De mens, fase tussen verleden en toekomst

image_pdf

21 oktober 1986

Aan het begin van deze bijeenkomst moet ik u erop wijzen dat we niet alwetend of onfeilbaar zijn. We hopen dat u daar goed nota van neemt en zelf nadenkt.

Ik zou graag eens willen spreken over het verleden en dan over het verre verleden. In het begin is er één bewustzijn. Dat bewustzijn in zichzelf leeft, bestaat, maar het is niet geuit. Op het ogenblik echter dat het zich a.h.w. beweegt, dat het van zich een uiting probeert, ontstaat er in de latente velden die er aanwezig zijn in het begin, -de structuur van de ruimte- velden, – een warreling. Door die warreling ontstaan de eerste kleine deeltjes: Die deeltjes gaan botsen. Er ontstaat warmte. Door warmte ontstaat straling. Kleine deeltjes worden uitgezonden. Daardoor ontstaan meer wervelingen, meer kleine deeltjes, meer botsingen en in een betrekkelijk korte tijd is er dus het begin van het heelal, een melkwegstelsel. Dat is voorlopig nog een werveling, maar door die werveling ontstaan langzaam maar zeker weer stukjes verdichte massa die zich van de omgeving a.h.w. isoleren. Ze worden de sterren van later. En soms ontmoeten een paar sterren elkaar en aangezien het twee gloeiende massa’s zijn in die tijd met betrekkelijk geringe kernen ontstaat er zo een beetje, een wederkerige aantrekking op de atmosfeer. Stukken van die atmosfeer worden a.h.w. afgescheurd en blijven dan hetzij rond de ene, hetzij rond de andere ster rondcirkelen. Zo ontstaan planeten en hopen van planeten en die planeten hebben allemaal een stukje van het bewustzijn van de sterren waaruit ze geboren zijn. En die sterren hebben dan weer het bewustzijn van die schijnbare chaos waaruit ze zijn voortgekomen.

Want de hele weg die wij kennen is er een van chaos tot absolute vorming. En in deze situatie krijgen we dan langzaam maar zeker de verdichting van de massa. Er ontstaan aardkorsten plus vulkanische verschijnselen. Er ontstaan atmosferen en op een gegeven ogenblik slaat een deel van die vorm weer neer door de afkoeling die wat groter is geworden. Er ontstaat een soort eerste wereldzee. Die wereldzee is een soort dunne modder met enorm veel verschillende bestanddelen erin opgelost. Wanneer dan de aarde in dit geval communiceert met haar ster dan geeft die ster een antwoord en dat zou je het beste kunnen omschrijven als een gerichte ontlading in de protuberans, dus in de atmosfeer. Dat omvat straling. Het eigen veld van de aarde wordt beïnvloed. Haar magnetisch veld dat al aanwezig is, begint ook een klein beetje te veranderen in structuur. Er ontstaat werveling. Maar gelijktijdig hierdoor ontstaat beïnvloeding van die oerbrij. Daar ontstaat leven in. Dat leven kan nog geen afzonderlijk bewustzijn hebben, maar de aarde ervaart dat leven, dat toch gewaarwordingen heeft, als een soort verlengstuk van haar eigen mogelijkheden. Zo bevordert zij eigenlijk het ontstaan van en het verder bestaan van de eencelligen die uit de halve eiwitten voortkomen.

Onderscheid in jagers en grazers, dus degenen die zich voeden met wat de omgeving biedt, voornamelijk chemicaliën en degenen die zich voeden met levend bestaan elders Op deze manier krijgen we twee ontwikkelingen. Uit de grazers komen o.a. de planten voort en uit de jagers komen langzaam maar zeker die diertjes voort die je dan later zult aantreffen als wonend in koraalrotsen en dergelijke. Ze specialiseren zich betrekkelijk snel. De veelcelligheid neemt steeds toe en gelijktijdig zal vooral het plantaardig leven de kustgebieden gaan veroveren. Op dat ogenblik is er een zo grote verscheidenheid van levens dat het voor de aarde alleen niet meer mogelijk is om onderscheid te maken. Nu blijken er andere entiteiten, bewustzijnsvormen te zijn, die zich weer bezig gaan houden met verschillende soorten. We noemen ze dan maar rassengeesten of zo. In wezen houden ze zich vooral bezig met harmonische factoren en daaruit blijkt, dat die eerste explosie niet alleen meer heeft veroorzaakt dan het ontstaan van een sterrennevel, maar dat er ook kennelijk een soort isolement van delen van het grote, totaalbewustzijn hebben plaatsgevonden. Delen daarvan zijn in energie gebed. Ze zijn het sterkst verwant met wat we weten over onze geest, althans het geestelijk bestaan ervan. Anderen daarentegen vereenzelvigen zich tijdelijk met bepaalde soorten van materie en we zullen later in legenden van hen horen als watergeesten, vuurgeesten, aardegeesten, luchtgeesten en de vele varianten die daarop bestaan.

Altijd blijkt er een leiding te zijn, een leidende factor. Die factor die zal niet het ras zelf veranderen, maar hij is geneigd om een bepaalde soort te plaatsen in een omgeving of te drijven naar een omgeving waarin zich dat op een bepaalde wijze gaat ontwikkelen.

Er zijn in die tijd nog geen echte mensen, natuurlijk, dat snapt u wel. Wat er ontstaat, is een wezen, nog koudbloedig maar wat vorm betreft enigszins herinnerend aan een rob. Deze wezens hebben een leven als kolonie en beginnen langzaam maar zeker zich gezamenlijk te vermenigvuldigen tegen de aanvallen van de zeebewoners. Daardoor ontstaat een gemeenschappelijk bewustzijn en hierdoor ontstaat voor het eerst het begrip van een god. Die god is natuurlijk geen allesomvattende godheid. Het is eerder een gemeenschappelijk begrip, een bewustzijn dat hun doen beïnvloedt en dat ze in latere tijden gaan ervaren als een soort licht of een lichtende gestalte. Vanaf dat ogenblik zien we dergelijke geleidende elementen bij steeds meer soorten optreden. Het wordt de tijd, want we nemen nu enorme sprongen van de mos- en varenwouden en al kort daarop die van de sauriërs die zich al heel snel tot giganten ontwikkelen. Dat is ook begrijpelijk. Voor hen is de verhouding atmosfeer voeding ideaal. Dat ook onder hen jagers ontstaan, de koning ervan is de Thyranosaurus rex, maar we zien ook andere vormen als de vliegende vorm, de Pterodaktiel die niet echt vliegt maar zeilt zoals een vleermuis doet. Al deze diersoorten beginnen een enorme strijd terwijl gelijktijdig kleinere soorten warmbloedigen ontstaan. Voor warmbloedigen is het klimaat nog niet gunstig genoeg. Daarom zijn ze kleiner maar zeer beweeglijk. Hierbij ontstaat een soort aapachtige wezens en die aapachtige wezens zijn de voorvaderen zowel van de hedendaagse apen als van de mensen. Ze hebben dus ergens in het verleden een gemeenschappelijke bron van genen. En nu wordt het pas interessant.

Die mensen beginnen te denken. Hun eerste veroveringen zijn werktuiggebruik. Het gebruik van een tak, van een steen. Pogingen om zich op de een of andere manier een soort draagnet te verschaffen om buit mee te nemen. Ze liggen nog ver voor de oudst bekende mensenrassen, dat moet u begrijpen, en ze zullen een heel lange tijd als een dwergvolkje krioelen. De omstandigheden worden voor hen ongunstiger. Er ontstaan mutaties. Het grootste deel onder hen voelt zich echter het beste thuis in oerwoudomgeving en we vinden zelfs nu nog restanten ervan, zij het licht gemuteerd in bijvoorbeeld Afrika, maar ook wel in het binnenland van Australië.

Het is duidelijk dat op dit ogenblik de wereld nog niet erg geschikt is voor warmbloedigen, maar de atmosfeer begint zich te ontladen. Er ontstaan grotere wereldzeeën. Er ontstaat enorm veel stoom die weer neerslaat als regen. Er komt wat meer zon. De bewolkingslaag is doorbroken. Voor die tijd zou je ze kunnen vergelijken, zeer ten dele overigens want de samenstelling is anders, met de wolkenlaag die rond Venus hangt.

En dan komen er dus mensengroepen die gaan leven als gemeenschap. In het begin zullen ze het meest doen denken aan bavianen. Er is rangorde, er zijn bevelhebbers, er is een bepaalde functieverdeling, maar nog niet volledig. En daaruit groeien dan weer wezens die men half mensen kan noemen omdat ze, al hebben ze nog lange armen, zoolgangers zijn en over het algemeen leven aan de grens van de toen ontstane grasvelden. En dan moet u denken aan zeer hoog gras, misschien, als u het kent alang-alang. Dat is dus een grassoort die tot uw schouders kan groeien en overigens tamelijk scherp is ook. Ze jagen daar en zijn in het begin vleeseters. Maar ze kunnen niet genoeg vlees te pakken krijgen. Daarom maken ze gebruik van alles wat ze vinden en worden omnivoren.

In hun gemeenschap echter ontstaat een denken dat zich bezighoudt met hun omgeving. Het is niet alleen meer het kennen van het jachtgebied, wat nog een bijna instinctmatige handeling is, maar het gaat om het kennen van mogelijkheden in het jachtgebied en hierdoor ontstaat een denken en het denken eist verklaring. Daardoor krijg je meer en meer verklaringen. Er ontstaat een primitieve vorm van sjamanisme, van tovenarij. Plaatsen die gevaarlijk zijn worden taboe, bepaalde voorwerpen worden als heilbrengend aanzien. We zijn in de tijd van het animisme. Overal kunnen krachten in leven en gelijktijdig zijn er dus voorwerpen die een soort god zijn, zeer beperkt, de god van een kleine gemeenschap, en daarnaast demonen die u beloeren En zo is eigenlijk het hele begrip van God opgebouwd. Op een bewustwordings- en instinctwaarde. We krijgen dan te maken met mensachtigen al, nomaden. Eerst zijn ze zuivere jagers, later worden ze ten dele veehouder. Afsplitsingen van hen houden zich meer met landbouw bezig, zij het dat het eerst een verzamelen van vruchten is. Later komt er een poging van aanplant van vruchten door overvloedig zaad dat aanwezig is, uit te strooien op plaatsen waar je het gemakkelijk kunt bereiken als het opkomt. En dan wordt er een behoefte geboren aan leiding, aan raad. Maar gelijktijdig is de gemeenschapsvorm van bewustzijn, van denken, de instinctdrang zeg maar, verzwakt door het denken en zo komt men dus tot het zoeken van raad bijvoorbeeld, bij wijzen of helden die zijn overgegaan. De doden worden a.h.w. een tijdlang de goden.

Maar wanneer de atmosfeer almaar helderder wordt, is één van de meest opvallende verschijnselen de maan. De zon neem je als vanzelfsprekend aan, maar dat er iets is wat in het duister licht geeft en dat er niet altijd zo is, dat is erg belangrijk. Overigens, in die tijd zijn er nog twee manen; een snellopende kleine en een grotere. In die tijd dus zegt men: Ja, het is ver af, het heeft invloed op ons, het doet iets voor ons, het moet wel een god zijn.

Op dezelfde manier zijn andere stammen bezig met het wegvluchten, voor het eerst waarschijnlijk, in grotten en holen. Vuur maken kunnen ze nog zelf niet, maar ze weten vuur te vinden. Soms weten ze dat te ontsteken bij vulkanische verschijnselen, vaker vinden ze door bliksem, vaak voorkomend in die tijd, veroorzaakte brand en nemen stukken brandend hout mee. Het vuur wordt eveneens heilig, het brengt licht in de duisternis. En als zodanig zien we dus maanaanbidders en vuuraanbidders eigenlijk als eerste variant ontstaan. Hierbij is er sprake van een hoofdkracht, een hoofdgod. Alles is nog steeds bezield, je moet met alles rekening houden. Er is een kracht die sterker is, dat is het vuur, dat is de maan. En wat later wordt dat natuurlijk ook de zon.

Om dergelijke stellingen te kunnen handhaven heb je verdedigers van die stellingen nodig en het blijkt al gauw dat sjamanen en tovenaars op het stamhoofd veel invloed kunnen uitoefenen wanneer ze maar in staat zijn om de juiste voorspellingen te doen op het juiste ogenblik, of om de politiek juiste uitspraken te doen op het juiste ogenblik. Het is het begin van een priesterschap, want deze heren nemen, wanneer de mogelijkheid bestaat, onderling contact op. Uit die bond van sjamanen, zeg maar primitieve tovenaars, ontstaan langzaam maar zeker een soort priesterscholen. Er is een mogelijkheid om je te scholen tot sjamaan door een tijd lang in de wildernis te gaan wonen bij een bepaalde stam die dan een leermeester heeft. Waar priester zijn en sjamaan zijn macht betekent, daar krijg je een enorme behoefte om die macht zeker te stellen, uit te breiden. De goden worden willekeuriger. De geesten in de natuur zijn niet alleen maar een bezielende kracht, neen, ze spelen een spel met de mensen en zo wordt eigenlijk het eerste beeld van goden geboren.

Dan krijgen we grotere nederzettingen. In het begin meestal kruispunten van verschillende gebieden van zwervende stammen waar handel gedreven kan worden. Later kleine plaatsen met woningen die bepaalde voorzieningen kunnen bieden en nog later door krijgers eigenlijk bezette steunpunten die zich tegen iedereen kunnen verdedigen en van daaruit krijgen we de krijgskaste die gelijk sterk is als de priesterkaste, maar doordat haar kennis niet ver genoeg reikt, gelijktijdig aan die priesterkaste in bepaalde gevallen onderdanig is.

Ik vertel u dit allemaal om u duidelijk te maken dat als je een toespeling maakt op God, je eigenlijk niet alleen maar te maken hebt met iets, met één wezen. Aan de ene kant heb je te maken met een bewustzijn dat zeker het totaal van het ons bekend heelal, misschien meer, omvat.

Aan de andere kant hebben we echter te maken met iets waaruit verschillende bewustzijnsvormen zijn voortgekomen en elk deel van die kracht kan tot op zekere hoogte zichzelf een god noemen. Mensen die naar verklaringen zoeken echter, ontdekken dat vele zaken die ze als god hebben beschouwd, bliksem bijvoorbeeld, niet zelfstandig bestaan. Ze worden alsdan attributen van andere, machtiger goden. Zo wordt ook de wind, de storm, zelfs de reeks van in die tijd voor de aswenteling nog niet zo grote verschillen van jaargetijden verklaard. De mensen worden holbewoners. Er zijn primitieve steden, er is behoefte aan mensen die zeggenschap hebben. In het begin zijn dat de krijgsheren, de sterkste krijgers. Maar omdat de priesterkaste teveel inspraak heeft, wordt dat later een representant van iemand die dus weet, die kennis heeft en daarnaast een goed krijger is. Het vorst zijn wordt steeds meer losgeweekt van de functie van die vorst. Dus aanvoerder zijn van het leger, hogepriester zijn. Dat bergt voor de priesters een gevaar in zich, want een koning die hogepriester is, maar zich met krijgszaken niet bezighoudt, maar wel enige kennis bezit, bekritiseert de priesters. Dan moeten we dus die vorst ook losmaken van de priesters, maar gelijktijdig hem niet terugsturen naar de krijgerskaste. De eenvoudigste oplossing is: Zeg dat hij ook een god is.

In ver doorgevoerde vorm tref je dit bijvoorbeeld in Egypte aan waar de farao de zoon is van Amon of ook wel van Re. Hij is god zelf op aarde neergedaald en daar in stoffelijke vorm regerende. Dan heeft hij wel raad te geven aan de priesters; maar het zijn de priesters die de dienst uitmaken. En hij is nog wel opperste krijgsheer, maar het zijn de generaals, die daar de dienst uitmaken. Hij is een centrum geworden voor zeg maar primitieve belastingheffing en gelijktijdig een macht die door het volk zodanig wordt vereerd dat de regelingen van de feitelijke regeerders worden geaccepteerd.

God zijn is macht, dat mogen we niet vergeten. Wanneer we later zien dat de heersers van Rome zich soms tot god uitroepen of tot god worden uitgeroepen, dan moet u dat niet zien als een zich plotseling god gevoelen van die mensen. Daar waren ze heus wel te verstandig voor, uitzondering misschien het Laarsje, Calligula.

Maar een god staat boven de kritiek. Een god heeft de mate van onfeilbaarheid a.h.w. en daardoor kan hij absolute gehoorzaamheid eisen. Het is een machtsgreep. Veel later zien we in de Kerk van Rome een dergelijke machtsgreep. Wanneer er te veel kritiek is, te veel verschil in leer en interpretatie, verklaart de Paus zichzelf ex-cathedra onfeilbaar, alweer een absoluut gezag opeisend.

We leven op het ogenblik in een wereld waarin vele dergelijke mensen bestaan. Ze noemen zich geen goden meer, maar ze zijn de ware vertegenwoordigers van een systeem, van een ideaal. Voor zichzelf kunnen ze dat niet zijn en dat beseffen ze wel degelijk. Maar naar buiten toe moeten ze de onaantastbare spelen want zo kunnen ze hun macht handhaven. Dat geldt zowel bij dictators als bij meer democratisch gekozen personen.

Waarom houden we ons dan nog voortdurend bezig met God, als er een vervangingsmiddel is? Wel er zijn raadselen die een mens niet op kan lossen. Wat is leven? We weten er veel van, maar we weten het niet allemaal. We kunnen het mechanisch verklaren, maar de essentie ervan ontsnapt aan het menselijk begrip. Er is dood. Is die dood uitblussing? Dat is niet erg aanvaardbaar voor een mens. Er moet meer zijn. Maar wat dan? En dan grijpen we terug naar die oude overlevering van de helden en de wijzen van de stam die bleven leven terwijl de gewone mensen eenvoudig uitgewist werden. Wij hebben ook een leven in het hiernamaals, zo roept men. Dat is eigenlijk al oud. Dat werd al in Alexandrië ook verkondigd. Maar waar het om gaat is dat het een oplossing geeft voor de zaken die we zelf niet kunnen verklaren. En aangezien er een totaal bewustzijn is, mogen we dat wel God noemen. Maar die God werkt dan door het geheel van alle bewustzijn en is dus niet meer een afzonderlijke persoonlijkheid die zich bezighoudt met een uitverkoren stam, of die bepaalde voorschriften geeft die de mensheid betreffen. Hij is de kracht die de ontwikkeling bepaalt, niet de beleving ervan, maar de ontwikkeling zelf. Maar op die God kun je je niet beroepen. Die God is en daarom zoekt men naar een godheid die wel in kan grijpen. Soms doe je dat omdat er een behoefte is.

Wanneer alle mensen vrezen voor een erg willekeurige en toornige god, dan is de dichtste benadering die je een mens kunt geven: God is onze Vader. Want als je zou zeggen: Een God zoals jullie denken bestaat niet, zouden ze er geen raad mee weten. En op die manier zien we dat ook later. God wordt meer en meer een machtsinstrument. God is degene die rechtvaardigt wat je doet. Wanneer Reagan probeert op dit ogenblik een nieuw wapensysteem te ontwikkelen, politiek gezien terecht overigens, dan beroept hij zich daarbij niet op macht. Macht is een lelijk woord, dat beseft hij. Dan beroept hij zich op God om de vrijheid die God ons gegeven heeft te verdedigen. Het is of we een andere vorm horen van Peter van Amiens die de kruisvaarders oproept met een ” Dieu le veut”, God wil het. En op die manier ontstaat langzaam maar zeker de steeds verdergaande behoefte om een godsbeeld te handhaven dat gelijktijdig de macht, wanneer ze zich niet kan verklaren, toch reden geeft om zich te laten gevoelen. God wil het. In die tijd leeft u nu.

En daarmee heb ik mijn klein uitstapje naar het verleden praktisch afgesloten want ik wil nu verder praten over u, over deze tijd en misschien ook over wat gaat komen. Blijft dus de vraag: Wat is God? Ik heb geprobeerd in dat eerste gedeelte van mijn lezing duidelijk te maken dat die God eigenlijk een allesomvattend bewustzijn is en dan bent u er deel van. Maar u bent alleen maar deel en niet het geheel, vergeet dat niet. Dan moet onze werkelijke weg tot God of een God, als we het zo willen noemen, in onszelf liggen. De waarheid ligt in u, in u lieden, zou Jezus zeggen. Het Koninkrijk der Hemelen is in u lieden.

Jezus zegt: In u ligt een werkelijkheid. Die werkelijkheid kun je niet vertalen in denkbeelden, laat staan in droomvoorstellingen. Je kunt ze alleen ondergaan. Het is een kracht. Het is een gevoelswaarde wanneer je het als mens doormaakt en als je het als geest doormaakt is het een gevoel van gebaad worden in een voortdurend van kleur veranderend licht. In dit gevoel vergeet je dat je begrensd bent, je gaat a.h.w. op in een geheel. Op dat ogenblik kunnen de krachten en het weten van het geheel zich in jou manifesteren. Maar wanneer je terugkeert, kun je dit niet meenemen. Je kunt er alleen vage gevoelens, bepaalde krachten en mogelijkheden aan overhouden.

Wat is de meest juiste manier van bidden? Bidden is spreken met een God die je niet kent. Bidden is, zwijgend in jezelf trachten het geheel te ondergaan waarvan je deel bent. En daarna komen we als vanzelf tot de vraag of godsdiensten zoals ze bestaan nu eigenlijk nog nuttig zijn. En dan is de eerste constatering: Psychologisch zijn ze voor veel mensen noodzakelijk. Voor vele anderen zijn ze de enig denkbare vorm van zelfrechtvaardiging. We kunnen ze dus ook niet missen. Maar misschien zouden ook die godsdiensten langzaam maar zeker af kunnen stappen van hun eigen onfeilbare systeem, hun eigen enig juiste leer en interpretatie. Misschien zouden ze kunnen gaan beseffen dat het er niet om gaat dat God op een bepaalde manier wordt voorgesteld, maar dat de gelovige God beleeft. De verinnerlijking binnen het kader van een bestaand geloof, lijkt mij een veel juistere weg en volgens mij een onvermijdelijke.

Wat is er op het ogenblik aan de hand? We zien overal meestal Oosterse of pseudo-oosterse sekten en godsdienstjes en filosofietjes een rol spelen. Er zijn groepen die een bepaalde leermeester volgen. Er zijn groepen die het zoeken in oude heidense goden die ze aanroepen. Maar als je de praktijk bekijkt, dan gaat het erom innerlijk bij te zijn. Uiterlijke dingen zijn niet belangrijk meer. Het gaat erom je innerlijk vreugdig, vrij, één te voelen met de anderen. Zolang en in de Staat en in de Kerk een dergelijke mogelijkheid voortdurend wordt gefrustreerd, zullen dergelijke sekten blijven heersen. En sommige van die sekten krijgen macht en worden dan ook weer pseudo-godsdiensten.

Wat moet er dus gebeuren? De godsdiensten van vandaag, de grote godsdiensten, zouden meer moeten samenwerken. Ze zouden niet moeten vechten voor de juistheid van hun interpretatie, maar ze zouden moeten vechten voor de mogelijkheid van elke mens om innerlijk iets te beleven van die totaliteit waartoe hij behoort. En wanneer u kijkt dan ziet u zelfs in de meest orthodoxe groeperingen steeds meer stemmen rijzen die het gevoel van verbondenheid belangrijker vinden dan leven of dood, de juistheid van de leer of het volgen van bepaalde rituelen.

Zeker, ze zijn in de minderheid, natuurlijk en degenen die nog de oude weg willen volgen en de oude weg willen handhaven, treden er met hardheid tegen op, dat kan ik u garanderen. Maar ze zijn er. Er zijn steeds meer priesters die proberen een God te beleven en niet alleen maar te prediken. Over heel de wereld en in alle geloven. Er zijn steeds meer mensen voor wie het geloof een uiterlijke vorm is geworden, waarbij het meer en meer aankomt op hetgeen je in jezelf beleeft. Dat kan dan misschien wel het beste zijn tijdens een of andere gebedsbijeenkomst of kerkdienst, maar het gaat om het gevoel, niet om iets anders. Het is duidelijk: langzaam maar zeker moeten we de kerken veranderen in een soort stiltecentra, dat is het beste woord dat ik ervoor kan vinden. Gebieden van rust, uiterlijke en innerlijke rust. Gebieden waarin je met jezelf in het reine kunt komen en eindelijk kunt vergeten wat aan de buitenkant zo belangrijk is om te gaan beleven wat er in je bestaat, en vanuit jezelf verder gaan.

En nu hoor ik de mensen al zeggen: Ja maar, dat is niet mogelijk. Natuurlijk niet. Zoals het nu gaat, is het niet mogelijk want om dit juist te kunnen doen, moet je een mate van zelfbeheersing opbrengen. Je moet een mate van discipline kennen. Je moet ook in je omgang met je naaste een zekere rangorde weten te aanvaarden. Je moet ook in je uiterlijkheden trachten dienend te zijn, vooral op de juiste manier. Richtinggevend te zijn maar dan zonder te dwingen. En dat betekent mijn vrienden dat de mensen ook moeten leren zichzelf meester te zijn. Dat ze moeten leren in zichzelf de kracht te wekken die er wel degelijk is en bestaat, maar die ze altijd over het hoofd zien. Ja, ik weet het. We hebben het wel meer gedaan hier en we zouden het vandaag nog eens kunnen proberen. Je kunt bepaalde krachten opwekken. Dan zeggen de mensen: Ja maar dat doet de geest of dat is God die het doet. Als u er niet aan meewerkt is het er niet. Door u, door ons kan zo’n kracht bestaan. Die kracht kan dan vele dingen doen. Ze kan misschien een mens genezen. Ze kan een mens troosten. Ze kan een mens verstandiger maken. Ze zou misschien wel iemand de mond kunnen snoeren. Maar dat is de richting die wij eraan geven. Het is niet het wezen van de kracht. In deze toekomst zal men af moeten stappen van elk beeld van een macht-uitoefenende God die voortdurend voor de mensen ingrijpt. We moeten terug naar een God die door alle schepselen kan spreken. Een God die in elk wezen bestaat. Die door elk wezen iets van de totale werkelijkheid tot uiting brengt. En wanneer we dat doen, dan komen we terecht op een heel ander gebied. Niet alleen maar van godsdienst, maar van menselijke verhoudingen. Want wanneer je alleen de vrede in jezelf kunt kennen, alleen maar die verbondenheid beseffen die er leeft op een bepaalde manier, dan is het de moeite waard om er op die bepaalde manier voor te gaan leven en is het de moeite waard om een keuze te doen. En er zullen steeds meer mensen dat gaan doen.  Er zullen altijd wel plaatsen blijven waar mensen samenkomen om gemeenschappelijk de hogere kracht of hun Godheid te beleven. Maar het zullen geen plaatsen meer zijn waarbij men vertelt hoe je die God moet beleven. Men zal hoogstens trachten de beginner duidelijk te maken dat je die God kunt beleven. En dan ontstaat inderdaad de nieuwe mensheid. De broederschap die men voor Aquarius belooft, zusterschap inbegrepen, is uiteindelijk niets anders dan dit gevoel van ergens ook één zijn. Niet in een bepaalde vorm, niet in vastgelegde contracten, richtingen of geboden, maar eenvoudig door de wederkerige bestaanserkenning.

En wanneer je dat eenmaal ziet, dan is er een mogelijkheid van een ware Gouden Eeuw. Wanneer mensen niet meer proberen elkaar te overtroeven, elkaar te bestrijden, maar voortdurend proberen samen iets te zijn, dan zijn de mogelijkheden van de mensen onbegrensd. Als je wilt kun je dan uitzwermen tot zelfs in de andere sterrennevels toe op de duur. Dan kan de mens leren de krachten van de natuur te beheersen omdat hij in zichzelf de eenheid ermee ervaart. Dan is wetenschap niet iets dat op traditie en overlevering alleen berust. Dan is wetenschap een innerlijk weten dat je aan de hand van innerlijke erkenning van verbondenheid met wezens, met stoffen, hoe dan ook, tot uiting kunt brengen en dan wel ten bate van die wezens, die stoffen, zowel als van jezelf. Dan vraag je je niet meer af: Wat levert winst op? Dan vraag je alleen: Wat is goed? Dan vraag je niet meer: Wat is mijn positie? Je vraagt alleen: Voel ik mij nuttig als deel van een geheel?

Dan vraag je niet meer naar wetten en niemand zal u wetten opleggen want er is geen behoefte aan wetten wanneer de mensen innerlijk elkaar ervaren als iets waar ze bij horen. Dan kun je afstand doen van alle macht en gezag en tot die tijd zullen er steeds weer figuren moeten zijn, niet altijd de beste, ik geef het toe, maar er zullen er moeten zijn die leidinggeven, die anderen vertellen wat ze moeten doen, die anderen zeggen dat ze bepaalde beperkingen of bepaalde opvattingen dienen te respecteren of te aanvaarden. Maar degenen die volgen, zijn dan ook uit zichzelf nog niet zo rijp dat ze in staat zijn zelf hun weg te gaan.

Ik zeg u één ding: Er is hier een kracht en een licht aanwezig. We zijn deel van de totaliteit en de kracht van het geheel is met en rond ons. Het kan zich uiten in alle vormen, maar wij zijn het die door de wijze waarop we het ontvangen, vorm geven. Wees voor een ogenblik stil en probeer kracht te ervaren. Probeer: te doen of er iets meer is dan het zichtbare. En als u er iets van voelt zeg tegen uzelf:

IK BEN DEEL VAN DE KRACHT. IK WIL DEEL BLIJVEN VAN DE KRACHT. IK WIL BEWUST DEEL BLIJVEN VAN DE KRACHT. IK WIL DEEL WORDEN VAN HET LICHT DAT MIJN WERKELIJKHEID ONTHULT. IK WIL DEEL ZIJN VAN HET GEHEEL WAARUIT IK BEN VOORTGEKOMEN.

En probeer dat te beleven. Niet in vormen. Denk liever niet. Laat het alleen op u inwerken en zeg niet: Dat kan alleen maar wanneer we hier tezamen zijn, want u kunt het voor uzelf. En wanneer u zelf positief bent, zoals dat heet. Wanneer u zelf gelooft in die kracht die in en met u is, die in en door en voor u werkt, dan zult u zien dat deze kracht uw relatie met de wereld bepaalt. En in die wereld is niets belangrijker dan vrede. Niet de vrede omdat er geen wapens zijn, maar vrede omdat er niets is dat je innerlijke zekerheid kan verstoren.

Zoek de vrede in uzelf. Zoek in uzelf het begin van die weg die voert tot aanvaarding van het geheel en als u het religieus wilt uitdrukken: Er is een goddelijke liefde, gesymboliseerd in het Christendom door de Christos, door Jezus de profeet uit Nazareth. Hij heeft u gezegd: Ik ben u de weg en de waarheid. De goddelijke liefde die u kunt ervaren als een kracht, als een licht, is uw weg en waarheid tegelijk. Niet op een of andere bijgelovige manier, als een wonder, als een verlossing, als een soort toestemming om gratis te zondigen als je maar berouw hebt. Maar gewoon als een innerlijke groei. Die groei kunt u overal vinden: wanneer u alleen bent, wanneer u met mensen alleen maar gezellig samen bent misschien en in uzelf misschien een gloed voelt van een geluk, kunnen zingen in de kerken of in de natuur. Een tempel hebt u alleen nodig wanneer u ongestoord wilt zijn. Want de kracht is overal, omdat ze in u is en in en door u beleed moet worden.

Wanneer de tijd verder zal zijn gegaan en de beginstand van de sterrentekens aan de hemel weer bereikt is, dan zullen er mensen zijn die geen lichaam meer hebben omdat de kracht die ze in zich beseffen, de kracht waarvan ze deel zijn, hun werkelijke wezen is gaan bepalen. En aan u terugdenkend zullen ze zeggen: Ja ja, zo primitief waren onze voorvaderen maar zij hebben het vuur voor het eerst leren beheersen, ze hebben voor het eerst voertuigen gevonden in zichzelf waardoor de bevrijding en de werkelijke bewustwording van de mensheid mogelijk werd.

U bent een fase tussen verleden en toekomst. Maar gelijktijdig bent u een tijdloos deel van de kracht waarin, waaruit, waardoor alles bestaat. Word u bewust van die kracht. Beleef ze en omschrijf ze niet want anders telt het oude gebod misschien opnieuw: Ge zult geen vreemde goden voor mijn aanschijn stellen. Ge zult geen fantasiebeelden stellen tussen de beleving van de kracht en uzelf, uw redelijk en menselijk beleven. Beleef en onderga. Laat de kracht door u werken en zie hoe zij door u het schijnbaar onmogelijke nog waar kan maken. En betreur het niet dat u in deze fase van de mensheid leven moet want uw leven gaat verder en u zult de bekroning kennen zoals velen van u deel zijn geweest van het begin. Maar werk nu, met de kracht, met de vrede, met de innerlijke rust die al het andere mogelijk maakt. Dan hebt u meer dan voldaan aan hetgeen komende geslachten van u zouden kunnen eisen. Dan hebt u waarlijk een kroon gesteld op al wat het verleden heeft voortgebracht toen het u in het heden plaatste.

En daarmee, vrienden, is mijn betoog afgelopen. Zijn er vragen of opmerkingen?

  • Hoeveel kans, broeder, heeft de mensheid om te overleven?

De mensheid heeft een heel grote kans om te overleven. Wanneer we kijken naar de omstandigheden voor de eerste miljoen jaren dan zou ik zeggen: een kans van 90 % Maar de mensheid zal altijd overleven, dat wil ik eraan toevoegen, omdat datgene wat nu in de mensheid leeft, voort blijft bestaan in andere situaties, toestanden, andere werelden misschien maar altijd weer terugkerend tot de basis. Dat deel van de totaalkracht die de kern uitmaakt van je wezen en het besef daaromheen, waardoor de beleving van die kracht en het geheel door die kracht mogelijk is geworden.

En daarmee vrienden, meen ik mijn inleiding voor vandaag te mogen besluiten. Ik heb misschien een beroep op u gedaan. Ik wilde u echter een ontwikkeling en wat mogelijkheden laten zien. Ik hoop daarin geslaagd te zijn en als dat niet het geval is, vergeeft u mij. Ik heb slechts getracht de vrede en de vreugde die in mij leven met u te delen.

image_pdf