2 oktober 1959
Even wil ik u er nog op wijzen, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Het onderwerp is: Mens en techniek.
Bij het bezien van dit onderwerp vind ik het in de eerste plaats de bron van vele, zo niet de meeste, problemen van deze tijd. Daarnaast tonen zich de achtergronden van de geestelijke instelling van heden. Het zijn deze dingen die zullen bepalen, of de mensheid zal voortbestaan, dan wel zichzelf vernietigen. Gedurende de laatste eeuw is de techniek steeds meer een heersende factor geworden in het menselijke bestaan. Dit heeft de mogelijkheden van de mens zeer beperkt in zover het zijn persoonlijke vrijheid aangaat. De oermens was in staat geheel zijn eigen leven te bepalen en in eigen levensonderhoud te voorzien. Door de groei der techniek echter is de mens voor zijn bestaan steeds meer afhankelijk geworden van op zich dode dingen.
Er zijn weinig mensen, die hun jaarlijks reisje naar Frankrijk nog zouden kunnen maken, indien er geen treinen en autobussen zouden zijn. Het leven van een hele stad zou ineen storten, wanneer plotseling en voor langere tijd, telefoon, water, gas enz. zouden worden afgesneden.
Maar misschien vindt u het vreemd dat ik op deze dingen wijs in verband met de techniek.
Toch is dit het kentekenende van uw tijd. U bent aangewezen op technische hulpmiddelen en producten voor uw normale bestaan. U kunt zich het leven zonder deze dingen niet meer voorstellen. De vrouw heeft haar stofzuiger nodig en haar radio. De jeugd zou niet meer kunnen bestaan zonder een grammofoon die haar in stelt haar croonende en kreunende rock ‘n roll zangers te aanhoren. Men heeft steeds meer behoefte aan de tv die helpt voorkomen dat ‘s avonds de conversatie zich vermoeid uitstrekt als een steeds taaier stuk elastiek. Overdreven?
De techniek, wordt desondanks een steeds meer bepalende factor in uw leven.
De grote vraag is nu, bent u in staat boven deze dingen te staan? Bent u in staat uw hulpmiddelen te beheersen? Of bent u – bewust of onbewust – slaaf geworden van al hetgeen er rond u is? Ook in deze dagen kan de mens nog met haast onvoorstelbaar weinig leven en gelukkig zijn. Hij is niet verplicht zich te omringen met de pseudo-luxe van deze massafabricage-tijd. Hij heeft zeker ook niet altijd de begeerte zich door de angsten van dit atoomtijdperk tot een zenuwwrak te laten maken. Ik geloof dat een van de belangrijkste achtergronden van ons onderwerp de verhouding is, die ontstond tussen mens en machine. Uit de wetenschap wordt in steeds sterkere mate de machine geboren. Er zijn nog maar betrekkelijk weinig mensen die hierbij alleen maar creëren, of berekenen. Zeer velen brengen het grootste deel van hun leven door, terwijl zij zitten, of staan, achter de stampende machine.
Bezie nu eens het leven van een doodgewone mens in een doorsnee fabriek. Rond hem het geratel van ponsmachines, het onrustig dringen misschien van de lopende band. Het zenuwslopend opjagen van het tempo, wanneer men even achter is gebleven, wanneer men vlug is, het ongeduldig wachten op het ogenblik dat men verder kan gaan. De mens is een verlengstuk geworden van de machines. Hij is het berekenende brein dat de machine gade slaat en op knoppen drukt. Hij is de dode arm geworden die op het juiste ogenblik de boor door het materiaal doet jagen, het werkstukje verder werpt en herhaalt. Herhaalt, dag in dag uit, steeds weer hetzelfde.
Vroeger kon men wel praten over normen die een noodlot spinnen, die weven aan het lot van de mensheid. Maar wie het geklikklak ziet van de automatische weefstoelen van heden, met hun waanzinnig heen en weer schietende schuitjes, ziet geen noodlot scheppende krachten meer. Hij ziet mensen die slaaf zijn geworden van de machinale razernij, mensen die geen ogenblik voor zich mogen of kunnen denken. Mensen die jachtend heen en weer vliegen om te voorkomen dat te veel draden zouden breken, te zorgen dat de spoelen steeds vol genoeg zijn en de werkstukken zo snel mogelijk kunnen worden afgeleverd. Hier is geen sprake meer van een noodlot, of een scheppen, hier is de mens machine geworden, deel van een onverbiddelijke mechanisatie.
De mens, die op deze manier moet leven, zal steeds meer zijn eigen persoonlijkheid dienen te onderdrukken. U mag het misschien vergeten zijn in deze dagen, maar de mens is in feite een jager, een zwerver. Hij heeft de langste tijd van zijn bestaan naar vruchten gezocht en dieren gejaagd. Dat is zijn wezen. Hierop is zijn stoffelijke bouw nog grotendeels gebaseerd. Hierdoor worden zijn werkelijke behoeften nog steeds bepaald. Wel heeft hij de beperkingen van een leven in de natuur reeds lang vergeten en zich een kunstmatig milieu geschapen in de steden.
Maar zijn innerlijk, zijn karakter, de instinctieve drang van zijn wezen verschilt nog niet zoveel van de oertijden.
Dit betekent dat een mechanische arbeid ofwel zeer uitputtend zal zijn, dan wel – en dat is nog erger – bij het beëindigen van de arbeid men geladen is met vele opgekropte gevoelens en onderdrukte instinctieve reacties. Hij weet dan niet meer, hoe zich te ontspannen. Hij is niet meer in staat de stalen slavenbanden van het door techniek beheerst zijn te verbreken. Het zijn deze spanningen, die aansprakelijk moeten worden geacht voor de toenemende matheid der massa, welke weer een verslapping van zeden, besef en moraal in de hand zal werken. Wanneer de mens blijft denken als een verlengstuk van door de mensheid geschapen machines, kan de techniek hem niet meer redden voor zichzelf. Integendeel, zij zal in toenemende mate zijn ondergang bespoedigen.
Wat brengt de techniek de mensheid? Allereerst moeten wij hier opmerken, dat zij de mens in de gelegenheid stelt levenspeil en levensstandaard aanmerkelijk te verhogen. Soms vraag ik mij af of dit alleen al die moeite wel waard is. Is het de moeite waard elke avond een film per tv thuis te krijgen? Of elke avond uit te kunnen gaan, dag in dag uit in de grote steden te lopen onder een hemel van flikkerende neonreclames, wanneer je de sterren niet meer kunt zien, bang bent voor de stilte en zelfs voor het ruisen van de zee? Ja, dat komt voor. Is het de moeite waard deze prijs te betalen voor de producten van de beschaving? Wat heb je er aan om over alle ijskasten en andere huishoudelijke machines te beschikken, wanneer je geen plezier meer hebt in je taak?
Een mens moet uiteindelijk toch leven voor zijn innerlijke vreugden. Misschien klinkt u dit in deze omgeving wat vreemd in de oren. Kan een mens gelukkig zijn zonder innerlijke vreugde, een innerlijk doel, waar hij naar toe leeft? Om zo te kunnen leven moet de mens voor alles zichzelf zijn. Op het ogenblik dat hij aan een standaardisatieproces onderworpen wordt, genormaliseerd wordt, omdat het nu eenmaal eenvoudiger en goedkoper is standaardproducten te vervaardigen, verliest hij zijn innerlijke vrede en zijn werkelijk geluk. Op deze wijze kan de mensheid geen stap verder komen. De mens zal zich moeten realiseren, dat de industrialisatie die deze tijden beheerst, in zeer vele gevallen voor de individuen een vervreemding van de mensheid in zich bergt.
Toch kan de techniek, mits gebruikt als uitdrukking van het menselijk denken en zijn, zeer veel tot stand brengen. Dankzij de techniek kan men geneesmiddelen over grote afstanden en zelfs naar onbekende gebieden vervoeren, wanneer ergens een lijdende mens daaraan behoefte heeft. Dankzij de techniek kan de zeeman in nood door de ruimte om hulp roepen en er zeker van zijn dat hem hulp wordt geboden wanneer het maar enigszins mogelijk is. Vergeet niet, dat het dezelfde techniek is die het drukken van pornografie en de bijbel mogelijk maakt, dat het dezelfde technische vaardigheid is die een verbeterde landbouwmachine en een tank maakt. Het is hetzelfde technische kunnen, dat u warmte, licht en elektriciteit schenkt en u bedreigt met de H-bom en u ten onder zal kunnen brengen met raketten die als gillende vloeken door de luchten hun doel zullen zoeken.
De techniek op zichzelf, is zeker niet kwaad. Maar de mens moet haar weten te hanteren opeen wijze die hem tot heerser over haar gaven maakt. Hij moet de techniek steeds weer dwingen zich bij hem aan te passen. Zodra je echter je gehele wezen aan gaat passen bij de technische eisen van je tijd en de vooruitgang der fabricageprocessen, houd je op jezelf te zijn. Je geluk gaat verloren en je weet niet meer wat je doel is, waarheen je moet streven.
Let wel, ik zeg niet dat het slecht is een auto te bezitten, een tv toestel, of een ijskast. Op zich kunnen deze dingen zelfs zeer goed zijn voor u. Maar dan moet u deze dingen alleen gebruiken wanneer u daaraan werkelijk behoefte hebt. Dus autorijden, wanneer het u daardoor eenvoudiger en gemakkelijker wordt om te gaan waar u wilt. Maar nooit een stukje met de auto gaan rijden, omdat dat nu eenmaal staat, of zo hoort, terwijl je in feite veel liever op een bankje in het park zou gaan zitten lezen. De tv kan u veel leren en is in staat u veel ontspanning te bieden. Maar wanneer u uzelf aan het beeldvlak kluistert vanaf het eerste ogenblik dat het licht erop verschijnt, tot het ogenblik dat ook het laatste beeld erop verbleekt is, dan hebt u zich vol laten stoppen met dingen die u in feite niets te zeggen hebben. Je moet de moed hebben het ding eens af te zetten.
Wanneer uw radio de hele dag blèrt, gaande van hotjazz tot lezing, van rock ‘n roll tot van Beethoven en de liederen van Hugo Wolf toe, dan hebt u in feite niets dan rumoer. Wanneer u echter een ogenblik luistert naar iets wat u imponeert, dan kan die radio u vrijer en blijer maken. Maar steeds weer: men moet zelf kiezen, moet zelf leren beslissen. Wanneer u in een warenhuis komt, mag u niet die potjes kopen, omdat zij “maar” ƒ 1, 98 zijn. Spaar liever 3 of 4 maanden en koop die pot van ƒ 25, die u in vorm en uitvoering persoonlijk geheel bevalt.
Bedenk wel, op het ogenblik dat u de techniek en haar mogelijkheden toestaat u te leiden, te dwingen en te beheersen, is zij uw ondergang. Indien u echter in staat bent de bereikingen van de techniek tot een verdere uitdrukking van uw persoonlijkheid, tot een verlenging van uw wezen te maken, dan bent u – vergeleken bij de vroegere mensheid – een reus en een halfgod. Ik vrees, dat tot op dit ogenblik voornamelijk de techniek de wereld beheerst. De uitvindingen van de tekentafel en de laboratoria worden u maar al te vaak opgedrongen, compleet met reclamecampagnes die u vertellen dat het toch zo goed voor u is, dat anderen dit veel beter hebben dan uzelf. Toch is in vele gevallen hetgeen men fabriceert, geen benadering van de behoefte bij de verbruiker, maar alleen een tegemoetkomen aan de eisen die de techniek, of de rendabiliteit van een productieproces stelt. De techniek heeft geen behoefte aan rust, aan bestendigheid. Zij moet steeds verder gaan. Wanneer wij eenmaal beginnen aan de techniek een grote plaats in de wereld in te ruimen, zal onvermijdelijk in die wereld een technocratie ontstaan. D.w.z. dat een bovenlaag van de bevolking bestaat uit mensen die alleen nog technisch kunnen denken, mensen die alleen kunnen leven en gelukkig zijn, wanneer zij steeds weer meer kunnen construeren, steeds weer het bestaande kunnen veranderen en vernieuwen.
Soms, maar lang niet altijd, zullen zij daardoor aan de behoeften tegemoet komen en de bestaande toestanden verbeteren.
Het merendeel van de technische verbeteringen heeft evenveel te maken met een verbeteren van de menselijke levenscondities, als een koe uit de kunstwerken van Picasso. Men verbetert enkel om de verbetering, alleen omdat dit prestige heeft. Niet terwille van u en uw gemak.
Heeft u zich wel eens afgevraagd waarom u in de meeste auto’s zo ongemakkelijk zit, vooral achterin? De reden is, dat men niet in de eerste plaats aan u heeft gedacht, maar aan de regels der aerodynamica. Men beweert dan, dat alleen deze vormschoonheid beantwoordt aan de eisen der esthetica. Men acht het van minder belang, dat hierdoor niet beantwoord kan worden aan uw eis zo gemakkelijk mogelijk te zitten en zo rustig en snel mogelijk vervoerd te worden. Men zegt wel zich hiermee bezig te houden, maar dat is alleen een verkoopargument.
Heeft u zich wel eens afgevraagd waarom in het huishouden zoveel dingen opeens de geest geven, of precies dat doen wat u er niet van verwacht? Uw lamp brandt door na 1.000 branduren. Een technisch kunststukje. Maar op uw rekening….. Uw mixer is zo geconstrueerd dat u na enige maanden gebruik, het dekseltje tijdens de werking vast moet houden. Probeer een paar eieren erin te klutsen, maar vergeet het deksel en je kunt de struif van de muren halen.
Bovendien is het technisch mooier, wanneer het deksel een holte vertoont, waar de te klutsen, of de te mengen stoffen ook nog een keer in rond kunnen spoelen. Aan u vertelt men dan, dat dit een voorbeeld is van vormschoonheid en technisch vernuft. Dat men een groot rendement en vormschone uitvoeringen nastreeft, is aanvaardbaar. Maar dat u daardoor extra kosten en lasten moet accepteren, is toch wel dwaas. Wat hebt u eraan, wanneer u vandaag of morgen een elektrische keuken heeft die de afwas voor u doet, de kippen braadt en op de juiste tijd uw soep opzet, u waarschuwt met een vriendelijk belgeluid wanneer de thee gaar is, wanneer dit alles opeens geheel onbruikbaar wordt wanneer er ook maar een enkele zekering doorslaat?
Toch streeft men hiernaar en toont men u reeds nu deze modellen van een te ver doorgevoerde techniek. Wij zien dat dit grijpen naar het mechanische – wat lang niet altijd het goede of meest juiste is – tot in het absurde wordt doorgevoerd. Men tracht de mens zelfs door de machine te laten leven.
Er bestaat een grote rekenmachine, de Univac III. Deze is in staat – zo zegt men – om ook menselijke waarden in te schatten en te vergelijken. Men heeft – bij wijze van proef – een aantal bruidsparen samengesteld uit willekeurige personen. Deze mensen hadden elkaar nooit gezien. Zij wisten niets af van elkanders bestaan. Wel hadden zij allen een kaart ingestuurd, waardoor zij zich bereid verklaarden aan de proef mee te werken. Hiervoor werden namelijk grote beloningen in het vooruitzicht gesteld. Univac vergeleek de waarden die op kaarten ingevuld waren en oordeelde: dit wordt een gelukkig huwelijk. Maar het huwelijksgeluk duurde net zo lang tot alle prijzen in ontvangst waren genomen. Het werd een trouwpartij voor de tv en daarna een echtscheiding met grote ruzie.
Men heeft hier namelijk iets buiten beschouwing gelaten: de mens zelf. Maar men gaat nog verder. Men is reeds zo ver gekomen, dat een eenvoudig apparaat met een ponsband, of een magnetische band, in staat is de handelingen van een vakman vast te leggen. Daarna is men door het afdraaien van de moederband, in staat op elk gewenst ogenblik en in elk gewenst tempo, dat door de machines gevolgd kan worden, de gehele reeks van handelingen te reproduceren. Een bekwaam bankwerker of draaier maakt een bepaald model. De machine neemt daarbij alle bewegingen op die de machines en apparaten maken. Daarna wordt de man uitgeschakeld en treedt in zijn plaats het elektrische brein op, dat uit de treure dezelfde bewegingen zal herhalen. Zo – zegt men – wordt de werkman vrij. Inderdaad, maar waar zal men de geroutineerde vakmensen vinden die na jaren in staat zijn de nodige nieuwe moeder- banden te vervaardigen? Maar ja, de mens krijgt daardoor meer vrijheid en voor zuiver lichamelijke arbeid is dit nog wel te aanvaarden.
Men is verder gegaan. In Zweden werd kortgeleden een machine gedemonstreerd die kan componeren. Een wonder van techniek. Kunt u zich van Beethoven voorstellen als een combinatie van duizenden relais en wat radiobuizen? Kunt u zich voorstellen dat een blik op de Goddelijke wereld geboren wordt uit het mechanisch klikken en tikken van een machine? Zeker, deze machine kan het werk van van Beethoven overnemen en reproduceren. Maar wat het apparaat niet kan, is uitdrukking geven aan de sentimenten, aan het gevoelsleven, dat de mens nu eenmaal eigen is. Ik meen, dat deze misbruiken der techniek op den duur een steeds groter wordende rebellie zullen veroorzaken. Hierbij doel ik niet op de verder schrijdende mechanisatie, waarbij de arbeider dus meer en meer wordt uitgeschakeld. Want deze protesten zijn alleen belangenprotesten, men meent zijn beroep en broodwinning hierdoor te verliezen.
Ik denk eerder aan een opstand die zal gaan tegen de eenheidsvormen, de eenheidsprijzen, het eenheidsgedrag.
Denk eens na. U leeft in een stad. Eigenlijk is dat een woonmachine. U weet dat u alleen rechts mag lopen, u moet oversteken op de punten die daarvoor door anderen zijn aangegeven. Het is noodzakelijk dat u zich steeds weer schikt, want anders verkeert u steeds weer in levensgevaar.
Waar blijft zo uw vrijheid? Wij weten het allemaal, de grootste zondaars in het voetgangersverkeer zijn de heren, die ergens over lopen te praten en de dames, die aan de overkant opeens een interessante etalage zien. Zij vergeten dan immers voor een kort ogenblik, dat zij deel zijn van een mechanisme, dat stadsverkeer heet. Hun eigen belangstelling wordt wakker. Prompt zondigen zij tegen de regels, prompt is er gevaar. Ook de automobilist moet aan reeksen van regels gehoorzamen. Maar wanneer hij zijn vrouw heeft beloofd met haar uit te gaan en hij is al laat – hij moet zich nog verkleden – dan denkt hij niet aan de maximumsnelheid.
Het mechanisme komt opnieuw in gevaar, omdat de mens zijn eigen impulsen volgt. Dit is een gevolg van een steeds groeiende techniek. Steeds meer wordt het u onmogelijk gemaakt uzelf te zijn. Toch heeft de mens aan niets meer behoefte, dan aan de mogelijkheid steeds weer zichzelf te zijn. U vraagt zich misschien wel eens af, waarom het kamperen de laatste tijd – ook onder de ouderen – zo zeer is toegenomen. U denkt misschien aan de kosten enz. Daarnaast neemt ook het zomerverblijf in de bungalows toe, die in feite niet meer dan geglorifiëerde schuurtjes zijn. Zelfs door de zeer ouden. Weet u de reden? Dit is alleen het gevolg van de behoefte die de mens gevoelt, zo nu en dan eens bevrijd te zijn van de overlast
van de beschaving. Dan laat men graag daarvoor vele gemakken achter en neemt de lastige muggen en de mieren in de pap goedgehumeurd op de koop toe. Men wil eens een ogenblik zichzelf zijn. Niet verplicht zijn zich tweemaal per dag te scheren, of te schminken. Men wil eens in dat gemakkelijke japon, of dat korte broekje lopen, wat in de stad niet toelaatbaar wordt geacht. Men wil zichzelf zijn.
Heeft u zich wel eens afgevraagd, waarom eigenlijk zoveel jongeren en ouderen er een spel van plegen te maken tegen de voorschriften van de overheid in te gaan? Dit toont zich in het ontduiken van belastingen, het voor niets mee trachten te rijden op de tram, het net achter de rug van een agent inrijden van een eenrichtingsstraat, waar je niet in mag rijden, of, tot veel ernstiger vergrijpen tegen de regels en belangen van de gemeenschap toe. Gaat het hier nu werkelijk alleen om de winst, of het gemak? Neen, het is eerder een mentaliteit. Men wil losbreken uit een te nauw geworden keurs van maatschappelijke gebondenheid, die voortvloeit uit de steeds verder gaande techniek die met de werkelijke behoeften van de mens weinig of geen rekening pleegt te houden.
Zover het heden. Maar er is ook nog een toekomst. Tenzij de mensheid zich binnen korte tijd geheel te gronde zou richten – wat ik niet aanneem – zal de machine op den duur alles gaan doen. Een tijd, waarin dit beeld normaal zal worden: De portier groet de directeur-ingenieur werkman van de fabriek, wanneer deze op zijn werk komt. De portier neemt daarop een sleutel en opent het kastje waarin de knoppen staan. De ir. enz. drukt op de knop en kijkt even naar de motoren en gaat naar huis, tot het tijd wordt de fabriek weer stil te zetten. De portier gaat ook weer zitten en rookt zijn pijpje. Dit lijkt u nu nog een wensdroom. Maar de wereld is hiervan niet zover meer af, als u misschien zou denken. Alle hiervoor noodzakelijke technieken zijn reeds ontwikkeld. Alleen de toepassing heeft men nog niet kunnen, of durven vinden.
Wat moeten de mensen dan met hun tijd doen? Zij zullen een treurige plicht hebben, hen valt de taak ten deel de producten van de automaten te consumeren. Hoe meer er immers gemaakt wordt, hoe meer er verbruikt moet worden. Want de zaak moet kunnen blijven draaien. Dan zal men gaan zeggen: Wat hebben wij aan een mens die weigert te kopen, of te consumeren, wat hem wordt aanbevolen? Wat hebben wij aan iemand die niet de dure bewerkte spijzen eet, maar eenvoudig ergens op het veld een paar knollen of radijsjes gaat halen? Wat zal een dergelijke maatschappij moeten beginnen met een mens die zo onmaatschappelijk is, dat hij geen genoegen neemt met een automatisch huis, dat op tijd de ramen opent en sluit, de lichten dooft en aansteekt, kookt en schoonmaakt enz., maar een eenvoudig huisje prefereert, waarin hij zelf zijn potje kookt? Een dergelijk gedrag verstoort immers het productieproces en de berekeningen. Hij is dan een van de asocialen van de toekomst.
Hieruit volgt, dat de techniek een andere richting in zal moeten slaan. Zij kan niet onbeperkt verder gaan met zich op productie en productievermeerdering toe te leggen. De techniek die op het ogenblik voor de bevordering van omzet en zo verdere uitbreiding van het productieproces in toenemende mate van de psychologie gebruik gaat maken, zal deze kennis moeten gebruiken om zich meer dienstbaar te maken aan de werkelijke belangen van de mensheid. Zij zal moeten trachten de mens in staat te stellen zelf iets te doen. Hierbij denk ik aan een liefhebberij, die ten koste van vele zere vingers en huiselijke rust over de wereld zich uitbreidt: De do it yourself craze. “Doe het zelf”, zo roept men u toe. Voor een koopje krijgt u van ons de goed afgewerkte onderdelen. U ontvangt poten, romp en kop, geheel voorbereid voor eenvoudige en prettige montage. Zet dus zelf uw elektrische kat in elkaar, die kan kwispelstaarten en muizen vangen.
Ik weet, dat ik hier overdrijf. Maar moet niet iets belangrijkers dan alleen geldelijk voordeel de drijfveer zijn, wanneer zovele mensen opeens bij voorkeur alles zelf willen doen? Hier is toch nog sprake van een massaproduct. Al maak je je kast nog zo mooi, wanneer hij in duizenden andere huizen precies zo staat, zul je er niet geheel tevreden mee zijn. Je zou eigenlijk iets meer eigens willen maken.
Het is dan ook een logische ontwikkeling, wanneer de techniek zich niet meer toelegt op de fabricatie van afgewerkte producten, maar zich toe gaat leggen op het voortbrengen van steeds betere en goedkopere werktuigen, waarmee de mens voor zichzelf kan maken, wat hij wenst.
Hierbij mag rustig een groot aantal krachtwerktuigen zijn, dat aangedreven wordt door elektriciteit, verbrandingsmotoren, of iets dergelijks. Al deze werktuigen dienen echter door de leek met een minimum aan gevaar gehanteerd te kunnen worden. Men moet hem in staat stellen uit eigen weten en verlangen te scheppen, wat hij begeert.
De vrije tijd van de mens zal steeds meer gevuld dienen te worden met een uit eigen verlangen scheppend werken. De vrije tijd van de mens neemt steeds toe. Wanneer wij nagaan hoe lang het heeft geduurd voor men van de 70 uren werkweek over kon gaan tot de 40 uren week, dan zou een gelijkelijk verder gaan van deze ontwikkeling beteken, dat in het jaar 2020 na Chr. men strijdt tegen de 1 uur week, waar men in het vervolg nog maar 20 minuten per dag wenst te werken. Overdreven, maar daarom nog niet onmogelijk.
Wanneer de techniek er niet in slaagt de mens een nieuwe werkinhoud en een nieuwe werkvreugde te geven, zal de verdere mechanisatie van de wereld – die uit een verdere beheersing van technieken onvermijdelijk voortvloeit – een ondergang van de wereld betekenen. De mens kan immers niet onbeperkt geplaagd en gesard worden door de machines rondom hem zonder ze te willen vernietigen. De mens moet dan ook terug – of verder – gaan naar zijn natuurlijke plaats. Met overwicht en beheersing zichzelf verwerkelijken te midden van de wereld. Hij moet opnieuw het contact weten te vinden met planten en dieren, met de bodem zelf. Opnieuw moet hij de vreugde leren kennen uit het witte hout het meubel te maken, dat bij hem past, dat hem persoonlijk interesseert. De mens moet opnieuw de vreugde van het scheppen weten te vinden in de plaats van het vreugdeloos en klakkeloos reproduceren van de gedachten en scheppingen van anderen.
Hiervoor is veel nodig. De eenvormigheid van de steden, de blokvormige mensenpakhuizen, die nu thuis moeten heten, kunnen menigeen allang niet meer bevredigen. Geen wonder overigens, op de tweede etage genieten de mensen links van hen de ruzie, de verjaardag rechts, de baby beneden en de radio boven hen soms allemaal tegelijk. Soms is het vermakelijk, maar je kunt je programma niet selecteren en je bent niet in staat ook maar een van deze programma’s af te zetten. Anderen genieten de voordelen van de technische, theoretisch zo goede systeembouw, die zo juist door een ineenstorting in Italië weer eens haar duurzaamheid heeft bewezen. Men geeft u een vaste indeling, bestaande uit standaardtypen en standaardstukken. Je hebt in feite geen eigen huis meer, alleen maar een onderdak. Men leeft in een model milieu, dat men wat verwaarloost en laat vervuilen om het tenminste een eigen karakter te kunnen geven. U vindt dit misschien cynisch. Zeg mij dan eens, is dit grotendeels waar, of is het niet waar?
Gaat het die kant uit, of niet? Zo u meent, dat wij hier met redelijke zekerheid “ja” kunnen zeggen, zult u ook toe moeten geven dat de techniek, die meester van de wereld dreigt te worden, ten koste van alles tot dienaar van de mensheid moet worden gemaakt. De mens zelf zal aan zijn leven inhoud moeten geven. Op het ogenblik bestaat er een sociale techniek, die een steeds grotere zekerheid voor de enkeling tracht te scheppen op lasten van de staat. De staat, die uit de enkelingen is opgebouwd. Tot op zekere hoogte is dit goed. Maar ook daar dreigt men te ver te gaan en niets meer aan uw eigen initiatief over te laten. Vandaag of morgen krijgt u misschien zelfs de verplichte regenverzekering bij vakantie.
Zelfs indien men zover niet gaat, rijst nog de vraag, of dit in feite niet een de mens ontnemen van elke zelfstandigheid van leven en denken inhoudt. Een dergelijke handel- en denkwijze vloeit onmiddellijk voort uit de industriestaat, die nu eenmaal de zekerheid en de technische perfectie van haar voorzieningen moet stellen boven het belang van de mens als individu. Zodra men de mens tracht aan te passen aan de behoeften van een industrialisatie, aan de behoeften dus van de alles verslindende moloch, aan steeds ingewikkelder structuren, moet men hem in feite tot slaaf maken. Hoeveel slaven zijn er reeds nu? Hoeveel mensen verliezen reeds nu in de eentonigheid van hun taak elke persoonlijke inhoud? Een radiofabriek. De toestellen komen stuk na stuk van de band. Daar zit een mens. Toestel inpluggen, luisteren, uit. Inpluggen, luisteren, uit. Als enige afwisseling zo nu en dan: Inpluggen, luisteren, niet goed, er uit. Dag in, dag uit. 150, 200, 300 toestellen op één dag. Luisteren naar de modelluidspreker. Inpluggen, luisteren, uit. Zou een bewust mens daarvan niet gek worden?
Laat ons een ander beroep nemen. Want deze dingen komen niet alleen voor in de stramme mechanisatie van een fabriek. Een dokter. Hij had vroeger veel patiënten. Het kostte geld, dus kwam men alleen, wanneer men werkelijk meende dat het nodig was. Nu zit hij achter zijn bureau. Als een menselijke lopende band draven de patiënten hem voorbij. “Dokter, ik heb hoofdpijn”. Eigenlijk wil hij een dag vrij hebben. Recept voor aspirine. Weg. “Dokter, ik heb zo’n pijn in mijn rug.” Even kijken. Zal wel reuma zijn. Smeerseltje, of bestraling voorschrijven. Weg.
Volgende patiënt. Uren lang. Wat zegt u? Is dat niet goed? Dat weet de dokter ook wel. Maar het is noodzakelijk geworden: De dokter is nu eenmaal geen machine. Hij kan maar zoveel patiënten per tijdseenheid goed behandelen. Wanneer hij regelmatig meer patiënten moet behandelen, zal hij per patiënt minder tijd moeten nemen dan eigenlijk verantwoord is. Hieraan is de dokter niet schuldig. Hij gebruikt waarschijnlijk heel wat meer tijd voor zijn patiënten dan in feite voor hem zelf verantwoord is. Het is een gevolg van de structuur van de maatschappij.
Dan hebben wij nog te maken met een ander bijproduct van een steeds grotere technische beheersing: de steeds intensere psychische beïnvloeding van de massa. “Roken verwekt longkanker.” Dat is in zekere zin waar. Er zijn vele andere en meer voorkomende oorzaken te noemen. De radio schreeuwt dit uit. De kranten schrijven er over onder grote koppen. Lichtreclames doen het in de nacht langs de gevels flitsen. De mens leest het, de mens hoort het steeds weer. De mens krijgt symptomen. Hij voelt zich ongelukkig. Hij doet er alles voor, behalve dan het roken te laten. Dat kan hij niet. Hij is eraan verslaafd. Hij moet wel verslaafd zijn. De fabrieken moeten toch draaien? Er moeten toch tenminste zoveel sigaretten worden afgezet, wil werkeloosheid en kapitaalsverliezen worden voorkomen? Dan maar met een filter roken.
Dit is een enkel voorbeeld van de treurige verslaafdheid die men bij de mens veroorzaakt. Hij is misschien verslaafd aan zijn wekelijkse cinemavoorstelling, hij is verslaafd aan het rumoer van de jukebox. Hij is verslaafd aan de producten van…. de techniek en met alle middelen der techniek tracht men de verslaving juist groter te maken. De producten waar het om gaat, zijn misschien oorspronkelijk bedoeld om het menselijk leven wat blijer te maken. Maar alles moet immers en masse worden vervaardigd? Het moet toch lonend zijn? Daarom is het noodzakelijk dat de massa de belangrijkheid van het product inziet. De mens moet worden verleid om steeds meer dingen te kopen en te gebruiken. Om dit te bereiken, heeft men een techniek ontworpen, die bij de mens de vrije wil haast ongemerkt ondermijnt.
Dit is het treurige heden. De toekomst brengt de revolutie, waarbij de techniek zal leren dienen, dan wel zal vernietigen. Indien zij leert te dienen, zal elke mens, waar ter wereld hij ook leeft, de middelen ter beschikking hebben om voor zich te werken en daarnaast in een betrekkelijk korte tijd diensten aan de gemeenschap moeten bewijzen voor het in stand houden van de noodzakelijke krachtbronnen en fabrieken. Wee de mens, wanneer het anders gaat. Wanneer men meent de mens te kunnen en te moeten dwingen consument te worden in een steeds meer door de belangen van de productiegroepen bepaalde verbruiksmarkt. Wee de mensheid en de aarde, indien men de gedachte aan noodzakelijke werkverschaffing en beheersing van de massa op de belangen van de individuele mens laat overheersen. Want de massa zal zich op den duur verzetten.
Reeds nu heeft de techniek de geheimzinnige raketten ontworpen, die als bruinvissen van de lucht met speels vlammende staarten over de continenten kunnen flitsen en hun atomicwarheads op de steden kunnen werpen. De techniek heeft nu reeds de middelen ontworpen, waarmede het weer te verstoren is, een methode gevonden om vloedgolven te veroorzaken, een weg gevonden om met automatisch bestuurde vliegtuigen door sproeistof tijdelijk alle plantengroei en alle mensen te vergiftigen. Want ook dit zijn de producten van de techniek en de wetenschap. Indien de mens niet zelf het heft in handen neemt, maar een slaaf wordt van een zich steeds uitbreidende keten van ontwerpen, produceren en exploiteren, dan zal dit deel van de techniek uiteindelijk overwinnen. De techniek zal daarbij sterven, omdat er geen mens meer zal blijven die de lege en stukgeschoten fabrieken zal kunnen herstellen of bedienen.
Wanneer de vernietiging losbarst, zal zij voortgaan tot er geen kracht meer aanwezig is om de wonderlijke, zelfdenkende voertuigen en fabrieken te doen leven, te doen denken en te doen handelen.
Is het dan geen zegen, wanneer de mens na enkele uren werk per dag, verder kan doen wat hij wil?
Dit is waar, wanneer wij aannemen, dat de mens dan inderdaad na de arbeid vrij zal zijn. U vergeet, dat bij elk productieproces een zekere voorraad wordt gevormd, die moet worden afgezet. Denk aan de overjarige tv-toestellen uit Duitsland. Die afzet is noodzakelijk voor het systeem. Indien de mens in zijn vrije uren alleen zou doen wat hij werkelijk zelf wil, zou het verbruik te klein zijn. Men zal daarom de productie niet stil kunnen of willen leggen. Hieruit volgt een directe of indirecte dwang tot grotere consumptie.
Laat mij als voorbeeld een toekomstbeeld geven. Misschien is de tijd niet zo ver meer dat de mens zegt: Gelukkig, vandaag mag ik werken. Morgen moet ik – helaas – alles doen om zoveel mogelijk te consumeren. Morgen moet ik tenminste zo veel eten, zo veel theaters bezoeken, zo veel kleding verslijten, zo lang tv kijken en nog die hoeveelheid odeur verbruiken. Of het de persoon belieft? Wanneer hij dit niet doet, loopt immers de hele sociale structuur vast! De techniek kan nu eenmaal niet stilstaan. Uitbreiding en verbeteringen zijn een behoefte die niet ontkend kan worden. Naarmate de arbeid die de mens verricht meer creatief is, zal hij hierin intenser mee leven. Ook de technicus zal dan voortdurend trachten zijn eigen ideeën en vernieuwingen te doen produceren. Ik sprak reeds over een technocratie: De groep van technici, die uiteindelijk het gezag aan zich zullen trekken bij een dergelijke ontwikkeling. Deze zal naar eigen inzichten heersen en zo de beoogde pressie tot consumptie aanmerkelijk vergroten.
Zeker, korte arbeidstijd is begeerlijk, wanneer de techniek inderdaad de dienaar van de mens is. In de huidige verhoudingen is zij dit zeker niet. Bij massaproductie, als doel, zal de techniek de smaak- en verbruiksgewoonten van de massa steeds willen beheersen. Slechts indien zij zich beperkt tot het ter beschikking stellen van grondstoffen in ruwe vorm, een zo goed mogelijk produceren van voedsel en energie, zal de mens binnen een technische beschaving werkelijk vrij kunnen zijn. Om dit te verwerkelijken zullen vele, nu machtige kartels en industrieën stil gelegd moeten worden. Ik kan mij niet voorstellen, dat dit vredig en zonder strijd zal gebeuren.
Oefent de aanwas van het bevolkingsaantal ook niet een ongunstige invloed uit op de verhouding mens en techniek?
Eigenlijk is het omgekeerd. De groei van de techniek bevordert de bevolkingsaanwas en maakt ook het behoud van minder levensvatbare exemplaren mogelijk. Hierdoor neemt de kans op overbevolking aanmerkelijk toe. Gelijktijdig zal een verslechtering van het ras en zijn kwaliteiten optreden. Ook zonder industrie komt in bepaalde gebieden overbevolking wel voor.
Maar dan zijn er natuurlijke factoren die regelmatig de zwakken uitwieden. Al klinkt het misschien onmenselijk: vanuit een algemeen standpunt is dit vaak heel goed. Ik denk hier o.m. aan de overbevolking in de gebieden van Zuid-China. Hier grijpen regelmatig overstromingen en andere natuurrampen in, die de bevolking aanmerkelijk decimeren. Nu zou de mens de noodzakelijke bezwaren der techniek – ook de hieruit vaak ontstane overbevolking – kunnen vermijden, indien hij meer zelfbeheersing had. Hij bezit deze echter niet. Het gevolg is een sterke achteruitgang van de gemiddeld aanvaarde moraal, het verantwoordingsbewustzijn en de gemiddelde verstandelijke vermogens. Dat ook dit zijn stempel op de maatschappij zal drukken, is nu eenmaal niet te vermijden. Ook hierbij blijkt weer, hoe de techniek aan de ene kant zich verdienstelijk maakt door voor de mens steeds meer hulpmiddelen te scheppen, doch aan de andere kant de mensheid en haar ontwikkeling steeds sterker zal binden aan het technisch bereikte.
In een van uw lezingen werd gesteld dat de bevolkingsaanwas rond de eeuwwisseling weer af zou nemen.
Inderdaad. Maar dit gaat gepaard met een omwenteling in de sociale structuur. Indien de bevolkingsaanwas onbeperkt aan zou houden, zou hieruit alleen al een vernietigingsoorlog geboren worden, die slechts een nieuwe oermens op de aarde achter zou laten.
De enig andere uitweg is een grotere belangstelling bij de mens voor psychische en geestelijke waarden met een sterke vermindering van de nadruk op de materiële bereikingen. Dit is een ontwikkeling die wij inderdaad menen te zien. Hieruit vloeit dan vanzelf een beperking van nakomelingschap voort. Men zal zich niet meer klakkeloos voortplanten, doch dit alleen doen met een volledig besef van de verantwoording, die men voor het komende geslacht daarmee op zich neemt. Overigens is het opvallend dat de grootste piek van de bevolkingsaanwas alweer achter de rug is. Deze lag in de laatste jaren van de oorlog en de eerste jaren daarna. In feite is er dus een kleine terugval van de bevolkingsgroei, die echter teniet zal worden gedaan, wanneer de oorlogskinderen gaan huwen. Dezen zullen verstandiger over kinderen denken dan hun ouders, waardoor vanaf dit punt een langzame afname is te verwachten. Ook hier is de belangrijke vraag weer, zal de mens meester blijven van zichzelf en zijn techniek, of zal hij de slaaf blijven van zijn lusten en de machines? Wanneer u zich overigens over de bevolkingsaanwas verder wilt oriënteren, dan kunt u door het bezien van de statistieken ervaren, dat de sterkste aanwas steeds weer plaats vindt, waar grote industrieën worden gevestigd te midden van een landbouwbevolking.
Zal een afname van bevolkingsaanwas als gevolg van beter inzicht ook niet inhouden, dat men meester wordt van de techniek?
Mogelijk is dit wel. Maar wij moeten er mee rekenen, dat de mens dan belangengroepen zal moeten overwinnen, die – door het menselijke egoïsme – zeer sterk in hun schoenen staan.
U zegt, de mens moet meester worden over de techniek. Wie is de mens? De techniek wordt geheel beheerst door enkelingen. De massa zou dus deze enkelingen in hun werken en taak moeten bedwingen. Maar wij leven in een eeuw van vooruitgang, niet van teruggang.
Ik hoor uw stelling en kan uw standpunt appreciëren. Maar u vergist zich. U neemt aan, dat de enkelingen die de techniek beheersen, dus ook de wereld beheersen. Maar in de praktijk blijkt, dat degenen die de techniek beheersen, worden gedwongen door de beheersers van de massa en dus ook de massa zelf hun pogen in een bepaalde richting te vervolgen. Zij zijn dus niet vrij om te scheppen, zoals zij zelf dit willen.
Het zijn enkelingen die hen dwingen.
Deze enkelingen zijn de vertegenwoordigers van de massa op het ogenblik, dat zij hun macht ontlenen aan de gehoorzaamheid van de massa en de massa hen hun macht laat.
Hiermee bent u het niet eens? Wanneer uw minister van defensie aan Philips laboratorium de opdracht geeft een nieuw soort radar te ontwikkelen, dan gebeurt dit. Maar u hebt het parlement gekozen. Het parlement echter machtigt de minister een dergelijke opdracht te geven, zij het, dat dit stilzwijgend, of openlijk gebeurt. In feite bent u, als kiezer, dus i.c. de verantwoordelijke voor hetgeen er gebeurt. Men verkondigt wel de stelling, dat de mens als enkeling niet aansprakelijk is voor de handelingen van zijn regeerders. Maar het is juist deze instelling die de wereld heeft gebracht tot concentratiekampen, mishandelingen, discriminatie, het ontkennen van de menselijke rechten van kleurlingen, enz. Wij zijn daarvoor als enkeling niet aansprakelijk, zo roept men. Wij kunnen hier niets aan doen. Die maatregelen moeten van bovenaf komen. Het is juist door het afwijzen van elke aansprakelijkheid, die verder gaat dan het eigen levensbare ik, dat in de wereld de mistoestanden konden ontstaan, die op het ogenblik de vrijheid en het welzijn van een groot deel van de mensheid bedreigen. Juist deze misstanden zijn het, die de techniek hebben gemaakt tot een monster, dat dreigt zijn scheppers te verslinden. Niemand is in staat alle technische kennis in de wereld te bezitten, of zelfs maar te begrijpen. Niet iedereen kan zelf ingenieur zijn. Maar wel kan hij zien, wat de gevolgen van deze technische kennis zijn voor zijn eigen leven. Hiernaar zal hij zijn handelen en invloed moeten richten.
Verder is het noodzakelijk, dat de mens, indien hij wil en kan, toegang heeft tot alle technische gegevens en opleidingen, terwijl aan de technici zo weinig mogelijk dwingende opdrachten worden verstrekt, zodat ook zij zich naar eigen behoeven kunnen uiten. De menigte zal aan de hand van proeven moeten besluiten, of het belangrijk is deze bereikingen van een enkeling voor allen te verwerkelijken. Het grootste gevaar, dat in de massa schuilt, is wel haar neiging aan een ander de beslissing te laten en te zeggen: wanneer hij het zegt, is het wel goed. Een voorbeeld van dit euvel vindt u bij de Amerikaanse vakbondsleiders, waarvan sommigen in feite gangsters bleken te zijn en zelfs nu nog rijst de vraag, of zij wel eerlijk zijn. Hun volgelingen zeggen: “Laten zij hun gang maar gaan. Wanneer zij maar zorgen dat wij eten, drinken en loonopslag krijgen, dan interesseert de rest ons niet.” Door deze houding zijn de leden van deze bonden mede aansprakelijk voor alle misstanden, die voortvloeien uit het machtsmisbruik van hun leiders.
Indien u dit beseft en als reëel kunt aanvaarden, dan is mijn betoog zeker geen pleidooi voor een teruggaan. Ik pleit voor de vooruitgang van de mensheid. Ik beveel u niet als redmiddel aan de mensheid te ontnemen, wat thans als technische rijkdom tot haar beschikking is. Ik zou het gebruik van de technische rijkdom, van de realisaties der wetenschap geleid willen zien in de richting van het persoonlijk behoeven en het persoonlijk belang van het individu, dit alles gedragen door een verantwoordelijkheidsbewustzijn van het individu t.o. zichzelf en de mensheid. Ik pleit voor een bewust zelf kiezen in plaats van de lome en lusteloze overgave aan hetgeen men beslist, of wat de machine eist.
En de onderontwikkelde gebieden? Wij moeten toch dankbaar zijn dat wij hen kunnen steunen?
Theoretisch wel. Maar velen zien het verhogen van de welvaart der onderontwikkelde gebieden in termen als de consumptie van Coca-Cola daar te verhogen. Wanneer wij nagaan, hoeveel der beschikbare gelden is weg gegaan aan op zich overbodige consumptieartikelen en welke bedragen werkelijk zijn besteed aan het bevorderen van het eigen levenspeil van de bevolking volgens haar gewoonten en gebruiken, dan zullen wij zien, dat de bedragen voor dit laatste besteed, in verhouding zeer laag zijn. De enige uitzondering is India.
In de meeste gevallen heeft men de Westerse levensstandaard en de Westerse technologie aan deze volkeren opgedrongen op een zodanige manier, dat zij in feite een vergroot afzetgebied betekenen voor het Westen. Hierdoor maakt men de onderontwikkelde gebieden tot een belangrijke schakel in eigen technische en industriële ontwikkeling. Wat men daarbij vergeet is de vrede en het geluk van de mensen. In India heeft men vooral getracht de oude huisindustrieën op te doen leven en zijn grotere industrieën op basis hiervan ingericht. Men is zich er daar van bewust, dat de mens op deze wijze zelfs bij een lagere levensstandaard een groter geluk en een grotere levensvervulling vindt, dan bij een meer Westerse, maar ook meer mechanische welvaartspolitiek. In vele gevallen hebben de onderontwikkelde gebieden niet zo zeer behoefte aan telefooncentrales en tractoren, als aan een redelijke gezondheidszorg en vooral wel aan raad, waardoor het mogelijk wordt op eigen wijze, eigen landbouw en industrieën te verbeteren. Een dergelijke steun wordt veel te weinig gegeven.
Nederland zowel als Zwitserland en de Scandinavische landen zijn hierin vaak goede en gelukkige uitzonderingen. Zij treden voornamelijk op als raadgevers en helpers die de bevolking helpen voort te gaan in de richtingen die zijzelf begeert. Zij trachten niet, zoals vele anderen, de Westerse geaardheid, of politiek te doen domineren boven de eigen gesteldheid van deze gebieden. De genoemden echter vormen slechts een kleine factor in de steun die aan deze gebieden op het ogenblik wordt verleend.
Tot besluit van deze discussie wil ik nogmaals mijn persoonlijke overtuiging in verband met dit onderwerp uitspreken.
Gezien hetgeen wij gesteld hebben en gezamenlijk besproken, meen ik de conclusie te mogen trekken, dat de doorsnee mens te kort schiet in zijn verantwoordelijkheid tegenover andere mensen en andere schepselen.
Ik meen te mogen stellen, dat laksheid en een zich laten dragen door de gebeurtenissen van de tijd bij de menigte in grote mate aansprakelijk moet worden geacht voor het misbruik, dat vaak wordt gemaakt van de techniek.
Ik meen te mogen constateren, dat de mens die oprecht in een God gelooft en de Goddelijke wil voor zich tracht te uiten – dit ongeacht zijn al dan niet kerks zijn – zeker in dit zoeken naar waarheid, Licht en recht, de noodzakelijke ommekeer kan brengen. Dezen zullen in staat zijn door hun offers en leven de techniek tot een waar dienaar der mensheid en de mens tot een waar vorst op deze wereld te maken.
Verder gaande stel ik, dat, volgens mijn innige overtuiging, de mens, indien hij leert eigen verantwoording te dragen zonder zich op anderen te beroepen, ja, zijn eigen schuld ook zelf te dragen, wanneer dit noodzakelijk is en zijn eigen weg te gaan, zonder daarbij ten koste van anderen te leven, niet alleen de techniek zal bedwingen en de wereld tot een betere zal maken, maar tevens een nieuw geestelijk Licht over deze wereld zal kunnen doen schijnen, waarin de Goddelijke waarheid Zich kennelijk en aan een ieder zal openbaren.
Een geestelijke bewustwording zal het dan mogelijk maken door een ontwikkelen van eigenschappen, die nu nog in de mens sluimeren, zich te ontdoen van vele van de technische hulpmiddelen die nu nog noodzakelijk en onontbeerlijk lijken. Dan zal de mens uit eigen kracht en recht als scheppend wezen meester kunnen zijn van een aarde, bevolkt door dieren en planten, die vrede kent in de harde wetten van de natuur en God realiseert in het eigen streven en werken van elk schepsel. Met deze conclusies en stellingen besluit ik mijn betoog.
Esoterie.
Heden wil ik met u de vraag bezien, waarom er eigenlijk een verdeling in licht en duister bestaat binnen de Schepping. Ten tweede, wat wij met deze kennis kunnen doen.
Al is over het algemeen het licht geestelijk zeer gewenst, er zijn toch toestanden waarbij wij aan het duister toch liever de voorkeur geven. Evenals je in het leven soms de dingen zwaar inziet, terwijl het toch eigenlijk beter is meer naar de lichte zijde van de gebeurtenissen te zien. Wij zeggen in de esoterie altijd, dat licht en duister uit elkaar voortvloeien.
Elkaars tegenstellingen zijnde voor ons bewustzijn, betekenen zij enerzijds de begrenzing van het voor ons kenbare doel van het Goddelijke, terwijl zij anderzijds door hun verdeling ons eigen standpunt t.o.v. het erkende Goddelijke aangeven.
Licht is voor ons datgene, waarin wij onszelf kunnen herkennen en waardoor wij dan ook onze plaats in de kosmos kunnen bepalen. Wanneer wij streven naar het Licht, dan moeten wij uit het duister komen. Nu kunnen wij “afkomst” en “streven naar” vervangen door de begrippen “wat voor ons ligt” en “wat achter ons ligt”. Dan volgt hieruit: hetgeen wij ons als doel stellen, is ons Licht. Onze oorsprong is voor ons duister. Indien wij dit eenmaal beseffen, zullen wij ook begrijpen, dat elke keer, dat wij te keer gaan tegen de moeilijkheden die er in het leven nu eenmaal bestaan, wij ons in feite afkeren van het Licht. Zolang wij het Licht, ons Goddelijk doel in het oog houden, hebben wij geen reden om somber te zijn. Want alle dingen hebben zin. Er is niets zinloos, er gaat voor ons niets verloren. Vandaar mijn opmerking, dat het beter is steeds naar de lichte zijde van het gebeuren te schouwen.
Ik zinspeelde er ook op, dat het soms begeerlijk lijkt in het duister te zijn. Nu zijn er in het leven omstandigheden dat men maar al te goed beseft: nu handel ik niet, zoals naar mijn idee een goed mens zou moeten doen. Ik schaam mij een beetje. Wanneer je je ergens voor schaamt, kun je er wel zeker van zijn, dat het voor jou tot de duistere waarden behoort. Dit heeft niets te maken met de kosmos. Het is niet uit God, maar komt uit jezelf voort. Het feit, dat zoveel dingen geheim worden gehouden, of zich alleen in het duister afspelen, bewijst dan ook wel, dat er op deze wereld een overvloed van schuldbewustzijn aanwezig is. Waarom? Schuldbewustzijn vloeit voort uit een onbewustzijn t.o.v. de waarden van het leven. Zolang je weet wat je moet doen en je daaraan houdt, is er geen behoefte aan geheimzinnigheid en duister. Maar wanneer je twijfelt, of het idee hebt, dat iets minderwaardig is, zal je trachten het te verbergen, wanneer je je daarvan niet onthouden kunt. In de meeste gevallen komt dit oordeel van minderwaardigheid voort uit een verkeerde voorstelling van de werkelijkheid. Wanneer u in het donker dingen doet, dan zult u dit alleen doen, omdat deze dingen volgens uw idee het licht niet of minder goed verdragen. De waarheid hoeft het licht niet te schuwen. Je gaat in tegen je eigen bewustzijn. Daarom vind je dingen walgelijk, obsceen, lelijk, of misdadig. Maar kan een mens iets doen, al is het een roofoverval, wat niet in God bestaat en dus niet tot de Schepping behoort? Neen. Het kan in de Schepping geheel Licht, zuiver en helder zijn. Voor u deugt het dan niet, omdat u het vanuit een verkeerd standpunt beziet.
Er was eens een esotericus. Was, want sindsdien is hij bewust geworden en nu doet hij niet meer aan esoterie. Wie iets gevonden heeft, zoekt immers niet verder? Deze esotericus vond in de wereld onnoemelijk veel verwerpelijks. Hij zag de slechtheid van de mensheid, het lijden in de wereld, het onrecht van het menselijk bestaan, de wreedheid van de natuurkrachten. Hij liep dan ook altijd met een lang gezicht, wat hij verborg achter een zware baard. Op een goede dag liep hij in het duister te treuren over de duisternis in de wereld, toen hij opeens neergeslagen werd. Deze gebeurtenis werd hem een bron van Licht. Toen de sterren voor zijn ogen eindelijk weer geblust waren, en hij zich weer bewust was van de sombere nacht, vroeg hij zich af, waarom juist hij die klap had gekregen. Hij constateerde, dat dit voortkwam uit zijn behoefte in het duister met zijn gedachten alleen te zijn. Dit was weer het gevolg van het feit, dat hij zijn eigen gedachten niet kende. Hierdoor werd hij zich van de voortdurende somberheid bewust, waarin hij leefde en zocht de oplossing van de vraag: waarom steeds somber? Terwijl hij besloot, dat dit niet juist was, ontdekte hij, dat zijn beurs was verdwenen. Eerst wilde hij beginnen met klagen, doch bedacht zich. Hij zocht de goede zijde van de zaak. Al kostte het hem moeite, hij gevoelde zich er uiteindelijk zeer wel bij. Daarom begon hij van alle dingen vooral de goede zijde te zien. Het eerste gevolg was, dat men hem voor dwaas begon te houden, ofschoon hij vroeger als een wijsgeer bekend had gestaan. Want vele mensen geven hun aandacht wel aan onheilsprofeten, maar verachten de mens, die uit het leven alle zon en vreugde puurt, die hij maar vinden kan.
Daarnaast dacht hij na over de vraag: waarom zo vele dingen, die vroeger slecht hadden geschenen, hem nu aanvaardbaar leken. Hij had geleerd, dat sommige dingen slecht zijn en andere niet zo horen. Maar met welk gezag had men hem dat verteld? Omdat het in boeken en openbaringen stond. “Wat in boeken staat, kan alleen waar zijn, wanneer het in God Zelf bestaat. Ik hoef mij dus niet aan de boeken te storen, zolang de God in mij niet bevestigt, wat daarin staat. Ik moet proberen God te zien in alle dingen. Dat is voor mij het eerste bewustzijn.” Dit was het ogenblik van zijn inwijding. Want vanaf dat ogenblik leefde hij in directe relatie met zijn God. Toen was het niet meer noodzakelijk voor hem naar de geheimen in zijn eigen ik te zoeken. Wie de beschikking heeft over de inhoud van de gehele kluis van de Amsterdamse Bank, gaat ook niet op straat uren zoeken naar een cent, die hij in het donker verloren heeft. Om tot een dergelijke inwijding te komen, moet je beseffen, dat het de taak van de mens is de vreugden die God hem schenkt te aanvaarden, alles wat hem wordt opgelegd door te maken, zonder daarom de vreugden van het leven prijs te geven.
Ik heb nogal eens mensen ontmoet, die zich esoterici noemden. Zij propten zich vol met allerhande esoterische stellingen. Wanneer je met dergelijke mensen spreekt, dan hoor je nu eens Plato, dan weer Seneca, of Aristoteles, dan weer modernere filosofen. Ga je er verder op in, dan ontdek je, dat zij uit de gezegden en leringen van anderen een soort legpuzzel hebben gemaakt, die bijna – maar net niet helemaal – voor hun eigen leven past. Nu houden de mensen zich in de mode en in het leven voornamelijk aan hetgeen hen persoonlijk geheel past. Wanneer zij tenminste daartoe de mogelijkheid vinden. Men wil, waar het maar kan, de waarden des levens precies op maat ontvangen. Dan is mijn vraag, waarom nemen zoveel mensen dan genoegen met confectiebegrippen, wanneer het om God gaat, of om een esoterisch streven? Is het nu werkelijk zo belangrijk, wat Plato, of een ander heeft gezegd? In het leven heb je toch voor alles met jezelf te maken?
In je “ik” zal – dat geef ik graag toe – een honger zijn naar iets hogers, iets beters, iets ruimers.
Wanneer wij een beetje religieus zijn, dan noemen wij hetgeen daar achter schuilgaat, God. Wij streven naar een erkennen van ons eigen wezen in God. Maar hoe kan Plato nu geweten hebben hoe u tot God staat? Neen. Heeft hij geweten in welke omstandigheden u moet leven? Neen.
Heeft hij geweten hoe u deze problemen het beste kunt overwinnen? Neen. Hij heeft op zijn eigen wijze gedacht over zijn problemen en zijn wereld. Maar ú moet denken over uw wereld en op uw manier. Zolang je daarbij God niet buiten beschouwing laat, is het niet nodig een legpuzzel te maken uit de gezegden van oude geleerden en wetenschapsmensen. Soms zul je hier en daar een fragment vinden dat in jouw leven past. Maar dan zul je het vaak heel anders opvatten dan de schepper ervan. Het is dus geen eigendom meer van Plato, of van een ander. Het is uw eigen denken geworden, uitgedrukt in woorden, die u van een ander geleend hebt.
Wat dat betreft, doe je hetzelfde als de moderne componist: je neemt een motief van een der klassieken, geeft er een ander ritme aan, gebruikt een andere toonaard en daar is je eigen melodie al. Zo nemen wij fragmenten van klassieke denkers en gebruiken deze als verklaring voor onze eigen behoeften. Maar vergeet één ding niet. Je moet beginnen met te leven, dán pas kun je gaan verklaren. Zo kun je tot een zekere zelfkennis komen. Wanneer je God in alle dingen ziet, word je vooral opgewekter, ben je opgewekt, omdat God met jou is, dan kan je niets meer gebeuren.
Dan gaat het je misschien wel als die zeeman: zijn erfgenamen hebben zijn papegaai meteen de nek omgedraaid, omdat ze de taal die het dier uitsloeg, niet langer konden aanhoren. Toen deze zeeman, na genoten te hebben van het rosse leven op zee, maar vooral in de havensteden, naar de eeuwigheid trok, kwam hij natuurlijk in de hel terecht. U weet wel, de afdeling beneden, waar ze in de oorlog een extra kolentoewijzing voor hadden. De duivel zette hem onmiddellijk op een warm vuurtje te sudderen. Onze zeeman trok zich er niets van aan en begon te zingen: “Dertien dode mannen en een kist met rum”. De duivel werd er zenuwachtig van en verbood hem dat liedje te zingen. Daarop begon de zeeman onmiddellijk met het schone lied “En waarom zouden wij treuren…” Om een lang verhaal kort te maken: toen onze zeeman boven zijn vuurtje een eeuw of wat had gezongen, ondanks alles, ging de duivel naar God toe. “Heer, ik heb nog nooit iets van U gevraagd. Nu vraag ik U om een gunst. Haal in godsnaam die zeeman bij me weg, want in de hel past hij niet”. Iedereen was natuurlijk benieuwd, hoe de zeeman op het grote verschil tussen hemel en hel zou reageren. Het enige wat hij vroeg, toen hij binnenkwam, was: “Zijn er hier verplichte liederen, of mag ik zingen, wat ik wil?” Als het waar is, wat ik gehoord heb, zit hij nu met een harp en een kroon al eeuwen lang op een wolkje te zingen over een zeemanskist, dertien mannen en een kist met rum. Hem waren hemel en hel gelijk, omdat hij in zich een vreugde droeg, die sterker was dan alle uiterlijke dingen.
Is het leven soms zo wreed, vrienden? Is het soms een hel? Kun je er niet tegen op? Heb je het te kwaad? Zeker, maar dat komt alleen, omdat je blijft treuren. Wanneer je moed hebt om van binnen vrolijk en opgewekt te blijven – ook al kost het je moeite – wanneer wij van het mooie in het leven blijven genieten ondanks alles, dan komt er een ogenblik, dat alle duistere krachten verdwijnen. Dan vinden wij het Licht. Dan vinden wij de waarheid, omdat wij in onszelf steeds de Goddelijke kracht en het Goddelijk Licht verwerkelijkt hebben.
Wanneer je zover bent, dat je het Licht – je doel dus – bereikt heb, dan bestaat er voor jou geen duister en geen Licht meer. Want je ziet alle dingen gelijkelijk in hun juiste betekenis. Licht en duister hebben dan geen aparte betekenis meer. Ook al neem je dingen waar die je vroeger zo genoemd hebt, zij zijn God en zij blijven deel van God. Zo vind je dan de eeuwige vreugde en het eeuwig geluk.
Esoterie, met al wat er bij hoort, is niets anders dan een pogen dit geluk te bereiken. Dat gaat niet door in dikke boeken te lezen, of zwaarwichtig te peinzen, of met zwaarwichtige betogen. Werkelijke esoterie begint dan ook met de praktijk. Wanneer je naar de tandarts gaat, helpt het je immers ook niet of je al precies uitgelegd krijgt, wat de oorzaak van je pijn is? Er moet iets aan gedaan worden. Zonder dat, gaat de pijn niet weg. Wanneer u nu praat en praat en praat over het Goddelijke Licht, wanneer u er alleen maar voortdurend aan denkt, zult u dan het Goddelijk Licht vinden? Neen, ook daar is het een kwestie van praktijk en van doen.
Esoterie is niet een middel om zonder je al te druk te maken de groot geestelijke wijsheid te vinden. Het is een methode om naar de kern van je eigen wezen toe te leven en zo God te vinden. Alleen de mensen die gezegd hebben: “Nu ligt al het andere achter mij, ik heb een levenstaak die ik moet vervullen en dat telt alleen nu”, hebben het ware geluk gevonden.
Dit kan ik u wel zeggen: De mens die zijn tijd niet rendabel maakt door steeds gelukkiger te zijn en zo God steeds beter te vinden in zijn omgeving en zijn daden, zal nooit voldoende bewust worden om de stof voorgoed te verlaten.
Ik geef u nu de woorden en de gedachten. Jammer genoeg kan ik u de praktijk niet geven. Die zult u zelf moeten zoeken.
Ik ga u nu een paar definities geven.
SPRAAKZAAMHEID: Het vermogen om vele woorden met of zonder zin, zo aan elkaar te rijgen, dat een ander geen kans krijgt om er tussen te komen.
ZWIJGZAAMHEID: Vaak een onvermogen tot argumenteren, dat – mits goed verborgen – u bij anderen een reputatie van wijsheid verschaft.
ONTHECHTING: Een afstand doen van alle dingen. Wanneer je het opvallend doet, hecht je je zozeer aan de onthechting, dat dit een zeer belangrijke hechting betekent.
TEGENSPRAAK: Een argument gericht tegen een ander, al dan niet voortspruitende uit eigen weten, in de hoop, dat de ander toe zal geven, dat jij het beter weet, dan hij.
EEN TERMINOLOGISCHE ONWAARHEID: Een zo technische uitgedrukte verklaring, dat de meesten denken dat het klopt, ofschoon enkelen zich realiseren, dat je het verkeerd hebt bekeken. Een terminologische onjuistheid is geen leugen, omdat hij een waarheid kan bevatten, als waarheid kan worden uitgelegd en alleen bij nadere beschouwing blijkt, dat het onjuist is.
FILOSOFIE: I. Het erkennen van de waarden en grondwaarden van eigen leven met een daaruit opbouwen datgene, wat je nog niet kent.
II. Het samen garen van de gedachten van anderen om je op de wijsheid ervan te beroepen, zonder daarbij ooit een werkelijk eigen gedachte te brengen.
III. De onzinnige verklaringen van een mens, in zodanige termen uitgedrukt, dat een ander denkt, dat het menens is.
MOED: Soms onbegrip voor het gevaar, waardoor je handelt, alsof het gevaar niet bestaat.
WERKELIJKE MOED: Bij een kennen van gevaren en ondanks eigen angst je plicht volbrengen, zelfs indien je die plicht ten zeerste vreest.
GODDELIJK LICHT: Ons innerlijk verlangen, dat ons in staat stelt God innerlijk te beleven en zo de juiste verhouding van alle dingen te erkennen.
DEUGD: Is in geen geval een beantwoorden aan hetgeen men rond u deugdelijk vindt, maar een zo vol mogelijk beleven van al hetgeen u volgens eigen innerlijk weten meent te moeten en te kunnen doen.
FATSOEN: Een wijze van zich gedragen, waardoor men voorkomt, dat anderen iets van je zien, wat zij liever niet zouden zien, zodat zij in staat zijn je persoonlijkheid te waarderen, zelfs indien zij weten dat er iets niet deugt.