13 juli 1972
Kleuren zijn een wonderbaarlijk iets. Als je erover nadenkt hoe een mens in kleuren waarneemt, dan is dat fysiek alleen al een wonder. Het feit bv. dat er mensen zijn die in staat zijn om vijftig verschillende tinten groen te onderscheiden en dat zijn vaak heel kleine nuances. Het oog speelt het klaar, de mens verwerkt de informatie. Indien dit alleen het wonder van de kleur was, dan zouden we reeds kunnen zeggen: dit is een soort lichamelijke magie. Maar er is meer.
De mens wordt door kleuren psychisch beïnvloed. Die beïnvloeding kan van kleur tot kleur uiteen lopen. Over het algemeen heeft de mens een aantal psychische relaties met kleuren. Dat is wel één van de redenen waarom kleuren ook magisch werkzaam kunnen zijn en magisch van groot belang. Op vele aspecten daarvan zal ik later ingaan. Ik wil u hier een voorbeeld geven van de psychische reactie op kleuren.
Een bekend psycholoog, die ook elektronica had gestudeerd, heeft enige jaren geleden een aantal van zijn bekenden uitgenodigd voor een banket. Het zag er allemaal heerlijk uit. De tafel was glorieus gedekt. Toen iedereen was gezeten, schakelde men op een wenk van de gastheer een andere belichting in voorzien van filters, die eigenlijk alleen groene en blauwe kleuren doorlieten. De gastheer merkte toen op: “Dames en heren, u heeft gezien, het is heerlijk. Laat het u goed smaken en trekt u zich van deze verlichting niets aan. Het is een experiment.” Men begon aan het voorgerecht met enige smaak. Maar de oesters gingen niet zo smakelijk naar binnen. De soep werd heel aarzelend gegeten. Toen er wijn bij de vis werd geserveerd, werd één van de dames hysterisch, omdat zij het gevoel had dat zij wonderolie dronk. Daarna heeft men het normale licht weer ingeschakeld. Het feest is verder prettig en aangenaam verlopen. Zodra het licht weer gewoon brandde, kreeg men weer moed en tastte men toe.
Hieruit blijkt dus wel dat o.m. smaak, maar ook bepaalde reacties op voedsel en op de omgeving mede door licht worden bepaald. Er zijn trouwens mensen genoeg die daarvan iets afweten. Denkt u maar eens aan bepaalde “dames” die rood licht plegen te gebruiken niet alleen als advertentie, maar wel degelijk ook om een zekere sfeer van hartstochtelijke vitaliteit uit te drukken.
In restaurants vindt u vaak een gedempte verlichting; en wil men het werkelijk heel romantisch maken, dan brandt er kaarslicht. De mensen reageren daarop. Het bepaalt de sfeer. Waarom? Omdat de mens kennelijk kleuren met bepaalde functies, bepaalde gemoedsgesteldheden en daarnaast vermoedelijk ook – ofschoon dat niet wetenschappelijk te bewijzen is – met bepaalde onzichtbare krachten pleegt te associëren.
Als wij nu kleuren willen onderscheiden, dan kunnen we misschien eerst gaan praten met mensen die daarin schijnbaar wel deskundig zijn. Neemt u bv. eens de liturgische kleurenkaart van de Kerk van Rome. Zij geeft zeer uitvoerige voorschriften voor de kleuren die op bepaalde dagen moeten worden gedragen. Ik weet niet of u wel eens in een kerk bent geweest. U heeft daar dan gezien: vandaag hebben ze een groen jasje aan, morgen een rood jasje en op een andere dag weer een anders gekleurd jasje. Dat is dan niet “zoals de wind waait, waait mijn jasje”, maar “zoals de heilige kleurt, kleurt mijn jasje.” Hieruit blijkt dan:
Rood wordt gesteld voor martelaren, voor bloed, maar ook voor moed en voor vreugde. (De R. Katholieke liturgie kent ook wit voor vreugde, red.) Rood is n.l. ook een vreugdekleur.
Groen wordt gebruikt voor bezinning, voor geloofszaken en voor zaken die met sfeer en wijsheid te maken hebben.
Paars (feitelijk een variant van blauw) staat voor alles wat met boetvaardigheid te maken hoeft.
Zwart geldt voor rouw.
Nu hebben zij ook nog besloten: voor alle positieve (dus levende kleuren) mag ook goud worden gebruikt. Ik vind het niet erg christelijk om alles in goud te doen; het strijdt zo met de christelijke armoede. Maar goed, dus goud voor alle positieve en zilver voor alle negatieve kleuren. Als je dat zo bekijkt, dan denk je: die kleurensymboliek kan een kerkelijke kwestie zijn. Maar vreemd genoeg zien wij bij andere volkeren kleurtradities bestaan die ergens toch wel kloppen.
China bv.: Rood: de kleur van de vreugde. Wit: de kleur van licht, van verandering. Niet alleen de rouwkleur, zoals men wel denkt, maar juist de kleur van licht dat de rouw moet afwenden.
Ik zou u al die kleurenschema’s kunnen geven evenals de waarderingen die daarvoor bestonden in bv. Griekenland, maar wat heeft u er aan? Belangrijk is te constateren dat over bijna de gehele wereld ongeveer gelijke kleurwaarderingen worden gevonden, waarbij wij dan kunnen uitgaan van een aantal primaire kleuren.
In de magie vinden wij vreemd genoeg ook zoiets. Eén van de meest bekende vormen van kleurenmagie vinden wij in Benares. Tegenwoordig misschien niet meer zoveel. Daar was een bepaalde groep, die z.g. zonnemagie bedreef. Voor bepaalde magische werkingen liet men zonlicht vallen door gekleurd glas. U zult zich verbazen als u hoort waarvoor bijvoorbeeld robijnkleurig glas werd gebruikt. Licht, dat door een robijn of door robijnkleurig glas valt ‑ zo zeggen de voorschriften ‑ geeft de heerlijke geur van jasmijn en een gevoel van vitaliteit. De op deze wijze vervaardigde fetisjen, zegels of wat dan ook, kunnen o.m. dienen om de vruchtbaarheid te vergroten. Denkt u nu niet alleen aan mannetje en vrouwtje, zij werden ook gebruikt voor het vee en zelfs om de oogst rijker te doen opkomen.
Een andere typische werking werd toegeschreven aan blauw glas; een betrekkelijk lichtblauwe kleur, iets naar groen zwemend. Licht, dat hierdoor valt, schijnt in staat te zijn om bepaalde stoffen, vooral reukstoffen, zodanig te prepareren, dat men daardoor een gevoel krijgt van innerlijke verdieping. Men zou dan sneller weten, helderder denken.
Een geelachtig, althans barnsteenachtig gekleurd, glas werd gebruikt om daarmee stoffen te prepareren die opgewektheid moesten brengen. Deze opgewektheid was ongetwijfeld van meer zinnelijke aard. Althans wij horen dat daarmee geprepareerde dranken (zelfs water werd daarmee geprepareerd) vooral werden geserveerd op feesten. Ook op deze wijze geprepareerde goederen zowel als zegels en zelfs een z.g. bloedwijding (bloed dat dus was bestraald) werden gebruikt bij een aantal feesten die een nogal orgiastisch karakter hadden. Wat heeft nu de kleur daarmee te maken?
Op het begin afgaande zou men zeggen: het is allemaal symboliek. Maar het werkt ! En als het werkt, dan moet er toch iets in zitten. Niet alleen dat het werkt voor de magiërs in Benares, het werkt evengoed als wij te maken hebben met zieken. Vooral met z.g. geesteszieken heeft men proeven genomen wat betreft hun reacties op kleuren. Van daaruit is men gekomen tot het toepassen van bepaalde kleuren in ziekenhuizen. Zo gebruikt men tegenwoordig bij voorkeur in betrekkelijk lichtblauw uitgevoerde operatiezalen, omdat dit bijzonder rustgevend schijnt te werken en de concentratie van de chirurgen aanmerkelijk schijnt te vergroten. Men is zelf nog verder gegaan. In bepaalde antroposofische klinieken en ziekenhuizen is men er zelfs toe overgegaan een kleurentherapie toe te passen, waarbij aan de kleur zelf een direct therapeutische waarde wordt toegekend, zonder dat men kan bewijzen waarom.
Wat is dan die kleur?
Kleur is in feite een absorptie van de uitstraling van de zon. Er wordt n.l. van het totaal van alle uitgezonden trillingen een zeer groot deel geabsorbeerd en een klein deel gereflecteerd. Het kleine deel dat wordt gereflecteerd, is de kleur die wij zien. Anders gezegd: Wij selecteren uit de trillingen door zonnestralen tot stand gebracht, enkele vibraties, trillingen. En deze, geconcentreerd en alles overheersend, gaan nu inwerken op mensen en op voorwerpen.
Kijk, nu krijgt men toch wel het idee: er zou misschien wel iets van waar kunnen zijn. Wij kunnen natuurlijk niet bewijzen dat verschillende kleuren licht directe invloed hebben, ofschoon iemand die wel eens een psychedelische lichtshow heeft gezien tot de conclusie kan komen dat je door kleurwisselingen high of razend kunt worden. Alweer een bewijs dat de mens ergens sterk wordt beïnvloed.
Nu ben ik geneigd te stellen dat de magie der kleuren niet alleen op de psychische reactie van de mens berust, maar op een directe fysieke verandering die daardoor mede kan ontstaan, vooral als een dergelijk licht een lange tijd op een voorwerp of op een persoon inwerkt.
Ik grijp nog even terug naar de kleurenmagie van Benares, omdat wij daarin de meeste vastgelegde voorbeelden hebben. Om de kracht van de wijsheid goed door dat blauwgroene glas (blauw met een zweem van groen) te laten inwerken op materialen, op dranken of op zegels werd een bestralingsduur voorgeschreven van 6 uur. Daarbij werd verder gesteld dat het licht geconcentreerd diende te worden. Men gebruikte dus niet alleen de kleurruit maar bovendien nog een brandglas, een lens, waardoor het geheel nog eens in focus werd gebracht en nu een bijzonder sterke inwerking van die kleur werd verkregen.
Nu zou ik zeggen, als je een trilling hebt, dan kan die vibratie bepaalde andere trillingen verdringen. En als die trillingen iets te maken hebben met eigenschappen, dan kun je daardoor ook eigenschappen veranderen. Mijn theorie ‑ ik zeg nogmaals theorie, want te bewijzen is het niet ‑ is nu het volgende:
Indien wij een lange tijd blootstaan aan een bepaalde kleur, dan zal die kleur ons door de psychische beïnvloeding receptief maken voor de eigenlijke trilling die ons bereikt. Deze vibratie kan dus op ons inwerken en zal ook in het lichaam stimulerend of afremmend kunnen werken.
Hoe komt het dan dat men in ziekenhuizen voor bepaalde zalen de kleur groen prefereert, terwijl men elders aan een zonnig geel (een goudkleur) de voorkeur geeft? Er zijn zelfs al klinieken (er is er één in de Ver. Staten) waar men ook een zaal vindt die in rood is uitgevoerd, maar waarbij ‑ dat moet ik wel zeggen ‑ enkele oranje tinten zijn gevoegd. Die oranje tinten werden er bij gevoegd, omdat hierdoor de levenslust van de patiënten, hun positiviteit, aanmerkelijk werd vergroot. Dat kan natuurlijk een psychologische uitwerking zijn. Bij een gelijke behandeling bleken echter patiënten met praktisch gelijke conditie en een gelijksoortige operatie in geheel verschillende tijden te genezen. De één werd ondergebracht (overigens was dat het geval met meer dan duizend proefpersonen) in een witte zaal. Zo’n ouderwetse, kraakheldere witte zaal met verpleegsters in witte kleding, iets waarvan je sneeuwblind wordt, als je naar je medepatiënten kijkt. De ander werd geplaatst in de eerste periode (ongeveer 4 á 5 dagen) in een blauwe zaal. Daarna werd hij overgebracht naar een kamer die in de tinten geel en lichtgeel was uitgevoerd. Nu bleek:
- De eerste paar dagen was de pijn van de patiënt in de gekleurde kamer aanmerkelijk minder, ofschoon de ander in de witte zaal meer sedatieven kreeg.
2. De patiënt in de gekleurde kamer sliep beter en was overdag veel rustiger.
3. Na de overbrenging in de geelkleurige kamer leefde de patiënt onmiddellijk sterk op, werd actief, begon veel te converseren en de genezing versnelde aanmerkelijk. Het eindresultaat was (het was in dit geval een blindedarmoperatie waarover ik in deze vergelijking spreek) dat de patiënt in de witte ziekenkamer, totdat hij zover was dat hij pijnloos en genezen was, ongeveer 14 dagen nodig had. De ander kon na 7 dagen naar huis en was praktisch genezen én vitaal. Dat laatste is belangrijk, want je kunt wel een patiënt naar huis sturen om thuis bij te trekken, maar dan is hij nog niet vitaal, dan is hij nog niet in staat om helemaal zelfstandig, te handelen en te reageren; hij heeft zijn veerkracht nog niet. De patiënt uit de gekleurde kamer bezat die wel. Het is wel een beetje eigenaardig als je dat zo bekijkt.
Een andere man die met kleuren heeft geëxperimenteerd, had chain‑stores. Ongeveer 200 gelijke zaken elk voorzien van kleine counters waaraan je wat kunt gebruiken. Die man kwam tot de conclusie dat je door de kleur van de plaats waar verteerd werd, ervoor kon zorgen dat men er langer bleef zitten of dat men sneller weg ging. Kennelijk waren bepaalde kleuren, ofschoon op zichzelf zeer mooi, afstotend. Het bleek dat bv. chroom met een groene stoffering en een ornamentatie of andere versiering in hoofdzakelijk rode tinten de mensen afstootte. Op het ogenblik echter dat hij het groen verving door rood leer en in plaats van chroom houtkleurig plastic gebruikte, bleven de klanten “plakken”. Nu was dat niet helemaal de bedoeling en hij voerde zijn experiment verder door. Hij ging nu de mensen gekleurd voedsel voorzetten. Hij maakte dus gebruik van bepaalde plantaardige en onschadelijke kleurstoffen. Het is zelfs wel voorgekomen dat iemand daar een groene biefstuk kreeg. Die was volkomen in orde, maar was alleen gekleurd. Het gerecht heette de Spécialité de la Maison en iedereen werd er dan ook speciaal misselijk van.
Hem bleek o.m. dat roomkleur en lichte tinten geel stimulerend waren voor de consumptie van visgerechten. Verschillende kleuren rood, zoals bv. van paprika en van tomaat (donkerrood dus) bleken eveneens stimulerend te zijn. Lichtere kleuren rood echter bleken juist weer zekere idiosyncrasieën (overgevoelige reactie op prikkels) te wekken. De mensen gevoelden zich daar soms erg behaaglijk, maar werden er ook wel onrustiger door. Op grond daarvan heeft hij een heel kleurenschema opgesteld, waardoor bepaalde eethoeken tot blijven nodigen en de counters (kleine bars) vooral de mensen ertoe brengen na enige tijd snel op te stappen; en dat zonder dat iemand kan zeggen dat er daarvoor iets gedaan wordt. Alleen de kleur doet dat.
Als ik al die dingen bij elkaar neem, ga ik nog een stapje verder. U moet mij niet kwalijk nemen dat ik van nu af vanuit stoffelijk standpunt zuiver speculatief te werk ga. Er zijn dingen die ik zeker weet, maar die ik niet kan aantonen.
Ik stel:
- Het gebruik van kleuren is ‑ gezien hun psychische inwerking ‑ geschikt om de mens in een bepaalde emotionele en psychische gesteldheid te brengen. Dus zijn kleuren bruikbaar om de mens tot het afgeven van bepaalde energieën te bewegen, dan wel hem zich te doen afsluiten en tot een afzondering te komen. Het gebruik van kleuren om de mens tot afgifte van krachten te bewegen (ik vermoed dat hierbij o.m. tinten rood en tinten geel een rol zullen spelen) zou gebruikt kunnen worden voor bv. snellere en grotere mogelijkheden bij de z.g. “donkere kamer seances”. Want ook daar is de sfeer vaak bepalend voor de mogelijkheid van de prestatie, zeker als de geest met een medium heeft te maken dat zelf geen bijzondere krachten kan opbrengen. Het blijkt dat wij bij bepaalde magische riten en bezweringen weer precies hetzelfde hebben. Een juist kleurengamma, eventueel aangevuld met licht dat een bepaalde kleur heeft, blijkt de instelling der aanwezigen sterk te beïnvloeden. Dit verklaart misschien wel waarom wij in de rituele magie vaak bepaalde stoffen zien toevoegen aan de z.g. olielampjes waardoor deze met vlammen van verschillende kleuren gaan branden. En zoals u ook zult weten, bestaan er voorschriften voor de plaatsing van deze lampjes. Bij een pentagon bv. tussen de verschillende armen of ‑ indien wij een dwingende bezwering hebben ‑ meestal samen met een dolk (althans een voorwerp met een metalen punt) aan elke punt van elke arm. Als wij die kleuren dan bekijken, blijken ze voor de geest enigszins belangrijk te kunnen zijn. Logisch. Ook voor de geest worden door de kleur van licht bepaalde, misschien minder gewenste trillingen afgeweerd. Zoals je ook met gefilterd licht vaak goede resultaten kunt krijgen, indien het gaat om een seance die met een wat zwak medium toch goed moet slagen. In de magie zijn dus kleuren functioneel zowel voor de mens als ook voor de geest. De geest namelijk ‑ vooral als zij opereert vanuit het astrale ‑ is voor bepaalde lichttrillingen zeer gevoelig, voor andere trillingen bijna niet. Indien wij nu vibraties, waarvoor zij het meest gevoelig is, zoveel mogelijk wegwerken, dan wordt het duidelijk dat de geest zich gemakkelijker kan manifesteren en meer kracht kan opbrengen.
- Als wij de kleur op de juiste wijze hanteren, kunnen wij daardoor ook scherpere contrasten veroorzaken. Deze contrasten zullen over het algemeen werkzaam zijn, indien er geen overwegend zwarte vlakken optreden. Zwart werkt reeds absorberend en verzwakt de werking van elke andere kleur. De kleurcontrasten brengen eveneens weer bepaalde psychische reacties teweeg. Denkt u maar eens aan sommige mensen: als zij gewoon aardbeien zien, doet het hen niet veel en als zij alleen slagroom zien, doet het hen ook niet veel, maar als de aardbeien met hun rode blosje door de romige massa heen komen, dan worden die mensen ineens door een enorme vreetzucht bezeten. Terwijl als het alles naast elkaar staat, zij eraan kunnen voorbij gaan. Dit is voor die mensen klaarblijkelijk een psychisch dwingend effect. Het kan geen zuiver fysiek effect zijn.
Als ik dus kleuren op de juiste wijze hanteer en ze naast elkaar zet, dan kan ik daarmee bepaalde gedachtegangen, maar ook bepaalde emoties wekken waaraan men zich niet zo gemakkelijk onttrekt.
Een klein commentaar terzijde. Wij vinden moderne kunstenaars die ongeveer op gelijke wijze werken. Zij werken niet meer speciaal met vormen, maar met kleurvlakken die op de één of andere manier in elkaar schijnen over te vloeien. Soms is dat binnen een voorstelling, soms zelfs zonder voorstelling. In al die gevallen blijkt de beschouwer een zekere emotie te ondergaan. Soms is dat een afwijzende emotie en dat blijkt vooral bij ouderen het geval te zijn. Nu bedoel ik niet alleen de ouderen van nu, maar ouderen over het algemeen genomen, omdat primaire kleuren emoties wekken die alleen te verwerken zijn, indien men over een mate van viltaliteit beschikt. Is die vitaliteit niet aanwezig, dan voelt men zich daardoor geprikkeld en vaak zelfs lichtelijk geobsedeerd. Verwerping is dan meestal het gevolg. In de vroege middeleeuwen was dat blijkbaar ook zo. Wij weten dat men toen wel met primaire kleuren werkte. Dat deden b.v. de jagers. Zij werkten met gekleurde klei, met bloed, kortom met alle kleurmiddelen waarover zij beschikten om hun magische tekeningen te maken. Kennelijk waren die kleuren voor hen van betekenis. De manier waarop bv. een os of een hert werd ingekleurd, was voor hen een emotie waardoor zij zich daartoe aangetrokken gevoelden, gevoelig werden en daarop werden afgestemd. In de latere middeleeuwen zien wij ineens een omkeer. Klaarblijkelijk was de emotie iets wat men niet zo vertrouwde en wij zien steeds meer werken in tinten bruin. Het is alsof elke kleur wat gedekter wordt gehouden. Dat resulteert tenslotte in het clair‑obscuur, waarin de mens wel weer werkt met de primaire kleur, dus een fellere kleurstelling. Maar over het geheel hangt toch een bruine waas, waar alleen hier en daar en dan bij voorkeur een gele of goudkleur doorheen blinkt met misschien een paar spikkels zilverwit. Ik denk dat men dat zou kunnen beschouwen als van betekenis voor die kleurvlakken. Kleurvlakken vergen een zekere vitaliteit om ze te kunnen verwerken. Voor anderen zijn de emotionele reacties niet aanvaardbaar, misschien omdat ze te groot of te scherp zijn.
- Indien wij verschillende kleuren op de juiste wijze samenvoegen, dan moet het mogelijk zijn om alle primaire kleuren van het gehele kleurengamma zodanig samen te voegen, dat zij ons een beeld van de kosmos geven. Dit is een techniek die zowel in een gedeeltelijk als in een volledig kleurengamma werd gebruikt door sommige mensen in India. Men zei:
Als ik alle kleuren op mij laat inwerken, zal ik gevoelig zijn voor alle trillingen die binnen het zonnestelsel bestaan. Maar die trillingen impliceren gelijktijdig alle hogere en geestelijke waarden die in deze wereld aanwezig kunnen zijn. Want ook deze zijn onderworpen aan die trillingsgetallen en zullen zich ‑ willen zij zich uiten ‑ daarop moeten baseren. Ik kan dus vanuit mijn bewustzijn en mijn wereld een kosmos binnentreden, die dan harmonisch is met mijn wezen. Het is duidelijk dat deze stelling aan velen te hoge eisen stelt. En wat vinden wij dan? Wij vinden prompt een meditatietechniek die gebaseerd is op kleurtegenstellingen: bv. geelrood, blauw‑goud, blauw‑zilver. Vormen zijn daarbij wel belangrijk, maar blijkbaar is de kleurstelling nog veel belangrijker. Waarom? Alweer: afstemming van de mens. Maar afstemming kan ook activering van de mens betekenen.
In de mens zijn een groot aantal eigenschappen aanwezig die hij normaal niet of ternauwernood gebruikt. Zij liggen op de achtergrond van zijn bewustzijn of worden zelfs geheel afgewezen. Als de mens zich aan de werking van kleuren onderwerpt, dan ontstaat er voor hem een grotere gevoeligheid juist op het gebied van zijn geestelijke vermogens. Hier bedoel ik o.m. zijn bovenstoffelijke zintuigen. Hij komt tot een aantal belevingen en waarnemingen, waardoor zijn wereld vollediger kan worden ondergaan, tenzij hij met het beleefde disharmonisch wordt, in welk geval het geheel een aantasting van zijn levenskracht betekent.
Wat moeten wij nu nog meer constateren bij kleuren?
Het is krankzinnig het te zeggen, maar de mens heeft het altijd over kleuren die moeten harmoniëren. Als wij bv. kijken naar kleding. Het is een samenzoeken van kleurschakeringen die bij elkaar horen. Als u in de natuur gaat kijken dan horen de kleuren soms helemaal niet bij elkaar en toch is het harmonisch. Hoe komt dat?
Harmonieën van kleur worden bepaald door ons concept van samenhang. Daar de zon voor de mens de levensbron is en ook de personificatie vaak van de godheid (in het verleden wat sterker misschien dan in het heden) mogen wij aannemen, dat datgene wat door de mens in verband kan worden gebracht met de zon voor hem een positieve betekenis heeft, ongeacht de wijze waarop de combinatie van kleuren en vormen plaatsvindt. Dat is volgens mij ook een belangrijk punt. Wij hebben hier te maken met een innerlijke verbondenheid met de zon. Dat is begrijpelijk. De zon is levengevend. Of hij dat nu bewust of onbewust ervaart, elke mens weet: met de zon hangt mijn leven samen. De mens is ergens een soort zonaanbidder. Als hij nu iets kan thuisbrengen bij wat voor hem leven is zij het vaag associatief en misschien in het onderbewustzijn dan zal hij dat als blijk van leven en daarmee als een toevoeging aan zijn levenskracht ervaren.
Het zou voor kunstenaars misschien interessant zijn om eens na te gaan in hoeverre zij met de primaire kleuren en de schakeringen ervan, zoals wij die in de natuur vinden, onder fel zonlicht zonder vormgeving toch bepaalde gevoelens kunnen wekken. Volgens mij zal dan blijken dat degenen die vitaal genoeg zijn, deze kleurvlekken ‑ want meer is het eigenlijk niet ‑ met een bijzondere intensiteit zullen beschouwen, daar allerhande dingen bij fantaseren misschien, maar in feite gevitaliseerd zijn. Zij gevoelen zich ineens veerkrachtig en sterk.
Misschien is het wel aardig hier even af te wijken.
Men heeft een experiment gedaan met werkers in een zoutmijn in de buurt van Lodz. Deze mensen namelijk kwamen niet zo vaak boven de grond. Dikwijls zagen zij helemaal geen zonlicht. Men heeft toen, omdat er in de zoutmijn verscheidene ruimten waren uitgespaard (er is daar zelfs een kerkje van vroeger) een ruimte ingericht waarin het zonlicht zo nauwkeurig mogelijk werd geïmiteerd. Het vreemde resultaat was dat degenen die daarin zonder meer binnenkwamen, zich helemaal niet prettiger gevoelden dan de anderen. Toen heeft men de muren grasgroen en het plafond blauw geschilderd en daarin weer dezelfde lichtbron opgesteld.
Degenen die daarin een uur hadden gerust, bleken veel vitaler en levenslustiger te zijn als zij weer aan het werk gingen dan degenen die dat niet hadden gehad. Dan komt volgens mij de volgende conclusie daaruit voort: dat voor de mens kleur en vooral kleuren geassocieerd met de zon samenhangen met levenskracht.
Nu gaan wij magisch denken.
Alles wat ik in de magie doe, is gebaseerd op mijn eigen levenskracht en de harmonischen die ik daarvoor kan vinden in welke sfeer of wereld dan ook. Het is de primaire werking van mijn levenskracht, desnoods gering in verhouding tot het eindresultaat, waarmee ik alles in beweging zet. De reacties die ik veroorzaak, kunnen een lawine-effect hebben, maar het is zeker dat ik zélf de eerste stoot moet geven. Dan volgt hieruit dat de mens, die zijn gevoelens van vitaliteit, van levenskracht verhoogt, grotere mogelijkheden heeft om te werken, dat hij ook magisch grotere mogelijkheden heeft en dat hij alleen, indien hij zich bezighoudt met wezens of sferen die een eigen trilling kennen, door het beperken en selecteren van kleuren in die omgeving zijn mogelijkheden om daarmee harmonisch te zijn en ermee in een juist contact te komen, kan vergroten.
Daar alle sferen worden gekenmerkt door een eigen vorm van harmonie die wij met enige goede wil kunnen vertalen met een eigen trillingsgetal, zal duidelijk zijn dat ook voor de mens dat trillingsgetal moet bestaan; en wel in een samengaan van emotie en denken. Denken zonder emotie blijkt magisch heel weinig uit te halen. Emotie zonder denken brengt wel resultaten, maar die zijn niet controleerbaar. Magie vergt dus denken plus emotie. Indien ik mijn emotionaliteit kan bepalen door een kleur, indien ik daarnaast mijn denken kan bepalen en ook mijn willen op grond van een vastliggende procedure (ritueel bv., dan wel door een zeer scherpe en gedefinieerde voorstelling van hetgeen ik tot stand wil brengen), dan is het mogelijk de eigen levenskracht. op die bepaalde sfeer te richten en daarmee praktisch onmiddellijk resultaten te verkrijgen. Wonderlijk is dat de meeste mensen dat niet schijnen te beseffen. Ook in de magie is hierover betrekkelijk weinig bekend. Maar wij weten dat er mensen zijn die voor sommige vormen van concentratie, van contact met een andere wereld bij het uitzenden van genezende kracht en wat dies meer zij de voorkeur geven aan een bepaalde kleurstelling in hun omgeving. Heel vaak zoeken zij een voorwerp uit waarop zij zich concentreren en dat heeft dan een kleur. Maar gaat u het na, dan blijkt steeds dat het valt in dezelfde orde van grootte als de kleur. Conclusie: Zelfs onbewust betrekt de mens bij zijn geestelijke bestrevingen heel vaak een kleur,
Een zeer interessante conclusie zou ik zeggen, ook voor uzelf. U heeft in uw huis ook kleuren. Waarom kiest u nu die kleuren precies zo? Zeker, er zit wat mode en wat gewoonte bij, maar toch heeft u een voorkeur. Waarom? Omdat u persoonlijk een afstemming heeft. Uw vitaliteit, maar ook uw leven heeft een bepaalde inhoud en die brengt u tot uiting.
Indien u zeer idealistisch en ook nog zakelijk en perfectionistisch bent aangelegd (vraagt u het eens aan uw omgeving, want zelf weet u het meestal niet), dan zult u heel vaak, vooral in uw werkomgeving, de voorkeur geven aan verschillende tinten groen, het wonderlijke is daarbij dat mosgroen en flessengroen een hoofdrol spelen.
Bent u iemand die nogal emotioneel is aangelegd, dan zult u waarschijnlijk in uw kamer veel tonen aanbrengen van rood, daarnaast misschien ook nog wit om met het rood een zeker contrast te krijgen.
Bent u iemand die nogal mistroostig van aard is ‑ ik wil niet zeggen dat u negatief bent, maar toch iemand die erg pessimistisch door het leven gaat ‑ dan zal uw voorkeur vaak uitgaan naar tinten bruin, bruinrood en bepaalde tinten donkerblauw. Het is typerend. Als u kijkt naar uw smaak op het gebied van kleur, dan zegt dat u iets omtrent uw persoonlijkheid. Dat heeft niets met mooi of lelijk te maken. Wat u heeft, kan zeer smaakvol zijn en toch erg negatief, erg pessimistisch.
Wist u dat mensen die nogal zenuwachtig of driftig zijn in hun omgeving vaak een tegenzin hebben tegen primaire kleuren? Zij kiezen dan pasteltinten. Het karakter weerkaatst zich dus in de kleur. Maar laten wij dan ook toegeven dat een affiniteit voor een kleur ook een affiniteit inhoudt voor een bepaald gebied van leven en niet slechts een fysieke of emotionele reactie, maar een totaal psychische reactie, die ook het geestelijke gebied mede omvat. Dan wordt het nu begrijpelijk waarom de mensen zo vaak kleuren voorschrijven als zij aan magie doen.
Wij kennen de z.g. kabbalistische talismans. Die worden volgens voorschrift in goud vervaardigd voor alles wat met godsnamen te maken heeft. Indien wij datzelfde zouden uitvoeren in rood, krijgt het een andere betekenis.
Zilver blijkt samen te hangen met denkbeelden omtrent vruchtbaarheid. Men zou hier zelfs een associatie kunnen vinden met de oude Isis-cultuur, de oude verering van de maangodin. Als wij kijken naar de z.g. slechte zegels (die hadden zij ook al werden ze niet gepubliceerd), dan blijkt dat die vaak met roestbruine inkt werden geschreven en dan bij voorkeur op vergeeld papier. Waarom? Kennelijk ook weer omdat dat iets uitdrukt.
Gaan wij kijken naar de manier waarop werd gewerkt in Egypte (ook tegenwoordig nog). Er zijn daar nog mensen die talismans maken), dan blijkt dat voor alles wat met water samenhangt, blauw wordt gebruikt. Meestal tamelijk bleekblauwe inkt. Men schrijft bij voorkeur op een wit vlak. Heeft men dat niet, dan verkiest men een goudkleurig vlak. Heeft men te maken met aarde, dan kiest men rood. De ondergrond is bij voorkeur maïskleurig. Heeft men te maken met godsnamen, dan schrijft men op zuiver wit met rood en blauw ( aarde en water) en omlijst het geheel nog eens met groene inkt. De groene inkt wordt alleen in de spreuk gebruikt voor het schrijven van bepaalde godsnamen of die van de voornaamste engelen Gods. Hier wordt dus de talisman in kleuren gecombineerd, omdat men daarmee kennelijk die krachten probeert te binden.
Denkt u niet dat het nieuw is. Als wij ons bezighouden met de manier waarop in Egypte de voorstellingen, waarvan de meeste in tempels en in graftempels slechts ten dele behouden zijn, gekleurd werden, dan komen wij tot de ontdekking dat soms bepaalde reeksen beelden afwijkend gekleurd zijn. Heel vaak hebben zij dan direct te maken met een contact tussen de overledene of een bekend priester of vorst en een godheid. Opvallend is dat daar de kleur rood meer dan normaal voorkomt en dat in enkele gevallen daarnaast ook een okerkleur wordt gebruikt in sterkere mate dan normaal om de figuren kleur te geven. Waarom? Klaarblijkelijk, omdat door deze afwijkende kleurstellingen de band met de godheid werd bevestigd. Het was de uitdrukking van een zekere harmonie.
Gaan wij naar de negerstammen en de indianen toe, dan zien we daar de gelaatsbeschilderingen. Een blanke denkt: ach, die mensen wisten al wat fingerpainting was en dus smeerden ze maar wat op hun gezicht. Dat had u gedacht ! De oorlogskleuren van een indiaan werden bepaald door zijn stam. De stam gebruikte een bepaalde kleurensamenstelling.
Het patroon en de wijze waarop die kleuren werden gecombineerd, werden bepaald door zijn persoonlijke beschermgeest, zijn eigen totem. Deze bepaalde welke kleurcombinaties voor hem geschikt waren. Die kleurcombinaties werden niet alleen aangebracht om er schrikwekkend uit te zien – vergist u zich niet – maar ze werden gebruikt om de krijger een bescherming te geven, een veelheid aan kracht en vaardigheid van wat hij normaal bezat.
Soortgelijke dingen zien wij ook bij bepaalde negerstammen. Hier wordt niet alleen gewerkt met witte en rode pijpaarde, maar daarnaast wordt gewerkt met bepaalde kleurstoffen o.m. indigo. Waarom doen zij dat? Omdat degenen die indigo en in enkele gevallen ook vermiljoen gebruiken, dit doen om hiermee hun persoonlijke goden en daarmee ook hun geheim verbond met die goden tot uitdrukking te brengen en zo de protectie ervan te genieten. In Afrika is het een heel lange tijd een gebruik geweest dat mensen die tot een bepaalde geheime sekte of een geheim genootschap behoorden een voorwerp van een bepaalde kleur of kleurcombinatie bij zich droegen. Dat was dan de kleur van hun genootschap. Zolang zij dat bij zich hadden, was het een talisman. Het bracht hun kracht en de magische krachten die in het gehele genootschap gelegen waren. Kleurstelling heeft dus wel wat te betekenen. Zij heeft kennelijk allerhande mystieke betekenissen. Achter deze mystieke en symbolische betekenissen moet volgens mij toch ook nog een realiteit liggen. Want als je nu zegt dat dat allemaal alleen maar gebruiken zijn, dan denk je dat de mens dommer is dan hij is.
Als de manier waarop je de kleuren naast elkaar zet, bepalend kan zijn voor de krachten waarmee je verwant bent ‑ er zijn zoveel mensen die dat weten ‑ dan zou het toch heel eenvoudig zijn te zeggen: Blauw met een streep geel en groen ertegen aan is een hoge kracht, dat is een dodelijke magie. Dan maak ik een voorwerp in die kleur, ik steek het bij mij en wie doet mij dan wat? Maar dat durfden ze niet. Want zo zeiden ze: als je dat doet, dan verlies je alle kracht. Zij zouden ook kunnen zeggen: dan verlies je alle geloof, je juiste psychische afstemming en je staat alleen. Ik denk dat die mensen dat met al hun primitiviteit heel goed hebben begrepen.
Het is voor uw moderne tijd dan ook wel belangrijk na te gaan of uw eigen gebruik van kleuren niet van grote invloed kan zijn op uw gedrag. Opvallend is dat daar waar wij primaire kleuren aantreffen tegen achtergronden van grijs, grauw en zwart, zoals in de grote steden, ze veelal agressiviteit blijken uit te lokken. Waarom? Kennelijk omdat ‘t milderend element van natuurverbondenheid (het groen) ontbreekt.
We zouden op grond hiervan verder kunnen gaan en eens kunnen nagaan welke kleurstellingen er te vinden zijn in die buurten waarin gewelddaden het meest bedreven worden. We zouden ook kunnen nagaan welke kleuren overheersen op die punten waarop het geweld gepleegd wordt. Bijvoorbeeld:
Waarom worden auto’s van een bepaalde kleur vaker beschadigd als er een rel is dan andere? Daarvoor moet toch een verklaring zijn. U kunt wel zeggen: Nu ja, dat is toeval. Dat is volgens de statistiek. Neen. Als het overal voorkomt, dan moet er een regel zijn.
Ik heb u gezegd: wij gaan magisch denken. Kleuren zijn afstemmingen.
Al datgene wat niet harmonisch is met mij, kan ‑ vooral als ik mij machteloos of gevangen gevoel ‑ een enorm verzet in mij teweeg brengen. De in mij erkende disharmonie ontlaadt zich dan in agressie. Een bekend verschijnsel. Dan is het de hoogste tijd dat men leert om uw steden en dorpen wat harmonischer van kleur te maken, om er eens een andere nadruk aan te geven.
Dat betekent niet dat je onmiddellijk kunt teruggrijpen naar het natuurlijke groen, want dat is een dermate vervreemdend element geworden dat het op zichzelf een speelse baldadigheid zal uitlokken. Pas als wij voldoende andere kleuren hebben aangebracht, zal dat groen mede worden geaccepteerd en kan de mens zelfs in stadsgebieden enigszins terugkeren naar de natuur. U zou met stadsarchitectuur e.d. rekening moeten houden. Zoals u rekening ermee moet houden dat rechte lijnen over het algemeen de mens niet aanvaardt. Dat een teveel aan rechte lijnen bij de mens een zekere desoriëntatie teweeg brengt. Bij een automobilist merkt men dat in een sneller rijden en niet zo snel reageren. Bij de gewone mensen, die door zo’n stad heenlopen merkt men dat in een gevoel van onbehagen, onnodige haast, prikkelbaarheid, onverschilligheid voor anderen. Breng diezelfde mens in een omgeving met gebogen lijnen (in wat men een niet zo nette maar dan toch gezellige buurt noemt) en vreemd … met al die krinkeltjes en kronkeltjes is hij ineens veel rustiger, losser. De mensen zijn natuurlijk niet zo sterk maatschappelijk gebonden aan noeste ijver en werkzaamheid op dat ogenblik, maar dat is toch niet zo erg. Zij voelen zich gelukkig, zij ontspannen zich meer. Breng daar nog ‘t juiste kleureffect aan en wat krijg je? Een mens die kennelijk met psychische energie werkt. Hij weet misschien niet precies hoe, maar hij probeert het.
Als ik dit alles naar voren heb gebracht, dan kan ik deze conclusie niet ontwijken:
Wij dienen ons bewust te worden van de kleuren die voor ons belangrijk zijn op dit moment. Wij dienen deze kleuren te gebruiken om onszelf een maximum aan rust, aan vitaliteit, maar ook een geestelijke afstemming te verschaffen.
Wij zullen na enige tijd van onderzoek concluderen dat één, soms twee kleuren permanent onze voorkeur hebben en dat wij tevens onze smaak zien veranderen. Dan kunnen wij alles baseren op de hoofdkleur en er de door ons gewenste bijkleuren zo harmonisch mogelijk omheen groeperen. Daardoor zullen wij dan de afstemming krijgen waardoor wij met alle krachten, die op dit ogenblik bestaan en waarmee wij harmonisch kunnen zijn, verbonden geraken.
Wij zullen onze geestelijke kracht vrijlaten, omdat we meer dan normale vermogens krijgen. Of het nu gaat om het genezen van een mens, het beter aanvoelen van situaties en stellingen of contact met overgeganen, doet niet ter zake. Dit is een basis waarmee wij kunnen werken. De eindconclusie is dan onvermijdelijk:
Kleur heeft een magische invloed, een magische betekenis. Niet alleen in overdrachtelijke zin, maar zelfs in een zeer reële zin. Want het maakt de mens vrijer en geeft hen daardoor de mogelijkheid in een juiste afstemming te werken met vele in hem bestaande krachten die hij niet beseft, zowel als samen te werken met werelden welker aanwezigheid hij misschien vermoedt, maar ook niet geheel beseft, maar waardoor hij resultaten voor zichzelf en zijn omgeving kan bereiken.
Vragen.
Hebben kleuren ook inwerking op volslagen blinden, met name blindgeborenen? Als je een blinde achtereenvolgens in verschillend gekleurde omgevingen brengt, geeft dit dan een merkbare verandering?
Dat is inderdaad een feit. En dit is ook heel begrijpelijk. Als de kleur alleen een visuele impressie was, dan zou het voor een blinde absoluut niet belangrijk zijn zich te bevinden in een omgeving van welke kleur dan ook. Maar als wij aannemen dat het ook een kwestie is van trilling, waarvoor de blinde wel gevoelig is en zelfs nog veel gevoeliger dan iemand die kan zien, dan is het duidelijk dat hij daarvan ook de invloeden zal ondergaan. Ik zou erop willen wijzen dat u in Nederland een blindeninstituut heeft, waar men ertoe is overgegaan om kleurtoetsen aan te brengen in de vertrekken ‑ wat sommigen misschien wat overbodig lijkt ‑ maar waardoor de daar aanwezige blinden inderdaad gestimuleerd worden. Dit is niet een verhaal wat ik u vertel. U kunt het controleren. Het instituut ligt in uw eigen land, in Brabant. Ik wil u er verder op wijzen dat natuurlijk de associaties die kleur bij de mens wekt en daarmee ook bepaalde emotionaliteiten voor blinden niet bestaan. Maar op zijn lichamelijk welbevinden zowel als op zijn psychische afstelling heeft kleur wel degelijk invloed, vooral als de blinde een langere tijd in een omgeving met een dominerende kleur vertoeft.
U meent een aanvoelen?
U kunt het een aanvoelen noemen, ofschoon het niet een definitief aanvoelen van kleur zal zijn voor iemand die blindgeboren is. Iemand die blindgeboren is, heeft namelijk geen kleurvoorstelling. Een mens die later blind is geworden, heeft kleurherinnering en kan dus bepaalde sensaties met kleur associëren. De blindgeborene doet dit niet. Hij kent dus wel kleurbeschrijvingen, maar deze zijn voor hem symbolen die hoogstens zuiver persoonlijk enige betekenis hebben, maar die niet zonder meer met impressies van buitenaf worden geassocieerd, tenzij met herhaalde ervaring. Bijvoorbeeld: een bepaald oppervlak wordt met een bepaalde kleur samengebracht. Maar dan blijkt ook dat hij elk oppervlak van een gelijke geaardheid met die kleur associeert. Dan is er dus geen sprake van kleurgevoeligheid, terwijl wij dat bij mensen die later blind zijn geworden wél een lange tijd zien. Zij hebben dan het gevoel: dit is een rode of een roze of een gele roos bv., terwijl zij het niet kunnen zien. Ik hoop dat dit verhelderend werkt.
In de katholieke liturgie is rood de kleur voor martelaren en wit is de kleur van vreugde. Bij de Chinezen is zwart de bruidskleur en wit voor begrafenissen. Dus is de kleurbetekenis niet universeel?
De kleurbetekenis is wel universeel. In de katholieke kerk is rood een vreugdekleur, maar wit is de kleur van het licht, van de genade. Als er een genadefeest, een goddelijk feest, wordt gevierd (Hoogtijdagen als het Pinksterfeest e.d.), dan vinden wij wit. Maar men vergist zich hierin vaak omdat gewaden met een witte ondergrond en goud‑ of zilver borduursel worden gebruikt als vervangend voor de liturgisch toegestane kleuren goud en zilver. Dan wil ik er verder op wijzen dat zwart de kleur van absorptie is, de negatieve kleur. Het huwelijk is in de Chinese denkwijze een negatieve gebeurtenis; het is een onderwerpen. Terwijl de dood een kwestie is van het licht dat wij nodig hebben om het duister van de geesten, die ons kunnen bedreigen af te weren. Als u daar verder op ingaat ‑ en dat kunt u gemakkelijk doen, er bestaat studiemateriaal over ‑ zult u tot de conclusie moeten komen dat het gebruik van kleuren wel verschilt, maar dat daarom nog niet de symbolische betekenis van de kleuren sterk verschilt. Integendeel, er zijn grote parallellen aan te wijzen.
Waarom vind ik teveel rood in interieur of tuin onaangenaam? Is het verlangen naar geel, groen en blauw een compenserend werken en een bewijs dat rood mijn wezen domineert?
Indien u teveel rood in uw omgeving heeft en u vindt dat prettig, dan moeten wij daaruit concluderen dat er bepaalde hartstochtelijke, vitale, levenskrachtige processen u domineren. Wij zien dit heel vaak bij mensen die verder weinig geestelijke belangstelling hebben. (U moet mij niet kwalijk nemen, dit is niet persoonlijk.) Zij houden van een milieu waarin rood domineert. Als u zegt: het wordt mij teveel en ik verlang naar andere kleuren om het aan te vullen of te compenseren, dan is de vraag: is dit een permanente behoefte en zo ja, voor welke kleuren? Dan kunnen wij namelijk aannemen dat ofschoon rood voor ons wel een aanvaardbare basiskleur is, wij onze vitaliteit wensen te richten en dat we daarvoor juist de richting zoeken die de compenserende kleur aangeeft. Is het echter een wisselend verlangen waarbij we nu eens geel, dan blauw, dan weer groen en dan weer een andere kleur willen hebben, dan zouden wij moeten zeggen: wij zijn gebaseerd op levensprocessen, levenskracht, vitaliteit. Dat is voor ons het meest belangrijke. Ook onze emotionaliteit is daarop hoofdzakelijk gebaseerd, maar wij hebben vaak de behoefte die te richten naargelang de emotionele achtergrond op verschillende aspecten van het bestaan, die dan door de kleur die wij op dat ogenblik verlangen wordt gesymboliseerd. Dan is er nog één punt waarmee wij rekening moeten houden, namelijk: Als wij die wisselende voorkeur voor kleuren hebben, dan maken wij daarmee alleen duidelijk dat wij een aanpassing zoeken, omdat ons emotioneel bestaan in deze vorm voor ons niet aanvaardbaar is. Ik geloof dat u dan ook nog rekening dient te houden met de tinten rood die u verlangt. Als u bv. voortdurend in een aardbeirode kamer wilt zitten, dan moeten wij wel aannemen dat u een tamelijk psychotische figuur moet zijn met bijzondere neigingen in de richting van het sensuele. Geeft u daarentegen aan tomaatrood de voorkeur, dan bent u waarschijnlijk wat strijdlustig, vitaal of hartstochtelijk en wat meer naar buiten toe gericht. Geeft u aan het donkerder chineesrood de voorkeur, dan bent u hartstochtelijk, maar met bezinning op de achtergrond. U kent vele gevoelens die over het algemeen op een materieel vlak liggen, maar u zult ze heel vaak onderdrukken. Verder heeft u de neiging in uw leven sterk gestileerd naar voren te treden. Dit om u een voorbeeld te geven. Ik zou natuurlijk verder kunnen, maar dat is zinloos. Ik hoop u echter hiermee duidelijk te hebben gemaakt dat er ook nog verschil kan zijn in de tinten van een kleur, ook al weten wij dat rood gewoonlijk fysieke achtergronden en met dit fysiek vervlochten emotionele achtergronden aanduidt.
U heeft begrepen dat het aangenaam was. Maar rood is onaangenaam in een interieur.
Ik zeg: Indien u het aangenaam vindt. En dan is de vraag: wanneer? Ik heb daarop geantwoord en gezegd: als u rood onaangenaam vindt dan is de vraag of u het helemáál onaangenaam vindt of alleen maar een verlichtende toets wenst van één bepaalde kleur of van steeds wisselende kleuren. Als u mijn antwoord nog eens overleest, zult u daaruit zien dat dergelijke preferenties en afwijzingen voor het positieve en ook voor het negatieve gelden, zij het in omgekeerde zin wat de betekenis betreft.
Dus men compenseert alleen een kleur afwisselend. Maar als men de kleuren naast elkaar zet?
Naast elkaar gezet drukt u daarmee bepaalde problemen uit die in uw gesteldheid aanwezig zijn. En dan is het weer de vraag: welke kleuren zet u naast elkaar? Mag ik voorbeelden geven zonder dat u denkt dat ik u verkeerd begrijp? Laten wij zeggen dat u rood als basiskleur heeft in het milieu en dat u een sterke behoefte heeft aan geel met toetsen blauw en dat u daarnaast ‑ vreemd genoeg ‑ probeert om bepaalde vormen met een zilverkleur en wit te gebruiken. Dan moeten wij tot de conclusie komen: U bent in dat geval iemand ‑ aangenomen dat die neiging permanent is ‑ van wie wij moeten aannemen dat uw mentaliteit, uw achtergrond en karakter zich baseren op een stoffelijke persoonlijkheid. Uw neigingen liggen dus op stoffelijk vlak. Alles wat u verder doet, is een poging om daar een inhoud en zin aan te geven, die u er niet in vindt. Nemen wij daarbij wit, dan zoeken wij een vorm van romantiek. Wij zoeken a.h.w. een hogere waarde uit te drukken in materiële waarde; de oneindigheid uit te drukken in een miniatuur, om het zo eens te zeggen. Zoeken wij geel, dan hebben wij dus ook behoefte aan zon en vitaliteit. Heel vaak is het een kwestie van: ik heb het gevoel geen zon genoeg te krijgen. En “zon” kan bestaan uit zowel emotie, zonnigheid, levenskracht, levenslust, erkenning zelfs, als ook de behoefte hebben er eens uit te breken, naar buiten trekken, de zon in. Als wij daar nog groen bij nemen, dan zou ik zeggen: u heeft het gevoel dat u een beetje van de natuurlijke achtergronden bent afgeweken. U heeft de behoefte terug te keren tot het verleden, zonder dat u weet hoe. Zo gaat dus zo’n combinatie enorm veel over uw persoonlijkheid vertellen. Maar nu nemen wij diezelfde combinatie even in geestelijke zin. Dan komen wij tot de conclusie dat het totaal van de geestelijke impulsen is gebaseerd op de materie en het materiële. Iemand die een dergelijke combinatie gebruikt, zal ‑ gezien de voorkeur voor wit in bepaalde toetsen ‑ behoefte hebben aan het element van redelijkheid. Hij zal ‑ gezien het element geel ‑ daarnaast een zeer grote behoefte hebben aan steun of blijmoedigheid en zich ook vaak verbonden gevoelen met krachten die hem dat geven. Het groen bewijst dat zijn redelijkheid beperkt is en dat op een gegeven ogenblik de innerlijke ervaring en beleving de redelijkheid overschaduwt. Als je dan zo’n persoon in zijn geestelijk leven stoffelijk wilt aftekenen, dan zeg je: Dat is een pietepeuterige mysticus. Ik heb hier kleuren gekozen die hopelijk niet de uwe zijn, want ik wilde hier zeker geen persoonlijk voorbeeld geven. Maar ik probeer uit te leggen dat al die kleurencombinaties iets duidelijk maken. Zij geven de aspecten aan die in ons beleven, in ons geestelijk zoeken, in onze stoffelijke benadering zijn gebaseerd op de eigenschappen, die bevat zijn in de grondkleur die we kiezen. Je zou kunnen zeggen: het is net een schilderij. De tint van de achtergrond bepaalt hoe de aspecten die wij daar aanbrengen naar voren komen. Het is de achtergrond die bepaalt hoe de vormen of lijnen in een kleur hun betekenis hebben. Verander je de kleur van de achtergrond, dan verandert ook de betekenis van het geheel, al blijft de rest hetzelfde.
Zijn er ook perioden dat je een voorkeur hebt voor een kleur; een langere tijd, niet een dag of enkele maanden.
Ja, die zijn er zeer zeker.
Ten 1e. Zuiver stoffelijk gezien zal de leeftijd over het algemeen iets te maken hebben met de voorkeur voor een kleur. Als iemand zijn gehele leven eenzelfde kleurvoorkeur behoudt, dan zien wij toch dat de toon van die kleur zich wijzigt naarmate hij ouder wordt. Meestal valt dat in een leven in vier of vijf perioden uiteen. Maar het kan ook zijn dat wij helemaal van kleurvoorkeur veranderen.
Ten 2e. Wij moeten niet vergeten dat wij onder kosmische invloeden staan. Indien wij te maken hebben met bv. een roodtendens en onze eigen kleur is bv. paarsblauw (wat idealistisch en wat realistisch), dan zal een roodinvloed bij ons waarschijnlijk een sterkere voorkeur voor tinten oranje teweeg brengen. Wij zoeken dan een compensatie, omdat ons innerlijk leven door die innerlijke verandering in harmonie is met wat er zich kosmisch op en rondom de wereld afspeelt.
U begrijpt, dat die invloeden regelmatig wisselen. Er kunnen dus ook regelmatige wisselingen van kleurvoorkeur zijn. Het is zelfs zo sterk: je kunt bepaalde kleurvoorkeuren, die dan enkele maanden (meestal niet langer) duren zelfs astrologisch berekenen. Dan kun je zien, die planeet domineert op dit ogenblik. Dat is de kleur van die planeet, dan zal dus die kleur domineren. Dan zijn dat de voorkomende opposities, dus zal die kleur daardoor verzwakken en wat negatiever worden, de contrasten worden schril. De contrasten die wij kiezen zijn disharmonisch. Loopt het goed tussen de planeten (positieve aspecten), dan zien wij die kleur harmonisch naar voren komen. Dat is dus ook al een aspect.
Ten 3e. Verder moet u rekening houden met het feit dat u een geestelijke ontwikkeling doormaakt. In die geestelijke ontwikkeling verandert uw relatie met de kosmos, met de wereld. En omdat uw eigen trilling verandert, zult u ook sneller een andere kleur gaan kiezen, omdat die dan het best correspondeert met wat u zelf bent. Dus ook de geestelijke veranderingen van een mens zullen vaak een weerslag vinden in de keuze van kleuren en zeer zeker in de keuze van kleurcombinaties vooral.
Kunt u ons ook zeggen: wat zijn nu positieve en negatieve kleuren?
Dat is moeilijk te zeggen. De ene kleur die wij gewoonlijk altijd als negatief beschouwen is zwart. Zwart is namelijk een kleur die zelf niet actief is. Wat zelf niet actief is, wordt door ons meestal als negatief gezien. Het behoeft dat nog niet eens altijd te zijn, maar bij kleuren zegt men dat nu eenmaal. Van elke andere kleur kunnen wij zeggen dat zij positief is, mits ze harmonisch wordt gebruikt. Ze kan met contrasterende kleuren worden gecombineerd, maar ze blijft positief. Over het algemeen geldt dit. Er zijn natuurlijk wel uitzonderingen op te bedenken. Wij zeggen bij ons (in de geest), dat elke kleur die troebel is, waarin dus een grijze of een bruine zweem voorkomt, als minder positief gerekend moet worden. Waar de kleur vuiltroebel is zelfs als negatief moet worden beschouwd. Dit is natuurlijk maar beperkt. U kunt echter die interpretatie gebruiken, omdat het wijst op een niet‑zuiver reageren. Men is het niet meer eens met zichzelf. De kleur die men kiest, geeft dus een soort tweestrijd aan, waardoor men niet meer zelf wil reageren. Indien dat gebeurt, dan is dat vanuit ons standpunt wél negatief.
Als zwart negatief is, is dan wit het meest positieve?
Neen. Dat behoeft niet zo te zijn, omdat wit alle kleuren van het spectrum bevat. Een niet‑gerichte activiteit is op zichzelf niet negatief. Een gerichte activiteit heeft voor de ontwikkeling van de mens en van de geest de meest positieve resultaten. Daarom geven wij de voorkeur aan kleuren. Als wij vanuit ons standpunt spreken over de meest positieve kleur, dan is dat geel. Geel is de associatie met goddelijke Kracht, zonneactiviteit, menselijke vitaliteit. Maar als die kleur iets vertroebeld, dan wordt ze ineens afstoting, haat. Vuilgeel is het meest negatieve dat er is.
Bent u van mening dat jonge mensen meer houden van felle kleuren en oudere mensen juist voor het tegenovergestelde voelen?
Als u goed heeft geluisterd naar wat ik in mijn inleiding heb gezegd, dan heeft u mij horen opmerken dat meestal oudere mensen meer pasteltinten prefereren. Dat wil dus zeggen dat zij felle kleurcontrasten uit de weg gaan. Dat is ook heel begrijpelijk, omdat de felle kleuren ook betekenen conflict, de noodzaak tot verandering, tot actie, tot het vinden van een nieuwe harmonie. Als je tussenkleuren kiest, dan kan het zo geleidelijk ongemerkt wegsijpelen. Dat heb je nu eenmaal bij ouderen. Jongeren willen de gehele wereld in een dag en een nacht veranderen. Ouderen hopen dat het over duizend jaar eens zover zal zijn dat iemand anders het zal doen.
Als een man vanaf zijn jeugd tot op oudere leeftijd paars als lievelingskleur heeft, waar wijst dit op in het karakter?
Het wijst over het algemeen op een neiging tot mystiek, vaak gepaard gaande met de neiging tot zelfkastijding. Men is enerzijds verbonden met hogere krachten, anderzijds is men het niet eens met zichzelf en zijn eigen gedragingen. Dergelijke mensen hebben voortdurend een tweestrijd door te maken. Het zijn mensen, die wij heel vaak zien wegvluchten in allerhande mystieke scholen. Op zichzelf kan paars zeer positief zijn, maar dan zien we het overgaan in werkelijk purper. Als het gewoon paars is, dan is die mens een in zich verdeelde mysticus. Gaat het over naar purper, dan heeft die mens de koninklijke weg tot de kosmos gevonden. De mens die de eenheid met de kosmos in zich dermate beseft dat hij niet meer komt tot innerlijke strijd.
U begrijpt wel: dit zijn absolute stellingen waarmee men erg voorzichtig moet zijn om ze op zichzelf toe te passen. Want over het algemeen is het niet zo koninklijk, niet zo’n mooi purper; er is altijd nog een zweempje van wat anders bij. De mens is nu eenmaal een zeer gemixt wezen. Hij is meestal een cocktail van tegenstrijdigheden, die ‑ mits goed gemixt en met wat ijs opgediend ‑ toch zeer smakelijk kan zijn.
Op antroposofische scholen werkt men met verschillende kleuren voor klaslokalen. De antroposofen stellen dat de kleur belangrijk is voor de ontwikkelingsfasen van het kind. Indien dit juist is, hoe is het dan gesteld met de ontwikkelingskleuren na de schooltijd?
Als wij zeggen dat de antroposofen proberen ook de klaslokalen een bepaalde kleur te geven, dan geloof ik dat dat niet helemaal zuiver is. Wel helpt het om in het lokaal een bepaalde sfeer te scheppen. Ik kan mij voorstellen dat je vrolijkheid prefereert voor bv. de eerste klas. Maar dat je voor de zesde klas enige bezinning toch wel goed vindt. Je probeert dan een sfeer te creëren, aangepast aan het gemiddelde gedragspatroon op die leeftijd, zodat je een maximum contact met de leerlingen en een maximale overdracht van de leerstof mogelijk maakt. Maar dat heeft niets te maken met de leerling zelf. Deze heeft wel degelijk zijn eigen voorkeurskleur. In de eigen voorkeurskleur zal hij zijn grootste harmonie vinden; alleen is dat niet de harmonie die de leraar graag wil. De leraar wil over het algemeen dat de leerling zijn gezag aanvaardt, zijn wijsheid zonder meer accepteert (ook moderne leraren, al doen ze alsof het anders is), zodat zij dus in een voor hen zo prettig mogelijke verhouding tot de leerling een maximum aan prestatie kunnen bereiken.
Als zij dus een kleur voor de klaslokalen kiezen, dan gaan zij uit van de leerling. En dan kunnen wij daar meteen bij zeggen dat verandering van kleurvoorliefde wel degelijk voorkomt, maar dat deze niet een vaste verandering of een vaste volgorde is, zoals deze door de antroposofen ten aanzien van de school en de leeftijden is gesteld. Volgens mij is dit niet juist.
Kleur en klank schijnen nauw verwant te zijn. Zo ziet men vaak kleuren in verband met muziek.
Dat is toch heel duidelijk. Het is gewoon associatief denken. Omdat klanken bepaalde associaties kunnen geven en die associaties ‑ hetzij emotioneel, hetzij door ervaring ‑ met bepaalde kleuren kunnen bestaan, is het duidelijk dat als in ons een associatief akkoord wordt aangeslagen door muziek, wij onmiddellijk compenseren wegens de onvolledigheid van het alleen auditief beleven door er een visuele associatie naast te stellen. En dan zien wij muziek in kleur.
Kan dit worden vergeleken met complementaire kleuren?
Neen.
Een associatie met kleur als compensatie?
Als compensatie, ja, als compensatie voor de onvolledige ervaring. De mens is normaal gewend om, op zijn minst genomen een visueel‑auditief contact te hebben met zijn wereld. Voor blinden geldt dat niet helemaal. Daar wordt over het algemeen de tastzin de vervanger van het visueel effect. Als dus die ene prikkel optreedt, is men geneigd tot aanvullen, dat is inderdaad waar. Maar als u een vergelijking maakt met complementaire kleuren, dan hebben wij te maken met een visuele overschaduwing, waardoor een tussenkleur door ons zelfs wordt geprojecteerd daar waar zij niet aanwezig is op grond van een kleurervaring, die voor ons zonder deze tussenkleur niet aanvaardbaar is. Dat is dus weer iets anders. Wij maken overgangen. Er zijn zelfs schildertechnieken geweest die daarop berusten. Wij maken die overgangen visueel niet regelrecht van kleur naar kleur, maar indien het contrast op een bepaalde manier scherp is, projecteren wij een tussenkleur. Als wij een bepaalde kleur rood en een bepaalde tint geel (een fel citroengeel) naast elkaar zetten, dan zal de doorsnee‑mens zeggen dat tussen deze beide kleuren een gebied ligt van oranje. Ofschoon het niet werkelijk is, kan het oog de overgang niet aanvaarden en mengt de beschouwer a.h.w. de hevige indrukken om zo een geleidelijke overgang te bereiken. Dat is dus weer een ander effect.
Is er een overeenkomst tussen de kleur waarvan men houdt (geel of groen, dat doet er niet toe) en de uitstraling, de kleur van het astrale lichaam?
Een astraal lichaam heeft geen kleur. Een astraal lichaam heeft vorm. Het heeft een eigen harmonische waarde die wordt bepaald door het gedachteleven dat de vorm geeft aan het astrale lichaam. Maar de uitstraling van de gehele persoonlijkheid, zoals die ook in de aura merkbaar is, in de buitenste laag vooral, zal voor de beschouwer van het astrale lichaam vaak merkbaar zijn. In de astrale wereld bestaat er geen kleur op zichzelf. Daar bestaat alleen kleur als aanduiding van inhoud. De inhoud wordt bepaald door de persoonlijkheid van wie het astrale voertuig is of die het bezielt en als zodanig zal het diens kleur uitstralen. U ziet, het is eenvoudig. Zoals de meeste dingen, als u ze maar weet.
Bij het horen van een woord kan ik dat associëren met een kleur, waarbij dominerende klanken de kleur van het woord bepalen. Zo is een “a” blauw of zwart; een “i” is wit of geel. Dat is ‑ denk ik ‑ gebonden aan de eigen persoon?
Dat is niet gebonden aan de eigen persoon. Mag ik hier onmiddellijk opmerken dat dit te maken heeft met het al dan niet open‑zijn van de chakra’s en de wijze waarop ze geopend zijn. Het is namelijk zo: Een chakra kunt u zich voorstellen als een bloem met bloembladen. Die bloembladen kunt u dan weer met een klank associëren, die dan tevens een kleurbetekenis heeft. Als u zegt: “a” is blauw of zwart, dan duidt u daarmee op een 4‑bladige chakra. Zou u zeggen: a is voor mij blauw of zilver, dan zou u het waarschijnlijk hebben over een 96-bladig chakra dat zich aan het ontplooien is.
De kleurenscala was in het verleden veel beperkter, bijvoorbeeld bij de Egyptenaren. Hoe was die daar?
De kleurenscala van de Egyptenaren werd over het algemeen uitgedrukt in wat wij tegenwoordig de primaire kleuren noemen. Het totale aantal kleuren dat daar in hoofdzaak werd gehanteerd ‑ zwart meerekenend als kleur ‑ was zeven. Er werd dus met zeven hoofdkleuren gewerkt. Maar u moet even nadenken ! Deze mensen hadden nog niet de mogelijkheid om zoveel kleurmengsels te maken als men tegenwoordig heeft. Het is zelfs zo dat de alchemie zich in het begin o.m. bezighield met kleuren en daarnaast met het doen ontstaan van het z.g. schijngoud e.d.; dus het geven van een bepaalde kleur aan een voorwerp van een ander materiaal. De hoofdkleuren, die in het dagelijks leven een grote rol speelden waren: wit, geelachtig groen, hennarood, groenblauw. Dat waren de primaire kleuren waarmee men werkte. Later kwam er nog blauw bij. Er ontstonden dus wel kleurmengingen, maar als u bedoelt een kleurenschema zoals dat in Egypte bestond, dan moet u eigenlijk de tijd definiëren. Want als wij ongeveer 6000 jaar teruggaan, dan is Egypte nog maar een aantal kleine feodale gemeenschappen. In die periode ging de kleuraanduiding en dus ook kleurgebruik maar tot vijf. Tussenliggende kleuren werden wel geconstateerd, maar worden niet toegepast. Komen wij daarentegen in het Egypte van omstreeks het begin van de jaartelling, dan hanteerde men daar dertig verschillende tinten. Dus moeten we wel erg voorzichtig zijn met te zeggen Egypte.
Straalt de aarde ook kleuren uit? Zo ja, welke?
De uitstraling van de aarde was tot voor kort van een betrekkelijk zuiver diep‑blauw. De laatste tijd is dat wat aan het veranderen en zijn er wat groene flarden in gekomen. Het doet een beetje denken aan iets tussen kaas en marmer op het ogenblik. Maar wel nog steeds met de basiskleur blauwgroen.
Zijn er in de sferen ook kleuren?
Er zijn in de sferen geen kleuren zoals die op aarde bestaan. Dus geen lichtreflecties in bepaalde frequenties. Maar er is wel een kleurbesef of iets wat men daarmee toch sterk kan vergelijken en er is een veel grotere uitbreiding van het kleurenscala. U moet niet vergeten dat bij ons op een gegeven ogenblik alle bewustzijnsschakeringen, die voor u kunnen worden uitgedrukt in klank, in kleur en in woord, tezamen in een soort kleurenspel worden uitgedrukt, zodat de oneindigheid van schakeringen ten aanzien van uw wereld heel begrijpelijk is.
Welke kleur past het best als achtergrond van de plaats waar ons medium zit?
Ik zou zeggen, dat maakt heel weinig uit. Het klinkt misschien een beetje vreemd. De kleur is alleen belangrijk voor de indruk die zij op u maakt. Dat betekent dus dat over het algemeen felle kleuren voor u minder prettig zijn. Zij brengen allerhande visuele verwarringen en hallucinaties tot stand. Een neutrale kleur als achtergrond lijkt mij heel aanvaardbaar. Ik denk bv. aan een niet te bruinachtig beige, een niet te sterk blauw, meer aan de lichte kant. Die kleuren overheersen niet. U moet niet vergeten: een achtergrond is eigenlijk niet belangrijk, behalve voor de impressies die hij bij u wekt. Wat zegt die achtergrond u?
Als wij werken door een medium, dan kunnen wij op een gegeven ogenblik heus wel onze eigen kracht zo uitstralen, dat de achtergrondkleur eigenlijk wegvalt. Niet dat u dat ziet, maar u ervaart het. Een helderziende ziet er soms wat van. Deze zegt dan: Dat was iemand, die had een zilveren boog over een gouden gordijn. Ik weet niet waarom dat altijd boven gordijnen moet zijn. Dat zijn de vormen waarin men dit kennelijk ziet.
Of hij zegt: er was een wolk van een bepaalde kleur. Als hoofdkleur voor de Orde (dat is dus wat anders dan het medium) zouden we kiezen zilver en blauw. Omdat wij wel de mystiek kennen, die ook in het witte licht kan bestaan en wij die ook proberen uit te dragen, maar gelijktijdig trachten wij ons te baseren op wat men noemt redelijkheid en feitelijke erkenning, voor zover dit mogelijk is. Daarom zijn die kleuren voor ons wel de meest juiste.
CONCLUSIE:
Wij zijn nu bezig geweest over kleuren. Kennelijk is de invloed van de kleur op uw leven voor u het meest belangrijke geweest. Ik heb u daarnaast ook gewezen op het feit dat in de magie de kleur belangrijk is en dat ze in rituelen een grote rol kan spelen. Kortom, dat de rol van de kleur niet kan worden beperkt tot een zuiver fysieke of zuiver emotionele, maar dat daarbij psychische en zelfs geestelijke reacties meespelen. Ik heb u gezegd: daarom vind ik kleur een magisch iets. Ik wil eindigen met een paar heel eenvoudige raadgevingen.
- Zorg ervoor dat kleurcontrasten in uw omgeving, die – hetzij tijdelijk hetzij voortdurend ‑ afstoten worden opgeheven, al is het maar dat u ze voorlopig bedekt met een doekje in een neutrale kleur, de bloemen ergens anders zet of zo iets. Als u zorgt dat het kleurenscala waarin u zich beweegt voor uzelf aanvaardbaar is, dan schept u ook een sfeer waarin u gemakkelijker uzelf bent en waarin u zich gemakkelijker kunt uiten zowel als uw innerlijke krachten gemakkelijker kunt mobiliseren.
- Ook als u geestelijke oefeningen doet waarbij kleur betrokken is, tracht nimmer te werken met een kleur die voor u op zichzelf niet attractief is. U zou dan disharmonieën wekken. De gevolgen daarvan kunnen geestelijk en psychisch zijn en soms van zeer ingrijpende aard. Voorkom deze.
- Houd ook bij uw kleding, uw voeding rekening met kleur. Zorg ervoor dat uw voeding voor u aanvaardbare kleurcontrasten heeft; niet dat daardoor de voedzaamheid wordt beïnvloed, maar wel voor u de verteerbaarheid.
Kleedt u in de kleuren die voor u en uw gevoel passen bij de dag; dus niet alleen de gelegenheid, maar ook de stemming van de dag. Dit kan voor u zeer belangrijk zijn. U voelt zich dan harmonischer en onwillekeurig straalt u ook die harmonie uit, zodat u uit de wereld harmonie kunt terugontvangen.
Dit zijn maar drie eenvoudige raadgevingen. Misschien zijn ze een basis om voor uzelf een kleine kleurmagie op te bouwen. U behoeft niet, zoals de mensen in Benares, te proberen er talismans mee te maken of bijzondere geuren a.h.w. uit de wereldether of uit de kosmos tevoorschijn te toveren, dat is minder belangrijk. Maar het is wel belangrijk dat u leert uw eigen inhoud ook in kleur in de kleur van uw omgeving etc. te reflecteren en zo voor uzelf een grotere zekerheid te scheppen. Dat lijkt mij voor elke mens van zeer groot belang. Ik wens u allen een heel prettige zomer met heel veel voor u harmonische kleurcontrasten.