uit de cursus ‘Levensproblemen van de moderne mens’ – hoofdstuk 03 – december 1955
Deze twee zijn in de gedachten der mensen praktisch onverbrekelijk verbonden. Men meent dat huwelijk en liefde a.h.w. een elkaar aanvullend geheel vormen. Gij zult begrijpen dat hierover meer te zeggen valt dan alleen maar dat het goed is te huwen en dat de liefde een noodzaak is. Laten wij dus allereerst de liefde een ogenblik beschouwen en trachten te zien waarom zij altijd in de wereld ‑ dus ook in de moderne tijd ‑ van zo buitengewoon groot belang moet worden geacht.
De liefde kennen wij in verschillende uitingen. De meest gebruikelijke is hartstocht. Het spijt mij dat ik dit op aarde moet opmerken.
Maar ook in de moderne tijd is de hartstocht over het algemeen bepalend voor die verhoudingen die men met de woorden: liefde, verliefd zijn, liefhebben etc. meent te mogen betitelen.
Een jonge mens groeit op in een omgeving, waarin bepaalde waarden voor hem buitengewoon belangrijk zijn. Minder dan vroeger is in deze tijd de vader of de moeder in het gezin belangrijk. Vandaar dat heel veel mensen, als zij verliefd zijn, eigenlijk zoeken naar een compensatie voor hetgeen zij in het gezinsleven hebben gemist. De tendens naar de moederlijke vrouw, die langzaam maar zeker kenbaar begint te worden, is vaak een resultaat van het gebrek aan zorg die het kind in de jonge jaren in het gezinsleven behoort te krijgen.
Gelijktijdig zien wij dat het vertroetelen van de kinderen door al te veel ouders vaak leidt tot keuzen die haast masochistisch lijken. Men zoekt dan over het algemeen (vooral de meisjes doen dit) naar iemand die een zekere wreedheid in zich draagt. Iemand, die tegenstand geeft en die anderzijds toch weer zorgzaam en liefdevol is. Deze liefde, die ik nu beschrijf, komt dus voort uit de behoefte van de mens om zijn leven en bestaan aan te vullen met een kracht die buiten hem staat en die hij toch bezit en tot deel van zichzelf te maken.
Dan kennen we verder natuurlijk de biologische liefde, die in deze hartstocht‑verhouding doorgaans zeer veel te zeggen heeft. In de mens is de drang tot voortplanting ingeschapen. Voor zijn hele gezondheid en zijn lichamelijk evenwicht is het noodzakelijk dat bepaalde krachten die door de sekse bestemd worden in hem of in haar een uiting krijgen. Deze uiting kan natuurlijk door de geslachtsdaad mogelijk worden, maar is eerst dan volledig indien ook psychisch een gelijktijdige bevrediging wordt gevonden.
Daarnaast kennen wij de veredeling van deze kracht, waardoor zij op niet‑stoffelijke waarden kan worden gericht. Ook in dergelijke gevallen echter ‑ en daar wil ik wel graag de nadruk op leggen ‑ is zij een deel van het seksuele leven. De liefdevolle eerbied, waarmee bv. een nonnetje haar Verlosser benadert, heeft in zich zeer vaak een ‑zij het getransmuteerd ‑ zuiver seksueel drijven. Ik zou dat voor vele gevallen kunnen aanvullen. Ik meen echter voldoende hierover te hebben gezegd.
Het seksuele is dus wel zeer belangrijk. Zonder seksuele bevrediging kan over het algemeen geen behoorlijk huwelijksleven tot stand komen. Liefde alleen op het seksuele gebaseerd zal zolang van kracht zijn als de seksuele aantrekkingskracht blijft gehandhaafd. Het is nl. zo, dat de seksuele begeerten in de mens gewoonlijk ertoe leiden dat hij al het andere achterstelt bij de bevrediging van deze drang; dat hij in zijn voorstellingsleven een beeld opbouwt dat hem ook psychisch enige vrede kan geven. Alleen enkele typen ‑ tot zelfkwelling geneigd ‑ zoeken juist hetzij in een wanhopige jaloezie of in een minderwaardigheidscomplex de in het “ik” gevoelde onvolledigheid geheel toe te schrijven aan de geliefde, daar zij menen dat zij op die wijze de band met de geliefde versterken. Dat liefde in deze zin o.i. niet voldoende is, zal u duidelijk zijn.
De vorm van liefde, die ons inziens van belang is, kent echter verschillende elementen, die toch gelijk zijn aan hetgeen ik hieromtrent de meer stoffelijke waarden uiteenzet. Een ware geestelijke liefde kan niet alleen zijn gebaseerd op zelfverloochening. Liefde betekent niet alleen een “geven” maar ook een terug ontvangen. Want de liefde – onverschillig stoffelijk of geestelijk ‑ moet te allen tijde worden gezien als een wisselwerking, waarbij twee of meer personen tijdelijk tot een eenheid worden.
Geestelijke liefde zien we in haar edelste vorm in de naastenliefde. De naastenliefde is gebaseerd op het weten dat alles uit God voortgekomen tot God zal terugkeren; en daar men zelf ook deel van God is, is dit even belangrijk als het “ik” zelf. Hierin heeft de mens ‑ zo zegt men – de mensheid lief of de Schepper lief. In werkelijkheid echter zuiver ontleed, zien we dat de mens zichzelf liefheeft in de Schepper en in de schepping. Want dit alles voelende als deel van zijn “ik” brengt hij zijn egocentrisch denken en zijn egocentrische tendensen over op het geheel van de schepping, het geheel van de mensheid of op de Schepper.
Toch is dit de soort liefde die we, geestelijk als het meest belangrijke zien. Want zodra we geestelijk ons leven geheel met een ander gaan delen, geheel opgaan in die ander, al hetgeen die ander overkomt ervaren als een eigen door ons beleefd ervaren, en omgekeerd al hetgeen in ons leeft aan die mens schenkend, dan vergroten we de periode van bewustwording. Want in plaats van dat wij nu in een tijdseenheid één ervaring opdoen, doen wij er twee op: die van degene die bij ons hoort én van onszelf.
Deze liefde is dus wel zeer belangrijk. Zij komt op den duur zover dat zij het begrip “ik” gaat vergeten. En dan is deze liefde op haar edelst. Want zij vergeet het “ik”, omdat zij ‑ deel geworden van een grote eenheid – niet meer in staat is de kern van het eigen zijn en denken te zien als een afzonderlijk wezen. Indien dit wordt bereikt t.o.v. de Schepper, dan spreken we zelfs van de voleinding, de éénwording met God.
In het huwelijk kan een mens nooit gelukkig zijn, indien hij alleen maar de stoffelijke liefde kent. Kent men alleen maar de hartstocht, de stoffelijke genegenheid, de begeerte en zelfs de droom die men zelf schept om de partner te maken tot datgene wat men verlangt, dan komt er altijd een periode van ontnuchtering, van het scheppen van tegenstellingen. Men kan misschien nog aangenaam en prettig tegenover elkaar staan, maar de intimiteit, de eenheid gaat teloor.
In het normale huwelijk kan dan heel vaak het kind, waarin men zichzelf projecteert (dat doen beide ouders), een band blijken, waardoor men elkaar in een derde persoon nog als eenheid kan ontmoeten. Is dit niet het geval, dan kunnen wij er wel zeker van zijn dat dit huwelijk te gronde gaat en dat wat er overblijft hoogstens conventie is. Is er daarentegen sprake van geestelijke eenheid, dan lijkt mij dat zo’n huwelijk niet te verbreken is. Dan behoeft er niet eens sprake te zijn van huwelijk in de stoffelijke zin. Waar twee mensen geestelijk één zijn en zich volkomen met elkaar vereenzelvigen, daar zijn alle voorwaarden voor een werkelijk huwelijk geboren en doet het weinig ter zake of hier nu stoffelijk een bevestiging op gevolgd is of niet. Er is geen kerk en geen staat die een dergelijke band kan ontbinden. De mens bindt deze zelf. Niemand kan haar breken. Nu is het huwelijk en ook de liefde in uw tijd een verschijnsel dat meehelpt om de wereld haar nieuwe aanzijn te geven. We zijn in de eerste plaats een langzaam opkomend matriarchaat; in sommige staten sterker, in andere staten minder sterk uitgedrukt. Wij zien verder een veel losser worden van de huwelijksband. Het huwelijk zelf is niet meer iets heiligs. Het is niet meer een compagnonschap tot aan de dood. Het is alleen maar een officiële toestemming halen voor het uitleven vaak van de hartstocht. Hieruit komen dan ook zoveel scheidingen voort.
Men zal zeggen: Ja, maar die mens was toch goed, toen ik met hem huwde. Neen, gij hebt u een beeld gemaakt van deze mens dat niet goed was of wel goed was, gij hebt u een voorstelling gemaakt die beantwoordde aan hetgeen gij verlangde in uw partner. En nu de droom langzaam maar zeker vervaagt, meent gij het verstandigst te doen door weg te lopen. Want zo komen echtscheidingen in de wereld. Men meent dat men ten koste van alles zichzelf moet zijn. Men vergeet dat juist het gezamenlijk streven en leven het meest belangrijke is. Men legt de nadruk op de geslachtsdaad. Maar wat is dat eigenlijk anders dan een dierlijke functie?
0, ik weet het, in de liefde van deze tijd is het seksuele wel zeer sterk op de voorgrond gekomen. Hartstocht heeft altijd bestaan. Maar zelden is er een tijd geweest, die zozeer de nadruk legde op het sensuele karakter van een samenzijn tussen man en vrouw als deze tijd. De gehele wereld is overstroomd met reclames van (volgens de huidige mode) volboezemige schoonheden met slanke ledematen, die verlokkend zichzelf haast te koop aanbieden, al zijn zij alleen maar als reclame bedoeld. De geestelijke ontucht die op deze wijze wordt gepleegd, is vaak overweldigend.
Aan de andere kant wordt sterk de nadruk gelegd op het zijn. Een man moet een man zijn. Hij is geen man, als hij niet achter alle vrouwen aanjaagt. Een man moet sexappeal hebben. Een man moet bruut zijn, moet durf hebben, want zo hoort het in deze dagen. U begrijpt dat deze valse voorstellingen, die de mens van buitenaf worden opgelegd door reclame, bioscopen, literatuur e.d. een funeste invloed hebben op al hetgeen de jonge mens verwacht van de liefde en wat de jonge mens voor liefde aanziet. In vele gevallen is er niet eens sprake van liefde. Ja, vaak is er zelfs sprake van een zekere fysieke afkeer, terwijl men toch de verhouding begint of doorzet, omdat men nu eenmaal geaccepteerd wil worden; omdat men meent dat men anders geen man of geen vrouw is.
Een ander uiterste is het zich volledig afwenden van de andere sekse; het zoeken naar een carrière en daarnaast de hartstocht beschouwen als een inderdaad dierlijk iets, dat er niet op aan komt. Een houding, die ongetwijfeld juist zou kunnen zijn, indien er niet een zekere zelfminachting bij te pas komt, omdat men zo zwak is te vallen voor dit dierlijke.
De liefde in uw tijd wordt ontheiligd door de sensualiteit, die men ter wille van verkoop, reclame en kassuccessen u voortdurend voorlegt. Het element van aarzelend contact‑zoeken is voorbij. Het liefst gaat men meteen maar tot het uiterste of zo niet tot het uiterste omdat men daar te … voorzichtig voor is, in ieder geval toch zo ver als men maar durft.
In een dergelijk leven schiet er weinig over voor het samen groeien, dat zo belangrijk is.
Mensen, die elkaar ontmoeten, gaan elkaar leren begrijpen. Niet zoals zij verlangen dat de ander zal zijn, maar zoals zij werkelijk zijn; de realiteit. Want alleen een reële voorstelling van de andere persoon, een elkaar kennen met goede gaven en fouten kan leiden tot een aanvaardbare toestand, tot een mogelijkheid van een blijvend en redelijk, gelukkig huwelijk.
Wij moeten ons niet voorstellen dat de jeugd onmiddellijk de geestelijke liefde naast de stoffelijke zal plaatsen. Daar waar wordt gehuwd gemiddeld vóór het 35e jaar, maken wij mee dat in de eerste plaats het seksuele, dus de hartstocht, plus de behoefte tot zelfuiting en bevrediging naar voren komt. Echter wordt in het huwelijksleven dan heel vaak juist door het elkaar volledig aanvullen op meer stoffelijk gebied een meer geestelijke band gevormd. En uit deze band wordt dan de geestelijke liefde tenslotte naar voren gebracht, die de mensen méér maakt voor elkaar dan alleen maar partners of bedgenoten.
De behoefte aan deze geestelijke liefde wordt zeer groot in deze tijd. Maar men weet niet meer hoe men zich dat moet voorstellen. Een platonische liefde is of belachelijk of een aanduiding dat er iets aan mankeert, dat men geen man of geen vrouw is. Dat men iets halfslachtigs is.
Als dus in het huwelijk de geestelijke behoefte (die vooral langzaam naar voren komt bij degenen die een rijpere leeftijd bereiken) niet wordt bevredigd, dan gaat men zoeken buiten het huwelijk; over het algemeen in avonturen, in uitspattingen, in verhoudingen, want men weet geen andere weg. Men begrijpt de belangrijkheid niet van het geestelijk één‑zijn.
Ook deze Periode zal langzaam voorbij gaan. Als de era van grote oorlogen afgelopen is, zal de mens weer terugkeren tot een meer menswaardig zoeken naar geestelijke liefde en de lichamelijke bevrediging als secundair beschouwen. Misschien ook dat men voor het stoffelijke weer een minachting zal krijgen, waarbij men het normaal vindt dat de stoffelijke bevrediging enerzijds en anderzijds de geestelijke bevrediging wordt bereikt. Indien deze handelwijze in de persoon zelf geen conflicten wekt, kunnen we geestelijke daaraan weinig afkeuren. Het zijn tenslotte de schuldgevoelens, die uitmaken in hoever er wordt gezondigd. Het zijn de gebruiken van de tijd, die de zonde bepalen.
Wij mogen dus zeggen dat het huwelijksleven en de huwelijksband een geheel nieuwe ontwikkeling zullen doormaken. Deze is o.i. alleen verantwoord, indien zij juist het geestelijk element op de voorgrond gaat stellen. Als in uw tijd zoveel huwelijken mislukken, zoveel liefde wordt beschaamd, dan komt dit doordat men het verkeerde element op de voorgrond heeft gesteld. Doordat men hartstocht aanziet voor werkelijke liefde en men zich niet de tijd gunt geduldig te zoeken onder de stoffelijke uiting naar de geestelijke band die het meest belangrijke is voor alle mensen, zeker in een moderne tijd als deze, waarin u leeft.
Een huwelijk is een menselijke instelling. Een huwelijk wordt niet in de hemel voltrokken. Liefde is een goddelijke instelling. Ook deze wordt niet bevestigd in de hemel, maar in de harten van de mensen. Wie het huwelijk ziet als een stoffelijke aangelegenheid met een zakelijk karakter, verloochent niet alleen de partner en de grote waarden van het leven, maar ook zichzelf. Wie liefde alleen kan aanvaarden, indien er een officiële stempel van goedkeuring op staat, maar zichzelf niet afvraagt of dit volledig ‑ ook geestelijk ‑ bevredigend is, laat zich afschepen met een goedkoop surrogaat: een beetje fantasie en gedachteleven. Uw moderne tijd moet terug naar het intens beleven van de medemens. De moderne tijd moet terugkeren uit het opgaan in de menigte, het rumoer en het geroezemoes van een grote stad en het jagen en jachten van een leven dat zijn waarde telt in dollars en guldens. De mens moet terug naar de simpele vreugde van het bestaan, waar hij weer vreugde vindt in de arbeid om de arbeid en niet in de arbeid om het geld. Als de mens weer vreugde en vrede vindt in het begrijpen van de dingen en niet meer in het weten van de dingen, dan zal het huwelijk ongetwijfeld weer de waarde krijgen, die het tenslotte toch toekomt. Namelijk te zijn, de trotse openbaar making van een geestelijke en stoffelijke eenheid tussen twee mensen, opdat de gehele wereld zal weten dat deze twee één zijn in werkelijkheid.