zo reëel, dat je verwacht dat zij waarheid zullen worden. Op deze wijze werkt dus degene – of degenen – die zich met hun bewustzijn van de Goddelijke Werkelijkheid verwijderd hebben. Wat bij hen bestaat, is dus eigenlijk een droom. Het is niet echt. Nu kunnen wij zo weer stellen: in een droom bestaat geen werkelijke tijd of werkelijke ruimte. Zij bestaat alleen maar, zover deze met het droombeeld verweven zijn. Tijd en ruimte zijn dus geen constante of zelf maar meetbare waarden, maar eerder toevalligheden, die uit de aard van de droom voortvloeien.

Tussen deze waarden van Licht en duister zitten wij nu met ons leven. Wij zijn geen deel van het “duister”, maar zijn ook niet geheel deel van het Licht. Ons bewustzijn heeft zich gevormd, gekristalliseerd tussen deze beide uitersten, tussen de droom en de absolute werkelijkheid. Nu zal er in deze dagen ontzettend veel gesproken worden over deze beide waarden. Men zal dan spreken over een strijd tussen waan en werkelijkheid. Maar dat is wel een zeer moeilijke kwestie, er is immers in die twee werelden geen werkelijke tijd, de tijd bestaat alleen voor ons.

Wij kunnen dus wel zeer moeilijk zeggen, hoe dit tijdloze zal uitwerken op het leven en bewustzijn van iemand die voor zich bestaat in de tijd. Hierdoor zullen vele formuleringen en voorzeggingen, die hiermede in verband staan, aan de vage kant blijven. Er zit niet dat definitieve in, wat men als mens zo graag zou horen.

Nu zullen degenen, die bijvoorbeeld tijdens een Wessac bijeenkomst, de Goddelijke wereld ondergaan, een ogenblik het tijdloze vinden. Dat betekent ook, dat zij, met die kennis van eigen wereld, het stoffelijk Al, waarmede zij verbonden zijn of waartoe zij nog behoren, kunnen beschouwen en overzien, wat daarin echt is en wat niet.

Wij zien dus duidelijk, wat de droom is, die vanuit het duister, van onderen af, zoals men pleegt te zeggen, geprojecteerd wordt en wat de feiten zijn.

Een dergelijk verschil kunnen wij, die maar gewone geesten of gewone mensen zijn, natuurlijk niet maken of slechts in enkele gevallen en met de grootste moeite maken. Het is dus noodzakelijk, een maatstaf te vinden, waardoor men ook in de werelden van de gewone mensen en geesten, de waan van de werkelijkheid zal leren scheiden. De Goddelijke Werkelijkheid is onaantastbaar. De waan kan alleen bestaan, wanneer zij deze werkelijkheid desondanks voortdurend aanvalt. Hoe sterker de werkelijkheid in de wereld van de mensen kenbaar zal worden, hoe krachtiger dus de waan zal moeten trachten zijn positie in het denken van de mensen toch te handhaven.

Met dit conflict beladen komen wij dan tot de vraag, of dit alles wel zo direct belangrijk is. Of dit bijvoorbeeld omgezet kan worden in een prognose. Ik meen dat dit erg moeilijk zal zijn. Een voor de mens valide prognose is immers eerst dan te stellen, wanneer men weet, hoe degenen, die het verschil kennen tussen echt en onecht, zullen gaan reageren binnen de beperkingen van een wereld van tijd en ruimte. Dat kan niet zo eenvoudig gebeuren, omdat die grote geesten, entiteiten en op aarde levende broeders nu wel deze waarheid ondergaan en erkend hebben, maar toch, wat de methoden betreft waarmede zij de waan te lijf willen gaan, het allen persoonlijk en dus enigszins anders kunnen zien. De een zal denken aan een langzaam afzwakken van het element waan op bepaalde gebieden, de ander zal overwegen, hoe onwaarheid en waan aan de kaak gesteld kunnen worden, terwijl een derde zal menen, dat je de waan gewoon moet vernietigen, maar niet weet, hoe dit te doen. Dit geeft een klein beeld van de problemen, zoals deze tijdens de Grote Raad kunnen rijzen.

Verder gaande kom je voor de vraag te staan, hoe deze Raad, samengesteld uit mensen in de stof, maar ook uit geesten en entiteiten uit de meest verschillende sferen en werelden, welke allen deel zijn van onze, van uw, van de menselijke werkelijkheid, gezamenlijk zullen gaan handelen. Daarnaast gaat men zich dan afvragen, wat dit voor ons in de stof of de geest zou kunnen gaan betekenen. Wanneer wij niet in finesses treden, is het voor ons in de geest nog wel te zeggen: wij zullen eenvoudig nog harder moeten gaan werken, dan wij tot nu gedaan hebben. Voor de mensen is het moeilijker te zeggen. Het zal in ieder geval wel betekenen, dat zaken, die eens voor hem vast, zeker en eeuwig waren, nu opeens niet meer zo vast, zeker en eeuwig zijn.

Het zou nog eenvoudig blijven, wanneer iets of alleen een waan, een ofwel droom enkel maar een deel van de Goddelijke Werkelijkheid was. Dan zouden wij kunnen stellen: dit moet geheel verdwijnen, dit moet uit het menselijk leven en denken verdwijnen, want dit alles is waan.

Wanneer dit verdreven zal zijn, houden wij alleen de werkelijkheid over. Maar alles, wat er op uw wereld bestaat, is een mengsel, waarin waan en werkelijkheid dooreen gemengd zijn.

Kijk maar eens naar jezelf. U bent een mens. U bestaat werkelijk. U leeft werkelijk. Maar hoeveel dingen in uw eigen leven berusten uiteindelijk niet op waan. Hoeveel opvattingen huldigt u niet, hoe vaak laat u uw gedrag niet bepalen door oordeel, omstandigheden, veronderstellingen, die niet geheel waar zijn, ja, zelfs in de werkelijkheid helemaal niet bestaan? Het beeld dat u van uw wereld vindt, kan net zo goed een product zijn van Elsevier en de Telegraaf, als voortkomen uit eigen ervaringen.

Komt het voort uit eigen ervaringen, dan zal het een redelijke waarheid zijn. Komt het uit genoemde bronnen van voorlichting, dan is reeds geïmpliceerd, dat vele opvattingen, meningen, voorstellingen van feiten e.d. onwaar zullen zijn, dan wel zo eenzijdig, dat uw oordeel nimmer juist en waar zal kunnen zijn. In wezen zal uw beeld van de wereld slechts voor een klein deel op eigen ervaringen, voor een groter deel op voorlichting van anderen berusten. Er is dus alleen in uw eigen denken reeds een voortdurende vermenging van waarheid en onwaarheid. Dit is de reden, dat wij niet kunnen zeggen bv.: “de nieuwe tijd komt, nu gaan alle kerken er aan”, – ofschoon sommigen dit leuk zouden vinden. Ook kan je niet zeggen: “het christendom wordt tot een Godsregering op aarde”. Kerken, christendom enz. zijn nu eenmaal niet helemaal echt. Er zitten stukjes waan in, stukjes, die niet deugen. De zaak moet vereenvoudigd worden om meer waar te kunnen zijn.

Het is vooral dit proces van vereenvoudiging, dit terugkeren tot een simpele werkelijkheid, waaruit de grootste geschillen en moeilijkheden in de komende tijd wel zullen spruiten. Dit hebben wij uit de verklaringen van de eerste spreker wel kunnen beluisteren. Het is niet zo, dat de samenhang in deze en dergelijke waarden dus geheel teloor zal gaan. Wel is er een vervanging. Neem bv. een regeringssysteem, een staatsbestel. Daarin zijn dingen die niet echt zijn, stellingen, wetten, methoden, die niet op feiten berusten, maar op loze theorieën. Deze delen van het bestel worden nu op de proef gesteld. Hoe? Tja, daar zullen wij af moeten wachten, wat de Grote Raad beslist, want daardoor zal de procedure en dus ook de eerste reeks van voor u kenbare verschijnselen bepaald worden. Maar het is wel zeker dat alles, wat niet echt is, wat niet op de werkelijkheid gebaseerd is, zal verdwijnen. Namen hebben daarmede niets te doen.

Hetzelfde geldt, of wij nu over communisme spreken dan wel over democratie.

Om maar een voorbeeld te geven: Stel, dat de verklaring van de rechten van de mens juist is. Stel verder, dat elke maal, wanneer in een land ernstig gezondigd wordt tegen deze verklaring, een explosie plaats zou vinden. Dan zou bijna de gehele wereld, inclusief de “goede” landen, voortdurend achter explosiewolken schuilgaan. Dus de illusies, die men koestert, zullen worden aangetast. Voor een mens, is dit een ontzettend moeilijke zaak. Als mens leef je eigenlijk grotendeels krachtens illusies en niet krachtens de feiten. Het is niet dat, wat is, maar dat, wat men in gedachten daarvan pleegt te maken, wat zo kostbaar is. Wat inhoudt, dat zeer vele mensen voor hen kostbare of belangrijke dingen prijs zullen moeten gaan geven.

Welke oplossing van dit alles kan men als mens zich denken? Men zal allereerst zeggen: door kennis. Maar een groot deel van de kennis, die men zich verwerft, is waan. Hoe groot is de feitelijke waarde van alle menselijke kennis, die men meent te bezitten? Een antwoord is moeilijk te geven. Wat betekent, dat men alle kennis, die men bezit, voortdurend op de proef zal moeten stellen, om uit de resultaten op te maken, wat voor het ik nu werkelijk waar is, wat werkelijk bewezen wordt vanuit eigen leven, eigen contact met het Zijn.

Zo alleen zal men kunnen ontdekken, wat in eigen vermeend weten uiteindelijk een lege leuze of desnoods een vermomming van iets anders blijkt te zijn. Dan kan er dus nooit meer een vooroordeel bestaan tegenover andere mensen, wanneer men oprecht zoekt naar de Goddelijke Werkelijkheid: Zodra je niet eens meer weet, of je eigen zogenaamde waarheid nu wel een deel van de Goddelijke Werkelijkheid is, zul je anderen niet meer kunnen beoordelen of veroordelen.

Vele mensen zullen onder dergelijke invloeden, naar ik meen, dan ook maar proberen zich los te maken van de kerk, de maatschappij en alles wat daarbij hoort.

Nu is dit nog een theorie, maar de feiten zullen, naar ik meen, wel uitwijzen dat althans dit juist is. Het is dan ook duidelijk, dat wij als gevolg van de kracht van dit jaar, niet hoeven te rekenen op een vermindering van onlusten, stakingen, relletjes, beperkte oorlogshandelingen e.d. Integendeel! Wij moeten ook beseffen dat de illusie op zich misschien wel door het duister verdedigd en in stand gehouden wordt, maar dat vele mensen, die eenmaal een illusie als waar aanvaard hebben, liever zouden sterven dan hún illusies, hún denkbeelden aan te laten tasten, zelfs door de werkelijkheid. Daaruit zou veel haat, nijd en onrecht voort kunnen komen.

Wat voert tot de vraag, hoe dit alles dan samenhangt met de “dode materie” en de natuur.

Ook dit is logisch: de natuur heeft haar eigen wetten. Deze wetten zijn vanuit menselijk standpunt aan de harde en wrede kant. Zij beantwoorden immers niet aan bepaalde illusies of menselijke vooroordelen en sentimenten, maar zijn feitelijk. Nu heeft de mens steeds getracht die natuur om te buigen in de richting van zijn idealen, die in vele gevallen niets andere zijn dan illusies. Daarbij beschikt hij over vele middelen in deze tijd, waardoor hij zijn wil aan delen van de natuur tijdelijk op kan leggen, met als gevolg een onevenwichtigheid, die de wetten der natuur in actie doet komen en richt tegen de mens en zijn streven. De maatstaven, die de mens daarbij hanteert, zijn nogal willekeurig. Zo heeft hij bv. bepaald, dat het leven van een warmbloedig dier wel belangrijk is, het leven van een insect echter niet. Wie zal echter zeggen, in hoeverre dergelijke beoordelingen op waarheid berusten?

Is het door de mens t.a.v. de natuur gestelde niet waar en handelt hij toch, alsof het door hem gestelde, waarheid zou zijn, dan zal zich dit wreken. Zo meent de mens bv., dat hij ongestraft en bij voortduring de aarde van al haar schatten kan blijven beroven, maar misschien is het zo, dat de elementen in de aardkorst een evenwicht vormen, waardoor de eigen reacties van de aarde bepaald worden. In dat geval kan de mens wel stellen, dat de in verhouding kleine hoeveelheden, die hij onttrekt, van geen werkelijk belang zijn, maar het is evengoed mogelijk, dat op een bepaalde plaats de werkingen van de aarde kritiek worden en kan er vanuit menselijk standpunt een reeks van onaangename verschijnselen optreden: de aarde kan gaan beven, werken, er kunnen explosies ontstaan, verzakkingen van grotere delen van een gebied, zelfs klimaatveranderingen zouden daaruit voort kunnen komen. Het is natuurlijk mogelijk, dat zoiets in de komende tijd ook een rol gaat spelen.

Dan is er nog iets: Er word gezinspeeld op de zon. Ik zal daar ook maar even een uitleg over geven. Men gelooft, dat de mens oorspronkelijk een zoon van de zon, een zonnewezen was. Dit zonnewezen is uiteengevallen en langzaam maar zeker tot de mensheid geworden – tot een groot aantal verschillende individuen dus. De band van de mens met het licht wordt nog steeds uitgebeeld door de zon. Wanneer nu het geestelijk Licht sterker wordt en de Goddelijke Werkelijkheid zich concreter zal gaan openbaren, zal het dus in deze gelijkenis zijn, alsof de zon meer licht gaat geven. Gelijktijdig werd echter gesteld, dat het in de komende tijd niet meer mogelijk zou zijn, een werkelijk onderscheid te handhaven tussen zuiver geestelijke waarden, mentale waarden en materiële waarden. Dat zou dus inhouden, dat de zon ook inderdaad meer activiteit dan normaal zou gaan vertonen. Natuurlijk niet zo erg, dat bv. de aarde hierdoor verbrandt, maar zo, dat het misschien wat warmer en onevenwichtiger weer wordt, dat de vruchtbaarheid enz. op aarde daar de invloed van kan ondergaan.

Mensen willen altijd graag precies weten, waar zij aan toe zijn. Wat zij kennelijk niet goed kunnen begrijpen, is het feit, dat zij dit zelf grotendeels bepalen. Men wil van ons weten – en hoe vaak heb ik dat niet meemaakt – wat er zal gaan gebeuren, wanneer zij naar Petrus gaan in plaats van naar Paulus te gaan. Daarbij nemen zij aan, dat alles alleen van de uiterlijke omstandigheden afhankelijk is. Men begrijpt eenvoudigweg niet, dat het dezelfde resultaten kan opleveren, of men nu naar Petrus of naar Paulus gaat, daar het belangrijkste meestal de eigen benadering van het probleem, de eigen instelling is. De eigen gerichtheid bepaalt de dingen. Al het andere is grotendeels bijkomstig.

Daarom is het voor ons zo moeilijk de mensen tevreden te stellen. U bijvoorbeeld zou het heel mooi vinden, wanneer hier zou worden gezegd: Over zoveel dagen, om zo en zo laat zal een trein, daar en daar ontsporen en bij die treinramp zal een belangrijke politieke figuur om het leven komen. Wanneer je zoiets zegt, vindt iedereen dat mooi. Maar wanneer je eerlijk bent, kun je weinig antwoord geven op de belangrijkste vraag: Wat heb je er eigenlijk aan dit nu te weten?

Ook hier is het de illusie, dat het weten van iets, wat met je persoonlijk leven niets te maken heeft – voor het gebeurt – belangrijk is. Werkelijk belangrijk is alleen alles, wat met jezelf te maken heeft.

Daarom is het veel belangrijker, dat men voor zich de tendensen en ontwikkelingen enigszins leert aanvoelen, dat men de waan kan verwijderen uit eigen leven. Dat is veel belangrijker dan alles wat je van de gehele wereld weet. “Kent u zelf!”; deze oude spreuk kan in deze dagen niet meer waar worden op de oude wijze. De afzondering, de tijd, die je daarvoor nodig hebt, vind je in deze dagen eenvoudig niet meer, terwijl de stilte, de rust, die daarvoor bevorderlijk zijn volgens de oude methodiek, niet meer bestaan. Toch zal men een weg tot zelfkennis moeten vinden. Dat is wel duidelijk. Het hoe hangt hier geheel van de mens zelf af. Er is dus geen bindend voorschrift te geven. Wel kan geconstateerd worden, dat het Ik in deze dagen alleen erkend kan worden, wanneer men in zich de Goddelijke Werkelijkheid aanvaardt, waardoor de relatie, van het ik met de wereld op de juiste wijze is vastgesteld.

Dat klinkt fraai, maar in ieder geval is het juist en waar. Kijk, wanneer u dit alles aan kunt voelen, zult u misschien met vrucht kunnen luisteren naar alles wat onze gast zo dadelijk gaat vertellen.

Zo een gastspreker zal dingen zeggen, die voor hem volledig juist, begrijpelijk en waar zijn, maar voor menige mens iets schijnen te ontberen, al is het maar een indeling in artikelen, of een definitie van de verschillende begrippen. Voor jezelf kun je echter heus wel aanvoelen, wat in de boodschap van een dergelijke spreker echt, en waar, en belangrijk is. En dat is voor u toch het belangrijkste? Wat is voor u in hetgeen gezegd wordt echt, wat klinkt helemaal waar? Wat is een uiting van de Goddelijke Werkelijkheid voor u? Want deze dingen moet je vinden. Wanneer je zoiets hebt, bezit je een toetssteen, waardoor je uit eigen leven een groot deel van de waan verwijdert. Wij zullen het niet zo bouwkundig uitdrukken als sommigen en zeggen: Dan eerst kun je de perfecte kubus zien en zo de levenstaak voltooien. Want het kan veel menselijker worden gezegd: Je leert dan waarlijk jezelf te zijn.

Ik geloof dat onze gast van heden, met zijn mededelingen omtrent de bijeenkomst van de Wessacvallei en de krachten, die daar optraden, wel in de eerste plaats zal trachten u een toetssteen te geven, iets waardoor u meer uzelf kunt zijn in deze tijd. Iets dus, waardoor u begrijpen kunt, dat er een grote werkelijkheid is, die u in uw streven steunt. Luister dus rustig naar wat hij zegt en vraag u daarbij af, wat u beroert. Vraag nog niet, waarom iets u beroert. Dat is nog niet belangrijk. Maar wat u beroert, wat voor u belangrijk is, wat voor ú gezegd schijnt te worden, moet u goed in u opnemen. Gebruik dit dan eens om daartegen uw eigen bestaan aan af te meten. Dit zal u dichter bij zelfkennis brengen, dichter voeren tot de Goddelijke Werkelijkheid en ongetwijfeld ook dichter bij de juiste methoden van leven en handelen, zoals deze in deze dagen noodzakelijk zullen zijn. Daarmede heb ik dan mijn taak, die tweeledig was, vervuld. Ik heb u het een en ander uitgelegd en gelijktijdig uw tijd gevuld, die nodig was om onze gast de mogelijkheid te geven zich te manifesteren.

Onze gast is op het ogenblik beschikbaar.

Gastspreker:  Het oude heeft een nieuwe vorm gekregen.

Vrienden.

Uit de grote zee van kracht, die deze wereld en de met haar verbonden sferen doorspoeld heeft, zijn voor ons nieuwe waarheden kenbaar geworden. Het oude heeft een nieuwe vorm gekregen.

Deze vorm, deze vernieuwing, wil ik u hier mededelen.

Spreek niet over naastenliefde voor gij uw naaste erkend hebt als zodanig. Zoek de persoonlijke band, verbintenis, erkenning.

Zoek niet de gemeenschappelijke regel. Zoek niet de wet der mensen, doch erken in uzelf de waarheid van uw eigen harmonie, die u tot wet wordt.

Beroep u niet op menselijke krachten en gedachten, doch tracht te beseffen, waar uw wezen en kracht samengebundeld liggen in het ik, onontplooit als de plant in het zaad, maar klaar om zich te uiten.

Put uit uw eigen kracht, want slechts deze kracht is onbeperkt geldig in deze dagen. Zoek niet naar een leiding of raad, die schrede voor schrede uw pad bepaalt.

Erken uit het vele dat u gegeven zal worden het doel, dat nu voor u het meest belangrijke is. Kies dit doel zodanig, dat het stoffelijk en geestelijk waardevol is voor u.

Streef dit na en gij zult ontdekken, dat een inwijding het gevolg is hiervan.

Grote krachten, groteren dan gij u voor kunt stellen, vormen gezamenlijk een leiding voor de mensheid als geheel. Toch zullen zij u niet persoonlijk dwingen of beroeren. Slechts de omgeving, waarin gij leeft. Erken het Licht, het ware, dat uit hen spreekt en gij zult weten, welke weg uw omgeving gaat. Gij zult dan klaar zijn om te handelen, wanneer dit voor u noodzakelijk is in een vernieuwing van mogelijkheden.

Besef in deze dagen ook, dat uw geest meester is over uw stof en dat de stof, bewust en gaarne, die geest zal dienen, die waarheid zoekt in haar streven. Gij kunt door uw geest uw lichaam veranderen en zult steeds sterker vanuit wat men uw psychische krachten noemt, uw dwalen en onevenwichtigheden kunnen verdrijven en omzetten tot een juist gebruik van alle mogelijkheden die de materie u biedt.

Nog zijn geen besluiten gevallen, want de tijd der besluiten is wel nabij, doch wij moeten zeker zijn van onze eenheid en de werkelijkheid van onze bestrevingen. Er is geen dwang voor u in deze dagen. Dwing dus uzelf, opdat het ogenblik dat nieuwe kracht en wet en regel ingrijpen in uw leven, gij niet onbeheerst en stuurloos zijt. De banden tussen mens en geest, de banden tussen goddelijk Licht, werkelijkheid en mens, zullen nieuw, sterk en lichtend worden.

Wie zich nu voorbereidt en nu zijn keuze doet, zal reeds over enige maanden erkennen, hoe hij uit de bevestiging van deze dingen leeft, sterker, beter en wijzer dan tevoren.

Want veel zal u gegeven worden, wanneer gij aanvaardt. Zo gij echter niet aanvaardt, zal u alles genomen worden. Dit is geen dreigement. Het is de wezenlijke inhoud en waarheid van de kracht, die ons en u allen beroert.

Nog kunnen wij uit deze kracht gezamenlijk putten, omdat de weg nog niet bepaald is, omdat de regel nog niet gesteld is.

Alle kracht en alle Licht, die gij nu gezamenlijk kunt ervaren, zullen in meerdere mate uw eigendom zijn, wanneer de wet spreekt. Aanvaard hen reeds nu.

Wie in zich opgaat, in deze dagen, zal het Licht ontmoeten, zoals wij het ontmoet hebben. En in deze ontmoeting zal hij doel en wezen van zijn leven hernieuwd aanschouwen.

De gave van het Licht was niet voorbijgaand, maar een blijvend zegel van hernieuwende inwijding. De tijd van het Lam is voorbij, de tijd van de Vissen is voorbij, maar nog steeds blijft het kosmisch teken van menselijkheid het Kruis, als de enige sleutel tot het gesloten boek der schepping. Niet, om wat de mensen denken daarvan, doch om wat kosmisch waar is.

Wie van u als mens bewust leeft, zal nog binnen korte tijd, binnen enkele jaren, zien hoe een nieuw zegel verbroken wordt en een nieuwe openbaring plaats vindt: een openbaring in de mens, een ontsluiering van nieuwe raadselen.

De eeuwige kracht stelt echter voor alle dingen de relatie mens tot mens, mens tot God, als bepalend.

Daarom herhaal ik: Spreekt niet van naastenliefde, doch weet, wie in wezen en werkelijkheid uw naaste is en wees met dit wezen één in harmonie en streven.

Spreek niet, over wat gij zult doen voor de geslachten, die komen zullen, want dit ligt buiten uw kracht en vermogen. Spreek van datgene wat gij nu in deze tijd kunt doen voor uzelf en anderen.

Ga uit het heden voort, leef vanuit het heden en zoek in uzelf waarheid.

Dan zult gij weten, dat dit het jaar der jaren was, omdat het beginnende Licht de zekerheid heeft geschapen van een nieuwe mensheid, die in waarheid leeft te midden van de stervende dromen van het duister.

De broeders en de broederschap zullen de wetten, de regels, ja, zelfs de krachten, waarmede zij werken, bekend maken aan de mensheid. Ook aan u, opdat gij uw eigen waarheid vinden mag en uit deze de kracht bereiken mag, wat noodzakelijk is.

Dit is mijn boodschap voor heden. Onderschat haar niet, onderschat ook niet uzelf. Want slechts wie waarheid kent in deze dagen, zal de waarheid, die komt en openbaar wordt, aanvaarden en daarin het nieuwe Licht volledig kennen.

 

 

image_pdf