Maancycli en genezing

image_pdf

10 april 1970

U weet het: wij zijn niet alwetend of onfeilbaar. Hetgeen wij u brengen, is naar ons beste weten de waarheid, maar wij verwachten van u dat uzelf nadenkt en uzelf een oordeel vormt.
Ons onderwerp voor heden draagt de titel: Maancycli en genezing

Het zal u waarschijnlijk wel bekend zijn dat de verschillende fasen van de maan een invloed hebben op het gevoelsleven van de mens. Over de oorzaken daarvan kunnen wij natuurlijk theoretiseren en dan bijvoorbeeld spreken van de invloed van gepolariseerd licht en dergelijke. Maar hoe wij het ook verklaren, één ding staat vast: rond de tijd van volle maan blijken heel wat mensen een verminderde beheersing te hebben. Eveneens staat wel vast dat rond de tijd van de nieuwe maan vele mensen bijzonder neerslachtig reageren en negatief zijn. Je kunt in het leven van de mensen verder nagaan hoe de 28 daagse cyclus – want dat is het ongeveer – hen verschillende fasen van energie en lusteloosheid doet kennen. Er komen gemiddeld twee fasen van lusteloosheid en twee fasen van energie per cyclus van 28 dagen voor per individu. Het lijkt nu misschien wel wat vreemd om in verband met genezing juist dergelijke dingen, die met de 28 daagse cyclus van de maan samenhangen, naar voren te schuiven.

Bij elke genezing spelen echter aspecten een rol waarmede wij rekening dienen te houden. Je kunt nu wel zeggen dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat er tijden zijn waarop mensen gemakkelijker schijnen te sterven dan op een andere tijd, maar als je zo eens gaat praten met de mensen in de ziekenhuizen, kom je toch wel tot de conclusie dat de mensen die sterven en vrouwen die bevallen met ‘uitgaand getijde’, tegen de ochtenduren, aanmerkelijk groter is dan normaal. Op soortgelijke wijze kunnen wij empirisch aantonen dat er bepaalde perioden zijn in de lente en de herfst, waarin mensen die reeds verzwakt zijn, wel bijzonder gemakkelijk schijnen te succomberen. Er is dus alle reden om dergelijke verschijnselen, al kunnen wij ze ook niet geheel redelijk verklaren, te bezien in het verband dat de titel van ons onderwerp stelt.

Nu is, zoals u zult weten, genezing niet alleen maar een kunstmatig proces tot stand gebracht door invloeden van buiten de mens. Je kunt met medicijnen heel veel doen, maar het organisme reageert daarop niet altijd even gemakkelijk en even goed. Er zijn kennelijk perioden waarin een lichaam mét geneesmiddelen meer tot stand kan brengen en ook meer weerstand weet op te brengen tegen bepaalde ziekteoorzaken. Dat ik de maan heb uitgekozen als een van de belangrijke invloeden, is wel te danken aan het feit dat haast eenieder wel enigszins op de hoogte is van de invloeden die aan de maan worden toegeschreven en met in verhouding weinig moeite zich in zichzelf bewust kan worden van de eigen persoonlijkheid betreffende inwerkingen van die maan. 3/4 van hetgeen de mensen omtrent de maan menen te weten in dit verband, is natuurlijk bijgeloof. Ik zeg dit er maar meteen achteraan. Maar er blijft dan toch altijd nog 1/4 over van al die verhalen die op reële werkingen gebaseerd blijken te zijn. Over dit vierde deel gaan wij nu wat verder praten.

In de eerste plaats stel ik dan maar meteen: een groot deel van de vatbaarheid voor ziekten blijkt mede veroorzaakt te worden door gebrek aan energie en door grote mentale belastingen. Wanneer wij weten dat de maan op bepaalde tijden een vermindering creëert en gelijktijdig een vermindering van beheersing in andere ogenblikken, waardoor vermoeidheid en het optreden van heftige emoties sneller plegen op te treden, lijkt het mij ook redelijk om aan te nemen dat de vatbaarheid voor kwalen en hun symptomen bij de daarvoor gevoelige mensen eveneens aanmerkelijk groter zal zijn.

Laat ons eens nagaan of die maan misschien nog meer kan doen. Wij betreden hiermede een terrein dat de wetenschap nogal argwanend pleegt te bezien, namelijk dat van de astrologie. Hierin blijkt de maan als belangrijk te figureren in haar relaties met de zon en andere planeten; verhoudingen overigens waarbij alles in het nette blijft natuurlijk. Deze relatie wordt dan aangeduid met oppositie, vierkant, driehoek enzovoort.

De reden dat ik dergelijke dingen ernstig neem, is de volgende: er blijkt een evenwicht te
bestaan in het zonnestelsel. Gelijktijdig is in het gehele zonnestelsel een maan een betrekkelijk kleine massa, die echter in ons geval door haar plaats vlak bij de aarde een in verhouding zeer grote invloed heeft. Het zal u dus duidelijk zijn dat de relatie van de maan met andere planeten in het zonnestelsel, volgens de regels van de astrologie, in sterke mate mede bepalend kan worden geacht voor allerhande ontwikkelingen op aarde. Mits het gestelde juist is, spreekt dit feit eigenlijk voor zichzelf. Ik zeg dit laatste voornamelijk voor de twijfelaars onder u. Maar zelfs indien u deze stellingen bedenkelijk vindt, zo vraag ik mij af waarom u niet eens zou proberen te onderzoeken in hoeverre hetgeen ik tot nu toe over de maan heb gezegd waar is.

Ik stel nu: in het zonnestelsel liggen de banen van de planeten niet allen in een en hetzelfde vlak. Hierdoor ontstaan evenwichtsverschuivingen in 3 dimensies ten aanzien van de zon, waarvan ook de aarde de invloed ondergaat. Daar de maan bij dergelijke inwerkingen een voor de aarde zeer belangrijke rol speelt, kan de placering van de maan betekenen dat een dergelijke inwerking aanmerkelijk wordt versterkt, of zelfs tot het onmerkbaar kleine wordt teruggebracht.

De voor de mens hiernaast belangrijkste relatie in astrologische zin is verder natuurlijk de onderlinge plaatsing van zon en maan. Ook dit kan men beredeneren: wanneer zon en maan aan dezelfde kant van de aarde staan, krijgen wij immers een springtij. Maar wanneer er onder deze omstandigheden een springtij op kan treden, moet er ook sprake zijn van een variatie in de zwaartekrachtverhouding op aarde. Dit iets minder worden van de zwaartekracht kan dan bijvoorbeeld voor een trombosepatiënt betekenen dat zijn hart net dat kleine beetje extra stuwkracht op kan leveren, waardoor hij, zeker wanneer hij wat minder voorzichtig is, de kans heeft dat juist onder die omstandigheden de trombose wat minder prettig afloopt.

Aan de andere kant zal een dergelijke situatie voor mensen die een hartzwakte hebben, kunnen betekenen dat er in hun toestand een tijdelijke verbetering op kan treden, want er is een kleine vermindering van de zwaartekracht. De mens wordt dus wat minder zwaar belast – zeg dat dit 1 of 2% kan zijn – en hij zal dus zijn organen ook minder zwaar belast zien, waardoor men in bepaalde gevallen wat meer speelruimte krijgt.

In de genezing – de diagnostiek even buiten beschouwing latende en ons bezighoudend met therapie, dus de behandeling en medicatie – zou men met deze mogelijkheden rekening dienen te houden naar mijn oordeel. Men zou zich vooral eens af moeten gaan vragen hoe het eigenlijk met al deze bijna epidemische verslechteringen en verbeteringen eigenlijk in elkaar zit.

U weet allen dat aan de planeten in de astrologie een bepaalde werking wordt toegekend. Dat die werkingen wel eens niet precies zo zouden kunnen zijn als in het handboekje voor de beginnende astroloog staat, is voor mij zo vanzelfsprekend dat het mij de moeite niet lijkt daarover nog te gaan twisten. Delen van de beweerde werking van de planeten is echter nogal eenvoudig vast te stellen.

Stel dat er een Marsinvloed is. Volgens de theorie betekent die Marsinvloed een zekere vitaliteit en vergroting van weerstand. Wanneer er nu volgens de astrologie een gunstige samenwerking bestaat tussen de maan, de zon en Mars, zo zouden wij eens na moeten gaan of daarvan misschien ook gevolgen merkbaar zijn. Wat ondermeer zou betekenen dat er een versnelling van elk recuperatieproces op zal treden gedurende die inwerking. De mensen zullen dus onder die werking sneller herstellen van vele, maar niet alle, kwalen.

Wanneer wij te maken hebben met een ongunstige stand, waarin ook Venus configureert, zo zouden wij mogen verwachten dat ingewandsstoornissen en ziekten sneller en heftiger optreden. Dit laatste zult u in de meeste astrologische handboeken niet zo aantreffen, maar het betreft hier een verschijnsel dat wij geconstateerd en berekend hebben.

Als wij dit alles samenvatten, is het mogelijk een eerste conclusie te trekken: er is reden om aan te nemen dat de stand van de hemellichamen, en vooral van de maan, grote invloed kan uitoefenen op het genezingsproces en de toestand van een patiënt. Een redelijke voorkennis van deze mogelijkheden zou dus een juistere medicatie en juistere bewaking van de patiënt mogelijk maken. Waarmede ik aan een volgend punt kom dat nog iets verder gaat in een richting die afwijkt van hetgeen door de wetenschap wordt geaccepteerd.

Zoals u weet hebben wij bij alle ziekten te maken met psychische factoren, een deftig woord waarmede men aan wil duiden dat er kennelijk ook in de hersenen vaak iets niet geheel in orde is. Op welke wijze dit het geval zou moeten zijn, zegt men er echter veelal niet bij. Dat is trouwens ook verstandiger.

Indien ik nu stel dat de maan op bepaalde ogenblikken een toestand schept waarbij het fantasieleven levendiger is en het contact met de werkelijkheid zwakker wordt, terwijl de beheersing die de mens heeft ten aanzien van eigen gevoelens en gedachten zwakker wordt, zal ik ook moeten stellen dat iemand die sterk genoeg is om, op welke wijze dan ook, deze invloeden voor zich af te wijzen, hierdoor een veel grotere doordringingskracht krijgt ten aanzien van de anderen.

Je zou dan moeten zeggen dat bepaalde processen, waarbij bijvoorbeeld hypnose een rol speelt, vooral in de periode rond volle maan en zeker bij wassende maan tot volle maan, een veel beter resultaat zullen brengen.

Nu kun je hypnose gebruiken om een patiënt wat over bepaalde bezwaren heen te helpen en zo zijn gebondenheid aan zijn kwaal te verminderen. Heel veel mensen zijn nu eenmaal wat hypochondrisch van aanleg, zien alles onmiddellijk veel te somber in, en wanneer dergelijke mensen een prikkeling in een pink voelen, vragen zij zich onmiddellijk af of dit misschien het begin is van een dood door suikerziekte of een andere kwaal waarover zij toevallig net iets in de medische encyclopedie gelezen hebben. Wanneer dergelijke mensen ook nog lijden aan een werkelijke kwaal, zo zal het duidelijk zijn dat hun instelling de genezing daarvan zeer zal bemoeilijken.

Kunnen wij dergelijke mensen nu op de een of andere wijze suggereren dat zij eigenlijk maar een heel onbelangrijke kwaal hebben, zodat er eigenlijk met hen niets aan de hand is, zo zal dit het genezingsproces aanmerkelijk kunnen versnellen. In de periode dat de maan de algemene suggestibiliteit doet stijgen, zou het zelfs voor een leek, die zichzelf maar enigszins voor deze invloeden weet te vrijwaren, eenvoudig zijn om op een dergelijke wijze zijn denkbeelden aan een ander op te leggen. En wanneer dit verstandig wordt gedaan, zien wij hierbij een soort posthypnotische werking ontstaan, waardoor de patiënt meerdere dagen, ja, soms zelfs enige weken, het gevoel zal hebben dat hij niets belangrijks mankeert en daardoor zijn lichaam eindelijk de mogelijkheid zal geven alle krachten te richten op het genezen van wél bestaande kwalen.

Dit is natuurlijk dan nog maar een begin. In de geneeskunde is het gebruik van hypnose erg oud. De Egyptenaren werkten er al mee. Ofschoon zij in verhouding tot heden van het menselijke lichaam en de werkingen daarvan betrekkelijk weinig geweten schijnen te
hebben, waren zij kennelijk wel zo verstandig dat zij in vele gevallen in plaats van een narcotiseur een hypnotiseur gebruikten, terwijl zij daarnaast voor observaties gebruik maakten van iemand die redelijk helderziende was.

Nu zal menigeen uitroepen: wij weten niet eens of dergelijke waarnemingen met enige betrouwbaarheid kunnen bestaan. Maar vroeger dacht men dit kennelijk wel en waren medische teams dus samengesteld uit genezers en paragnosten. Het lijkt mij interessant te bezien hoe reeds in de primitieve geneeskunde de hypnose een belangrijke rol heeft gespeeld en dat daarnaast ook andere geestelijke of occulte elementen in het geding kwamen.

Ik wil hierover niet te lang uitweiden, daar u, indien u dit wensen zou, bij de vragen nog altijd op deze punten kunt terugkomen. Wel wil ik u erop wijzen dat wij hierbij vaak geconfronteerd worden met de wijze van helpen die nu bekend staat als geestelijke genezing.

Geestelijke genezing is altijd weer afhankelijk van de wijze waarop wij een bepaalde persoon kunnen benaderen. Wanneer ik bijvoorbeeld aan gebedsgenezing doe en werk op een ogenblik dat mijn patiënt meer dan normaal suggestibel is, zo zal ik alleen hierdoor reeds een sterkere suggestie bereiken met mijn gebed of genezingsdienst en althans een voorlopige vermindering van bepaalde ziektesymptomen op zien treden.  Ook dit is, naar ik meen, bij ernstig onderzoek wel degelijk aan te tonen.

Werkt men met genezing op afstand, dan komt men eerder bij de meer onbepaalbare waarden. Maar hierbij hebben wij, indien het werkt, te maken met het projecteren van denkbeelden. U mag hierbij stellen dat het eigenlijk neerkomt op een vorm van telepathie, of stemmen, voor het overbrengen van gedachten en zelfs energie door een geest. Zeker is dat iemand gemakkelijker bereikt zal kunnen worden wanneer hij vatbaar is voor suggestie en gevoeliger is voor invloeden die buiten zijn eigen ervaring liggen. Wij zullen dus ook hier onder de meest juiste stoffelijke en astrologische omstandigheden betere resultaten mogen verwachten.

Werken wij als magnetiseur, een van de meest verkeerd benaamde beroepen die er zijn – en, naar ik meen, ook een van de meest misbruikte en miskende beroepen die er bestaan – zo dient men te stellen dat ook de magnetiseur voor zijn resultaten grotendeels afhankelijk is van het overwicht dat hij op zijn patiënt heeft. Het is duidelijk dat dit overwicht groter zal worden naarmate de omstandigheden gunstiger zijn voor het ontvangen van suggesties en een gebrek aan beheersing en concentratie bij de patiënt bestaat. Ook hierover kunt u indien gewenst zo dadelijk nog verdere vragen stellen. Ik laat dit nu rusten, omdat ik nog terug wil keren naar de maan.

De maan heeft, natuurlijk buiten haar 28-daagse omloopritme, nog bepaalde andere cycli met andere eigenschappen en kwaliteiten. Wij zouden een deel van die werkingen onder meer kunnen toeschrijven aan een wat eigenaardige verdeling van de maanmassa, aan de aanwezigheid van bepaalde sterk reflecterende punten in de maan – voor zekere invloeden althans – enz.

De maan blijkt dan in samenhang met de zon een jaarritme te hebben. De aanduiding van de duur is slechts bij benadering. Voor degenen die hiermede rekenen willen: er is nu een nieuwe opgaande fase aan de gang die nu 3 maanden oud is. Dit betekent dat u nog rond 3 jaren, twee maanden en wat dagen zult moeten wachten, voor een nieuw geheel onwerkzaam worden van bepaalde maaninvloeden weer optreedt. De voorstelling die u zich van een dergelijke invloed moet maken, kan het beste in een grafische lijn worden gesteld. Wij kunnen dan spreken met een licht getrapte sinusoïde met steile vallijn. De varianten in werking bij het benaderen van de topactiviteit staan dan in verband met de eigenaardigheden van de maanmassa. Wanneer de top van activiteit benaderd wordt, zien wij bij de mensen een reactie ontstaan in het fantasieleven. Vele denkbeelden die niet onmiddellijk kenbaar in de wereld bestaan, krijgen dan opeens een grote werkelijkheidswaarde toegekend.

In een negatieve periode hebben wij daarentegen te maken met een toename van realisme. Het toenemen van dit realisme op bepaalde ogenblikken en het ontstaan van neigingen om fantastische beelden als werkelijkheid te beschouwen, hebben natuurlijk geen onmiddellijk kenbare invloed op genezing.

Wel belangrijk is dat het denken van de patiënt altijd mee moet werken tijdens het proces van de genezing en dit zal uit de aard der zaak gemakkelijker plaats vinden in een periode waarin het denken van de patiënt geneigd is enigszins van de werkelijke en kenbare feiten af te wijken dan in perioden waarin men zich strak en koud geconfronteerd weet met de feiten die het eigen wezen constateert. Er zijn dus enige redenen om aan te nemen dat er per rond drie en een half jaar een periode op zal treden waarin meer genezingsprocessen plaats kunnen vinden en de genezing sneller en beter zal plaatsvinden wanneer er een voldoende psychische begeleiding mogelijk is. De psychosomatici zouden mijns inziens dit ritme zeker moeten erkennen, omdat zij in de negatieve perioden te maken hebben met enorme psychische weerstanden, waarbij het probleem van de patiënt tracht aan alle erkenning te ontkomen, terwijl rond de top van de positieve periode middels de fantasiebeelden en patronen in de reactie van de patiënt zijn werkelijke probleem door hem zodanig kenbaar wordt uitgedrukt dat de overwinning van de psychosomatieker betrekkelijk snel wordt behaald. Men zou dus aanmerkelijke verschillen in behandelingssnelheid moeten kunnen constateren.

Ook hier zouden wij dus met het optreden van dergelijke perioden rekening moeten houden, omdat wij bij geesteszieken tijdens de topperioden zeer sterke afwijkingen van de werkelijkheid zullen zien, zodat dus de symptomen van de geestesziekte veel sterker geprononceerd naar voren komen. Hiertegenover staat dat bij patiënten met geringere psychische afwijkingen deze duidelijker naar voren treden en daardoor ook eenvoudiger en sneller gecorrigeerd zullen kunnen worden. De patiënt overdrijft weliswaar, evenals de werkelijk geesteszieke, maar hierdoor is hij veel kwetsbaarder voor de geneesheer die door het erkennen van de nu wel zeer duidelijke indicaties sneller vat krijgt op de mentale en psychische toestanden in de patiënt.

Er zijn natuurlijk nog vele andere maancycli aan te duiden waarvan ik er enkelen zal noemen. Maar deze zijn volgens mij voor de geneeskunde van minder belang, daar zij slechts betrekkelijk zelden optreden. Er bestaat dan een ongeveer 12 jarige cyclus, een 54 jarige cyclus en een die rond 270 jaren neemt. In alle gevallen is de duur bij benadering aangeduid. U zult begrijpen dat dergelijke grote fasen wel invloed zullen hebben op patiënt en geneeskunde, maar bij de genezingsprocedures van minder belang zijn.

De invloed op de geneeskunde blijkt vooral bij de 54-jaarscyclus. Deze werkt bijzonder sterk op de inventiviteit. De mogelijkheid om ziekten anders aan te vallen blijkt vooral tijdens de top van de fase sterk naar voren te treden. Men reageert dus niet meer orthodox, maar eerder revolutionair en durft dan ook experimenten uit te halen en benaderingen toe te passen waarvoor men normalerwijze terug pleegt te wijken. Op de dieptepunten van deze cyclus krijgen wij te maken met een zo rigide orthodoxie, dat niemand kennelijk de moed heeft om aan vernieuwingen te beginnen. Het belangrijkste van deze invloed is dus de reacties en veranderingen die zij, ook binnen het kader van de geneeskunde, tot stand pleegt te brengen. Deze cycli en vooral de controleerbare werkingen die hiermede verbonden zijn, maken duidelijk dat men wel degelijk op aarde, ook bij genezingen, rekening dient te houden met de inwerkingen van de maan, onverschillig hoe men dergelijke periodiciteiten dan wel verder wil verklaren.

In de tweede plaats blijkt dat zij op de ontwikkelingen binnen het kader van de medische wetenschap invloed uit kunnen oefenen, onder meer door een stimuleren van de mens of afremmen van de mens, zodat men bij het pogen vernieuwingen door te voeren of aanvaard te krijgen, hiermede rekening zal moeten houden. Men kan ook voor deze laatste stelling eisen dat zij eerst eens bewezen wordt. Dit is echter moeilijk omdat juist bij deze langer lopende cycli de verschijnselen gemakkelijk kunnen worden wegverklaard door degenen die het met de stelling niet eens zijn. Maar ja, dit wegverklaren van feiten, die men liever niet in een bepaalde context beschouwt, komt veel voor en is op elk terrein steeds weer te constateren. Ik volsta er dan ook mede op te merken dat mijn stellingen ten minste evengoed gefundeerd zijn als vele wel door de wetenschap aanvaarde stellingen.

Nu beweer ik, en dat is het kernpunt van deze inleiding: deze maancycli hebben een zodanige invloed op de menselijke samenleving, op het menselijk bewustzijn en beleven, ja, zelfs op de in de mens aanwezige energieën, dat op grond hiervan een relatie tussen maanstand en het verloop van genezingsprocessen aanvaardbaar te maken is.

In de tweede plaats – rekenend binnen een astrologisch verband – kunnen wij voor de geneeskunde stellen: de stand van de maan en alle standen – vierkanten, driehoeken, opposities enzovoort, waarbij de maan is betrokken – zeer interessant zullen zijn, omdat juist hierin de kenbare verschijnselen optreden, waardoor men ook daadwerkelijk invloeden die binnen de astrologie worden geduid in het menselijk leven blijken door te werken.

In de derde plaats stel ik dan: dat voor geestelijke genezingen en alle zogenaamde occulte geneeswijzen, maanstand en maancyclus eveneens van groot belang zullen zijn, omdat de suggestibiliteit en receptiviteit voor paranormale werkingen van de mens hierdoor gestimuleerd of geremd kan worden. Door het kiezen van de meest gunstige perioden, zal men dus ook langs deze weg een patiënt aanmerkelijk beter, met minder moeite, met meer succes en in kortere tijd kunnen behandelen, dan in andere omstandigheden mogelijk zal zijn.

Deze stellingen laat ik zonder meer staan, omdat zij volgens mij uit het voorgaande voldoende duidelijk en aanvaardbaar worden. Nog enkele opmerkingen allereerst over modeziekten.

Op het ogenblik is hartinfarct in de mode, ja, zelfs een van de meest modieuze wijzen waarop een modern mens het tijdelijke voor het eeuwige kan verwisselen. Nu is de neiging tot hartinfarct natuurlijk het product van leefwijze, voeding, bestaande spanningen op aarde. De kwaal wordt dus zeker niet door de maan of een andere planeet veroorzaakt. Maar de maan kan wel bijdragen tot de behandeling, omdat een vergrote suggestibiliteit van de patiënt ertoe kan voeren dat hij sneller en juister zich zal aanpassen aan de leefwijze die voor zijn lichaam, gezien de omstandigheden, de meest juiste, de goede is.

Verder blijkt dat bij bepaalde maanstanden degenen die onder bepaalde zwakheden van het hart lijden enzovoort, gemakkelijker kunnen leven en minder last hebben. Volgens mij betekent dit dat een dergelijk iemand die een grotere prestatie moet leveren, dit dus op bepaalde tijdstippen beter zal kunnen doen en minder schade van zijn inspanningen zal ondervinden.

Wanneer wij denken aan bijvoorbeeld kanker, zo blijkt ook hier weer dat de uitzaaiingen van kanker niet geheel regelmatig of geheel willekeurig plaatsvinden. Het vreemde is dat wij hier per jaar ongeveer, per kleine maancyclus dus, een plotselinge toename van uitzaaiingen kunnen constateren. Ook dit is volgens mij zonder meer te constateren. Het percentage van te voren in bepaalde perioden te voorspellen activiteiten van woekeringen zou er reeds volgens mij op moeten wijzen, dat ook in andere, meer normale menselijke groeiprocessen van een maaninvloed zal kunnen worden gesproken.

Ik wil u op nog iets wijzen waarmede men in deze tijd wel heel weinig rekening pleegt te houden, maar waarbij de maan toch wel degelijk een rol speelde en nog spelen kan. Ik wil u herinneren aan de oude tempels. ‘Tempel van Aesculapius’ zegt men vaak, ofschoon dit niet geheel juist is, daar ‘de tempels van de goden der genezing’ hier een betere aanduiding zou vormen. Hier lieten de priesters de patiënten in de nachten rond volle maan in het maanlicht slapen. Zij werden dan – dit behoorde bij het ritueel en werkte ongetwijfeld zeer suggestief – in aanraking gebracht met de heilige slang, terwijl ook nog andere plechtigheden plaatsvonden.

Wij hadden in die tempels dus te maken met mensen die sterk suggestief werden beïnvloed, in een periode waarin hun suggestibiliteit reeds bijzonder groot was. Daarna werd als het ware een illusie gecreëerd, die inhield dat zij onder invloed van de god zelf een diagnose zouden kunnen stellen van hun kwalen. De diagnosen waren over het algemeen – vergeef mij de uitdrukking – nep. De diagnosen die de mensen omtrent zichzelf stelden, waren in 9 van de 10 gevallen de grootst mogelijke dwaasheden. Zelfs de priesters-medici van die dagen wisten dit wel. Maar er was een ander facet van dit alles dat voor ons, naar ik meen, ook nog heden buitengewoon interessant is: deze patiënten werden, zodra zij in hun slaap begonnen te praten of ontwaakten, terwijl het volle licht van de maan hen nog bescheen, door priesters ondervraagd. Hun woorden werden opgenomen. In vele gevallen gaven de patiënten behandelingswijzen voor hun kwaal aan, meestal bestaande uit kruiden die zij moesten gebruiken, of spijzen die zij wel of niet mochten eten. Soms werden echter ook nog andere behandelingen aangeduid. Nu bleek dat deze zelf-aangegeven therapie in rond 70 van de 100 gevallen juist was. Anders gezegd: de diagnose die werd gegeven, was heel vaak flagrant onjuist, terwijl wel een juiste geneeswijze voor de werkelijke kwaal werd aangegeven.

Dit brengt ons in contact met een facet van de beïnvloedingen die de mens ook van de maan kan ondergaan, waaraan wij in het kader van dit onderwerp werkelijk niet zonder meer voorbij kunnen gaan: het feit dat de mens bewust of onbewust wel degelijk deel heeft aan alle processen die in zijn lichaam plaatsvinden. Dit betekent dat hij alle in zijn lichaam bestaande tekorten en overdadigheden of behoeften wel degelijk kan vaststellen. Bij het kiezen van een reeks geneesmiddelen voor deze kwalen, zal hij ongetwijfeld geleid worden door in zijn bewustzijn van de onderbewustzijn bestaande kennis en waarderingen. Overleveringen en dergelijke zullen hierbij ook vaak een grote rol spelen. Het is dus niet zeker dat de patiënt onder deze omstandigheden ook het meest juiste geneesmiddel geeft. Maar hij geeft in ieder geval wel waarschijnlijk een werkzaam geneesmiddel aan.

En dat is interessant: in de zogenaamde tempelslaap blijkt het dus mogelijk een therapie vast te stellen die gebaseerd is op de kennis die de patiënt, zij het onbewust, heeft van de toestanden in zijn eigen lichaam. Daaraan wil ik toch nog een stelling verbinden.

Ik stel namelijk dat onder bepaalde invloeden – vooral die van de maan, die zeer suggestibel maakt, maar aan de andere kant bepaalde gevoeligheden vergroot, ook vanuit een emotioneel vlak – de mogelijkheid bestaat om de patiënt zelf deel te doen hebben aan de geneeswijze, door hem een aanwijzing te laten geven omtrent de richting van therapie waarop hij het beste zal reageren. De kennis die de mens normaal sterk onderbewust van eigen lichaam en toestand bezit, kan onder die omstandigheden zover naar voren treden dat een behandeling hierdoor zeker vereenvoudigd kan worden. Ook in dit geval zou men dus rekening dienen te houden met maancycli en maaninvloeden en, waar dit mogelijk is, de patiënten de kans moeten geven zelf te reageren en zo zelf aan te duiden wat volgens hen van node zou zijn.

Ook al voeg ik daaraan onmiddellijk toe dat ik dit liever op een minder omstandige en suggestieve wijze zou zien gebeuren dan vroeger in de tempels. Een vergelijking tussen de door de patiënt zelf voorgestelde therapie en de op grond van een medische diagnose mogelijke reeks van geneeswijzen, zou verbluffende resultaten kunnen geven, daar de patiënt in 7 van de 10 gevallen kiest voor een geneeswijze die wel tot de mogelijke behoort, maar afwijken zal van het in zijn geval meest gebruikelijke behandelingen.

Zou men, op grond van een dergelijk zelf gegeven voorschrift, opnieuw de patiënt gaan onderzoeken, dan zal in menig geval blijken dat de patiënt overgevoeligheden heeft waarvan de geneesheer niet op de hoogte was, terwijl in vele gevallen bovendien een tweede onderliggend ziektebeeld aanwezig zal blijken te zijn dat de werking van de normaal toegekende geneesmiddelen en medicijnen en therapieën sterk zal verminderen. Zodat dus volgens mij de aangegeven geneesmiddelen enzovoort niet noodzakelijk de beste behandeling zullen betekenen, maar wel degelijk kunnen dienen als een richtsnoer waarlangs men kan komen tot een juistere en meer aan de persoon aangepaste geneeswijze.

Ik meen dat men ook van dergelijke mogelijkheden gebruik zal moeten maken. Het is natuurlijk goed om uit te roepen dat wij in de eerste plaats wetenschappelijk moeten zijn. Ik, voor mij, heb echter altijd het gevoel gehad dat wij, wanneer wij over genezing spreken, in de eerste plaats moeten spreken over de genezing van de patiënt, niet over de genezingen die zonder meer ondergeschikt zijn aan het prestige dat de geneesheer daaraan wenst te ontlenen.

Je zou hier volgens mij dus een splitsing moeten maken en zeggen: officiële medische wetenschap is best. Zij moet controleren omdat het niet mogelijk is met een fout van 30 à 40 per honderd te vertrouwen op helderziend gestelde diagnosen, zelfdiagnosen als omschreven enzovoort. Maar daar een zo groot percentage van juistheid hierbij aanwezig kan zijn, zeker bij de behandelingsvoorschriften, is het toch niet onredelijk wanneer men zich de moeite zou getroosten ook deze mogelijkheid na te gaan. Hierdoor zouden mijns inziens meer aan het individu aangepaste behandelingsmethoden kunnen ontstaan, ook bij de moderne geneesheer.

Ik herhaal nogmaals dat het best is wanneer men opmerkt dat bepaalde wijzen van behandelen niet wetenschappelijk verantwoord zijn. Maar wanneer de patiënt er baat bij heeft, zou ik het zowel onwetenschappelijk als onmenselijk vinden dergelijke dingen zonder meer af te wijzen. Wanneer bijvoorbeeld een patiënt baat heeft bij de hulp van een magnetiseur, hoeft voor mij de medicus zelfs in de bonafideteit van de magnetiseur niet te geloven, maar zal hij zolang hij de controle op de patiënt maar kan behouden mijns inziens een dergelijke hulp moeten aanmoedigen en haar niet mogen verbieden of afremmen. Want indien dit een hulp betekent voor de patiënt, is het niet alleen een verlichting van taak voor de geneesheer, maar betekent het ook dat de geneesheer zelf, door die hulp te aanvaarden, niet meer dan een te berekenen risico neemt. Dit laatste doet de medicus zo vaak. Hij schrijft zo vaak medicijnen voor waarvan hij met zekerheid weet dat secundaire reacties van minder gunstige aard op kunnen treden. Waarom zou hij dan een dergelijk eveneens beperkt risico niet nemen wanneer het gaat om een magnetiseur of geestelijke genezing? Waarom zou men dan niet op soortgelijke wijze een beperkt risico nemen door, zoals ik heb gezegd, rekening te houden met maancycli? Dit op zich vormt, mijns inziens, een argument waar elke geneesheer ernstig over na dient te denken.

De verklaring die wij voor het genezingsproces geven, lijkt mij immers van minder belang dan het bereiken van de genezing. Wanneer de patiënt dood is, kunnen wij misschien later tot de conclusie komen dat hij, wanneer wij hem anders behandeld hadden, wel genezing mogelijk zou zijn geweest. Het is wetenschappelijk daaruit dan conclusies te trekken. Maar daarmede is de patiënt niet minder dood. En ook de medicus heeft ondanks alle mogelijke goede gevolgen voor latere patiënten, toch in de eerste plaats in het betreffende geval een nederlaag geleden.

Daarom meen ik dat de medicus van alle ter beschikking staande mogelijkheden gebruik zal moeten maken, zelfs wanneer ten hoogste van een waarschijnlijke verbetering van kansen kan worden gesproken. En daaronder versta ik wel degelijk ook de door ons besproken invloeden van de maan, hoe onwetenschappelijk een werken daarmede misschien ook moge schijnen.

De reden hiervoor: het bestaan van maaninwerkingen is aannemelijk en zelfs waarschijnlijk te maken uit de bestaande gegevens; het toepassen hiervan zal niemand schaden, maar zeer waarschijnlijk velen kunnen baten.

En daarmede ben ik aan het einde van mijn inleiding. Ik zou natuurlijk nog een tijdje door kunnen zeuren over alles wat een medicus moet doen en een magnetiseur zou moeten nalaten. Ik meen echter dat u daarvoor niet gekomen bent en er dus de voorkeur aan zult geven door uw eigen vragen zo dadelijk de invloed van maancycli en de samenhang daarvan met genezing, volgens uw eigen inzichten en problemen, te doen belichten. Ik dank u daarom voor de mij gegeven aandacht en hoop u na een pauze van 15 à 20 minuten weer te treffen.

Vragen

Wij zullen nu ingaan op de verschillende punten die u naar voren wilt brengen en zou graag willen beginnen met de eerste schriftelijk gestelde vraag.

  • Wat is de oorzaak van deze diverse maaninvloeden. Welke krachten zijn hier dus  werkzaam?

Deze vraag is niet menselijk, redelijk te beantwoorden. Het antwoord dat ik u geef, is dus een kwestie van geloof. U moet er dus maar eens over nadenken. Het gehele Al is in zekere zin bezield. Wat een enigszins animistisch klinkende verklaring is. Maar u kunt zich misschien voorstellen dat een denkend vermogen, een wezen, kan leven in de maan, de zon, kortom in alle sterren en planeten? Een dergelijk wezen leeft op een geheel andere tijdsschaal dan de mens.

Een dergelijk wezen heeft bepaalde functies en uitstralingen die tekenen van dit leven zijn, maar niet in verband zullen staan met hetgeen voor mensen als teken van leven kan gelden. Wanneer wij bijvoorbeeld zouden moeten spreken over de taal van een planeet, dan zouden wij dit menselijk nog het beste kunnen aanduiden als een reeks van wijzigingen in eigen magnetisch veld, waardoor variatie van uitstraling naar buiten toe kan ontstaan. Dergelijke dingen komen inderdaad voor.

Nu weten wij dat in het zonnestelsel een bepaalde reeks van verhoudingen bestaat en daarbij is de verhouding maan-aarde vanuit het menselijke standpunt een zeer sterke. Deze persoonlijkheden beïnvloeden elkaar dus ook meer dan andere. De wisselwerking tussen maan en aarde is er een van persoonlijkheden. Bent u zover dat u dit kunt aanvaarden – zij het als these – dan kunnen wij gevoegelijk de oude magie erbij gaan halen.

De oude magie spreekt namelijk over de heer van de maan en de eerste dienaar van de zon: Heer Arcan. Men heeft het daarnaast over een aantal maanduivels, maangeesten enzovoort. Naar ik aanneem zijn deze magische wezens niets anders dan personificaties van krachten die in de maan aangevoeld of geconstateerd werden. Wanneer deze inwerken op de aarde, dan zal de aarde daarop reageren met kleine variaties in haar eigen gedragspatroon, als ik het zo mag noemen. Er zal dus sprake kunnen zijn van kleine variaties in zwaartekrachtwerking, kleine veranderingen in lucht-elektrisch potentiaal, licht magnetische storingen, verandering in de bovenste lagen van de atmosfeer, waardoor een andere filtering van inkomende en uitgaande straling kan ontstaan enzovoort.

Er zijn vele invloeden die als deel van een levensproces van een planeet of de taal van een planeet genoemd zouden kunnen worden. Ik neem aan dat deze dingen invloed uitoefenen op de mensheid en dat wij op grond hiervan een reeks van feiten zouden kunnen gaan verklaren.

Het is moeilijk, ik herhaal dit, uw vraag geheel menselijk, redelijk te beantwoorden. De verklaring die ik u gaf, is, volgens mij, binnen de perken van menselijke taal en begrip, de meest juiste.

  • Is er hier dus sprake van een stoffelijke oorzaak-en-gevolgreeks?

Dat is in mijn antwoord reeds geïmpliceerd. Ik sprak over veranderingen in energie, magnetisch veld enzovoort. Maar waarom de oorzaak ontstaat en wat de reden is dat uit een reeks mogelijke gevolgen juist dit ene wordt veroorzaakt, is niet zo eenvoudig te verklaren. De vraag zal blijven bestaan of dit het gevolg is van een relatie tussen persoonlijkheden, of voortkomt uit de aard van het contact tussen de persoonlijkheden enzovoort. Maar daarop kunnen wij geen definitief antwoord geven.

  • U stelde dat de 3,5 jaarcyclus kort geleden opnieuw is begonnen. Wanneer? Wanneer valt het positief maximum, zijn positieve en negatieve curve even lang?

De positieve en negatieve curve zijn in tijd niet even lang. Bij een voorstelling tekent men de positieve curve wat meer gebogen, de negatieve zijde steiler. Er is dus geen sprake van een zuivere sinusvorm, daar de toppen enigszins getand zijn, terwijl de val steiler is dan de stijging. Drie maanden plus enkele dagen geleden begon de cyclus weer in de richting positief. Om de top te bereiken hebben wij ruim de helft van de cyclus nodig. Eenentwintig maanden vanaf heden zou men bij benadering dus een top kunnen verwachten. Merkbaar wordt zij reeds voordien, zodat u mag stellen dat tussen 19 en 21 maanden vanaf heden een top merkbaar wordt die werkzaam en merkbaar blijft tot ongeveer 24 maanden vanaf heden.

Kenmerkend voor deze top is een toenemen van een werkelijkheidsvervreemding en een toename van suggestibiliteit in de richting van het onwerkelijke bij het merendeel van de
mensen.

  • Is de berekening van de 3,5-, 12- en 54-jaarcycli astrologisch, astronomisch of empirisch vastgesteld.

Empirisch. De basisberekening is ontnomen aan de vroeg Chaldeeuwse en Babylonische astrologie, maar de aanpassing is geschied op grond van waarnemingen. Dit werd noodzakelijk door bepaalde wijzigingen in tempo enzovoort, die ontstaan zijn in bijna 4000 jaren.

De oorspronkelijke vaststelling van deze cycli in maanmaanden was empirisch. In een poging dit nader te bepalen voor deze tijd, kwamen wij door middel van waarnemingen tot de vaststelling van genoemde cycli in zonnejaren en aangepast aan de nu heersende omstandigheden.

  • Je kunt dus uitgaan van de empirie en verder met astronomische gegevens werken?

Je kunt uitgaan van die empirie en haar gegeven op het astronomische enten en zo aan de hand van astronomische gegevens de gang van de empirisch vastgestelde cycli verder bepalen. Dat is een theoretische mogelijkheid, al kan ik mij moeilijk voorstellen dat een astronoom zich daarmede bezig gaat houden. Ik kan mij ook moeilijk voorstellen dat een astroloog de neiging bezitten zal zich geheel te houden aan de astronomische gegevens en werkelijkheid. Hij doet dit namelijk zelfs met zijn efemeriden niet geheel. Het zal u dus duidelijk zijn dat de astrologie als een empirisch interpretatieve methode, gebaseerd op een in feite vaak fictieve plaats en beweging van planeten – in de eenvoudige vormen althans – sterk af zal wijken van de astronomie. Maar ik voeg hieraan toe dat de werkelijk grote vakman in de astrologie zijn empirisch verkregen gegevens en interpretaties wel aanpast aan de astronomische werkelijkheid en op grond hiervan komt tot berekeningen aan de hand van de feitelijke astronomische gegevens.

Dit blijft echter beperkt tot de werkelijk groten, daar dit een grote wetenschappelijke kennis vereist en daarnaast vele ingewikkelde berekeningen noodzakelijk worden, daar men dan niet meer volstaat met alleen de gang van de planeten te berekenen, maar daarnaast rekening houdt met de verschuiving van de sterrenwereld ten aanzien van zon en aarde. De zich wijzigende verhoudingen met het melkwegstelsel en de enkele sterren daarin moeten dan mede in ogenschouw genomen worden. De gegevens die men zo verkrijgt zijn veel juister, maar de berekening is ook veel moeilijker en vergt een veel langere studie. Is dit voldoende?

  • Gaarne een enkel woord over de homeopathie in dit verband. Suggestie of invloed van spoortjes materie op het proces?

Over homeopathie is veel te zeggen, maar in dit verband blijven mijn mogelijkheden beperkt. Je kunt alleen constateren dat de homeopathie uitgaat van de eigen functionaliteit van het lichaam, waarbij zeer geringe sporen van stoffen worden gebruikt om in het lichaam reacties op te wekken, waarbij men daarbij veronderstelt dat de eenmaal op gang gebrachte processen dan door het lichaam zelf zullen worden voortgezet. De functie van de homeopathie is dus het op gang brengen van de processen in het lichaam, waarbij de reacties van het organisme bepalend zijn, terwijl bij de normale medicatie overmedicatie vaak voorkomt.

Men gaat daarbij uit van het standpunt dat de medicijnen tijdelijk de functies van tet lichaam zullen moeten vervangen. Het verschil in standpunt is dus groot. Indien u het mij vraagt, geef ik de voorkeur aan de homeopathische methode voor de meeste kwalen, omdat wij daarmede in ieder geval niet het gevaar lopen dat wij bepaalde werkingen en functies van het lichaam zodanig overprikkelen met de nodige stoffen dat de eigen functie van het lichaam wegvalt en dus ontbreekt op het ogenblik dat de medicatie wegvalt. Daar de eigen activiteit van het lichaam bij de homeopathie voorop staat, zou vooral de homeopaat, volgens mij, rekening moeten houden met de eigen energiecyclus van de mens, omdat in de periode van oplopende energie het lichaam een veel sterkere mate van aanpassing pleegt te vertonen en dus sneller en juister geactiveerd kan worden. Een dergelijke medicatie in een voor de mens negatieve periode heeft uiteraard tot gevolg dat de reactie veel trager dan verlangd op zal treden en daarnaast in feite een grotere dosis nodig is om actie te bereiken, zodat door een versterking van de medicatie na enkele dagen ook hier het gevaar van overdosering zou kunnen ontstaan.

  • Heeft de maan, zoals de boeren zeggen, invloed op de groei van jonge planten, bijvoorbeeld zaaien van de meeste planten bij opkomende maan, maar bijvoorbeeld van uien en knoflook bij afnemen de maan. Kunt u dit toelichten?

In de eerste plaats is hier natuurlijk sprake van volksbijgeloof. Toch is er wel iets voor te zeggen: bij opkomende maan hebben wij te maken met een versterkingsfactor. Wanneer de plant eenmaal boven de grond komt, kan dit licht een invloed hebben op de sapdrift die sterker wordt.

Wij weten bijvoorbeeld dat de concentratie van stoffen in blad en stengel bij volle maan aanmerkelijk groter is dan onder dezelfde omstandigheden bij nieuwe maan. Dat weet men zelfs in Wageningen wel. Dit kan men als bewijs aanvoeren dat er inderdaad veranderingen van groeieigenschappen of groeitempo kan ontstaan door maanlicht.

De boeren hebben er een algemene regel van gemaakt, zodat alleen hierdoor al de regel niet geheel juist zal zijn. Zoals vissers wel beweren dat vis die bij volle maan gevangen wordt sneller dan normaal bederft, zij onmiddellijk na de vangst wordt gekaakt. Ook dit is niet geheel waar. Wel is het waar dat dan bij inzouting meer zout dan normaal gebruikt moet worden, omdat het opnamevermogen voor zout in deze tijd bij de vis kennelijk groter is dan onder dezelfde omstandigheden bij nieuwe maan.

Dergelijke dingen zijn dus volksgeloof. Wanneer men nu zegt, zoals wel eens wordt gedaan, dat alle planten die onder de aarde groeien, in het donker groeien, bij nieuwe maan geplant moeten worden, omdat het dan ook donkerder is, zult u wel begrijpen dat wij hier te maken hebben met een van de vele analogieën met magische achtergrond die steeds weer op komen duiken zonder dat daarvoor veel reden bestaat.

Je kunt dus volgens mij niet zonder meer zeggen dat een ui die bij afnemende of nieuwe maan wordt geplant, minder vocht zal trekken en dus gezonder van soort zal zijn. Wel kun je zeggen dat planten die, wanneer zij pas het eerste groen boven de aarde hebben, een sterkere lichtstimulus krijgen, waaraan ook de maan met haar licht kan bijdragen, de neiging hebben een snellere vochtopname tot stand te brengen en tijdens het uitwisselingsproces van de nacht ook wel bepaalde stoffen sterker op kunnen slaan. Er zou dus een kwaliteitsverschil kunnen ontstaan, maar dit is gezien de vele bijkomende omstandigheden geen vaste regel en kan zeker niet als een voor alle gewassen zonder meer geldende regel worden gesteld.

  • De dieren, die altijd in precies dezelfde tijd van het jaar en bij dezelfde maanstand voortplantingsdrift krijgen, is dat een directe invloed van de maan zelf?

Het is eerder een eigen biologisch ritme. Maar wel kun je stellen dat in de tijd dat deze paringsdrang bestaat, het maanlicht sterk op de emoties van dieren schijnt in te werken. Maar wat dat betreft verschilt de mens niet zoveel van de dieren, want op maanlichte nachten gebeuren er ook heel wat dingen, zoals u misschien weet, die bij nieuwe maan niet zouden gebeuren.

  • Sonei, de Japanner, die de vrouwenkampen in Indonesië beheerste, sprong bij bepaalde maanstanden bijna uit zijn vel.

Hier hebben wij dan te maken met de beïnvloeding van de menselijke psyche door het maanlicht. U hebt waarschijnlijk wel eens gehoord over vampirisme, lycantropie en dergelijke. Nu blijkt dat deze dingen niet verlopen in overeenstemming met de oude legenden.

Maar wat wel bestaat, is de aanwezigheid in deze mensen van een soort trekkersmechanisme, waardoor zij bij het toenemen van de sterkte van het maanlicht niet alleen een beheersingsverslapping krijgen, maar zelfs een geheel ander patroon van de persoonlijkheid tijdelijk op de voorgrond komt.

Alleen hieruit blijkt reeds dat hetgeen ik stelde omtrent verandering van beheersing, werkelijkheidsvervreemding, niet zonder grond werd gesteld.

Ook bij vallende ziekte, vooral bij het zogenaamde grand mal, de hevige vorm hiervan, zien wij hetzelfde: tegen volle maan neemt de onrust en daarmede de mogelijkheid dat langdurige aanvallen voorkomen toe. Wij kunnen zelfs iets dergelijks zien bij sommige astmatici, vooral wanneer er sprake is van een vorm die grotendeels door het zenuwstelsel wordt bevorderd. Wij zullen kunnen constateren dat dergelijke mensen veelal rond volle maan en kort daarna de hevigste aanvallen krijgen.

Daaruit blijkt wel dat er door het maanlicht bepaalde psychische reacties tot stand worden gebracht, welke resulteren in een grote onbeheerstheid van het zenuwstelsel en vaak het optreden van andere voorstellingen omtrent werkelijkheid, het eigen ik en dergelijke, dan normaal is.

  • Is daar geen eenvoudige methode tegen?

Theoretisch zou die er moeten zijn: zorgen dat de persoon in kwestie het maanlicht geheel niet ziet. In de praktijk blijkt dit vaak niet te werken. Proeven, genomen in inrichtingen voor geestesgestoorden, hebben bewezen dat de mensen niet alleen door het licht van de maan beïnvloed worden, want als zij het maanlicht niet zien, blijkt de reactie nog steeds op te treden, zij het in vele gevallen trager en minder hevig. Maar zij blijft niet geheel uit.

Je zou geneigd zijn hieruit de conclusie te trekken dat de werking van de volle maan nog iets meer omvat dan alleen de werking van gepolariseerd licht. Maar als iemand een dergelijk ziektepatroon al vele jaren toont, zal ook een soort automatisme ontstaan zijn waarbij de periodiciteit van de aanvallen niet alleen meer door een inwerking van buitenaf wordt bepaald, maar tevens wordt veroorzaakt door een binnen het ik bestaand gewoontepatroon.

Indien er echter alleen van een automatisme sprake zou zijn, zou men door vele malen de patiënt bij volle maan in het donker te houden en desnoods tegenover de aanvallen nog een suggestieve invloed te plaatsen, een afname van de aanvallen in aantal, duur en hevigheid moeten bereiken.
Bij de proeven in de inrichtingen voor geestesgestoorden bleek dit echter bij lang niet alle proefpersonen het geval te zijn.

  • Is er dan sprake van een soort esoterische of etherische atmosfeer? Of is dit er te veel bijgehaald?

Je kunt er natuurlijk alles wel bijhalen. Wanneer je echter met alle geweld een verklaring wilt zoeken, maak je vaak een fout. Zowel wij als ook mensen maken die steeds weer: je postuleert dan maar werkingen of samenhangen die niet zonder meer aantoonbaar zijn.

Daarom juist wil ik mij in dit verband liever van een verder antwoord op deze stelling onthouden. Ik kan hier natuurlijk wel een heel verhaal van gaan maken en kan u dan desnoods nog de keuze laten, wat u liever wilt, stellingen uit de theosofie of uit de rozenkruisersleer, of nog iets anders. Daar er echter geen feiten zijn waardoor het bestaan van een dergelijke etherische atmosfeer aanvaardbaar of waarschijnlijk wordt gemaakt, zal dit nooit tot een werkelijk resultaat voeren. Hoe mooi het ook moge klinken, het is en blijft een rationalisatie. En een gebruik van rationalisaties, omdat geen feitelijke oplossingen voor bepaalde problemen te vinden zijn, zou ik vanavond toch liever vermijden.

Er zijn kennelijk geen vragen meer. Dan hoop ik maar dat u enigszins tevreden kunt zijn met de antwoorden die u gekregen hebt. Voor mij wordt het daarmede tijd voor de laatste ronde, de eindrace of een laatste peroratie, kies zelf maar hoe u het zeggen wilt. Alles, wat ik gezegd heb over maancycli en genezing en alles wat u gevraagd hebt, wijst terug naar één feit: dat wij niet wezenlijk alle samenhangen kennen die optreden op de menselijke wereld. Wij kunnen die samenhangen door geloof wel een betekenis verlenen, en feiten die ons minder bevallen wegverklaren. Maar laat ons niet vergeten dat daardoor aan de feiten in wezen niets verandert. Wij kunnen de feiten niet veranderen, wij kunnen ze alleen maar constateren.

Ik heb getracht zoveel mogelijk, al moest ik zo hier en daar wel van het pad van het absoluut redelijke wel afwijken, steeds weer op dit punt terug te keren: er zijn feiten. De verklaring die wij voor de feiten geven, is van veel minder belang dan het constateerbare bestaan van die feiten. Dit is op vele gebieden in het leven het belangrijkste. Wij worden geconfronteerd met vele dingen waarvoor geen verklaring is.

Maar ik garandeer u dat u – wanneer u zich de moeite getroost de feiten na te gaan – de periode die u blijmoedig stemt, u alles licht van de hand doet gaan, zowel als de perioden waarin u zwaarmoedig bent en eigenlijk niets geheel juist voor elkaar schijnt te kunnen brengen, de tijd dat alles u moeite kost, een vast ritme vertonen. Wanneer u nagaat op welke dagen u bijzonder helder denkt en op welke dagen zelfs uw geheugen u in de steek laat, zult u wederom ontdekken dat u een zeker persoonlijk ritme hebt. Dat ritme kunnen wij misschien niet verklaren, maar het is er. En zo is de wereld vol van feiten die er nu eenmaal zijn en die wij daarom proberen in te passen in de gangbare verklaringen, maar die er eigenlijk niet geheel in passen.

Wat wij vanavond hebben gedaan, is zeker niet een zeggen van opvallende nieuwe dingen. Wat wij gedaan hebben is slechts het bezien van enkele feiten en een speculeren, welke samenhangen er zo ongeveer zouden kunnen bestaan. Ik geloof dat dit een van de belangrijkste dingen is in een mensenleven. Je moet de feiten erkennen en niet leven met de feiten omdat je er een verklaring voor weet te vinden, maar leven met de feiten omdat je voelt zonder die feiten niet werkelijk meer te zijn, niet werkelijk te kunnen bestaan.

De maan brengt vaak een werkelijkheidsvervreemding tot stand. Ik heb getracht u duidelijk te maken hoe wij onder haar invloed, zoals onder meerdere andere invloeden, de dingen anders zien dan zij zijn. Zo zou je mijns inziens terecht kunnen zeggen dat menige vorm van geloof, levensbeschouwing, filosofie, ja, zelfs het leven vanuit een bepaalde eenzijdige mentaliteit, de werkelijkheid zozeer voor ons kan vertekenen, dat zij op de duur geheel werkelijkheidsvervreemdend werkt. Dat dergelijke dingen steeds weer voorkomen, is onvermijdelijk. Een tijdelijke vervreemding van de werkelijkheid is voor de mens vaak de noodzakelijke uitlaat voor de spanningen die hij in de werkelijkheid zelf vindt, maar niet onbeperkt kan verwerken en verdragen. Maar dat neemt nog niet weg, dat je steeds tot de werkelijkheid terug zult moeten keren.

En als er iets belangrijk is in de conclusies die wij vanavond hebben getrokken, is het wel die welke zegt dat je steeds weer tot de feiten terug dient te keren. Want door en met de feiten moet je leven. U kunt waarschijnlijk meer en beter genezen dan u denkt: gemiddeld zijn 7 van de 10 mensen bijna onmiddellijk in staat het zogenaamde magnetisme te gebruiken, bepaalde vormen van mesmerisme toe te passen en zekere vormen van zogenaamde geestelijke genezing toe te passen.

Gemiddeld 3 à 4 personen op de 10 zijn na een korte maar redelijk goede training in staat met succes op te treden als hypnotiseur. U hebt heel wat meer mogelijkheden en gaven dan u beseft. U zou die gaven kunnen gebruiken. U gaat echter niet uit van deze feiten, maar van de zogenaamde redelijke benadering die de gemeenschap maar al te vaak in de plaats van de feiten tracht te stellen.

Maar zelfs, wanneer u proeven zou nemen op dit gebied, zou u de gunstige perioden moeten kiezen. Want wanneer u de eerste proeven neemt in ongunstige perioden, zou u teleurgesteld zijn in uzelf en zou u daardoor ook anderen teleurstellen.

Het is dus wel heel erg belangrijk voor je dat je de feiten omtrent je eigen energie, je eigen mogelijkheden en zwakheden kent. Vandaaruit zul je moeten leren werken. Het is belangrijk dat je ook gaat zien, hoe andere mensen aan een gelijksoortige periodiciteit onderworpen zijn.

Deze erkenning is de hoofdzaak; wie op de feiten afgaat, zal daarbij, ofschoon dit in wezen maar een bijkomstigheid is, ontdekken dat dergelijke periodiciteiten in verband staat met de maan. U zult op de duur niet kunnen ontkennen dat het de eenvoudigste wijze is de komst van bepaalde fasen bij uw medemensen en uzelf aan de hand van de maan te bepalen. U zult toe moeten geven, dat het zogenaamde 28-daags ritme de mens ingeschapen schijnt te zijn en dat alle latere wijzigingen van de kalender deze ingebouwde biologische kalender niet in de war kunnen brengen. En juist dan zult u begrijpen dat u veel meer kunt dan u veronderstelt, of de wereld bereid is toe te geven. U zult ontdekken dat genezing op afstand na enige scholing voor 9 van de 10 mensen bereikbaar is, mits men rekening houdt met de feiten natuurlijk.

Want de feiten zijn het belangrijkste. Wat wij doen, magnetiseren, op afstand werken, hypnotiseren, is in feite tijdelijk iets van de werkelijkheid voor iemand veranderen. Het is dus in feite gebaseerd op werkelijkheidsvervreemding. Werkelijkheidsvervreemding is dus wel bruikbaar, maar alleen wanneer wij daarna in staat zijn naar de werkelijkheid terug te keren, weer terug te gaan naar de werkelijke feiten. Wij moeten beseffen wat wij doen. Wij moeten beseffen dat wij vaak bepaalde delen van feiten en werkelijkheid terzijde leggen, omdat zij ons niet passen. Vaak is een dergelijke beperking van ons werkelijkheidsbegrip even noodzakelijk, omdat wij zonder dit niets kunnen bereiken. Maar altijd weer moeten wij tot de feiten terugkeren. Dit geldt voor de wetenschapsman in het algemeen, zoals voor de dokter en de leek.

Er zijn bepaalde cycli in het leven. Een groot deel daarvan kunnen wij verbinden aan de maan. Wij kunnen er verklaringen voor zoeken, maar één ding is zeker: zij lopen allen altijd weer uit in maanjaren. Daarom nemen wij dan maar aan dat de maan er iets mee te maken heeft. Of wij daarvan nu ook zeker zijn, is niet belangrijk, zolang wij de ritmen maar ontdekken en vast weten te houden.

Wanneer wij werken op grond van een feitelijk kenbaar ritme, zo is dit empirie. Zeker, het heeft dan niets te maken met hetgeen men nu wetenschap pleegt te noemen, maar het verzekert resultaten.

Nu zullen er misschien mensen zijn die liever wetenschappelijk verantwoord sterven dan occult in leven te blijven. Maar de meesten zullen toch wel kiezen voor een beter en langer leven, hoe occult de basis daarvan ook moge zijn, boven een wetenschappelijk verantwoord falen en overlijden. Daarom meen ik dat het niet geheel zonder redenen is wanneer ik weer eens duidelijk stel: heren medici, heren geestelijke genezers, magnetiseurs en wat u ook verder bent: houdt u rekening met de feiten? Wanneer u, om resultaten te verkrijgen met uw behandelingsmethoden, tijdelijk misschien de werkelijkheid opzij moet zetten, hebben wij daartegen geen bezwaar. Zolang u tenminste weer terug keert tot de feiten en niet probeert bepaalde feiten verder maar geheel buiten beschouwing te laten. Want wij moeten leven met de feiten, ook wanneer dit vreemde dingen zijn als maancycli.

Begin altijd met de constateerbare feiten te aanvaarden, ook als de gangbare verklaringen daarvoor vreemd en onlogisch zijn. Het gaat om resultaten. Houd daar rekening mee, zelfs als de verklaring de geest, God, engelen of een dergelijk geheel, onbewijsbaar en daarom niet wetenschappelijk iets op de achtergrond daarvan heet te staan.

Besef dat een bepaalde regelmaat overal terug te vinden is, zowel in uw organisme als buiten u. Bent u ziek en zoekt u genezing, mijn raad is: hoe meer u zich mentaal met uw ziekte bezig houdt, hoe minder kans uw lichaam zal krijgen om er biologisch iets tegen te doen. Denk dus niet te veel over uw kwaal na. Constateer ze, zorg er voor dat zo snel en zo goed mogelijk daartegen ingegrepen wordt en ga verder met andere dingen. Dit komt uw genezing ten goede. Vrees niet dat het erger zal worden. Wanneer dit het geval is, bemerkt u het vanzelf wel. Houd uzelf steeds voor ogen dat uw kwaal niet bepalend hoeft te zijn voor uw leven en beleven. Schakel uw kwaal zoveel mogelijk uit, opdat u haar steeds meer leert vergeten. De vergetelheid maakt het uw lichaam eenvoudiger zich aan te passen, terwijl, al is dit misschien voor u nog een punt van geloof, het gelijktijdig eenvoudiger wordt geestelijke en andere energieën die u nodig hebt op te nemen.

Indien u meent dat uw ziekte zo belangrijk is in uw leven, dient u zich de moeite ook eens te getroosten om u af te vragen, in welke punten deze belangrijkheid dan wel ligt. Indien u ontdekt dat u aan uw ziekte bepaalde voordelen ontleent, begin dan die voordelen zoveel mogelijk af te schaffen en uw recht daarop te ontkennen. U zult ontdekken dat u zich alleen hierdoor vaak reeds veel beter voelt. U neemt op deze wijze voor uzelf een reden tot ziek-zijn weg en dwingt zo uzelf naar een grotere inspanning voor genezing.

En betreffende de dokter zou ik willen zeggen: zodra de medicus zich als een biotechnicus gaat beschouwen die het menselijk mechanisme in orde dient te maken, faalt hij, omdat hij een belangrijk deel van die mens buiten beschouwing laat. De mens als geheel heeft geen technicus nodig, maar een wonderdokter. De medicus die in staat is de illusie van het wonderdokter zijn met het daaraan verbonden geestelijke overwicht, de suggestieve werking naast de feitelijke kennis en het feitelijke ingrijpen te gebruiken, is de geneesheer die de meeste resultaten boekt. De anderen hebben alleen maar veel ontevreden patiënten en een enorme administratie van voorgeschreven geneesmiddelen.

Geneesheer, geef nooit meer geneesmiddelen dan werkelijk onvermijdelijk en noodzakelijk is. Het is gemakkelijker iemand veel pillen voor te schrijven. Maar degene die ze gebruikt, gewent er aan. Zij worden voor hem een symbool en door het symbool waaraan men zich vastklampt, verstoort men eigen biologische zowel als mentale ritmiek. Vaak is een psychisch geïnduceerde kwaal het resultaat van een overmatig verstrekken van geneesmiddelen.

En hierbij moet ik het voor heden laten.

image_pdf