uit de cursus ‘Occult practicum’ (hoofdstuk 6) – december 1966
Magisch verband van de menselijke relaties.
De verhouding mens tot mens is nimmer op werkelijkheid gebaseerd. Ze is gebaseerd op bepaalde illusies, bepaalde wensen en angsten. Laat ons vooropstellen, dat geen mens de werkelijkheid van een ander mens bewust geheel kan beseffen. Toch zal een mens die een medemens erkent, in deze erkenning aan zichzelf iets toevoegen. Er komt nl. uit het contact met de ander een modulatie voort, waardoor zijn eigen wereld en wereldbeeld verandert. Hij ontmoet in de ander een kracht, die juist door het aanvaarden van de ander als een gelijkwaardige, als een partner, invloed heeft op zijn wezen en hem stimuleert. Ik zal u een heel eenvoudig voorbeeld geven.
U zit ergens in een vervoermiddel (een vliegtuig of een trein), waarin u enkele uren met volkomen vreemden vertoeft. U begint een gesprek met een ander die u interessant lijkt. U ontdekt een punt van gemeenschappelijke belangstelling. Als u zich later realiseert wat u allemaal heeft gezegd en wat ook die ander heeft gezegd, dan lijkt het u of u ver boven uw eigen kunnen bent uitgestegen. U heeft veel meer en veel gemakkelijker gesproken dan u ooit dacht te kunnen doen. U heeft gegevens naar voren gebracht, waarvan u nog maar flauw weet waar ze vandaan komen. U was in harmonie, in rapport met de ander. En de ander had zeer waarschijnlijk dezelfde gevoelens. Ook deze is tot een overprestatie gekomen.
Als dit ‑ en dat is toch eenvoudig te controleren ‑ regelmatig op deze wereld voorkomt, dan bewijst het dat de verhouding, waarin de mensen tegenover elkaar staan, niet gebaseerd behoeft te zijn op het elkaar kennen, maar op een wederkerige erkenning; en dat is heel wat anders.
Wanneer ik iemand erken als aanvaardbaar, als volwaardig ‑ onverschillig in welk opzicht ‑ dan zal hierdoor de ander ertoe worden gebracht (mits harmonie aanwezig is) ook mij als volwaardig te aanvaarden. Het resultaat is, dat wij beiden op gelijk niveau opereren; en dat dit niveau,‑ naarmate het contact duurt ‑ langzaam stijgt. Hierbij kunnen de grenzen van het eenvoudig menselijke worden overschreden. Er zijn voorbeelden te over te geven van mensen, die zelfs met een dergelijk verbaal contact tot inspiratie kwamen en ‑ zonder te weten waar ze het vandaan haalden ‑ bepaalde voorspellingen deden, die juist waren of gegevens a.h.w. uit de lucht schenen af te lezen omtrent het verleden van personen die zij nog nooit hadden ontmoet. Ook dit zijn nog maar nevenverschijnselen. Want in de kosmos bestaat er een inter‑relatie tussen alle leven,
Deze relatie kunt u zich voorstellen als een leiding waarbij twee schakelaars zijn. Namelijk bij elk punt is er een schakelaar, die de verbinding naar de ander kan openen of sluiten. Als ik uitga tot de ander, dan moet ik mijn schakelaar dus openen. De kracht, die in mij is, gaat uit tot de ander; maar de ander heeft zijn schakelaar dicht staan. Ook hij moet dus zijn schakelaar openen. En pas nu ‑ en niet eerder ‑ ontstaat er een contact.
Dat contact is een wisselwerking. Het is nooit zo, dat één levend wezen kracht geeft. Het is altijd zo, dat twee levens, die deel zijn van de kosmos, elkaar doordringen. En die doordringing houdt in: bewustzijnswaarden, voor zover zij beseft kunnen worden. Zij houdt in: krachten, voor zover harmonisch. Zij houdt in: Godscontacten en eeuwigheidsgevoelens, voor zover in beide mogelijk. Het is dus aanvaardbaar dat zij slechts in één van beide misschien primair aanwezig zijn, terwijl een enorm secundair effect wordt bereikt.
Deze menselijke relatie ‑ want we hebben het in dit praktisch occultisme altijd weer te richten op de mens zelf ‑ is niet beperkt tot mens en mens in de stoffelijke staat. Alle leven, dat op enigerlei wijze met de materie verbonden is, geweest is of zijn zal, is harmonisch met alle andere leven, dat in de materie is, geweest is of zijn zal. Zo zijn er contacten mogelijk met de oerkrachten, die hebben geholpen om de werelden te scheppen. Het is mogelijk om a. h. w de engelen van het laatste Oordeel als een concrete werkelijkheid te ontmoeten. Datgene, wat het tijdloze genoemd wordt, ligt in deze ontmoeting van levende wezens.
In het occultisme hebben wij heel vaak te maken met het tijdloze, wij komen voor de raadsels te staan van uittredingen in ruimte en tijd. Wij worden geconfronteerd met de meest wonderlijke belevingen die we niet thuis kunnen brengen. Wij betreden sferen en weten niet eens of ze wel bestaan. Hier nu kan juist het begrip voor deze relaties een heel grote rol spelen. En, onthoudt u nu een ding:
Wanneer een ander wezen met mij contact zoekt ‑ onverschillig op welk niveau ‑ dan zal ik mij daarvan, hoewel soms langzaam, bewust worden. Realiseer u eerst wat dit contact kan inhouden. Vraag u af, of u die harmonische mogelijkheid wel wenst te aanvaarden. Neem er desnoods alle tijd voor. Want heeft u dat inkomend contact eenmaal aanvaard, dan kunt u het niet zonder meer verbreken. U kunt de schakelaar wel openen, maar sluiten kunt u hem pas, wanneer het contact weer verzwakt. U kunt dus de geest met wie u een contact hebt a.h.w. afsluiten, maar alleen indien de geest zich aanmeldt. Daarna niet meer. Om een eenvoudig voorbeeld te geven:
Indien ik niet gebonden zou zijn door bepaalde beloften die ik heb afgelegd, dan zou ik heel rustig dit lichaam als mijn eigen kunnen beschouwen. En dan zou er ‑ omdat het eenmaal voor mij openstaat ‑ misschien zo nu en dan een status quo kunnen worden bereikt (de invloed van de eigen bewoner is, als het eropaan komt ongeveer even sterk als die van mij), maar men zou mij niet zonder meer kunnen uitwijzen.
Dit geldt ook voor bewustzijnswaarden. Waar het bewustzijn actief is ‑ onthoudt u dit a.u.b. goed ‑ en openstaat voor de inwerking van een ander, kan deze inwerking pas worden beëindigd, wanneer het contact ten einde loopt of van samenstelling verandert.
Nu moeten wij in dit verband ook weer enkele praktische punten aanstippen.
Stel u nimmer onbeperkt open voor alle contact. U heeft dan grote kans dat u zich – bewust of onbewust – maakt tot een strijdtoneel, waarop anderen hun geschillen willen uitvechten. Als u voelt dat er een contactmogelijkheid is ‑ van de meest stoffelijke tot de hoogst etherische toe ‑ overweeg eerst of u deze contacten kunt aanvaarden; en zo ja, of deze contacten voor u in uw huidige ontwikkeling en bestreving ook raadzaam en nuttig zijn. Is dit niet het geval, reageer niet. Voorbeeld: Stel, dat er een duivel is. De duivel staat hier aan de deur te kloppen. Zeg niet “kom binnen”. Zeg niet ”ga weg”. Zeg niets. Indien u zegt “ga weg”, heeft u die duivel erkend en hij kan ‑ dank zij deze erkenning ‑ waarschijnlijk al een iets dichterbij komen. Dus: absolute neutraliteit.
Dan moeten we nog rekening houden met het feit, dat harmonische contacten onze mogelijkheden vergroten. Maar zijn wij in staat om grotere mogelijkheden te hanteren? Het lijkt ontzettend leuk de macht te hebben wonderen te doen. Maar als elk woord dat je spreekt, plotseling wordt verwezenlijkt, dan moet je zo op woorden letten, dat je geen leven meer hebt. Begrijpt u hoe dit is bedoeld?
Ga na: wat u werkelijk kunt en niet alleen wat u graag zou willen. Baseer u in alle contacten, die u aanvaardt, op uw eigen wezen en uw mogelijkheden. Dan ontstaat er een verruiming van uw mogelijkheden en zal het contact – of dit nu met de hoogste krachten is of met een medemens – voor u nuttig zijn. Op het ogenblik dat u verlangens en droombeelden projecteert, die niet voor u aanvaardbaar en direct hanteerbaar zijn, treedt er vaak een afwijking van de werkelijkheid op, waardoor uw gedrag irreëel is. U krijgt niet alleen het begeerde resultaat niet, maar u zult fouten maken en daardoor uw andere harmonische mogelijkheden beknot zien.
Bij het zoeken naar deze contacten gelden verder nog enkele z.g. tijdregels. Ze zijn niet zo buitengewoon belangrijk misschien, maar ik wil u er toch even op wijzen.
Het contact met medemensen (dat houdt in: de mensen op aarde en wat u noemt de “overgeganen”) kan ten allen tijde plaatsvinden, indien het “ik” zich daarop volledig richt. Geen bewust zoeken van dit contact wordt aangeraden; slechts een aanvaarden van contact, nadat de wens tot contact of de mogelijkheid daartoe is aangevoeld.
Contacten met lichtende geesten kunnen niet persoonlijk vanaf de aarde worden gemaakt. U kunt hoogstens een wens kenbaar maken. U kunt zelden een hoger wezen volledig en direct vanuit uzelf benaderen. Richt u in de eerste plaats op de sfeer waarmee u contact wenst en kies daarvoor de uren, die voor u een kenmerk hebben dat met de gewenste sfeer overeenstemt. Voorbeeld:
Indien u de hoogste lichtsfeer wilt oproepen en betreden, is het verstandig dit te doen bij daglicht of althans een licht, dat als vervanging daarvan kan dienen. Zou u met het absolute duister willen werken, dan zou u ook in het absolute duister moeten werken.
Wilt u in deze harmonieën bepaalde krachten ontvangen, dan moet u heel goed beseffen, dat wij geen enkele kracht kunnen ontvangen, zonder dat daarmede ook bepaalde denkbeelden, gedachten en emoties gemoeid zijn. Zelfs indien ik de kracht van een bepaalde sfeer zuiver kan aantrekken, zal het geheel van wetten, van levenswijze en de bewustzijnswijze van die sfeer mede in de kracht aanwezig zijn. Grijp ook hier liever niet te hoog. Het zou kunnen leiden tot grote innerlijke conflicten en soms zelfs tot lichamelijke schade.
Bij menselijke problemen is er verder nog een punt dat indirect hier belangrijk is. Leef mede met alle mensen; heb echter met geen van hen medelijden. Ken mededogen, maar geen toegevendheid. Dat klinkt vreemd. Maar wij leven in een kosmos, in een wereld, waarin de toegang die wij de zwakkeren tot ons wezen geven, zeer wel kan voeren tot de verzwakking van ons eigen wezen, juist indien wij anderen willen helpen.
Indien wij in de kosmos contacten willen hebben ‑ hetzij met de geest of met de materie ‑ die waardevol zijn, dan zullen wij in de eerste plaats ergens onszelf moeten blijven. Wij kunnen het stoffelijk voorstellingsbeeld van het “ik” oproepen (wij hebben dit in het vorige hoofdstuk reeds aangestipt), maar wij kunnen nooit ons “ik” verbinden met het lagere, zonder gelijktijdig de problematiek en de zwakheden van dit lagere in ons te ontvangen. Alleen degene die reeds een praktisch blijvende contactmogelijkheid, een soort harmonie, met de grootste lichtsferen heeft gevonden, kan zich het “medelijden” permitteren.
Medeleven betekent: voortdurend weten dat anderen leven, hoe hun leven is, en uw eigen leven mede tot uitdrukking brengen ook in hun bestaan.
Mededogen is geen medelijden. Het is een toelatendheid, misschien mag ik zeggen: een verdraagzaamheid. Het is begrip voor de ander. Maar begrip hebben voor een ander betekent nog niet dat ik hem toegang geef tot mijn wezen of dat ik mijn maatstaven en wetten zonder meer moet veranderen. Want laat ik die mens tot mij toe en is hij een dief, dan word ik ook een dief, al heb ik nooit gestolen. Dan kan ik de dief rechtens niet meer veroordelen. En zo gaat het met de moordenaar en met ieder ander. Juist omdat ik gebonden ben aan de kosmische wetten van hogere waarden, die ik erken, moet ik dus zeer kieskeurig zijn in mijn relaties met mijn medemensen.
En dan ten laatste: U moet goed onthouden, dat de kosmische wetten dit vitale contact bepalen. Er is geen enkele andere wet die daar regeert. Er bestaat in dit opzicht geen verdienste en geen schuld. Er bestaat niets dan contact of niet‑contact: het verbonden zijn van twee punten in de levende ruimte door een wederkerig openstellen van de verbinding, of een gescheiden‑zijn ervan.
Laat ons daarom goed begrijpen, dat juist in het geestelijk werk en mede in verband met het occultisme er geen sprake is van de menselijke beoordeling, de menselijk wet, de menselijke inzichten, zelfs de menselijke mores, voor zover ze niet deel zijn van uw wezen en een integrerend deel van uw beleven. Ze zijn van nul en generlei waarde.
De contacten van mensen in de kosmos vormen een totale eenheid, welke ‑ naarmate zij groeit ‑ een grotere macht vertegenwoordigt, meer werelden gelijktijdig kan omvatten en zo een openbaring van een steeds groter deel van het Al vormt tussen alle entiteiten, die op deze wijze onderling en wederkerig verbonden zijn.
Ik raad u niet aan daarmee nu onmiddellijk te beginnen. Dit grijpen naar het kosmisch contact voert vooral de beginneling alleen tot teleurstelling. Maar het telepathisch menselijk contact (om maar een voorbeeld te geven) is aan dezelfde regels, die ik u gaf, onderhevig. Het bevat dezelfde mogelijkheden. Zelfs het eenvoudig contact in een gesprek kan dienen om eerst eens te toetsen wat het kan zijn.
Heeft u geleerd, dat het menselijk harmonisch contact bestaat, dan kunt u ‑ juist doordat u nu weet dat u kunt, mag en zèlfs moet selecteren ‑ een voortdurende verrijking van uw persoonlijkheid tegemoet zien door het contact met anderen.
Klanken.
De klanken van de mens zijn gebaseerd op een aantal grondwaarden.
We kennen de z.g. open klanken, die meestal met een h schijnen te eindigen, dus: oh, ah, uh.
We kennen de gesloten klanken: ou, au, am.
We kennen de z.g. stoot‑klanken: sa, fa, ha, enz.
Ik wil al die klanken niet afzonderlijk gaan opsommen, want er zijn er in de hoofdverdeling 144. Belangrijker is het te weten, dat deze klanken in verband staan met wat je de aura van de mens kunt noemen; en wel speciaal met de chakra’s.
Als je een chakra bekijkt (althans de voorstelling, die men daarvan heeft), dan lijkt het een beetje op een bloem met een ten dele of geheel geopende kelk. Stelt u zich nu een eenvoudig chakra voor, dan kunnen we zeggen: het heeft acht bladen. Ik zou dan op die acht bladen een aantal klanken kunnen schrijven. Dat wil dus zeggen, dat dit chakra gevoelig is voor de trillingswaarde, die door de weergave van de klanken wordt uitgedrukt. En aangezien dit voor alle chakra’s geldt, tot het hoogste toe, is het begrijpelijk dat we dus niet alleen maar de mens zelf (het zuiver materiële), maar wel degelijk ook geestelijke waarden (althans niet‑stoffelijke waarden) kunnen beïnvloeden.
De opbouw van een dergelijke formulering zal over het algemeen geschieden in woorden. En aangezien de mens van tegenwoordig graag woorden heeft die zin hebben, kun je dit doen door in de een of andere bekende taal te spreken. Maar je moet ervoor zorgen dat er een klankanalogie blijft bestaan met de klankwaarden van het chakra of de chakra’s, die erdoor worden beïnvloed.
In de oudheid deed men het anders. Daar werkte men heel vaak met de z.g. “dode talen” en ook wel met z.g. fantasie‑woorden. Heel veel woorden, die in de oude magie worden gebruikt, zijn bv. ontleend aan Egypte en het oud‑Assyrisch. We vinden zelfs hier en daar typische klanken en klankcombinaties, gepaard gaande zelfs met een toonhoogteverandering, die ons doen denken aan het Chinees, zoals het bv. in Trans‑ (?) wordt gesproken.
Er is dus in die oude magie eigenlijk een hele klankleer overgeleverd, waarbij het alleen ging om de klanken. De mensen vergaten al heel gauw dat het de klank was die waarde had; en ze gingen ervan uit dat het woord een magisch woord was. Dat is natuurlijk niet waar. Het gaat om de klank.
Wat gebeurt er nu? Ik spreek een klank of een klankcombinatie uit. Daardoor worden er één of meer chakra’s gestimuleerd. Elk chakra heeft voor zich een receptiviteit. Dat kan er één zijn voor levenskracht of voor menselijke waarde, het kan een ontvankelijkheid zijn voor hogere waarden, het kan een zeer sterke gevoeligheid zijn voor de sfeer van de geest.
Als ik dus dat chakra stimuleer, dan wordt dit binnen de begrenzing van zijn eigen beleving actief. Het resultaat is, dat door het gebruik van de klank alleen de mens zijn eigen gevoeligheden verandert en eventueel verhoogt. Dat voor zover het de mens betreft.
Maar ook andere levende wezens hebben een eigen trillingsgetal. Er zijn nog niet zolang geleden proeven genomen in India, waar men in een bepaald graanveld voortdurend fluitspel liet horen. Daarmee heeft men schitterende resultaten behaald. Het graan groeide sneller, de korrel was iets groter, de opbrengst per oppervlakte was bij gelijke verzorging eveneens groter. Dat ging zo goed dat men een andere fluitspeler erbij nam om een ander veld te gaan bespelen. Máár nu was de eerste fluitspeler iemand van de oude school; en die speelde bij voorkeur dus gewijde melodieën, die bij een bepaald deel van de Veden hoorden. De tweede fluitspeler was wat meer modern aangelegd en speelde moderne muziek. Dat graan werd niet beter, groter of vruchtbaarder. En als ze iemand hadden neergezet die beat‑muziek had geproduceerd, dan zou de kans groot zijn geweest dat de opbrengst aanmerkelijk gereduceerd zou zijn geweest t.o.v. de oppervlakte. U gelooft het misschien niet, maar dit is iets wat werkelijk is gepubliceerd, ook in Europa, waar men er veel over heeft gesproken. Ik haal dit aan om duidelijk te maken dat ook andere levende wezens klankgevoelig zijn.
Als ik nu het juiste woord weet te zeggen (dus de juiste klank‑combinatie weet te geven), waardoor bv. de appelboom, die in knop staat, wordt geraakt, dan barst de bloesem open. Het klinkt krankzinnig, maar het is waar. U kunt dat met andere vibraties ook doen, indien u maar de juiste vibratiesleutel hebt.
Nu is het menselijk stemorgaan bijzonder gemakkelijk aan te passen. U weet het van uzelf misschien niet, maar de doorsnee‑mens spreekt niet zo eentonig. U kunt enorme uitschieters maken. En als u ziet wat er voor verschil in klank‑niveau en in klank‑inhoud kan liggen in een eenvoudig gesprek, dan zult u zich er niet meer over verbazen, dat met al die vele combinatiemogelijkheden er haast geen enkel instrument is dat het bij de menselijke stem kan halen. Klanken zijn dus belangrijk. Ik geloof dat ik dit ‑ indien u mijn stelling wilt aannemen ‑ dan ook duidelijk heb gemaakt.
Nu gaan we eens proberen te kijken wat we krijgen, als ik een bepaald woord ga gebruiken. Ik ga u eerst wijzen op een eigenaardige klankgelijkheid. Thoth, zoals we tegenwoordig zeggen, was oorspronkelijk Thóóth. En we hebben Gód, God (Eng), Gott. Daarin zit een zeer grote klankgelijkheid. Het is een tó‑ of gó‑klank, die correspondeert met het borstchakra: het wekt emoties op en het geeft daarnaast het gevoel van weten. De God die we plegen aan te roepen en te aanbidden, is in feite ontleend aan de klankontleding; dus een bron van kennis plus emotie. Als we nu gewoon spreken en “God” zeggen, ach, dan zegt dat heel weinig. Maar wij moeten de vibratie erin brengen.
Nu zien we hier ook iets typisch: het gaat er niet om of het mooi gezegd wordt. Er zijn mensen die denken: als ik mooi spreek, dan heeft dat invloed. Neen, dat is niet waar. Het gaat erom dat u de juiste klank produceert. Als ik nu het gewone Hollandse woordje “God” laat vibreren, dan moet u eens opletten hoe daar direct iets anders van uitgaat dan van het woord, zoals het normaal wordt gebruikt: Góó(d). De d is niet belangrijk. Ik heb die erbij gezegd om het u gemakkelijker te maken. Het gaat om Góó(d). Net of er ergens een flits, een stootje is. En zo kun je zoveel van die woorden nemen.
Als ik denk aan bv. die oude onbegrijpelijke woorden, die ze uit Egypte enz. vandaan hebben gesleept, dan is dat als je dat zo leest of zegt onzin. Als ik nu bv. zeg: Neheptobah. Wat is dat? Misschien een nieuw handelsmerk voor de een of andere zeep? Maar nu ga ik het in syllaben zeggen: Nè‑hè‑pto‑bah. Nu zit er klank in. Ne en he: keelkop; pto: middenrif, zonnevlecht; bah: een klank, die zowel het kruinchakra als ook het laagste chakra aanspreekt. En als ik het nu op de juiste manier ga gebruiken, dan stimuleer ik iets. Maar deze zeer eenvoudige klankontleding, die ik u hier geef, is wel voldoende om duidelijk te maken dat het belangrijk is, dat ik weet wat ik zeg en hoe ik het zeg.
Wij zoeken dan meestal een vorm daarvoor. Want waar een begrip nodig is, daar kunnen wij de belangrijke klanken vervlechten in een zin.
Als ik bv. de klanken voor het topchakra (ha, bah, enz.) wil gebruiken en ik wil daarnaast de belangrijke borstchakra‑klank gebruiken (ga), dan kan ik goba zeggen. Maar dat zegt zo weinig. En dan zeg ik dus: Gòd Uw hulpe baat ons. Dus gó ba. Dat zit erin.
Nu weet ik heel goed dat het voor de meesten van u erg moeilijk zal zijn om al die klankcombinaties te onthouden. O, u weet het wel, Jod‑hevo‑he bv.. Het klinkt mooi en iedereen zegt het. Maar men begrijpt niet dat die naam ook weer een klankcombinatie is. Het is een sleutel, die voor een zeer groot gedeelte op de zonnevlecht aangrijpt en voor een heel klein gedeelte eventjes nog het borstchakra beroert, maar gelijktijdig ook nog twee elementen op het keelkopchakra afzet. Je zou zeggen, Jod‑hevo‑he is een kreet voor profeten. Maar als we dat allemaal niet weten, dan is dat niet erg, want we merken heus zelf wel dat er bepaalde klanken en intonaties zijn die ons iets doen. En als we nu weten wat er eigenlijk aan emotie, aan besef of aan kracht van invloed is met zo’n klank, dan kunnen we die klank gaan reproduceren.
Klank reproduceren is een kwestie van oefening. Er bestaat een lamaïstisch geloof, dat het nodig is de ziel te helpen het lichaam te verlaten. Daarvoor wordt er een bepaalde spreuk gezegd, die op een bepaalde manier moet worden uitgesproken en dan zal er bij de fontanel een verwijding in de schedel komen, waardoor de ziel zal kunnen ontsnappen. Laten we dat alles desnoods als een sprookje zien, maar de techniek, die men daarbij gebruikt, is heel eigenaardig.
Men begint eerst de spreuk te leren. Als men die kent, gaat men de eerste drie woorden gezamenlijk opdreunen, net zolang tot iedereen de intonatie perfect heeft. De hele spreuk samen toepassen is ook gevaarlijk, want dan zou de ziel, van degene die spreekt, ook wel eens de wieken kunnen nemen ‑ het is hier een slechte wereld en boven is het beter. Deze zielen voelen zich echter zo nodig op aarde dat zij dat risico niet willen lopen. Ze gaan dus de eenzaamheid in waar zij niet gehoord kunnen worden door de mensen en ze doen niets anders dan voortdurend dat ene woord reproduceren op duizend verschillende manieren, totdat ze het gevoel hebben: nu heb ik de juiste vibratie te pakken. En dan herhalen ze het woord drie keer. Het verhaal gaat dan dat, als ze dat werkelijk goed doen, er bij hen ook een kleine opening komt achter in de schedel, waarin ze een rietje kunnen vastzetten. De techniek is hier wel zeer interessant.
Als een bepaald woord u bijzonder heeft ontroerd of een bepaalde kracht voor u heeft en u weet het niet uit te spreken, dan is het heel eenvoudig: u probeert het. U probeert het zolang totdat u de voor u juiste invloed te pakken hebt. En nu denkt u: dat is voor mij goed, maar voor een ander niet. Neen. Zolang de basisklanken klanken zijn die in de chakra’s zijn vertegenwoordigd, is er zo weinig verschil in trillingsgetal tussen u en anderen, dat het voor u misschien iets sterker kan werken dan voor een ander, maar dat de ander de werking absoluut mede ondergaat. Dus: oefenen.
Heeft u eenmaal de klanken, dan wordt het vaak toch moeilijk, want u voelt zich als een idioot als u alleen maar klanken staat uit te stoten. Dus dan gaat u zoeken naar een formulering, waarin een aantal van die klankbeelden worden samengebonden. Soms gaat dat niet in het Hollands, neem dan Duits of Latijn. Als je bv. zegt: All Mighty God, Thou Who warst in heaven. Dan klinkt er iets in. U behoeft er ook niet bij te vertellen: ik hoorde het in het Engels en het deed me werkelijk wat. Herhaal het. Het is helemaal niet nodig dat we voor een ander er een ritueel van maken. Het is belangrijk dat we de juiste klanken uitstoten. Want ‑ en dat vergeten de meeste mensen ‑ de hele magie (dus ook dit deel: de klanken) is eigenlijk niets anders dan een vorm van natuurwetenschap en menskunde. Het is niet de kennis van het onbekende. Neen, het is de erkenning van hetgeen er in het bekende nog niet is geopenbaard; voor een groot deel ten minste.
Wat wij met die klanken doen, is dus eigenlijk een mechanisme. Het is niet een begaafdheid; het is een bekwaamheid. Het is niet iets wat je moet worden gegeven; het is iets wat je je moet verwerven. En daarin zit, geloof ik, de moeilijkheid voor de meeste mensen met die klanken en incantaties.
Er zijn altijd eenvoudige aanwijzingen, als je wilt spreken met je hele hart. De gevoelswaarde, die in je leeft, betekent voor jou ook een stimulans voor bepaalde chakra’s. Daardoor zul je dus geneigd zijn de bijbehorende resonanstoon ook te gebruiken. Je doet het allemaal onbewust, maar je draagt meer over.
Ten laatste moet u dan ook nog beseffen, dat het bij dit mechanisme ook heel belangrijk is eerst te kijken wat u wilt. Nu behoeft u niet bang te zijn, dat u door een bepaalde vervloeking dood valt. Heus, dat gebeurt niet. Of dat opeens uw hele huis instort, of dat een vleesetend plantje plotseling een grote mond uitstrekt en zegt: Ik heb geen ontbijt gehad, ik zal jou wel nemen. Die fantastische dingen gebeuren heus niet.
Maar als u ermee experimenteert, dan leert u zelf bepaalde klanken die magisch zijn, doodgewoon magisch; en daardoor een soort mechanisme zijn geworden, waarmee u anderen kunt beïnvloeden.
Ik kan niet op de naam van de man komen, maar er is een spotliedje verschenen, Sammy genaamd, dat sterk afwijkt van de gebruikelijke formule voor wat men pop‑art of topschlager noemt. Als u naar dat liedje luistert, dan zou het wel eens interessant zijn om na te gaan wat daar in zit.
U zult daarin een bepaald ritme vinden, nl.: 1, 1, 2, 3. Maar u zult er ook bepaalde klankherhalingen in vinden. Die klankherhaling loopt op e, en en he, en die verder manipuleert met sa, ha en ma. En nu is het vreemde, je krijgt een liedje dat op zichzelf eigenlijk geen schlager had moeten worden, maar dat toch ergens de mensen beroert, doodgewoon de chakra’s stimuleert en daardoor er een achtergrond aan geeft, die het anders misschien nooit zou hebben gehad. Ik neem dit nu als voorbeeld, omdat het in het onderwerp past en tamelijk recent is.
Kijk eens wat met zo’n liedje wordt gedaan, dat zou u dus ook kunnen. Indien u in staat bent om de juiste klanken voort te brengen, dan kunt u misschien helemaal niet zingen en toch kunt u misschien een topschlager maken. Niet dat ik het u wil raden. Er is toch al zo weinig goede muziek. Dat kunt u er dus meedoen.
Er zijn sleutels: Sleutels niet alleen psychologisch, maar eigenlijk zuiver lichamelijk, die een menselijk lichaam gewoon in beweging zetten; die bepaalde emoties wekken; die bepaalde gevoelens doen ontstaan. En alleen door klanken. Is het een wonder dat er in de magie zoveel van klanken gebruik wordt gemaakt? Is het ook een wonder dat men – overigens verkeerd – in vele kerken probeert nog iets van dit magisch geluid te bewaren? Maar ja, ze denken dat het aan de declamatietoon ligt, maar ze vergeten dat het aan de klank ligt.
U kunt het leren. U kunt er iets mee bereiken. Want klanken zijn belangrijk. Ze zijn een zeer belangrijk werktuig voor een ieder die zich bezighoudt met het occulte, het magische en die voor zich of voor anderen een poort naar een andere wereld wil openen.
Sleutels.
Er is een sleutel, die past op mijn hart. Een sleutel, die mij doet opengaan en dat verstaan wat er leeft in ‘t Al. Maar wie ben ik, dat ik zeggen zal, hoe mij die sleutel wordt gebracht?
Er is een sleutel tot de macht, tot krachten uit d’oneindigheid, tot licht, dat niet slechts rond mij is, maar dat mijn wezen voorgeleidt, dat uit mij straalt en daalt op ieder, aan wie mijn wezen het lichte richt.
Maar hoe kan ik bepalen, hoe de goddelijke plicht bestaat mij licht te geven? Het licht is rond mij. Ik moet aanvaarden. Ik moet met het lichte leven.
Ik zoek de wijsheid. In al, wat mensen hebben neergeschreven, vind ik weer d’oneindigheid. Maar hoe kan ik zeggen: Zij alleen hebben waarheid mij gegeven, zij hebben mij nog nooit misleid?
Een enkel woord misschien door God aan iemand gegeven, zegt meer dan alle filosofie over de waarheid van je eigen leven.
Zo je dan een sleutel zoekt – zoekend vol vertrouwen – moet je leren in jezelf een brug naar buiten toe te bouwen; een kracht te vinden, die jezelf omvaamt, God erkent en toch voortkomt uit het eigen wezen. Dan moet je zonder vrezen de werkelijkheid begrijpen en de waarheid ondergaan.
De waarheid van ‘t bestaan is wijfeling, onevenwichtigheid. Een mens, die – misleid zijnde ‑ ook anderen misleidt, in Al zichzelf zoekt en zich op Al wil wreken, schijnt dwaas. Toch kan uit deze tegenstrijdigheid de waarheid spreken, zo gij beseft, hoe zij in alle strijdigheid zichzelf openbaart.
Een sleutel is er altijd weer voor ieder die haar zoekt. Een sleutel is er altijd weer. Niet netjes ingeboekt of ingeblikt, maar leven …….werkelijkheid: een deel van het normale leven. Want in ‘t A1 heeft God ons steeds de sleutel tot Zijn wezen en tot ons hoogste “ik” gegeven, opdat wij waarlijk kunnen zijn: mens en tevens deel van God.
Maar zoeken wij onszelf te zijn ten koste van het lot, dat het “ik” moet ondergaan, wij zullen niet de sleutels zien en de sleutels niet verstaan.