16 december 1971
Als wij zeggen lotsbepaling, dan bedoelen wij hiermede een gedreven worden in een bepaalde richting. Lot, vooral noodlot en wat erachter schuilt, geeft de mens de indruk van een niet meer zelf kunnen besluiten. Nu zijn er in het menselijk leven en denken bepaalde aspecten, hoofdzakelijk psychische, waardoor deze gedrevenheid, althans het gevoel van gedreven worden, ontstaat. Daarvan zijn de meest belangrijke wel: angst en schuldgevoel.
Schuldgevoel is op zichzelf een verwerpen van het “ik”. Angst is over het algemeen een vergeten van de inhoud van het “ik” ten aanzien van de omstandigheden. In beide gevallen hebben wij dus een vervreemding van de werkelijkheid, waardoor geen zuivere reactie meer kan plaatsvinden. En dat is een zeer voornaam punt.
Willen wij bewust leven, verstandelijk of geestelijk, dan is een zeker meesterschap over onszelf noodzakelijk. Dat betekent, dat wij alles wat in ons aanwezig is, maar ook al datgene wat buiten ons gebeurt, zullen moeten kunnen waarderen. Dit is misschien niet juist, maar wij moeten het tegen elkaar kunnen afwegen; wij moeten voortdurend een zekere harmonie scheppen tussen ons eigen “ik” en de wereld waarin dat “ik” moet bestaan.
Als wij nu bang zijn, dan ontstaat er al direct een aantal afwijkingen. Wij zien bij de mens bv. verhoogde hartslag, versnelde ademhaling, maar gelijktijdig ook onbeheerstheid van de reacties; de mens handelt niet meer bewust maar instinctief. Die instinctieve handeling wordt n.l. niet bepaalt door de werkelijke toestand, maar door de veronderstelling van de toestand. Wij kunnen dat illustreren met een zeer recent voorval: een politieman, die iemand neerschiet. Hij doet dit omdat hij bang is dat er geschoten zal worden. Hij weet niet, of dat het geval zal zijn. Gezien zijn functie zou hij ook niet mogen schieten, maar hij doet het. Achteraf zal hij het zeer betreuren. Op dat ogenblik echter, werd hij door zijn angst beheerst. Maar het is duidelijk, dat deze handeling in zijn verdere carrière en waarschijnlijk ook in zijn innerlijk leven een belangrijke rol zal spelen. Hij is in zeker opzicht niet meer vrij. En als de man zich later gaat realiseren wat hij heeft gedaan, dan is de kans groot dat hij het gevoel heeft: ik heb een mens gedood, zonder dat daarvoor een reden was. En dan zal hij proberen op de een of andere manier dit voor zichzelf te compenseren. Hij verdringt het dus. Zodra het in het onderbewustzijn is verdrongen, zal hij ‑ uiterlijk althans ‑ hierdoor niet beroerd worden, maar hij heeft wel de neiging om zichzelf in situaties te begeven, waarin hij a.h.w. meer zal moeten opbrengen en presteren dan normaal. Zo ontstaat er een grotere belasting. Die grotere belasting zal hij niet altijd kunnen uithouden. Het is dus bijna zeker, dat de man vele ongevallen doormaakt of ondergaat. (Ik maak hier het verschil tussen “doormaken”, omdat ik hiermee een bewust deelhebben daaraan bedoel en “ondergaan” als een pas later je realiseren wat er is gebeurd.) Dit is voor uw stad naar ik meen zeer actueel. Hier is het dus angst geweest. Er ontstaat een schuldgevoel door onjuiste reactie; en vanuit die onjuiste reactie een ombuiging van het lot van een mens.
Hoe komen wij nu eigenlijk tot deze ombuiging? Welke processen spelen zich daarbij af?
Wel, de mens zoekt naar innerlijke harmonie, naar rust. Of hij zichzelf dit toegeeft of niet, doet daarbij weinig ter zake. Hij heeft de behoefte een soort evenwicht te bereiken met zijn omgeving en met de hem ingeprente regels, die hij dan vaak geweten noemt. Alles wat daarvan afwijkt, zal dus moeten worden gecompenseerd. In uw wereld is schuld en boete niet slechts iets van Dostojefski, maar een soort ingewoekerd begrip. Als je iets verkeerds doet, dan zul je daarvoor de prijs moeten betalen. Als je in onvrede met jezelf bent, dus innerlijk verstoord bent doordat je je schuldig gevoelt, heb je de behoefte te boeten, omdat je daardoor weer je rust denkt te verwerven. Dat berust helemaal niet op de werkelijkheid. Oorzaak‑en‑gevolg is heel iets anders dan schuld‑en‑boete. Vroeger dacht men: Als je een Godslastering uitsprak, dat de bliksem zou neerslaan en je onmiddellijk verteren. Het is later gebleken, dat dat niet het geval was. Zo denkt men ook heel vaak, dat als men iets doet dat tegen de aanvaarde regels ingaat, men daardoor schuldig is tegenover de gehele mensheid, tegenover zijn gevoel van eigenwaarde of zelfs tegenover de hoge autoriteiten als b.v. God. Men wil echter vrede, dat moet u voorop zetten. Zelfs de mens, die tot het uiterste geweld komt, doet dit vaak omdat hij dit als de enige mogelijkheid ziet om voor zichzelf vrede, een zeker evenwicht te bereiken. Nu wordt het al duidelijker waarom die mens eigenlijk zichzelf bestraft. Het is hetzelfde met kinderen. Zij hebben iets gedaan, dat niet ontdekt is en waarvoor zij naar hun gevoel straf verdienen. Wat blijkt nu? Zij worden als gevolg daarvan zo lastig, dat zij een straf krijgen, die zwaarder is dan zij in feite verdienen. Vanaf het ogenblik dat zij de straf hebben gehad, zijn ze weer in evenwicht, zij zijn niemand meer iets schuldig en kunnen hun normaal leventje voortzetten. Waarom zou dat bij de grote mensen ook niet zo zijn? Waarom zou het ook in de geest niet zo kunnen zijn? Ik spreek nu over zuiver stoffelijke zaken, maar geestelijk zoeken wij evenzeer. naar evenwichtigheid. Ook wij zoeken naar een vrede, een harmonie, die steeds voortduurt, die zich steeds kan uitbreiden.
Als wij in de sferen terugtreden uit een hogere wereld naar een lagere of uit een geestelijke wereld naar een stoffelijke, dan is hier wel degelijk iets dergelijks aan de gang. Ook hier hebben wij een gevoel van onvolkomenheid. Wij kunnen die onvolkomenheid niet compenseren, omdat er niemand is die ons bestraft, niemand die ons daarover een verwijt maakt. Dus brengen wij onszelf in een positie, waarin wij – gezien onze inhoud en kennis ‑ aan voor ons beperkende omstandigheden worden onderworpen en in die onderwerping vele dingen ondergaan, die door onze feitelijke status onrecht zouden kunnen zijn. Ik geloof, dat het voor u zeer interessant is om daarover eens na te denken.
Je compenseert de dingen vaak. Niet elke mens zal een schuldgevoel op dezelfde wijze compenseren. Er zijn mensen, die zich zo schuldig gevoelen door iets wat zij een ander hebben aangedaan, dat zij zich bijna bewust ‑ al zullen zij zich dat nooit kunnen toegeven ‑ in een positie manoeuvreren waarin zij gewond, gekwetst of verminkt worden en zo dus een evenwicht scheppen. Bij de bewuste geest is er sprake van een bewust afdalen in een lagere wereld, bewust incarneren in de stof. Dat betekent, dat wij niet worden gedreven door een onbestemd noodlot, maar dat wij bewust een keuze doen en daarbij vaak dezelfde middelen gebruiken, die een ander onbewust gebruikt. Het verschil zal u duidelijk zijn.
De onbewuste reactie is niet beheerst en daardoor in haar gevolgen ook niet te overzien. De bewuste actie mag uiterlijk gelijkwaardig zijn, maar innerlijk betekent zij een voorbereid zijn op conflicten, en daardoor de mogelijkheid te hebben die conflicten juister te kunnen doorstaan. Indien dit voor de geest geldt, dan geldt dit ook voor de stof. Er zijn voorbeelden genoeg te geven van mensen, die door een bepaald schuldbewustzijn hun gehele leven hebben zien veranderen. Dat leven is dan lang niet altijd – vanuit henzelf beschouwd ‑ ten goede veranderd. Laat mij dit er even bij stipuleren. Een voorbeeld:
Een militair geeft een verkeerd bevel, waardoor enkele van de mannen, die onder hem staan, nodeloos leed overkomt of misschien zelfs in een oorlog sneuvelen. Indien deze mens een besef van verantwoordelijkheid heeft tegenover die personen ‑ al dan niet terecht ‑ zal hij zich schuldig gevoelen aan hun verwonding of aan hun dood. Het gevolg zal zijn, dat hij zich steeds meer naar geëxponeerde plaatsen begeeft; hij loopt dus, als het in een oorlog is, meer risico om zelf gewond te worden of te vallen. Maar indien dat niet gebeurt, zal hij ook in de burgermaatschappij zijn positie zodanig kiezen, dat hij a.h.w. steeds een zeker conflict moet ondergaan en verwerken. Hij wordt hiertoe gedreven door iets wat in hem bestaat. Er is geen noodlot dat hem dat oplegt, maar er is wel een lotsbepaling. Want de acties, waarvan hij, de juiste inhoud en verhouding kennelijk niet kan overzien en waarin hij zijn eigen rol niet volledig wil beseffen, hebben een drang in het onderbewustzijn geschapen, waardoor hem vele wegen en mogelijkheden, die normaal tot zijn leven zouden behoren, worden afgesneden.
De voorbeelden zijn vele. We zouden hier ook de angst op de voorgrond kunnen stellen: Een kind wordt voortdurend angst aangejaagd door het te zeggen. “Dan komt er een lelijke man je halen” en wordt erbij gezegd “Een heel grote griezelige zwarte kerel”. Het is dan geen wonder dat zo iemand in het latere leven negerhater wordt. Want elke mens, die donker is, wordt door hem geassocieerd met het angstbeeld uit de kinderjaren. Er ontstaat dus onwillekeurig een afwijzing. Die afwijzing schept conflictsituaties, die je moet verwerken. Maar je kunt ze niet realistisch of enigszins objectief bezien, omdat het angstbeeld de ander voortdurend alles doet toekennen wat hij in wezen niet is. Op die manier kun je een hele wereld vertekenen.
Als je altijd vertelt, dat communisten leugenaars of oplichters zijn, die alles beloven maar alleen doen wat zij zelf goed achten, dan zal zo iemand nooit een goede handelsrelatie kunnen hebben met een communist. Want op het ogenblik, dat helt woord “communist” klinkt, zal die mens gaan reageren: jij bent onbetrouwbaar. En dat is nog niet zo erg, maar nu komt hij later tot de conclusie; die man was wél betrouwbaar, ik heb mij vergist. Hij heeft dan een schuldgevoel, waaraan hij eigenlijk niets kan doen. Het onderbewuste heeft hem parten gespeeld door de angstassociatie in hem. Nu wil hij dat compenseren, maar kan het niet. Hij wordt dan misschien een vriend van alle communisten op een verkeerde manier en wordt het slachtoffer. Dat is o.a. met enkele geleerden het geval geweest. Dan wordt het gehele leven van die mens dus gedicteerd door een schuldgevoel, dat bovendien nog m.i. ten onrechte in hem bestaat. De aanleiding tot de schuld lag n.l. in de wereld, in het milieu, waarin hij was opgegroeid.
Er is een stelregel, die heel vaak naar voren wordt gebracht: “Milieu bepaalt de habitus” (de omgeving bepaalt de gewoontestructuur). Dat wil zeggen, dat uw wereld uitmaakt wat goed en kwaad is. U kunt daar anders over denken, maar u zult de u in vele jaren opgelegde associaties niet geheel terzijde kunnen stellen. Zo kunt u volgens uw verstand en geweten juist handelen en toch innerlijk een schuldgevoel hebben; en dan zal dat schuldgevoel u voeren tot excessen. Die excessen zullen, omdat er sprake is van een verstandelijk en qua geweten goedgekeurde actie, leiden tot een te ver doorvoeren daarvan.
De situatie wordt nu al iets helderder, hoop ik, omdat wij door die paar voorbeelden hebben gezien dat het schuldgevoel van een mens niet door zijn eigen schuld is ontstaan; hij is niet werkelijk schuldig. Een groot gedeelte van de schuldgevoelens, die de mensen kennen, zijn in feite illusies, hun opgelegd door een norm van het milieu, die niet eens op de werkelijk feiten berust.
Dat dit na de overgang nogal verwarrend kan zijn is duidelijk. Een mens meent dat hij zwaar heeft gezondigd. Laten we zeggen: hij behoort tot een sekte, waar hij niet mag roken en drinken en vegetarisch moet eten. Hij heeft dit allemaal voor zoete koek opgegeten, maar toch nog wel eens voorzichtig een sigaartje gerookt en misschien een borreltje of een glaasje bier gedronken of ineen wilde uitspatting een ons biefstuk gebraden. Dat klinkt natuurlijk krankzinnig, maar voor zo’n mens is dat een uitspatting, iets uitermate bijzonders. Dan komt hij in onze wereld aan en verwacht veroordeling en verdoeming voor een sigaret, een glas bier of een biefstuk en krijgt niet eens een rekening gepresenteerd.
Kun je nu zo iemand duidelijk maken dat zijn schuldgevoel herzien moet worden, omdat hij eerst zijn beeld van de wereld, de wetten van de wereld en de juistheid van de wereld moet herzien, dan komt het allemaal voor elkaar. Maar gelooft u mij, er zijn mensen die in het duister vluchten en voortdurend in het duister leven na de overgang, omdat zij een daad hebben gesteld ‑ misschien nog niet eens geheel door eigen schuld ‑ die geestelijk gezien onbetekenend of misschien zelfs juist en goed is geweest, maar volgens hun mores, de zeden van het milieu waaruit zij komen, was het kwaad. Dus willen zij daar niet voor uitkomen; zij willen het niet aanvaarden.
Dat niet aanvaarden van schuld is ook iets wat u in de wereld erg veel tegenkomt. Men ziet daarbij vaak het afschuifsysteem optreden. Men neemt wel een beslissing, maar laat die door een ander goedkeuren, zodat indien de beslissing onjuist is, de ander daarvoor verantwoordelijk is. Maar dat betekent nog niet, dat daardoor je eigen verantwoordelijkheid voor de gevolgen, waarmee je werkelijk wordt geconfronteerd, wegvalt. Je weet heel goed dat jij het hebt gedaan, dus moet je daar iets aan doen. Het resultaat is, ofwel dat je voortdurend hetzelfde feit blijft herhalen alleen om daarmee aan jezelf te bewijzen dat je gelijk hebt gehad, dan wel dat je in een abject gevoel van absoluut schuldig te zijn tracht alle consequenties ervan in orde te brengen, met als gevolg dat je in je leven voortaan wordt geregeerd door toestanden, die in wezen door anderen worden beheerst en in stand gehouden. Misschien kunt u het zo zien, een gek voorbeeld maar het zou misschien toch wel actueel kunnen worden: Men heeft het denkbeeld gecreëerd, dat elke mens recht heeft op levensonderhoud en arbeid. Nu is er geen arbeid meer en er is een levensonderhoud mogelijk ‑ dat kun je de mensen dan nog wel geven – dat eigenlijk onvoldoende is. Dat is in de crisisjaren in uw land en in vele andere landen trouwens het geval geweest. Als de gemeenschap zich nu schuldig gevoelt, dan krijg je zeer eigenaardige reacties. Zij gaat niet proberen de kwaal ongedaan te maken, dus om het onrecht, dat zij beseft te bestrijden, maar zij gaat proberen daar iets tegenover te stellen; en dat is dan over het algemeen iets van maatschappelijke of sociale ordening.
In de tijd van de crisis (in de jaren 1929 ‑ 1930) zijn er in Nederland heel wat gewelddadige onderdrukkingen van rellen voorgekomen, o.a. van mensen, die bijna niet te eten hadden en die een paar aardappeltjes hadden weggenomen uit een schuit, die daar lag. De mensen wilden zich rechtvaardigen door ze uit te delen. Het gezag kon niet toelaten dat ze werden weggenomen. In plaats van een volgende maal andere maatregelen te treffen, voerde men op dezelfde wijze zelfs hetzelfde product aan en stelde marechaussees op om degenen, die wederom zouden trachten een deel van hun honger gratis te stillen, a.h.w. met de wapenstok te wijzen op de onjuistheid van hun daden. In één geval is er zelfs een compleet opstandje uit voortgekomen. Hier wilde men alleen het goede, begrijpt u dat wel. Maar men wilde het goede, omdat men wist dat men medeschuldig was aan het verkeerde. Hier stond een schuldgevoel voorop. En dat schuldgevoel is bepalend geweest voor misschien een reeks acties. De mensen kunnen dat niet zo gemakkelijk begrijpen en toch is het waar.
Zo kunnen wij ook wijzen op het gedrag van minister Colijn, ook een Nederlander. Deze mens had naar zijn weten wel het beste gedaan, maar hij voelde zich schuldig, omdat hij als politicus bedrog had moeten plegen op een wijze, die voor zijn geweten niet aanvaardbaar was. Het ging o.a. over de verandering van de valutawaarde. Dit besef heeft ertoe bijgedragen, dat hij zich later in een voortdurend wankelen positie manoeuvreerde, omdat hij probeerde een nationale eenheid te creëren, die zijn leugen van eens zou rechtvaardigen en dat bleek niet mogelijk. Dit is werkelijk overal merkbaar.
Wij zien dat bij mensen, die het op zichzelf heel goed bedoelen (en dat was ook Stalin) en op een gegeven ogenblik worden gegrepen door iets waarvan je niet meer kunt zeggen: dit is nu alleen maar schuldgevoel. Neen, het is een combinatie van angst en schuldgevoel. Stalin had in zijn jonge jaren nogal wat terechtstellingen helpen bewerkstelligen. Hij kon niet anders dan eenzelfde optreden bij anderen goedkeuren. Hij kon zich daar niet onderuit werken. Het resultaat was, dat hij door een voortdurende angst voor het geweld gekweld gelijktijdig steeds meer de geweldenaar werd. Het eindresultaat is geweest, dat de man in feite in een zekere geestesziekte probeerde met werkelijke offers ‑ ook offers van zichzelf en van anderen ‑ iets in stand te houden, dat alleen in zijn voorstelling bestond. Hij voelde de onjuistheid van die voorstelling aan en werd daardoor tot steeds grotere excessen aangespoord, die zowel zijn eigen geluk als dat van anderen hebben aangetast.
Nu hebben wij hier te maken met een staatsman. De conflicten van zo’n staatsman, de schuldgevoelens, die hij ook heeft, kunnen natuurlijk leiden tot excessen, die overal kenbaar zijn, en waar velen in betrokken worden. De zijn vroeger leven en daden veel beter verwerkende Chroesjtsjov ‑ om in dezelfde stijl te blijven ‑ was geneigd vrijer en vrolijker te zijn, omdat hij die angst niet kende en het gevoel had; wat ik heb gedaan, was noodzakelijk. Voor hem, was dus een objectivering van de toestand mogelijk. Maar degenen, die rond hem waren, werden gekweld door onzekerheid en de wetenschap, dat zij tegen de waarde van het systeem in, waarin zij geloofden en het welzijn van de mensen waarvoor zij beweerden te streven, voortdurend allerlei afpersingen en offers hadden gevraagd. Het resultaat was, dat Chroesjtsjov voor hen steeds minder aanvaardbaar werd en dat zij probeerde om elke mogelijkheid uit te sluiten, dat ooit nog iemand vanuit zichzelf vrijheid zou kunnen scheppen of banden zou kunnen leggen. Daardoor is de toestand in Rusland dus heel wat moeilijker geworden.
In westerse landen kennen wij precies hetzelfde. Daar zijn mensen, die misschien meer wapens per jaar verkopen dan Besalsarof in zijn hele leven. Deze mensen stichten universiteiten, zij helpen grote klinieken te bouwen, zij geven werkelijk belangrijke bijdragen overal waar er nood is in de wereld. maar gelijktijdig zijn ze geneigd om steeds meer geweld tot stand te brengen. Hoe zijn deze strijdigheden te verklaren? Wij moeten begrijpen, dat deze mensen op een gegeven ogenblik beseffen, wat zij doen, maar zij kunnen er niet mee ophouden, want dit zou betekenen bereid te zijn zich aanzien, positie en macht te ontzeggen. Zij moeten dus verder gaan en proberen evenwicht te scheppen door aan anderen te geven. Maar gelijktijdig brengen zij zichzelf door dit schenken dan weer in een positie, die voor henzelf onaangenaam is. Dit is een soort zelfbestraffing.
Dit zijn nu maar enkele voorbeelden. Zij mogen ertoe bijdragen om u duidelijk te maken, dat dit zeker niet alleen bij de groteren voorkomt, maar dat dit in elke mens kan leven.
U heeft in uw leven bepaalde opvattingen. Die opvattingen kunnen zich wijzigen, inderdaad. Maar die verandering moet dan ook emotioneel zijn. U kunt niet volgens uw verstand handelen tegen uw innerlijke stem in. Als u dit toch doet, schept u niet alleen bepaalde schuldgevoelens, die u overigens nooit zult willen erkennen, maar bovendien de neiging om uzelf te bestraffen. Het mooiste voorbeeld is altijd wel weer de vlucht voor de waarheid, de vlucht in het duister, die we in onze wereld kennen.
Er is een tijd geweest, dat dit op aarde ook gebeurde. Dan ging men in een klooster. Zoals een bepaalde vorst, die een heel groot man was geweest, zich op een gegeven ogenblik terugtrok in een klooster om de last van hetgeen hij had gedaan op deze manier uit te boeten. Dat hij monnik is geworden, staat in de geschiedenisboeken. Dat hij als monnik in steeds grotere zelfkwelling tot een praktische zelfmoord is gekomen, staat er niet. Toch werd zijn hele lot daardoor bepaald. Zowel de excessen, waartoe hij in zijn machtsuitoefening is gekomen als de schade die hij zichzelf heeft berokkend en ook zijn voortdurend zich onttrekken aan bepaalde verplichtingen kwamen voor uit dit conflict tussen geweten en werkelijkheid.
U leeft. U doet in dit leven heel veel dingen, die u eigenlijk alleen maar doet, omdat u denkt dat niemand ze ooit zal weten. Al die dingen, die u niet geopenbaard wilt zien, daarvan voelt u toch dat ze u ergens voortdurend bedreigen; ze kunnen openbaar worden. Angst? Schuldgevoel? Uw gedrag wordt daardoor beïnvloed en bepaald. Als u in onze wereld komt, dan geldt nog steeds diezelfde regel: Zodra u zich openstelt voor contact met het licht, zal een ieder weten wat u werkelijk bent en wat u werkelijk heeft gedaan. En als dat dingen zijn, waarvoor u zich schaamt ‑ om welke reden dan ook ‑ dan is de kans groot dat u in het duister blijft verkeren. Omgekeerd: als u leert de werkelijkheid van al wat u heeft gedaan te aanvaarden en te beseffen in hoeverre u zelf iets heeft kunnen beslissen en bepalen, dan kunt u meestal de schuldgevoelens voor een groot gedeelte terzijde stellen. Er is niets zo nutteloos als berouw na de zonde, dat het verleden verwerpt zonder de toekomst te vormen.
Als u een fout maakt, dan kunt u daardoor schuldig zijn. Maar als de fout als zodanig is erkend en verder wordt vermeden, dan heeft de schulderkenning in wezen een juister en harmonischer leven tot stand gebracht. Dan weet u wat u doet en waarom. Erkent u de toestand niet, dan blijft dezelfde neiging om compensatie te schenken en te zoeken aanwezig, maar u weet het zelf niet en u wilt het niet weten, dus wordt u daardoor overspoelt. Indien u mij een kleine afwijking toestaat. Schuldgevoelens wil de mens graag afwentelen. Er bestaat bijna geen enkele gemeenschap op deze wereld, waarin niet ergens op de een of andere wijze een soort verlossersprincipe werkzaam is.
Zeker, ook bij de Boeddhisten, ook bij de Hindoes. Men probeert hiermee a.h.w. zijn eigen schuldenlast aan een ander over te dragen. Men schept een situatie, waardoor men innerlijk vergeving aanvaardt en meent dat de zaak in orde is gekomen. Wij kennen daarvoor bij de Katholieken de biecht. Ofschoon ‑ naar ik heb gehoord ‑ de oorbiecht langzaam maar zeker in belangrijkheid aan het afnemen is. Belangrijk is hierbij niet de bekentenis van schuld, maar het feit dat men de schuld tot uiting heeft gebracht, dus zelf als zodanig heeft gezien en daarbij tevens het gevoel geeft; hiermede heb ik met het verleden afgerekend. Dit is een uitblussing van schuldgevoel.
Datzelfde vinden wij in de psychiatrie. Indien je iemand, die ‑ op welke wijze dan ook ‑ mentaal gestoord is, ertoe kunt brengen zijn complexen en zijn problemen uit te spreken, dan zal de oorzaak, die soms een lichamelijke kan zijn, daarmee niet weggenomen zijn, maar wel verandert plotseling de gehele reactie, het gehele gedrag van de patiënt, omdat hij niet meer wordt beheerst door zaken, die hij niet wenst te erkennen. Zegt men in de volksmond ook niet dat iemand, die zegt dat hij gek is, nooit gek kan zijn, omdat een gek dat nooit zal toegeven. De werkelijkheid aanvaarden is een van de belangrijkste dingen.
Waarom zouden wij dan die werkelijkheid weg projecteren? Waarom zouden wij gaan spreken over b.v. zaken als erfzonde? Als het werkelijk mogelijk zou zijn, dat de mens een schuld, een belasting had geërfd van de eerste mensen, dan zal het toch zeker zijn dat iedereen verdoemd is geweest, totdat – volgens het christelijke geloof – Jezus kwam om die ban op te heffen. Dat betekent dus, dat alle grote Profeten, de Aardsvaderen, de Richteren, de Koningen verdoemd waren zelfs maar voordat zij iets hadden gedaan. Men denkt daar verder niet over na. Waarom niet? Omdat men door het stellen van de erfzonde zijn eigen schuldenlast wat onbelangrijker maakt en gelijktijdig stelt, dat de gehele schuldenlast verdwijnt.
Ik geloof, dat dat een gevaarlijk procedé is. En menig mens ‑ althans in mijn ervaring, u moogt er anders over denken ‑ heeft zijn leven vernietigd, juist door zijn neiging zich te beroepen op anderen. Er is niet zoveel verschil tussen een; “Wir haben es nicht gewust” en “wij worden gereinigd door het bloed van het Lam”. In beide gevallen zegt men: ik ben niet aansprakelijk voor datgene waarvoor ik eigenlijk aansprakelijk zou moeten zijn. Mijn aansprakelijkheid in het verleden is afgelopen. Maar je kunt de feiten, die bestaan en die deel uitmaken van je wezen, niet terzijde schuiven. En daardoor blijkt ‑ ondanks de schijnbaar herwonnen harmonie – in vele gevallen op de achtergrond een verwrongenheid te zijn, waarbij schuldgevoelens en angst wel degelijk een rol spelen.
Een zeer bekend theoloog zei eens, dat de meeste mensen tot de Heer komen uit angst voor hetgeen hen anders wacht. Het is dan ook duidelijk, dat zij het kwade dat zij doen zullen bedekken met de naam des Heren. God en Gods wil is voor menigeen de vlag, die hij op de modderschuit van zijn schuldbesef hijst, waardoor hij althans uiterlijk vrede heeft, maar gelijktijdig innerlijk voortdurend sterker wordt verdeeld en verscheurd. En eenmaal gezegd hebbend, dat dit Gods wil is, kan hij niet meer terug, of hij nu Godfried van Bouillon heet of mijnheer Pietersen, hij moet verdergaan. Hij moet verdergaan, zoals een Peter van Amiens verder is gegaan met zijn prediking, zijn oproep tot de kruistocht op een ogenblik, dat hij wist dat dit niet meer verantwoord was en hij daaronder lijden moest. Zo is het altijd weer.
Nu vraagt u zich misschien af: Wat kan dan de invloed worden genoemd op mijn lot? Wel, laat mij u een paar voorbeelden geven:
U weet, dat u eens uitermate zelfzuchtig en onredelijk was en anderen veel leed heeft aangedaan. Het kan zijn, dat u zich daarom veroordeelt anderen voortdurend diensten te bewijzen, eigenlijk tegen wil en dank. Gelijktijdig vindt u daarin toch nog niet de werkelijke rust. Het kan zijn, dat u eens bent ingegaan tegen datgene wat u voelde als juist en dat u ‑ bang geworden voor de mogelijke consequenties ‑ plotseling overal gaat zoeken z.g. naar geestelijke waarheden, filosofische systemen om daardoor uzelf te bewijzen, dat uw angst niet gerechtvaardigd is. Het betekent echter, dat uw reacties, uw handelingen ánders zijn dan zonder dat. Het lot is daardoor gevormd.
U heeft bepaalde gevoelens waarvan u weet dat zij, onjuist zijn. bv. bezitsgevoelens t.a.v. kinderen. Wij zien dit bij moeders: “Het is mijn kind”, en; “Mijn zoon, mijn dochter is anders”; die beter zijn dan een ander kind. “Dat lijkt allemaal wat kinderlijk en wij kunnen dat met een soort apenliefde ook verklaren. Maar laten wij één ding niet vergeten: Vele moeders, die proberen het leven van hun kinderen zo volledig mogelijk in de hand te houden en te dirigeren, doen dit in wezen, omdat zij in hun eigen leven bepaalde dingen als fout zien. Ze willen die compenseren door ze uit het leven van hun kinderen te verwijderen. Het is niet alleen maar liefde voor het kind. Het is ook een soort zelfzucht, een poging om door projectie in het kind jezelf te bevrijden van bepaalde zaken; en dat kan nooit helpen. Het resultaat is dus, dat juist dergelijke ouders voortdurend verdriet hebben over hun kinderen of in hen teleurgesteld zijn. En dat betekent weer, dat hun relatie met de wereld daardoor een zekere achtergrond krijgt. Het lot wordt wel degelijk, door die dingen bepaald.
Ik heb mij tot nu toe beperkt tot een enkel leven en een komen in onze wereld, onze sferen. Voordat ik mijn inleiding ga beëindigen, moet ik u echter erop wijzen dat schuldgevoelens niet blijven stilstaan bij één incarnatie. Als je iemand hebt gedood en je kunt dit niet aanvaarden en verder verwerken, dan zal dat niet alleen je uitwijken naar het duister betekenen en daarmee een zeer onplezierige periode in de geest, het zal ook betekenen dat je met ditzelfde gevoel van onjuistheid weer incarneert en dan situaties gaat zoeken, waardoor je jezelf a.h.w. bestraft. Bewuste geesten, die zich soms schuldig voelen om kleinigheden die de moeite niet waard zijn, kunnen daardoor gedreven bij een incarnatie kiezen voor een lichaam, waarvan zij weten daarin bepaalde gebreken aan te treffen, waarin bepaalde kwalen én tekorten a.h.w. tevoren aangekondigd staan. Zij kunnen om een dergelijke reden een leven kiezen én een milieu, waarvan zij tevoren reeds weten dat zij enorm zullen moeten lijden. Het is hun poging om op deze manier te boeten. Gezien hun werkelijke toestand en hun werkelijk wezen hadden zij een betere keuze kunnen doen.
Misschien zou men dit “karma” kunnen noemer. Maar in dat geval moeten wij dan toch wel zeggen, dat het schuldgevoel en de angsten (deze beide zijn altijd weer ergens met elkaar verweven) over vele incarnaties kan bepalen wat een mens is. Misschien dat de Gautama Boeddha juist daarom heeft gezegd, dat je je moet onthechten. Onthechting betekent: een niet‑emotionele aanvaarding van het zijnde en daardoor ook een bepaalde objectiviteit. Je zult je niet zo snel schuldig gevoelen of verdienstelijk. En zoals de Boeddha zegt zijn dit de wegen, waarlangs je kunt komen tot de absolute bevrijding. Als je in de wereld van de geest leeft, dan is het mogelijk om vandaaruit tot een reëlere waardering van het verleden te komen. Maar de maatstaven, die in dat verleden voor jou hebben gegolden, kun je niet zo gemakkelijk veranderen. Het betekent een hele strijd om het voorstellingsleven te wijzigen en aan te passen aan een ervaren innerlijke harmonie. En als je daarin niet slaagt, dan blijft er vaak voor degene, die je probeert te helpen, alleen nog maar een shockkuur over.
Een shockkuur is bv. het overigens lang niet altijd heilzaam binnen brengen van iemand in het lichaam van een medium. Ik zeg dat maar meteen erbij. Dat zijn dan de z.g. reddingsséances. Hier wordt de plotseling veranderde situatie (het geconfronteerd worden met een werkelijkheid, waaraan je niet zo gemakkelijk kunt ontkomen) gebruikt om zo’n geest ertoe te brengen het licht te aanvaarden en daarmee ook de werkelijkheid omtrent zichzelf, maar ook al is die werkelijkheid aanvaard, dan ben je nog niet bevrijd van je schuldgevoelens. De shocktherapie moet dus worden voortgezet. Men doet dit heel vaak door de harmonische toestand, waarin zo iemand een hele tijd heeft gerust, te verbreken door een voortdurende, projectie van zijn verleden. Hij wordt gedwongen wederom te reageren en kan er nu zeker van zijn dat iedereen weet hoe en waarom hij reageert. Soms helpt dit. In vele gevallen is ook dit niet voldoende, omdat bij het herontstaan van een situatie, die je eens hebt doorgemaakt of een daarmee vergelijkbare situatie, in vele gevallen haast automatisch ook de vroegere maatstaven weer tot leven komen en de vroegere associaties een rol gaan spelen. Daarom kun je niet voorkomen, dat zeer vele geesten bewust incarneren in ellende. Zover gaat de beïnvloeding van het lot.
Als ik hieraan een wat optimistischer noot mag toevoegen: Als de entiteit door de incarnatie zijn schuldgevoel heeft uitgeboet, blijkt zij vaak een zeer harmonisch mens te worden en daardoor in staat te zijn ook in de menselijke maatschappij veel verder omhoog te klimmen ‑ geestelijk zowel als stoffelijk ‑ dan men voor iemand van die geboorte of uit dat milieu ooit voor mogelijk had geacht.
Als u nagaat wie de grote mannen van heden zijn, zult u tot de conclusie komen, dat de werkelijk groten in deze tijd voor zeker de helft bestaan uit mensen afkomstig uit een onmogelijk milieu, met een ongelukkige achtergrond en vaak eigenlijk tegen de verdrukking in gegroeid zijn tot wat zij geworden zijn. Als u zich ook dit realiseert, dan zult u zich toch wel eens gaan afvragen, waarom u bepaalde dingen zo graag geheim wilt houden voor anderen. U zult zich ook gaan afvragen, waarom u zich zelf t.a.v. bepaalde zaken zozeer bedriegt. Dat is de eerste stap op de goede weg. Mogelijk heeft u werkelijk schuld, mogelijk ook niet. Maar als u ergens een schuldgevoel heeft en u durft het aanschouwen, dan zal het u mogelijk zijn daarmee te leven op een bewuste wijze. Eerst dan zal uw lot niet meer worden beheerst door de in u verborgen en verdrongen schuldgevoelens, door de in u bestaande angsten, die u niet in hun wezen en in hun kern heeft leren doorgronden.
Slotwoord.
Ons betoog heeft u geconfronteerd ‑ dat neem ik althans aan – met uw zelfbedrog, met uw onvolkomenheden. Als mens zou ik mij kunnen voorstellen, dat u dan geneigd bent te zeggen: Ach, ik deug eigenlijk niet. Maar ook dat is niet juist. Als wij fouten hebben gemaakt, is dat niet erg. Als wij maar van die fouten hebben geleerd. Iets is niet slecht, omdat je het doet. Iets is slecht, omdat je het hebt gedaan, nu weet dat het niet goed is en het toch nog doet. De fout en het schuldbewustzijn zou dus voor ons in meer reële zin vooral moeten liggen in de erkenning van onze zwakheid, waardoor wij vele dingen voortdurend blijven herhalen, terwijl wij weten dat ze niet in orde zijn. En zelfs dan kunnen wij ons nog beroepen op het feit, dat je niet alles tegelijk kunt verbeteren. Iemand, die een woestijn ineens wil veranderen in een lusthof, zal altijd mislukken. Iemand, die een waterput slaat en daardoor het enkele dadelpalmen mogelijk maakt te groeien en op den duur een oase doet ontstaan, zal slagen. Datzelfde geldt voor ons. Wij hebben een schuldbewustzijn, wij hebben angsten. Deze zijn in de stof en vaak ook in de geest belangrijk voor onze belevingen; ze bepalen ons lot. Wij kunnen al die dingen niet onmiddellijk wegwerken. Dat wat je bent, kun je niet plotseling veranderen. Maar je kunt wel proberen de nadruk te leggen op de dingen, die goed zijn. Een mens, die voortdurend bezig is om het goede te doen, ervaart innerlijk een vrede, die alle schuldbesef op den duur doet verbleken, die de angst langzaam maar zeker vervangt door een erkenning van gevaar. Dan kun je nog wel bang zijn, maar je kunt niet meer in een panische angst reageren zonder te weten wat je doet. Op deze manier kunt u ‑ zeker zoals u hier zit en zoals u hier leeft ‑ allen voor uzelf toch ook al veel goed doen.
Ik geloof, dat het meest passende beeld, dat je hierbij kunt aanhalen wel Jezus zelf is. Als Jezus te maken heeft met de mensen, dan is het opvallend, dat hij op een enkele uitzondering na eigenlijk nooit zegt; “je deugt niet”, dat hij altijd probeert de mensen te wijzen op het goede dat zij hebben. Jezus is niet iemand, die het kwade zonder meer uitdrijft. Hij is eerder iemand, die het goede naar voren brengt en dit tot leven doet komen. Zeker, ook Jezus is bang geweest. In hem heeft de angst geleefd, toen hij wist dat het ogenblik waarop hij veroordeeld zou worden en sterven naderbij kwam. Maar het was geen angst, die hem over meesterde. Misschien heeft Jezus ‑ hij was tenslotte mens ‑ ook schuld besef gekend. Misschien heeft hij gedacht. Ach, ik had hier toch anders moeten handelen; ik had hier beter moeten doen. Maar hij deed altijd datgene, wat hij voelde als het juiste en daardoor was schuld besef voor hem niet zo belangrijk.
Nu zou het erg verwaand zijn te zeggen, dat wij moeten zijn als Jezus. Je kunt wel zeggen, dat iemand het ideaal moet benaderen, maar dat brengt hij meestal toch niet voor elkaar. Maar we kunnen wel zeggen, dat wij uit Jezus iets kunnen leren; Niet te oordelen en te veroordelen. Wij hebben niets te maken met het goed of kwaad van een ander. Als wij een ander kunnen helpen, dan is dit door het goede, dat wij met de ander gemeen hebben. Laten wij dat dan doen.
De mensen kunnen wetten stellen, maar in jezelf draag je een wet, die hoger is. Je besef van waarheid en juistheid is altijd belangrijker dan wat de wereld zegt. Als je het goede dat in je is steeds sterker maakt, dan kun je wel eens bang zijn maar er zal geen ogenblik zijn, dat je jezelf, je beheersing, je mogelijkheid om voort te gaan verliest. Want door het besef van het goede, dat je in jezelf sterker hebt gemaakt, vind je dan de moed om alles onder ogen te zien.
Uw lot wordt bepaald door uw schuldgevoel. Uw schuldgevoel kan niemand wegpraten. Elke mens, elke geest, die eerlijk is moet zeggen: Ik heb veel dwaasheden uitgehaald. Ik heb heel wat dingen gedaan, terwijl ik wist dat het niet goed was, niet voor mij of voor anderen. Ik heb misbruik gemaakt van anderen. Maar op zichzelf is dat niet eens zo belangrijk, indien wij tenminste maar beseffen, dat deze dingen ons gemaakt hebben tot wat wij zijn, en dat wij het goede, dat nu in ons is sterker moeten maken. Door onszelf te kwellen, door onszelf te beschuldigen komen wij niet verder. Wij komen slechts verder door het juiste, dat wij hebben geleerd, het goede dat wij ook met al die conflicten in onszelf hebben ontdekt, steeds sterker te doen leven.
Misschien is het een geloofsbelijdenis wat ik nu ga zeggen. Ik geloof niet, dat er een God is die oordeelt, want God heeft alle dingen geschapen. En alle dingen, ook de zonde, zijn uit God voortgekomen. God schiep de man en de vrouw en natuurlijk alles wat daarmee gepaard gaat. Laten wij onszelf a.u.b. niet verwijten, dat wij gebruik maken van wat er in de schepping is ‑ of het nu geestelijk is of anderszins. Laten wij onszelf alleen verwijten, indien wij dat doen ten koste van anderen. En laten wij onszelf niet teveel beschuldigen, dat wij zoveel fouten hebben gemaakt. Laten wij liever opsommen wat wil goed hebben gedaan en proberen dat te herhalen, te verbeteren, te versterken. Een schuldgevoel kun je als mens ‑ ik heb het u reeds gezegd in de inleiding ‑ nooit helemaal overwinnen. Het wordt jou door de maatschappij a.h.w. aangepraat, voordat je nog weet wat denken betekent. De normen van je milieu zijn heilig, zegt dat milieu. Indien je je daardoor schuldig voelt, kun je er niet veel aan doen. Je kunt wel iets anders doen: Je kunt proberen jezelf te zijn zo goed je dat kunt, waar te maken wat er in je leeft. En dan moet je dat zo doen, dat je het gevoel hebt dat je daardoor voor anderen iets betekent. Misschien kan ik het zo samenvatten;
Indien wij de Schepper, die ons heeft voortgebracht waardig willen zijn, zo moeten wij ‑ erkennende dat wij Zijn wezen en kracht niet kennen, niet begrijpen en ten hoogste kunnen ondergaan ‑ proberen hetgeen wij als waar of juist in ons ervaren zo uiten, dat wij onszelf waarmaken en anderen daardoor niet kwetsen of schaden.
In ons tweede deel is ‑ en dat was wel te verwachten – het christendom weer naar voren gekomen in vele verschillende facetten. Christen zijn wil zeggen: deelhebben aan de Christus. Het wil niet zeggen: schuldeloos zijn of zonder schuldbesef. Het wil niet zeggen; je voor zondaar uit te krijten. Het wil zeggen; deelhebben aan een liefde, die volgens mijn denken en geloof het gehele Al omvat, ook u. Het betekent: die liefde niet alleen maar voor jezelf willen ontvangen, maar ook willen antwoorden door die liefde, waarmee je het gehele leven en de gehele wereld aanvaardt, ondanks alle bezwaren.
Leven is niet zo moeilijk als het lijkt. Er zijn een paar dingen, die je altijd weer terzijde moet stellen.
Je moet jezelf niet beklagen om dat wat je bent geworden. Je moet je afvragen hoe je er het beste van kunt maken.
Je moet niet de gehele wereld toeroepen, dat je slecht bent en onwaardig. Je moet proberen iets waardiger te zijn dan je was.
Het is dwaas om naar de maan te grijpen, als je op de tenen staande nog niet eens een blaadje van een boom kunt plukken. Probeer eerst dat blad te plukken, dan komt de maan misschien later. Grijp niet te ver; blijf realist. Menigeen voelt zich schuldig, omdat hij grote dromen heeft, waaraan hij nooit zal kunnen beantwoorden en waaraan het menselijk onmogelijk is ooit te beantwoorden. Dit is een absoluut foutief schuldbesef, dat wel degelijk je lot bepaalt, dat bepaalde frustraties en angsten in je oproept, maar dat overbodig is. Vraag jezelf eens af, hoe vaak je niet probeert te beantwoorden aan normen, die voor jou onbereikbaar zijn. Beantwoord eerst aan de voor jou bereikbare normen en ga dan pas verder. Sommige mensen willen een toren naar de hemel bouwen, terwijl ze nog geen tegelsteen kunnen vormen. Leer eerst de tegelstenen vormen, misschien dat je dan eens een toren zult kunnen bouwen…… als je het dan nog wilt.
Schuldbewustzijn, schuldbesef. Het is zo vaak het scheppen van een kunstmatig hoog doel, waaraan je niet werkelijk kunt beantwoorden; en dat terwijl je innerlijk de kracht hebt om aan veel meer krachten, mogelijkheden en voorwaarden te beantwoorden dan je ooit durft denken. Beantwoord aan datgene wat er in je leeft, niet aan de een of andere chimaera, die je voor jezelf hebt opgebouwd als de stralende tempel van wijsheid, die je nooit zult betreden.
U zit hier. U luistert. U kunt misschien ‑ ik zou het mij kunnen voorstellen ‑ het gevoel hebben: ach, wij deugen eigenlijk allemaal niet erg veel. Ik zal zeker niet degene zijn die u vertelt dat u, omdat u hier zit, toch wel deugt. Maar ik wil u wel iets anders zeggen:
Indien u bereid bent te overwegen in hoeverre uw leven, uw bestaan, deugdelijk is of niet, dan heeft u een stap in de richting van de harmonie gezet. Verwerp niet teveel. Veroordeel uzelf niet te sterk. Vraag u alleen maar af: waarin kan ik nu beter zijn?
Er komt een tijd, dat u in onze wereld komt. In onze wereld is al wat u denkt de werkelijkheid waarin u leeft. En als dit een vlucht is voor het licht, voor de openbaarheid, voor het contact, dan zult u in het diepste duister leven. Als u uzelf innerlijk een griezelig iets vindt, dan zult u ergens in de modder leven als een worm u kronkelend, onmachtig iets anders te doen dan te beseffen, dat het niet goed is. Maar als u tegen uzelf zegt; Ik ben niet veel, maar ik probeer meer te worden, ik heb fouten gemaakt, ik wil ze erkennen, als ik daardoor maar iets kan doen wat beter is, wat ik harmonischer, juister ervaar, dan zult u de wereld van licht betreden, dan zult u daar uw fouten weerspiegeld zien en ook daaruit zult u leren. Want wie begint met te erkennen: ik ben niet volmaakt, die komt vanzelf op een punt waar hij in staat is een deel van zijn onvolmaaktheden in zichzelf te elimineren.
U zult uit die sferen misschien terugkeren naar de wereld. Maar als u niet vlucht naar de wereld, naar het mens‑zijn, in de incarnatie uit angst voor uw geestelijke wereld, doch in een bijna trotse aanvaarding van wat u bent, met een nederig besef dat u nog veel moet leren om waardig te zijn voor het werkelijke licht, dan zult u in uw incarnatie ook altijd het goede vinden. U zult misschien niet datgene vinden, wat de mensen het goede noemen, maar daar staat tegenover, dat u de vreugde van het leven zult kennen en dat u ergens de innerlijke blijheid en kracht vindt om altijd weer het goede uit alle gebeuren naar voren te halen en daaruit voor uzelf een steeds grotere kracht, een steeds beter besef op te bouwen.
Wat de wereld zegt is onbelangrijk, want de wereld noemt alleen maar dat goed wat naar háár idee goed is. Veel van de wetten en regels, waarin u het goede wordt voorgehouden, zijn alleen maar geschreven door mensen, die het prettig vinden, als u zich eraan houdt, omdat zij het zelf meestal niet doen. De wetten, de normen en de regels, die in u gegrift staan, zijn de belangrijke. Indien u moet kiezen tussen de wereld en wat er in u als waarheid leeft, probeer dan zoveel mogelijk uzelf waar te maken. Besef, dat u niet ten koste van anderen uzelf moogt waarmaken, maar dat u alleen uzelf kunt waarmaken voor zover dat mogelijk is zonder anderen daarmee de mogelijkheid om zichzelf te zijn en te leven te ontnemen.
Het is een beetje een preek geworden. Ik ben geen goed predikant en het staat u vrij over al wat ik heb gezegd te oordelen, maar ik heb geprobeerd de waarheid te zeggen zoals ik die zie. Indien ik in tienduizend jaren, waarin ik tot de mensen op aarde spreek, één geest zo bewust kan maken dat een ziel openbloeit voor het werkelijke licht, dan heb ik niet voor niets bestaan, dan is mijn werk beloond. Ik hoop, dat ook u zo zult willen denken, als u uit al die miljoenen mensen voor één mens op één ogenblik iets goeds heeft betekend, als u maar één mens iets heeft kunnen geven van uw krachten op het moment, dat zijn krachten tekort schoten, als u in uw hele lever, één mens geborgenheid of zekerheid heeft kunnen geven voor een kort ogenblik, dan was uw leven de moeite waard, ondanks alle fouten.
Er is niet veel nodig om zin te geven aan je bestaan op aarde. Er is niet veel nodig om geluk te vinden in de sferen. Aanvaard daarom wat je bent en zoek die kleine vonk van vreugde en van licht, die er voor ieder van u afzonderlijk en voor u allemaal overal te vinden is. Die ene vonk van vreugde: ik heb iets gedaan voor een ander, ik vraag geen erkenning maar ik weet: ik heb iets betekend, dat lijkt mij voor een mens op aarde de beste weg om de werelden van het licht te kunnen betreden. Ik weet, dat het voor de geest de juiste weg is om zichzelf te leren kennen en daarbij deel te hebben aan de goddelijke kracht en de goddelijke liefde, die ik toch beschouw als de essentie van het wezen Christus. Ik wens u in uzelf een kleine vonk van vreugde, waardoor het leven levenswaard is, ook al heeft u fouten gemaakt en bent u zich bewust van schuld.