Magische aspecten uit de oudheid

image_pdf

3 juni 1960

Aan het begin van deze bijeenkomst wijs ik u erop, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Heden zou ik u willen spreken over: Magische aspecten uit de oudheid.

Bij het bezien van al, wat in het verleden als magie bekend werd, valt ons het gebruik van verschillende krachten op, die wij ook heden nog kennen. Wij zien oude magiërs gebruik maken van elektrische ladingen, die door wrijvingsmachines werden veroorzaakt. Voorbeelden hiervan treffen wij al in 500. v. Chr. Buskruit wordt reeds zeer vroeg gebruikt om aan het verschijnen en verdwijnen van demonen een bijzonder geheimzinnig karakter te geven bij tempeldansen.

Kortom, in de magie van de Oudheid vinden wij vele principes van wat vandaag aan de dag normaal, als deel van de dagelijkse wetenschap, bekend is. Wij zien ook andere aspecten. Ik ben zo vrij geweest in de laatste dagen eens enkele punten van de oude magie eens verder na te gaan. Daarbij stuitte ik op de zogenaamde magische beheersing van het weer. Er bestaan bepaalde mensen – en dit zijn lang niet altijd geheel ingewijden – die in staat zijn wind en regen op te roepen, dan wel droogte te veroorzaken, de wind te doen gaan liggen, bewolking te verdrijven etc. Wanneer je deze kunsten ziet vertonen, vraag je je af, of de geest dan in staat is zo maar met alle erkende regels en wetten der meteorologie te spelen. Wanneer wij nagaan, wat er precies gebeurt, blijkt deze oude vorm van magie te berusten op het wekken van bepaalde storingen in de hogere luchtlagen, hoofdzakelijk op hoogten van 10.000 tot 5.000 m. Elke mens bezit een soort lichamelijke elektriciteit, terwijl hij bovendien over een uitstraling beschikt, die in zijn karakter enigszins doet denken aan het magnetisme.

Wanneer ik twee polen met een sterke onderlinge wisseling van veld onderbreng in een kleine ruimte, zo blijkt een zeer grote doordringing van de lucht te ontstaan, waardoor de stofdeeltjes, die zich in de lucht bevinden, anders reageren dan normaal. Zij blijken geneigd te zijn zich tot dichtere massa’s te verzamelen. Bevindt zich in de ruimte waterdamp, dan kunnen wij in de laboratoria een soort wolk of nevel zeer snel doen ontstaan. Stel nu, dat een mens door concentratie een soortgelijk verschijnsel kan veroorzaken in de vrije atmosfeer en wel op de door mij zo even genoemde hoogte. Wij zien dan een zeer kleine wolk ontstaan. Overigens zal een dergelijke wolk nooit in het zenit, dus boven de mens ontstaan. Meestal ontstaat zij ergens in de buurt van de horizon. Dit volgt uit het feit, dat degene, die het weer tracht te beheersen, in de meeste gevallen wacht op iets, wat van verre, wat van buiten komt. In de meeste gevallen beseft de magiër immers zelf niet, welk proces zich eigenlijk afspeelt. Het resultaat is verbluffend: Er is niets te zien, de hemel is stralend en helder blauw. De magiër strekt de armen omhoog, roept krachten aan, is sterk geconcentreerd. Daarbij wordt hij gesteund door tromgeroffel, muziek, dansen enz. Voor je het weet, zie je ergens een klein wolkje, zo groot als een hand misschien. Dit breidt zich zo snel uit, dat na ongeveer 45 minuten de hemel geheel bewolkt is. Daarna zien wij pas de wolken, die betrekkelijk hoog zijn ontstaan, sterk uitzakken tot beneden de 500 meter. Dan barst, vaak vergezeld van enkele donderslagen, de eigenlijke stortregen los. Dit proces is eenvoudig en lijkt dan ook op redelijkerwijze te verklaren dan bv. het oproepen van storm.

Dit laatste werd vooral in Tibet gedaan. Van een dergelijk oproepen van noodweer en storm horen wij ook in de Bijbelse geschiedenis. Verder horen wij hiervan ook in de overleveringen van het verre oosten. Vele van de laatste wonderen heeft men later samengevat in een reeks vertellingen: 1001 nacht. Het oproepen van wind en storm betekent niet in de eerste plaats het onmiddellijk doen ontstaan van een werkelijke verplaatsing van lucht. Het houdt eerder het scheppen van een remming in de atmosfeer, waarbij dit geschiedt in de draairichting van de aarde. Het gevolg is, dat de vertraging, die de atmosfeer op grotere hoogten ondergaat, een verhoging van druk ten gevolge heeft. Het wegvloeien van de lucht, die de kracht van storm en orkaan kan bereiken, is dan altijd tegengesteld aan de werking van de aangebrachte hindernis.

Op deze wijze is het mogelijk op een enkel punt een orkaan te laten woeden, terwijl vlak daarbij een veld of gebied onberoerd blijft. Ook hier wordt de remming veroorzaakt door een uit de mens geprojecteerd sterk magnetisch veld, waarbij enkele elektrische verschijnselen optreden.

De lucht zelf wordt hierbij niet zo sterk betrokken als de kleine stofdeeltjes, die nu eenmaal in de atmosfeer rond plegen te zwerven. De verdichting, die zo ontstaat, brengt grotere temperatuurverschillen, aan de hand waarvan een blijvende storm kan ontstaan. Het oproepen van een storm vraagt van begin der bezwering tot het opsteken van de wind meestal 15 tot 20 minuten, indien de magiër geheel geschoold is. Het opwekken van windstilte daarentegen begint als bij toverslag en onmiddellijk.

Ook in de evangeliën vindt men een dergelijk gebeuren genoemd. Men tracht hier het wonder weg te praten door te stellen, dat er sprake is van zuiver natuurlijke omstandigheden, zodat een synchronisatie van de behoefte, de bezwering en de omstandigheden in de natuur voor het verschijnsel aansprakelijk moeten worden geacht. Het is dan geen echt wonder meer, daar het wonderlijk gebeuren in feite tot een samenloop van omstandigheden wordt. Bij het bestuderen van de oude magie bleek mij, dat het sommige magiërs ook mogelijk was te midden van een orkaan een plaatselijke, maar onmiddellijk optredende en blijvende windstilte te wekken.

Een typisch voorbeeld van deze magie in de moderne tijd vinden wij rond 1912. Een aantal Mekkagangers steken, tezamen met een geestelijk meester, op een dhow de Rode Zee over. Er treedt tijdens deze overtocht een grote orkaan op. De aanwezige heilige zet zich neer. Vanaf dit ogenblik is rond het schip enige helderheid, de wind neemt sterk af en zelfs de golven zijn kleiner en kalmer. Ik haal dit voorbeeld aan, omdat het weergeeft, dat dergelijke bezweringen ook werken, wanneer er meteorologisch geen enkel argument voor het optreden van natuurlijke condities is aan te geven. Het systeem, dat men hierbij gebruikt, is weer eenvoudig: Door met magnetisme en uitstraling een soort windscherm te bouwen kan men een afbuiging van de wind bereiken, waardoor een gebied van meerdere kilometers onberoerd wordt gelaten. Het gevolg is, dat zo – evenals in het middelpunt van een wervelstorm – een eiland van stilte ontstaat. De werveling, die zo ontstaat, heeft ook invloed op het wateroppervlak. Golven bestaan nog wel, maar zijn minder groot en sterk dan in het stormgebied zelf. Tijdens het aangehaalde voorbeeld bleek ook, dat er een nadeel aan deze methode verbonden is: de golven hebben niet meer één richting, doch komen uit alle richtingen. Het is dan ook wel moeilijker een klein vaartuig in deze verwarring nog veilig en juist te besturen.

Wanneer wij verder zoeken in de oude magie, vinden wij nog meer aardige wonderen. Wat zou u zeggen van een ijzeren staaf , die zich plotseling in de lucht verheft zonder steun, daar zweven blijft en zelfs zo veilig zweeft, dat 2, 3 mannen er aan kunnen hangen, of op kunnen klauteren, zonder dat de staaf naar beneden valt. Overigens vertoont men dit wonder in het Oosten nog wel, maar degenen die een dergelijke vertoning hebben gezien, zijn meestal aardig bij de neus genomen. Men werkt dan in een soort kabinet, waarbij touwtjes en soms in de achterwand aangebrachte steunen in de plaats treden van de werkelijke levitatie. Is het verschijnsel echt, dan is er weer een redelijke verklaring voor te geven. Op het ogenblik, dat wij een magnetische pool kunnen scheppen, waarbij geen tweede pool automatisch optreedt, ontstaat op dit punt een directe werking t.o.v. de aardpolen. Hierdoor ontstaat een massavermindering, een omkering van waarden, die een tijdelijke vermindering van de zwaartekracht ten gevolge heeft.

Er is op het ogenblik geen fysieke mogelijkheid een magneet met één pool te maken. Proeven in die richting, genomen met als magneet werkende spoelen, blijken de goede kant uit te gaan, maar technisch is op dit gebied nog niets definitiefs bereikt.

In de Oudheid wist men klaarblijkelijk reeds, dat men, ook zonder begrip voor de optredende werkingen, door concentratie de zwaartekracht geheel of gedeeltelijk op kan heffen. Een wonderlijk staaltje van het geestelijk kunnen van de mens. In het heden pleegt men op dit eenvoudige en bijgelovige verleden neer te zien, maar wanneer wij vergelijken zonder het thans geldende redelijke element primair te stellen, komt het heden er toch niet zo goed van af. Eén feit blijkt: Dat de mens instinctief in staat was dergelijke geheimzinnige verschijnselen te herkennen en te veroorzaken. Dit brengt ons op een punt, dat mij belangrijk lijkt. Indien wij uitgaan van het feit, dat het verleden, de oude magie dus, zonder kennis van natuurwetten of krachten, alleen door de wil en geestelijke instelling, stoffelijk erkende wetten wist te variëren en uit te schakelen – materiële verhoudingen zonder technische middelen – bestaande materiële verhoudingen wist te wijzigen, is de conclusie gewettigd, dat de mens in zich veel grotere krachten bergt dan algemeen wordt vermoed.

Verder mogen wij stellen, dat kennis op zich wel prettig, maar zeker niet belangrijk is. Overigens zou ik dit laatste zeker niet hebben gesteld, indien hier leerlingen van Mulo, H.B.S. etc. aanwezig waren. Dezen zijn al te zeer een dergelijke mening toegedaan tegenwoordig. Daar zonder een kennen van wetten en middelen, alleen door een uitdrukken van behoefte, deze werkingen bereikt kunnen worden, en toch in de moderne tijd dergelijke dingen steeds minder voorkomen, mag worden aangenomen, dat in vele gevallen kennis een belemmering vormt voor de geestelijke prestatie. Op het ogenblik, dat de mens meent, dat iets niet noodzakelijk, dan wel niet mogelijk is, zal het die mens onmogelijk zijn het zo omschrevene door geestelijke krachten alsnog tot stand te brengen. Indien men bij de geestelijke werkingen de kennis terzijde stelt, dan wel alleen ziet als een aanvullende verklaring van het verschijnsel – dat alleen op zich belangrijk is – zal het geestelijk bereiken mogelijk blijven. Het gaat dan in het innerlijk beleven van de mens vóór, terwijl al het andere pas op de tweede plaats komt.

Hoe belangrijk dit ook is, wanneer wij ons met de oude magie bezighouden, komen er nog andere punten naar voren, die onze aandacht waardig zijn, vooral, wanneer wij de kennis van het heden en de instinctieve wetenschap van het verleden vergelijken.

Tegenwoordig kent men verschillende waarheidsserums, het samenstellen daarvan vergt een grote kennis van de biochemie en van de werkingen in het zenuwstelsel. De Oudheid bezat een dergelijk weten niet. Toch vinden wij in Indië, China, Egypte, Z.-Amerika reeds in het verre verleden elixirs, die het mogelijk maakten de eigen wil van een mens voorlopig uit te schakelen.

Hierdoor werd een instinctieve beantwoording van elke vraag bevorderd en is de persoon in kwestie helemaal gebonden aan de mens, die hem dit elixir toedient. Ook blijken de oude magiërs plantaardige producten te kennen, die de mens zeer vatbaar maken voor hypnose.

Toch waren zij niet in staat zelfs maar het begrip hypnose te definiëren. Hun uitleg omtrent de werking van dergelijke dranken klinkt heden belachelijk. Zij stelden, dat in dergelijke dranken bestanddelen aan deze en gene God gewijd waren, zodat een werking van de elementen – Goden en demonen tezamen – het gewenste resultaat deden ontstaan. Zeker was er geen kennis omtrent chemische reacties binnen het menselijke lichaam, de hersenwerkingen, het zenuwstelsel. Het gebrek aan kennis blijkt de praktijk niet te belemmeren. Opvallend is ook het gebruik van spiritual healing in een tijd, dat men van ziekteverloop en ziekteoorzaak niets af wist. Zelfs wanneer er, bij het gebruik van kruiden, bv. kennis aanwezig was en stellingen werden opgebouwd, blijkt, dat deze stellingen onjuist en vaak met elkaar strijdig zijn. Ook hier is het dus niet de kennis, maar eerder een instinctief weten, een geloof en een besef van hetgeen men tot stand wilde brengen, dat voor de resultaten aansprakelijk moet worden gesteld.

In de oude magie tref ik verder verschijnselen, die men met alle wetenschap van deze dagen niet kan reproduceren of verklaren. Ik denk hierbij onder meer aan de magiërs, die op grote afstand stenenregens veroorzaken, het in de lucht wandelen, een vorm van levitatie dus. Simon, de tovenaar, is hiervan een door de apocriefen bekend geworden voorbeeld. Hier gaan de magiërs klaarblijkelijk met hun resultaten geheel in tegen alle bekende wetten. Ook op het gebied van niet bewezen kennis vinden wij eigenaardige beelden. In de middeleeuwen dacht men algemeen, dat de aarde een soort platte pannenkoek was. Toch blijkt uit oude boeken dat de magiërs uit die tijd, en van ver voordien, andere stellingen verkondigen. Zij stellen, dat de aarde bolvormig is. Ook spreekt men wel over een peervorm, of de vorm van een vijg. De modernste wetenschap zal het met deze verklaring op grond van eerst nu geleverde bewijzen eens zijn. Opvallend is, dat zelfs de verdeling van land en water juist is gezien, zodat men de steel van de peer aan de zuidpool denkt en de resten van het vruchtbeginsel aan de noordpool. Toch bestonden daarvoor geen wetenschappelijke bewijzen in de dagen dat men dergelijke stellingen optekende en zelfs geen enkele kenbare reden, om juist deze stellingen te verkondigen.

Voor het heden kunnen wij hieraan bepaalde conclusies verbinden. Is er iemand, die wil stellen, dat feitenkennis noodzakelijk is voor bereiking? De Oudheid toont ons zelfs het tegendeel.

Kennis is voor de mens noodzakelijk, maar alleen ter oriëntatie in zijn eigen wereld. Wanneer wij geen kennis hebben, staan wij voor het onbegrepene, dat ons geen rust zal laten. Wij moeten er een verklaring voor vinden. Hoe redelijker die verklaring is, hoe meer zij de feiten schijnbaar onder onze beheersing brengt. Hoe groter de schijn van het beheersen en zelf bepalen, hoe beter dit voor de stofmens is. De krachten, die in feite bestaan kunnen ook zonder een dergelijke verklaring of kennis beheerst worden. Wat meer is, zij worden vaak achter de redelijke verklaringen, die men meent te hebben gevonden, geheel verborgen, zodat zij niet meer bewust kunnen worden gebruikt.

Stellingen omtrent toevallige verschijnselen, het toevallig optreden van spanningen e.d. lijken, hoe wetenschappelijk de verklaring ook moge zijn, lang zo redelijk niet meer, wanneer wij vaststellen, dat het optreden van spanningen gebonden is aan bepaalde ritmisch optredende perioden, die de gehele wereldgeschiedenis door kenbaar blijken. Het toeval en de rede blijken nog minder voldoende, wanneer wij zien, hoe in de geschiedenis gelijksoortige gebeurtenissen zich als op een spiraal voortdurend plegen te herhalen in slechts licht gewijzigde vorm.

Men kan hieruit wel besluiten, dat andere dan de in het heden redelijk genoemde verklaringen voor dergelijke feiten moeten gelden. Nu zal ik de laatste zijn om de wetenschap aan te vallen: wetenschap is voor de mens noodzakelijk en goed, omdat zij hem leert zich in het eigen milieu steeds bewuster en beheerster te bewegen. Degene, die in het leven echter de wetenschap voorop stelt en meent, dat het wetenschappelijke belangrijker is dan het werkelijk menselijke, maakt een grote vergissing. Voor de wetenschap staat de mens met zijn geestelijke inhoud en zijn mogelijkheden tot bereiking. De mens, die, wanneer hij zijn geestelijke krachten kan ontplooien, in staat zal zijn werelden te verzetten, de zon te ontsteken, of te doven.

Juist de mens met zijn geestelijke mogelijkheden en waarden vergeet men in deze dagen maar al te vaak. Indien wij echter terug zoeken in de Oudheid en ons bezig houden met de bedrieglijke orakels met spreekbuizen, of bedrieglijke geopende wastafeltjes, maar tevens de reële verschijnselen zien van geestelijke krachten en potenties, die ver uitgaan boven wat alleen door kennis bereikt kan worden, zo mogen wij daaraan ook voor het heden onze conclusies verbinden. Overal, waar een werkelijke kracht bestaat, die enig opzien baart, zullen vele imitaties van die kracht optreden en zal die kracht door benijders, of niet begrijpenden aangevallen en verguisd worden. Want de mens zoekt de kracht niet ter wille van haar kosmisch wezen, maar ter wille van zelfverhoging, die hij door de kracht of macht meent te kunnen bereiken. Dit feit was in het verleden, zowel als het heden, steeds weer kenbaar en zal ongetwijfeld ook in de toekomst nog lange tijd waar blijven.

Van de wonderen van de magiërs in de Oudheid was er misschien 1 op de 10 echt. De rest was komedie en boerenbedrog. Zo gaat het ook in deze dagen, zelfs bij de wetenschap. Werkelijke wetenschappelijke zoekers zijn misschien slechts 1 op de 10 van de wetenschapsmensen. Werkelijke kenners en beheersers van de krachten, waarmee de mensen van heden spelen, zijn er zelfs nog minder. Opvallend is, dat de doorsnee mens de voorkeur geeft aan diegenen, die kennis of macht pretenderen te bezitten en slechts weinig aandacht pleegt te schenken aan degene, die werkelijk iets bereikt. In de Oudheid zien wij, dat de meest beroemde magiërs in feite komedianten waren. Hun wonderen waren goocheltrucs, afspraken, of het handig gebruiken van de krachten van meer gevorderde en meer begaafde priesters. Wanneer zij al bekend worden, blijkt hun magisch werk slechts een illustratie te zijn bij hun toespraken, of deel uit te maken van de pogingen, die de magiër doet, ook anderen te betrekken in de werkingen, waarheden en krachten, die hij innerlijk heeft erkend en heeft geleerd, te beheersen.

Gezien de geschiedenis van de mensheid, is het logisch aan te nemen, dat, zo in het verleden dergelijke valse profeten en wonderdoeners de overhand hadden, ook in het heden hetzelfde het geval zal zijn. De aankleding zal ook nu vaak meer gelden dan de werkelijke prestatie.

Voorbeeld uit milieu. Juffrouw Jansen legt de kaart en goed. Men gaat er niet graag heen: “het mens is zo burgerlijk en gewoon.”  Men gaat liever naar Madame Alpha Ypsilon, die u, gekleed in oosters gewaad, ontvangt in een kamer vol van stoffig duister, ormolu en oudheden, waar zij middels een kristallen bol en brutaal optreden, u overdondert met haar magisch gezag. Nog beter bevalt het de mens, wanneer de deur door een niet al te normaal gekleed Indiër wordt open gedaan, of door een heer in rok met dwingende ogen. Voor de eerste vindt u een consult van ƒ 2,50 te duur, terwijl u voor de ander graag ƒ 25,- over heeft, ofschoon zij u niet veel meer vertelt, dan u door anderen in de wachtkamer eerst ontlokt is. Dat de eenvoudige juffrouw gevoeliger is en met haar werk dichter bij de waarheid komt, vergeet men dan meestal maar. Zo was het in het verleden en zo is het nu nog.

Laat ons daarom voor onszelf stellen, dat bij het zoeken naar het magische resultaat, de magische bereiking, zowel als het esoterische inzicht, wij niet in de eerste plaats zullen moeten letten op hetgeen zich met veel geweld als zodanig aankondigt. Eenvoudig gezegd: Wanneer iemand adverteert, dat hij een ingewijde, of een wereldleraar is, weet je meteen, dat hij liegt. De werkelijk geestelijke waarden, de magie en de innerlijke kracht kunnen gebruikt worden door de bewuste, maar zij zijn niet afhankelijk van aankleding, decor, van uiterlijke indrukken. Het is juist de verborgen eenvoud, die in het verleden zowel als in deze dagen het werkelijk magische vermogen, zowel als het innerlijk erkennen en hanteren van kosmische krachten mogelijk maakt. Slechts hieruit groeit de bereiking en wordt tot een bewust streven naar een verbetering van de wereld. Ook in deze dagen geldt dan ook dat alleen datgene wat in stilte, in het verborgene als het ware ervaren wordt, grote betekenis heeft. Alles wat meer publiekelijk naar voren wordt gebracht, bestaat vaak uit zelfbedrog, boerenbedrog, of een slechts zeer gedeeltelijk erkennen van de waarheid.

Vragen.

  • De Comte de Saint-Germain heeft – ofschoon hij ingewijd was – toch nooit iets voor het verschrikkelijke Frankrijk van die dagen gedaan en werkte alleen in de hogere kringen.

De verschijnselen van de Comte de Saint-Germain was slechts een zeer voorbijgaande fase in het leven van de leraar. Zijn optreden was niet alleen beperkt tot de hoogste kringen.

Om voldoende normale invloed te kunnen uitoefenen heeft hij met zijn voorstellingen van hypnose etc. zich in hoofdzaak tot de hogere kringen gewend. Bovendien is het beeld niet geheel juist. Wanneer een leraar optreedt, zal hij slechts een deel van zijn gaven bekend maken. Het belangrijkste deel van zijn werk zal geheim blijven. Dit geldt ook voor zijn leerlingen. Wanneer wij bv. vergen, dat de leerlingen van Jezus hun wonderen – waartoe Hij hen de macht heeft gegeven – steeds in het openbaar doen, vergeten wij de belangrijkheid van het verborgen werk.

De romans over de Comte de Saint-Germain spelen in hogere kringen. Indien wij zijn ware leven volgen, blijkt, dat hij onder meer in Duitsland veel goeds heeft bereikt voor de burgers en de landelijke bevolking. Verder trad hij niet openbaar op als geneesheer, zoals bijvoorbeeld Cagliostro, maar verleende als geneesheer ook vaak hulp aan armen. Hierin verschilde hij van Cagliostro, die met veel reclame enkele armen genas, om vele rijken tot het betalen van grote beloningen te verleiden. De Comte de Saint-Germain geneest – dit is vastgelegd – enkele kinderen in Rouen, verleent anoniem veel hulp tijdens een post-periode in Parijs. Tijdens zijn reizen naar het zuiden van Frankrijk heeft hij niet alleen velen genezen, maar heeft ook “largosso” uitgedeeld, giften dus. Kort voor zijn geheimzinnig verdwijnen verschijnt de graaf in Engeland, waar hij niet alleen in gegoede kringen optreedt, maar ook veel goed doet voor de armen. Een van de beste levensbeschrijvingen verscheen in Parijs en heet: “Het Geheim van hem, die zich noemde Graaf de St. Germain”, jaar van verschijnen 1825. Naar ik meen moeten hier nog wel delen van te verkrijgen zijn. In Duitsland is later een vertaling van de grootste delen verschenen onder de titel: “Das wunderlichen Leben des Grafen de St.Germain”. Dit laatste verscheen veel later en zal misschien nu nog te verkrijgen zijn in de speciaal handel. Het is een van de weinige, haast niet gedramatiseerde levensbeschrijvingen.

  • Zou er bij Mozes ontmoeting met de magiërs van de farao van werkelijk magische prestaties sprake zijn geweest?

Hier is sprake van werkelijke en pseudo-magische prestaties. Het neerwerpen van de staf voor de farao berust namelijk niet alleen op een strijd in hypnose, maar daarnaast op het gebruik van een echte slang. Hierbij dient men te bedenken, dat, indien Mozes een werkelijke slang binnen weet te brengen in verstijving en deze hanteert als een staf, geen zuiver hypnotisch beeld deze slang ooit zal kunnen overwinnen. Wat de tien plagen, de grote wonderen van Mozes, betreft, vraag ik mij af, wat daar in feite van waar is. Wij vinden in Egyptische verhalen en overleveringen deze wonderen terug, echter in een geheel ander verband.

Er wordt gesproken over de Nijl, die zo rood als bloed wordt. In Egypte is dit deel van een soort zondvloedverhaal, waarbij de mensen zo slecht zijn geworden, dat de Goden de God Hathor op aarde zenden om de mensheid uit te roeien. Chnoem, de Vader der mensen, neemt bier met meekrap, mengt deze met klei. Deze rode vloeistof werpt hij neer in een dal, waar de laatste mensen gevlucht zijn. Hathor proeft daarvan en bedrink zich. Zij wordt daarop gebonden naar de hemel gebracht. De vloeistof wordt dan afgevoerd naar de Nijl. Egypte zelf, door de Goden gespaard, is dan vol vrees, omdat de rivieren bloed worden. Ook over de sprinkhanen vinden wij verhalen, evenzeer over de duisternis. Alleen bij de dood van de eerstgeborenen kunnen wij in de Egyptische overlevering geen equivalent vinden voor het in de bijbel vermeldde. Vandaar, dat ik mij afvraag, of in het verhaal van de plagen die Mozes in Jehova’s opdracht over Egypte doet komen, niet uit oude Egyptische overleveringen mee verwerkt zijn, zodat het verhaal samengesteld is en niet als een feitelijke beschrijving van in die tijd plaats vindende gebeurtenissen mag worden beschouwd.

Mijn inziens worden hier magische werkingen aan één enkele persoon toegeschreven, zoals dit ook bij anekdoten wel het geval is, zonder dat er sprake is van feiten. Volgens mij zijn dan ook oude verhalen en de werkelijkheid met elkaar verward. Zeker is, dat Mozes een volledige scholing en inwijding heeft doorgemaakt. Hij behoorde tot de priesters van Amon-Re. Dit is ook logisch volgens het Bijbelse verhaal, want hij werd immers opgevoed als een prins van vorstelijke bloede. Aaron, zijn zogenaamde broeder, blijkt enige tijd te hebben doorgebracht in een klooster van aan Anubis gewijde priesters, dat zich op de grens van het woestijngebied bevond. Het is zeer wel mogelijk, dat ook hij daar een scholing in de magie heeft doorgemaakt, vooral wanneer hij voor aanleg en wezen daarvoor geschikt bleek. Zonder enige twijfel kunnen wij naar mijn mening stellen, dat Mozes een werkelijke magiër was en dat hij als magiër naast werkelijke wonderen en vertoon van werkelijke krachten, van bepaalde kunstjes gebruik heeft gemaakt om de menigte zijn wil op te dringen. Hij was een groot man.

  • Had de vorm van begraven in Egypte ook magische betekenis?

Ja, alle begrafenisriten hebben oorspronkelijk een magische achtergrond. Ook de nu in Nederland geldende begrafenisgebruiken grijpen terug op oude magische gebruiken. In de eerste plaats kennen wij de dodenwake. Deze vond al in de tijd der primitieven plaats, omdat de aanwezigheid van een levende het de geest mogelijk zal maken zijn boodschappen aan de levenden nog over te brengen gedurende de eerste 24 uren na de dood. Daarnaast wordt de geest door de aanwezigheid van een biddende mens belemmerd in haar mogelijke lust tot spoken. De gewoonte, de kist door een venster of een opening in de muur uit te dragen, is teloor gegaan. Dit diende om een terugkeer van de geest naar haar huis te voorkomen. Ook zien wij nog steeds de begrafenisstoet, waarbij de mensen achter de baar gaan, terwijl een priester voorop gaat. Deze is de gids en geeft leiding aan de stoet, maar dient tevens de geest naar de andere wereld te verwijzen. De mensen achter de baar moeten de lust tot een teruggaan op de weg verhinderen.

Verder zien wij in de gevolgde riten meestal een voorbede voor de ziel, een vaarwel aan de ziel en een toespraak tot de ziel. Dit laatste dient om haar op haar nieuwe status te wijzen. Denk hierbij aan de bekende spreuk: “Van stof zijt gij geboren, tot stof zult gij wederkeren”. Zeer duidelijk wordt tijdens deze riten getracht de ziel toegang tot de andere wereld te verschaffen. Daarnaast tracht men haar duidelijk haar eigen toestand voor ogen te stellen en te voorkomen, dat zij als geest terug zou trachten te keren in de maatschappij der mensen.

De symbolische schep aarde en de wijding van het graf zijn voortgekomen uit de poging de dode door magische middelen te behoeden voor lijkeneters en andere met het duister verwante wezens. In de middeleeuwen dacht men hierbij aan vampiers, weerwolven en heksen. Volgens sommige overleveringen zouden deze wezens zich aan het lichaam van de dode tegoed doen, of macht over diens geest weten te verwerven. Is bij nadere beschouwing de achtergrond van de plechtigheid magisch, zo is dit ook in het oude Egypte kenbaar: De dode mag niet wandelen op aarde. Vandaar in het begin het onthoofden, waardoor men de ziel en de voertuigen daarvan trachtte te doen ontwijken en het lichaam onbruikbaar te maken. Later trachtte men om dezelfde reden het lichaam te vernietigen door verbranding. Vóór het lichaam aan het vuur wordt overgegeven, wordt veelal de hals doorgesneden, wederom om de ziel te doen ontwijken.

Ook wordt voor hetzelfde doel de schedel wel verbrijzeld. In het begin bij alle doden, later vooral bij misdadigers worden verder de botten verbrijzeld, opdat het merg niet in stand zal blijven. Men meent, dat het voertuig, dat het dichtste bij de stof staat, zich met het merg van de beenderen kan voeden en zo tot een soort demon worden, die zijn krachten later, door het merg van levenden op te zuigen, in stand weet te houden.

Wanneer de aandacht steeds sterker op het leven in het hiernamaals gaat vallen, komt men er toe afgesloten graven te maken. Deze afgesloten graven dienen voor de doden een vrijplaats, een plaats van afzondering te zijn, maar tevens ook om de dode van de levenden af te zonderen. In deze tijd wordt vooral voor hoger geplaatsten de dodenwake vervangen door het rusten in de armen der Goden. Dan wordt het lijk daarbij in de armen of op de knieën van een Osirisbeeld geplaatst. Dit zou het de ziel mogelijk maken met al haar voertuigen zelfs voor het oordeel nog te spreken tot de mens op aarde. Hierdoor zou het haar mogelijk zijn bepaalde zorgen, die haar voor de rechters zouden belasten, nog aan de mensen over te dragen, of over te geven aan de beschermende Godheid.

De balseming bestaat in verschillende vormen. In alle gevallen is de bedoeling, dat een geest, die tot de onderwereld verbannen zou worden, terug kan vluchten in haar stoffelijk voertuig, waardoor zij niet voortdurend ten prooi zal zijn aan de demonen. De kern van alle balseming is het verduurzamen van het lichaam in natronloog. Daarnaast volgt dan een behandeling met asfalt of pek. De betere balseming geschiedt door het vullen van de lichaamsholten met kruiden.

Hierbij is het de bedoeling het lichaam zo te prepareren, dat de mens op aarde terug zal kunnen keren. Nog later vinden wij het geloof, dat de dode herrijst – vandaar de benaming Osiris voor de dode – en dat hij de kosmische geheimen kent.

Men begint nu afsluitingen voor het graf te ontwerpen, die wel afgeleid lijken van de doolhof voor het heilige van de kleine tempel in Thebe, toen nog Re genaamd. Ook schijnt veel te zijn ontleend aan de zogenaamde versleuteling van de hof van Thoth. Dit zou een binnenhof zijn in een gebouw, waar de meest geheime leringen werden gegeven. Naar men zegt, was het zo moeilijk om tot deze hof door te dringen, dat slechts een getrainde ingewijde de doolhof kon doorschrijden zonder getroffen te worden door de levensgevaarlijke vallen, die erin opgesteld zouden zijn. Uit deze tijd stamt overigens ook het begrip “vergadering der Goden”, waarbij Farao’s en hoge priesters in gezamenlijke rotsgraven worden ondergebracht. Nog later vinden wij het privégraf, waarbij men de dode alles meegaf, wat hij op aarde bezat. Hier is een overeenstemming met de gebruiken in China, waar men tot voor kort ook de dode alles mee trachtte te geven. In Egypte geeft men de heersers ook hun vrouwen en dienaren mee. Dit komt overeen met soortgelijke gebruiken in Indië – suttee – en het meegeven van slaven, paarden, enz. zoals dit geschiedde in Nederland ten tijde van de koepelgrafbouwers.

Er is klaarblijkelijk wel degelijk een begrip voor de geest. Men ziet deze duidelijk als een kracht, die, onafhankelijk geworden en losgelaten op deze wereld, voor de overlevenden gevaarlijk kan zijn. De dode past niet in de wereld der levenden, maar heeft toch anderzijds daarin soms een zekere taak te vervullen. Dit laatste is er de reden voor, dat men een mens, die zeer goed was, of door stand en beroep daar recht op schijnt te hebben, niet slechts tevreden tracht te stellen en alle luxe voor het nieuwe bestaan te verschaffen, maar ook de middelen geeft om op aarde terug te keren, wanneer dit noodzakelijk is.

Overigens leeft dit geloof nog lang in het volk voort. Wij kennen de legenden van de terugkeer van Barbarossa of Karel de Grote. Ook koning Arthur schijnt nog ergens te slapen. Het geloof aan de terugkeer op aarde van krachtige geesten is iets, dat vanaf de eerste werkelijke stamvorm, de mensheid beheerst heeft. Niet altijd was een dergelijke terugkeer in de ogen der levenden gewenst, zodat men dan op magische basis maatregelen daartegen trachtte te nemen.

Indien u een boekje kunt krijgen, waarin de begrafenisgebruiken op Bali worden beschreven, kunt u daaruit leren, hoe men vele maatregelen neemt om een geest de terugkeer onmogelijk te maken. Ook bepaalde, nu nog geldende, begrafenisgebruiken zullen u daardoor duidelijker worden. Opvallend is overigens, dat men gelooft, dat geesten of spoken niet over water kunnen gaan. In de middeleeuwen meende men, dat ook de duivel niet over stromend water ging. Het is dit geloof, dat vele volkeren – ook de Egyptenaren – er toe bracht een klein deel van de weg naar het graf over water af te leggen. Zolang het lichaam er bij is, zal de geest het water kunnen en moeten overschrijden. Zodra zij alleen is en zou willen spoken, kan zij de gehele weg niet meer teruggaan. Degenen, die wel het gehele rijk zouden moeten kunnen betreden – in Egypte bv. de farao – gaf men dan ook een zonneschip of zonnebark mee, die zowel de wateren der eeuwigheid als de wateren der wereld met de geest kan bevaren.

  • Dient het luiden van klokken tijdens een begrafenis om boze geesten te verdrijven?

Ja, haast overal zien wij de begrafenisriten gepaard gaan met muziek, klokkengelui, of het slaan op bekkens. De bedoeling is niet zozeer kwade geesten helemaal te verdrijven, dan wel de geest van de mens, die pas is overgegaan, tijdens zijn gang naar het graf te beschermen tegen eventuele demonen, die hem aan zouden vallen. Volgens het oude volksgeloof in deze streken vormt het hoorbaar zijn van een klok – een gewijde – de grens van het gebied. Binnen het bereik van het luiden kan de duivel niet binnen treden en de ziel van de dode aantasten.

Vandaar het luiden van de klok bij een begrafenis. Lawaai wordt altijd gezien als een middel om boze geesten te verdrijven. Primitieve volkeren plegen bij een zonsverduistering zoveel lawaai te maken als zij maar kunnen om zo de boze geesten, die de zon aanvallen, te verdrijven. Ook de doodsklachten vervullen een dergelijke functie. Vandaar, niet alleen in Egypte, maar tot op heden in Arabië en tot voor kort ook in China, het gebruikelijke huren van beroepsklagers en klaagvrouwen. Wat Egypte betreft, denk ik aan de zogenaamde luidruchtige rouwdragers in de dodenstoet, die naar de tempel van Anubis trekt. Het geloof zegt dan ook: Geluid is iets, wat vrees wekt bij de krachten van het duister. Door het klagen beschermt dus de mens niet alleen de overgegane, maar wel degelijk ook zichzelf. Voor Nederland kunt u hier meer over lezen in Limburgse sagen en legenden, de vertelsels van Overijsel en Drenthe en de overleveringen van Limburg. Ook wat u daarin lezen kunt over kerkklokken en de last, die de duivel daarmede schijnt te hebben gehad, zal u een nader inzicht geven in het volksgeloof en de stelling: geluid bestrijdt demonen.

Esoterie:  Verbinding tussen geest en stof.

Nu nog wat esoterie. In dit geval wil ik in het bijzonder wijzen op de verbinding tussen geest en stof. In de Oudheid vinden wij meerdere geschriften, waarin die verbinding wordt aangeduid of zelfs min of meer nauwkeurig omschreven. Het heeft weinig zin vele citaten aan te halen.

Aan een kleine spreuk wil ik niet voorbij gaan. Hierin wordt namelijk gesteld: “In zich is de mens één met het Al. In zich draagt hij het zegel der Goden en de sleutel der geheimen. Zo zal hij, in zich kerende, de sleutel kennen, zich de geheimen der Goden tot eigen maken en niet langer gebonden zijn. In hem spreken dan de stemmen der wereld.”

Dit citaat stelt, dat de mens niet slechts in zich de weg tot zelfkennis, of zelfs tot God draagt, maar ook nog de stemmen der Goden en de sleutel tot de geheimen der Schepping. De stemmen der Goden zijn in feite de stemmen van de grote krachten der natuur.

Nu is elke mens, geestelijk als stoffelijk, in zijn wezen verbonden met de grote en leidinggevende krachten. In vele gevallen zijn dit groepsgeesten, in andere gevallen kan ook sprake zijn van persoonlijke leiders, of bepaalde entiteiten, die vanuit de kosmos dan wel vanuit een sfeer, of vanaf de aarde een bepaalde persoon helpen iets te verwerkelijken. Deze stemmen kunnen niet worden vergeleken met hetgeen helderhorend wordt waargenomen. Zij hebben ook niets gemeen met de stem, die de mens soms meent te horen in het ruisen van het bloed, of met de vreemde gesprekken, die men wel met zichzelf voert. Misschien kan ik deze stemmen het beste omschrijven met de woorden van een mystiek dichter uit het jaar 1500. Deze schreef namelijk over zijn geestelijke belevingen als kloosterbroeder en zeide: “De vlammen van de kaarsen werden tot een zee van licht. In mij was een stilte, die sprak. Ach, kon ik haar verstaan”. Hierin geeft hij op typische wijze het verschijnsel weer, dat wij wel de stem Gods noemen, of de stemmen der Goden.

Wanneer wij innerlijk zo stil zijn, dat in ons – wij weten niet van waar – beelden en begrippen rijzen, die ons bijna vreemd zijn, maar waarmede wij ons toch verwant gevoelen, erkennen wij in onszelf kosmische relaties. Relaties met andere krachten en geesten, relaties ook met bepaalde ontwikkelingen en een zekere era van bestaan. Dit alles brengt ons niet tot een groter zelfkennis in de zin van een beter weten, wie en wat wij zijn. Het is meer een antwoord op de vragen hoe en waarom. Deze stemmen der Goden zijn voor ons niet veel meer dan een baken, waardoor wij in staat zijn onze eigen positie in de kosmos nader te definiëren. De relatie, die tussen ons en het vele zienbare of onzienbare bestaat, wordt voor ons duidelijk. De band wordt zichtbaar en kan ons in het streven dienen als leidsnoer. Ook de sleutel der geheimen, waarover wordt gesproken, is wel degelijk iets, wat in elke mens verborgen ligt. Op zich is zij zelfs betrekkelijk eenvoudig van structuur.

Wij weten, dat elke mens door zijn denken wordt beheerst. Men kan hieraan niet ontkomen. In alle gevallen is het het eigen denken, eigen inzicht, eigen wereldvoorstelling, die zal bepalen, hoe men reageert, hoe men bepaalde minder stoffelijke voorstellingen in zich draagt, hoe men later zal denken en redeneren. Een groot deel is niet-kosmisch.

Voorbeeld: De mens, door de wijze, waarop hij bestaat in de tijd, is geneigd een moment zeer sterk te stabiliseren. Wanneer wij aan een autoracebaan staan, waarop aan ons auto’s voorbij komen met een snelheid van 250 km per uur, kan een versnellen van ons tijdsbesef de illusie wekken, dat de auto’s stil staan, of slechts zeer langzaam voorbij rijden. Dit is geen feit. Wij nemen i.p.v. de ware toestand vele details waar, die de normale beschouwer ontgaan. Wij zien, hoe kenbaar allerhande luchtwervelingen ontstaan, wij zien, hoe de bestuurder ingespannen roerloos blijft als een beeld.

Nu kunnen wij ons af gaan vragen, wat betekent dit alles? Wat voor een symbool of voorstelling is dit? Wij zullen de schijnbare onredelijkheid van het geheel slechts tot redelijkheid kunnen herleiden, wanneer wij de oplossing van het geheel kennen. Hier geldt dan als waarheid: In werkelijkheid is de beweging zeer snel, maar voor ons is het element tijd verschoven. Het is dan zelfs mogelijk de verschuiving van de tijdsfactor enigszins ongedaan te maken. Zo zou men kunnen zeggen, dat de mens – door zijn wijze van denken en redeneren – een verschuiving in zich heeft veroorzaakt t.o.v. de kosmische werkelijkheid. Deze afwijking maakt de mens een persoonlijk leven mogelijk en geeft hem een redelijke vrijheid van wil. Gelijktijdig wordt hij hierdoor afgesloten voor zeer veel belangrijks, dat in de kosmos plaats vindt, doch nu buiten zijn bereik blijft. De sleutel is niets anders dan het erkennen van het verschil, dat bestaat tussen ik en de kosmos. Daardoor wordt het mogelijk ook vanuit eigen voorstellingen een beeld van de uiteindelijke werkelijkheid te gewinnen en op den duur de belemmerende eigenschappen van het ik uit te schakelen. Op den duur zal men de keuze hebben met volle snelheid alles voorbij te zien gaan door een enigszins vertragen – van tijd – details beter waar te nemen, of zelfs alles tot betere beschouwing en erkenning voor een ogenblik te fixeren en tot stilstand te brengen. Om het Al en ook onszelf te leren kennen, dienen wij zowel het kennen van het kosmische tempo als het fixeren van eigen verhoudingen daarmede te moeten bereiken. Dit is de sleutel, die het ons mogelijk maakt alle geheimen van de eeuwigheid te kennen.

Verder vergeten wij bij ons zoeken naar het ik vaak het proces van leven op de juiste wijze te waarderen. Wanneer wij een boom zien, maken wij wel degelijk een verschil tussen de bloesems en de vrucht, ook al blijft de boom gelijk. Wanneer de mens zichzelf beschouwt, wil hij zichzelf zien als van begin tot einde gelijkvormig en met praktisch gelijke inhoud. Ook dit is een fout. Wij zijn niet te allen tijde gelijk, zelfs wanneer wij in een menselijke vorm bestaan. Ook als geest verandert het wezen regelmatig. Wel blijft de kern gelijk, maar het beleven en waarderen van de omgeving, het beleven van verschillende dingen verandert steeds. Dit wordt aardig weergegeven door een populair liedje, dat vertelt, dat je met 20 jaren de liefde kent, met 30 de liefde en de wijn en zo verder gaat, tot de mens alleen nog maar de wijn overhoudt. In de ogen van velen is dit misschien een lichtzinnig lied. Toch zit er wel wat in. Onze eigen mogelijkheden en reacties t.o.v. de wereld veranderen steeds, maar daarmede verandert ook ons beeld van de wereld. Er is ook tijdens het menselijke leven wel degelijk sprake van definitieve fasen, die betrekkelijk nauwkeurig worden begrensd zelfs, waarbinnen zich een afzonderlijk deel van het beleven afspeelt. Een bloesem valt zeer snel uit. Een Japanner schreef een liedje op de kersenbloesems: “Wanneer de witte zee ontstaat en de bloesemsneeuw valt, zie ik de Goddelijke Fuji Yama….” Daarmede wilde hij weergeven, dat, terwijl de bloesem ontstaat, haar blad alweer begint te vallen als levende sneeuw. Het is schoon, maar voorbijgaand. Daarin ziet hij tevens het blijvende, het symbool van eeuwigheid en Goddelijke krachten, dat voor hem in de Fuji Yama blijft besloten.

Dit beeld is voor ons zeer belangrijk, wanneer wij tenminste dat durven toe te passen op het eigen leven. Er zijn in ons leven steeds weer fasen, die zó kort zijn, dat wij niet in staat zijn hun werkelijke betekenis te begrijpen. Een kort ogenblik zijn wij strijdvaardig en prikkelbaar. In deze periode kunnen wij misschien veel presteren, maar alles blijft uiterlijk. Opeens lijkt het ons, of wij alles kwijt zijn. Ons geloof, onze belangstelling, onze daadkracht gaan allen te niet. Dan menen wij, dat wij beroofd zijn van hetgeen het leven zin heeft gegeven. Maar juist wanneer de bloesem valt, begint aan de boom het innerlijke proces en zo is het ook bij de mens. Elke fase van uiterlijke verschijnselen wordt gevolgd door een periode van innerlijke rijping, waarbij de uiterlijke verschijnselen voor de mens meestal minder aangenaam zijn. Wanneer wij streven naar zelfkennis en innerlijke bewustwording, moeten wij daar rekening mee leren te houden.

Aan de andere kant zullen wij ontdekken, dat bepaalde dingen in ons leven permanent zijn, zoals de boom weliswaar bloesem als vrucht zal dragen, maar daarbij voor alles de boom zichzelf blijft. De boom groeit zo langzaam, dat zij voor ons onveranderlijk is. Dit laatste geldt voor alles voor de tijd, dat wij in de stof mens zijn.

Zo zijn er in elke mens eigenschappen, die, vanaf het eerste kind-zijn tot het afscheid van de stoffelijke wereld, blijven voortbestaan. Zelfs maken deze eigenschappen ook deel uit van de persoonlijkheid in een hiernamaals. Het zijn deze factoren in eigen wezen, die wij het meest plegen te verwaarlozen. De mens rekent over het algemeen allereerst met de verschijnselen, met de veranderlijke waarden. Dat, wat vast blijft, wat altijd gelijkelijk in hem door blijft werken, vergeet hij. Toch is juist dat, wat bij voortduring onveranderlijk in ons wezen blijft bestaan, het meest waardevolle. Datgene, wat in het gehele leven ons blijft bewegen, ook al erkennen wij dit slechts ten halve of niet, is ons het meest belangrijk bij een streven naar zelferkenning, U hebt een geloof, waaraan u misschien in jaren niet aan gedaan heeft. U denkt er soms 10-tallen jaren geheel niet aan. Haar wanneer je nagaat, hoe je leeft en denkt, blijkt je, dat een element van dat geloof in jou blijft leven, mee blijft spelen, hoe je handelt, hoe je zult reageren. Het is klaarblijkelijk met je werkelijke wezen harmonisch. Daarom is het voor jou belangrijk en vormt het voor jou a.h.w. een deel van de boom des levens.

De kracht van het bestaan is het blijvende, dat verwant moet zijn met de ziel. De mens kan niet iets een heel leven blijven behouden alleen aan de hand van scholing. Dat, wat werkelijk – ook bij een mentaal, een redelijk verwerpen – toch in je voort blijft bestaan, maakt een deel uit van je kern, is een deel van je eigen ik. Denk niet, dat een menselijk leven slechts één of ten hoogste enkele van deze permanente verschijnselen kent. Gedurende voorgaande levens- en bestaansvormen hebt u, tijdens uw opgang tot het huidige menselijke peil, steeds meer van dergelijke blijvende factoren voor uw wezen verzameld. Even onopgemerkt als deze gewoonten, die u van jeugd tot ouderdom beheersen, zijn ook de krachten, die bij voortduring in u leven.

Ook dezen geven aan uw denken en leven voortdurend een bepaalde richting. Zij maken voor een deel uit, wat u uw karakter pleegt te noemen, maar meer is dan dit, omdat het althans niet stoffelijk beperkt of geconditioneerd is.

Elke mens draagt een deel van de eeuwigheid in zich. Het is gemakkelijk aan deze voorbij te gaan. Gemakkelijker is het voor iemand, die daarover spreekt, misschien nog te stellen: Dus zoek deze dingen en het er verder dan maar bij te laten. Maar,  juist wanneer wij spreken over esoterie en kosmisch verband, dienen wij ook de nadruk te leggen op de praktijk. U bent een bepaalde persoonlijkheid, waarin wij tendensen vinden, die niet redelijk zijn, die in gene dele overeenstemmen met al, wat u nu bent of denkt te zijn, en toch blijven. Waarden, die reeds vroeger, voor dit leven, zo waren en die altijd blijven zullen. Verwerp deze dingen niet, beschouw ze als de kern van je leven, waarrond zich al je beleven afspeelt. Zoals de vrucht de sterkte van de boom nodig heeft, tot de vrucht is gerijpt, zo hebt u de kern van uw leven en heeft uw ziele-ontwaken de sterkte nodig, die zo op de achtergrond van alle gebeuren voor u ligt. Slechts zo en niet op een andere wijze kunt u komen tot een voortdurend sterkere zelfopenbaring en zelfkennis. Vergeet niet, dat uw wezen, juist omdat het voor de menselijke fase reeksen van bewustwordingen heeft doorgemaakt, in zich factoren draagt, die, redelijk gezien, niet in het menselijke vlak behoren. U bent op dit ogenblik op deze wereld om als mens te leven.

Het is redelijk, dat u zich daaraan houdt, aan de menselijke normen en wetten. Maar het is ook redelijk, dat u in uzelf niet verwerpt, wat schijnt te strijden volgens uw huidige rede met hetgeen u nu menselijk zijn noemt. Want ook dit is je eigen wezen. Dit eigen wezen leren kennen, het leren beseffen en je daaraan voortdurend vasthouden is het meest belangrijke in de esoterie.

De mensen maken kandelaars. Daarbij zijn er, die aan beide zijden vier armen tellen, terwijl er een negende arm is, enigszins terzijde, doch in het midden staat. Bekender nog is de 7-armige kandelaar. Men vraagt zich wel eens af, wat deze kandelaars in feite betekenen, waarom zij zo zijn en niet anders. Deze kandelaars zijn symbolen voor de levensboom. Daarnaast zijn zij tevens een aardige illustratie voor hetgeen ik u duidelijk tracht te maken. Er zijn vanuit ons wezen – wanneer de bewustwording begint en de zelfkennis redelijk is – vele wegen tot het Lichtende. Wij zijn niet een lichtdrager. Wij dragen in ons het licht voor elke sfeer, elke wereld, elke kracht; welke weg wij het eerste zullen gaan, waar wij voor het eerst zelf zullen erkennen, dat wij licht dragen, is niet belangrijk. Veelal zullen wij eerst de uiterste takken van de levensboom volgen, om eerst ten laatste te ontdekken, dat – iets buiten het vlak der anderen – de zuiverste en schoonste vlam juist in het middelpunt brandt.

Onthoudt nu dit: De benadering van God is vanuit het heden, vanuit hetgeen u feitelijk bent, vanuit hetgeen u dus blijvend, ook nu bent, onmiddellijk mogelijk. Het is niet uit te drukken in een kennen of een zoeken. Het is een beleven. Het is het meest belangrijke doel van een esoterisch bereiken. Daarnaast zijn vele wegen, die het ons langs de rede, langs het gevoel, langs de belevingen van stof én geest, mogelijk maken iets van dat Goddelijke te beseffen.

Begrijp, dat alle Licht en alle waarheid op hetzelfde vlak ligt voor ons. In ons streven is maar één ding werkelijk belangrijk: God. Al het andere kunnen wij terzijde stellen. Het geeft niet, welke weg wij gaan, indien in ons slechts de wil is en het streven naar God. De zelfopenbaring is een kwestie van beleving. Wij moeten de sleutel tot het hogere in onszelf vinden. Wij moeten in onszelf de stilte weten te vinden, waarin de stem der Goden tot ons spreekt. Wij kunnen dit het best doen door ons dagelijkse leven voort te zetten, zoals het is.

Degene, die meent los te moeten breken uit een sleur, degene ook, die meent los te moeten breken uit de sleur om daardoor te bereiken, maakt een grote fout. Als eerste regel geldt steeds weer: Blijf jezelf, zo goed je kunt. Wees je bewust van jezelf zonder verwijten of schaamte, maar ook zonder goedkeuring. Stel het feit van je wezen en je zijn vast. Leef daarbij in overeenstemming met de wereld, waarin je bestaat, zo goed je kunt. Zorg ervoor, dat de erkenning van je innerlijk wezen, dat, wat permanent deel uitmaakt van je wezen, vanaf de jeugd tot heden toe, voor jou de kern wordt van meditaties, van een zoeken, waarbij je langzaam maar zeker de inwerking van het Goddelijke ondergaat. Erken geen schuld of verdienste in deze eigenschappen. Zo gij dit doet, zult gij afwijken van het pad en zult gij voor uzelf het onmogelijk maken het Goddelijke aan te voelen of te benaderen, laat staan de sleutel van het kosmisch geheim, de relatie tussen ik en kosmos, te beseffen. Onthoudt verder, dat het voor een mens niet voldoende is slechts één weg te gaan. Juist omdat hij mens is, denkt hij op verschillende vlakken en handelt hij ook op verschillende vlakken. Het is dus logisch, dat hij ook op verschillende vlakken gelijktijdig naar bewustwording zal zoeken. Vraag u af, welke weg u blijvend het meeste interesseert, welke weg u het best ligt. Volg deze bij voorkeur, zonder andere wegen uit te sluiten.

Houdt er rekening mee, dat het volgen van een weg nooit gebonden mag zijn aan een bepaalde persoon, doch wel gebonden kan zijn aan een in het ik als eeuwig erkende stelling. Zoek op deze wijze naar lering en bewustzijn, zo goed u kunt. Streef er naar, worstel met het beleven. Leer, indien u dit wenst, de wijsheid van de Oudheid kennen. Studeer Hebreeuws, indien u dit wilt, om zuiverder en beter door te dringen in de boeken, die het westen als heilig erkent. Belangrijk is dit alles op zich niet. Wel blijft het belangrijk, dat u, naast de innerlijke weg, die gebaseerd is op de kern van uw wezen, ook de andere wegen steeds weer leert gaan volgens eigen wezen en bekwaamheid. Alleen zo zult u leren de verbindingen van sfeer en kosmos met uw wezen te leren kennen.

Uw wezen stamt in beginsel uit de chaos en streeft tot de vorming, die chaos gelijk is en alomvattend. Want de perfecte vorming is tevens de ondergang in het Goddelijke Zelf. Zonder dit zijn er voor de mens geen werkelijke mogelijkheden. Leeftijd moet worden uitgeschakeld, zodra het gaat om innerlijke bewustwording, en het bezitten daarvan. Gelijkheid met alle leven moet steeds weer worden beseft. Oordeel nooit en niemand buiten uzelf, slechts zo kunt u, strevende volgens uw beste weten, toch de juiste relatie en harmonie met anderen vinden.

Treur nooit om schuld, maar erken steeds uw fouten. Dit treuren betekent voor de meesten een teruggaan in het verleden, een remming van bewustwording en een beperking van de beleving.

Vrees niet mens en menselijk te zijn. Wie als mens leeft, zal als mens ervaringen opdoen, die waardevol zijn. Tracht nooit in een andere wereld te bestaan, vóór het menselijke leven zich aan u in zijn volheid heeft geopenbaard, wees tevreden met hetgeen gij nu bereiken kunt en met wat gij bezit. Indien gij hiervan de volle profijten weet te trekken, zal al het andere u gegeven worden, want al het andere groeit op het nu bestaande. Vrees niet te leven, vrees ook het sterven niet, maar aanvaard de oneindigheid als de belangrijke kracht, waarin u te allen tijde zult bestaan en waarin elke vorm van verschijning slechts een tijdelijk iets is, dat niets te maken heeft met de werkelijkheid van het Zijn en de grote waarden van het ik.

image_pdf