uit de cursus ‘De mens in al zijn aspecten’ (hoofdstuk 7) – april 1972
Maya.
‘De mens leeft in een wereld van begoocheling’. Dit is een uitspraak, die vaak is gedaan, die over het algemeen door niemand geheel wordt begrepen maar die aan de andere kant wel kentekenend is voor een groot gedeelte zowel van de bewustwordingsprocessen van de mens alsook voor zijn eigen reactie op de werkelijkheid.
In de eerste plaats: De mens reageert op grond van zijn eigen kennis en zijn zintuigen. A1 datgene, wat buiten het bereik van deze beide valt, brengt geen rationele reactie teweeg en wordt doorgaans omgevormd tot iets wat binnen de bekende wereld van deze mens kan gebeuren. Nu hebben we al een heel belangrijk punt. Want een mens kan geestelijk zeer gevoelig zijn maar als hij die geestelijke gevoeligheid niet kan vertalen in de termen van eigen ervaring, in de termen van hetgeen hij heeft geleerd, van hetgeen hij ziet, dan zal hij automatisch proberen óf het gehele bestaan van de erkende invloed te ontkennen, dan wel daaraan een betekenis geven die helemaal past in zijn leven, bij zijn wezen.
In de tweede plaats: Er zijn in elke mens drijfveren, die uit de werkelijke persoonlijkheid voortkomen. Deze drijfveren bepalen voor een gedeelte zijn reacties en zijn lot buiten zijn rationele beslissingen om en zelfs vaak tegen zijn gevoelsmatige reactie in. Dat betekent dus dat de mens moet accepteren dat hij handelt op een wijze, die hij voor zichzelf niet kan aanvaarden en niet kan verklaren. Dit is voor hem eenvoudig niet te doen. Hij zal dus voor zichzelf een wereld construeren, waarin dit alles wel mogelijk is. Ook alweer een heel duidelijk geval van zelfmisleiding.
Als ik dingen doe waarvan ik weet dat ik ze niet had moeten doen, waarvan ik ook voel dat het verkeerd is geweest ze te doen en desalniettemin kan ik mij er niet toe brengen mij daarvan te onthouden, dan moet daarvoor een reden zijn. Die reden zoek ik dan ‑ ook als ze buiten alle werkelijkheid om gaat ‑ voor mijzelf te vinden. Die reden behoeft niet juist te zijn. Het enige dat ik van die reden vraag, is dat ze voor mij aanvaardbaar is.
Dan kennen wij verder in deze maya‑geschiedenis, deze wonderlijke vervalsing van alle feiten, bij de mens bovendien nog het ‘ik’‑beeld dat een grote rol speelt. Ik meen dat u in de voorgaande lessen al een beetje kennis heeft gemaakt met de voorstellingen, die een mens zich maakt, omtrent zichzelf, zijn betekenis en zijn mogelijkheden. Ik behoef daarop dus niet verder in te gaan. Wat geschiedt er nu?
Op het ogenblik dat mijn mogelijkheden heel erg in strijd zijn met het beeld dat ik mij van mijzelf vorm, tracht ik een toestand te scheppen ‑ al dan niet in de werkelijkheid ‑ waardoor ik aan mijn voorstelling van het ‘ik’ kan beantwoorden. De mens zoekt niet zozeer naar de werkelijkheid van zijn wezen, zijn inhoud, hij zoekt eerder naar iets wat voor hem aanvaardbaar is en probeert dan de wereld, en voor zover mogelijk ook zichzelf, daaraan aan te passen. Is die aanpassing aan de werkelijkheid niet mogelijk, dan schept hij een secundaire werkelijkheid. Hierin kan hij zijn eigen geprojecteerde persoonlijkheid blijven aanvaarden en vereren terwijl zijn handelingen gelijktijdig worden verklaard door de onwezenlijkheid van al het andere. Ik mag hiervan een voorbeeld geven.
Een mens is erg lelijk. Hij houdt heel veel van alles wat mooi is. Maar het is duidelijk dat schoonheid, zodra ze levend is, de lelijkheid van die mens als een nadeel ziet. Hij krijgt nu het gevoel: ik word door iedereen afgestoten, ik ben zo enorm lelijk. Dan kan hij zover komen dat hij zegt: De wereld is niet werkelijk, ik droom die wereld. Ik ben het werkelijke, al dat andere telt niet en daarom kan ik elke handeling plegen, die schoonheid voor mij toegankelijk maakt op welk terrein en op welke wijze dan ook.
Dergelijke mensen bestaan. Het zijn vaak misdadigers in de ogen van anderen. Soms vindt men hen in krankzinnigengestichten en soms kan men ze ook rangschikken onder beroemde verzamelaars. Men vindt hen overal.
Met deze paar voorbeelden heb ik geprobeerd duidelijk te maken dat er wel degelijk sprake is van begoocheling, en wat meer is, dat deze begoocheling voor de mens zelf eigenlijk een soort levensnoodzaak pleegt te zijn omdat hij zonder dit zichzelf niet kan aanvaarden.
Maar die mens leeft niet in een wereld, waarin hij alleen staat. Er zijn mensen, er zijn vaste condities, er zijn wetten waarmee hij wordt geconfronteerd en als dat nog niet genoeg is, dan zijn er altijd nog geestelijke krachten, die ingrijpen. Daar zijn ook de vaak toch wel sterk bestemmende, om niet te zeggen dwingende invloeden, die uitgaan van de kosmos rond hem (denk aan astrologische situaties)waardoor een persoon sterk wordt beïnvloed. A1 die dingen tezamen maken het voor een mens heel erg moeilijk te leven zoals hij zou moeten leven. Hij verbindt zichzelf voortdurend ‑ al is het maar in eigen denken – met waarden die hij op deze wereld mooi vindt en hij vergeet daarbij dat die binding een zuiver imaginaire is; dat er op aarde geen feitelijke gebondenheid kan bestaan dan alleen de gebondenheid, die de mens voor zichzelf erkent en dus aanvaardt en bevestigt. Dit is één van de grote problemen van uw moderne wereld.
Als u te maken heeft met losgeslagen jongeren, dan zijn dat mensen, die zeggen: Deze wereld is niet echt; ik ben alleen echt.
Je vraagt je soms af waarom groepen jeugdigen (men zegt dan delinquenten) erop losgaan om iemand eenvoudig sadistisch af te rammelen of om schade aan te richten; wat zij daaraan vinden. Ik geloof dat men dan over het hoofd ziet dat voor deze jongelieden de ander eigenlijk niet werkelijk is. Werkelijk is alleen datgene wat aan henzelf, in henzelf gebeurt; al het andere doet niet ter zake.
Er zijn mensen, die in een wereld leven waarin zij op grond van politiek of andere theorieën iedereen een enorme hoop ellende bezorgen. Dat is absoluut overbodig. En dan vraag je je af: Hoe kan zo iemand die verantwoordelijkheid op zich nemen? Bijvoorbeeld: Hoe kunnen degenen, die aansprakelijk zijn voor het Vietnamconflict, de verantwoordelijkheid aanvaarden voor het lijden van een volk, dat daar praktisch onder de hand wordt uitgeroeid? Indien die mensen zouden begrijpen en zouden weten hoe werkelijk het is wat zij doen, dan zouden zij het niet kunnen. Die mensen zijn geen demonen. Maar het zijn mensen, die hebben gezegd: Dat is niet echt. Dat is alleen echt voor zover het voor mij betekenis heeft. De rest van de wereld bestaat alleen voor zover zij voor mij bestaat en verder niet.
Geestelijk gezien is dat een tamelijk nadelige invloed, dat zult u begrijpen. Er zijn dan ook grote Meesters geweest, die de mens hebben geleerd zich te onthechten. Men zegt dat dat alleen maar in het boeddhisme voorkomt. Dit is niet helemaal waar. Jezus heeft hetzelfde gezegd: Indien gij mij wilt volgen, moet ge alles achterlaten. En dan noemt hij een aantal zaken waardoor de goede christenen, als wij ons de betekenis ervan gaan realiseren, onmiddellijk op hun achterste pootjes gaan staan. Want je vrouw en je kind en je ouders achterlaten, zomaar alsof er niets aan de hand is en dan weggaan, dat kan niet in de menselijke maatschappij. Dat kan niet, omdat die maatschappij een band heeft geschapen voor de mens en die band als de enig juiste heeft gesteld, omdat ze in vele gevallen niets anders is dan een formalisering van bepaalde instinctieve reacties. En als er dan wordt gezegd: Daar moet je geestelijk boven staan, zegt men: Dat gaat niet, want dan zouden wij onszelf niet meer zijn. Wij zouden dan verkeerd doen en dat kunnen wij niet aanvaarden.
Mohammed heeft het ook op zijn wijze gezegd. Hij heeft regels gegeven voor alle dingen. Maar hij heeft ook gezegd dat ‘hij, die niet bezit en hij, die niet wenst maar die slechts de waarheid en de wet van Allah voortdurend voor ogen heeft, degene is die de werkelijke rechtvaardige is; die zal het paradijs binnengaan.’ Dat komt ook op hetzelfde neer. Onthechting dus.
Maar hoe kan een mens zich onthechten? Dat is de grote moeilijkheid. Er zijn mensen, die alles willen prijsgeven behalve dat ene: het gevoel dat zij iets bijzonders zijn omdat zij iets hebben prijsgegeven. Dezen begrijpen niet dat de voorstelling evenzeer een gehechtheid en een bezit betekent als b.v. de gehechtheid aan kapitaal of aan een medemens. Neen, de mens heeft heel wat moeilijkheden wat dat betreft. Ik geloof dat een groot deel van de problemen in het menselijk leven direct of indirect daartoe herleid kunnen worden. Want geestelijk we= ten wij dat wij vrij moeten zijn. Innerlijk weten wij dat alles, wat er in deze wereld gebeurt, in feite van geen belang mag zijn zolang de waarheid, die wij zelf zijn en die wij ,in de kosmos betekenen maar wordt, geopenbaard. Wij moeten onszelf waarmaken, de rest komt er niet op aan.
Gelijktijdig leef je in een stoffelijk milieu waar allerlei remmen zitten. Remmen van maatschappelijke instellingen, morele overwegingen, religie, bezitsverhoudingen, economische mogelijkheden enz. Het is begrijpelijk dat deze strijdigheid er is. Het is ook begrijpelijk dat vele mensen het er moeilijk mee hebben. Het is ook begrijpelijk dat heel veel mensen juist daardoor zich een wereld scheppen, die niets meer te maken heeft met de werkelijkheid; een zuiver imaginair wereldje waarin belangrijkheden worden gesteld die niet feitelijk bestaan.
Ik zou nu graag met u nagaan wat dit geestelijk kan betekenen.
Een mens, die het merendeel van zijn leven heeft gebaseerd op rationalisaties (in feite maya) zal geestelijk een aantal ervaringen opdoen, die niet stroken met zijn werkelijke geestelijke behoeften. Het resultaat na de overgang is: geestelijke onevenwichtigheid. Diezelfde mens zal innerlijk nimmer volledig vrede kunnen vinden want de rationalisatie kan uiterlijk geheel worden aanvaard, maar er blijft toch altijd iets in die mens dat hem duidelijk maakt dat het niet echt is. Zij zal dus ook in zijn leven onevenwichtig zijn.
Een mens, die zich tenslotte zover heeft weten los te maken van beperkingen dat hij zegt: “ik maak mijzelf waar”, heeft ook nog wel een illusie, namelijk dat het alleen maar belangrijk is jezelf waar te maken zonder rekening te houden met iets anders. Maar als mens ben je niet alleen maar een eenling; je bent ook deel van de mensheid. Die mensheid kan als een totaal organisme worden beschouwd. Je kunt binnen dit organisme mensheid niet .jezelf zijn op een manier, die afwijkt van de behoefte van het geheel.
Dit is precies hetzelfde, als een cel zou kunnen zeggen: Ik wil mijzelf zijn; ik ga woekeren. Maar dan wordt het een kankercel, die een gevaar is voor de rest en die in feite zichzelf de verfijning, die voor het functioneren van een cel noodzakelijk is, ontneemt.
Een kankercel kan dus niet meer werkelijk functioneren. Zij kan alleen maar zichzelf delen en groeien en daarmee is het merendeel van haar mogelijkheden uitgeput. Zij kan wel energie opslokken en zij kan de beweging van andere cellen (de groeiprocessen, de functies ervan) verstoren, maar zij kan zelf niets meer doen.
Een mens kan in een situatie komen, waardoor hij zegt: Ik wil mijzelf zijn; en dan moet de gehele wereld zich daar maar bij neerleggen. Maar dat is natuurlijk niet redelijk.
“Ik kan alleen mijzelf zijn zolang ik dat kan zijn binnen het kader van het geheel waartoe ik behoor.” Het is duidelijk: maya bestaat. Maar de begoocheling is niet teniet gedaan, als wij eenvoudig maar bepaalde begrippen ontkennen
Laat mij u nog.een paar voorbeelden geven:
De familie. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. En toch zie je zelden zo’n afgrond‑diepe haat en zulke dramatisch komische liefde-haat‑verhoudingen, als juist in de familiekring. Is de familie nu werkelijk heilig? Om eerlijk te zijn zou je dat moeten ontkennen. De ouders brengen kinderen voort, zeker. Maar dat is toch hun wil; dat komt toch uit hun handelen voort. Zij kunnen niet zeggen dat die kinderen verplichtingen aan hen hebben omdat zij hun de gelegenheid hebben gegeven te leven. Dan kunnen zij ook geen rechten doen gelden op dat leven van die kinderen. De kinderen leven. De ouders hebben hen voortgebracht. Zij zijn wel aansprakelijk voor hetgeen zij hebben tot stand gebracht, maar de kinderen hebben hun ouders niet voortgebracht. Zeker, zij hebben hen, incarnerende, gekozen maar de beslissing ‑ zeker in materieel opzicht ‑ is die van de ouders.
Nu kunnen wij zeggen dat de familie heilig is. Er zijn heel wat redenen om dat te zeggen. Redenen van sociale, maatschappelijke aard. Instinct, dat door de eeuwen heen langzamerhand is ontstaan, een soort erfelijk overgebrachte adat, een gewoonterecht, een gewoontedwang. Iemand die zegt: De familie is niet reëel voor mij, moet zich toch even bezinnen, want hij kan zich niet losmaken van de beperkingen die er bestaan. Alleen, hij moet begrijpen: de familie heeft geen recht op mij en ik heb geen recht op de familie. Op basis van wederkerigheid zullen wij elkaar misschien beter kennen en begrijpen dan andere mensen mij kunnen kennen en begrijpen en ik anderen kan begrijpen en kennen. Maar alleen op grond van deze persoonlijke verhouding heeft de familie betekenis, niet op grond van het een af ander goddelijk decreet.
De natie. ‘Nederland is mijn vaderland’, zo roept men uit. Of misschien een meer feministische benadering ‘Nederland is mijn moederland.’
Nederland is een bevolkingsconglomeraat. Nu kunt u wel trots zeggen. “Ik ben een Hagenaar”, maar wat heeft u met de andere Hagenaars gemeen? Misschien het feit dat u eens door de Poten loopt of er een paar ziet, of dat u gaat ‘teaën’ waar een ander een ‘bakje koffie’ neemt. Maar daar houdt het toch eigenlijk op. Wat maakt de Hagenaars tot iets anders dan bijvoorbeeld de Rotterdammers of de Amsterdammers? Het sfeertje in de stad? Een paar sociale gebruiken, die op zichzelf helemaal niet beslissend zijn? Indien de mens zich aanpast bij een nieuw milieu, dan kan de Hagenaar van vandaag morgen Amsterdammer en overmorgen Rotterdammer zijn of iemand uit Breda of ergens anders vandaan. Alleen aanpassing, dat is het enige.
Als wij het hebben over een natie (b.v. Nederland als natie), dan hebben wij het niet over een samenhangend geheel. Zeker, wij hebben het over een groep mensen, die een taal gemeen hebben en dat is ook maar heel betrekkelijk. Maar zijn ze daardoor anders dan de Duitsers, Belgen, Denen, Noren, Fransen of Engelsen? Eigenlijk niet. De natie is reëel zodra wij haar als een leefgemeenschap beschouwen. Op het ogenblik echter dat wij haar beschouwen als een concrete waarde, die buiten de mensen om bestaat, iets waaraan de mensen verplichtingen hebben, bestaat ze niet.
‘Het vaderland doet een beroep op u,’ een term die men vaak hoort en die in vele landen nu weer wordt uitgesproken. Wat is de zin ervan? Als men zegt: “een gemeenschap heeft u nodig”, dan heeft dat zin. Maar het vaderland! Wat is het vaderland anders dan een illusie, een deel van een begoocheling, een deel van meerwaardigheidsgevoelens misschien, die worden aangemoedigd, denkbeelden van anders‑zijn die helemaal niet werkelijk betekenen dat je anders bent; dat is illusie.
En als men spreekt over volkeren, wat is een volk? Een volk is een verzameling mensen, die gewoonlijk wel een taal gemeen hebben. Maar men spreekt b.v. ook over het Belgische volk. Het Belgische volk echter heeft twee officieel erkende talen plus ongeveer een 90 dialecten, zo sterk van elkaar verschillend, dat de een de ander niet kan verstaan. Is dat nu een volk? Misschien niet. Misschien is een volk wel eenvoudig een stamgemeenschap.
In een stam bestaat er een sociale rangorde, die voor de mens noodzakelijk is onder bepaalde condities. Het bepaalt zijn economische mogelijkheden, het bepaalt ook een gemeenschap van geestelijke inzichten, van geloofswaarden, ook van bijgelovigheden. Men begrijpt elkaar en daardoor kan die stam inderdaad belangrijk zijn. Maar zodra ik de stam ga zien als iets waarvan ik afhankelijk ben, dan maak ik een fout. Ik ben slechts dàn van de stam afhankelijk, indien ik mij a priori aan de normen, die de stam mij stelt, onderwerp. Zodra ik mij daarboven stel, blijkt dat ik bij alle andere stammen eveneens betekenis kan hebben.
Men heeft in de late middeleeuwen vooral het idee gehad van de ‘Wanderschaft’ (het rondtrekken van handwerkslieden, leerlingen en studenten). Die waren dus niet deel van een vaste gemeenschap. Er was op de achtergrond misschien een stamverbondenheid, maar die viel weg tegen de mogelijkheid om te leren, te ervaren. Het blijkt steeds weer dat het juist de ‘Wanderjahre’ zijn (de jaren dat deze mensen losstaan van de gemeenschap waarin ze thuishoren), die hen maakt tot wat zij zijn, die hun nieuwe inhoud geeft, nieuwe mogelijkheden, nieuwe inzichten, die hen nieuwe technieken leert maar ook leert vrijer te denken.
Ik meen dat u daar al een bewijs heeft dat een groot gedeelte van de groepsvorming, zoals die in de wereld bestaat, maya is. Je kunt er niet buiten zolang je er deel van bent. Maar het deel‑zijn ervan is niet bestemd door krachten buiten je, maar wordt bestemd door je eigen houding.
Je kunt nooit zeggen: Ik ben helaas een Nederlander en daarom woon ik in dit rotland. Je kunt hoogstens zeggen: Ik ben te lamlendig om ergens anders een weg en een mogelijkheid te zoeken en daarom blijf ik hier zitten, mopperend tegen het land, terwijl ik eigenlijk kanker tegen mijzelf. Deze termen heb ik gekozen omdat ze bij de Nederlandse mentaliteit zo buitengewoon goed passen.
U zult zeggen: Wat heeft het er allemaal mee te maken? Luister eens, laten we het maar in de astrologie pakken. Er zijn constellaties denkbaar waardoor iemand, die op een bepaald ogenblik is geboren, eigenlijk zou moeten gaan reizen. Dan is alles zo gunstig voor het naar elders trekken, dat het thuisblijven op zichzelf een schade betekent. Toch blijven de meeste mensen thuis. Zij voelen wel de drang, de onrust om verder te gaan maar zij komen er niet toe die om te zetten in iets meer concreets. Het gevolg is een onvrede. Deze onvrede brengt een emotionaliteit teweeg en over het algemeen voorstellingen, die voor de geest belangrijk zijn maar die in tegenstelling zijn tot alles wat men zelf is en wat men zelf zal moeten blijven. Hier heeft u een voorbeeld ervan:
Er zijn ogenblikken dat je kunt zeggen: Deze dag moet ik heel erg voorzichtig zijn. Er is zoveel dreiging van rampen en ongelukken, dat ik voor mijzelf ‑ gezien mijn sterrenbeeld ‑ beter zou doen eigenlijk heel kalm aan te doen en als het even kan, thuis te blijven zitten. Maar dat doe je niet. Nu kun je je niet werkelijk aan de gemeenschap onttrekken op grond van een dergelijke indicatie van mogelijkheden, maar je kunt rekening ermee houden. Het blijkt dat sommige mensen zich juist onder die condities laten opjagen. Als zij in een auto zitten en misschien met 70 km snelheid zonder moeilijkheden zouden wegkomen, voelen zij zich genoopt, juist omdat het gevaarlijk is, omdat zij iets willen ontlopen waarvan ze niet weten wat het is, 130 km te rijden. Als zij dan in het ziekenhuis bijkomen, spreken ze over het wangedrag van de andere weggebruiker. Maar zij hebben het niet over het feit dat hun eigen innerlijke verdeeldheid voor een groot gedeelte aansprakelijk is geweest voor hun traag reactievermogen.
Maar als wij trouw blijven aan onszelf, als wij die innerlijke stem gehoorzamen en haar desnoods ondanks alle rationalisaties in ons laten mee dirigeren wat wij doen zodat wij zo min mogelijk onrust, verdeeldheid en gespletenheid in ons tot stand brengen, dan zullen wij juister reageren. Wij zullen dus beter leven. En wij zullen niet alleen beter en prettiger leven, wij zullen ook reëler beleven. De behoefte tot wegpraten van bepaalde dingen is er niet. Een mens, die met zichzelf in redelijke eenheid, in redelijke vrede leeft, kan van de wereld heel veel verdragen. Hij kan heel veel dingen zien zoals zij zijn. De mens, die niet tevreden is met zichzelf, verhult juist de gehele wereld voor zich. Hij vertekent alle verhoudingen.
Je hebt mensen, die zeggen: Mijn huwelijksleven is niet in orde. Want, wordt er dan gezegd, mijn partner doet dit en dat of doet zus of zo. Ik geloof dat die mensen een fout maken. Je moet je eerst afvragen: Waarom ben ik zo? Waarom ben ik zo onrustig? Wat is het wat in mij een weerzin wekt? Wat is mijn werkelijk gevoel t.a.v. dit alles? Als je je dan realiseert wat het is, kun je er ook iets aan doen; dan heb je de toestand aanvaard zoals je haar ziet. Doe je dit, dan kun je meestal ook de partner en diens gedragingen aanvaarden zoals ze zijn; dan is er een mogelijkheid om bewust te reageren en krijgen wij dus niet die drama’s van mensen die elkaar de kop proberen in te slaan en die met driftuitbarstingen hun gevoelens van onvolmaaktheid voor zichzelf proberen te bemantelen.
Een kind kan vragen en vragen en vragen. Dan worden de mensen zo ontzettend snel boos. En als ze niet boos worden, dan zijn zij bijna gelaten. Het antwoord is altijd hetzelfde: “Houd je mond, Jantje,” of: “Als je groter bent, zal ik je daar misschien iets over zeggen. Nu moet je niet meer vragen, Jantje, ik moet ook denken.” Wat voor Jantje natuurlijk erg onplezierig is, want dat is niet rechtvaardig, maar wat voor de persoon in kwestie ook kentekenend is. De persoon in kwestie zou heus graag antwoorden, indien hij de juiste antwoorden maar wist. Maar hij weet niet hoe hij het moet zeggen. De dingen, die hij denkt te weten, durft hij niet zeggen en wat het kind wil weten, kan hij zonder dat niet uitleggen, dus houdt hij zijn mond. Zo zijn er opvoeders, die op een gegeven ogenblik een haat hebben, bemanteld natuurlijk door uiterlijke liefde, tegen hun eigen kinderen, alleen maar omdat die teveel zien en teveel vragen. Dat is toch geen gezonde verhouding.
Nu blijft ons nog in dit onderwerp over de waan. Een zeer belangrijk punt.
Als je voor jezelf een waanwereld opbouwt, een soort tweede werkelijkheid, die je op de realiteit probeert te enten, dan zal die tweede werkelijkheid je domineren. Er komt een ogenblik dat de wereld, die je voor jezelf hebt geschapen, je beheerst. En dan kun je weten dat ze niet klopt, dan kun je weten dat je een dwaas bent, dan kun je weten dat de dingen die je doet, in tegenstelling zijn tot alles wat je gelooft, maar je blijft ze doen want je kunt niet anders. Dat is niet alleen maatschappelijk zo, dat is mentaal ook zo en daaraan kan de overgang niets af of toe doen.
Als een prediker niet gelooft wat hij predikt, maar blijft prediken omdat dit nu eenmaal zijn enige mogelijkheid is om de kost te verdienen, dan zal er voor die persoon ergens een probleem ontstaan. Hij zal dan voor zichzelf moeten goed praten dat hij zoveel wijzer is dan al die anderen, dat hij hen dus mag bedriegen, ja, dat het eigenlijk geen bedrog meer is, maar dat het de mensen beschermt tegen zichzelf. Dat betekent echter dat hij met die houding na de overgang elk contact met de geest zal kleuren en vertekenen. Als er dan iemand komt, die zegt: “Zo ben je”, dan zegt hij: “Neen, ik begrijp dat, broeder, maar staat er niet geschreven……” en dan denkt hij dat hij met een bijbelspreuk de onaangename werkelijkheid kan wegwissen. Dat betekent voor hem isolement. Dat betekent een periode van pijn. Ik meen dat je daarmee moet uitkijken.
Wij doen heel veel dingen, waarin wij niet altijd helemaal geloven. Mensen en ook geesten. Soms hebben wij het gevoel dat wij dicht bij een andere, een hogere werkelijkheid zitten zonder deze te kunnen waarmaken en dan alles wat er rond ons gebeurt met een zeker scepticisme bezien. Maar als wij weten dat wij onwaar zijn, dan scheppen wij voor onszelf het probleem dat ons na de dood zal isoleren, dat ons in het leven de smaak en de geur van alle dingen dreigt te ontnemen.
Een waanwereld kun je opbouwen, zo sterk dat ze je beheerst. Een mens, die voor zich een wereld heeft opgebouwd met engelen en duivelen, die voortdurend met hem gaan, zal in het hiernamaals ‑ al wéét hij dat het niet zo is ‑ zich niet kunnen onttrekken aan de kwellling van duivelen die hem aan zijn onvolmaaktheden herinneren. En hij zal zich voortdurend afgeschermd zien door engelen die het hem onmogelijk maken zijn werkelijke behoefte aan contact met de geest waar te maken. Dit zijn feiten.
De mens is een complex geheel. De illusie heeft hij vaak nodig. Er zijn heel veel processen, die wij zelfs in het kader van de psychologie kunnen ontleden en op grond waarvan wij kunnen stellen: Vele mensen kunnen niet leven zonder dat zij een gedeeltelijke onwaarheid stellen. De consequentie is dan ook dat mensen, die niet proberen daaraan te ontkomen, in de geest gevangen zullen zitten in hetzelfde kader en dat de illusies, die zij eens hebben gebruikt om zichzelf prettiger en beter en hoger te kunnen vinden dan anderen, nu plotseling de grenzen worden, de glazen muren van een aquarium, die hen afzonderen van de vrijheid waarin zij zo graag zouden rondwandelen.
Wij hebben een ego dat in de totale werkelijkheid past, dat deel daarvan is. Dit ego zal zich op vele manieren manifesteren. Eén ding is zeker: dit ego kan nimmer leven in iets dat kosmisch niet werkelijk, niet waar is. Men kan desnoods de waarden van de ene werkelijkheid verwisselen voor die van de andere, maar dan moet het een volledige werkelijkheid zijn. Je kunt niet half in de ene werkelijkheid staan en half in de andere. Dan ben je als iemand, die met één been in een schuit en met één been op de wal staat, terwijl de boot niet is vastgebonden. U weet waar die terecht komt: niet op de wal en niet op de schuit. Hij komt in het water.
Zo gaat het met ons altijd. Wij kunnen niet in twee werkelijkheden leven. Wij kunnen niet gelijktijdig een maya‑wereld beleven, die mogelijk ergens in de kosmos wel reëel bestaat, maar toch blijven deel‑hebben aan de wereld, die wij ‘werkelijk’ noemen. Wij kunnen de waarden van een innerlijke wereld ‑ hoe hoog, hoe sterk en hoe krachtig ook ‑ niet zonder meer transponeren naar een stoffelijke wereld. Wij zullen daaruit misschien voor ons een inzicht kunnen putten, maar dat zullen wij in de stoffelijke wereld moeten uiten.
Maya is een wonderlijk probleem. Zij, die de begoocheling ‑ voor onderzoek zelf voortdurend daaraan laborerend ‑ beseffen, zullen beter dan anderen inzien waarom dit onderwerp in deze reeks een plaats heeft gekregen; waarom wij zelfs bepaalde argumenten, die in de eerste lessen reeds werden gegeven, hebben herhaald. Loskomen uit een begoocheling, is niet altijd geheel mogelijk, maar wij kunnen tenminste de begoocheling beperken. Wij kunnen trachten zo dicht mogelijk bij een werkelijkheid te leven, ook een materiële werkelijkheid. Wij moeten geen geest postuleren die iets zal doen, als wij het zelf kunnen. doen. Wij moeten geen goddelijke wet postuleren, die ons iets onmogelijk zal maken, als wij in feite alleen maar te lui zijn om het zelf te doen. Wij moeten geen goddelijke macht postuleren die anderen zal beheersen omdat wij het zelf niet kunnen doen.
De mens is een eenheid, die in de werkelijkheid moet leven. Een werkelijkheid, die niets te maken heeft met illusies als volksstam, vaderland, familie, maar die alleen te maken heeft met het ‘ik’ en zijn werkelijke relatie met de omgeving; het ‘ik’ met zijn werkelijke geestelijke inhoud en de wijze waarop die in het stoffelijke bestaan tot uiting komt.
Dit is alles wat ik u over dit onderwerp te zeggen heb. Mogelijk meent u dat u het allang wist. In dat geval zou ik u willen verzoeken na te gaan hoeveel illusies u zorgvuldig koestert, hoeveel rationalisaties u gebruikt om het u mogelijk te maken u te blijven zien op een wijze, die naar u innerlijk voelt, niet met de waarheid overeenstemt.
Noot
De neiging om alles in massa te typeren, betekent gelijktijdig een toenemende onwaarheid op de wereld. Als u zegt: Engelsman, Fransman, Amerikaan etc., dan legt u de nadruk op een schijntype dat niet werkelijk bestaat, terwijl u de wezenlijke mens zoals hij bestaat verwaarloost. Op dezelfde wijze is het generaliseren in elk opzicht het scheppen van een waan-toestand, waardoor men steeds verder van de werkelijkheid afdwaalt. Generalisatie is één van de gemakkelijkste middelen om jezelf in je waanvoorstelling te rechtvaardigen.
Bewustwording.
Ik heb een geval van bewustwording meegemaakt. Laten wij hem maar Jan noemen. Hij was ijverig van het houtje (overig katholiek). Hij had een hele evolutie. doorgemaakt van koorknaap tot een soort leken verkondiger van het ware geloof.
Nu kent u misschien dergelijke mensen, die altijd ergens in het honderd zitten met de theologische problemen. Jan had oen hele bibliotheek, waarin precies stond hoe je al dergelijke opmerkingen moest beantwoorden. Het was alleen jammer dat hij daardoor op vragen kwam die niemand kon beantwoorden, zelfs een theoloog had er moeite mee.
Zo kwam Jan, toen hij al wat op rijpere leeftijd was, op het kritieke punt in zijn bestaan: het ogenblik dat hij niet meer met het collectezakje wenste ,rond te gaan en dat zijn bezoeken aan de kerk steeds schaarser werden terwijl in zijn innerlijk zich een enorme strijd afspeelde tussen de goddelijke waarheid, zoals door het geloof wordt verkondigd, en de demonische krachten., die de twijfel in hem wakker riepen.
Deze worsteling op zichzelf is niet zo bijzonder, dat komt wel meer voor. Maar Jan ging wat verder. Hij ging zich afvragen: Als datgene wat mij is gezegd, niet helemaal waar behoeft te zijn, hoe kan ik dan nog vertrouwen dat iets wat men mij zegt, geheel waar is? Zo begon hij langzaam maar zeker eigen theorieën te ontwikkelen.
Nu moet ik zeggen dat ‘het houtje” in de theorieën nog een hele tijd als zeer voornaam heeft gefunctioneerd. Ik zeg ‘gefunctioneerd’ omdat het niet alleen een kwestie van fungeren was als achtergrond. Integendeel, het was zeer belangrijk voor zijn eigen benadering van verlossing, bewustwording, ja, misschien zelfs van het eeuwige leven. Deze Jan kwam toen tot een serie vragen, die ik u zou willen voorleggen, omdat ze zo kenmerkend zijn voor een bepaalde fase van de bewustwording.
Eerst vroeg hij zich af: Als dit allemaal overbodig is (doelende waarschijnlijk op de kerk en nog zo wat van die zaken), waarom bestaat het dan? Toen hij daarop een paar misschien wat minder vleiende antwoorden had gevonden, vroeg hij zich vervolgens af: Maar als het allemaal onwaar is, hoe kan het dan bestaan? De antwoorden, die hij daarop vond, waren nog minder vleiend.
Vervolgens ging hij zich afvragen: Ben ik een ezel? En daar begon eigenlijk zijn bewustwording. Want de vraag: Ben ik een dwaas? is altijd het begin van wijsheid.
Toen onze Jan tot de ontdekking was gekomen dat het grootste gedeelte van zijn wijsheid was gebaseerd op eigen dwaasheid, ging hij angstig zoeken naar die kleine puntjes van waarheid, die misschien tot wijsheid konden worden. Zo zag hij plotseling het Al een beetje anders.
God, die eens voor hem een soort combinatie was geweest van Sinterklaas, de rechter en de diender, veranderde tot een vage massa waarvan kracht uitstraalde, die Jan soms wel meende in zich te voelen en te ontmoeten. Zoals hij zich eens had afgevraagd of God voortdurend’ de wet stelde en ingreep in elk persoonlijk leven, zo begon hij zich nu af te vragen of er misschien dingen waren die in het leven belangrijk konden zijn en die invloed zouden kunnen uitoefenen.
Hij deed aan astrologie. Hij heeft ook wat gedaan aan theosofie en hij heeft in die periode ook een paar keer ‑ ik reken het overigens niet aan als een gunstige eigenschap ‑ een huisbezoekende geestelijke ongetwijfeld een paar waarheden als koeien gezegd; zoveel koeien dat de geestelijke in kwestie, als hij had gewild, een goed veehoudersbedrijf had kunnen beginnen.
Toen kwamen de vragen, die essentieel waren: Als er een kracht is en ik kan daarmee werken, waarom zou ik mij dan afvragen waar die kracht vandaan komt? Zou ik niet eerder moeten kijken hoe deze kracht werkt? Daarbij citeerde hij natuurlijk dat men aan de vruchten de boom kan kennen.
Hij ging vervolgens wat doen aan geestelijke genezing; hij hypnotiseerde een beetje en hij maakte nog steeds horoscopen. Maar langzaam maar zeker vond hij het onbelangrijk worden. Hij probeerde de essentie te zien; en voordat hij het wist, begon hij door te dringen in het leven van anderen. Hij zag een paar dingetjes op de achtergrond, die de personen in kwestie waarschijnlijk liever hadden verzwegen. Zijn reputatie als helderziende is dan ook nooit groot geweest; hij zei teveel de waarheid.
Als alle dingen zo kenbaar zijn, zo vroeg hij zich af, is dan niet het leven op zichzelf bestemd? En toen hij zag hoezeer er een bestemming was in het leven en aan de andere kant hoeveel vrijheid de mens had, besloot hij: Er is een richtlijn, waaraan ik niet kan komen, maar de taak die ik vervul, vervul ik op mijn eigen manier. Van daaruit was het niet zo moeilijk meer voor hem om die innerlijke krachten anders te zien. Niet alleen maar als een vermogen dat je uit het hogere wordt gegeven, maar als een begrip waardoor je deel krijgt aan iets dat je dan misschien het hogere kunt noemen. En voordat hij het wist, was hij zich bewust van heel veel dingen waarvoor de meeste mensen blind blijven.
Toen zei iedereen natuurlijk dat Jan gek was geworden. Dat was ook niet te verwonderen. Na al zijn ketterijen en het zich bezighouden met demonische leerstellingen en krachten, was hij nu zover gekomen dat hij niets meer ernstig nam. Integendeel, hij ging lachend door het leven. En als er iemand werd doodgereden op de weg, dan kon Jan erbij staan en als er niets meer aan te doen was, zei hij: Nu ja, die heeft een overstapje genomen; wat natuurlijk door de omstanders zelden werd geapprecieerd.
Totdat er een tijd kwam dat iemand helemaal in nood zat, bij Jan kwam en zei: “Jan, ik weet het niet meer. Zij zeggen datje gek bent, maar iedereen is gek. Ik ben ook gek.” Jan zag toen wat er op de achtergrond zat en dan zei hij een paar dingen. Het was eigenlijk niet eens een antwoord dat hij gaf. Het was eerder iets wat van hem uitging; en de ander ging genezen en rustig weg. Niet met een opgelost probleem maar met de moed om het opnieuw te proberen en beter. Dat gebeurde meer en meer.
Jan bleef een beetje de halve idioot; en dat is hij gebleven tot aan zijn overlijden. Maar wat er van hem uitging, drong in de andere mensen door. Hij had een zo groot vermogen tot empathie, tot één-worden met anderen in hun problemen en moeilijkheden, dat hij daardoor vele vrienden had. En toen hij werd begraven, zeiden ze dat er een vreemd en zonderling maar toch zeer goed mens was heengegaan. Jan hoorde het en hij lachte zich bijna dood; bijna, want hij was het al. Vanaf dat ogenblik is zijn vermogen om één te zijn met het andere steeds groter geworden. Zijn bewustwording was een proces van stellingen verlaten en daarvoor ervaringen in de plaats stellen.
Dit is een heel verhaal, als ik het zo vertel. Misschien denkt u wel: Wat doet hij nu? Gaat hij een romannetje vertellen? 0 neen, dan had ik het wel wat spannender gemaakt, want ik weet precies hoe dat gaat tegenwoordig. Een verhaal is pas spannend genoeg, als er tenminste om de honderd woorden ergens een machinepistool blaft of een duister gehuil uit de donkere nacht klinkt. Wat ik heb verteld, is een werkelijk geval. Ik heb hem Jan genoemd. Hij heette anders. Hij was een heel klein mannetje, een ambtenaartje, dat overigens niet in uw stad maar wel in de randstad Holland heeft geleefd.
Jan was een zeer katholiek mannetje. Maar als je hem zo zag met z’n vroom smoeltje, z’n kaal kopje en zijn goudomrand brilletje, dan had je hem inderdaad hoogstens de taak gegeven om met het kerkzakje rond te gaan, maar hem verder geen belang toegekend. En toch, omdat hij zich vragen ging stellen, bereikte hij een geestelijke hoogte die menig mens niet bereikt. En dat is nu het essentiële punt.
U zit hier. Er zijn er onder u natuurlijk altijd wel een paar bijzondere mensen. Op welk terrein wil ik niet zeggen, maar bijzonder. Er zijn er onder u ook een stelletje waarvan je zegt: nu ja, dat is toch eigenlijk een beetje een onbenul, als je het zo bekijkt. Maar wie weet wat er achter schuilt? Want een proces van bewustwording is voor een mens helemaal niet gelegen in geleerdheid, eigenlijk niet eens in het begrijpen van woorden, maar in het aanvoelen van waarden.
Het is gemakkelijk genoeg om wetenschappelijke theorieën te begrijpen, indien je daarvoor de intellectuele mogelijkheden hebt. Maar betekent dat, dat je meer bewust wordt? Integendeel, in vele gevallen betekent het eerder een bewustzijnsvernauwing, omdat je je blijft beperken tot die argumenten waarin je specialist bent.
Er zijn onder u waarschijnlijk goede gelovigen. Mensen, die alles eerlijk geloven en er innerlijk wel zeker van zijn, maar die zich nooit de vraag hebben gesteld: Waarom voel ik het zo? Waarom doe ik het zo? Kijk, dat is nu juist een van die belangrijke punten.
Er zijn mensen, die er misschien heel onbenullig uitzien en niet eens begrijpen wat het woord ‘extreem’ eigenlijk wil zeggen en die toch innerlijk eigenlijk voelen wat er leeft in de wereld. Mensen, die vroeger waarschijnlijk gebukt zijn gegaan onder schuldbewustzijn.
Schuldbewustzijn is niet, zoals de meesten denken, het begin van berouw en dus van verlossing. Schuldbewustzijn is het onvermogen om jezelf en de wereld te aanvaarden. Iemand, die werkelijk bewuster wordt, gaat begrijpen in hoeverre iets wat ‘schuld’ heet, feitelijk schuld is en in hoeverre het alleen maar een haam is die je eraan geeft, zonder het eerlijk te menen. Hij is een mens, die misschien in de zorgen of in de gedachten van een ander doordringt en toch heel gewoontjes zichzelf blijft. Bewustwording is voor een mens niet een glorieus proces, dat zich buiten hem om of uiterlijk merkbaar afspeelt. Je kunt er misschien iets van zeggen. Van Jan zeiden ze: Je kunt eigenlijk niet begrijpen dat zo’n onbenullig persoontje toch zo’n magnetisme heeft. Waarmee zij bedoelden dat zij zich tot hem aangetrokken voelden, niet begrijpend dat het eerder zijn wezen was, dat uitging naar die anderen. Mensen met een dergelijk magnetisme zijn er. Voor .de rest zijn het meestal half‑idioten in de ogen van anderen. Maar dat geeft toch niet, want deze mensen vergroten hun debiet van ervaring. Hun inzicht wordt niet alleen dieper maar bovenal werkelijker. Hun eindconclusie is: Ik werk met de mogelijkheden en de middelen, die ik heb en ik doe dat zo goed mogelijk. Het is niet belangrijk hoe ik iets verklaar, het is belangrijk hoe ik iets doe.
Misschien is dit een trap tegen de schenen van velen, die bewustwording zoeken in zware, geleerde boeken met uitleg van de meest extreme theologische problemen of mogelijk ook in allerhande dodenboeken, Tibetaanse, Egyptische of wat er op dat terrein te krijgen is. Die dingen zijn interessant, maar niet meer dan dat. De kennis, die u op die manier verkrijgt, stelt u misschien in staat om er tamelijk geleerd uit te zien en tamelijk overtuigend te tonen dat u geestelijk hoogstaand bent. Maar kunt u één mens ook maar één minuut iets gelukkiger maken met het Tibetaanse Dodenboek? Kunt u de problemen van één enkel mens ook iets verlichten met het uit uw hoofd kennen van de gehele bijbel? En kunnen alle riten en rituelen een mens vrijmaken van een probleem of van een complex waarmee hij zit?
De praktijk wijst uit dat het meestal niet het geval is en dat het gewoon het begrip is van mens tot mens. De bewustwording van de gehele mensheid is niet gelegen in het verkrijgen van meer kennis of inzicht in technische zaken of het ontwikkelen van nieuwe en betere filosofieën. Zij is doodgewoon gelegen in het vermogen je meer te verplaatsen in het zijn, in het probleem, in het leven van een ander. Het bewust deelhebben voor een ogenblik aan datgene wat een ander is, daarin ligt de bewustwording.
Er zijn natuurlijk heel wat mensen geweest, die het op een verkeerde manier hebben gedaan, dat weet ik wel. Er zijn ook heel veel mensen, die volgens de overtuiging van de goegemeente wel zeer heilig waren. Sommigen krijgen dat later dan voor de voeten geworpen en worden als irreële figuren afgeschaft, zoals bijvoorbeeld Sint Christoffel. Maar diezelfde Christoffel of Christophorus (Christusdrager) is misschien toch wel weer een symbool van de bewustwording; en dat zien ze nu over het hoofd. Het gaat er niet om of een mens werkelijk eens het kind Jezus als een enorme last door een vloed heeft gesleept. Het gaat er juist om of er een mens is die de last van de Christus (de kosmische liefde) heeft kunnen dragen. En die zijn er geweest. Die ene figuur van een heilige, die niet eens heeft bestaan, is gelijktijdig het symbool van heel veel mensen, die op deze wijze een bewustwording vonden. Want Christus dragen of kosmische liefde dragen is tenslotte niets anders dan deelhebben aan anderen, begrip hebben voor anderen, kunnen meeleven met anderen.
Indien u als mens een grote bewustwording nastreeft, moet u beginnen uw persoonlijk isolement te doorbreken; dan moet u beginnen iets te voelen van hetgeen een ander gevoelt. Daarbij is het nog niet zo belangrijk of die andere een groot religieus of een groot moreel probleem heeft of alleen maar kiespijn of een spier, die verkeerd zit. Het is niet wat voor probleem de ander heeft, het is het feit dàt je het probleem kunt meebeleven; het feit dat je de beperktheid van de eigen persoonlijkheid prijsgeeft en dat je steeds meer van de wereld en van het leven in je eigen sfeer kunt betrekken.
Er zijn soms mensen die erg geïsoleerd leven. Niet omdat zij het willen of omdat zij geestelijk ertoe gedwongen worden, maar doodgewoon omdat er stoffelijke omstandigheden zijn.
Er is b.v. iemand oud geworden. Dit is ook weer een reëel geval. Zo iemand vereenzaamt, totdat hij tenslotte terechtkomt in een kluitje ouden‑van‑dagen. En als je jezelf nog niet oud voelt, al ben je het wel, dan kan dat soms een beetje onplezierig zijn. Zo’n persoon trekt zich in zichzelf terug. Er is niemand meer in de wereld, die een beroep op je doet. Je vraagt je af: Heb ik nog enige betekenis, heb ik nog enig nut? Soms kan zo iemand leren begrijpen. Je kunt van hem natuurlijk niet verlangen, dat hij, eenmaal terechtgekomen in het tehuis voor ouden-van‑dagen, ineens de ziel en het leven wordt van alle ontwikkelingen daar en natuurlijk ook het middelpunt van alle roddels. Maar die persoon is wel iets anders geworden: hij was iemand die rust bracht. Waarom? Niemand wist dat eigenlijk. Het was zo’n stille. Maar als hij daar zo zat met de al waterig geworden blauwe oogjes even twinkelend in een bepaalde richting, dan was het net alsof de mensen zich een beetje gelukkiger voelden; er was een beetje achtergrond. Zij hebben nooit opgemerkt wat hij was. Maar juist toen hij geïsoleerd was, juist toen hij wist: ik kan niet meer werkelijk met de anderen meeleven en meedoen en misschien zelfs niet meedenken, probeerde hij toch nog altijd anderen het gevoel te geven dat zij méér konden. Het was alsof het onvermogen van deze geïsoleerde persoonlijkheid werd omgezet in een kracht, die hij anderen gaf. Ook dat is bewustwording. Bewustwording is niet wat je bent. Bewustwording is datgene wat je leeft.
Er zijn mensen, die zeggen: Iemand, die innerlijk goed is, dat zie je naar buiten toe uitstralen. Ik gun de mensen een dergelijke illusie natuurlijk graag, maar toch zou het wel eens goed zijn, als u alle grote oplichters, moordenaars en andere misdadigers eens ging bestuderen. U zult ontdekken dat de meeste van hen uiterlijk eigenlijk heel aanvaardbare mensen zijn. Het defect zit van binnen. U kunt dus niet zeggen dat hun slechte aard hen tot demonische figuren maakte.
Men zegt graag: 0, maar die mens deugt niet. Je kunt het zien aan zijn oogopslag. Dat gezicht is verlopen. Soms is er een psychisch en fysiek slijtageproces aan de gang dat door bepaalde vormen van amoraliteit is ontstaan en kun je dat wel aan zo iemand aflezen. Maar weet je nu of zo’n persoon goed is of niet? Je weet het niet. Je kunt niet denken: het uiterlijk van de mens wordt gevormd door wat hij innerlijk is. Je kunt wel zeggen: De uitstraling van een mens wordt bepaald door zijn innerlijke toestand. Het vreemde is dat de innerlijke toestand de waarde van het uiterlijk verandert.
Onze Jan was op het ogenblik dat hij iemand hielp, een heel indrukwekkende figuur. En toch, als je hem zo zag zitten, zo’n verbleekt kantoormannetje met z’n brilletje, dan zou je hem eerder een dubbeltje geven dan hem een belangrijk mens noemen. Tot het ogenblik dat er iets van heil uitging en dan was hij voor een korte tijd anders.
Ik meen dat wij dat bij de bewustwording ook moeten begrijpen. Onze persoonlijkheid verandert niet, maar de uitstraling van de persoonlijkheid, de wijze waarop wij deel hebben aan alle dingen, die verandert; en dat kan soms worden afgelezen. Maar zeg a.u.b. nooit: Ik kan het aan zo iemand wel zien; die is nog niet bewust. Ik heb dat zelfs iemand horen zeggen over een van onze sprekers, die hier op proef is geweest en nog wel weer terug zal komen. Omdat deze een wat plat accent had, werd er gezegd: Dat kan nooit een hoge geest zijn.
Ja, ik begrijp het wel. Hoge geesten worden in Wassenaar of in Zorgvliet geboren, maar niet in de Jordaan. Dat is een visie. Maar die uiterlijkheden maken toch niet uit wat de inhoud is! Degenen, die hebben geluisterd naar wat die man heeft gezegd, zullen zeggen: Wat heeft hij op een eenvoudige manier eigenlijk grote en soms zelfs nieuwe waarheden naar voren gebracht! Want hij had contact met de mensen; daaruit blijkt nu bewustwording.
Als u bij ons te maken krijgt met een werkelijk hoge geest, die zich via een medium direct kan uiten, dan krijgt u het vreemde dat zo iemand eigenlijk heel eenvoudig spreekt. Daar behoef je helemaal niet over na te denken. Dat slurp je gewoon op als een kopje koffie of een kop soep. Waarom? Omdat deze mensen niet spreken tegen u, maar zij spreken in u. Het grote vermogen om in een ander iets te zijn, is het kenmerk van de werkelijke bewustwording.
Voor uzelf is het misschien wel belangrijk om enkele meer praktische kenmerken te hebben. Die wil ik trachten u te geven.
Als u de innerlijke bewustheid van een mens enigszins wilt schatten, dan moet u zich eens afvragen: In hoeverre zegt hij dingen, die in mij leven? In hoeverre formuleert hij voor mij wat er in mij is; geeft hij a.h.w. een nieuwe dimensie aan dingen, die halfbewust reeds in mij bestonden? Iemand, die dat kan doen, is over het algemeen iemand, die een behoorlijk ontplooid bewustzijn heeft.
Als iemand voortdurend naar u kan luisteren met begrip, terwijl u zelf voelt dat u onbelangrijk bent en u soms een antwoord geeft dat er maar half op slaat maar dat toch voor u raak is, dan heeft u te maken met iemand, die doordringt in uw wezen. Dat kan alleen indien er sprake is van een hoger bewustzijn.
Wat uzelf betreft, als u bij u soms de neiging ontdekt te antwoorden op dingen, die in de mens leven en niet op hun woorden, dan moet u zich even afvragen: Probeer ik nu te helpen of probeer ik alleen maar te ontmaskeren? Als u probeert te helpen, heeft u een hoger bewustzijn. Als u daarentegen probeert te ontmaskeren, bewijst dit dat uw bewustwording zeker nog niet ver gevorderd is.
Voor degenen, die helderziend zijn: Als je iemand hebt met een open bewustzijn, dan valt in de eerste plaats op dat de aura niet sterk gelaagd is. Zij bezit dus wel de bekende kleurvariaties maar deze vervloeien in tegenstelling tot de normale aura, die kort begrensd is. (Vaak lijkt het alsof er een wit lijntje langs is getrokken.)
Hebben wij iemand met een aura, waarvan de uitstraling overgaat in een soort gouden waas (het is iets vergulds, dat er uit zweeft), dan staat deze persoon open zowel voor kosmische als voor menselijke krachten, waarmee ook maar enige harmonie mogelijk is. Een zeer duidelijk teken van een hoge bewustwording.
Wat geesten betreft, die je soms helderziend waarneemt.
Laat u a.u.b. niet misleiden door witte soepjurken e.d. Ik heb er één gekend (de man is nu verder afgezakt, hij heeft ook nog een paar gezellen en gezellinnen van dezelfde soort), die zich aan helderzienden placht te manifesteren met een soort punthoed op en een witte mantel met een gouden gordel aan. Iedereen zei: Het is een hoge geest. Maar als u had gekeken naar de uitstraling, dan had u gezien dat die bijna bruin was. De mooie figuur stond tegen een bruine achtergrond. Dat is het bewijs, dat het niet deugt. Het is niet de gestalte of de uitstraling waarop u moet letten, maar de achtergrond. Als de achtergrond wit is, is de figuur goed. Als de achtergrond donkerder is dan de figuur, is zij over het algemeen niet meer bewust; dus moet u haar maar betrekkelijk voorzichtig benaderen.
Dan nog twee raadgevingen.
Als u werkt met horoscopie, waarzeggerij, orakels e.d., dan moet u eens opletten: Indien u de tekens belangrijker vindt dan wat er in u opkomt, dan moet u nog wat doen aan uw bewustwording. Indien u echter het innerlijk, dat dan loskomt aan de hand daarvan, ziet als het werkelijk belangrijke, dat u a.h.w. inspiratief gaat reageren, dan moet u meer openstaan voor waarden, die buiten die stoffelijke tekens om gaan. Het is een bewijs, dat uw bewustwording verder gaat.
Voor uw eigen bewustwording wil ik u ook een kleine proefneming geven. Een kleine mogelijkheid om soms na te gaan: in hoeverre ben ik bewust? De methode is heel eenvoudig.
Stel u voor dat u een vogel bent of wat anders. Zo vlak voor het inslapen gaat dat meestal het prettigst. Geef uzelf de opdracht alles te onthouden: Ik ben een vogel. Ik vlieg ergens en ik wil alles onthouden. Als u dan die droom inderdaad krijgt en er iets van onthoudt, dan is het volgende beslissend:
- Heeft u alleen maar stoffelijke vormen gezien of waren er hier of daar sluiers en afwijkingen? In dit laatste geval bent u werkelijk wat helderziend en bent u doorgedrongen in essentiële krachten, niet alleen in bestaande uiterlijkheden.
- Ga na of datgene wat u als vogel meent te hebben gezien, althans bij benadering juist is. Is het niet juist, dan is .het zelfsuggestie en zegt het verder niets Is het wel juist, ook zonder dat u sluiers heeft gezien, dan heeft u uzelf bewezen dat uittreding ook in een aan het ‘ik’ opgelegde vorm mogelijk is. Dit is een bewijs, dat u verder bewust kunt worden. Ik geef u in dat geval de raad om u in te stellen op bepaalde geestelijke waarden of sferen. Hiervoor kunt u van alles gebruiken. Als u zeer christelijk bent, zou ik u b.v. een zinspreuk uit de bijbel aanraden, bij voorkeur een stukje uit een der Psalmen. Bent u niet christelijk, leest u dan een mooi gedicht en probeert u daarover even na te denken. Ga daarvan uit als u uittreedt naar een wereld; want iets daarvan is terug te vinden. U wordt dan vanzelf ook meer bewust.
Indien u in een overgangsfase verkeert (het bewustzijn van de normale mens wordt enigszins verlaten, terwijl het hoger bewustzijn en het begrip nog niet volledig bereikt is), dan heeft u waarschijnlijk een periode dat u buitengewoon onhandig bent. U zult dan, bij wijze van spreken, het gevoel hebben dat alles uit uw handen valt, dat u de dingen precies verkeerd neerlegt, dat u altijd iets te vroeg of iets te laat bent. Dit betekent dat op dat ogenblik uw coördinatievermogen niet juist is. Wilt u nu toetsen of dit een kwestie is van bewustwording, doe dan het volgende: Haal langzaam, diep en vooral regelmatig adem. Sluit daarbij een ogenblik de ogen.
- Probeer niet uw taak bijzonder goed te doen maar vraag u wel af welke krachten er in de omgeving zijn. Indien u onder die condities automatisch en nu foutloos het routinewerkje kunt verrichten, terwijl u daarnaast indrukken krijgt uit uw omgeving, is het wel zeker dat u bijna een nieuwe fase van bewustwording heeft voltooid.
Nog een raad. Als u eenmaal met bewustwording bezig bent, dan ontdekt u vaak dat u met sommige krachten iets kunt doen. Maak u dan a.u.b. los van elk formalisme. Dus geen abracadabra maar doodgewoon: Dat zou goed zijn. Ik wil, ik hoop, ik verlang dat het waar is. Basta. Dan er niet meer over nadenken en het gebeurt misschien wel. Als u met dat alles rekening houdt, dan zult u niet alleen het bewustzijn, de .fasen van bewustzijn van anderen en ook van uzelf enigszins kunnen schatten en beter begrijpen, maar u zult daardoor ook, naar ik meen, zelf gemakkelijker bewust worden en vooral bepaalde tekenen van bewustwording bij uzelf vinden. Onthoudt u verder één ding: Voor een mens, die bewuster wordt, verandert er niets. Hij blijft immers zichzelf, alleen de rest van de wereld verandert een tikje. En die verandering is vaak zo onopvallend dat je zegt: Ach, ik verbeeld het mij misschien. Want hij, die denkt dat hij hoger wordt, die dus zichzelf anders gaat zien, vervreemdt zich van zichzelf. Maar hij, die zijn wereld anders gaat zien, bewijst daarmee dat zijn bewustzijn een ontwikkeling heeft doorgemaakt, waardoor hij de wereld anders beleeft.
Daarmee hoop ik in dit tweede gedeelte toch nog wat interessante stof voor u te hebben gebracht. Ik ben zo eenvoudig mogelijk begonnen, maar wat ik heb gezegd is voor u van grote waarde. Omdat als je het hebt over de mens en over het leven van de mens, het toch ook wel belangrijk is een klein beetje gevoel te krijgen voor je eigen mogelijkheden en ook voor de mogelijkheden die er bij anderen bestaan. Het voorkomt misleiding en zelfmisleiding.
Ontvankelijkheid en harmonie.
Harmonie kan niet bestaan, indien er niet eerst ontvankelijkheid is voor het andere dat leeft. Indien je elkaar aanvaardt, is harmonie pas mogelijk. Een eenzijdige aanvaarding kan nooit tot harmonie voeren; wederkerige erkenning is noodzakelijk. Zonder deze erkenning kan de werkelijke harmonie niet tot stand komen, want een harmonie wordt eerst in haar uiting beleefbaar.
De mens wordt geactiveerd en gemotiveerd door de verschillen die er rond hem bestaan. De verschillen tussen hemzelf en datgene waarmee hij de harmonie zoekt, zullen aanleiding worden tot zijn ontwikkeling, want daardoor ontstaat zijn streven, zijn erkenning.
Wij, die harmonie zoeken, moeten die zoeken met alle middelen welke ons ter beschikking staan. Wij moeten die zoeken op een wijze, die voor ons eigen wezen volledig aanvaardbaar blijft, maar die gelijktijdig ook voor de ander aanvaardbaar is. Nooit kun je een harmonie verkrijgen, die gebaseerd is op een opgelegde waarde van één kant uit. Maar daar waar een samenwerking ontstaat, hoe betrekkelijk en hoe summier ook, daar is harmonie mogelijk. En indien u wilt streven naar harmonie, het zij in geestelijk of meer materieel opzicht, onthoudt u dan één ding:
Ontvankelijkheid is belangrijk. U moet openstaan voor het andere, voor de ander. U moet niet kritisch proberen uw eigen waarde op te dringen of op te leggen aan een ander, uw eigen beleving als de enig juiste te stellen, uw eigen inhoud als bepalend te beschouwen voor alle dingen. U moet openstaan voor het andere. En daar, waar een erkenning ontstaat en een samenwerkingsmogelijkheid in een wederkerigheid van erkennen en aanvaarden, proberen de harmonie praktisch tot uitdrukking te brengen, kosmisch te beleven en zo uw eigen geestelijk vermogen tot eenheid met het Al te verhogen.