30 april 1989
Wanneer u met uw geestelijke leiders en broeders wilt gaan spreken over de juiste leefwijze in deze dagen, zo wil ik gaarne van mijn zijde ook enkele punten naar voren brengen.
Er zijn een aantal eenvoudige en wijze gezegden, die in deze tijd worden vergeten. Eén daarvan luidt:
“Wie in vuil water heeft gebaad, reinigt zich door in zuiver water te baden.”
Hieruit blijkt dat handelingen en werkingen, die volkomen gelijk zijn, desalniettemin voor het “ik” een tegengestelde werking kunnen hebben. Er is geen eenzijdigheid van denken, leven of beschouwing mogelijk. Zo stelt men in deze dagen vaak, dat de mens hen moet volgen, die beter weten. Maar bij ons zegt men:
“Hij, die het hardst schreeuwt, is slechts een holle eend, geslagen door een verteller.”
Dit betekent, dat men in deze dagen vooral niet mag luisteren naar hen, die luidkeels verkondigen dat zij de waarheid kennen. Slechts hij, die zichzelf kent en oordeelt, kan waarlijk oordelen voor zichzelf en weten, welk pad voert tot het doel, dat hij zich stelde. De kracht van het leven is niet gelegen in de haast, waarmede men zijn tijd verbruikt, noch in de zorgen, waarmede men zichzelf omringt. Kracht van leven betekent: harmonie met het zijn. Slechts daar, waar de tegendelen met elkander in overeenstemming zijn, bestaat de ware levenskracht.
De mens, die zich gedraagt als slaaf, zal slaaf zijn. Hij, die zich gedraagt als heerser, zal eveneens slaaf zijn; n.l. van zijn behoefte om zijn macht steeds uit te drukken. Slechts hij, die niet denkt aan macht en zichzelf is, kent vrijheid. En slechts wie vrijheid kent, kan zijn doel bepalen en bereiken. De Grootkrachten, die in deze dagen van uit het Al inwerken, zijn niet gebonden aan uw beelden en voorstellingen. Zij zijn eveneens niet gebonden aan de normale regels, die er voor geest en materie bestaan. Maar let wel, dat hij die eet toezie dat hij niet teveel eet, want voor hem wordt het voedsel tot gif. Wie van u de kracht van deze dagen erkent, aanvaarde deze kracht slechts in zoverre als ze kan worden verwerkt, zonder dat de eigen persoonlijkheid daarbij teloor gaat. Alleen op deze wijze zult gij in uw dagen kunnen beantwoorden aan al datgene, wat noodzakelijk is.
Men spreekt u over het beminnen van vijanden. “Heb uw vijanden lief”, zo luidt deze spreuk in het westen. Een vijand waarlijk liefhebben betekent echter: hem tot niet‑vijand maken. Men heeft dus niet de vijand zelve lief als vijand, doch tracht het wezen, dat nu vijandig is, tot vriend te maken. Vergeet dit nooit! Want dat, wat gij vijand noemt, is niet een wezen maar een toestand. In deze dagen staat veel in wezen vijandig tegenover uw bestaan. Besef dit; en bestrijd de toestand, gelijktijdig trachtende hen, die deze toestand trachten in stand te houden, tot uw vrienden te maken en deel te doen hebben aan de vrijheid, die gij voor uzelf begeert en handhaaft.
Waar een mens gelooft ‑ zo stelt men u ‑ zijn hem alle krachten gegeven. Ik zeg u: Vele zijn de veranderingen; en voortdurend veranderen zich de waarden en de gestalten, als aangegeven in de Tsi King. Maar wie verandert en toch zichzelf kent, blijft zichzelf gelijk. Weet, wat gij zijt, ongeacht de uiterlijkheid van uw wezen. Zoek in deze dagen niet naar de leidsman, die u leiden zal, want hij verandert voortdurend. Zoek naar de leiding, die gij innerlijk bezit en volg deze: uw eigen kracht door alle veranderingen.
Bedenk dat hij, die iets verbergt, zich van zijn eigen schuld en onmacht bewust is. Zo iemand u iets verbergt, zult gij weten dat hij daarin niet sterk is. Zo iemand u vreest, zal hij u uitsluiten. Daar, waar een mens u aanvaardt en u doet binnengaan in zijn denken en in zijn rijk, zal hij u echter als gelijkwaardige tegemoet treden. Besef, dat gij wordt gevreesd. Besef, dat men u vreest. En besef ook, dat deze vrees niet voortkomt uit de werkelijkheid van uw bestaan, maar wordt gebruikt door hen, die de vrezen wel kennen. Geloof nimmer een mens, die zijn handelingen verklaart met een zogenaamde noodzaak, die ‑ naar hij zegt ‑ hopelijk nooit zal worden verwerkelijkt. Wie wapens smeedt, smeedt wapens om ze te gebruiken. Wie krachten oproept, roept krachten op om ze te gebruiken. Let daarom niet op de woorden, maar let op de daden, opdat gij daaruit zult kunnen beslissen, wat waar is.
In uw wereld is de begoocheling altijd een sterk element geweest. Maar altijd weer zal de mens in de wereld, die rond hem is, het spiegelbeeld van zijn eigen waarheid kunnen erkennen, zolang hij deze wereld niet aanvaardt, zoals zij zichzelf noemt, maar haar slechts ziet van uit zichzelf. Want ziet: Een dwaas kan het gewaad van een mandarijn dragen en toch een dwaas blijven. Maar de wijze in het gewaad van een bedelaar doet zijn wijsheid blijken uit de manier, waarop hij u tegemoet treedt. En zo zijn wijsheid tot u spreekt en niet zijn gewaad, zo hebt gij waarlijk waardevolle krachten gewonnen. Het is in deze dagen voor ons noodzakelijk, dat wij samenwerken in geest en stof. Maar een samenwerking kan nooit gebaseerd zijn op een gezamenlijk dogma of een gezamenlijke regel; slechts daar, waar de behoefte overheerst, zal de ware samenwerking ontstaan. Wij dienen ons eerst te realiseren, wat wij in stof en geest behoeven, wat onze noden zijn, die wij trachten te overwinnen. Dan eerst zullen wij waarlijk kunnen samenwerken.
Ten laatste dient gij te beseffen, dat er twee vormen van schuld of zonde zijn: Er is de zonde van het werkelijke kwaad, dat zichzelf wreekt en dat dus onmiddellijk door zijn gevolgen kenbaar wordt als kwaad. En daar is het kwaad, dat de mensen zo hebben genoemd, maar dat in zichzelf vaak zonder betekenis is en soms zelfs goed kan zijn.
Oordeel dan niet over goed en kwaad uit datgene, wat bij anderen leeft of wat anderen u verklaren. Bedenk, dat geen enkele mens ‑ zelfs zij, die op de meest intieme wijze elkander nader komen ‑ in staat is een ander zijn wezen werkelijk en volledig te openbaren. Zoek daar om uw eigen begrip van juistheid. Want slechts wie zichzelf rechtvaardigt en zijn weg kiest, zal kunnen komen tot een waar bereiken in uw wereld en een waar samengaan met de krachten van de geest en de krachten van het licht.
Ik hoop, dat gij deze regels zult zien als een leidsnoer voor uw eigen realisatie van de juiste leefregels in deze tijd.
Ik dank u zeer, dat gij mij hebt willen aanhoren.
Vrienden
Een gehele avond spreken over Jezus lijkt veel. Laat mij u echter zeggen dat de waarheid, die hij dient en waaruit hij ook op dit ogenblik en in deze tijd spreekt, meer waard is dan een enkel uur van uw aandacht. Hij heeft eens gezegd, dat Jeruzalem zou vergaan. Hij heeft in deze dagen tot de wereld gezegd: “Indien gij niet keert van uw wegen, zo zult gij ondergaan.”
Deze dagen zijn dagen van wondere kracht en van bijzondere spanningen. Aan u gaat veel daarvan voorbij, want gij ziet te weinig van uw wereld om te beseffen, wat zich afspeelt onder de mensen; en gij ziet te weinig van de hemelse krachten rond u om te beseffen, hoe een wonderlijk spel van licht zich afspeelt in elke sfeer, die deze aarde benadert. Maar ik zeg u: Versaag niet in deze dagen. Zeg niet: Het zal later komen. Zeg niet: Deze wereld zal vergaan; of: deze wereld zal worden gered. Want deze dingen kunt gij niet bestemmen. Maar gij kunt bestemmen de kracht, die leeft in deze tijd. Gij kunt haar richten in uw eigen wezen. Van uit uzelf kunt gij de broederschap vinden, de verbondenheid met anderen, die noodzakelijk is.
De eerste tekenen ervan hebben aan de hemel gestaan, maar slechts weinigen hebben ze gezien. De eerste grote tekenen van kracht zijn geschied en de mensheid heeft meewarig het hoofd geschud en gezegd: “Ach, de natuur is toch zo onbetrouwbaar.” En steeds sterker en feller komen de tekenen. Niet alleen maar als een schim aan de hemel, die weer verdwijnt, zoals het kruis van wolken dat uiteen viel onder het flitsen van de bliksem. Neen, het is het beven van de aarde; het is de zee, die opstandig wordt. Het zijn duizend‑en‑één kleine dingen tezamen, die elke keer weer in steeds kortere tussenpozen tot de mensheid zeggen: Dit is de tijd der verandering.
Mijn broeders en ook ik, wij willen u helpen om in deze tijd der verandering verbetering te vinden. Maar dit kan slechts geschieden, indien gijzelf dit wenst. Denk niet na over wat morgen zal gebeuren. Vraag niet: Zal er oorlog zijn of vrede? Zal de aarde beven of zal ze rustig de mensen dragen? Vraag uzelf af: Wat is de waarheid, die in mij spreekt op dit uur, op dit ogenblik? Want waarlijk, indien gij luistert, gij zult, in uzelf de stem vernemen, die u zegt, hoe gij moet gaan. Niet luid en overweldigend als een trompet die roept tot een oordeel, maar als een zachte stem, die u steeds weer zegt: “Zó zult gij gaan.”
Beantwoord aan de kracht, die in u leeft. Zoek de kracht van eenheid, van verbondenheid door waarlijk te leven voor anderen; en gij zult zien, dat de wonderen van deze tijd ook aan u geschieden. Zeg niet: In deze dagen zijn wonderen onmogelijk. Want ik zeg u: Zo gij vertrouwen hebt, zo gij in uzelf de kracht erkent, zijn de wonderen meer voorkomende gebeurtenissen dan de dagelijkse dingen. Indien gij wijsheid begeert, vraag niet naar de wijsheid der mensen, die vastgeroest is in wat zij noemen: het denken van de redelijke mens. Maar vraag naar de kracht, die u wekt en die tot u spreekt. Dan alleen zult gij de wijsheid bezitten om deze dagen te begrijpen. Indien gij niet weet, waar te gaan of hoe te handelen, leer dan in uzelf te vragen naar het Licht. Verhef uw stem en roep tot de wind, tot het uitspansel. “God, geef mij Uw kracht en Uw weten, want uit Uw naam en uit uw kracht wil ik leven in deze tijd.” En zo gij geloof en roept, zal u het antwoord gegeven worden. Indien gij meent machteloos te zijn temidden der mensheid, vraag uzelve af, waar uw kennis, waar uw kracht schuilt; en gij zult ontdekken: sterk ben ik door de kracht, die in mij woont.
En zo men u zegt, dat dit een tijd is van strijd, van verdeeldheid, zeg als antwoord slechts: Dit is de tijd der vernieuwing, waar in het vuur van de goddelijke Krachten de mensheid versmelt tot een geheel. Ik verzet mij daartegen niet. Want ziet, slechts uit de eenwording van de mens wordt hernieuwd geboren de bewuste mensheid. Veel heb ik u niet te zeggen. Gij zult het horen. De radio zal het u vertellen, uw courant zal het neerschrijven, de mensen zullen het u fluisteren. Want er gebeurt veel. Er zullen rampen zijn en ongelukken. Er zullen ziekten zijn en strijd en wreedheid. Zo gij die dingen verneemt, zeg niet: “Hier komt het oordeel.” Maar zeg: “Deze onvrede kan ik niet erkennen. In de vrede van de kracht des levens wil ik streven naar de harmonie, waaruit al wordt geboren.”
En zo gij tekenen aan de hemelen ziet, zeg; “Ziet, de hemelen zelf schrijven neer, wat er geschiedt.” Maar vrees niet. En bovenal in deze dagen zeg ik u: Wees niet terneergeslagen of angstig, maar wees vreugdig. Wat was is een begin, een inleiding geweest. Wat komt is een verdere ontplooiing. Wees zeker van de kracht des Lichts en gij zult het Licht vinden, dat wij allen volgens de wil van de Schepper trachten te geven aan uw wereld en aan alles, wat daarop leeft. Er zijn vele Meesters. Maar elke Meester is voor u slechts een aspect van God. Dien uw God en gij zult het weten vinden, dat voor u noodzakelijk is. Zoek niet de wijsheid van de Meester alleen. Zoek uw eigen wijsheid en aanvaard uw God; en uw Meester zal vervolledigen wat gij onvoldoende in uzelf erkent. Zo gij meent, dat uw krachten falen, richt u op de innerlijke kracht en gij zult zien: in de komende maanden zal hij, die waarlijk uit geloof en vertrouwen handelt, steeds meer bereiken, steeds meer tot stand brengen en steeds meer voleinden, dat buiten het begrip ligt van hen, die menen dat zij deze wereld nog richten. De broeders zullen u, indien het noodzakelijk is, niet slechts helpen maar voorlichten omtrent dat wat er geschiedt. Bovenal zullen zij u herinneren aan de kracht, die in u leeft zoals ik op deze avond heb gedaan. Zoek naar de kracht in uzelve en de vernieuwing wordt u kenbaar.
Dat het Licht met u moge zijn, ook wanneer de wereld duister schijnt.
Gegroet, broeders en zusters
De krachten van deze tijd uiten zich op het ogenblik sterker en sterker in de materie. In toenemende mate wordt u geconfronteerd met de stoffelijke gevolgen van geestelijke onrust en verwarring, die sinds lange tijd gegroeid zijn. Gelijktijdig zult u worden geconfronteerd met voortdurend nieuwe noodzaken, behoeften en erkenningen. Besef wel, dat deze belangrijk zijn in uw leven. Rampen en lijden zijn middelen om de mensheid tot bewustzijn te dwingen, daar zij zonder dit het bewustzijn verwerpt. De krachten die op dit ogenblik schijnbaar redeloos spelen met de levens van mensen en de belangen van een gehele maatschappij, zijn voortgekomen uit de noodzaak die maatschappij te confronteren met haar eigen machteloosheid en met de gevolgen van haar eigen zijn. Want het licht en de waarheid van deze tijd zijn hard, zuiver, lichtend.
Het is de liefde van de grote Kracht, die het ons mogelijk maakt tot u te komen en de woorden te spreken die noodzakelijk zijn, opdat gij zult weten wat er geschiedt; opdat voor u datgene, wat voor anderen hardheid, wreedheid, onredelijkheid schijnt, kenbaar wordt voor wat het waarlijk is: de liefde van een Schepper, Die wil voorkomen dat een dolende geest in zelfgeschapen doolhoven ten onder gaat. Zo gij deze tijd kunt aanvaarden, is het een tijd van licht en van vreugde. Zo gij deze tijd kunt aanvaarden, is zij voor u een dienende kracht, die u voortstuwt naar nieuwe bereiking. Zo gij de krachten van deze tijd in uzelf verwerkt, zijn zij voor u een steeds zuiverder erkenning van de oude waarheden.
Deze waarheden, die op het ogenblik sterk tot uiting komen, wil ik hier kort voor u opsommen:
- Strijd is een deel van het menselijk leven. Indien de strijd wordt gevoerd om de strijd en niet om de overwinning of om eigen macht en uitdrukking, dan is zij aanvaardbaar en noodzakelijk.
- Liefde is niet in strijd met het begrip strijden, maar kan daaruit zelfs voortvloeien. Werkelijke liefde is een worsteling om zichzelf te begrijpen en gelijktijdig het grootst mogelijke goed voor allen te bereiken
- Geheel de aarde, al haar middelen en de krachten van de geest zijn geschonken aan hen, die in menselijke vorm leven, opdat zij daarin zullen leren meer dan mens te zijn. Het is daarom noodzakelijk het menselijke voor zichzelf te erkennen, te beleven en te bepalen; en van daaruit te komen tot een begrip, dat de menselijke waarden overtreft en het “ik” tot een eenheid vormt, met een geheel, dat boven het zuiver stoffelijke ligt.
Ten laatste wil ik u erop wijzen, dat licht en duister onafscheidelijke gezellen zijn, voortkomende uit dezelfde bron, uitende hetzelfde leven, tot stand brengende hetzelfde maar verschillend van gerichtheid en kracht door de gerichtheid van uw eigen persoonlijkheid. Zo gij dit alles beseft, overweeg dan hoe uw schreden zullen zijn in deze tijd.
Indien gij gelooft aan een goddelijke Kracht van licht en waarheid en gelooft aan de zin van al wat er geschiedt, indien gij vertrouwt op een God, Die in Zijn lichtend wezen voor een ieder het einddoel heeft gesteld, aanvaard dan wat het leven u biedt. Aanvaard vooral de geestelijke kracht, die u wordt geboden.
Indien gij erkent, dat de mens op zijn weg tot God nog niet ver is gevorderd, besef, dat zo gij één schrede zet om uw God te ontmoeten Hij u tegemoet schrijdt. Maar dat gij nimmer uw God tot u zult zien komen, voordat gijzelf u tot Hen hebt gewend; want wederkerig is elke benadering, zelfs die tussen de mens en het Hoogste.
Indien gij voor uzelf hieruit een formule of een bede zou willen distilleren, dan raad ik u aan dit als volgt te doen:
“Kracht Gods, uit U, door U leef ik. Sta mij toe U, zo te beseffen, dat ik Uw wezen in mijn wezen tot uitdrukking breng.
Verwijder mij van datgene in Uw wezen, wat voor mij niet bestemd is.
Leer mij de grenzen zien, die Gij hebt getrokken, toen Gij in den, beginne mijn bestemming hebt bepaald.
Geef mij, o scheppende Kracht, het vermogen om ‑ U benaderende ‑ Uw kracht uit te dragen uit mijn wezen, Uw licht voort te brengen uit mijn bestaan en te bevestigen Uw waarheid buiten de tijd, zelfs in de tijdgebondenheid van het heden.”
Zo gij op deze wijze uw begrip en uw bede tot uw God stelt, dan wordt n.l. voor u waar de oude wijsheid, die ik u ten laatste wil geven.
Ziet, uit de chaos groeien wij tot vorm. En ziet, in de vorm bestaan wij voort; en uit de vorm ontplooien wij ons, totdat wij erkennen het levende. Het levende erkennende keren wij terug, opdat ons wezen worde bekroond met de oneindigheid. De oneindigheid, waarin ons leven zichzelf volbrengt en volvoert en samenvoegt begin en einde, opdat waar zij elk ogenblik van ons leven: Ziet, deel van het zijnde ben ik. Doch ik ben begin en ik ben einde. En ziet, in mij is de bron van alle kracht. Uit mij spreekt de bron van alle heerlijkheid. Uit mij komt voort de waarheid, die is gesteld aan het begin der tijden.
Moogt gij allen op deze wijze streven, opdat gij moogt worden ware spreekbuis van hogere Kracht, beheerser der lagere krachten en dienaar der waarheid, waarin al bepaald is.
Vrede zij met u.
Vrienden
Wanneer een mens het licht der waarheid begeert, zo luistert hij in zichzelf. Wanneer een mens de heerschappij begeert, zo delft hij in de wereld. Wij kunnen de wereld, waarin wij bestaan, nimmer ontkennen. Maar het is ons voortdurend mogelijk de wereld die in ons leeft te stellen als bepalende waarde voor al wat er buiten ons leeft.
De krachten van Licht zijn de krachten der werkelijkheid. Dit geldt voor de mensen van deze golf der bewustwording. Het betekent de voltooiing van een kringloop van vele geboorten; en ongetwijfeld ook de oplossing van vele problemen. Wie deze vernieuwing in zichzelve ervaart, beëindigt de heilige cirkel. Wie echter de vernieuwing van deze tijd afwijst, dwingt zichzelve tot een volledig nieuwe cirkelgang en zal al hetgeen was voor zichzelf moeten herhalen.
Het is voor de mensen van deze tijd ‑ en voor alle geesten, die vlak voor de incarnatie staan of nog als mensen in deze golf van bewustzijn zullen leven ‑ van het allerhoogste belang, dat zij dus de lichtende Kracht in zichzelf verwezenlijken. Deze lichtende kracht is niet een albepalende of alomvattende. Zij is de richtlijn om te ontsnappen aan de stofgebondenheid en om als levend wezen bewust deel te nemen aan de verdere ontwikkeling van het Al. Daarbij zal een ieder, die op aarde leeft, ontdekken dat hij een eigen taak krijgt.
Deze taak lijkt soms onredelijk en in vele gevallen zien wij haar als een ons door het noodlot opgelegde ellende. Besef, dat de vreugdige vervulling van uw taak en de vreugdige volbrenging van de erkende noodzakelijkheden voor u de enige weg is, om de krachten des Lichts in uzelf te kennen. Zoek niet naar datgene, wat vervalt en ondergaat. Want zo gij verdergaat dan noodzakelijk is, zo zeg ik u. De paleizen, die gij bouwt in uw geest, worden tot ruïnen, waarin zij dwalen, die de grond hunner vaderen niet vonden om te rusten. Maar indien gij gaat tot het punt, waarop de bestemming in uzelf is bereikt en daar weet te rusten, de taken u gegeven verder vervullende, zo zult gij erkennen: Ik bouw in mijzelf paleizen van licht. Paleizen, waarin ik kan wonen en rusten, omdat de aarde heeft afgedaan en een nieuwe kringloop van hoger belang en bewustzijn voor mij begint.
Laat u niet bedriegen door de uiterlijke schijn. In deze wereld is niets, zoals het lijkt, zelfs ik niet. Als niets is, zoals het schijnt, zo zult gij op niets mogen betrouwen, behalve op datgene, wat gij in uzelf als waar hebt erkend. Aanvaard deze waarheid; beleef haar en draag haar uit. Maak haar tot de vervulling van al hetgeen u tot nu toe aan de aarde bindt, van al datgene wat u in leven en werken schijnt te ketenen aan een beperktheid van zijn.
De krachten der grote bewustwording, werkzaam rond deze wereld, zullen binnenkort een nieuwe fase van hun werkzaamheid voor allen beginnen. Zij zullen de mens in staat stellen voor zich een punt van licht en werkelijkheid te vinden. Onthoud echter, dat dit u slechts eenmaal wordt gegeven. Aanvaardt gij het en behoudt gij het, het is uw bezit en uw vrijdom. Zo gij het voorbij doet gaan, verwacht niet dat het terugkeert. Verwacht slechts, dat gij een nieuwe en zware taak zult krijgen, waarin het licht op een andere wijze u eens weer kan beroeren.
Zo zeg ik tot u: Wees behoedzaam in deze dagen. Wanneer in u beelden rijzen of in u is een flits van gedachten of weten, behoed deze tederlijk. Want ziet, daarin zult ge hebben gevonden een waarheid, die zich feitelijk bewijst en waaruit gij uw kringloop van levens kunt voleinden. Wanneer deze tijd aanbreekt, zal men u nogmaals hierop wijzen. Maar bereid u voor, want de werkingen zijn begonnen en reeds zullen sommigen de eerste flitsen van licht ervaren hebben. Enkele maanden zal dit verschijnsel duren… Daarna begint de volgende fase voor de mensheid en zal dit geestelijk werk worden gestaakt.
Ik wens u allen toe, vrienden, dat gij buiten alle schijn om, erin zult slagen uw punt van innerlijke waarheid te vinden en dit om te zetten in uw eigen wereld, opdat wij allen bewuster en sterker kunnen verdergaan in de nieuwe kringloop, waarin wij toch hopen bewuster en vrijer de hooglichtende Kracht te mogen dienen.
Vrienden
Sprekend van de krachten van het Licht, wordt de mens steeds meer geconfronteerd met het duister. Toch is het licht aanwezig. Doch daar, waar het licht scherp is, zullen de schaduwen zwart en zwaar zijn. Het duister, dat gij ziet, toont u het bestaan van het licht. Schouw dan naar het licht en niet naar het duister, opdat gij niet ondergaat in een duisternis, die niet waarlijk voor u bestemd is. Kracht van Licht is de waarheid van het leven. De waarheid van het leven is de oneindigheid van uw bestaan, de onbeperktheid van uw mogelijkheden, de kracht die u wordt gegeven om alle dingen te volbrengen en te kennen.
Dit Licht omvat alle tijden. Gij omvat slechts een klein brokdeel daarvan. Leer dan de kracht des Lichts in dit deel van uw werkelijkheid voortdurend te leven en voortdurend in uzelf te ervaren. Indien gij meent zwak te zijn, of niet te weten de waarheid die noodzakelijk is, of niet te kennen het besluit dat gij begeert, richt uw denken op het Licht. Schakel al wat duister en mistroostig is uit. Tracht te denken aan het Licht en ‑ gebaad in dit Licht ‑ opdat u de noodzakelijke kracht, het antwoord of mogelijk het besluit worde gegeven.
En zo gij de gave hebt ontvangen, neem haar in uzelf op en beschouw haar. Want zij is u gegeven als een kostbaar geschenk, waarmede gij moet werken. En besluit dan eerst, hoe gij deze kracht werkzaam zult maken in uw wereld. Indien gij in deze dagen zoekt naar wonderen, zo zeg ik u: De wonderen zijn er, maar de ogen der mensen zijn blind. Zo gij misschien droomt van rampen, die de wereld zullen vernietigen, zo zeg ik u: Het geschiedt voortdurend, doch gij zijt verblind.
Indien gij zoekt naar waarden, die het leven levenswaard maken en meent dat deze niet te vinden zijn, ik zeg u: Gij zijt verblind. Want waarlijk, krachtig en waardevol boven alle dingen is het leven in deze tijd. Groot zijn de mogelijkheden u geboden en sterker dan ooit is de wet van het Licht:
Erken alle schoonheid. Wees rechtvaardig in alle dingen. Draag een liefde in uw hart voor al wat leeft; deze uitend in de volheid van de goddelijke Kracht, Die tot u komt, opdat hij daaruit het Licht moge doen stralen zelfs daar, waar nu nog duister heerst. Uit naam van hen, die werkzaam zijn in de komende golf van lichtende Kracht, zeg ik u het volgende: Laat de verwarring van uw wereld u niet beroeren. Ga vrijelijk uw wegen zonder angst. Besef de kracht, die in u schuilt en dien uw medemens, zelfs indien hij geen dank kent voor deze dienst, zelfs indien hij uw dienst zou willen weigeren. Dien, waar men uw diensten aanvaardt. Schepvreugde, schep kracht, schep gezondheid, waar gij slechts kunt. Leef positief in alle dingen, niet zeggende: “dit is verkeerd”, maar zoekende naar datgene wat goed is volgens uw beste weten.
Leef hieruit en wacht in uzelf, opdat het woord zich in u vorme, zich in u moge uiten en dat de sleutel is tot de kracht van de nieuwe tijd, die binnenkort ook in meer kenbare vorm onder de mensen zal op treden. Aarzel niet uwe wegen te gaan als gebruikelijk, zolang deze aanvaardbaar zijn.
Zoek niet naar dat wat dreigt of dat wat geruststelt. Zoek naar dat wat voor u juist is en door u op juiste wijze, kan worden volbracht. Want ziet, hierin is de kracht gelegen, zodat zij, die waarlijk streven naar juistheid, onthechtheid, niet vrezend voor het gevaar, niet begerig naar bezit, in deze dagen zullen worden verheven ‑ al beseffen zij dit soms eerst later ‑ tot deelgenootschap van de onmiddellijk lichtende Kracht, die hun ‑ waar dit mogelijk is ‑ haar zichtbaar teken zal geven, opdat de krachten van deze tijd aan hen voorbij mogen gaan, wanneer zij hun tocht over de wereld wederom zullen aanvangen.
Moge de juistheid van uw wegen u voeren tot het Licht.
Mijne vrienden
In de beperking van het lichaam zijn de gedachten gekluisterd. Ik voel mij een ogenblik een gevangene, omdat de vrije vlucht van hetgeen mij beweegt niet mogelijk is binnen het middel, waardoor ik mij uitdruk. Indien gij leeft, zo leeft gij uit de grote Gedachte, de Adem, waaruit alles voortkomt. En ziet, in alle dingen is deze Kracht gelijkelijk. In alle dingen uit zij zich en door alle dingen spreekt zij. Zo zijn wij één met de kosmos en de kosmos zelve. Maar gelijktijdig zijn wij het noodlot, dat ‑ van uit zichzelf daden stellend ‑ het Al voor zichzelf herschept als één, die nog niet in staat is om als Brahman het geheel te beheersen, maar als een Brahma zijn gedachten doet uitgaan met het licht, van anderen ontvangen; en zo herscheppend zijn werkelijkheid.
Gij schept uw eigen wereld. Gij schept uit eigen kracht, ofschoon gij dit niet beseft. Gij schept, omdat gij leeft en niets kan u beletten te scheppen, zelfs niet uw eigen wil. Zoek dan datgene, wat u past, opdat gij, die nog niet sterk zijt, niet tracht u te verheffen als een trotse boom op een eenzame vlakte, maar die door de wind wordt geveld. Wees nederig als het gewas, dat zich buigt onder de stortvloed der gebeurtenissen om zich op te richten, zodra de zon schijnt. Wees als de wolken, die drijven langs de hemelen, u ontladend wanneer de kracht der natuur u zegt; “Dit is de tijd van de regen.” En u vervolledigend en wegvluchtend naar andere woorden, wanneer u wordt gezegd. “Dit is de tijd van de zon.”
Wees als een rivier, geheiligd door zijn bron, ontspringend uit het Goddelijke, met zich voerend alle dingen, zowel het afval en de menselijke dood als de volle vreugde van geestelijke krachten. Wees uzelf. Maar wees uzelf slechts, omdat gij weet dat al, wat gij zijt en doet, u voort tot het doel, waarvoor gij bestemd zijt. Kies uw eigen wegen, maar bedenk, dat gij niet alle wegen kunt gaan, doch slechts de weg, die u is gegeven als de juiste.
Wilt gij rechtvaardigheid? Zo schep uzelf een rechtvaardigheid, waarvan gij niet afwijkt; en vraag u niet af, of dit de rechtvaardigheid is van de kosmos. Want ziet, in de rechtvaardigheid, die in u leeft en door uw leven wordt uitgedrukt, zijt gij kosmos. Zo gij zoekt de weg der onthechting, hecht u aan niets; zelfs niet aan uw onthecht‑zijn. Want ziet, wie zich beroemt op dat, wat hij terzijde zet, bemint het meer dan hij, die het wil bezitten. Wees uzelve in de weg, opdat uw onthechtheid worde een aanvaarding van een kosmische kracht, sterker en groter dan gij, geopenbaard in alle dingen rond u.
Kiest gij de weg der schoonheid? Weet dan, dat ware schoonheid ligt in alle dingen en dat het uw wezen en denken is dat schoonheid geeft. Schenk uw schoonheid dan aan alle dingen, opdat de wereld antwoorde op uw wezen en u moge voeren tot de bevrijding van alle dingen, die niet werkelijk zijn.
Gij leeft in een wereld van schijn. Maar ziet: uit deze schijn is de wereld geboren. Begoocheling is deel van de werkelijkheid der mensen. Ontga de begoocheling niet, want gij zult dan geen mens zijn. Besef echter de begoocheling, opdat gij ‑ indien u een eis wordt gesteld, die verdergaat dan uw menselijk bestaan ‑ kunt antwoorden naar waarheid; en niet in de roes van de onwaarheid, die uw wereld nu eenmaal schept. Alle leven, alle kracht van deze tijd is gericht op één doel. Zoals het zaad in de bodem ligt en in een schijn van bederf zich barstend ontplooit, de wortels uitspreidend en kan worden tot een bloem, zo moet deze wereld uit de mest en de dorheid van materialisme groeien tot een geestelijk besef, dat zich voedt uit het bereikte.
En ziet, de waarheid en het treden in waarheid is gelijk het doorboren van de bodem door de scheut, die ‑ borend en zoekend ‑ tracht eindelijk vrij te worden van de omringende duisternis der aarde. Besef, dat gij uzelf moet bevrijden en dat die bevrijding is: krachtsinspanning en strijd. Want wie kosmos is, moet antwoorden op de stem, die de kosmos regeert. Hij, die leeft in het licht van de dag, moet kunnen antwoorden op de naderende duisternis; en in de nacht uit zich het licht van de komende dag doen herboren worden.
Leven is het kennen van licht en duister, elkander afwisselend, vormend de kettinggang, waarin de gebondene zichzelf verliest, maar waaruit de vrije vindt de veelheid van schakels, welke één‑zijn met het eeuwig levend Beginsel.
Nu roepen wij tot u met gedachtekracht. Tot de gedachten, die in u heersen, richten wij een deel van hetzelfde leven, dat gij zijt: onze stem. Hoor ons, doch gehoorzaam ons niet. Hoor ons en besef, dat gij uit uzelf moet besluiten. Want hoe kan een kind volwassen worden, als het slechts wordt geleid langs alle wegen? Toch geef het de vrijheid om spelend te gaan en dartelend leert het de stad kennen, zodat het – groter geworden ‑ alle straten kent en ze zelfstandig kan betreden.
Gij zijt nog te veel geleid in deze tijd. Krachten, groter dan de uwe hebben getracht u te beschermen en te reinigen. Nu is het tijd, dat uw spel wordt gestaakt. Nu is het tijd voor de werkelijkheid.
Men zal u zeggen: “Gij hebt een taak.
Ik zeg u echter: Wat gij “taak” noemt, is: uzelf te zijn, uw eigen wezen uit te drukken in de oneindigheid.
Men zal u zeggen: dat alles is een mengsel van noodlot en eeuwige kringloop.
Maar ik zeg u: Waarlijk, zo onze God ook vele aangezichten heeft, één is Hij. En zo zijn wij één in alle dingen en alle tijd.
Indien gij uw ziel verheft en uw ziel kent licht, zeg niet slechts: “O, Licht, wees mij welkom.” Docht zeg tot uzelf: “Ik ben het prisma, dat het witte Licht doet uiteenvallen in duizend kleuren. En ziet, in de kleuren verwerkelijk ik het Licht, dat mij beroert. Uit mijn weten richt ik het Licht en maak het tot geur, tot kracht, tot vernietiging, zoals het Licht het mij beveelt, dat ik in mij ontbind in zijn factoren. Gij zijt het prisma, waardoor de Eeuwige Zich ontvouwt. Gij zijt het, die uit de eenheid der kosmische Adem de verschijnselen zult moeten vormen, waarin gij openplooit de werkelijkheid van uw wezen. Maar ook de vervullende harmonie, die de veelheid doet terugkeren tot de eenheid, waaruit zij is voortgekomen. Wees uzelf getrouw. Uzelf verloochenen is een dwaasheid, indien gij daarmede uw werkelijkheid terzijde schuift. Wees uzelf getrouw. Wees datgene, wat gij erkent te moeten zijn. Volbreng datgene, wat gij erkent als deel van uw wezen, maar volbreng het niet ommentwille van uzelf, doch ommentwille van de Kracht, die leeft in alle dingen.
Want ziet, zo zullen de gedachten, waarheen wij ons in deze dagen hebben gewend, de kracht die wij in de gedachtewereld zenden in de komende tijd voor u ook metterdaad waarde krijgen en u tonen, dat gij waarlijk zijt geroepen om te volbrengen uw taak; dat gij waarlijk zijt geroepen om uit te drukken de Eeuwige; en dat gij waarlijk zijt: evenbeeld van het kosmisch zijn, zelfs in de beperktheid van uw denken. Aanvaard de kracht, die wij u geven. Benut haar ten goede, niet zeggende: “Ziet, men heeft door mij volbracht,” doch zeggende: “Waarlijk, volbrengende met hetgeen mij is gegeven, heb ik mijzelf, waar gemaakt in het licht, dat straalt uit de Bron van alle zijn.
Het ga u goed, vrienden.
De krachten, die in uw wereld optreden, zijn aanleiding tot de woorden, die ik nu tot u zal richten:
Besef in deze dagen dat niets en niemand uw gedrag kan bepalen, dan alleen uw innerlijk bewustzijn.
Besef, dat uw waarde en plaats in de wereld en in het Al wordt bepaald door de wijze, waarop gij onzelfzuchtig kunt liefhebben en dit Al als deel van eigen “ik” kunt aanvaarden.
Realiseer u, dat geen der krachten, die u beroert in menselijke of andere vorm, zin of betekenis voor u heeft, tenzij gijzelf die betekenis zoekt, erkent en maakt tot deel van uw streven en denken.
Niet slechts de uiterlijke belevingen maar ook de gedachten, die gij meent voor allen verborgen te houden, zijn een belangrijk deel van uw invloed op de wereld. Zij bepalen, hoe de wereld zal antwoorden op uw wezen, wat gij zijt en, wat gij belooft en ervaart. Richt uw gedachten ten goede. Laten het gedachten zijn, die de wereld niet terzijde schuiven, maar in ‑ een erkenning van eigen wereld ‑ met alle problemen en lijden daarvan ‑ de vrijheid en evenwichtigheid der lichtende Kracht tot uiting brengen.
Zo gij gelooft in deze dagen, maak uw geloof tot daadwerkelijke, kenbare waarheid, opdat gij niet verward rake in gedachten, die in strijd zijn met uw daden. Want hij, die in deze dagen strijdig is en denker, en daad niet in overeenstemming brengt, maakt voor zich de wereld tot een hel; hij sluit voor zich de poorten der bewustwording en ondergaat steeds sterker het onttrekken van energie, welke het gevolg kan zijn van onevenwichtigheid.
Bedenk, dat alle mensen in deze dagen streven zoals gij, elk op eigen wijze. Veroordeel daarom niemand, maar zoek in elke mens het als goed erkende te bevorderen en deel te hebben aan het goede alléén, niet aan het kwade.
Zoek in uw medemensen begrip; maar tracht bovenal uw medemensen te begrijpen. Heb geen deel aan hun zelfzuchtigheid. Laat u niet, invangen door hun organisatiezucht. Laat u niet door hun gezamenlijke drang uit uw eigen werkelijkheid wegsleuren. Wees uzelf met begrip voor uw medemensen en help uw medemensen hun eigen wezen en persoonlijkheid te begrijpen door hun begrip te geven en niet slechts de lege woorden, waarin gij uw eigen werkelijkheid tot uitdrukking brengt.
Besef, dat in deze dagen woorden meer en meer hun zin verliezen. Zoals eens volgens de legende in Babel de mensen elkander niet verstonden, zo verstaan de mensen van deze dag elkander niet. Want ziet, zij gebruiken dezelfde woorden en spreken toch een verschillende taal. Spreekt gij dan de innerlijke taal van de bewuste gedachte, en ontvang zo bewust mogelijk de gedachte, die u beroert. Laat dit leven der gedachten in u een eerste plaats innemen, wanneer gij uw houding ten opzichte van anderen bepaalt.
Weet, dat de krachten, die uw wereld gaan beroeren ofschoon werkend op het gebied der gedachten en der gedachtekracht ‑ in zich het zuivere Licht dragen. De mens, die in deze dagen het Licht wil ervaren en ontvangen, zoeke naar het middel om dit Licht tot zijn wereld te brengen. Wacht niet op de bevelen u gegeven, de richtlijnen u verstrekt. Want ziet, deze zijn misleiding en het stempel, dat de wereld tracht te zetten op het bewustzijn, dat gij innerlijk draagt. Leef uw innerlijk en laat de Kracht, die u beroert van uit dit innerlijk in uw wereld het kenbare teken worden van uw verbondenheid met het Al.
Roep niet tot de Meesters. Want zo zij u horen, zijn zij gebonden aan de kracht, die werd gewekt en is hun taak en baan bepaald. Roep in uzelf tot de hoogste Kracht, die gij kunt erkennen. Handel van uit die Kracht en gij zult erkennen, dat de Meesters aan uw zijde staan. Wees niet angstig voor een oordeel, dat over de mensheid schijnt te worden geveld. Want ziet, dit oordeel is schijn; en de tekenen daarvan zijn slechts uiterlijkheden. Zoek naar de kracht der innerlijke verbondenheid, die in al deze waarden meespreekt. Erken de harmonische waarden, die zelfs het contact mens ‑ natuur bepalen en gij zult beheersen daar, waar het noodzakelijk is; gij zult niet onderworpen zijn aan de schijnbare chaos, die dreigt.
Wees blijmoedig en wapen uw hart met vreugde. Want ziet, de mens die vreugdig is, de mens die waarlijk een ogenblik kan lachen, de mens in wiens hart het Licht woont, zal het licht ontvangen en dragen. Hij echter, die in zich duisternis vormt, bindt zich aan een duisternis, die niet behoeft te bestaan.
Zoek niet de zegeningen en de kracht van anderen. Want ziet de krachten van deze tijd laten uw eigen denken tot een zegening worden. En het woord, dat gij spreekt, wordt voor u tot een kracht van onmetelijke waarde. Neem dan die kracht uit uzelf; niet betrouwende op anderen, doch gaande uw weg in volkomen eerlijkheid en rechtvaardigheid, vreugdig en sterk, opdat de beïnvloeding van de gedachtewereld voor u en door u voor anderen moge worden: een hernieuwde openbaring van het haast verblindend witte Licht op deze wereld; opdat alle vlakken van de eeuwige diamant mogen weerkaatsen de werkelijkheid van alle stralen in alle mensen.
Wees bewust. Vrees niet. Wees blijgemoed. Want dat, wat er in uw wereld geschiedt, in deze dagen, is vastgelegd en onveranderlijk. Doch wat gij zijt, is niet vastgelegd en niet onveranderlijk. Het vuur, dat u dreigt te schroeien, kan worden tot een weldoende warmte, indien gij uzelf verandert. Verander dan uzelf.
En zo gij een teken zoekt van kracht: denk. Denk aan de kracht van Licht. Denk aan het verborgen woord in u, dat de verklaring der Nie is. Denk aan datgene, wat gij wilt zijn; niet slechts nu maar alle tijden. En gij zult zien, dat de kracht niet faalt, maar dat zult zijn om alles te dragen; en méér dan dat.
Met deze woorden hoop ik u te hebben voorbereid op datgene wat geschieden, op datgene wat reeds werkzaam is en bovenal u weer eens te hebben opgewekt tot het vinden van de lichtende, jeugdige, levende kracht van alle van deze dagen, die waarlijk kan zijn: de vernieuwing van geest de hergeboorte van waarheid, zelfs in de materie.
Gegroet vrienden
Wanneer de mensheid ziet, hoe haar wereld wordt benaderd door gebeurtenissen en krachten, waarover zij geen meester is, zo is zij bevreesd voor zichzelf en voor de toekomst. En toch is de mensheid geborgen in de grote kracht van Licht.
Want ziet, gij zijt, als kinderen. Kinderen, die nog groeien moeten naar het bewustzijn van werelden, van sterren, van wervelende kleuren. En als kinderen wordt ge beschermd, zelfs tegen uzelf. Groot is de Kracht, die in uw wereld ingrijpt in deze dagen. Uw gedachten krijgen gestalte. En gij zult soms schrikken, omdat zij zo afzichtelijk zijn. Maar wat er gebeurt, komt voort uit u. Want ziet, gij, gij moet groeien.
De krachten van Licht, de hoogste Kracht zelfs, zij vragen van u geen aanbidding, geen nederig neerknielen, geen “Meester, ik gehoorzaam”. Zij vragen van u een antwoord in vriendschap. Want ziet, gij meent, dat er veel verschil is tussen ons, die zo ver van uw wereld staan en uzelf. Maar uit één Kracht en Bron zijn wij geboren. Waarlijk broeders en zusters zijn wij uit de Kracht, die ons voortbrengt. En zo gij niet in staat zijt een antwoord te geven op onze vraag: Broeder, waar zijt gij? wanneer gij knielt of smeekt, zo zijn wij eenzaam. Want gij zijt deel van ons en van onze wereld.
Nu zijt ge nog belemmerd door gedachten, door beelden, die het u onmogelijk maken om zelfs maar onze vraag te horen, wanneer zij tot u spreekt, wanneer wij vragen: “Broeder, zuster, hebt gij een antwoord voor ons?” En daarom, uit de volheid van het Licht dat ons is gegeven, uit de volheid van de verbondenheid die wij met u erkennen en van de genegenheid die de drijfveer is van onze wereld, als zij tot u komt, tonen wij u de gevolgen van uw eigen denken. Niet om u te dreigen of te straffen, maar slechts om u bewust te maken.
En zo gij dan ziet dat mensen vallen, zo gij ziet dat veel wat gij hoog acht teniet gaat, ja, wanneer de zekerheid van uw aarde soms voor een ogenblik teloor schijnt te gaan, besef dan: Niet wij geven u dit, doch gijzelf hebt dit geschapen. Wij tonen u het spiegelbeeld van uw denken, omdat wij antwoord wensen. Omdat wij hopen dat gij ‑ wakker geschrikt door al wat zal geschieden en al wat er reeds geschiedde ‑ antwoord zult geven, diep in uzelf, op onze stem, die vraagt: “Broeder, zuster, kunt gij ons dan nog niet verstaan?”
Ik zeg u: Waarlijk, de mensen vrezen veel in deze tijd. Maar wat gij vreest, zijn de schimmen, die gij hebt geschapen. Zelfs de dood hebt gij gemaakt tot een monsterlijke schim in plaats van de vreugdige intocht in werelden, waarin gij dichter, vrijer ook kunt staan in licht en kracht. Verlaat uw angst. Vreugdig is de wereld van licht. Groot is de wereld van kracht. Sterk en schitterend boven alle dingen is de Bron van ons aller leven. Laat ons dan de vreugde kennen van een verbondenheid met deze Krachten, die de schimmen van menselijk denken verbrijzelt en de eenzaamheid van geest en mens opheft door een ware band van gezamenlijk streven in een wereld, waarin het licht de vreugde is van het zijn.
Gij, vrienden, gij zijt niet onze kinderen. Gij zijt de jongeren en wij de ouderen. Maar wij zijn gelijk. En zo erin u één element is, dat zich bewust is van de waarheid van ons leven, zo zeg ik u, dat geen kracht u kan storen. Zo zeg ik u, dat niets u kan aantasten, dat niets uw lichtende vreugde kan verdrijven. In deze dagen wordt de kracht der gedachten verscherpt, tot zij een spiegel wordt, die zelfs in uw werkelijkheid doordringt. Gebruik dan uw kracht en ook uw gedachten om hen te ontmoeten, die in het licht hunkeren u in vrijheid te zien binnengaan.
Richt uw gedachten op licht, op vreugde, op de angstloze vrijheid van een eeuwig bestaan. En zo gij een stem hoort of meent te horen, geef antwoord, opdat gij sterk moogt zijn in een wereld, waarin de waan nu overheerst, opdat gij wijs moogt zijn in een wereld, die nog moet leren wat waarheid is. Al onze kracht, al ons licht zullen wij geven, zo gij het ons toestaat. Daarom vraag ik u, juist in deze dagen: Denk niet aan uzelf. Denk aan het doel, dat deze kosmos verenigt: het vinden van een harmonie, waarin niets is uitgesloten, waarin niets eenzaam is, waarin wij allen tezamen erkennen de vreugdige oneindigheid van de Bron, waaruit wij zijn voortgekomen.
Gij hebt mijn woorden gehoord en uw gevoel, geeft soms antwoord. Maar dit is niet genoeg. Uw gehele wezen moet in een vrije vreugdigheid, zonder angst de wereld en de waarheid van de wereld aanvaarden, opdat ons doel worde bereikt in deze korte tijd, die ons wordt gelaten; deze tijd, waarin wij u de spiegel van uw gedachten mogen tonen in de stof.
Ik dank u voor uw aandacht aan deze woorden gegeven. Schenk ons die aandacht, wanneer wij roepen, opdat gij innerlijk sterk moogt zijn, opdat de waan verbrijzeld moge worden, opdat het Licht sterker in u moge zijn dag na dag en uur na uur, totdat gij de waarheid beseft, die in u staat geschreven.
Ik groet u.
Lieve vrienden
Dit is een tijd, waarin gij meer dan ooit wordt verenigd met de krachten van ons streven.
Weet, dat deze dagen, hoe vreemd of hoe moeilijk zij u ook mogen schijnen, een ware openbaring zijn van uw eigen wezen aan uzelf; een openbaring van de nutteloosheid der dingen, die gij begeert en nastreeft, van de onwezenlijkheid van veel dat u nu nog belangrijk is. Het leven van de mens is een voortdurend ontmoeten van wat hij kent als dood. Doch ziet, alle dood is een herboren worden in nieuwe kracht, in nieuw besef, in een nieuwe werkelijkheid. Gij leeft naar de dood. Leef echter naar het leven, dat onbeperkt is en niet te beëindigen, zoals het korte bestaan dat gij hier kent.
Namens de Broeders en allen, die met ons verenigd zijn, wil ik u deze avond trachten iets te tonen van het Licht, van de werkelijkheid, waartoe wij allen behoren. Gij, gij zijt als kinderen. Kinderen, die nog vrezen voor het duister. Kinderen, die nog niet weten, wat het licht is. Maar in deze dagen wordt u het Licht gegeven. Het duister zal spreken. Uit de diepte van de aarde zal de stem klinken, die gij “dood” noemt. Aan de hemel zullen de stemmen weerklinken van de angst, die bij u vóór de dood komt. Over de landen zal de stormwind der emoties heentrekken, die gij zozeer vreest. Dit is niet de tijd, dat de Ruiters uitgaan, want nog zijn de tijden niet vervuld. Dit is echter de tijd, dat de Kracht uitgaat om te scheiden dat wat goed kan zijn van dat wat zichzelf verliest in zelfzucht.
Wie zich in angsten dompelt, wie angsten gebruikt, wie angstaanjaging als macht ziet, zal deze wereld moeten verlaten. Terneer gestreden worden zij, die als hoogmoedigen vergeten mens te zijn. Veel zal er geschieden, wanneer de vloed rond de wereld trekt, dat u zal verbazen en u zich doen afvragen: Is dit het leven, is dit de werkelijkheid, of is het een dwaze droom?
Ik zeg u: Al dit wat komen gaat is geen droom. Het is werkelijkheid. De storm die raast, de stortvloed die rond de wereld gaat zijn geen illusies. Zij zijn de beroering van de materie; maar ook de beroering van uw geest, van uw leven. Het is de proef, of gij waardig zijt.
Allen zouden wij de Kracht willen doen ervaren, de grote Kracht van het Licht, waarover nu reeds jaren is gesproken; waarover ik sprak in de stof en waarover ik spreek in elke wereld, die ik beroer. Dit is de tijd van de grote Kracht. Daarom zeg ik u:
Bemin het bewustzijn dat in u leeft; en bemin al wat bewustzijn kent, ongeacht zijn vorm.
Beperk u niet tot land of aarde, maar schenk uw liefde, uw begrip, uw aanvaarding aan al wat bewustzijn draagt.
De tijden zijn nabij, waarin gij ook hiervoor op de proef zult worden gesteld. Tracht uw leven dan niet te baseren op de beperkingen van het verstand alleen. Begrijp, dat deze tijd, juist deze tijd, ook u kan maken tot profeet. Veel wordt u geschonken.
Gij meent misschien, dat deze woorden, plechtig als zij worden gesproken, zinloos zijn? Ach, neen. Gij zult echter de werkelijke betekenis van mijn woorden eerst beseffen, wanneer voor u de proeve komt. Gij zult bevreesd zijn, gij zult verward zijn. Maar gij…. gij zijt als kinderen. En kinderen zijn immers de bescherming van de ouderen waardig. Niet om uw verdienste op deze wereld, maar omdat gij zijt en wilt aanvaarden, zult u alles worden gegeven aan kracht en begrip, aan inspiratie en erkenning, wat noodzakelijk is. Onderwerp u aan het vreemde gezag, dat gij noodlot noemt. Want voorwaar, ik zeg u: Wee hen, die strijden tegen de machten Gods. Niet zullen zij vergaan, maar in grote eenzaamheid zullen zij lijden, omdat voor hen het leven stilstaat. Gelukkig geprezen echter degenen, die kunnen aanvaarden zonder daadloos te worden, aanvaardend wat hun wordt geschonken. Want dit is de tijd, dat gij wordt geroepen. Wie antwoordt, zal weten hoe groot het rijk is van eenheid van leven en bewustzijn, waartoe wij allen behoren.
Eens ben ik opgestegen van de wereld en ben gegaan door de zeven hemelen, de zeven graden van bewustzijn, waardoor men tot de eerste fase van erkenning kan komen.
Ik zeide: Ik trad in de hoogste hemel en ontmoette daar de Almachtige. Nu weet ik, hoe belachelijk deze verklaring was. De macht, die mij God toescheen, is slechts de nederigste dienaar in het verblijf, dat de Allerhoogste Zich heeft gebouwd door Zijn wil. Gij zult vaak goden op uw wegen ontmoeten. Maar zij zijn slechts dienaren; dienaren van het Hogere, rechters en knechten.
De macht, die ons is gegeven, is niet afhankelijk van de wereld, die wij betreden. Indien gij waarlijk beseft en wilt, zal uw wezen zich openplooien als een bloem, die na lange droogte en na de eerste regen in de woestijn ontluikt. Indien in uw wezen de kracht is, die kan aanvaarden de volle liefdekracht, de volle werking van dat wat er in het Al bestaat, dan zult gij sterk zijn als een rots, die niet buigt voor de hevigste orkaan.
Dit mag ik u beloven: Indien gij in uw gedachten de juiste wet van aanvaarding volgt, indien uw leven is gebaseerd op harmonie en op liefde, indien uw streven is naar het erkennen van eigen nietigheid in het geheel en eigen dienstbaarheid aan de Kracht die schept, zo zullen u de krachten worden gegeven, die u in de ogen der mensen tot goden maken. Zo zal u de wijsheid worden gegeven, waardoor gij de ketenen van menselijk denken kunt verbreken en uw geest vrijelijk daarheen zenden, waar zij voedsel zal vinden voor haar honger naar liefde en kracht.
Niets zal u geschieden, dat niet dienstig is voor het geheel. En niets zal u genomen worden, doch steeds zal u gegeven worden. Voor u zal dit waar zijn, zelfs indien de wereld meent dat gij verliest. De kracht, waaruit ik leef, is waarborg voor mijn woord. Gij kunt reeds als mens in deze dagen leren in te gaan in het rijk, waar de Volmaakte heerst. Aan uw streven daartoe zal alle kracht, die gij behoeft, worden gegeven.
Maar dit is niet genoeg. Gij, hier aanwezig, gij vindt misschien die kracht. Gij zult misschien deze taak kunnen dragen en kunnen volbrengen. Maar rond u, rond ons is een wereld, die niet weet. Zij beseft niet hoe onbelangrijk de kleine verschillen zijn. Zij kan niet aanvaarden dat eenheid en samenwerking belangrijker zijn dan al het andere op aarde en in de hemelen. Zij stellen hun dwaze beperkingen en eisen. En zo dragen zij het zaad van de ondergang met zich.
Laat ons, die hier tezamen zijn, dan niet alleen denken aan de grote en ware belofte, die ik een ogenblik voor u verklankte.
Laat ons een ogenblik denken aan hen, die nog niet bewust zijn.
Laat ons denken aan de dwazen, die strijden en niet de vrede waarlijk dienen.
Laat ons denken aan hen, die geweld zien als een middel tot beheersing en macht, maar zichzelve niet beheersen.
Laat ons denken aan hen, die bezit aanbidden en bezit vergarende armer zijn dan ooit te voren.
Laat ons denken, vrienden, aan al hetgeen in uw eigen omgeving zo onvolmaakt lijkt, aan al wat gij misschien meent te ontberen.
En laat ons ons wezen in dienst stellen van de Grote Kracht.
Nu ‑ acht mijn woorden wel! ‑ zeg ik u; Indien gij, in de naam van de Kracht die u geschapen heeft, in de naam van de God waarin gij gelooft en in de naam van de hoop die gij hebt op het gelukkig voortleven in de geest, uzelf onderdanig wilt maken aan het Grote, zo zult gij erkennen dat hierin een macht is, zo sterk, dat zij een wereld kan doen beven, vernietigen of redden. De kracht, u gegeven ‑ niet slechts nu, in dit ogenblik, maar rustende in u ‑ is de kracht, waarmede gij uw wereld kunt redden, alle grenzen kunt slechten, waarin gij de band van mens en mens, mens en geest, kunt maken tot een waarlijk goddelijke erkenning des harten.
Ik zeg u: Gij, die weet van deze dingen, dit is het ogenblik, dat tot u wordt geroepen. Gij kent uw taak. In uw dromen hebt gij deze weg reeds begaan. Ga thans tot deze taak over. Nu. Van heden af. Gij weet in uzelf, hoeveel gij kunt doen. Gij weet in uzelf dat gij sterk zijt. Gij weet, dat de harmonie in uw wezen de kracht is, die u leidt. Aanvaard dan uw taak op dit ogenblik. En gij, die deze taak waarlijk aanvaardt, u zou ik willen vragen: Wees één in uw streven met mijn Broeders, met alle krachten, die met ons zijn in deze dagen.
Laat ons gezamenlijk de kracht in u bevestigen en in de wereld bevestigen.
Laat ons een deel van de atmosfeer reinigen van haat.
Laat ons een deel van deze wereld de harmonie doen kennen.
Zo gij wilt, waarlijk wilt, geef mij uw stem. Want ofschoon ik in uw ogen misschien machtig ben, zonder u is mijn macht waardeloos.
Broeders, zusters, krachten van liefde en licht, het is uw wil, die ik volvoer.
Vrede zij de wereld!
Vrede en kracht zij in uw aller wezen.
Vrede en kracht en licht …. vernietig de haat!
Wees één met mij in de liefde van mijn wezen voor leven en schepping, in mijn liefde voor U, o Schepper, in mijn besef van de harmonische eenheid, die Gij ons als doel stelt:
Laat er vrede zijn.
Laat de haat sterven en licht zijn de vrede.
Maar laat het licht reinigen gedachten en sferen, opdat de harmonie en Uw vrede deze wereld moge openbaren het Licht; gezond makende wat ziek is, herstellende wat gebroken is, brekend al wat is de kracht des kwaads.
In de naam van mijn God en van u allen, O, broeders, in de naam ook van allen, die met mij zijn …. volbreng deze daad in liefde. Bemin de wereld. Bemin het leven. Schenk met ons voortdurend deze kracht aan uw wereld, helpende en beschermende de zwakken.
En zo de harmonie is erkend en de taak aanvaard, zullen wij trachten de laatste gave, die ik u mag uitspreken, voor deze dag te schenken.
Aanvaard dan wat wij u mogen geven:
Vrede in uw harten. Genezing voor uw kwalen.
Sterkte in uw streven.
En het zien van de waarheid, die u bestemd is.
In de naam van de Almachtige God, in de naam van de Meesters en de Krachten der sferen, in de naam van U, o verkondigers der waarheid en in de naam des Lichts zij de gave bevestigd.
Vrienden, het voertuig verdraagt mijn aanwezigheid niet langer. Maar al verlaat ik u, mijn liefde en streven zijn ziet u. De liefde en het streven van alle Meesters en Leraren, van alle Krachten en Stralen des Lichts zijn met u.
Wees sterk, wees vreugdig, wees in harmonie, opdat wij gezamenlijk mogen bereiken.
Moge de Onsterfelijke en Onmetelijke met u zijn en u helpen uw gedachten te overwinnen, opdat gij de waarheid van uw wezen moge vinden.
Goedenavond, vrienden
Wanneer de mens in zijn leven wordt beroerd, zo is zijn kreet: gerechtigheid! Toen zal menigeen beseffen, dat men zichzelf van uit zichzelf onrecht doet. Wanneer men vraagt om gerechtigheid voor anderen, vraagt men om gerechtigheid voor zichzelf. Vraagt men echter, om kracht voor anderen, zo vraagt men ook om kracht voor zichzelf.
In deze dagen, nu u zich gaat bezighouden met een nieuw jaar, wil ik u zeggen:
Vrienden, broeders, zusters, al datgene, wat gij de wereld doet, wordt u gedaan. Gij kunt u in deze fase niet losmaken van de wereld, waartoe gij behoort. Gij kunt geen harmonie kennen, die slechts voor u bestaat en voor anderen niet. Gij kunt geen weg vinden, die slechts anderen kunnen gaan en gijzelf niet, of omgekeerd. Er is één weg, één kracht, één waarheid. En het is die waarheid, welke werkzaam is in deze dagen. Het is de weg, die in deze dagen wordt gekozen of verworpen.
Wees dus niet te zeer gebonden aan uzelf. Begrijp, dat de gehele wereld ‑ ver of nabij ‑ deel is van uw wezen en dat het niet belangrijk is, wat gij doet aan die wereld, maar dat het belangrijk is, hoe de relatie is tussen u en die wereld. Wat gij doet, doe dat met inzet van geheel uw wezen, geheel uw denken, geheel uw hart. Laat elke daad zijn een bron voor een nieuw harmonisch besef. Laat elk zoeken naar kracht een bron zijn van licht. Want waarlijk, veel zal u worden gegeven in de dagen die komen.
Onze Broederschap heeft voor dit jaar haar wetten en regels gesteld. Ook wij zijn afhankelijk van de kosmische krachten die optreden, maar wij weten dat de weg der harmonie de enig juiste is. Waar geen harmonie bestaat, zal er disharmonie ontstaan en niet bedwongen kunnen worden. Het is belangrijk, dat gij dit beseft. Daar, waar gij disharmonie wekt, wekt gij krachten, die gij niet zult kunnen beteugelen. En daar waar in de wereld disharmonie wordt nagestreefd, daar zal zij worden opgevoerd tot een zodanige kracht, dat niemand haar kan bemeesteren. En zo ‑ geen werktuig meer van mensen ‑ zal zij werktuig kunnen zijn van degenen, die uw mensheid en de geest behorend tot die mensheid de weg naar het licht willen tonen.
God is rechtvaardig. Gij kunt niet rechtvaardig zijn, daar gij niet alle dingen kent. Oordeel niet. Meer nog: tracht een ieder op zijn wijze waarheid en geluk te doen vinden. Bepaal niet de weg, die anderen zullen gaan, maar doe uw licht schijnen op de weg, die zij voor zich kiezen, opdat hun voeten vast mogen zijn op de weg en zij het doel mogen bereiken, dat hun is gesteld. En als gij in uw streven en zoeken menige taak op u hebt genomen, zo zeg ik u: Zie wel toe, dat de taak niet te belangrijk wordt in uw ogen. Slechts indien de taak en gijzelf, één zijn in alle dingen, is zij waardevol en juist. Daar echter, waar gij een taak stelt buiten uzelf, zult gij ontdekken dat dit disharmonie is en de ondergang van vele dingen voor u betekent. Wees sterk in licht en vreugde. Want licht en vreugde worden u geschonken.
Waar de Broederschap de weg en de mogelijkheid vindt, wil zij de mens de vreugde geven, die wordt tot de ware levenskracht en de ware ervaring. Daar, waar de mogelijkheid slechts wordt geboden zal de Broederschap binnen het kader van de kosmische krachten die optreden een ieder beroeren, een ieder richten en zenden volgens zijn eigen wezen en de Waarheid, waaruit wij bestaan. Gij denkt na over een komend jaar. Wij denken na over de nieuwe bloei van de geest in het menselijk voertuig. Gij ziet een jaar. Wij zien een beslissing, die voor een oneindige tijd belangrijk is voor elk van u en voor vele fasen van bestaan, waarin gij allen eens zult keren. Het is daarom, dat ik op deze avond mijn stem verhef en u zeg: Schuw niet licht en vreugde en kracht.
Rouw niet, zelfs wanneer de dood nabij komt of anderen slaat, maar zoek het ware Licht, de sterkte en de kracht en ga vreugdig door deze dagen, opdat wij gezamenlijk (Broederschap, mensheid en daarbuiten en daarboven de grote Meesters en de kosmische Krachten) waar mogen maken wat is gesproken op de grote Vergadering: In de tijd der beslissing zullen wij het geweld breken en de kracht der vernieuwing uiten op deze wereld.
Wees met ons door uw streven en denken. Wij zijn met u met alle kracht, die ons ter beschikking staat. Wanneer het noodzakelijk of nuttig is, zal namens de Broederschap tot u worden gesproken, opdat gij voortdurend kunt beseffen, welk uw aandeel kan zijn in de belangrijke beslissing van dit jaar, de belangrijke omwenteling, die de menselijke geest in grotere vrijheid de bewustwording in de stof moet doen vinden.
Wij wensen u vrede, vreugde, bewustzijn en een waardige vervulling van uw taak.
Goedenavond vrienden
Er is in het leven een bron. Een bron van eeuwigheid en wijsheid. Reeds in het paradijs heeft zij gevloeid. En de mens, die haar vindt, leeft eeuwig, omdat voor hen het besef van bestaan niet wordt onderbroken. Deze bron ligt in de mens zelf. Zo gij angst kent voor uw tijd, wanneer gij u machteloos gevoelt, wanneer gij meent dat gij, ondanks al uw streven, geen ware bereiking meer kent, denk aan deze bron, die in uzelf ligt. Want waarlijk, wie in zichzelf keert, vindt daarin de vlakken van leven, die hij niet beseft; en daarin neerziende ziet hij zijn eigen beeld. Zijn beeld ziende, spreekt hij ertegen, of het een vreemdelinge ware. En ziet; de vreemdeling antwoordt met uw eigen stem. En sprekend met uzelf beseft gij, hoezeer gij één zijt met het eeuwig beeld van u, dat bestaat buiten de tijd.
Een wever zat achter zijn weefstoel en wilde een kleed weven van ongewone schoonheid, vorsten waardig. Zo nam hij de edelste grondstoffen en hij weefde. Maar het kleed kende geen kleur; en zo was het een vorst niet waardig. Toen echter kwam er één, die men een profeet noemde. Hem schonk hij dit kleed, dat voor een vorst was geweven. En ziet: het had kleur, het had kracht en wonderbare schoonheid. Want het kleed, dat men weeft, vindt eerst zijn betekenis in de drager.
Gij zoekt in uw wereld volmaaktheid te weven. Maar hoe kunt gij volmaaktheid weven, zelfs uit de edelste grondstoffen, indien er geen kleur is? Hoe kunt gij het de waardigheid geven, die slechts door de drager wordt bepaald? Dat, wat gij maakt van uw leven, vindt pas zijn betekenis en gestalte door de kracht, die het draagt. De kracht, die het kleed draagt noemt gij God. Zo gij de God in u beseft, vraag geen erkenning van de wereld, vraag geen erkenning van de tijd, doch geef het kleed van uw daden, van uw denken en leven aan uwe God en het zal een kleed zijn, van uitzonderlijke schoonheid.
Een man was zwak. zijn ledematen weigerden hem te dragen Zo smeekte, hij de hemel: “Geef mij kracht.” En de hemel zweeg. Hij ging tot de wijzen der aarde en hij sprak: “Geef mij kracht.” Zij zeiden: “Wij zullen trachten u te helpen.” Maar zijn zwakte bleef. Hij ging tot in de tempel en offerde. Maar ziet ‑ de meest kostbare offers gaven hem geen kracht. Toen kwam er een bedelaar voorbij. In zijn wanhoop zei hij tot hem: “Broeder, hebt gij geen kracht voor mij?” De bedelaar zei hem: “Ontwaak en wees uzelf!” En ziet: de zwakke stond op en snelde heen, jeugdiger en sterker dan ooit tevoren.
Zo is de waarheid voor u, wanneer gij meent zwak te zijn. Koop u geen kracht, want zij is niet blijvend. Bid niet om kracht tot de hemel, die zwijgt. Richt u niet tot de wijzen, die u deze kracht niet kunnen geven, maar zoek in uzelf naar de kracht, die in u leeft en gij zult waarlijk weten wat het is om sterk te zijn.
Er was een mens, die aan zijn God vroeg: “Laat mij, wanneer ik sterf, nuttig zijn voor allen.” Hij meende: maak mij tot heerser van een wereld of tot leider van een ras; maak mij groot en sterk. Maar ziet, zijn God, Die in zijn wezen was en hem kende, deed hem herboren worden als een kleine bron, ergens in de woestijn. Zo klaagde hij: Wat is nu mijn dienst aan de mensheid? Mijn water verzinkt in het zand en ikzelf ben een onbekende plaats temidden der woestijnen. Er kwamen mensen en zij dronken uit de bron. Maar de bron was niet tevreden. Toen toornde hij tegen zijn God, die zó zijn wens had verhoord en zei: “Neem mij dan weg.” Doch een engel nam hem op en toonde hen: Mensenlevens zijn behouden geworden. Daar staat een stad, die gij hebt gebouwd. Ginds leeft een goede mens en velen heeft hij getroost; zonder u zou hij verdorst zijn. Zie deze vijanden, die elkander bestrijden. De rechtvaardige zal overwinnen, omdat gij hem zult laven. Toen zeide de bron: “Hoe dankbaar ben ik, dat mijn Schepper niet heeft verhoord mijn bede, zoals ik haar stelde, doch naar de waarheid van het leven, dat Hij schenkt aan alle dingen.”
Ik geef u deze gelijkenissen, omdat zij ook voor u gelden in uw leven en omdat zij in deze tijd zo vaak belangrijk zullen zijn.
Uw God heeft u lief. Wij, krachten van licht, hebben u lief. Maar wat is u deze liefde, indien gij slechts verwacht dat, wat gijzelf zult volbrengen Geef uw daden niet aan uzelf en bied ze niet aan aan de groten der aarde, maar laat ze deel zijn van de kracht van de Schepper, opdat hun ware betekenis en glans worden geopenbaard.
Acht uzelf niet krachteloos, zolang in u de zielekracht leeft. Put uw kracht steeds weer uit deze bron in uzelf. En zo gij misschien niet de erkenning vindt die gij zou begeren, of de verantwoordelijkheid dij gij zou willen dragen, besef, dat de kleinen en onbelangrijken, die zelf menen nutteloos te zijn, soms meer betekenen dan engelen in al hun heerlijkheid. Want waarlijk, de mens, die zijn God erkent, zijn God ‑en zijn leven liefheeft, die in zijn leven tracht te zijn het goede voor allen en alle dingen, hen, zal eens worden geopenbaard de grootheid en belangrijkheid van zijn bestaan. Eens zal hij zien, hoe hij mede heeft geweven aan de onmetelijke schoonheid van de schepping en erkennen, hoe zijn liefde niet teloor is gegaan in het onbegrepene, maar als een geestelijke kracht gaande door de tijd, de schoonheid Gods heeft geopenbaard aan velen.
Wees in deze dagen niet rusteloos. Wees niet angstig of bezorgd. Vraag niet te veel naar dingen die geen belang hebben. Weef uw kleed. Leef uw leven en zoek uw kracht. Wees de bron, die anderen laaft. Want dit zeg ik u: In deze dagen wordt beslist over het lot van velen. En in deze dagen wordt de taak aan velen gegeven bevestigd en hun zal daarvan verantwoording worden gevraagd.
Gij, die niet weet, hoe deze dingen zijn, kunt in uzelf alle middelen vinden. En zo gij in uzelf vrede vindt, zeg:
Mijn God, ik dank U, dat Gij met mij zijt.
Maak mij sterk met Uwe kracht,opdat anderen kracht in mij mogen vinden.
Leer mij allen te vergeven, opdat mijn onvolmaaktheden verdwijnen.
Leer mij het boze tot harmonie te maken in mijzelf, opdat het moge heengaan uit de werelden volgens Uw besluit.
Leer mij, mijn God, te leven naar Uw wil.
Voed mij met Uw kracht.
En laat de vrede mij steeds de bevestiging zijn, dat Gij mij niet verlaat.
Dit lijkt mij de bede voor deze dagen.
Woorden, die eens belangrijk waren zijn gestorven, omdat zij te vaak weerklinken. Nieuwe woorden zijn moeilijk te vinden. Maar dit is de tijd, waarvan ik eens reeds heb gesproken. En in deze tijd, waarin wij allen met u zijn, zijt gij het, die zult beslissen. Gij zijt het, die het licht zult dragen. Gij zijt het, die het duister zult opnemen en maken alsof het niet ware. Wees dan vreugdig om deze bestemming
Niet de vrede geef ik u van de wereld. En niet geeft u de Schepper deze vreugde. Want in uw wereld is het zwaard der rechtvaardigheid onontbeerlijk en sterk geopenbaard buiten uw bron. Maar in u zal de vrede zijn. En vanuit u zal de vrede worden de eenheid van mens en Schepper; het eeuwig Rijk, dat leeft in alle dingen.
Vrienden, leeft. Leeft uw leven en werkelijkheid. En weet, dat gij nimmer verlaten zijt dan door uw eigen wens en daad. Moge dit een bevestiging zijn van al datgene, wat gij reeds in uzelf misschien hebt erkend.
LEERSTELLINGEN VAN DE WERELDLERAAR
Inleiding
Elke openbaring wordt gesteld in de taal en de begrippen van een bepaalde tijd. Ofschoon de waarheid eeuwig is, zijn de woorden, waarin zij vertolkt kan worden, steeds weer andere. Zo is niet al te lang geleden volgens uw aardse tijd wederom getracht de oude waarheden (de oude leer van bewustzijn en leven) in een meer moderne vorm weer te geven. Het is mijn taak u hedenavond hiervan in het kort een beeld te geven.
Wij moeten daarbij allereerst beseffen, dat het begrip van de mens verandert met zijn belangstelling voor zijn omgeving. Naarmate de mens zich meer meester acht van al wat hij rond zich ziet, zal het gelijktijdig moeilijker en noodzakelijker worden hem in eigentijdse termen te wijzen op de werkelijkheid van het leven en de waarden, daarmee verbonden. Dit werd gedaan van uit een wat technisch standpunt. Begrijpelijk, want uw tijd wordt geregeerd door de techniek en het technisch denken. De waarheden van het verleden gaan heel vaak verloren. En als zij blijven voortbestaan, worden zij door de geslachten vervormd. Zo is de noodzaak om het oude te vernieuwen niet slechts het geven van uitdrukking in moderne termen aan dat, wat reeds bestond, maar vooral ook het doen wegvallen van de vele bijkomstigheden, die de werkelijke zin hebben vertroebeld.
De leer als geheel klinkt in de oren van de mensen van deze tijd wat revolutionair. Zij houdt geen rekening met geliefde “heilige huisjes” en met bestaande instellingen en opvattingen. Men zal haar daarom vaak willen afwijzen, vergetende, dat de stellingen van anderen in hun tijd eveneens revolutionair waren.
De wereld, die Jezus’ leer hoorde verkondigen, zag in hem een gevaarlijk revolutionair; een mens die moest sterven, omdat alleen zo de waarde en waardigheid van een geheel volk konden worden gehandhaafd.
De Boeddha werd door zeer velen beschouwd als de grootste vijand van de enige als juist bekend staande bestuursvorm: de absolute oligarchie.
Onze Leraar van deze dagen wordt dan ook in vele gevallen beschouwd als een anarchist, een bestrijder van veel wat de mensheid heilig is, een profeet die de ondergang verkondigt van de meest waardevolle zaken, die de mens zich in de loop der eeuwen heeft verworven.
Maar Jezus’ leer heeft ondanks alle misverstand zoveel invloed uitgeoefend, dat het begrip naastenliefde althans in theorie nu meer wordt gehanteerd dan het “oog om oog, tand om tand” van een vroeger tijdperk.
Wanneer wij de leer van onze Meester in dit verband, willen zien, dan zullen wij ons allereerst moeten realiseren, dat zij voor de mens van heden niet ogenblikkelijk en volledig aanvaardbaar of leefbaar is, doch dat zij een richtlijn kan vormen, waardoor zijn wijze van leven en denken in de komende jaren steeds meer wordt beïnvloed, zodat men rijp zal zijn voor een hernieuwde en misschien verdergaande openbaring. Indien ik in enkele artikelen deze leerstellingen moet samenvatten, zo wil ik allereerst het volgens mij belangrijkste punt aanhalen:
“Elke mens is deel van hetzelfde Al.
Wie zichzelve mint, mint het Al.
Wie het Al mint, zal er niet aan ontkomen ook zijn naaste te beminnen.
Aan de liefde zijn geen grenzen gesteld.”
Zij berust niet op dat, wat anderen schenken, maar op onze eigen capaciteit tot geven, die groter zal worden naarmate wij meer groeien naar de grote werkelijkheid van het leven zelf. Tegen dit “geen beperkingen” zal men in vele gevallen in opstand komen. Men zal zich afvragen: Zijn er dan geen beperkingen aan bv. materiële liefde? Zijn er geen beperkingen aan hetgeen wij voor anderen mogen en kunnen doen? Het antwoordt dat onze Meester gaf op soortgelijke tegenwerpingen, is ongeveer het volgende:
“Waar werkelijk begrip, waar werkelijke harmonie en Liefde bestaan, is geen enkele grens gerechtvaardigd, want de grenzen, die de schepping zelve stelt, kunnen door ons niet worden overschreden. De grenzen, die wij onszelf stellen, zijn echter schadelijk, zodra zij voeren tot liefdeloosheid.”
Een tweede, even belangrijk punt, is dit:
“Zo gij beseft, dat uw weten slechts een eiland is in de oceaan van uw onwetendheid, zult gij kunnen geloven. En ziet: wie gelooft, maakt het zichzelf mogelijk ook buiten de vaste bodem der rede te gaan in het Al en er de krachten van te vinden, er het licht van te ervaren. Daarom, zeg ik u: Verwerp niet datgene, wat gij hebt geleerd, doch zie het slechts als de redelijke uitdrukking voor al datgene, wat gij in uzelf draagt en niet beseft. Geloof in de krachten rond u, de krachten in u en de bestemming van uw eigen wezen, opdat gij in staat moogt zijn te bewijzen, dat uw vermogens verdergaan dan die der rede.
Velen hebben hier gevraagd: “Meester, kunnen wij dan wonderen doen?” Het antwoord is geweest:
“Gij zult dan wonderen doen, indien gij de producten van uw kennis aanvult met de krachten van uw wezen en het niet‑redelijk intuïtief besef, dat in u leeft. Want waarlijk, handelen uit een geloof, doch gebaseerd op uw eigen werkelijkheid, zult gij kunnen volbrengen, wat mensen onmogelijk achten.”
Ik meen, dat dit commentaar voldoende is.
“Gij zult ‑ zo zegt de Meester ‑ niemand van zijn vrijheid beroven.
Gij zult hem niet sluiten in een gevangenis van steen en staal.
Gij zult hem niet opsluiten in een gevangenis van begrippen.
Gij zult hem niet sluiten in een gevangenis van uw waarderingen en weten.
Wees vrij; en laat de vrijheid rond u zijn voor allen.
Want ziet, zo gij gevangenen bevrijdt uit hun eigen geschapen kerkers en uit die der mensheid, zij zullen zijn de lichtende vreugde van het Al, die spreekt tot u.”
“Zo mensen lijden, ga tot hen. Niet omdat gij hun lijden ongedaan kunt maken, maar omdat gij alle lijden, dat zij niet zelf begeren en veroorzaken, ongedaan kunt maken.” “Zo een mens arm is, besef dat gij hem van uw rijkdom niet kunt schenken, zonder hem tot afgunst en haat te bewegen. Daarom zeg ik u: Wees armer dan de armen en laat uw rijkdom stammen uit uw geest, opdat gij de armen tot een rijkdom moogt brengen, die blijvender is dan het bezit der stoffelijke waarden,”
Men heeft hier de vraag gesteld: “Moet ik dan alles wegschenken, Meester?” Zijn antwoord was dit:
“Zo gij niet gebonden zijt aan hetgeen men uw bezit noemt en het niet als uw recht of bezitting beschouwt, behoud wat gij hebt. Want ziet, wanneer er nood is of behoefte bij anderen, of zelfs maar een onstilbaar begeren bij anderen, gij zult immers het uwe aan hen geven, wetend dat het hun meer toekomt dan u. Doch zo gij u gebonden acht aan uw bezit, zo zeg ik u: Schenk alles weg, opdat gij niet de innerlijke waarheid verloochene ommentwille van het bezit, dat gij uw eigendom acht.”
Een tweede vraag, die naar aanleiding hiervan word gesteld, wil ik hierbij behandelen. “Meester, indien wij niets bezitten, zijn wij afhankelijk van anderen. Is het dan goed van anderen afhankelijk te zijn?” Zijn antwoord was:
“De bewuste is slechts afhankelijk van de kracht, die hem voortbrengt. Indien gij arm zijt, zo zult gij in u de kracht en de kennis dragen om uw bestaan te rechtvaardigen. En zij, die dit erkennen, zullen u schenken wat gij van node hebt. Doch indien gij waardeloos zijt, zo zal men u niets schenken; bedenk echter wel, dat gij dan ook geen betekenis hebt in deze wereld. Het is dus goed om afhankelijk te zijn, mits men geven kan aan de wereld. Want men stelt haar in staat om zichzelf te erkennen in het schenken. Indien gij echter waardeloos zijt, zo is het goed dat de wereld u haar gaven onthoudt. Want daarin zult ge erkennen, dat gij faalt en bewogen worden tot een nieuw en beter streven.”
Dan is er een aantal uitspraken, welke betrekking hebben op de hedendaagse toestand in de wereld, die ik hier zal trachten samen te vatten.
“Indien gij waarlijk mens zijt en u bewust van uw erfdeel, zo zult gij niet zijn: …. (en dan volgt er een lijst van de partijen in het land in kwestie door ons te vertalen met communist, democraat, socialist of conservatief). Want er is geen richting van streven, die voor allen waar is. Er is slechts één wijze van leven, die ‑ altijd de mens en zijn Schepper waardig zijnde ‑ de mens de menselijke waardigheid verleent en hen het geestelijk bewustzijn schenkt.”
“Gij zult geen grenzen stellen. Gij zult geen grenzen kennen. Want ziet, wat geschapen is, is onbreekbaar in de kracht van de Schepper. Gij zult niet verdelen, wat Hij als geheel heeft gesteld. Acht hen dan ook niet, die wel verdelen, doch erken de eenheid van alle dingen.”
U zult begrijpen, dat dit aanleiding gaf tot vragen als; “Moeten wij het dan zonder staatsvorm stellen?” De Meester gaf daarop dit antwoord:
“Zoals het voor kinderen nodig is, dat er gezag wordt uitgeoefend, zo is het voor de onrijpe mens vaak noodzakelijk dat boven hem gezag wordt gesteld. Doch het gezag bestaat niet in het recht maar slechts in de noodzaken, die in de onrijpheid van anderen zijn gelegen. Een gezag van onrijpen vergroot echter de onrijpheid. Het is beter dat er geen gezag bestaat dan een gezag dat niet in staat is waarlijk menselijke waarden en eeuwige waarden te vertolken.”
“Gij zult ‑ zo zei de Leraar ‑ uw brood verdienen met uwe arbeid. Want ziet, hij die werkt in de stof, hij die werkt in de geest, is zijn bestaan waardig. Hij echter, die niet arbeidt, is zijn bestaan onwaardig, want in hem is niet het streven. Het streven is belangrijker dan de bereiking. Want hij, die streeft, ontdekt in zich de nieuwe krachten, de nieuwe wegen en de nieuwe mogelijkheden. Hij echter, die niet streeft, is met al zijn rijkdom een dode, die niet waarlijk leeft en de krachten des levens moet ontberen. Waar de materie u dient, laat haar u dienen; doch neem nimmer de diensten der materie als een recht dat u toebehoort, zo gij haar niet zelve kunt regeren”.
Dit laatste was aanleiding tot velerlei moeilijkheden en vragen en ook tot enkele gelijkenissen. Ter verduidelijking geef ik u er één van.
“Gij rijdt in een auto. Gij weet echter niet, hoe het voertuig zich beweegt en functioneert. Het dient u niet door uw eigen kennis, maar door die van anderen. Zo het faalt, zijt gij er de slaaf van. Want ziet, het staakt zijn werkzaamheid in de woestijn. En gij komt om, voordat anderen u kunnen redden. Indien gij echter de kennis bezit, zo zult gij de fout kunnen herstellen en in waar meesterschap, zonder schade, kunnen verdergaan.”
Deze gelijkenis word gesproken tot een ingenieur van een oliemaatschappij. Hij heeft deze begrepen. Ik hoop, dat dit ook met u het geval moge zijn.
“Vrijheid ‑ zo sprak de Meester ‑ is niet de ongebondenheid. De ware vrijheid is het erkennen van de innerlijke band, die uit eigen noodzaak en uit de harmonie met het Al voortvloeit. Wie slechts gebonden is op deze wijze, is waarlijk vrij. Want in vrijheid en uit eigen wil dient hij het Al en bevestigt hij zichzelf. Onvrij echter is hij, die zichzelf geen wetten en beperkingen durft opleggen, omdat hij slaaf is van datgene, wat hem tot het verbreken van wetten aanzet en zo ‑ gebonden aan de fouten die hem regeren ‑ niet in staat is zijn innerlijke waarheid en waarden te beleven.”
“Deugd, ‑ zo zei de Meester ‑ is nimmer het beantwoorden aan de normen, die “men” heeft gesteld. Want wie beantwoordt aan de normen van anderen, leeft niet zijn eigen leven. En wie niet zichzelf is, kan zichzelf niet kennen, zal niet keren in zichzelf en niet de eeuwigheid vinden, die in zijn wezen rust. Deugd echter is het te beantwoorden aan eigen innerlijke waarden, zonder ophouden en zonder slaafsheid, erkennende dat, wat noodzakelijk is om eigen hogere begrippen en waarden waar te maken. Daarom zeg ik u: Zij, die zich op hun deugden beroepen, bezitten deze niet. Doch zij, die hun weg gaan en slechts vragen naar de zin der dingen, zijn deugdzaam.”
“De zonde ‑ sprak de Meester ‑ is het schrikbeeld, dat de mens zichzelf heeft geschapen om zo zichzelf te beletten, binnen te treden in die gebieden van het leven, die hij niet kan beheersen. Ik echter zeg u; Zonde wordt geboren uit de mens; en zij telt slechts voor de mens, die haar ervaart. Zo gij u schuldig voelt, zondigt gij. Zo gij u niet schuldig voelt en beseft de wereld en uzelf gediend te hebben naar uw beste weten, zo zondigt gij niet.”
Hel en demonen ‑ zo sprak de Meester ‑ zijn de angsten van de mens, die vormen aannemen, zodra hij zichzelf verlaat. En ziet: de hel, die de mens zichzelf schept, is een kwelling, groter dan de Schepper zijn schepselen ooit zou opleggen. De demonen, die de mens zichzelf schept, zijn verschrikkelijker dan de meest vreselijke wezens, die uit de kosmos zouden kunnen voortkomen. Daarom zeg ik u: Gij, die voortdurend denkt aan de hel, gij schept uzelf deze. Gij, die droomt van demonen, gij doet deze zelf tot stand komen. Doch gij, die leeft in het licht en kent de vreugden des lichts, gij delgt de hel, gij blust de demonen en gij leeft de waarheid.”
Dit laatste werd geïnterpreteerd als een aanval op menselijk geloof. Ik meen echter, dat onze Meester duidelijk wilde maken, dat er geen algemene hel kan bestaan, doch slechts het duister van onbegrip, waarin men voor zichzelf dreigt onder te gaan.
“Wees waardig ‑ zo sprak de Meester – Indien gij gaat tot een vorst, zo gedraagt gij u hoffelijk en draagt ge uw beste kleed. Indien gij het leven ingaat en u niet hoffelijk gedraagt en het beste toont wat uw wezen bekleedt, zo zijt gij schuldig. Want slechts wie zijn eigen waarden ten volle uit, zal een antwoord krijgen op zijn werkelijkheid. Wie echter zichzelf onwaardig is, ontvangt geen antwoord uit het Al en voor de Schepper is hij als niet‑zijnde”.
“Leef vreugdig ‑ zo sprak de Meester – Zie in elke ademtocht de vreugden van het bestaan. Zie de schoonheid rond u en verlustig u daarin. Want waarlijk, gij zijt geschapen voor volmaaktheid en volmaaktheid bevat vreugde. Zo gij de vreugde verwerpt, zult gij de volmaaktheid nimmer beseffen.”
“Wees sterk ‑ zo sprak de meester – Want ziet: zo gij gelooft in uzelf en in de kracht, die er in u leeft, zijt gij sterker dan alle waarden. Het leven kan u misschien een stoffelijk voertuig ontnemen, maar nimmer uw werkelijkheid, uw kracht en uw vreugde. Zo gij sterk zijt in uzelf en getrouw aan uzelf, ik zeg u; Gij zult de waarheid bezitten; en in deze waarheid de kennis om alle dingen, die gij nu niet ziet. Doch zo gij zwak zijt en vreest, zo zeg ik u: Gij zult voor uzelf de vensters sluiten en de deuren vergrendelen, totdat gij gevangen zijt in een duisternis, die gij uzelf hebt gemaakt. En eerst, wanneer gij ontwaakt tot uw eigen kracht en besef, zult gij uwe ketenen weer verbreken.”
“Durf lachen ‑ zei de Meester – Want hij die lacht om zichzelf, hij die lacht uit vreugde, hij die lacht om de vreemdheid, die in het leven zo vaak naar voren komt, hij glimlacht om de waarheid, die zich toont achter de dwaasheid. Daarom zeg ik tot u: Lach en wees vreugdig. Doch lach niet om hen, die lijden. Lach niet om het leed of de armoede van anderen. Want hij, die slechts lacht, omdat hij rijker is dan anderen of zichzelf waardiger en wijzer acht, hij is een dwaas, omdat hij een deel van de schepping verwerpt en al lachende zichzelf verarmt.”
“Wees geduldig ‑ sprak de Meester ‑ want de tijd, die gij kent, blijft achter bij de vlucht van uw gedachten; en de tijd der eeuwigheid, die onmeetbaar is, vervult alle dingen. Indien gij rusten kunt en wachten daar, waar uw eigen macht en kracht niet noodzakelijk zijn, daar zult gij zien, hoe het Hogere verwezenlijkt. Indien gij echter nastreeft nu te verwezenlijken wat gij begeerlijk acht, gij zult erkennen dat de tijd dit niet toelaat en dat de eeuwigheid uitwerpt wat niet past in het heden.”
“Zoek wijsheid ‑ zei de Meester – Wees wijs door uw inzicht in de krachten, in de begrippen en in het wezen der dingen rond u. Want waarlijk, beter is het één mens te begrijpen dan de kennis van tienduizend mensen te bezitten. Beter is het één te zijn met één kracht der natuur dan te weten, hoe alle elementen zijn geconstrueerd. De wijsheid is het begrip, waardoor men één wordt met de dingen. En uit de eenheid ontstaat het begrip van het Eeuwige, waaruit die kennis en alle wijsheid voortkomen. Zoek wijsheid, opdat gij niet moogt verschrompelen in uw kennis, maar moogt bloeien in uw begrip van een steeds grotere verbondenheid.”
Ik heb u met deze korte samenvattingen van vaak langere lezingen van de Meester een inzicht willen geven in de essentiële punten van zijn leer. Er is in zijn leer veel meer gelegen dan ik in korte tijd tot uitdrukking kan brengen. Hij heeft echter altijd weer getracht de mens terug te voeren tot zichzelf. Daarom, is het misschien wat vreemd voor u, dat ook hij zijn gebed en zegeningen sprak, wanneer hij samen was met zijn leerlingen. Ik wil u een deel ervan zo letterlijk mogelijk vertaald weergeven.
“Eeuwige Kracht, waarin wij allen verbonden zijn, verbind ons begrip en laat ons tot eenheid versmelten in Uw wezen. Geef ons, o Kracht, het besef en het vermogen, waardoor wij waardig zijn aan Uw wezen in onze huidige beperkingen Bevrijd ons van al datgene, wat ons kan verwijderen van dit begrip, opdat wij in staat mogen zijn eens onszelf te verdedigen en de eenheid beseffende te ontsnappen aan alle angst en vrezen.
Voed ons met Uw kracht.
Voed ons met Uw licht.
Maak ons sterk om uit licht en kracht Uw wezen en werkelijkheid te schenken aan hen, die arm zijn en behoeftig in deze dingen.”
En hij voegde daaraan deze zegenspreuk toe:
“In de naam van het Al, waardoor ieder van ons één is met allen en allen één zijn met de scheppende Kracht, Die voortbrengt, geef ik u dat Licht, dat is in mijn wezen; geef ik u de kracht, die mij geschonken is, opdat de eeuwige Kracht moge ontwaken in uw wezen en gij ‑ gesterkt ‑ waardig zult zijn het tijdloze IK, waaruit gij zijt voortgekomen.
Ik geef u deze kracht in de naam van de Vader, Die alle dingen voortbrengt; in de naam van de materie (de moeder), die alle dingen draagt en vormt; in de naam van het bewustzijn, waardoor de eenheid der dingen wordt bewezen”.
Deze leringen, waarvan gij er enkele hebt gehoord, zullen bepalend zijn voor de komende tijden. De verwezenlijking van deze leringen zal beslissen over het Licht, dat in de mensen kan leven en de eeuwige waardigheid, die in de mens kan worden uitgedrukt. Moge het ons allen zijn gegeven mede te werken aan de verwezenlijking van dit grote doel. Moge het ons allen gegeven zijn de eenheid, waarheen hij ons ook wilde voeren, te ervaren en uit de kracht daarvan duidelijk kenbaar te maken de werkelijkheid, waarin wij leven.
Goedenavond, vrienden.
Altijd wanneer ik terugkeer naar de wereld, word ik getroffen door haar enorm beroerd worden door het onbelangrijke. Er zijn in elk leven waarden van werkelijk belang; en er zijn in elk leven bemoeienissen, toestanden en zaken, die in wezen weinig of niets betekenen. Waar ligt hier nu voor u de belangrijke scheiding? Waar ligt de grens tussen het betekenisvolle en het onbetekenende?
Allereerst kunnen wij stellen, dat in elke mens een veelheid van gedachten, dromen en begeerten leeft, die voortdurend worden gefrustreerd en tegengewerkt door de omstandigheden, die op zijn pad komen. Het lijkt een voortdurende keten van oorzaak‑en‑gevolg, een karmische werking, waaraan men zich niet kan onttrekken. Wanneer wij de tegenstelling tussen deze beide zien (tussen onze wensen en onze werkelijkheid), dan hebben wij een eerste begrip voor de werking, die er voor ons optreedt. Wij worden n.l. beïnvloed door datgene, wat wij wezenlijk zijn; en dit beïnvloedt ons gebeuren. Dit is ‑ zo ge wilt ‑ uw karma.
Wij kennen onze dromen. Wij hebben onze verlangens en gedachten, die nooit waar schijnen te kunnen worden. Deze zijn voor ons de uitdrukking van onze werkelijkheid, die geestelijk bestaat. Het is deze geestelijke werkelijkheid, die wij steeds meer moeten laten domineren boven de materiële werkelijkheid, waaraan wij menen gebonden te zijn. Menigeen gaat gebukt onder een vloek die voor hem niet waarlijk bestaat, doch die alleen is voortgekomen uit zijn onbegrip, zijn onvermogen om meester te zijn over zichzelf en de omstandigheden. Menige mens, wordt in geestelijk opzicht belemmerd in elke bewustwording door zijn grote angst ‑ zijn grote afkeer misschien ook ‑ voor al datgene wat in henzelf leeft. Wees daarom overtuigd, dat al datgene wat in u bestaat zeer belangrijk is.
Gij zijt ‑ of ge dit wenst of niet ‑ deel van een geopenbaard en geuit geheel. Alle krachten der eeuwigheid zijn ook in u vertegenwoordigd. En het zijn vooral uw gedachten, die ‑ belangrijker dan uw daden ‑ bepalen wat uw werkelijke bewustwordingsmogelijkheid is en wat op dit ogenblik uw ware plaats is temidden van de kosmos.
Onbelangrijk is al datgene, wat u niet waarlijk beroert. Wat aan uw dromen en uw wezen voorbijgaat, of ten hoogste daarvan een vage uitdrukking vormt, is onbelangrijk. Het telt niet waarlijk in uw leven en het heeft veelal ook voor uw omgeving weinig of geen betekenis. Laat u dus niet door het onbelangrijke misleiden. Ga uit van uw eigen werkelijke begrip, van uw innerlijk erkend doel.
Wanneer een mens hongerig is, dan is er altijd een spijs, die hij kan verkrijgen, opdat hij worde verzadigd. Maar hij zal genoegen moeten nemen met de spijs, die hem op dit ogenblik kan verzadigen. Het leven in de materie is een leven, waarin u spijzen worden voorgezet en waarbij uw honger zal beslissen, hoe en in welke mate gij daarvan gebruikt maakt. Maar al deze ervaringen en levensmogelijkheden tezamen hebben slechts één doel; u geestelijk in leven te houden. Verder is het voor ons allen altijd zeer moeilijk om begrippen als God, geest of band tussen de verschillende werelden duidelijk te maken. Ook voor jezelf heb je als mens en als geest daarvan een beperkte voorstelling; en naarmate je bewustzijn verandert, verandert ook de voorstelling. Maar volledig identiek met die van de anderen met wie je contact wilt opnemen, zal zij nooit zijn. Ook daarmede moet rekening worden gehouden. Wanneer de eeuwigheid tot u spreekt, dan spreekt zij in woorden van de Eeuwige, niet in woorden van uw tijd. Wanneer een geestelijke kracht zich openbaart, dan spreekt zij in háár begrippen, niet in de uwe.
Wanneer uw eigen geest u aanspoort of wil leiden op een bepaald pad, zo spreekt zij de taal van de wereld, waartoe zij behoort, niet de taal van uw stoffelijk denken. Ook hierdoor zal er veel verwarring ontstaan. Zoekend naar zichzelf tracht de mens zichzelf te verklaren; en wij zien de grootste dwaasheden ontstaan.
Eens heb ik meegemaakt hoe men de bijbel vertaalde, opdat de Christenheid daarvan kennis zou kunnen nemen. En men zei: “Deze bijbel moet juister worden vertaald en goed geïnterpreteerd.” Nu is het Oude Testament geboren uit de wereld der Joden. Maar heeft men de Joden gevraagd: “Geef uw interpretatie?” Neen, men heeft het liever elders gezocht. Men heeft alle kennis genomen behalve de oorspronkelijke bron. Deze wilde men niet raadplegen.
Zo nu is de mens in vele dingen. Indien u wordt gesproken over “liefde”, denk dan niet alleen aan het liefdebegrip dat gij misschien koestert. Tracht te begrijpen uit welke wereld dit begrip stamt. En ge zult ontdekken, dat het veel omvattender, lichtender, reiner en juister is dan uw gedachten geheel kunnen omvatten. Wanneer er wordt gesproken over “kracht” zo denkt gij onmiddellijk aan de krachten, die ge zelf kent. En zelfs de geestelijke kracht zult ge willen omzetten in een fysieke kracht, omdat zij dan hanteerbaar en begrijpelijk wordt. Maar kracht kan ook iets anders betekenen dan alleen maar de vormen van energie, die gij kent. Het kan een innerlijke status, een toestand zijn. En zo verstaat gij vele dingen niet, die men u tracht te zeggen.
Mijn laatste taak op deze wereld ‑ en naar ik hoop zelfs een belangrijke taak ‑ voerde mij tussen volkeren die in strijd waren, omdat sommige een één‑godendom aanhingen, andere nog een veel‑godendom. Tot hen heb ik gezegd: “Niet de namen maar de krachten zijn belangrijk.” Het gaat niet om de uiterlijke vormen, maar het gaat om de innerlijke beleving ervan. En zelfs mijn leerlingen hebben mij niet geheel begrepen. Dat is één van de redenen, dat ik thans tracht duidelijker nog te zijn, helderder nog te spreken en haast onmiddellijk mijn taak op deze wereld begin voort te zetten. Laat mij u dan iets geven van mijn denkwijze, mijn erkenning en mijn wijsheid, zo onvolledig als zij ook mogen zijn.
Uw bestaan is een zeer complex geheel. Al datgene, wat gij daarin benoemt, is in zichzelf zo vaak verdeeld en bevat zoveel tegengestelde strekkingen en verhoudingen, dat gij de weg in uzelf niet kunt inden door te denken, te beredeneren. Zelfs in de mathematica, die soms een zeer zuivere taal is voor al datgene, wat ligt buiten het direct menselijk kenvermogen, kan aan vele begrippen geen uitdrukking geven.
De wet van de kosmos is een wet van eenheid. Eén zijn alle dingen in hun bron en in hun betekenis. Eén zijn alle dingen in hun bestemming. Deze eenheid kan en mag men niet ontkennen. Maar eenheid betekent ook gelijkwaardigheid. Het betekent, dat elke afzonderlijke instelling, denkwijze en kracht deel van u wordt, zodra gij het geheel kunt aanvaarden. Het betekent, dat gij slechts door aanvaarding waarlijk deel kunt hebben aan anderen. En deze aanvaarding is niet beperkt.
Wanneer gij uw God aanvaardt, kunt ge geen grens stellen en geen voorbehoud. Gij kunt uw God slechts aanvaarden of verwerpen….voor uzelf. En in het laatste geval zult ge niet slagen, dan voor uw eigen bewustzijn hetzelfde telt voor de wereld, voor de sfeer, voor de kracht. Gij kunt niet een deel aanvaarden en het andere verwerpen. Ook hier kunt ge slechts de gehele wereld aanvaarden of niets aanvaarden.
Men heeft tot mij gezegd: “Maar ik heb toch bepaalde groepen mensen lief gehad. Ik heb mijn dierbaren, die ik bemin boven alles. Is dit dan geen liefde?”
En ik heb hun geantwoord: “Neen. Dit is zelfzucht. Een zelfzucht, die ten dele uw recht is, indien ge niet meent hiermede te voldoen aan uw verplichting tot werkelijke liefde voor naasten, voor God, voor wereld. Dit zijn verschijnselen in uw eigen bestaan. Maar het is het onbegrensde grensde van uw aanvaarding, dat belangrijk is.”
Men heeft mij gezegd: “Er zijn toch denkwijzen, die wij niet kunnen aanvaarden. Er zijn systemen, die voor ons niet passen.”
Ik heb hun geantwoord; “Zo gij steeds het geheel zoekt in alle dingen, kunt gij elke stelling mede aanvaarden; dan is elk systeem bruikbaar.” Ongeacht uw politieke inzichten, ongeacht uw behoren tot een groep, zult gij ook het andere moeten respecteren: een aanvaarding, die het geheel ook voor u leefbaar maakt. Dat, wat gij werkelijk aanvaardt in volledige liefde voor de totale mensheid, maakt gij tot goddelijk, tot lichtend en sterk. Datgene, wat gij verwerpt, maakt gij tot een wapen, dat uzelf bedreigt en waarmede gij ‑ met of zonder uw wil – anderen kwetst. Moeilijk is het steeds geweest om de mens de gedachten van universaliteit en vrijheid voor te leggen. Ik heb tot de mensen gezegd: “Vrij zult ge zijn van elke band en binding, behalve van de kracht, die in u leeft.” En men heeft mij gezegd: “Dit is dwaasheid. Waar geen wet en geen regel is, waar een ieder zou kunnen doen wat hij wil, daar is alleen nog maar anarchie en chaos.” Ik heb daarop achter geantwoord: “De mens, die waarlijk vrij is, zoekt steeds het gehéél in zichzelf te vinden. Hij kent geen kleine regels meer, omdat er slechts één grote wet of regel is, die alles overheerst.”
Ik heb u gezegd: “Aanvaard uw wereld, aanvaard het zijn en heb het lief.” En zo zeg ik tot u: “Dit kunt ge slechts doen, indien ge vrij zijt. Want hij die zich bindt aan regel en wet, hij die zich bindt in het kleine, kan het geheel niet aanvaarden.”
Men heeft mij gezegd: “Gij zijt een, gevaar voor de staat en de godsdienst.” Ik heb hun echter geantwoord. “Niet ik ben een gevaar, doch zij die een staat of een godsdienst stellen boven hun verplichting t.o.v. het geheel. Zij die een regel of wet stellen boven het beantwoorden aan de God Die in hen leeft, zij zijn een gevaar voor zichzelf en voor de velen, die nog niet bewust genoeg zijn om in vrijheid hun weg te kiezen.”
Men heeft mij voorgehouden. “Gij noemt uzelf leraar. Maar al lerarende bindt gij ons aan uw begrippen.” Ik heb hun geantwoord: “Een ware leraar is hij, die in staat is zijn kennis aan anderen over te dragen en hun gelijktijdig toe te staan daarmede te doen naar hun believen. Deze vrijheid geef ik u.”
Uit deze woorden bouwt zich voor u ongetwijfeld reeds een beeld op. Niet alleen een beeld van mijn persoonlijkheid, (waarover sommigen zich op het ogenblik zorgen maken, want ik ben slechts een deel van het geheel, zoals gij), maar ook het beeld van de leer, die in deze tijd móét domineren.
Er is geen plaats meer voor grote of kleine geschillen tussen mensen. Er is geen plaats meer voor een groot verschil in geloofsaanvaarding. Er is zelfs geen plaats meer voor missiewerk, dat anderen tracht te binden aan wetten. Er is slechts nog plaats voor een innerlijke bewustwording, die een steeds grotere vrijheid betekent voor een ieder en een steeds persoonlijker beleving van een steeds groter heelal. En ziet, daarin heb ik (dit besef ik) gefaald. Ik ben niet de eerste en niet de enige, die heeft gefaald. Wanneer ik u de namen van de grootste heiligen der wereld noem, de meest ge-eerden die ook nu nog de meeste volgelingen tellen, zo zullen ook zij zeggen: “Wij hebben gefaald.”
Universaliteit is iets, wat een mens niet ligt, wat hij niet kan aanvaarden. Wanneer ik hem bereken hoe te bouwen, hoe een machine te construeren, dan zegt hij: “Ja”. En geef ik hem een vernieuwing, dan vraagt hij: “Wat is het nut?” En is er een nut, dan aanvaardt hij. Maar zo ik hen zeg: ‘Uw eigen wezen gebruikt ge verkeerd” en ik toon hem aan, dat hij dit doet en waarom, dan zegt hij: “Neen, dat mag ik niet aanvaarden, want hierdoor komt mijn wereld in gevaar.” Zo is het geweest met de grote wijzen uit het verleden, zo zal het misschien zijn in de toekomst. Maar in een tijd, dat de mensheid voor grote beslissingen wordt gesteld, moeten wij trachten nuchter te zijn, even de vooroordelen opzij te zetten en onze te grote gebondenheid aan een bepaalde onfeilbaarheid of godsdienst te verwerpen.
In deze dagen is niet alleen die vrijheid noodzakelijk. Er zijn andere dingen belangrijk.
Gij zijt geest en stof. Ontwikkel deze beide harmonisch. Zo gij uw geest wilt verzorgen, dient gij uw lichaam te houden. Zo ge uw lichaam goed wilt gebruiken, zult ge uw geest moeten hoeden. Want deze beide zijn voor u ‑ als mens ‑ één. Gij kunt tussen deze beide geen ware scheiding maken, want zij vormen beide uw wereld. En het is in deze wereld en deze wereld alleen, dat gij nu kunt bereiken, dat gij nu meer deel kunt worden van de grote werkelijkheid, dat gij nu meer de taak kunt aanvaarden, die ge daarin bezit. Er is niet een deugdzame en een misdadiger. Er zijn slechts mensen. En elke mens is deel van u. Dit deel‑zijn komt tot uiting in een samenwerking, die zowel het begrip en de geestelijke kracht vergt als de materie, de materiële hulp, het materiële begrip. Maar hoe kunt gij beantwoorden aan een materiële noodzaak, indien gij niet in staat zijt uw materie te beheersen, te richten en te gebruiken?
Ik zeg u niet: “Geef al uw bezit aan de armen.” Maar wel zeg ik u: “Daar, waar gij uzelf in een ander erkent, dien uzelf in de ander.” En ge zult zien, dat daarvoor bezit noodzakelijk is.
Ik zeg u niet: “Maak van uw lichaam een afgod, die ge verheerlijkt.” Maar ik zeg u wel: “Train uw lichaam, dag na dag. Tracht het gezond te maken door uw gedachten, uw daden en uw leven. Ontzeg het lichaam niet het noodzakelijke. Ontneem het lichaam niet wat het nodig heeft. Maar dwing het ook tot die oefeningen en die prestaties, die noodzakelijk zijn om het tot een goed en gezond organisme te maken.”
Want in de wereld zijn er anderen. Anderen, die ge kunt beseffen, indien ge waarlijk zoekt naar eenheid als deel van uzelf. En hoe zult ge deze delen van uzelf kunnen helpen en dienen, hoe zult ge uw persoonlijkheid kunnen uitdrukken, indien ge door uw lichaam genoopt zijt om van hen steun te vragen?
Uw eerste taak is: vanuit uzelf te geven. Uw tweede taak is: te ontvangen. Zoals een mens zichzelf niet dankbaar is voor datgene, wat hij zichzelf schenkt, doch daarover slechts vreugde kent, zo zeg ik u: “Wees vreugdig over datgene, wat ge uit de wereld moogt ontvangen, maar wees er niet dankbaar voor. Het is uw recht, het is deel van uw wezen.
Zoals gij u een weg kiest en u ontberingen oplegt, indien het noodzakelijk is, zo zal de wereld u soms ontberingen opleggen, omdat ze noodzakelijk zijn. Verzet u daartegen niet. Tracht ze te beseffen, tracht ze aan te passen aan uw werkelijke wezen en noodzaak. Maar bedenk steeds: gij zijt deel van het geheel. Men heeft mij altijd weer de vraag gesteld: “Bewijs ons, wie gij zijt.” En ik heb geantwoord: “Zo gij mij wilt aanvaarden als deel van het geheel, heb ik u het bewijs gegeven. Ze gij dit niet wenst te doen, kan ik u geen bewijs geven.
En daarom hebben ze mij gezegd. “Ge zijt een bedrieger. Ge zijt een oproerkraaier. Gij zijt een gevaar.” Misschien hadden zij gelijk, vanuit hun standpunt. Voor u kan diezelfde vraag soms gelden. Hoe bewijs ik mijzelf dat, wat ik doe goed is? Uw enige antwoord is: Door de innerlijke vrede, de aanvaarding, die in mij ontstaat. Een ander bewijs kan niet worden gegeven.
Men heeft mij eens gezegd; “doe een mirakel.” En ik heb geantwoord: “Neen. Want ziet, mirakelen kunnen uit het duister en uit het licht komen. Mirakelen kunnen voortkomen uit de dwaasheid zowel als uit de wijsheid. Gij echter zou mij aanvaarden om mijn teken, zonder te beseffen waaruit het is voortgekomen. Dan is het beter, dat gij mij niet aanvaardt.” Dus spreek ik ook tot u vanavond: Het is beter dat gij niets aanvaardt dan dat ge aanvaardt ommentwille van enkele tekenen, waarvan ge de oorsprong niet eens kent.
Elke mens is voor zichzelf de enige juiste rechter over zichzelf. Maar hij is ook de enige juiste rechter over de kracht en het optreden van zijn God. Vergeet dat niet! Gijzelf en alleen gijzelf kunt de kracht opbrengen, die in u leeft. Gij kunt weten wat voor u juist is en niet juist. Gij kunt weten hoe God tot u spreekt en waar God voor u zwijgt. Niemand kan uw lasten dragen.
Men heeft tot mijn Broeder gezegd. “Gij zijt waarlijk de verlosser.” Maar kun je iemand verlossen van zichzelf? Wie echter verlost is van zichzelf, is deel van God, van het Eeuwige. Hij behoeft geen verlosser.
Men heeft tot mijn Broeder gezegd. “Gij zijt de profeet en in U is de waarheid van de Schepper.” Maar was niet in hem hetzelfde wat er was in alle mensen? Hoe kan hij dan sterker zijn dan anderen?
Gij zoekt naar de kracht en de steun van de Groten. Gij spreekt over ons als de Meesters en de grote Krachten. Maar zijn wij dan niet deel van u en gij deel van ons? Zijn wij niet deel van dezelfde Kracht, van hetzelfde geheel? Hoe kunnen wij dan meer zijn dan gij? Hoe kunt gij ooit meer zijn dan wij?
Eenheid betekent, dat er geen verschillen bestaan. Toch weten wij, dat ook een geheel t.o.v. zijn functies in sommige gevallen wordt geregeerd door een enkel onderdeel. Wanneer wij één machine zien, dan zijn het de zuigers van de motor, die de beweging produceren. Het is de krukas, die de beweging haar richting en haar draaiing geeft. Het zijn de kamraderen, die de snelheid van het dan optredende effect en de kracht daarvan betekenen. Elk heeft een functie. Ook gij, ook ik. Maar onze functie maakt ons niet meer of minder dan anderen. Het betekent slechts, dat wij een bepaald deel van de kosmische werking van uit onszelf moeten beheersen. Het betekent, dat wij alleen in dat opzicht, alleen in die taak, de meerderen zijn en verder niet. Het is goed, dat gij ook dit beseft. Ik heb eens een man beledigd, ofschoon ik dit niet wenste. Want ik zei tot hem: “Waarlijk, gij zijt als staatsman niet meer dan de veger, die de ruimte schoonhoudt. Want zo hij goed veegt en gij uw staatstaak slecht vervult, is hij uw meerdere.” Hij heeft mij dit kwalijk genomen. Men had mij zelfs over de grens willen zetten. Waarom? Is het dan niet waar dat een mens, die datgene wat zijn taak is goed doet, meer waard is dan één, die de grootste taken ter wereld draagt en ze onwaar, onvolledig of onjuist volbrengt? Besef de gelijkheid tussen u en alle anderen, tussen u en de geest.
In deze dagen is de wereld, welke gij die van de geest noemt, dichter bij de uwe dan ooit tevoren. Ge zult steeds sterker worden geconfronteerd met geesten, die uw hulp nodig hebben of die u hulp willen bieden. Ge zult worden geconfronteerd met hun verschijnselen. Wees steeds ook hier de gelijke. De arme, die u om raad of om kracht vraagt, kunt ge slechts uw wezen geven. Hij is een wezen gelijk gij. De sterke, die u hulp biedt en raad, hij is aan u gelijk. Want hij heeft eenzelfde wezen als gij. Uw taak kan het zijn de armen te helpen, of de kracht van de sterke te ontvangen, of beide. Maar deze dingen zijn deel van een normaal direct bestaan. Hoe meer ge tracht daaraan belangrijkheid te geven of te ontlenen, hoe minder gij in staat zult zijn waarlijk iets te verrichten.
Op kousenvoeten gaat de werkelijke kracht door de wereld. Zij sluipt onhoorbaar en barrevoets door de steden en straten, door de wouden. En overal is zij. Maar zij is haast onhoorbaar en geruisloos. Want zo zult gij moeten beseffen: de waarheid is eenvoudig. Zij is niet meer het denken, zij is het zijn. Het zijn in eenheid met de Schepper en de schepping is ons aller doel en bestemming, zo zegt men. Ik zeg u echter: Het is de enige ware staat van leven, die voor ons mogelijk is. Besef dit dan. Streef er niet naar, als iets wat ver weg ligt, maar aanvaard het nu als deel van uw bestaan. Zoek niet naar de grote krachten, die u helpen. Maar wees één met de krachten, die u zouden kunnen helpen; en de hulp is u geboren!
Zoek niet naar de theorie of de uitleg, die u duidelijk zal maken hoe te handelen, te werken, te leven. Maar besef uw eenheid met het Al en ge zult ook zonder theorieën en leringen juist handelen. Op aarde heb ik geleerd, dat dit soort vermaan de meeste mensen niet aangenaam is. Men heeft mij gezegd. “Gij ontneemt de mens zijn geloof in het Hogere en de steun, die hij daaruit ontvangt.” Men heeft mij gezegd. “Gij verleidt de mens tot trots en wilt hem maken tot een demon.”
Men heeft mij gezegd: “Gij stelt te zware eisen, waaraan de mens niet kan beantwoorden.” Misschien rijzen deze gedachten ook in u op. Maar laat mij u daarom nogmaals zeggen: Alles, wat ik naar voren heb gebracht, is nu onmiddellijk waar. Gij kunt daardoor niet zwakker worden en ge kunt als mens daardoor ook niet minder of meer worden. Gij kunt slechts meer één worden met de waarheid, vrijer in uw leven en beleven, in de vervulling van taak en lot. En ongetwijfeld zult ge daarin gelukkiger zijn. Want het geluk, waarnaar de mens streeft en zoekt in de wereld der mensen of in hemelwerelden, is niets anders dan deze oneindige verbondenheid met al het zijnde.
Laat mij u daarom nogmaals zeggen: Wees vrij. Wees vrij en bemin alle leven, alle zijn. Beschouw alles als deel van uzelf en gelijkwaardig aan uw begrip van uzelf. Dan eerst zult ge de werkelijke kracht van deze tijd kennen en ervaren. Dan eerst zult ge weten hoe klein juist in deze dagen en in de komende eeuwen de scheiding is tussen eeuwigheid en een tijdelijk bestaan van mens en geest.
Ik ga nu elders mijn boodschap brengen, hopend dat wat in mij leeft weerklank moge vinden. Opdat de eenheid worde gevonden, die noodzakelijk is. Opdat de gelijkheid worde erkend, waarin voor anderen en voor mij het enig ware geluk is gelegen.