Levenswijsheid contra filosofie

image_pdf

10 juli 1987

Tja, u weet het allemaal, wij zijn niet alwetend, wij zijn niet onfeilbaar. We stellen het erg op prijs als u zelf nadenkt. Daar we bijna aan het post mortem van het verenigingsjaar toe zijn, zou ik u in de gelegenheid willen stellen om zelf uit te maken waarover we gaan praten.

  • Levenswijsheid contra filosofie, hoe die wisselwerking tot stand komt.

Ja, ik denk dat je daar wel wat over zou kunnen zeggen. Levenswijsheid is uiteindelijk een ervaring, waardoor de mens geleerd heeft zich aan te passen aan zijn mogelijkheden en gelijktijdig daaruit het optimale aan vreugde en levenskracht te putten.

Filosofie daarentegen is de kunst van het denksysteem, waarbij je vaak op de magere grondslag van een enkel feit een toren van Babel opbouwt van veronderstellingen, om te komen tot een verklaring van iets dat anders onverklaarbaar lijkt. Het is  duidelijk, dat deze beiden ergens raakpunten hebben, maar dat ze toch op vele punten ook sterk verschillen.

Een eenvoudig mens kan niet lezen of schrijven, maar hij leeft intens en hij leert hoe hij in dat leven zich het best, het gemakkelijk kan gedragen. Hij leert hoe rond hem in de wereld de veranderingen zich afspelen. Dan kun je zeggen: die mens heeft levenswijsheid. Daarnaast zijn er filosofen, die in hun donkere kamers hun veronderstellingen bijeen kramen en vergeten dat er een werkelijkheid buiten is. Die twee raken elkaar niet.

Maar wanneer je eenmaal een mate van levenswijsheid opdoet, ga je nadenken over het hoe en het waarom. Dan begin je dingen te veronderstellen, te toetsen. Dan kom je tot een reeks denkbeelden, die op zich ook een filosofie zijn.

Wanneer u het werk van de Orde zou naslaan, zou u tot de conclusie komen dat heel veel benaderingen in feite filosofisch zijn. Maar wanneer u dan kijkt naar de richtlijnen die daarbij, verkapt of openlijk, aan de toehoorder worden gegeven, dan zult u moeten toegeven: daar zit ook veel levenswijsheid in. Misschien dat daar de belangrijkste raakvlakken liggen.

De filosofie geeft de argumenten, waardoor de levenswijsheid gemakkelijker aanvaard wordt. En op haar beurt geeft de levenswijsheid de filosofie de inhoud, de diepte en daarnaast ook de durende waarneming, die noodzakelijk zijn om een filosofie op te bouwen, die niet alleen maar een hangende tuin van gedachten in de lucht is, maar wel degelijk zijn wortels in de bodem van de werkelijkheid kan slaan.

Een levenswijsheid zou het volgende kunnen zijn: Je wordt geboren om te sterven. Dat is volkomen waar. En:

Wie zich voorbereidt op de dood, heeft geen leven. Maar wie leeft, is in het sterven meer levend, dan degene die zich op de dood heeft voorbereid.

Dat klinkt misschien gek en filosofisch, maar het is levenswijsheid. Want het heeft direct te maken met de relatie van de mens met zijn omgeving en het feit dat je in het heden moet leven en je niet moet laten overdonderen door wat later, misschien, onzeker op je af zal komen.

Maar dan gaat die mens nadenken en dan zegt hij: “Ja, maar geboren worden, leven en sterven, wat is de zin daarvan? Dan gaat hij nadenken over alles wat hij niet kan verklaren en komt hij tot een God. “God” is een filosofisch begrip, dat wist u misschien niet, maar het is toch werkelijk waar. Vanuit die God en de mogelijkheden die die God dan zou moeten bezitten, komt hij tot een systeem, waarin de relatie van mens en God of goden, omschreven kan worden. En zo bouwt hij voor zichzelf een raam op waarbinnen hij leeft. Een reeks van gedachten en eventueel wetten, die inderdaad volgens de ervaring voor hem het leven meer dragelijk maken, meer innerlijke vrede kunnen geven en daarnaast vaak kracht om eventuele tegenslagen te kunnen overwinnen. Dat is dan een filosofie die inhoud heeft, omdat ze betekenis heeft in het dagelijks leven.

Er zijn ook filosofen die uitgaan van zeer bepaalde omstandigheden. Wanneer we kijken bv. naar het Marxisme, een naam die niet geheel terecht eraan wordt gegeven, want er zijn vele anderen die er aan hebben meegewerkt, maar het heet nu eenmaal zo, en we bezien dan hoe van hieruit de gehele structuur van de maatschappij wordt benaderd, dan is dat eigenlijk niet van toepassing. Het is een droom, een soort: “In het jaar 2ooo ….”. Of wat dat betreft “1984”, zoals Orwell dat heeft beschreven. Het is een extrapolatie, aangevuld met veronderstellingen die absoluut niet juist blijken te zijn. Tot zover kunnen we zeggen: het is een praktische filosofie, omdat zij in een geïndustrialiseerde staat inderdaad betekenis heeft en de relatie werkgever-arbeider begrijpelijker maakt en gelijktijdig voor beiden de eisen van de andere partij toch enigszins duidelijker neerzet. Dat kunt u zelf in het beroemde “Das Kapital” lezen.

Maar nu komen er andere mensen en die maken zich daarvan meester. Laten we denken aan de man die zich Lenin is gaan noemen. Lenin predikte een leer, die alleen van toepassing was op een geïndustrialiseerde staat, in een land dat grotendeels uit eenvoudige keuterboeren was opgebouwd. In die leer kwamen een aantal menswaardige elementen voor, maar die waren juist daar niet meer van toepassing. Het resultaat is geweest dat Rusland eigenlijk in zijn aard, opbouw en natuur verkracht is, je kunt het niet anders noemen, dat de knapste koppen vaak uitgeroeid zijn en ook de beste denkers. En dat eerst, nadat men het land voldoende had geïndustrialiseerd, het systeem inderdaad enigszins kon werken.

Ga je nu kijken naar de betekenis van die filosofie in de huidige tijd, dan zeg je: Ja, die geldt nog wel. Men gelooft er nog in. Maar de praktijk maakt allerlei aanpassingen noodzakelijk. Bv. de vrije markten naast de handel door de staat. Het toch weer invoeren van het gezin als basis van de maatschappij, waar Marx het helemaal niet zo mee op had, waar Lenin zelfs helemaal op tegen was. De manier waarop men de zelfstandigheid voor de industrieën langzaam maar zeker weer zoekt op te bouwen, omdat men ontdekt heeft, dat de bureaucratische regering vanuit een centraal punt niet in staat is – en zeker niet in zo’n groot land – om alle dingen goed en juist te bestieren, daar niet alle mensen gelijkelijk werken en niet iedereen kan beantwoorden aan de eisen en de voorwaarden die de bureaucraat stelt.

Hier heb je een aardig voorbeeld van zaken, die in zich niet van levenswijsheid ontbloot zijn, maar die a.h.w. weggespoeld worden door de behoefte om een bepaalde leer als onaantastbaar voor te stellen. Datzelfde vinden we vaak in bepaalde takken van wetenschap, we vinden het in de godsdiensten, we vinden het wel degelijk ook in de politiek. Want stel u nu eens voor wat levenswijsheid zou hebben gezegd in de tijd van de grote crisis in Nederland. Ze zou gezegd hebben: De mensen moeten met minder leven, maar ze moeten kunnen leven. Laat ons dus een methode scheppen, waardoor die mensen onderling elkaar kunnen helpen en gelijktijdig toch de middelen hebben om redelijk te leven. Maar dat paste weer helemaal niet in het systeem. Dus redeneerde men eigenlijk: Deze mensen hebben zich maar drie keer per dag voor het stempelen te melden, deze mensen kunnen – want voor wat hoort wat – worden ingezet voor werkzaamheden voor de Heide-maatschappij, de “Duw” of wat dan ook.

Al die dingen samen maken die mensen eigenlijk tot minderwaardige burgers en dat moet tot uiting komen. Zelfs als ze een fietsplaatje nodig hebben, zo’n belastingmerkje, dat is gratis omdat iemand werkeloos is, dan moet dat van buitenaf zichtbaar zijn. Je knipt er maar een gat in. Dat klinkt misschien gek als je dat bekijkt.

Toch waren er in die tijd wel degelijk denkbeelden, ook in de verschillende christelijke gemeenschappen, die de zorg voor de naasten aanbevolen, wel degelijk iets wilden doen om die mensen betere mogelijkheden te geven. Aan deze groepen is het te danken, dat de voorziening met speciale goedkopere artikelen voor werkelozen plaats vond.

Maar wat zei nu weer: “Het systeem”? Ja, maar dat kan alleen met datgene, wat we zelf niet kunnen verkopen. Dus ontstond er speciaal afgekeurd vlees dat snel gesteriliseerd, gekookt en ingeblikt werd en dat was dan het blikvlees of het gehakt, waarvan de werkelozen enige dozen of blikken per week kon krijgen of tegen zeer geringe prijs kon kopen. Hetzelfde was met groenten, aardappelen, en noem maar op, het geval.

Dan zie je: er is dus een strijd, een filosofie is goed, de filosofie geeft denk-achtergronden. Ze draagt – al zijn ze niet altijd geheel juist – in ieder geval verklaringen aan waardoor je met de feiten kunt leven. Maar de levenswijsheid vereist de erkenning van feiten. Ze kan alleen gebaseerd zijn op voortdurende wisselwerking tussen mens en mens, tussen mens en omgeving. Ze kan komen tot een zeer diep begrip van de mens en is dan ook geneigd de mens te zien als individu. De filosofie is veelal geneigd om een meer algemene lijn aan te geven.

Wanneer we nu teruggaan in de oude tijd, dan ontdekken we dat er heel veel godsdiensten bestaan, allerlei oude geschriften, waarvan je kunt zeggen: ja, ze omvatten toch gelijktijdig een aardig beeld; ze zijn filosofisch vaak heel aardig verantwoord; ze zijn magisch in denken. Dat geven we ook toe. De conclusies die worden getrokken voor de eenvoudige mens is gelijktijdig een begin van levenswijsheid, zolang ze niet als wetten, maar als leidsnoer worden gehanteerd weliswaar.

Wanneer we de oude geschriften nemen van India, dan worden we geconfronteerd met allerlei denkbeelden, die op zich zeer filosofisch zijn. Er wordt een hele godenwereld geponeerd, maar gelijktijdig wordt er een indeling van de maatschappij gemaakt, die wordt verklaard en wat meer is, deze indeling maakt in feite de samenleving mogelijk.

Wanneer we naar China gaan kijken, dan vinden we daar ook allerlei filosofen. Van de Meesters tot de dichters toe. Van Kung-Fu-Tse zou ik haast zeggen tot Li-Po. Al deze mensen hebben het over een systeem, dat is waar. Wat ze opbouwen aan denkbeelden omtrent de maatschappij, omtrent de relatie tussen mensen en voorouders, eventueel het Hemels Keizerrijk, het is allemaal speculatie, denkbeeld. Maar gelijktijdig weerkaatst eigenlijk het denken van deze meesters de maatschappij zoals ze feitelijk functioneert. Met al zijn omkoopbaarheid, met al zijn behoefte zich te laten gelden, met al zijn onderlinge uitbuiting en alles wat er bij is. En ze draagt allerlei leefregels aan, waardoor je in die maatschappijen gelukkiger kunt leven. Er is dus levenswijsheid in vervat.

Op het ogenblik dat dergelijke leringen in handen komen van, zullen we zeggen, deskundigen, ontstaat de neiging om alles uit te leggen en te verklaren, waardoor de samenhang in feite voor een groot gedeelte verstoord wordt. Men kan eigenlijk alleen maar de leer handhaven door gelijktijdig te zeggen dat ze niet toepasbaar is, maar dat ze in bepaalde vormen of systemen gebruikt kan worden om de mens beter te scholen. Bijvoorbeeld het zogenaamde schaduwboksen, een sportvorm die in China nog steeds wordt bedreven, waarbij de bewegingen zeer traag en gecontroleerd dienen te zijn, is eigenlijk een voortvloeisel uit een zeer oude Chinese filosofie. Het is een poging om de filosofie en het taoïsme om te zetten in een praktisch trainingssysteem, waardoor de mens organisch, maar ook mentaal, veerkrachtig en gezond is en daardoor de tegenslagen van het leven veel gemakkelijker kan verwerken.

Kijken we naar het christendom, dan zien we tot grote verbazing, denk ik, dat het christendom in zich een perfecte leer biedt, die ook grote levenswijsheid omvat. Maar die levenswijsheid gaat al snel teloor op het ogenblik dat ijveraars zich meester maken daarvan en proberen de lijnen om te smeden tot wetten. Vanaf dat ogenblik gaat alles bergaf, het spijt me dat ik het moet zeggen. Terwijl de macht groter wordt, wordt gelijktijdig de inhoud kleiner. Waarom? Jezus heeft – zij het op de wijze en met de taal die de rabbi’s in zijn tijd nu eenmaal gebruikten, sprekend in gelijkenissen, sprekend in allerlei bijna raadselachtige termen – de mens duidelijk gemaakt hoe de volwaardigheid van elke mens anders kan zijn, maar de naastenliefde en daarmee ook het onderling respect en de neiging tot elkaar bijstaan aanwezig moet zijn.

Hij zegt niet dat de slaaf zich moet bevrijden. Hij zegt wel dat de meester de slaaf moet bevrijden. Hij zegt niet dat je geleerd en knap moet zijn om wat te te betekenen. Hij zegt ook dat de dwazen geluk hebben, want ze zullen God zien. Tegen degenen die denken dat alleen de ouderen wijsheid bezitten, zegt hij: “Als ge niet wordt als de kinderen, zult ge het koninkrijk niet binnengaan.” Op deze manier probeert hij duidelijk te maken dat de spontaniteit van het wezen, gepaard gaande aan het grote respect voor alle leven en zeker ook de genegenheid voor de medemens, de enige juiste weg zijn waardoor men leven kan op een aanvaardbare wijze en gelijktijdig innerlijke vrede kennen kan, die van node is voor elke mens in zijn leven en in zijn dood.

Als je daar dan wetten van gaat maken, je gaat er de Vasten en andere verplichtingen aan verbinden, je gaat de mensen a.h.w. dwingen om dingen te doen, dan vergeet je helemaal dat Jezus gezegd heeft hoe te leven en niet een wettelijke systeem heeft ontworpen, waardoor een indeling in graden ontstaat. En daar ligt dan weer de oorzaak van het verval van het christendom, dat de leuzen van het christendom aanheffende, gelijktijdig de zinrijkheid van de leer zelf voor een groot gedeelte heeft verstoord en verstrooid. Waarom? Omdat de mens altijd probeert zichzelf te rechtvaardigen.

Maar voor die zelfrechtvaardiging heb je een autoriteit nodig. Je zoekt die autoriteit dan waar je hem vinden kunt in de Bijbel, in het wetboek van strafrecht, misschien in een filosofisch systeem of in vage begrippen als democratie, socialisme en dergelijke. Want wat je bent, wat je wilt en wat je doet, dat moet een achtergrond hebben. De mens heeft niet geleerd in zichzelf te zien naar de kracht die in hem woont, te vertrouwen op de God die in hem spreekt en zo op zichzelf vertrouwend door het leven te gaan. Hij heeft die zelfrechtvaardiging nodig. En daardoor vertekent hij de waarheid die hem bereikt.
Wijsheid ontstaat eigenlijk pas op het moment dat je samenhangen doorkrijgt.

Een boer kijkt naar de lucht, hij voelt eens aan de aarde, misschien kijkt hij ook nog naar de stand van de maan en hij zegt: Nu is het tijd om te zaaien. Of: Nu is het tijd om te ploegen. Of: Nu moeten we snel zijn met hooien. Waarom zegt hij dat? Kan hij precies verklaren wat hij heeft waargenomen? Welneen. Hij kan geen meteorologische achtergronden geven voor zijn weersverwachting, hij kan zeker niet biologische ritmen en andere citeren om duidelijk te maken waarom hij juist nu het zaaien goed acht, omdat nu het zaad beter zal ontkiemen en beter zal aanslaan. Maar hij doet het wel. Omdat hij eigenlijk onbewust allerlei waarnemingen, ervaringen en overleveringen samenvoegt en op grond daarvan, met enkele zeer onvoldoende gegevens, tot conclusies komt, die over het algemeen treffend juist zijn.

Levenswijsheid is iets dergelijks. Van kind-af-aan doe je indrukken op, je beleeft allerlei dingen, je neemt waar, je leert. En wanneer je dan te maken krijgt met bepaalde omstandigheden, dan ben je niet bezig om dat allemaal precies te overwegen. Je hebt enkele gegevens, maar van in je komt een oneindige vloed van andere gegevens, van herinneringen, van feiten, van bijna niet besefte waarnemingen en daaruit wordt een verwachting geboren. Op grond van die verwachting handel je en het blijkt dat je daardoor zekere extra mogelijkheden in het leven hebt verworven en dat je daardoor in jezelf ook een gemakkelijker beleven, een gemakkelijker aanvaarden van het leven en vooral ook grotere kracht kunt bereiken.

Ik kan wel begrijpen dat men in de filosofie anders is. Men spreekt in de oudere lezingen wel over de zgn. “trap der Filosofen”. Men zegt: Ja, je maakt je een vaardigheid eigen, je wordt daardoor wijzer dan een ander en bent dus in staat om weer een volgend punt te leren en te gaan onderzoeken. Zo kom je verder tot je op een punt komt waarbij je eigenlijk de hele kosmos kunt overzien en je jezelf kunt beleven. Maar in die oude tijd – en laten we dat niet vergeten – waren filosofen in feite ook esoterici. Dat is in deze tijd lang niet altijd meer het geval. De filosoof was een mens die zijn innerlijke wereld, zijn droom- en verwachtingswereld en de werkelijkheid probeerde samen te voegen tot daaruit een hanteerbaar geheel kwam, dat gebruikt kon worden om een toekomst te voorspellen, om het ongekende kenbaar te maken. Deze oude filosofen wisten heel vaak niet precies waar ze mee bezig waren. Denk bv. aan de alchemisten.

De alchemie bestond uit twee delen. Het werk in het laboratorium en het werk in de studeerkamer. In de studeerkamer was men filosoof, esotericus, in het laboratorium onderzoeker, maar ook magiër. Het samenvloeien van al die dingen maakte natuurlijk van de alchemist een bijzonder mens. En zonder alchemie, laten we dat er even bijvoegen, zou de moderne chemie niet zo gemakkelijk van de grond zijn gekomen. Maar zij hadden iets wat toch ook weer levenswijsheid is.

Als iets niet gelukt, dan moet je nagaan waarom niet en moet je het opnieuw proberen. In je falen leer je, dat is levenswijsheid. Maar dan moet je ook toegeven dat je faalt, proberen de reden daarvan te beseffen. Wanneer je in jezelf de juiste “sulfurs” draagt, kun je daardoor vanuit jezelf krachten ontwikkelen, die van groter belang zijn voor elk chemisch proces, dan de bestanddelen die je toevoegt; dat is filosofie.

Maar de levenswijsheid zegt dat de mens, die in harmonie is met de materialen die hij hanteert, gemakkelijker en beter met ze werkt, juistere en betere resultaten behaalt en bovendien heel vaak mogelijkheden kan ontdekken, die tot dan toe voor anderen verborgen waren. Dat is inderdaad een feit, dat ook vandaag aan de dag nog steeds kan blijken.

De pretentie is de leugen, waarachter de onmacht zichzelf verschuilt om haar gewichtig uiterlijk te kunnen handhaven. Dat is geen filosofie, dat is levenswijsheid. Waarom? Omdat de pretentie alleen daar noodzakelijk is, waar het zelfvertrouwen niet bestaat. Dan spiegel je je voor, iets te zijn wat je niet bent. En als je dat heel goed kunt, dan kun je tot de hoogste plaatsen van de verschillende hiërarchieën opstijgen, geloof dat maar. Want de maatschappij leeft bij illusie en ze zou moeten leven bij feiten.

Als we ons realiseren hoeveel van de mens eigenlijk bestaat uit denken en al wat ermee verbonden kan zijn, wij noemen dat de geest, dan is het toch wel opvallend, dat die mens voortdurend zo blijft vastkleven aan allerlei stoffelijke interpretaties en feiten. Wanneer we beseffen, hoe vaak droombeelden de werkelijkheid hebben bepaald, o.a. door uitvindingen etc., etc., dan is het toch dwaasheid om droombeelden te ontkennen. Toch doet de mens dat.

Wanneer er in ons een kracht is die kan genezen, die kan veranderen, die kan helpen, zelfs de omgeving kan beïnvloeden, is het dan niet dwaas die kracht te verwerpen of te ontkennen, als die niet past in ons logisch en redelijk systeem?

Levenswijsheid probeert niet te verklaren waar die kracht vandaan komt, maar beseffende dat ze er is, gebruikt ze deze.

Zoals de oude kruidkundigen en ook de heksen zich heus niet hebben afgevraagd, welke werkzame stoffen nu speciaal werden opgezameld bij de kruiden die ze plukten bij volle maan. Maar ze wisten dat de kruiden werkten. Hun tisanes en medicijnen waren vaak meer levensreddend dan het officieel ingrijpen van de dokters van die tijd, die over het algemeen met laatmes en zetkoppen menig leven teloor lieten gaan, omdat ze ze ook gebruikten als een goed middel tegen bloedarmoede!

Realiseer u waar we mee bezig zijn. Wanneer ik in mij een kracht heb en ik wil die kracht aanduiden, dan moet ik haar een naam geven. Noem haar God, noem haar ziel, geef haar een andere naam. En wanneer ik wil verklaren hoe ze eigenlijk aan die kracht komt, dan moet ik een filosofie opbouwen. In hoeverre die filosofie dan juist is, blijft altijd vraagwaardig.

Maar wanneer ik een kracht in mijzelf ken en die kracht werkt door mij, wanneer ik daaruit de mogelijkheid, het vermogen put om mijn medemens beter te begrijpen, om dingen te doen die anders niet mogelijk zouden zijn, dan zou het toch dwaas zijn om die kracht te ontkennen?

Levenswijsheid zegt: gebruik de mogelijkheden die je hebt.

De filosofie zegt: de mogelijkheden die je gebruikt moet je verklaren.

Maar ik dacht dat ik daarin in het tweede gedeelte, de samenhang maar ook het verschil had aangetoond. Heeft iemand commentaar?

Nou, dan heb ik een vraag voor u : bent u blij dat dit onderwerp is aangesneden of vindt u het maar zozo?

  • …onverstaanbaar

Ja, ik hoor dus op het ogenblik uitingen die me doen denken aan het gekakel van kippen in het nachthok, wanneer de bekende hond over het erf toevallig bij de kooi of de ren komt. Vergeeft u mij, ik wil niet zeggen dat u kakelt, helemaal niet, of dat u kippenkoppen bent, dat is uitgesloten. Anders zou u alleen met uzelf en een paar pieren bezig zijn. Tja, en dan zou u hier niet komen, want in de tegels kun je toch niets vinden.

  • Zou het niet het beste zijn een filosofie op te stellen uit de feiten die zich, laten we zeggen, natuurkundig of anderszins aan ons voordoen en daaruit een filosofie op te stellen, dus uit de feiten zoals die zich aan ons voordoen? U hebt het er al over gehad.

Ja, ik heb dat aangeduid. Kijk, dat is een wetenschappelijke benadering, die u op het ogenblik aansnijdt en dat is waar. Vele wetenschappers bouwen een filosofie op, op grond van hun waarnemingen en hun proefnemingen en datgene wat ze van anderen hebben gehoord en komen zo tot stellingen, die ze in zichzelf niet kunnen bewijzen, maar die ze aannemelijk kunnen maken totdat blijkt in de praktijk, dat ze het mis hebben gehad of dat ze gelijk hadden. Dat is dus een normaal verschijnsel. Overal waar een verklaring nodig is, die verder gaat dan de controleerbare feiten, komt een filosofie op.

Maar de levenswijsheid zal ons zeggen: die filosofie is een voorlopig werktuig. Het is een lemma, een hulpstelling, om verder te kunnen. Maar op het ogenblik dat maar een enkel feit anders loopt, moet ik mijn filosofie herzien en niet proberen het feit ten koste van alles in mijn denkbeelden in te passen.

Ik denk, dat je daar ook weer ziet dat filosofie in vele gevallen tot een keurslijf wordt – ik heb dat met een politiek voorbeeld geïllustreerd – en je eigenlijk daardoor de aanpassing lange tijd onmogelijk maakt.

Wij moeten leven met de feiten. Dat is levenswijsheid. Pluk de dag. Dat is levenswijsheid. Want gisteren is begraven, behalve in onze herinnering en morgen is nog niet geboren, behalve in onze verwachting. Maar vandaag leeft.

Neem dan de feiten van vandaag en werk daarmee. Dat is hetgeen waarmee je kunt bouwen, waarmee je breken kunt, waarmee je vernieuwen kunt. Niet de verwachting van morgen. De verwachting van morgen is een filosofie, die voortdurend aan de feiten moet worden getoetst. Onze verklaring omtrent gisteren is over het algemeen de ontkenning, van al datgene wat we in het heden over het verleden niet willen weten.

Nederlanders waren een heldhaftig volk in de tweede wereldoorlog. Ofschoon, onder ons gezegd, het aantal mensen dat met de Duitsers meewerkte ruim 60% bedroeg, Dat mag niet gezegd worden, dat zeggen we niet meer.

De Oranjes, moedige mensen. Maar de eerste Oranje die uit Frankrijk kwam, was een intrigant. En eigenlijk nog een beetje een rover ook. Want ofschoon hij zei de Koning van Spanje te eren, huurde hij wel troepen om gelijktijdig de koning van Spanje en diens troepen te bestrijden.

Zo zou ik er nog wel een paar kunnen noemen. Zoals Maurits bv., een goed veldheer, dat ben ik direct met u eens. Maar gelijktijdig een reuze vreter. Hij verteerde zoveel, dat zelfs Prins Hendrik hem nooit heeft kunnen inhalen en hij stal zich rijk. De Braziliaan heeft precies hetzelfde gedaan. Die heeft ook nog aardig verdiend aan de slavenhandel. Dan kunt u naar het Mauritshuis gaan en zeggen: Wat waren die Oranjes toch groot. Dat vergeten we liever. En Waarom zouden we er aan denken? Waarom al die ellende?

Laten we ons dan niet beroepen op het verleden. Ik vind het belachelijk als je een ander mens ziet staan, bang om een teen in het koude water te steken, om gelijktijdig op hun borst te trommelen: wij zijn jongens van Tromp en de Ruyter! Het zijn meer de jongens van Albert Heyn en de Gruyter, als je het mij vraagt.

  • Men kan ook levenswijsheid krijgen op twee manieren: door ervaringen die men in het leven opdoet, maar men kan ook plotseling, net of het ergens vandaan komt, bepaalde ingevingen krijgen, maar wat niet op een vroegere ervaring berust.

Ik wil u verwijzen naar dat deel van de inleiding, waarin ik u sprak over het geheel wat we verstand noemen, maar wat wij ook mede de geest noemen. Dat houdt in, het totaal van alle relaties die u hebt. Dat kan zijn: kennis uit vorige levens, dat kan zijn: invloed van het gemeenschappelijk bovenbewustzijn, dat kan zijn: geestelijke inspiratie. Al die dingen samen kunnen werken. Maar ze kunnen alleen betekenis hebben als levenswijsheid, wanneer u zelf over ervaringen of waarnemingen beschikt, die daar als vormgeving voor gebruikt kunnen worden en u zo de mogelijkheid geven op juiste wijze te ageren, of van elke actie te onthouden, uiteraard.

Maar waar ik nog even op terug wou komen: je hebt in jezelf een onbekend gebied. Zoals Jung in zijn midden-periode eens opmerkte: de mens is een eiland dat moeilijk door de branding van zijn problemen te benaderen is. Maar zelfs wanneer we de stranden bereikt hebben, kunnen we nog niet doordringen tot het binnenland; dat blijft terra incognita. En daarin gaf hij aan: er is in de mens een gebied dat niet reëel bepaalbaar is.

Wanneer we eerlijk zijn hebben we in onszelf iets, dat we vaak met dromen proberen aan te kleden, dagdromen, of wat we proberen te onderdrukken, omdat we niet weten wat we ermee moeten doen. Maar het is er wel. Nou zeg ik: levenswijsheid gaat uit van het gebruik van alle mogelijkheden. Wie zijn mogelijkheden niet wil gebruiken, is dwaas. Gebruik alle mogelijkheden die in je zijn, ook die van die Kracht die je niet kunt benoemen. Die je soms alleen maar als een trilling, een siddering of desnoods soms als een beleefd licht, vuur, ondergaat.

Vraag je af: wat is de relatie tussen dit en mijn leven. Probeer die relatie zo sterk mogelijk te maken. Levenswijsheid zegt: met die kracht ben ik in staat af te tasten wat mogelijk is en wat niet; wat noodzakelijk is en wat niet. Wat noodzakelijk is zal ik altijd proberen. Wat niet noodzakelijk is zal ik beoordelen aan de mogelijkheden die ik bezit. Maar die levenswijsheid heeft dan een filosofie nodig. Laten we zeggen: God woont in ons. Dat is de simpele verklaring.

Een deel van God leeft in ons en met dat deel Gods heb ik beschikking over de goddelijke kracht, zoveel als ik kan ontvangen. Dat is niet bewijsbaar. Maar het kan gebruikt worden als een basis, waarop een hele reeks van waarschijnlijkheden, aanvaardbare mogelijkheden e.d. worden gebaseerd. Met die filosofie kunnen we dan een schema maken, waardoor we ook verstandelijk en niet alleen maar emotioneel in staat zijn te reageren vanuit de kracht die in ons leeft.

Elke mens kan zich een beeld opbouwen van de hemel, van alle sferen. Elk beeld is maar een betrekkelijke waarheid. Maar de kracht die in ons leeft is een waarheid, want zonder die kracht leven we niet. Ons zijn zelf wordt bepaald door iets wat we niet kunnen omschrijven. Het is deze onmiskenbare kracht waarop we ons moeten beroepen. Wanneer wij bewust genoeg zijn, zullen we proberen om die kracht in vrede, en dat betekent ook in rust, in stilte in onszelf te ondergaan. Tot ze als het ware zich uitbreidt, ons helemaal doordringt en dan, geladen met die kracht, zullen we verder gaan met de dagelijkse zaken. Dat is levenswijsheid.

Waarom hebben we verklaringen nodig? Een mens denkt nu eenmaal in termen van oorzaak en gevolg. Hij kan niet begrijpen dat wat voor de een gisteren is, voor een ander wel eens morgen zou kunnen zijn. Hij beseft niet, dat de tijd een warreling is die bestaat uit waarnemen van feiten, die eigenlijk in zichzelf voortdurend in parallel aanwezig zijn. Hij beseft niet, dat de totaliteit het enige werkelijke is, waarin alle mogelijkheden tegenwoordig zijn. Dan moet hij dus iets opbouwen, waardoor hij althans zo dicht mogelijk bij die aanvaarding kan komen.

Als het dan niet meer verklaarbaar is en je wilt niet zeggen: het is mijn gebrek aan harmonie, het is mijn gebrek aan eenheid, zeg dan: het is de wil van God. Maar gebruik die wil van God alleen voor jezelf. Niet voor een ander. Want de wil van God is maar al te vaak de stekel waarmee men probeert anderen aan te sporen langs wegen te gaan die hem niet passen.

Wees jezelf. Vrijheid is goed, maar werkelijke vrijheid kan alleen daar bestaan, waar bewustzijn en innerlijke waarde zelfbeperking ten gevolge hebben. Verklaringen hebben we nodig. Laten we ze dan geven als een voorlopig thema, waarmee we de toekomst en het heden misschien gemakkelijker kunnen registreren. Laten we ons behoeden voor een al te sterk indelen. Want hoe meer we de zaken in vakjes verdelen, hoe verwarder we worden. Dat is begrijpelijk. Je kunt misschien zeggen dat in een rund gehakt zit, maar je kunt niet zeggen, dat er in gehakt een rund zit. Want het rund is een levend wezen; je kunt het zover verdelen, dat er alleen gehakt overblijft.

De werkelijkheid is een eenheid, een levende eenheid. Je kunt haar ontleden en in zoveel afzonderlijke vakjes indelen, dat er uiteindelijk geen levende werkelijkheid voor jou meer overblijft, omdat je begraven bent onder de brei van feiten en zogenaamde feiten en filosofieën, die het je onmogelijk maken je eenheid nog te beleven. Toch heb je die kracht en dat leven nodig om in jezelf datgene te vinden, wat mensen harmonie noemen. Noem het maar de innerlijke vrede, waardoor de innerlijke kracht in je spreekt.

Als je je dus gaat afvragen: wat is het belangrijkste? Dan denk ik, dat je levenswijsheid toch voorop moet zetten. Filosofie is een werktuig. De levenswijsheid is een noodzaak. Je kunt ze als tegenstelling beschouwen, maar alleen als je iets levenswijsheid noemt, omdat het altijd zo genoemd werd.

“Avondrood, water in de sloot.” “Zon om de maan, het zal nog wel gaan.” “Kring om de zon, daar huilen vrouwen en kinderen om.”

Natuurlijk, het kan in bepaalde klimaten kloppen met bepaalde weersomstandigheden; maar het is lang niet altijd waar. Dat is geen levenswijsheid, dat zijn spreekwoorden. En maar al te vaak worden dergelijke spreuken met wijsheid verward.

Wat we nodig hebben is iets wat in onszelf geboren is. Iets wat we – u zou het waarschijnlijk intuïtief noemen – weten, zonder te weten hoe we het weten. Zoals de schipper, die half slaperig aan dek komt en zegt: Onmiddellijk naar lei sturen, want we zitten veel te dicht bij het ondiep. Als je hem vraagt hoe hij dat weet, weet hij dat niet. Maar het is de kleur van het water, het is het ruisen langs de kiel van het schip en misschien nog honderd andere dingen, waar hij nooit bewust aan denkt, die hem onmiddellijk tot die conclusie kunnen voeren. In een tijd, dat radar, sonar e.d. nog alleen maar sprookjeswoorden waren, hebben heel wat vissers aan dat gevoel hun leven te danken gehad. Het is een deel van levenswijsheid.

En wat zeggen deze mensen? Ze zeiden niet: Ik ga mij in gevaar begeven. Ze zeiden alleen: Het is tijd om te gaan, de zee roept. En daarmee bedoelen ze: ik ben met die zee en het gebeuren op die zee als het ware vermengd. Ik kan me het leven zonder die zee niet voorstellen. Daar moet ik mijn brood verdienen. Dat was wijsheid.

Als je de oude schippers ziet zitten, vaak op een bankje ergens bij een haven, of op een dijk, ergens bij het water, dan praten ze met elkaar, met het stompje sigaar of de pijp in de mond; al sabbelend beoordelen ze nog steeds het weer of het water en, wanneer ze over mensen spreken, dan ontdek je heel vaak, dat het is alsof ze in mensen de eb en de vloed ontdekken die de zee regeert. Dat is levenswijsheid.

De mensen filosoferen niet. Ze vragen zich niet af, waarom ze visser zijn geworden of waarom ze als matroos gediend hebben, als vissers hebben gevaren. Ze vragen zich niet af wat er gaande is. Ze geloven in een God. Want ze weten dat er onzegbare dingen zijn. Als de dominee het zegt, zal het wel zo zijn. Zij maken zich niet druk. Maar ze lezen het leven en de mensen af, vaak beter dan de meest geschoolden dat doen.

Daar zie je ook weer iets: de filosofie kan vaak de lijst vormen rond het schilderstuk van onze wijsheid. Maar ze mag nooit het werk worden van ons leven zonder meer. Want dan is er alleen nog maar een lijst. Een lijst zonder inhoud verliest zijn betekenis. Het geldt in alle leven, ook in het uwe.

Er is een voortbestaan in de geest. Goed, u weet het wel. Sommigen onder u hebben daar ook wel tekenen of bewijzen van ervaren, neem ik aan. Er zijn allerlei geesten en geestelijke krachten, sommigen van u hebben er wel eens contact mee gehad. Maar uw werkelijkheid is dat: wat u bent, u leeft, wat u bezig houdt, waardoor u het gevoel hebt dat u de zin van uw leven vergroot, dat u de inhoud van uw bestaan vergroot. Al dat andere komt er dan bij. Dat zien we morgen dan wel weer.

lk geloof, dat we daarmee de juiste houding hebben gevonden. Ik vind deze zin in het medium, ik geloof dat het een eindzin is geweest van een bepaald kinderprogramma. Maar kentekent het eigenlijk niet de grootste wijsheid van alle? In mijzelf tevreden, vanuit mijzelf het begrip en vanuit mijn begrip misschien een reeks verklaringen die filosofieën worden. Maar vandaag leef ik. Vandaag ben ik innerlijk één. Vandaag straal ik de kracht uit die in mij leeft. En wat er verder komt? Dat zien we morgen dan wel weer.

Heeft u commentaar?

  • Het gezegde: “God is het enige wat wel bestaat”, zit daar levenswijsheid in?

Ik zou zeggen van niet. Want onverschillig of het waar zou zijn of niet, aanvaard uw eigen bestaan als een realiteit. Als iemand u een pond lood op de tenen laat vallen, dan zegt u ook niet: nu roept God au. Maar u zegt: g.v.d.. Het is mogelijk misschien filosofisch.

Wij nemen in zekere zin ook wel aan, dat ergens de enige werkelijkheid de kracht is waaruit alles bestaat; de kracht die men dan maar gepersonifieerd heeft als God. Maar of het nu zo is of niet, u moet leven wat u bent, met wat u nu kunt met de kracht die nu in u woont.

Daarom zou ik zeggen dat een dergelijke filosofie voor de meeste mensen zinloos is. Want ze zou hen alleen maar voeren tot een steeds meer ontkennen van hoe hun dagelijkse werkelijkheid is, datgene wat ze zelf op het ogenblik zijn. Dat is hetgeen waarmee ze moeten werken en leven. Zoals alles uiteindelijk terugkeert, zoals wij geloven, tot de kracht waaruit alles is voortgekomen, dan kan dat alleen door nu zo goed mogelijk dat te zijn, wat je voelt en weet te zijn.

Ik heb geprobeerd een beetje algemeen en niet al te zwaar op de hand te zijn. Mag ik dan aan het eind een paar regeltjes herhalen, waar u misschien wat aan hebt.

In de eerste plaats: probeer regelmatig je bewust te worden van de kracht die in je is. Vergeet even de wereld die buiten je bestaat. Probeer ook niet om je gedachten vast te leggen, weg te dringen. Laat alle gedachten samensmelten tot er rust in je heerst. In die rust dringt die kracht in je wezen door en je zult ontdekken dat je daardoor vitaler, maar ook geestelijk en anderszins anders bent geworden en meer voor anderen kunt zijn.

In de tweede plaats: elke leer moet getoetst worden aan de werkelijkheid. De enige werkelijkheid, waaraan u ze kunt toetsen, is uw eigen. Wanneer een filosofie daarbij niet past of geen juiste verklaring is, laat haar rusten. Bestrijd haar niet. Voor een ander kan ze juist zijn. Maar zoek uw eigen weg.

Ten derde: vergeet nooit, dat leven pas dan belangrijk is, als u het gelijktijdig beseft. Probeer daarom ook de onbelangrijke dingen in uw leven intens te ondergaan, opdat u daardoor zult weten, wat u kunt en wat u moet zijn. Slechts degene, die zichzelf waarmaakt, kan zich losmaken van alle hem beheersende illusies en invloeden uit het verleden.

Als u dat begrijpt, dan bent u een mens op weg naar de bewustwording, zo heet dat dan en gelijktijdig een mens, die eindelijk leert afrekenen met zijn innerlijke gespletenheden en onzekerheden. Dat zijn de mensen die doordringen tot de waarheid en die dan misschien daaruit een filosofie bouwen die voor anderen een hulpmiddel kan zijn, maar die nooit voor hen een enige wet of redmiddel mag worden.

Daarmee wil ik u dan danken voor uw aandacht en hoop ik, dat het onderwerp enigszins tot uw tevredenheid is behandeld.

Alchemisten.

Tja, ik weet niet of u het nog aandurft na de eerste helft, maar als u het wilt, mag u zeggen welke kant we opgaan.

  • De alchemisten

De alchemisten waren de mensen, die dachten dat de materie gehanteerd kon worden op basis van de oude Griekse leer van de elementen. De eerste alchemisten, degenen die zo genoemd werden – want “alchemisten” komt dus eigenlijk van een soort handboek in heel veel delen, dat een Arabier heeft geschreven en dat heette: “Al Chimeiya”,waren eigenlijk al de Egyptenaren. Onder de toen als alchemie aangemerkte kunsten was het bereiden van kohl (oog-zwart), bepaalde schminkmiddelen, daarna van schijngoud, allerlei andere schijnstoffen, inclusief ook glas. Dus als je zover terug kijkt, zijn het eigenlijk maar chemici in wording.

In die zin verder gehanteerd, zou je de mannen van Ponds en hoe ze verder alle beauty-middelen noemen, ook nog alchemisten kunnen noemen. In zekere zin is dat natuurlijk ook wel waar, want ze zien kans met middelen van heel weinig waarde een ontzettend groot inkomen te krijgen.

De alchemisten hadden een eigen filosofie. Deze is eigenlijk opgebouwd uit de periode van +/- 200 v. Chr. en stond sterk onder Griekse invloed. In hun denken zijn alle stoffen in de materie aan elkaar verwant. Ze hebben een oermaterie. Als je dus op juiste wijze de verschillende elementen weet te combineren, ontstaan daardoor nieuwe krachten, elementen of werkingen.

Dan krijg je het christendom, en zo ongeveer 300, 350 na Chr. zien we ineens allerlei alchemistische apologieën verschijnen. De naam wordt dan nog steeds niet gebruikt. Die apologieën proberen duidelijk te maken, dat de principes en werkwijzen stroken met de christelijke leer en daar voor een deel op gebaseerd zijn. Onder hen is zeer bekend een zekere Maria de Jodin. Zij was knap in het maken van allerlei chemische samenstellingen. Ze had ongetwijfeld een grote filosofische kennis en achtergrond, maar is het meest bekend geworden door de naar haar genoemde bereidingswijze van voor hitte nogal gemakkelijk aantastbare stoffen in een waterbad, dat is “au-bain-Marie”. Die naam komt daar nog steeds vandaan.

Van daaruit wordt ook onder invloed van het steeds strenger wordend christendom – er is nu eindelijk het primaat van de paus bepaald enz. – de alchemie langzaam maar zeker op de achtergrond gedrongen. Maar de alchemisten zijn nog steeds mensen die zich bezighouden met de vermenging van alle invloeden en stoffen. Onder hen treffen we in die periode bv. goede astrologen aan. Velen onder hen, vreemd genoeg, zijn aanhangers van de Indische astrologie. Ze houden rekening met de standen van de zon, de maan, de planeten, bij de proeven die ze nemen. Een deel van hun werkwijzen doet sterk denken aan oude magische rituelen en ze bereiden inderdaad allerlei stoffen, die in die vorm nog niet zo bekend zijn. Zoals het Damascener staal, met zijn hardingsproces bv., heeft waarschijnlijk de koeling in olie in plaats van in water – wat kenmerkend was voor deze zeer soepele staalsoort – te danken aan een alchemist, die daar inderdaad de eerste proeven mee heeft genomen.

Dan komt zo langzamerhand de naam “alchemist” in zwang, zeg rond 800, dus in de tijd dat Karel van de Grote, dus Karel-af was. In die dagen gaat men zich bezighouden met verstoffelijke beelden. Ik vermoed dat daar ook de Kabbala een grote rol bij speelt. Een deel van de termen zijn Italiaans; de meeste alchemisten bevinden zich in Italië in die tijd. Zo horen we o.a. van “aqua Tofana” enz. enz. levenswater, vloeibaar goud, het maken van goud, de Steen der Wijzen, allemaal termen die pas in die dagen in zwang komen.

Belangrijk is hierbij dat +/- 1000 tot 1200 na Chr. niet alleen kabbalistische leringen verder in Europa doordringen, maar dat men gelijktijdig ook weer met de Hermetische leer sterker wordt geconfronteerd en dat er een aantal geschriften onder de naam “Hermes Trismegisthos” verschijnen. In deze tijd ontstaat de Hermetische leer, die voor de alchemist eigenlijk de handleiding is van het filosofische deel van het werk. Ze proberen op hun manier zich voor te stellen hoe bepaalde werelden en sferen zijn. Ze proberen de invloeden van die sferen te herkennen en dan stoffelijke delen zodanig samen te voegen, dat daaruit nieuwe stoffen ontstaan, bij voorkeur natuurlijk goud, levenswater en eventueel de Steen der Wijzen.

De steen der Wijzen is overigens een aantal malen werkelijk gemaakt. Het was een geelachtige, tamelijk weke substantie, omdat ze als basis hars had, cederhars en had inderdaad vreemd genoeg de kwaliteit om bepaalde metalen in zilver en andere metalen in goud te veranderen. Maar in een zeer gering percentage. De opbrengst bv. van een gesmolten broodlood van 5 kg was +/- 50 gram aan goud. Bij zinksmelting, die overigens een hogere temperatuur nodig heeft zoals u weet, wanneer je zink smolt en je voegde het (die hars) erbij, dan kreeg je een opbrengst van +/- 40%. Wat overbleef was ten dele nog zink, ten dele een verkoold restant.

Deze mensen trokken wel door Europa heen, maar er zijn er niet veel geweest die daar erg berucht zijn geworden. Er was een Engelsman geweest, maar die was bovendien van het spiritisme of een oervorm daarvan bezeten. Hij heeft hier en daar geprobeerd goud te maken. Het schijnt hem niet goed gelukt te zijn, want hij werd overal vervolgd. Hij is tot Rusland toe geweest.

Wat dat betreft zie je dus, dat je met het maken van goud net zo ver komt als Don Juan met een heel andere benadering. Don Juan is er niet rijk van geworden en deze alchemist ook niet. Dat wil ik er ook bij zeggen.

Er waren in die tijd een aantal werkelijke alchemisten. Ze volgden dan als stelregel: je maakt nooit meer aan edelmetaal, dan je nodig hebt om redelijk van te kunnen leven. In de tweede plaats: je kunt de geheimen nooit meedelen. Maar als je een waardig iemand vindt en je bezit de Steen der Wijzen of het Aqua Tofana, beiden dus of een van beiden, dan kun je hem dit demonstreren. In die demonstratie ontstaat dan de mogelijkheid om na te gaan of de persoon inderdaad geschikt is voor het aanvaarden van de geheimen. Is hij te veel overdonderd door het resultaat, maar niet door de wijze waarop, dan laat je het erbij.

Een Amsterdammer heeft daar een heel geschrift over doen verschijnen. Dat was in 1680, over een alchemist die bij hem op bezoek kwam. Maar degene die het verhaal doorleest, ontdekt dat de man meer getroffen was door het feit dat er zilver werd gemaakt, dan door het feit dat hier een verandering plaatsvond. Van de manier waarop begreep hij toch niets. Het is daar dan ook bij gebleven.

Deze alchemisten werkten zo door tot +/- 1850. Er ontstaan een aantal scholen, soms Loges genoemd; waarin o.m. de alchemie, maar vooral de alchemistisch-filosofische traditie wordt gevolgd. In de moderne tijd zijn alchemisten over het algemeen geen mensen meer die proberen goud te maken. De Steen der Wijzen is iets wat in jezelf bestaat, niet iets wat je dus stoffelijk kunt maken. Het Levenswater van eens is levenskracht geworden. Voor hen is de relatie met het goddelijke eigenlijk een relatie met verschillende verschijningsvormen van dat goddelijke. Ook hier spelen de oude elementen nog een grote rol. Alleen komt er nu ether bij, er zijn er nu dus vijf. Maar voor hen is dit gewoon een methode om verschillende uitingsvormen tegen elkaar af te wegen. De samenvoegingen van de uitingsvormen brengt de goddelijke uitingsvorm dan gedeeltelijk of geheel tot uiting.

Het is het tot uiting brengen van deze kracht dat men vaak nodig heeft, omdat met deze kracht innerlijk nieuwe bereikingen kunnen ontstaan, nieuwe werelden kunnen worden beleefd. Er zijn bepaalde groepen die daar nog dicht bij staan, bv. de Goldkreuzer in Zwitserland en delen van Duitsland vooral. Er zijn daarnaast enkele geheime groeperingen, die dus niet in de openbaarheid treden en die ook geen leden zoeken. Maar die alleen zo nu en dan eens iemand inwijden, waarvan blijkt dat hij in zo’n systeem past.

Wat is de werkelijke waarde van de alchemie? De alchemist denkt. Hij leeft, hij schept in zichzelf. Alles wat in het laboratorium gebeurt is een weerkaatsing in de materie van hetgeen in hem heeft plaats gevonden. Een groot gedeelte van wat hij hanteert, ook van de middelen die hij buiten zich hanteert, is eigenlijk terug te brengen tot een relatie met zaken die in hemzelf bestaan.

Het is bijvoorbeeld opvallend dat een van de beste alchemistische geschriften liefst 37 soorten van sulfur gebruikt met verschillende aanduidingen. Sulfur of zwavel staat hier helemaal niet voor het element dat wij kennen, het gaat hier om een kracht, die in zichzelf een zeker vuur, een zekere energie draagt. Het is een stuk materie, dat gebonden is aan het vuur en in samenwerking met andere elementen als lucht en water tot bijzondere verschijnselen kan voeren. Deze sulfur wordt dan ook niet voorgesteld als zelf deel hebbend aan het omzettingsproces, maar het wordt toegevoegd als element dat de energie levert.

Dat is heel begrijpelijk, want als je nagaat hoeveel energie er nodig zou zijn om lood met alle samenvoegingen, die er verder bij te pas komen en eventuele incantaties, om te vormen in goud, dan zou je zeggen: je hebt praktisch atoomenergie nodig. Je hebt een soort atoomreactie nodig. Die zogenaamde solfers of sulfurs zijn voor een deel de bronnen van kracht. Wanneer bepaalde bronnen in samenwerking worden gericht op een en eenderde  object, dan ontstaat energie, waarin materie zichzelf kan ontbinden en herconstitueren in de verlangde vorm.

Dat is op zich ook al interessant, dacht ik. Daar zit nog veel meer aan vast. Al die dingen bij elkaar komen toch neer op de innerlijke kracht van de mens. In het denken van de moderne alchemist gaat het om het erkennen van de innerlijke krachtsbron en het weten, dat zij op verschillende wijzen door jezelf, maar ook buiten jezelf gemanifesteerd kan worden. Door het juist richten van die krachten kunnen dan allerlei materiële en andere effecten tot stand komen. Je kunt daardoor ook bepaalde eigenschappen verweven of aan stoffen meedelen die normaal niet bestaan.

Er bestaat bv. in de alchemie een stof, waarin alles oplost en zijn eigen geaardheid verliest. Die stof is uiteindelijk niets anders dan een ontleding van de materie, die mogelijk wordt door de drager (geen zuur overigens) het is een enigszins zouthoudende oplossing en het recept doet bijna magisch aan. Er zitten vruchtensappen in en allerlei andere dingen. Alles wat er in gaat verdwijnt en is ook niet meer terug te vinden.

Je zou kunnen zeggen: op die manier heeft de alchemie een soort poort geschapen tussen het wordende Al, wat dus nog niet in vorm is gekomen en het zijnde Al. Ook een van de dingen die we bij de alchemie dus vinden, is het geloof, dat er naast het levende Al een rustend Al bestaat. De wisselwerking tussen deze twee wordt dan beschouwd als iets waarvan de alchemist gebruik kan maken. Hij kan bv. de tijd beheersen door uit het rustend Al energie te putten en te projecteren in het huidige Al. Hij zou daardoor ook vertragingen of versnellingen van allerlei tijdsgebonden processen kunnen veroorzaken.

Hij gelooft verder, dat zijn innerlijke kracht verbonden is met een oneindige krachtsbron. Hij meent dat hij daarbij vroegchristelijke symbolen het beste kan gebruiken. Het meest gebruikte is bij hen de “abracsas” de slang die zoals u weet zichzelf in de staart bijt en die eigenlijk de figuur heeft van een Mobius-strip.

Waarom? Alles herhaalt zich voortdurend. Dat wat nu binnen is, zal dadelijk buiten zijn en omgekeerd. Door mij te realiseren waar ik ben en wat ik ben, kan ik beseffen wat de andere zijde is. Maar waar ik de andere zijde besef, kan ik werken met krachten van de andere zijde en kan ik die in mijzelf beleven en eventueel ook gebruiken.

Het laboratorium waarmee ze werken is tegenwoordig nogal beperkt, maar er zijn een aantal proeven, die ze nog regelmatig doen, waaronder het vervaardigen van bepaalde reukstoffen. Het is opvallend, dat onder de alchemisten heel wat natuurkundigen en chemici zijn. Waarschijnlijk doordat zij in hun beroep dan de laboratorium-praxis kunnen vinden, die voor hun innerlijke bezinning gelijktijdig uiting en aansporing vormt.

Als je het dan allemaal bij elkaar op een hoop gooit, dan zeg je eigenlijk: alchemie is iets, wat volgens de wetenschap niet kan bestaan ofschoon het bestaat; maar niet op een wetenschappelijk verklaarbare of aanvaardbare wijze.

Dit doet me denken aan de man van de reorganisering. U kent dit verhaaltje waarschijnlijk niet. Die man vond de enorme trap, die Jacobsladder die je op moet voordat je aan de hemelpoort komt, zo’n ontzettend vervelend ding. Hij heeft het dus geprobeerd met een stoomtram. Nu, dat ging wel aardig, maar toch wat traag. Uiteindelijk is er een busdienst gekomen. Als u dood gaat en u ziet zo’n grijze bus staan met een zonnetje op de aanduidende plaats waar hij heengaat, dan stapt u in. Dan ziet u een heel onverschillige kerel zitten; dat is een engel-in-opleiding. Dan hotst u met een rotgang, u stopt ergens bij de hel, het voorgeborchte, het vagevuur en dan BOM, stopt u vlak voor de hemel. Maar naar binnen kun je niet met de bus, dat moet te voet na degelijk onderzoek.

Die man had het idee dat alles gemoderniseerd moest worden.

Petrus is er overigens erg tevreden mee. Al die tijd dat hij eerst bij engelen moest vragen wat er in het Boek van de Goede en Kwade Daden stond, is voorbij. Hij tikt gewoon het nummer van de patiënt in de computer en hij weet meteen alles, inclusief toelating, voorlopige rang enz.

Nou ja, die man heeft dus ook geprobeerd in de hemel iets aan de verlichting daar te veranderen. Maar ze vonden de straling Gods toch beter dan zijn tl-verlichting.

Kijk, die man probeerde zijn menselijke visie van orde en ordening op te leggen aan de Oneindigheid. Maar de Oneindigheid is juist meer dan menselijk, want in het menselijke verandert ze, dan is ze niet meer de Oneindigheid. Op het ogenblik dat je in de hemel alles regelt, ben je dichter bij de hel of bij de wereld. Ja, hel en wereld, daar zitten we nog wel eens moeilijk mee. Als je in de hemel zit en je komt terug in de wereld, dan zeg je: verrek, ik zit in de hel.

Hoe het ook zij, deze man heeft uiteindelijk moeten ervaren, dat je de krachten van het goddelijke niet kunt organiseren of regelen. Ze bestaan gewoon. Toen hij dat aanvaardde, begon hij zelf wijs te worden. In het begin kon hij nog niet goed wijs houden, hij heeft een tijd bazuin gespeeld en toen heeft iedereen gevraagd of hij in godsnaam niet een zachter instrument kon nemen. Maar hij heeft zich ingevoegd in de werkelijkheid. Want weet u, dat is eigenlijk een alchemistische werkelijkheid.

Dat wat in ons leeft, schept de werkelijkheid waarin wij leven. Dat wat in ons als waarheid ons wezen doordringt, bepaalt alles wat wij kunnen zijn en wat wij zijn. Datgene, wat de kern is van ons wezen, omvat alles wat we ooit kunnen zijn, verleden en toekomst gelijkelijk. En hoe meer wij deze eenheid beleven, hoe meer alle verschijningsvormen onbelangrijk worden.

Uiteindelijk is een mens dan niet veel meer dan een fontein, die puttend uit de eeuwigheid zijn stralen in het menselijk zonlicht laat spelen, de weerkaatsingen voor ieders vreugde laat bestaan, maar in zichzelf alleen maar zin heeft in de verbondenheid met het Oneindige. En dat is nu de goede alchemist.

De goede alchemist is iemand, die in zijn innerlijke verbondenheid met het Oneindige de effecten kan veroorzaken, die voor anderen hulp, vreugde, redding kunnen betekenen. Maar een mens die alleen maar goud wil maken, zal ontdekken, dat zelfs wanneer hij  het met geestelijke middelen kan doen, de prijs ervan veel hoger is dan al wat hij zich kan voorstellen. Want het goud dat wij maken is geestelijk goud, het is het geestelijk licht dat in ons zo sterk wordt, dat het tot zonlicht wordt. Als we dat eenmaal hebben gevonden, begrijpen we dat een stof, een edelmetaal eigenlijk maar niets betekent.

Wanneer we zoeken naar dat levenswater, wat het leven oneindig verlengt, dan zijn we dwazen, omdat we het oneindige leven in ons dragen, omdat we beseffen dat de kracht die ermee verbonden is voor ons werkt en geboorte en dood voor ons niets anders zijn dan de wisselingen van dag en nacht. De werkelijkheid is datgene waaruit we leven en waarin we werkelijk bestaan.

Zo zie je, je kunt van de alchemie van alles maken.
Ik heb er geen echt hemelpoortverhaal van willen maken. Dat recht heeft een ander. Hij heeft daar zo’n beetje een begin mee gemaakt en er zijn er een paar die het doen. Maar illustratief vond ik het toch wel leuk.

Nog een raad: als u de stoomtram treft na de dood: niet instappen; loop verder tot je de bus ziet. Als je de bus ook niet kan pakken, begin niet moeizaam trappen te lopen, maar denk aan de hemelpoort, want dan sta je er vlak voor.

Zo, dat was het dan, nog commentaar?

  • Ik wilde vragen: wat is het verband tussen een magiër en een alchemist? Me dunkt, het heeft wel iets met elkaar uitstaande.

Een alchemist is een magiër, die werkt met de innerlijke kracht, op grond van denkbeelden, zonder dat het uiterlijk resultaat voor hem belangrijk is.

Een magiër is iemand, die werkt met voorstellingen van krachten, al dan niet uit zichzelf komend, om effecten te bereiken in de stoffelijke wereld, die voor hem het belangrijkst zijn.

Nu zijn we zo langzamerhand aan de laatste ronde toe. Geeft u maar een paar woorden.

  • Vreugde, vruchten, vrijheid, vakantie

Nou, dat is mooi, dat is één vee al vee! Dan zullen we deze veestapel u als volgt voorleggen:

Ik, die de vrijheid zoek en mij soms vrij ook waan, zoek mijn vakantie van ‘t bestaan, omdat ik toch in al mijn zoeken nooit vrijheid waar kan ondergaan. Ik zoek de vruchten van het leven, maar ik zoek ze zoals ik ze me denk, zoals ze moeten wezen.

En schenk mijzelf keer op keer teleurstelling, want ‘s levens vruchten lijken niet op wat ik droom. Zo zie ik meer en meer, bevangen door een vreemde schroom, dat vrijheid mij slechts is gegeven om mijzelf waar te zijn zo goed ik kan.

Maar denk ik aan vakantietijd, aan de vrijheid, aan de waan van even niet-gebonden-zijn, aan losheid van ‘t bestaan, dan breekt toch de vreugde los. Want smelt niet alle pijn op ‘t ogenblik dat wij van “ons” met vakantie zijn?

De mens die zich een wijl vergeet en in zichzelve voort bestaat, zonder liefde, zonder haat, zonder angst, zonder begeren, zonder behoefte om te weten en om steeds meer te leren, alleen slechts ZIJN, te zijn met IK, de kracht die in ons leeft, ontdekt dat hij, al weet hij niet hoe hij ‘t deed, vreugd voor zich geschapen heeft. Want wat is er een grotere vreugd en een lust, dan het dansen van de ziel, die door het leven zelf voortdurend dansend straalt en alle zijn en al gebeuren in een zinrijkheid vertaalt, waardoor je vrij en zonder grens eindelijk jezelf kunt zijn: Oneindigheid, en toch een mens.
Bevrijd, niet van der mensen pijn, maar vrij van last om pijn te vrezen. Vrij van het begeren om zonder pijn te zijn. In jezelf als licht herboren komt kracht door jou als zonnegloren. Al wat was en wat zal zijn, wordt daardoor weer hernieuwd, herboren. Zelfs pijn kan dan tot vreugde worden.
Begeren sterft in vreugdvolheid. En tijd? De tijd wordt saamgeknepen tot slechts één brokje eeuwigheid.

Als u vakantiegedachten hebt, dan wens ik u het weer dat u zich wenst, maar dat u niet krijgt. Ik wens u vooral innerlijke rust, waaruit de kracht voortkomt, die niet alleen het leven, maar de benadering van het innerlijk voor jou bestaanbaar maakt.

image_pdf