Medeleven en verbonden zijn

image_pdf

12 mei 1975

We zitten op het ogenblik in een wat vreemde tijd, vlak voor de Wessac. Op aarde het jaar van de vrouw; ook zo’n wonderlijk iets. Dan bovendien op het ogenblik – u zult het misschien niet geloven, maar het is werkelijk waar – ontzettend veel drukte op het vlak van beïnvloeding. Er zijn heel veel hoge entiteiten op het ogenblik druk bezig op aarde om zo het een en ander te regelen. We zijn erg benieuwd in hoeverre ze daarin slagen. Dus moesten wij een andere keuze doen.

Ik heb deze keer een gastspreekster voor u. Ze is nog niet eens zo erg lang dood, zij stierf in 1897 naar ik meen. Een volksvrouw uit Nederland. Een entiteit, die zich door een enorm medeleven met anderen eigenlijk al op aarde heeft bekwaamd voor werkelijk hoge trillingen en capaciteiten.

En zoals het dan gaat: je probeert de zaak een beetje na te gaan. Hoe is dat eigenlijk allemaal tot stand gekomen? Want onwillekeurig heb je dan het gevoel, iemand die evolueert naar werkelijk hogere sferen moet toch wel iemand zijn met een zekere achtergrond, met een zekere opvoeding en – ik wil niet zeggen met een academische graad – maar Nederlands geredeneerd moet je toch wel een paar diploma’s hebben. En dan ontdek je een entiteit, die enorm veel goed doet overigens, die behoort tot de hogere sferen van licht – dus geen kleuren meer. Ze hoort thuis in het gouden licht. Zij heeft in haar laatste incarnatie eigenlijk nooit goed leren lezen en schrijven. Dan vraag je je af: hoe kan dat? Je probeert dat na te gaan. Dat heb ik dan ook op mijn manier gedaan. Ik kan de conversatie niet helemaal natuurgetrouw weergeven, maar ik wil proberen u enkele stukjes daarvan voor te leggen in mijn eigen woorden.

“Hoe k0mt het, dat je zo ontzettend veel medelijden hebt gehad met anderen?”
“Medelijden? Ik heb nooit medelijden gehad met een ander. Neen, ik heb  alleen gedacht: als zij in de ellende zitten, dan zit ik ook een beetje in de ellende, want per slot van rekening, als een ander ellende heeft, kan ik moeilijk gaan zitten lachen. En ik lach graag, dus moet ik een ander uit de ellende helpen.”

“Ja, maar hoe heb je dan geleefd?”
“Nou, hoe leefde je in die tijd? Een krot en een man die werkte en die dronk. Soms dronk hij meer dan hij werkte en dan zat ik met de ellende en dan ging ik uit werken.”

“Maar wat is dan het geestelijk element geweest in je leven?”
“Wat geestelijk element! Geestelijk element heb je toch eigenlijk helemaal niet nodig. Als een mens gewoon mens is, dan is hij geestelijk genoeg. Het zijn degenen die niet menselijk genoeg zijn, die een geest nodig hebben 0m tenminste nog een beetje boven Jan te komen.”

U zult begrijpen, dat tekent ergens de figuur. En dan probeer je daar dieper op door te gaan. je vraagt: “Hoe komt het dan, dat je zo ver bent gekomen?” En toen kwam eruit, heel eigenaardig: ze was in een vorige incarnatie een prinses van Parma geweest. Dat is wel een bekende naam in Nederland, maar niet gunstig.

Ik heb gevraagd: “Hoe zit dat eigenlijk allemaal?”
Toen zei ze: “Kijk, ik heb verschillende incarnaties doorgemaakt. Ik weet dat allemaal. In die incarnaties ben ik eigenlijk terecht gek0men aan het hof. Ik heb veel te maken gehad met kunstenaars, met staatslieden. Ik heb zelf veel geïntrigeerd; dat was in die tijd in de mode. Ik heb werkelijk in die tijd geprobeerd 0m mijzelf voorop te stellen. Ik wist van mijzelf bij die incarnatie: wanneer ik weer incarneer in een milieu, waarin ik die kans krijg, dan zal ik weer mijzelf voorop gaan stellen, dan word ik weer iemand die een beetje dolgedraaid is uit egotisme. En dat kan niet, dus daarom ben ik de laatste keer in een volks milieu geïncarneerd en ik heb er ontzettend veel geleerd.”

Dan weet je zo’n beetje waar je aan toe bent en begin je met het gewone interview. Nu moet u niet denken, dat ik u alleen wil bezighouden met die interviews, want er zijn heus nog wel een paar dingen die ik van mijzelf uit te zeggen heb. Maar 0mdat we zo’n uitzonderingsgeval hebben, vond ik het wel nodig om dat een beetje beter in te leiden.

“Wat is uw werk op dit ogenblik zo ongeveer? Het antwoord was dit:
“Wanneer iemand lijdt, moet ik hem helpen 0m minder te lijden.

“Hoe doet u dat dan ?”
“Door al mijn kracht te geven aan iedereen die denkt dat hij verlaten is, aan iedereen die denkt dat hij niet meer kan en als ik even kan, iemand bewust te maken van een klein beetje licht, dat er overal rond hem is.

“Vult dat nu werkelijk uw gehele tijd?”
“Er wordt zo ontzettend veel geleden op de wereld, dat zelfs honderd entiteiten zoals ik niet in staat zouden zijn om ook maar een twintigste van alles wat er aan lijden is te benaderen. Je moet selecteren. Je kunt niet anders en dan kies je altijd die gevallen, waarvan je het gevoel hebt: hier is de ellende wel het grootst.

“Doet u dan niets anders? Doet u niet iets voor bv. de Witte Broederschap?”
“Kijk eens, de Witte Broederschap doet heel veel werk. Maar als ik nu een werk vind waar ik persoonlijk het best voor geschikt ben, waar ik volledig in leef, waarom zou ik mij dan met andere dingen bezighouden?” Dan kwam er weer een heel mooi antwoord achter, dan proef je weer even de volksvrouw van de laatste incarnatie: “Als iedereen zich alleen maar eens bezig zou houden met de dingen waar hij iets van af weet, dan zou de wereld er veel beter aan toe zijn.

“Bent u gelovig geweest?”
“Natuurlijk, hoe kan dat anders. Ik heb altijd geloofd in een God. En ik heb nooit kunnen geloven, dat die God wilde, dat ik moest doormaken wat ik heb doorgemaakt. Ik kan nu nog niet geloven in een God, die wil dat de mensen doormaken wat er aan ellende door de mensen wordt doorgemaakt. Maar ik geloof voor mijzelf eigenlijk gewoon in een licht, in een vreugde, in een kracht. Ik denk, dat als we die God een beetje dichterbij laten komen en niet zo op een afstand houden, dat het als vanzelf allemaal veel beter zal gaan.

Nu moet ik toegeven (mijn vorige incarnatie is een mannelijke geweest) dat ik daarin iets van een vrouwelijk onlogica bespeur, omdat je hier God eigenlijk zodanig instrumentaal maakt voor al datgene wat er met de mens gebeurt en in de mens gebeurt dat je zegt: dat klopt ergens niet. De ellende is er. God wil die ellende. Als hij ze niet wil, dan laat Hij ze toe. Hoe kun je dan zeggen dat die God dat niet wil? Daar is toen een heel betoog op gevolgd, dat waarschijnlijk zo dadelijk ook wel deels ter sprake komt, daarom wil ik u er niet te lang mee bezighouden. Het kwam er eigenlijk op neer, dat de relatie tussen wat zij noemde “Het hoge Licht” en “de mens” door de mens wordt bepaald en niet door het “Hoge Licht”. De situatie, zoals zij die omschreef, is ongeveer als volgt: het licht dringt zich niet op, het is slechts aanwezig. Niet degene die wacht op het licht zal het licht zien, noch degene die uitgaat 0m het licht te zoeken, maar degene die de ogen opent om het licht te zien.

Dat bracht mij als vanzelf ook weer tot andere dingen. Ik heb gevraagd of zij geloofde aan magie. Neen, daar geloofde ze niet in. “Maar u zit toch in deze wereld nu en u kunt zo ontzettend veel doen. En als dat nu gebeurt, dan kunnen de mensen dat toch niet begrijpen, dan zullen ze toch zeggen, dat is magie.”
“Ach, als de mensen alles wat ze niet begrijpen magie noemen, dan is de hele wereld vol van magie. Maar de meeste mensen noemen alleen die dingen magie, die ze niet willen aanvaarden. Ik geloof, dat het meest aanvaardbare dat er bestaat God is.”

Zo zijn we terecht gekomen op de topic: “Wat gaat u vertellen?
“Ik ga ze eigenlijk niets vertellen.”

“Heeft u dan niets te zeggen?”
“Ja, ik heb een hele hoop te zeggen, maar ik ga ze niets vertellen.”

“Wat wil u dan doen?”
“Ik wil alleen proberen, heel gewoon proberen of we elkaar kunnen begrijpen en daar hoef je eigenlijk niets voor te zeggen. Elkaar begrijpen is een kwestie van elkaars bestaan aanvoelen en al het andere doet dan veel minder ter zake.

Ze heeft commentaar gegeven op haar man, die ook in het licht is, maar in een lagere sfeer en voor wie ze toch wel heel veel voelt. Een opmerking van haar was: “Ja, als hij een goeie bui had, dan zei ik wel eens toeteloeris, naar ik dacht altijd slampamper. Maar als ik naga wat hij allemaal voor zichzelf heeft moeten verwerken, dan valt hij toch best mee.” Weer een typisch vrouwelijk standpunt.

Voor mij is die kwestie van “wat ga je vertellen” en “ik zeg niets” iets om over na te denken. Kunnen we elkaar iets zeggen met woorden? We kunnen begrippen overdragen, natuurlijk. Dat zal dadelijk ook wel gebeuren. Maar werkelijk zeggen? Je kunt soms met een gebaar meer zeggen dan met honderd woorden. Dat is inderdaad waar, maar dan is de communicatie iets anders dan een mens er gewoonlijk onder verstaat.

Communicatie is begrip. Dat is een wederkerigheid en het is zeker niet het met elkaar praten zonder meer. En om dat praten tot stand te brengen, zou je eerst de grenzen moeten wegnemen die er tussen mensen liggen. Elke mens leeft in zijn eigen wereldje, met zijn eigen geheimen. En pas op het ogenblik dat de ander a.h.w. jouw geheimen kent of aanvoelt, kan hij de dingen zo zeggen, dat ze in je persoonlijkheid betekenis hebben en niet alleen maar een verstandelijke.

Ik heb het volgende onderzocht: In hoeverre dringt het werk van de Witte Broederschap door tot de mensen? De Witte Broederschap werkt voor een deel met daden. Die daden worden door de mens verwerkt op een zuiver menselijke manier. Ze worden niet begrepen in hun betekenis, maar ze worden ondergaan als het gebeuren in het geheel. Meestal als een lijden, soms als een blijde verrassing, maar men ondergaat het. De mens zelf ziet daar veelal helemaal geen reden in om zijn eigen denkwereldje een beetje te veranderen. Als hij een schok krijgt, verandert hij zijn gedrag; hij past zijn gedrag aan de omstandigheden aan. Maar zijn innerlijke wereld verandert niet.

Een ander punt dat mij is gebleken: We weten, dat de Witte Broederschap nogal eens manoeuvreert en zich zelfs met politieke en economische dingen bezighoudt. Ook dit dringt eigenlijk niet tot de mensen door voor wat het is. Het is net, alsof de mensen gewoon meegaan met de gewijzigde omstandigheden om zo gauw mogelijk weer terug te vallen op het oude. De indruk die je krijgt op dit terrein, is dat de meeste mensen eigenlijk geen fantasie genoeg hebben om op een nieuwe manier te beginnen. Het is altijd weer: terugvallen op het oude patroon en daarin verdergaan. De betekenis hiervan is dus niet groot, voor zover het het begrip van de mensen betreft, ofschoon gelijktijdig blijkt, dat het ingrijpen van de Witte Broederschap in de loop der tijden voortdurend veranderingen tot stand brengt, waardoor de mens onder deze condities gaat leven en dat zal langzaam maar zeker zijn bewustwording ten goede komen. Maar van begrip bij de mensen is weinig of geen sprake.

Dan zijn we op onderzoek gegaan bij een aantal Broederschappen die uit de Witte Broederschap spreken, die daar leringen van uitgeven. Ik ben natuurlijk chauvinistisch begonnen met de Orde der Verdraagzamen. Ik kwam gezien ons betoog en toch wel zeer speciale publiek dat we hebben, tot een gemiddelde begripsratio (beter: begripspercentage) van – schrikt u niet 22%. Dat is dus datgene, waar er sprake kan zijn van een communicatie. Het bleek dat – ongeacht de betoogtrant van de Orde der Verdraagzamen, die toch meestal rationeel is – het grootste gedeelte van degenen die begrepen, dit deden op emotionele gronden en niet op verstandelijke gronden.

Verder bleek, dat residuen overblijven van de lezingen die gegeven worden en dat bij degenen, die belangstelling blijven houden (dat is ongeveer 10%) één derde (dat is 3 op de 10) in staat is na ongeveer 5 jaar de betekenis te begrijpen van een voorgaande communicatie. Dat hakt er nogal in, als je het zo bekijkt.

Toen was ik heel erg pessimistisch en ik ben o.a. gaan kijken bij de Broeders van het Kruis en nog zo’n paar groepen. Die pakken het wat anders aan, die gaan meer op de geloofstoer. Daar bleek, dat de emotionele respons veel groter was, maar dat het misbegrip ook veel groter was. We kwamen daar tot een begrip van – en ik schrok er werkelijk even van – 7%. Daarnaast bleek ongeveer 50% van de toehoorders gesterkt te zijn in eigen eenzijdigheden, eigen vooroordeel en vooral eigen gevoel van meerwaardigheid.

Toen ben ik verder gegaan. Ik heb een paar andere groepen, o.a. de groep van de Indian Scouts nagegaan. De conclusie was, dat de opvallende boodschappen, waarin de zogenaamde tendensen die door de Witte Broederschap aangegeven zijn, verwerkt zijn, een gemiddeld begrip halen van niet meer dan 20%. We zitten er bij de Orde zelfs iets boven en dat is tenminste nog tevredenstellend. De emotionele respons bij de mens blijkt voor de geest altijd veel groter te zijn dan de zuiver verstandelijke.

Toen ik dat allemaal had bekeken, ben ik gaan kijken wat het best begrepen wordt. Schrikt u niet. Wetenschappelijk opgezette betogen: gemiddeld werkelijke begripsratio ongeveer 5% van de aanwezigen. Bij emotioneel opgezette betogen, respons mogelijkheid ongeveer 12 tot 14% van de aanwezigen. Bij in humor geklede uitingen – en dan speciaal t.a.v. de humoristisch gebrachte delen – bleek de respons te liggen op 27%, dus ver boven het gemiddelde. Dit allemaal bij elkaar pakkend heb ik toen geprobeerd daaruit een paar conclusies te trekken. Ik zal ze u voorleggen precies zoals ik ze heb gevonden.

In de eerste plaats: Zolang het gaat om een zuiver cerebrale (op mentale begrippen en mogelijkheden gebaseerde) communicatie, blijkt de neiging tot misinterpretatie heel erg groot te zijn. De meeste mensen horen niet wat er gezegd wordt, maar wat ze willen horen. Hierdoor ontstaan er bovendien voor degenen, die niet de mogelijkheid hebben zichzelf te herkennen in hetgeen er wordt gezegd – al dan niet met de vervalsingen ervan – een sterke neiging tot afwijzing. Er blijkt verder een groot gedeelte (ongeveer 50%) van het aantal toehoorders zeer neutraal te zijn. Wat erop neerkomt, dat ze niet snurken, daar zijn ze te beleefd voor. Maar de toestand is verder wel vergelijkbaar.

De emotioneel opgezette betogen blijken veel meer mensen te trekken. De aandacht die gepakt wordt kan boven de 70% liggen. De gevoelens die worden overgedragen, beïnvloeden de mens ook wel. Maar die beïnvloeding heeft één nadeel: ze verdwijnt ontzettend gauw. Het blijkt dat emotionele responsen slechts bij ongeveer 5 tot 6% van de aanwezigen een meer blijvende werking hebben. Bij anderen zijn ze na enkele uren gewoon uitgewoed en dan gaan ze verder alsof er niets gebeurd is.

De humor bleek erg attractief te zijn, omdat de grap die erin verborgen ligt, de mens ertoe prikkelt de zaak te onthouden. Maar als ze het gaan onthouden, gaan ze erover nadenken. Het blijkt, dat hier de respons dus aanmerkelijk hoger ligt. De begripsrespons ligt – na enige tijd overigens – toch zeker op 35% en degenen, die de begripsrespons omzetten in een factuele respons, dus een factuele aanpassing van hun denken, ligt dan op ongeveer 25 tot 27%. Ik geloof niet, dat je daarom kunt spreken van een groot succes, als je iemand allerlei emoties laat doormaken.

Het gaat alleen, als het gaat om subliminale beïnvloeding. De subliminale beïnvloedingen blijken weer gelimiteerd te worden door het begrip van vrijheid. Je kunt de mensen een suggestie overbrengen, die ze eigenlijk niet begrijpen, maar waarop ze wel reageren, waardoor ze hun handelingen laten bepalen. Doe je dit echter in sterke mate, dan zal je hierdoor de mens zijn vrijheid van handelen ontnemen en daarmee de verantwoordelijkheid moeten aanvaarden voor hetgeen die mens doet. En dat is nadrukkelijk tegen de richtlijnen van zowel onze Orde als ook van de Witte Broederschap.

Als je dat echter achterwege laat, dan blijft als enige mogelijkheid over: de trillingsbeïnvloeding. Trillingsbeïnvloeding wil zeggen: elke mens heeft een eigen trilling. Indien je trillingen kunt opwekken die daarmee harmonisch zijn, dan ontstaat in die persoon een tijdelijk opengesteld zijn voor krachten van hogere geaardheid. Het blijkt dan, dat die trillingsbeïnvloeding een verhoging van energie ten gevolge heeft. Dat ze daarnaast vaak een verhoging van innerlijke evenwichtigheid tot gevolg kan hebben, maar dat ze in het begripsvermogen weinig of niets doet.

Als ik nu al die gegevens had gehad voordat ik dat interview ging houden, dan had ik misschien ook wel gevraagd wat de geachte spreekster daarvan dacht. Mogelijk zou ze gezegd hebben: “Ach, wat geeft het eigenlijk allemaal? Het gaat er ten slotte toch niet om dat je elkaar precies begrijpt. Het gaat erom dat je elkaar voldoende aanvoelt om samen te werken en om samen iets tot stand te brengen.” Ik vermoed, dat er zo’n antwoord zou zijn gek0men. Voor mijzelf was dit een zekere schok, dat moet ik eerlijk bekennen.

Toen ik toch bezig was met dit onderzoek, ben ik natuurlijk ook even verder gegaan en ik heb willen zien wat de relatie is tussen de uittredingsmogelijkheden van de mensen (bewuste en onbewuste, dus alles door elkaar) en de wijze waarop ze in contact staan met de geest of met God. Ik heb beide factoren bekeken. Ik kwam tot de conclusie, dat: de uittredingsbelevingen, waarin lering wordt opgedaan, grotendeels worden bevorderd door het bijwonen van bijeenkomsten als bv. deze, waarbij gelijktijdig trillingsbeïnvloeding plaatsvindt en een poging tot begripsverruiming wordt gedaan. Dan krijg je inderdaad een betrekkelijk groot aantal mensen, die in hun belevingen in de geest daarop gaan reageren en die daardoor nieuwe harmonieën vinden, nieuwe mogelijkheden en vaak ook nieuwe kennis of kracht kunnen verwerven.

Wat de kerken betreft, heb ik even gek staan kijken. Een algemene lijn kan ik u eigenlijk niet eens geven. De officiële kerken komen er in mijn ogen althans niet al te goed af. Het blijkt, dat voor een zeer groot aantal mensen de godsdienst een kwestie is van formaliteit, vergelijkbaar met het afsluiten van een verzekering op leven of iets dergelijks, alleen is dat een verzekering op het eeuwige leven. De werkelijke vergroting van belevingen ligt, als ik het vorige op 100 zet, bij de kerken op een getal van ongeveer 53 à 54.

Ga ik kijken bij verschillende sekten, dan blijkt, dat die sekten vaak onzinnig zijn in opzet, maar dat de mensen, die daardoor een band met God vinden of met een eigenlijk demonische wereld, daardoor dan heel sterk worden beïnvloed. Die beïnvloeding blijkt namelijk ongeveer 75 tot 85 te bedragen. Hierbij heb ik ook groepen betrokken die normalerwijze niet eens als godsdienst worden beschouwd. Ik denk aan groepen als Jesus People, The Church of Crist Scientist heb ik erbij  inbegrepen, de Koreaanse groep, Hara Krishna-groep enz.

Al die groepen blijken dus wat uittreding betreft een behoorlijk hoog percentage te hebben. Maar het schijnt, dat hier een sterke beïnvloeding plaats heeft door de eenzijdigheid van de indoctrinatie. Die mensen worden zodanig eenzijdig voorgelicht, dat ze niet in staat zijn de geestelijke belevingen op een aanvaardbare wijze om te zetten in stoffelijk begrip. Wat dat betreft komen ze er een beetje minder goed af dan de kerken.

Ik heb ook nog gekeken wat dat kan zijn bij politieke bewegingen. Ik kom tot een zeer zonderlinge conclusie eerlijk gezegd. Ik vond nl. dat de mensen, die helemaal opgaan in een bepaalde politieke doctrine, tenminste ongeveer hetzelfde halen als degenen die in een kerk het gesproken woord bewust beleven. Toch k0mt God er niet eens bij te pas, maar in hun uittredingsbeleving blijken ze dus getrokken te worden tot een zekere gemeenschappelijkheid, ze proberen te resoneren met alles wat aanwezig is en zullen daardoor vaak zeer belangrijke geestelijke bewustwordingen doormaken.

En als je toch eenmaal bezig bent, weet u hoe dat gaat; je wordt gefascineerd door een onderwerp, je bent een beetje teleurgesteld, je probeert nog wat anders eruit te halen. Toen ben ik gaan kijken wat de invloed, die wij uit de geest proberen uit te oefenen, betekent voor de mensen. Ik ben wederom uitgegaan van het getal 100 voor volledig resultaat. Het blijkt, dat geestelijke inwerking op de stof gemiddeld aan resultaat oplevert ongeveer 67 tot 72. Een lichte variant dus.

Wanneer het gaat om direct overdragen van genezende krachten, blijkt de persoon zelf met zijn instelling een grote rol te spelen. Is er een volledige aanvaarding van de kwaal en van de genezende kracht, dan ligt het resultaat dicht bij de 85 tot 87. Is die aanvaarding er niet, dan blijkt de respons ineens te zakken tot onder de 10. Hier blijkt dus de instelling van de patiënt erg bepalend te zijn.

Wat de inspiratieve werkingen betreft, die ben ik ook nagegaan. Wederom 100 zetten we als een ideale overdracht. Ik kwam tot de conclusie dat mensen, die opgaan in een onderwerp, over het algemeen de hoogste graad van inspiratie bereiken. Zij komen namelijk tot een inspiratierespons, waarbij ze 80 tot 9o% weergeven van wat wordt geïnspireerd. Degenen, die erg druk met zichzelf bezig zijn, blijken het minimum te halen. Zij komen aan een gemiddelde weergave van niet meer dan 20%. De normale inspiratie, zoals die alle dagen wordt doorgegeven, blijkt verder sterk beïnvloed te worden door de situatie waarin de persoon die wordt geïnspireerd zich bevindt.

Voorbeeld: Inspiratie in verkeerssituaties, heeft de sterkste invloed op diegenen die bewust aan het verkeer deelnemen. Degenen, die op dat ogenblik met iets anders bezig zijn, reageren vaak te laat of niet.

Ga je kijken naar mensen die bezig zijn met studie, dan blijkt ook weer: degenen, die bezig zijn met die studie en daarbij niet zoeken alleen maar voor zichzelf kennis te verwerven, maar die a.h.w. idealistisch daartoe worden gedreven, halen een aardig hoog percentage. Wederom gesteld ideaal 100, komen ze toch altijd tot 70. Degenen, die worden geïnspireerd op zuiver persoonlijke basis, terwijl ze in hun studie eigenlijk eerder zichzelf zoeken dan wat anders (de mensen die zich voorbereiden op een goed baantje: manager job of iets dergelijks), dan blijkt vreemd genoeg de gemiddelde respons laag te zijn, die ligt op ongeveer 15, maar indien er een persoonlijke binding bestaat tussen inspirator en geïnspireerde, dan blijkt dat ineens 0mhoog te lopen en ligt dat ook weer dicht bij de 70.

Zo kom je tot een aantal samenhangen in het werk tussen geest en stof, want daar k0mt het toch op neer. Ik heb geprobeerd die voor mijzelf te formuleren. Waarom zouden we het niet een keer proberen te zeggen?

Wanneer u contact heeft met de geest is het heel erg belangrijk, dat u een contact heeft met een persoonlijkheid die u kent. In dit geval namelijk bent u bijna onder alle condities vatbaar voor inspiratie en zult u ook onder bijna alle omstandigheden wel enige kracht uit de geest kunnen ontvangen. Wanneer u te maken heeft met een meer algemeen contact (een groep of een sfeer), dan blijkt u zelf veel meer bepalend te zijn voor de mogelijkheden. Hoe meer u in uw eigen denken en streven één bent met de tendensen van de geestelijke groep, hoe groter de overdracht blijkt te zijn. Uit één persoon kan minder kracht worden overgedragen en vaak een minder exact weten. Maar die overdracht kan, mits die persoonlijke relatie aanwezig is, heel goed zijn.

Uit een sfeer blijkt een veel grotere hoeveelheid kennis en kracht aanwezig te zijn, maar de overdracht ervan is veel meer beperkt door de omstandigheden. Het ligt heel erg aan uzelf hoe u reageert. Een geest, die persoonlijk probeert u te beïnvloeden, terwijl er geen persoonlijke band bestaat (een karmatische band) die zal u over het algemeen alleen dan bereiken, indien de inspiratie onmiddellijk slaat op een ogenblikkelijk optredende toestand of een door die mens innerlijk reeds vermoed, maar nog niet bewust beseft gevaar. In dergelijke gevallen zijn de resultaten goed. In alle andere gevallen zijn de resultaten gemiddeld beneden de norm, tenzij de persoonlijke instelling van de mens in de stof zodanig gericht is op een onderwerp, waar die persoon helemaal zelf één mee is in de geest, dat je daarvoor inderdaad een redelijke communicatie (overdracht) krijgt.

Ik heb dat allemaal geprobeerd terug te brengen tot begripsoverdracht, dat heeft u al gemerkt uit hetgeen ik heb gezegd. Ik geloof niet dat je kunt spreken van een reële begripsoverdracht tussen de geest en de stof. De werelden waarin ze leven zijn sterk verschillend. De em0ties, de waarderingen zoals ze bestaan, zijn in de geest heel anders dan in de stof zelf denkbaar is. Daarom kun je eigenlijk nooit de volledige inhoud overdragen. Je kunt alleen k0men tot een benadering. En zelfs in die benadering zijn misvattingen aan beide zijden voortdurend mogelijk.

Ik meen, dat onze vriendin heel wat goed moet praten zo dadelijk, als ze wil beweren, dat harmonieën tussen mensen en tussen mens en geest zo erg belangrijk zijn. Ik zou zeggen, indien het gaat om zuiver begrip, dan is dit zeer moeilijke als je dan een percentage haalt van rond de 20, dan moet je in je handen knijpen van dankbaarheid, want er wordt bijna nergens een hoger percentage gehaald.

Als ik verder probeer te zien wat er dan bestaat tussen geest en stof, dan is een begrip van eenheid het enige wat reëel tussen ons bestaat. Al het andere is maar een nevenverschijnsel ervan. Als een geest niet het gevoel heeft dat hij deel is van de wereld in de stof, kan hij bijna niets uitrichten. Omgekeerd: als een mens in de stof afgesloten is van de mensheid die dan mede de geest omvat – of hij dat nu stipuleert of niet – dan is er eigenlijk ook niets te doen. We kunnen het best uitgaan – meen ik – van de stelling, dat tussen mens en geest een band bestaat op grond hetzij van voorgaande levens en ervaringen, hetzij op een gelijk gerichtheid van belangstelling. Dat is heel vreemd, want als je gaat praten over persoonlijke trillingen, dan lijkt het allemaal ineens veel echter. Maar die persoonlijke trillingen worden mede bepaald door het begripsvermogen. De instelling van een mens, de manier waarop hij de wereld aanvoelt, waarop hij leeft voor of met of in die wereld, die is bepalend voor zijn uitstraling en ook voor zijn trillingsgetal. En de beste geest die zich uit in zo’n lichaam, kan dat trillingsgetal niet voldoende wijzigen om daardoor een harmonie met de geest mogelijk te maken. Dus daar zitten we doodgewoon maar mee.

Alle krachten die inwerken op de mens vanuit de geest zijn dus gelimiteerd. Van een begripsoverdracht is maar beperkt sprake. Kracht kan in vele gevallen wèl worden verleend, om de doodeenvoudige reden, dat een mens kracht altijd accepteert. De mens vraagt namelijk niet: waar komt de kracht vandaan? Hij vraagt zich af: heb ik haar nodig en heb ik haar op dit ogenblik? Hij accepteert kracht a.h.w. vanzelfsprekend.

Hierbij is voor de geest wel belangrijk wat het trillingsgetal (de eigen uitstraling) van de mens is, want er  is weer een harmonie nodig om die kracht te kunnen overdragen, maar algemeen gezegd: vanuit de geest kan kracht in meer of mindere mate altijd wel worden overgedragen aan elke mens in de stof.

Voor onze vriendin betekent dat – vrees ik – dat althans een deel van haar redeneringen op grond van het onderzoek van statistische gegevens niet helemaal valide zijn. En toch zie ik dat ze resultaten behaalt. Dan kan dat resultaat volgens mij alleen gelegen zijn in de kwaliteit en eigenschappen van de geestelijke persoonlijkheid.

Dan eindig ik dit analytisch betoog door – overigens met toestemming gedaan – een onderzoekje weer te geven t.a.v. de uitstraling en werkingen van de persoonlijkheid, die na de pauze voor u zal spreken.

  1. De scala van medegevoel is dermate groot, dat bijna elk menselijk probleem daaronder kan vallen. Het betekent een enorme veelzijdigheid van de geestelijke persoonlijkheid en dus ook de mogelijkheid 0m op enorm veel verschillende, menselijke waarden en trillingen zonder meer te reageren.
  2. De persoon tracht niet beredeneerde boodschappen over te brengen. Als ik kijk wat in het werk van deze entiteit naar de aarde aan begrippen wordt uitgestraald, dan blijken dat heel vaak heel eenvoudige woorden te zijn. Begrippen als “hoop” of “alles is niet verloren” of “kom nou, je kunt beter” komen meer voor dan directe aanwijzingen. Ik meen, dat dergelijke simpele gemeenplaatsen – want die zijn het in feite – bij de mens gemakkelijker aanslaan dan vele meer overlegde en juistere inspiraties en betogen, die wij uit de geest vaak proberen te geven.
  3. De entiteit blijkt absoluut niet beperkt te worden door enigerlei geloofs- of begripsnormen. Ze gaat gewoon van het standpunt uit: God en de duivel zullen er misschien wel zijn, maar ik heb ze niet nodig. Want als ik een deel van hun wezen ben, dan zullen ze wel door mij werken en anders merk je het ook wel. Geen poespas. De kracht gebruik ik zoals ze is en verder niet.

Ik geloof, dat die lijnrechte benadering ergens bepaalde hinderpalen uitschakelt. Juist omdat de entiteit zich niet afhankelijk stelt in de reactie van het aanwezig zijn van een godsgeloof, een bepaalde voorstelling of een bepaalde leefwijze of desnoods voorgaande karmatische belevingen, kan ze bijna overal op responderen. Die geest kan dus iedereen benaderen en ze benadert iedereen in eigen recht. En dit is een erg belangrijke factor. Hierdoor wordt het grote succes dat ze behaalt inderdaad verklaard.

Nu zitten we met een moeilijkheid. Deze entiteit zegt: “Ik wil wel de ergste persoonlijke kwaliteiten laten vallen, zo mooi ben ik ook niet geweest, maar ik wil toch wel mij uiten op de wijze die voor mij de meest aanvaardbare is. Ik wil me dus niet aan regels onderwerpen. Ik ben mijzelf. Ik ben goed zo en anders niet.” Dat strookt volledig met wat ik van deze entiteit heb onderzocht; dus verbazen mag ik mij eigenlijk niet. Maar het betekent wel dat we nu heel erg moeten uitkijken dat er geen vertoning ontstaat, die voor het medium minder aanvaardbaar is. We zullen er het beste aan doen, we zetten er een paar paranimfen extra bij. Voor u betekent het wel, dat u een beetje door de uiterlijkheid moet heen kijken.

Het onderwerp zelf kan ik nog niet bepalen. Het enige dat ik weet: het gaat hier over het medeleven, het verbonden zijn met alle dingen. Hoe je dat nu verder moet ontwikkelen, dat weet ik ook niet. Daarom heb ik juist die studie gemaakt. Ik dacht dat ik er dichterbij zou komen. Ik heb begrepen dat er een hele hoop moeilijkheden zijn en dat die op de een of andere manier soms te omzeilen zijn, maar verder dan dit ben ik niet gekomen. Misschien wel, 0mdat de kwaliteit die deze entiteit als medeleven omschrijft, voor mij maar beperkt haalbaar is. Er schijnt een soort communicatie gap (hiaat) te zijn. Er is kennelijk iets, waar mijn geestelijke polsstok nog niet lang genoeg voor is; ik kan er niet overheen komen.

Laten we daarom uitdrukkelijk stellen, vooral omdat we misschien toch afwijkingen van de norm krijgen: u heeft hier inderdaad te maken met een entiteit, die nog behoort tot het gouden licht. Het is misschien wel het onderkantje, maar het is het gouden licht. Het is iemand, die in zeer korte tijd, geestelijk gezien, zeer hoog gestegen is. Het is iemand, die niet kan optreden m.i. als lerares of meesteres, maar het is een persoonlijkheid bij wie je je moet proberen thuis te voelen. Je m0et gewoon proberen aan te voelen wat er gezegd wordt en dan komt de rest vanzelf wel.

Had ik haar op aarde ontmoet, dan had ik waarschijnlijk gedacht: Nou, dat is wel een lollig wijf. In die termen dan toch. Ik vermoed wel, dat ze, juist als ze de eigen uiting wil benaderen, er ook iets doorkomt van een soort volkse humor of iets dergelijks. Neen, niet à la Henri. Henri is weer heel anders. Henri heeft scherpe humor, die langzaam maar zeker afgeslepen is door een opkomend begrip. Hier hebben we te maken met een humor, die eigenlijk meer bestaat uit het beschouwen van de dingen, terwijl je ze gelijktijdig begrijpt. Dat is toch weer iets anders. De een zet zich af tegen zijn onderwerp en de ander gaat op in zijn onderwerp. Dat is een groot verschil; daar moet je geen vergissing maken.

Ik meen, dat ik hierover genoeg heb gezegd. Het is iets exceptioneels voor mij om in te leiden. Ik weet niet of het voor u exceptioneel wordt om te luisteren; dat kan ik niet overzien. Ik kan alleen vanuit mijzelf eerlijk en oprecht dit zeggen: Wij hebben, gezien de omstandigheden, geprobeerd om een gast te krijgen, die toch nog niet zo vaak ergens op aarde is geweest en die u waarschijnlijk toch weer nieuwe gezichtspunten kan brengen of in ieder geval een wat andere sfeer en persoonlijkheid kan tonen dan u gewend bent. Dat is erg belangrijk.

Wij hebben gezocht naar iemand die – gezien het besloten karakter van de bijeenkomst – bovendien in staat is trillingen van behoorlijk hoge orde uit te stralen. Daarin zijn we in ieder geval volledig geslaagd. Al het andere is bijkomstig. Je kunt er geen oordeel over vellen. De werkingen die zullen ontstaan, moeten we gewoon afwachten.

Ik heb mijn best gedaan. Ik blijf bij de paranimfen aanwezig. Probeer de zaak ook niet belachelijk te zien, probeer het gewoon te zien als een eerlijke en oprechte uiting, dan zullen we hopelijk de ergste conflicten kunnen vermijden met het medium en met de entiteit, die zelfs in het gouden licht toch een zekere mate van eigengereidheid – vanuit mijn standpunt tenminste – schijnt te bezitten.

Ik wens u een belangwekkende en als het even kan ook een zeer krachtige en zegenrijke verdere bijeenkomst toe.

NB: subliminatie = onder de drempel van het bewustzijn.

Gastspreker uit het Gouden Licht.

U zult wel wat van mij denken, na alles wat u van mij gehoord hebt! Dat is echt wat voor een vent hè? Als hij niet weet wat hij moet zeggen, begint hij met allerlei getallen te smijten. Maar ja, goed, hij heeft geprobeerd te zeggen, wat ik zou willen zeggen en nou weet hij niet wat ik wou zeggen.

Laat ik beginnen en dan moet ik nog net doen of ik een medium ben, dat is ook nog lastig. Maar ja goed, ik heb hem zitten afluisteren. Dat is altijd een liefhebberij van me geweest, vroeger ook. Als je weet, wat je met een beetje luisteren van de buren aan de weet kan komen, nou dat is heel wat.

En dan denken de mensen: ach, dat is allemaal van dat gewone gedoe. Daar zijn we allemaal veel te deftig voor. Maar als je het allemaal goed bekijkt, dan moet je toch als mens proberen om te weten wat er met je medemensen aan de hand is. Als je niet luistert naar je medemensen, nou, dan weet je er niets van af. Maar dan kan je ze niet helpen ook. En dan kan je ook niet weten wat voor vlees je in de kuip hebt. Denk je misschien dat je een runderlapje heb en dan is het varkensvlees! Wat ik maar wil zeggen: Met al dat luisteren is het helemaal niet zo best gesteld, want voor mij gaat het er om, dat een mens eigenlijk een beetje begrijpt wat een mens is.

Tegenwoordig zit ik in de hoge sferen, tenminste dat vertellen ze me. Ik weet alleen, dat ik me daar heel lekker voel. Het is daar werkelijk gezellig, hoor. Veel gezelliger dan vroeger als je een dagje naar ‘t Kalfje ging. Het is er werkelijk licht. Nou en dan zit je zo in dat licht en dan zeg je zo tegen jezelf: Ach, ik heb het nou wel goed en moet je eens denken aan al die arme doerakken, die daar beneden zitten. Dan ga je kijken en dan zie je eigenlijk jezelf terug.

Want wat de meeste mensen vergeten is dit: Wie je ook bent en waar je ook bent, als je naar een ander kijkt, dan zie je jezelf terug. Je bent gewoon gespiegeld in al die anderen en dan kan je ze begrijpen. En als je ze begrijpen kan, dan kan je ze toch niet in de dalles laten zitten. Dat doe je met jezelf toch ook niet? Ja, er zijn natuurlijk van die liefhebbers, die mekaar en zichzelf in de dalles douwen. Ja, die vent mij. Nou, gewoon een Joris Goedbloed, normaal. Maar als hij eenmaal goed begon, dan dacht hij dat hij zijn zorgen op alcohol kon zetten. Dan zat hij de volgende dag met de interest ervan. Dan had hij koppijn, dan had hij geen bedrijf hier nodig. Dan had hij het in z’n hersens. En dan toch te begrijpen waarom die vent dat had. Nou, dat heeft me wel eens moeite gekost.

Ik had één vent en zeven doerakken van kinderen en dat is ook niet alles.

Maar ik heb ook geleerd, dat er een hele hoop ellende is bij de mensen, die je eigenlijk niet ziet. Als de mensen gewoon met al hun ellende te koop lopen, dan is het allemaal zo erg niet. Dan k0mt dat tenminste naar buiten, dan gebeurt er wel wat. Maar er zijn een hele hoop mensen, die hebben juist de echte ellende van binnen en die durven ze niet te zeggen, die kunnen ze niet zeggen. Ze weten misschien zelf niet eens wat het is. Dat zijn nou degenen die je moet helpen.

In mijn tijd had je natuurlijk allemaal mensen die zeiden: Dat moet je aan Onze Lieve Heer overlaten. Nou ja, goed. Ik heb gezien wat ervan terecht komt, als je het aan Hem overlaat. Dat is ook niet veel. Je moet gewoon kijken: wat leeft er in een medemens? Wat leeft er in een geest? Wat is de werkelijkheid achter alle maskertjes 0m?

Dan zit ik zo te kijken vanuit mijn lekkere vergulde sfeertje zo naar beneden. Het lijkt wel of ik in een bonbondoos zit. En dan zie ik ze daar beneden lopen. Dan denk ik: nou, dat diepe zwart dat jij jezelf zit aan te praten, is niet nodig. Laat ik er wat aan doen. Dan ga ik naar beneden toe, ik stuur al mijn kracht naar beneden toe en dan een enkele keer ….. nou ja, dan brandt er weer een nachtpitje.

Mensen zijn net kinderen. Kinderen zijn bang in het donker, het onbekende. Maar als je een klein oliepitje aansteekt, dan zijn ze ineens zoet en kunnen ze ineens rustig slapen. Zo moet je proberen om een mens dat kleine beetje licht te geven opdat hij niet bang meer is.

O, ik weet het. Die inleider van jullie heeft er wat moois van gemaakt. Hij heeft het gehad over mijn meegevoel, mijn medelijden. Nou, medelijden, ik dank ervoor. Ik had sores genoeg van mijzelf, moet ik dan nog met een gaan zitten meelijden? Die wordt er ook niet beter van. Als je in je eentje bij de tandarts zit, dan zit je met zo’n dikke kaak. En als er dan een ander met zo’n dikke kaak bij zit, dan zit je allebei dubbel in de sores. Want dan hoor je de ander gillen voordat jij aan de beurt komt. Nou, dat gebeurt tegenwoordig niet meer; nu trekken ze pijnloos. Nou, dat is o0k allemaal nep hoor. Nou heb je de pijn niet terwijl ze trekken, die komt later.

Zo is het met een hele hoop dingen. Je kunt het niet pijnloos doen. En je kunt nooit zeggen: Ik kan met iemand mee gaan zitten lijden, want dan maak ik het alleen maar erger. Je moet gewoon proberen te begrijpen waaronder iemand lijdt en dan moet ik proberen om hem te helpen. En als hij kiespijn heeft en er is geen tandarts, geef ik hem een dreun tegen zijn kaak, misschien gaat die rotte kies eruit. Ik weet het wel, het klinkt allemaal laag-stoffelijk. Maar probeer dat nou eens geestelijk te begrijpen. Je moet van mij niet verwachten, dat ik op de mooie toer ga. (Die toer heb ik van het medium, dat is erg modern.) In mijn tijd zeiden we nog: Denk niet dat ik mij in de Here ga verdiepen. De Here, mooie Here, enfin. Ja, weet u wat here zijn? Here nemen voor een mooi toiletje met een m00i vormpje eronder d’r hoed af. En als het een beetje minder is wat eromheen zit en wat erin zit lijkt helemaal nergens naar, dan staan ze toevallig ergens anders naar te kijken, als je voorbij komt. Zo is het toch? Nou dan!

We moeten gewoon denken: we moeten het niet hebben van al de vromigheid en van al de mooie dingen, we moeten het gewoon hebben van datgene wat waar is. En wat is er waar? Wat is waar? Waar, dat is dat alle mensen ergens een beetje pijn hebben; soms een klein beetje, soms een heleboel. Vaak zijn ze eraan gewend, dan weten ze niet beter. Dan zijn ze zo gewend aan die ellende, dat ze er niet aan denken en dat ze er eigenlijk niets aan doen. Maar daardoor kunnen ze vaak andere dingen niet meer verdragen. En dan moet je zeggen: Hoe voelen die mensen zichzelf? Wat is er met die mensen aan de hand? Wat hebben die mensen nodig? En dan moet ik niet zeggen: Ik ben een hoge geest, ik zal het doen. Dan moet ik zeggen: Zo had ik ook kunnen zijn.

Het grootste licht, de grootste kracht, de meest grootse werkelijkheid, die er in een geest bestaat, die is toch opgebouwd uit al die stukjes mensen. En al die vreugde die jij kent, die is ook opgebouwd uit die mogelijkheden tot ellende, die je in al die mensen voor je ziet. Dat moet je begrijpen. Niet: alles wat ik doe is nou zo mooi en zo goed.

Als ik aan mezelf denk: ik maakte me zorgen. Ik had een kleine, een jaar of drie, een jongetje. Een heel lief jongetje. Hij had de gewoonte, als hij ertussenuit kon trekken om zo een drukke straat over te steken. Nou, daar kwamen zo nou en dan auto’s langs en er reden paardenwagens en daar reden ze met fietsen en dat stond er vol met handkarren en volwassen mensen. Wat kan zo’n kind niet overk0men! En dan was ik werkelijk in de zorgen, want dan ging hij naar de overkant naar de waterstokerij. Daar gaven ze hem dan zo’n kussentje (zuurtje) weet je wel. Nou, daar liep dat kreng zijn leven voor te riskeren, elke keer weer. Maar als hij dan terugkwam, dan was ik zo blij dat hij terug was, dat ik hem een draai om zijn oren gaf, waar hij ongelukkiger van werd dan hij van een paardentrap had kunnen worden.

Zo is een mens vaak. Dat is nou precies wat je niet moet zijn, je moet begrijpen, waarom een kind of iemand die je dom vindt domme dingen doet. Je moet begrijpen waar het risico ligt, waar het uit voortkomt. En als je kijkt naar een duistere sfeer, want daar kom ik ook wel, dan moet je je niet afvragen wat het voor arme stommelingen zijn of ellendelingen, die daar in het duister zitten. Dan moet je je afvragen: Wat leeft er in mij, wat in hen leeft? Wat is er wat wij nou van elkaar begrijpen? En dan heb ik er helemaal geen meelijden mee dat ze in het donker zitten. Dat is hun eigen schuld, dat hebben ze zelf gedaan. Maar dan zeg ik: Kijk, ik had hetzelfde wat jij had en heb licht. Misschien kun je veranderen, dan krijg je er ook een beetje van. En soms helpt het.

Ik heb goed geluisterd. Nou ja, ik heb ervaring genoeg. Ik heb in mijn laatste leven ruim 40 jaar ervaring gehad in luisteren. Nou heeft hij gezegd: ja, het is een grote geest. Wat is groot? God groot. Het licht groot. Misschien bent u wel groter dan ik, dat weet ik toch niet? Maar ik weet wel één ding: Veel van wat er in mij bestaat, bestaat ergens in u. Bij u ligt het dan een beetje anders. Uw leven is een beetje verkeerd gelopen. Nou ja, het mijne ook. U heeft zorgen over de jeugd misschien. Heb ik ook gehad. Ach, het is zo moeilijk om een goed huis te vinden. Ja, heb ik ook gehad. En alles is zo duur. Dacht u, dat het vroeger voor ons goedkoop was, voor ons gewone mensen? Het is precies hetzelfde.

We zitten hier bij elkaar en we zouden gewoon een roddel kunnen opzetten. We zouden ontdekken, dat we allemaal over dezelfde dingen kunnen roddelen. En dat is nu zo belangrijk.

Ik voel me toch een klein beetje anders. Ik heb eens een keer een korset gehad van de dame waar ik voor waste. Toen voelde ik me net zo als nou hierin. Maar wanneer wij het begrijpen, dat we eigenlijk allemaal precies hetzelfde zijn, wanneer we begrijpen dat er geen verschil is tussen die hoogste geest daar en ons, dan ga je eigenlijk begrijpen wat de werkelijkheid is.

Ik heb vroeger nooit veel op gehad met al die predicaties. Dat is ook begrijpelijk, weet u. Ze hadden het allemaal over God, die het wel in orde zou maken. En ondertussen moest ik zien dat ik de rekening kon betalen, dat deed God niet voor me. En later ben ik iemand tegen gekomen die ik toch ergens wel ken uit die predicaties: Jezus. Ach, als je dat ziet, een geschikte gozer. Eerlijk waar. Toen heb ik niet tegen mezelf gezegd: Nou ben jij hoog en ben ik laag. Ik heb gewoon gezegd: Wat leeft er in mij wat er in jou leeft? En dat is een hele hoop!

Mens, dat kan je je gewoon niet voorstellen hoeveel! Ik zag dat hij ook precies zoals ik gewoon naar de mensen keek. Niet: zijn ze goed of zijn ze kwaad of zijn ze deftig of zijn ze wat anders. Maar dat hij gewoon keek: wat leeft er in jullie wat er in mij leeft. En dat is genoeg. Ik denk, als we naar het hoogste licht toe gaan, het allerhoogste licht, dat precies hetzelfde geldt. Dat het ook daar is: wat leeft er in jou en wat leeft er in mij? Het is de overeenkomst. We moeten begrip hebben. We moeten met elkaar mee kunnen leven.

Weet u, met mensen meeleven dat is ook zo iets. Een hele hoop mensen denken: meeleven is de jajem opdrinken als de dooie in de kist ligt en dan zeggen: “Meid, je hebt het zwaar, we zullen je troosten” Slok. In mijn tijd was het altijd nog een brandewijntje; voor de dames met suiker. Maar het is eigenlijk heel anders. Het is gewoon: we hebben een stukje leven gelijk. We hebben gewoon iets, dat is precies hetzelfde.

Als u nou gaat kijken naar die hoogste kracht, dan vindt u er een stukje in, dat is het gevoel wat je in jezelf ook hebt, dat is dat heerlijke gevoel, dat je soms denkt: de wereld wordt toch goed. En dan gaat het weer niet door, natuurlijk, want je bent jezelf.

Dat gevoel, dat is het hoogste licht ook. Je behoeft helemaal niet te zeggen: Ik kan geen contact maken met het hoogste licht, ik kan het niet begrijpen, je kunt het wel degelijk begrijpen. Het is gewoon dat gevoel, dat je ergens in jezelf een ogenblik denkt: nou is de wereld toch mooi, weet u wel. Nou is de wereld toch gelukkig. Hè, als het nou zo kon blijven, zeg je dan tegen jezelf. En tegen de tijd dat je het gezegd hebt, is het weer voorbij, dan ben je het weer kwijtgeraakt, maar het is er …. hier.

En soms denk je: ja, wat doet die mens nou d0m. Kijk dan eens diep in jezelf. Dan zie je dat je net zo dom bent, alleen op een andere manier. En dan begrijp je, dat die ander dom is. Jij bent dom en twee st0mmelingen moeten samenwerken, anders komen ze helemaal tot niets.

Als ik iemand moet genezen – ik zit soms te genezen dat ik er ziek van word – dat is zo, er zijn een hele hoop mensen die met een gebrek aan kracht zitten. Soms zit het diep van binnen dat ze de kracht niet hebben, soms zit het ergens in hun lichaam. Dan denk je toch ook: nou, ik heb het, jij hebt het niet, laten we samen delen. Er zijn er bij die zeggen: Aan mijn lijf geen polonaise. Ja goed, dan geen polonaise, dan ga ik wel naar een ander. Maar als ik ze toch wat geven kan, dan geef ik ze toch niks wat van mij is. Ik geef ze alleen maar wat we samen hebben.

Dan mag ik het niet al te lang maken, hebben ze gezegd. Misschien ga ik toch weer een klein beetje teveel de richting uit die het medium niet prettig vindt. Nou ja goed, het medium is een man, die hebben ook geen verstand. Dit medium tenminste. Die begrijpt niet hoe een vrouw zich kan voelen. Als een vrouw dat eens een keer uitbeeldt met een paar bewegingen, dan is het weer fout. Laat ik dan proberen om het als een boodschap te zeggen. Zo echt zo onder ons. Ik kan niet zeggen: meisjes onder elkaar, want er zit wat anders ook tussen.

Ik heb altijd geloofd in geluk, ook als ik het nooit kreeg. Weet je, als je gelooft in geluk, dan is het er. Het is er misschien niet direct zoals je het hebben wilt, maar het is er. Achteraf bekeken, als je ziet wat ik alles afgesappeld heb en wat ik heb kunnen doen, dan heb ik geluk gehad, ook in mijn leven. Noem het zelf anders. Ik heb het gehad.

Je hebt geluk. Je kunt veel meer dan je denkt, je bent veel meer waard dan je denkt. Als je het gevoel hebt, dat je iets kunt, dan moet je het proberen. Als je denkt: ik kan met God praten, dan moet je je mond niet houden, dan moet je gewoon praten. Het kan misschien een keer tegenvallen. Ik heb eens bij een baas opslag voor die vent van me gevraagd. Nou, het werd geen opslag, het werd ontslag. En toen heb ik op m’n lazerij gehad. Hij kreeg zijn laatste loon, hij dronk het op en toen probeerde hij de kwaaie geest bij mij eruit te ranselen. ‘t Is hem nooit gelukt!

Alles is in jezelf. Als iemand ziek is en je wilt hem genezen, dan genees je hem. Als iemand in moeilijkheden zit, dan moet je proberen die ander aan te voelen zoals hij is. Dan behoef je helemaal niet te praten over wat zijn probleem is, voel gewoon aan wat die mens is. En dan geef je hem heel gewoon wat jij daartegenover kunt stellen: er is ook nog een beetje geluk, je zendt het hem gewoon toe.

We zijn ergens allemaal zo met elkaar verbonden, het kan gewoon niet anders. Als jij voelt dat er kracht is, dat er geluk is, dat er genezing is, dat er gezondheid is , dat er sterkte is en die ander hoopt er ergens op, dan heb je toch wat gemeen. Dat kun je het toch zo overdragen zonder meer.

Als, jij denkt dat er waarheid is, moet je niet zeggen welke waarheid, want de waarheid van die ander is een andere, maar waarheid is er voor ons allemaal. Als die ander de waarheid zoekt, zeg dan tegen hem diep in jezelf: Er is waarheid. En hij zal iets meer waarheid vinden. Hij zal gelukkiger zijn. Het is natuurlijk gemakkelijker om te drijven in je eigen besef van alles wat je bereikt hebt. Maar als je het goed bekijkt, wat heb je nog?

Ik heb eens een keer een hoed gekregen. Een hele mooie met rozen, met een mooi lint. Als ik er aan denk, word ik er nog koud van. Ik kreeg kippenvel toen ik hem kreeg. Maar ik heb hem nooit durven dragen. Hij paste niet bij me; ik had er niets bij. Daarom heb ik die hoed nooit echt gehad. Hij was er wel, maar ik had hem niet. He was een beetje een droom, een illusie. Die hebben we allemaal, daar hebben we allemaal meer dan genoeg van.

Ik zeg u dit: We hebben allemaal, zoals we hier bij elkaar zitten, onze dromen: de dingen die we wel hebben, maar die niet echt zijn, omdat we er niets mee kunnen doen. En daar zijn we het drukst mee bezig. En we hebben een hele hoop dingen echt, al denken we er soms niet aan. Je kunt misschien zeggen: Ach, ik word oud en gebrekkig, of: nou, het gaat mij niet zo goed, of: ja, als ik nou nog lang dat werk moet doen, dan weet ik niet of dat me nog goed afgaat. Dat kun je allemaal zeggen, maar in feite kun je het, omdat je weet wat het is.

Als je oud bent, dan is die ouderdom om te zetten in kracht, in uitstraling, in begrip, in wijsheid. Als je maar niemand afwijst. Als je denkt dat je werk teveel wordt, vraag je dan innerlijk af wat je werk is en je zult zien dat je het aankunt.

Zo kan ik doorgaan. Er is één kracht. En van die kracht hebben we allemaal een stukje. En als we daar nu maar wat mee doen, dan hoeven we geen medelijden te hebben met elkaar, maar dan kunnen we elkaar begrijpen. We kunnen aanvoelen hoe het met een ander staat. Ik heb een tijdje geboend voor een man van de bank. Een deftige meneer, een procuratiehouder. Die zat met erge zorg. En het gekke is, ik kon die man begrijpen. Zeker, hij zat aan te hikken tegen nou, misschien wel tienduizend gulden en ik zat aan te hikken tegen drie dubbeltjes, maar we hikten allebei. Dan heb ik niet gevraagd: hoe denkt u erover? Wat is uw probleem?’ Ik heb toen ook gedacht: arme kerel, nou zit je er net zo gesjocht voor als ik.

En zo denk ik nu nog. Zo mag u ook denken. Niet: wat is het probleem omschreven? Neen, ken ik het in mezelf? Ken ik het in mezelf, dan kan ik er een weg voor vinden. Zoals ik een weg heb gevonden als er eens een keer een kwartje te weinig in kas was. En dan kun je dat doorgeven aan die ander. Dat zal hij nooit begrijpen, dat je hem begrepen hebt. Maar hij zal aanvoelen dat je ergens iets geeft, dat je kracht geeft, wat anders. En meer dan dat wil ik niet.

Als ze mij boven op de rol willen zetten als leraar, pfoe, ik zie mezelf al: “Dames, als u de was goed wit wilt hebben, dan moet u ze eerst spoelen met blauw en dan moet u ze als het even kan, liggend op het grasveld laten drogen in de zon en op een winderige dag wordt ze het frist.” Dat is het enige waarin ik meester kan zijn, of meesteres,. Dat is het enige wat ik zou kunnen.

Neen, het enige wat ik jullie zeggen kan, is: Hou een beetje van elkaar. Begrijp mekaar een beetje. Behandel mekaar desnoods zoals je je kinderen behandelt. U weet misschien helemaal niet wat voor ellende ze nu werkelijk hebben gehad. En van wat ze vertellen, daar geloof je nog niet een derde van. Maar wat doe je? Je drukt ze tegen je aan en je kijkt of er misschien nog een extra stukje snijkoek is of een andere luxe, je geeft ze wat en zegt: “Kom, het is niet zo erg, morgen gaat het beter.” Zo moet je met je medemensen omgaan.

Dat is nu voor mij de kracht van het licht. De kracht van de werkelijkheid, de kracht van wat ze Onze Lieve Heer noemen en de heleboel. Voor mij is dat gewoon: Ik begrijp dat je zorgen hebt. Ik vraag me niet af: hoe? Ik begrijp, dat je je ziek voelt of dat je krachteloos bent. Ik vraag me niet af: hoe en waar0m, dat komt misschien nog wel. En alles wat je erover vertelt, daar geloof ik nog niet dàt van. Maar je hebt zorgen, je bent zwak, je bent ziek, je hebt nood. Kom, laat mij je troosten. Kom, laat mij je helpen. Kom, laat mij je iets geven van mijn kracht, van mijn wezen. Laat mij het even voor je dragen, totdat je zelf weer verder kunt. Dat is mijn geloof.

Je moet die jongen daar zien staan (de inleider). Hij heeft u nog zo gezegd, dat ik me netjes zou gedragen. Aan de andere kant staat hij een beetje gek te kijken. Hij had nooit gedacht dat er kracht kon zijn, zonder dat het deftig was. Maar dat is nu juist het mooie. Dat leert hij ook nog wel.

Als je een liefde kunt hebben voor alles wat er is, wanneer je kunt proberen om te begrijpen wat er in is, dan hoef je niet te redeneren, dan hoef je alleen maar te zeggen: “Ik heb wat kracht over, ik heb nog wat uithoudingsvermogen. Hier ben ik, kom maar even hier, ik zal je even troosten.”

En als er een grote God is, zoals ze gepreekt hebben, achter dat licht, wat kan Hij anders doen? Want dat is het enige waardoor we betekenis hebben. Een God, die niet kan zeggen: “Kom eens hier, ik heb de kracht, rust maar even uit. Kom maar hier, hier heb je een snoepje, wees nu maar kalm”, dat is geen God voor mij. Een mens, die iedereen wil helpen, maar die niet rustig kan zeggen: “Wees nu maar even jezelf, huil maar even uit, het is allemaal niet zo erg. Kom nu maar hier, ik  zal er wel even voor zorgen”, dat is geen mens.

Het is de kracht van de liefde. En dan niet van die sentimentele liefde, maar gewoon van het gevoel dat je erbij hoort, waar de hele wereld om draait, de hele kosmos. Er is geen licht en er is geen kracht, zonder dat je eerst probeert mee te leven met elkaar en met de schepping en met alles wat er is. En als je dat niet kunt, dan mag je voor mij geleerd zijn, dan mag je voor mij machtig zijn, dan mag je voor mij barsten van de poen, dan ben je niet dat waard. Dan kunnen ze je beter bij elkaar vegen in het vullisblik en in de aswagen gooien. Dan deug je niet.

Als jullie hier bij elkaar zitten en je begrijpt iets van wat ik probeer te zeggen, je begrijpt iets van wat ik probeer aan jullie over te brengen, dan weet je het. Wat ik zeg dat is eigenlijk niets anders dan: Luister, we hebben allemaal een droom van geluk; en dat is de werkelijkheid. We hebben een droom van kracht; die is meer waard dan alle machteloosheid die we voelen. We hebben allemaal het idee dat we gebrek hebben. Maar we hebben ergens zoveel meer, dat die gebreken in het niet vallen.

En als je denkt, dat je het niet aan kan, kom dan eens hier en huil maar eens even uit. Dan gaat het vanzelf wel weer voorbij. Want de werkelijkheid is licht. De werkelijkheid is geluk. De werkelijkheid is zo groot – mensen ik wou dat ik het kon zeggen – zo gelukkig, dat er niks is wat meer waard is. Dat is niet mijn werkelijkheid, dat is jullie werkelijkheid, of je het gelooft of niet.

Ik heb gedaan wat ik gezegd heb: ik heb mijn boodschap overgebracht. Waarschijnlijk denk je: nou die trien, die heeft weer eens flink gebabbeld. Ze heeft haar mond voorbij zitten praten. Maar wat ik gezegd heb, heb ik gemeend, echt gemeend. Niet alleen voor vandaag of voor dit ogenblik, maar voor altijd. Als je niet meer verder kunt, kijk dan maar eens van binnen naar boven en huil dan maar uit. Als ik wat heb wat ik je geven kan, zal ik het je geven. Want we leven samen en niet alleen.

Nou, luitjes, je hebt het lekker uitgehouden. Ik heb nog andere besognes, ik moet nog werken. Er zijn een hele hoop mensen, die ik nog effetjes een riem onder het hart moet steken of een hart onder de riem. Het verschilt wel eens. Sommigen die hebben geen hart, nou, die douw je een hart onder de riem. En sommigen hebben een afgezakt hart, die douw je een riem onder het hart, nietwaar?

Daar ga ik me nou mee bezighouden. Omdat geluk geen geluk is, als je het niet kunt delen. Omdat licht geen licht is, als het niet overal kan doordringen.

Het beste samen en.. . ja, ik kom niet zo vaak aanlopen, dat snap je. Maar als er wat is, denk aan mij en je weet waar je me kan vinden!

image_pdf