21 februari 1972
Er zijn tijden, dat er nieuwe waarheid door de wereld moet gaan. En het is noodzakelijk dat er in de komende jaren bepaalde leringen, stellingen, die in de afgelopen tijd door ingewijden, meesters, zijn gebracht, wederom in de belangstelling komen.
Er zijn hierbij vele verschillende wijsheden en stellingen, zoals u zult begrijpen en ik ben niet in staat in de korte tijd mij gegeven, u een volledig overzicht te bieden. Toch menen wij om uw groep, zijnde een groep die tracht esoterische en magische bewustwording na te streven, hiermee juist aan het begin van deze fase te moeten confronteren.
“De waarheid is datgene wat ik in mijzelf erken en indien ik in mijzelf slechts de waarheid erken, zo zal ik daarin een kracht vinden, die ik God noem. Al wat ik rond mij ken, is kracht, daarom dat ik mijzelf daarmee harmonisch leer bewegen. De middelen, die ik daartoe gebruik, zullen de middelen zijn van mijn tijd, mijn wezen en mijn besef. Daar waar ik harmonie verkrijg, verkrijg ik kracht”.
“Hij die onzeker is, doelloos, is ook krachteloos. Hij zal zijn onrust omzetten in een misbruik van zelfs zijn lichamelijke krachten en zo zichzelf ten gronde richten, zich veroordelende tot een steeds grotere eenzaamheid. Hij echter, die zoekt naar harmonie zal daarin voortdurend weer een aanvulling vinden van zichzelf, een beter begrip van zijn wereld en zal van daaruit ook leren de krachten die in hem en alle dingen wonen, te openbaren waar dit noodzakelijk is”.
Dit zijn enkele van de oude leringen en ik geloof, dat het goed is dat wij deze voorop stellen, want er zijn drie dingen, die de mens volgens onze laatste wereldleraar enorm kunnen schaden. Hij benoemt deze als volgt:
- “Het losstaan zonder jezelf te vinden”. Wij zouden het misschien beter eenzaamheid noemen, waarbij men zichzelf verliest.
- “Het voortdurend meer bezitten zonder daarbij het bezit los te weten van wat je bent”.
- “Het denkbeeld, dat macht belangrijker kan zijn dan de vrede, die je in jezelf kent”.
Wanneer hij deze drie punten opnoemt, zo gaat hij verder en zegt dat elke mens gebruik mag maken van alle mogelijkheden die de wereld heeft geboden of bieden zal, mits hij deze kan gebruiken in de richting van een ware harmonie. Hij stelt dat de mens bezitten mag, mits hij beseft, dat zijn geluk niet van zijn bezit afhankelijk is. Hij waarschuwde dan ook zijn volgelingen en hier vertaal ik vrij:
Ontdoe u van uw gewoonten, want datgene wat gij herhaalt zonder erbij te denken, wordt u een dwingende behoefte, zodra u het missen zult. Alles is er voor u om te erkennen, te genieten, te beleven, maar slechts zolang ge daarvan vrij zijt. Zodra ge eraan gebonden zijt, zal datgene wat u tot bewustzijn kon brengen, u een keten worden, die uw bewustzijn verengt”.
Deze denkwijze kunnen wij dan nog aanvullen met de denkbeelden, die hij heeft omtrent vrijheid. “De grootste vrijheid is”, zo zegt hij, “in staat te zijn jezelf te ontzeggen omwille van anderen. Ware vrijheid betekent: Je eigen weg bepalen ongeacht de kosten, maar gelijktijdig ook nimmer een ander dwingen”. En zo zegt hij over de vrijheid nog: “Ware vrijheid wordt eerst gevonden in dienstbaarheid, want door te dienen geeft men inhoud aan zijn bestaan en komt men vrij te staan van de buiten het ik gelegen waarden, die in de materie allen overheersen”. Nogmaals, de vertalingen zijn vrij en van mij.
Hier zou ik enkele anderen van onze gezondenen op aarde van dit ogenblik willen citeren.
“Wie zoekt naar de middelen om de gemeenschap te dwingen, geeft zijn eigen vrijheid weg. Hij die zoekt naar invloed op anderen, kan dit slechts doen door in zich een harmonie met anderen tot stand te brengen”
Hij zegt ook; en dat is een leraar die op dit ogenblik op het oostelijk halfrond werkt:
“Bedenk dat eenieder, die naar geweld grijpt, hierdoor zichzelf de vrede ontzegt. Gij kunt u verdedigen met de middelen die gij bezit, doch weet wel wat de moeite waard is om te verdedigen, want velen strijden voor het waardeloze en verliezen zo het waardevolle”.
Zijn impressie van de mens zoals ze op het ogenblik bestaat is misschien wat wonderlijk, zeker vanuit menselijk standpunt. Toch stelt hij en heel nadrukkelijk:
“Datgene, wat ge de wereld als dienst biedt, wordt aangevuld door datgene, wat ge in uzelf draagt. Hij die streeft voor anderen, kan meer dan hij denkt. Hij die slechts streeft voor zichzelf faalt voortdurend tegenover zichzelf”.
Mogelijk heeft hij hierbij gedacht aan de managerziekte, gedacht aan de mensen die proberen bepaalde denkwijzen overal te doen overheersen. En een evenknie van hem, die op dit moment hoofdzakelijk werkt in delen van Afrika zegt:
“Het oude, waarmee ik verbonden ben, is meer waard dan het nieuwe, dat ik niet aanvaarden kan. Maar ook het oude kan groeien. Daar, waar het oude het nieuwe voortbrengt, groei ik zelf. Daar, waar ik het oude verlaat voor het nieuwe, leg ik mijzelf lasten op, waaronder ik kan bezwijken”.
U ziet: Veel van deze leringen zijn eigenlijk volledig praktisch. Misschien is dat te danken aan het feit, dat de laatste wereldleraar en de grootmeester, die op deze aarde nog enkele bezigheden heeft – al heeft hij de stof alweer verlaten – gezamenlijk hebben geprobeerd om het denken van de mens om te zetten van een reeks abstracties naar een reeks nu hanteerbare waarheden. Zo zijn er enkele gezegden bij die menigeen als een soort cynisme zal beschouwen, en die toch, wanneer je ze op de keper beschouwt, waar zijn.
“Indien ik u zeg: Heb elkander lief, zo kan ik u niet zeggen: beperk u daarin. Indien ge elkander liefhebt, zo zal deze liefde in u bestaan en haar uitingen zullen voortkomen uit dat wat gij zijt”.
Hij verwerpt dus heel veel van de beperkende bepalingen, die de mensen op dit terrein kennen. Een op het ogenblik in China werkende wijze – want ook daar zijn wijzen – drukt het als volgt uit:
“In de uiterlijkheden ligt geen belangrijkheid, maar wat ik in mijzelf ken en zo tot uiting breng, kan belangrijk maken wat onbelangrijk schijnt. Het is wat in de mens leeft, dat waarde geeft aan wat de mens doet”.
En dezelfde wijze heeft nog een spreuk gegeven, die naar ik meen binnenkort steeds meer in omloop zal komen. Ze past ook voor uw Orde buitengewoon goed.
“Het is niet onze taak tot in het oneindige te verdragen wat anderen ons aandoen. Het is wel onze taak te voorkomen, dat wij anderen iets aandoen”.
Hier blijkt dus, dat in de verschillende delen van de wereld op dit ogenblik grote activiteiten zijn, zij het nog enigszins sub rosa, die ten doel hebben de mens bepaalde nieuwe slogans, nieuwe gedachten in te hameren. En wat dit betreft zou ik u willen verwijzen naar een paar uitspraken, die kortgeleden in Zuid-Amerika in een bepaalde besloten gemeenschap gedaan zijn.
“We kunnen de mensen slechts helpen, indien wij hen helpen hun geweten te veranderen. Nu immers zijn ze zeer beperkt in hun begrip van grote waarden en zeer gewetensvol t.a.v. het kleine. Het wordt tijd de mens te leren gewetensvol te zijn t.a.v. het grote. Dan zullen zij in het kleine vanzelf hun harmonie kunnen vinden.” Ik meen zelfs – en dan loop ik waarschijnlijk op de feiten vooruit – dat deze stellingen en inzichten de komende Wessac-bijeenkomst en de daaropvolgende raad voor een gedeelte mee zullen bepalen. Want het is noodzakelijk dat de mens leert, dat wat hij zijn geweten noemt in feite hem blind maakt voor de grote dingen.
“Indien gij leven voortbrengt” zo zegt de leraar die meer publiekelijk werkt op het ogenblik in het zuiden van Zuid-Amerika, “zo dient ge te beseffen, dat gij er ook voor verantwoordelijk zijt. Indien ge de verantwoording niet kunt dragen, zult ge geen leven voortbrengen”. “Een mens die nageslacht voortbrengt” zegt dezelfde, “dient er eerst voor te zorgen, dat het wordende geslacht zijn plaats op deze wereld kan innemen”. Hij bedoelt hiermee kennelijk: je mag alleen maar kinderen voortbrengen, wanneer je in staat bent hen de middelen te geven, waardoor ze een menselijk, menswaardig en bewust leven kunnen voeren. In India wordt op het ogenblik ook gepredikt en men is het met deze meester niet bepaald eens. Hij heeft nl. deze mensen toegeroepen: “Sprekend over recht, hebt ge recht verkracht. Sprekend over medelijden, zijt ge meedogenloos. Laat uw woorden rusten en laat uw daden voor u getuigen”. En hij voegde daar bij een bepaalde gelegenheid aan toe t.a.v. een tamelijk belangrijk persoon: “Gij immers zendt anderen om te doden en zelf schuwt ge een insect te doden. Zijt ge niet aansprakelijk voor wat allen op uw last doen? Hoe meer gij beveelt, hoe meer gij werkelijk aansprakelijk zijt. En uw bevelen zijn: Doodt! Zo zijt gij een doder”. De man heeft hem dat erg kwalijk genomen, maar we kunnen dit, naar ik meen, ook als les accepteren.
Niet alleen wat we zelf doen, maar wat we anderen laten doen, datgene waar wij anderen toe brengen, behoort tot onze aansprakelijkheid. En wanneer u daar zo lichtelijk fluistert: ja natuurlijk, zo wil ik u erop wijzen, dat het in de praktijk vaak anders is.
En nu een paar leringen, die behoren tot het werk van de meesters, die zijn heengegaan: “Eeuwig is de kringloop van het water. Eeuwig is de kringloop van de ziel. Zolang men verschil maakt tussen de wolk en de zee, zal men de eenheid niet beseffen. Begrijp, dat alle dingen eenheid zijn en tracht vanuit deze eenheid te denken en te leven”.
Een wat meer magische raad: “Zo ge u afvraagt of ge kunt, zult ge niet kunnen, maar zo ge het gevoel hebt, dat ge zou kunnen en handelt, zo kunt ge. Want ge beperkt uw krachten en vermogens niet door datgene wat ge doet, maar door datgene wat ge denkt”.
Er zijn heel wat gelijkenissen gebruikt van moderne aard. O.m. over de bouw van een spoorweg, de bouw van een brug, de bouw van een stad en één daarvan wil ik u citeren. Hij is van de laatste wereldleraar.
“Zo ge een huis bouwt, weet voor wie ge bouwt, want huizen kunt ge bouwen, mensen kunt ge niet waarlijk vormen.” Hier blijkt weer duidelijk, dat de wereld aangepast moet zijn aan de noodzaken en behoeften van de mens en dat de mens nimmer mag proberen om zichzelf of eerder anderen aan te passen aan wat hij ziet als de vorm, de behoefte en de noodzaken van de wereld. Het prediken van het ik als belangrijkste deel van de schepping treffen wij ook aan bij de meester, die kort geleden is heengegaan. “Zie, ik ben en gij zijt. Dit is werkelijkheid. Maar wat ik ben in uw ogen is niet. En wat gij zijt in uw eigen ogen is niet. Want dat wat wij omschrijven is leugen, maar de waarheid zijn wij. En ‘zijn in waarheid’ betekent leven wat je bent. Wie zijn werkelijkheid leeft zal door vele moeizame strijd en beleving heen, komen tot het besef van zijn werkelijkheid en de bevrijding van vele banden”.
De meester doelde hierbij, volgens mij althans, mede op de bevrijding van de incarnatiedwang en als zodanig mogelijk te vergelijken met Jezus woord, die zegt:
“Zo ge mij volgt, dan zult ge de tweede dood niet sterven”. Een denkbeeld omtrent de krachten, die in deze wereld ook op dit ogenblik werkzaam zijn, vinden we eveneens in één van de gezegden van deze meester, die uitroept: “Deze wereld werd bevrijd van haar demonen. De duistere schil van gedachten werd gebroken. En ziet, ge brengt uw eigen demonen voort. Kunt ge, dwazen, dan niet leven zonder angst? Indien de angst u dierbaar is, zo ketent en knevelt gij uzelf. Want de angst, die gij verwekt, slaat terug op uzelf en zal niet anderen binden”.
En onmiddellijk daarop, zij het dat er nog wat spreuken tussenin liggen, roept hij uit:
“Gij zult de krachten, die gij hebt opgeroepen, niet kunnen beheersen, maar ge zult ze kunnen doorstaan. Zo ge echter vreest wat ge hebt opgeroepen, zo zult ge eraan ten onder gaan. En ik zeg u, dat in deze wereld veel zal vergaan wat men nu heeft gebouwd om anderen te dwingen”. En dan in een andere rede, maar m.i. hierbij passend zegt hij: “Ziet degenen, die zichzelf gemaakt hebben tot heersers en profeten. Niet lang is de dag verwijderd, waarop zij zullen heengaan, jammerend in de werelden van duister, om datgene wat zij zijn geweest. Want velen van hen zullen ten onder gaan aan zichzelf. En zij, die zich verdedigen tegen de wereld ondanks deze dwang in henzelf, zij zullen schijnbaar zich beschermend, de dood zoeken, die hen door anderen is toebedacht”.
Deze spreuk wordt op het ogenblik in verschillende landen verbreid, omdat wij aannemen, dat binnen enkele jaren dat gezegde waar zal worden en als zodanig bewijskracht kan hebben voor de andere boodschappen die zijn gebracht.
Een eveneens opvallende uitspraak van de meester, die is heengegaan is: “Gij meent in duisternis te toeven. Gij meent in doelloosheid gevangen te zijn. Ik zeg u: Sla uw ogen op en zie naar de wereld, want daar ligt een doel, daar is een betekenis en de vervulling is nabij”. Vrij vertaald en aangevuld: u meent misschien op dit ogenblik dat uw leven zinloos is, betekenisloos en zwaar, maar in u zijn bepaalde waarden, die binnen heel korte tijd belangrijk zullen worden, wanneer u zich maar de moeite getroost de wereld in te kijken en niet voortdurend met uzelf bezig te zijn.
Dan spreekt hij ook nog over bepaalde tekenen en ik durf hiervan geen vaste interpretatie te geven. Maar letterlijk zegt hij: “Wanneer de tijd komt, dat de lichten aan de hemel staan”, kennelijk ander licht dan sterren of de maan, “zo zult ge u afvragen: gaan wij ten onder? Maar dan zult ge de verlossing kennen”. En dan een uitspraak die zeker daar, waar hij leefde, wat vreemd aandoet: “In de trillende gordijnen van het noorderlicht zal de vurige bloem bloeien, die het begin is van vrede op aarde”. Over het wanneer daarvan durf ik u niets te zeggen, maar gezien de hele samenhang moeten we toch aannemen, dat dit niet meer dan 50-60 jaar ver moet worden gezien.
Ik zal u nu nog enkele spreuken citeren, die op dit moment wederom (vooral vanuit de Andes) worden gepropageerd. “Niemand is minder dan ik. Niemand is beter dan ik, maar mijn waarde kan ik slechts bepalen door wat ik ben”. “Er is mij geen grens gesteld buiten de grens die ikzelf aanvaard”. “Maar de grens, die ik aanvaard, is de begrenzing waarin mijn wezen leven moet. Hoedt u voor het grenzeloze”.
En dan de volgende die komt van – laten we zeggen de propaganda-afdeling van de Witte Broederschap. “Wanhoop niet, want de verandering, die thans plaatsvindt, zult ge eerst erkennen wanneer ze voltooid is”. Lijkt mij ook een mooie en erg waar.
Ik heb u een reeks citaten voorgelegd. Nu zult u mij toestaan de reden daarvoor wat nader uiteen te zetten.
Alles op deze wereld is in verwarring. Verwarring is echter ook een verschijnsel dat kort voor de geboorte optreedt. De broederschap en daarnaast vele ingewijden en hogere entiteiten zijn ervan overtuigd, dat de nieuwe mens in deze tijd geboren wordt. Niet een God of een profeet, maar een nieuwe mensheid. Dit is voor de mens van heden moeilijk te aanvaarden en te verdragen. Toch zal die nieuwe mens moeten komen en met een grote verandering in geestelijk en materieel opzicht over de gehele wereld. De mens, die nu bewust is van dit gebeuren, zal de harmonieën met het nieuwe reeds nu ervaren. Hij zal misschien zelf niet tot nieuwe mens worden, maar hij zal delen in de kracht, die die nieuwe mens voortbrengt. Er is een grote behoefte in deze wereld aan een nieuwe geestelijke zekerheid en aan een nieuw vertrouwen in de stoffelijke waarden. Deze zekerheid kan gegeven worden wanneer de mens openstaat voor de werkelijkheid. Wanneer hij zijn egocentrische en egoïstische beschouwing van de wereld – al is het maar voor een klein deel – kan laten vallen.
De innerlijke bewustwording, waar u naar streeft, is met dit alles onmiddellijk verbonden, maar het zal u duidelijk zijn, dat vele lichte krachten werkzaam zijn op deze wereld en dat in de geest hard, heel hard wordt gewerkt aan het scheppen van nieuw evenwicht op aarde. Vele dingen, die men niet heeft geloofd, beginnen al waar te worden. Zo hebben wij gezegd, dat de bevolkingsaanwas aanmerkelijk zou afnemen. Dit jaar, maar vooral de komende jaren bewijzen dit. We hebben u gezegd, dat de natuur op de meest wonderlijke wijze, ook in dit jaar, zich zou doen kennen. Het is soms zomer in het noorden en winter aan de evenaar. We hebben u gewezen op de grote krachten, die in de aarde zelf aanwezig zijn. De aarde heeft gebeefd, ook in gebieden, waar men dit normalerwijze niet verwacht. Wij verwachten nog verdere bevingen, die zelfs verder noordwaarts tot in delen van uw land kenbaar zullen zijn, zij het in lichte mate.
Al de dingen, die wij gezegd en voorzien hebben, beginnen waar te worden. Maar dan is het wel zeker, dat de geestelijke krachten, die met dit alles gepaard gaan, ook een grotere greep zullen kunnen krijgen op de mensheid. Dat betekent, dat de menselijke mentaliteit moet veranderen. Dat betekent, dat de mens geconfronteerd wordt met nieuwe problemen, met nieuwe onzekerheden, maar ook met nieuwe wegen en mogelijkheden. Die wegen en mogelijkheden zal de mens in de eerste plaats in en vanuit zichzelf moeten zoeken. Hij zal moeten werken met de harmonie, met de hogere kracht. Hij zal moeten werken met de inhoud, die in zijn wezen ligt.
Hij zal niet moeten praten over middelen, maar over redenen, want het is niet belangrijk wat je doet, maar het is erg belangrijk waarom je het doet. Het is niet belangrijk hoe je iets doet, maar in vele gevallen belangrijk dat je het doet. En in dit alles moet de broederschap, de verbondenheid, die tussen mensen mogelijk is, versterken.
Er is de mogelijkheid om deze spreuken – soms met lichte varianten – bijna overal onder te brengen. Ze kunnen evengoed binnensluipen in de predicatie van een bisschop of in die van een eenvoudige godsdienstleraar, als deel uitmaken van filosofische betogen en zelfs reactie veroorzaken bij hen, die wetenschappelijk-materialistisch denken. De inhoud van deze spreuken zal over de gehele wereld worden uitgezaaid. De veronderstelde looptijd voor dit programma is geraamd op 4 jaar. Ik ben er zeker van dat u vele van deze denkbeelden reeds eerder zult vinden en wanneer u goed nadenkt, zult u bepaalde van deze denkbeelden ook terugvinden in uw eigen groep. Er wordt langs vele groepen vanuit de geest gewerkt en er wordt in toenemende mate inspiratief ingegrepen. Het ingrijpen en de nieuwe denkwijzen zullen, wanneer u ze ziet, u kunnen steunen in het in uzelf vinden van een aanpassing t.a.v. en een omstelling ook t.a.v. de wereld. Uw geestelijke waarheid, uw verbondenheid met de sferen zullen daardoor zuiverder worden en uw mogelijkheden tot inwijding, voor zover noodzakelijk, verdere inwijding voor zover wenselijk, worden daardoor wel degelijk bevorderd.
Ten laatste wil ik u dit zeggen. Juist in een wereld waar stoffelijke denkwijzen en wetenschappen in toenemende mate tekortschieten, is er grote behoefte aan vernieuwing. Niet alleen een vernieuwing van denkbeelden maar wel degelijk ook van technieken en zelfs van het gebruik van menselijke krachten. Dit jaar reeds zijn vele mensen in meerdere of mindere mate gewekt tot het paranormale. Ze beseffen vaak zelf nog niet, dat ze deze kracht bezitten of hoe ze die bezitten. De komende jaren moeten wij ervoor zorgen, dat deze mensen hun krachten leren gebruiken. Want wij moeten de kracht van de geest stellen tegenover de doodgelopen systemen van het materialisme. We moeten de innerlijke kracht en het innerlijk besef van de mens zetten tegenover de formalistische opvatting van hen, die zich deskundigen en specialisten noemen.
Er wordt dus een grote taak volbracht en ten dele nog voorbereid. Wij hebben nu de kernspreuken, die wij daarbij zullen gebruiken, gegeven. Ze stammen niet van een bepaalde geest, maar van zeer grote ingewijden, soms van allerhoogste ingewijden, die op aarde zijn geweest of op aarde leven.
Ik hoop, dat dit betoog ertoe zal bijdragen, dat u deze ontwikkeling erkent, dat u deze spreuken in hun vele varianten zult erkennen wanneer ze optreden in de wereld en dat u bovenal in uzelf de elementen van inspiratie en geestelijke kracht steeds sterker zult ervaren en erkennen, opdat ge zult leren deze goed te gebruiken in de jaren die komen.
Dit was de boodschap, die ik voor u had. Ik breng haar namens een groot gedeelte van de top van de Witte Broederschap. Ik breng haar wel degelijk ook namens de lichtkracht, die in sterke mate de heerschappij zal gaan overnemen over ongeveer 9 maanden.