Mens, omgeving en milieu

image_pdf

 13 september 1966

De lering zal dit jaar misschien wat verschillen van wat u gewend bent. We zullen het per hoofdstuk indelen. En het is ook werkelijk de bedoeling, dat u niet alleen luistert, maar dat u dat eerste gedeelte bestudeert en dat u het tweede gedeelte van de bijeenkomst desnoods ondergaat.

Ons eerste onderwerp is: Mens en omgeving.

De esoterisch weg kan wel de innerlijke weg genoemd worden, deze innerlijke weg kan alleen tot stand komen door de erkenning van de externe waarden. Zonder wisselwerking met datgene, wat buiten je is, is geen beleving mogelijk.

Nu is de interpretatie van het milieu bij de mens zeer different. Ieder zal zijn omgeving en de waarde daarvan interpreteren aan de hand. van zijn eigen gevoelens, zijn eigen scholing, achtergronden en eventueel levenservaring. Ook wanneer u aan esoterie doet blijft datzelfde gelden. U kunt dus niet willekeurig langs de een of andere weg gaan, die een ander heeft uitgedacht u zult u altijd moeten baseren op uw persoonlijkheid en de relatie, die tussen die persoonlijkheid en het milieu nu eenmaal bestaat.

Het zal u duidelijk zijn, dat esoterie ook weinig zin en betekenis heeft, wanneer zij zuiver theorie blijft. Daarom kunnen wij stellen een waar esoterisch bereiken is altijd een emotie plus een erkenning.

Wanneer wij dit geconstateerd hebben, lijkt het mij verstandig om allereerst na te gaan, wat de relatie van de mens met zijn milieu bepaalt. Want dit zal ook de weg bepalen, die ieder voor zich kan gaan om tot innerlijke verlichting en bewustwording te komen. Daar de interpretatie bepalend is, ligt de verhouding niet in de feitelijke omstandigheden. Of je arm bent of rijk, of je lichtzinnig of uitermate sober leeft, is secundair. Dat heeft er niets mee te maken.

Of je leeft in een bijzonder verlichte tijd, waarin iedereen wetenschappelijk onderlegd is of in een tijd, waarin alle mensen dom zijn, is al evenmin van belang. Deze dingen kunnen soms bijdragen tot formulering en dus bepalen op welke wijze je uiting geeft tegenover een medemens. Maar de esoterische beleving is de relatie tussen u en het milieu en die relatie komt tot stand door een daad (dus door een actie van u uit), waardoor u komt tot communicatie. Communicatie is dus niet alleen mededeling d.m.v. woorden of begrippen. Communicatie is elke vorm van deelgenootschap of verbondenheid, die tussen u en met andere (het buiten u liggende) kan bestaan.

Daar het buiten u liggende voor uw eigen bewustzijn concreet en reëel moet zijn, wil daaruit een volledig contact, een volledige en bewuste communicatie kunnen voortkomen, mag verder worden gesteld, dat ook voor de esotericus de communicatie steeds tot uitdrukking moet komen op een kenbaar – ita est voor u een materieel – vlak.

Wanneer ik handel volgens mijzelf ten goede, dan zal ik door dit handelen ten goede een relatie scheppen, waarin begripswaarden ontstaan. Handel ik niet volgens mijn wezen, maar volgens de een of andere buiten mij liggende norm ten goede, dan kan de handeling bestaan, zonder dat van een contact of communicatie sprake is. Het is heel belangrijk, dat u dit begrijpt. De daad op zichzelf is niet bepalend. Het is de innerlijke verhouding, de reële, innerlijke verhouding tot de daad en de wereld.

Er zijn voor de esotericus verder nog wel andere punten aan verbonden. Op het ogenblik, dat wij een communicatie onzerzijds in ons denken verbinden met de dwingende opdracht aan de omgeving om te antwoorden, zullen wij komen tot een innerlijke verstoordheid. Het antwoord heeft immers geen betrekking op de waag, zoals wij die menen te stellen. Er is een zekere discrepantie.

De communicatie gaat dus ten eerste van ons uit. Ze wordt ten tweede vanuit ons wezen, ons eigen begrip van wat juist en goed is, gelegd. En ten derde zullen wij de communicatie van de wereld erkennen, zonder daarbij voor zover ons dit mogelijk is een associatie te vormen met deze daad, onze communicatie, onze begrippen of woorden.

De esotericus beschikt dus over twee afzonderlijke waarden, die hij met elkaar soms (maar lang niet altijd) zal verbinden. De eerste is de uiting van zijn wezen naar de wereld. De tweede is de openbaring, die de wereld van zich geeft aan zijn wezen. Daar beide waarden niet gelijk behoeven te zijn, behoeft ook tussen de waarden die kenbaar worden geen vergelijking mogelijk te zijn.

Dan zult u ook gaan begrijpen, dat wij op dit eenvoudige en materiële vlak eigenlijk meestal niet kunnen volstaan met het antwoord, dat de wereld geeft. Het antwoord, dat de wereld ons geeft, de communicatie van de wereld met ons wezen, wordt voor ons meestal pas aanvaardbaar, wanneer wij onze eigen persoonlijkheid, waardering, gevoelens, innerlijkheid, daar op hebben afgedrukt, hetzij in de vorm van een geloof, een andere rationalisatie, hetzij in de vorm van een eliminatie van bepaalde elementen daaruit. Wat de wereld mij doet, kan voor mij gelden als een bepaling van mijn mogelijkheden. Het kan echter in de beleving nimmer bepalend zijn voor mijn totale innerlijke waarde.

Ik kan mijzelf uit de wereld leren kennen, maar dan zou ik in staat moeten zijn om elke persoonlijke toevoeging aan het gebeuren buiten mij weg te laten. De meeste mensen kunnen dit niet.

Dan kom je vanzelf tot een tweede punt hierbij de magie. Magie en esoterie – dat hebt u al verschillende malen kunnen horen – zijn moeilijk van elkaar te scheiden. Nu geldt het volgende: Wanneer ik mijn innerlijke wereld zodanig dwingend aan de wereld buiten mij weet over te dragen, dat zij voor mij (let wel voor mij) daarin volledig kenbaar gerealiseerd wordt, is er sprake van magie. Want naarmate de volvoering van hetgeen in mij leeft buiten de wereld voor mij concreter wordt, zullen er meer mensen zijn, die deel hebben daaraan en zullen meer dingen beantwoorden aan dit beeld. Dit klinkt misschien ook weer wat geheimzinnig. Maar u moet niet vergeten, dat de esoterie in uzelf leeft, dat de magie buiten u ligt, maar dat beide in uzelf gebaseerd zijn op emotie. Niet op redelijkheid. De redelijkheid, de omschrijving, is a.h.w. de kleding. Dat is het gewaad, waarin het gebeuren voor ons kenbaar is. Het gebeuren zelf is emotioneel. Het is nimmer volledig redelijk te definiëren.

Mens en milieu.

De mens. Een denken op zuiver materiële basis. Op zintuiglijke basis, waarbij dus beperkingen kunnen optreden. Op emotionele basis, waarbij eenzijdigheid optreedt. En verder op geestelijke basis, waarbij een totale verschuiving van waarderingen of – zo u wilt – een verwisseling van de kleuren in het spectrum zeer wel mogelijk is. De waarneming van het milieu is dus voor de mens een waarde, die verschilt naar gelang het vlak, waarop hij die waarde van het milieu benadert. Het milieu in zichzelf bestaat uit de voor de materiële mens kenbare verschijnselen.

Uit de voor die mens niet onmiddellijk kenbare, maar in hun gevolgen waarneembare en misschien berekenbare verschijnselen. Uit de menselijk nog niet te benaderen en te berekenen verschijnselen. En daarnaast uit die fenomenen van kracht, die niet in verband kunnen worden gebracht met het redelijk concept van het milieu. Dat zijn dus ook weer een paar moeilijkheden voor de mens.

Wanneer wij nu van de esoterie uitgaan, kunnen wij zeggen: Ik kan in de esoterie mij baseren op de z.g. feiten, mits mijn beleving van die feiten voor mijzelf een uitdrukking is van mijn wezen. (Dat klinkt misschien krankzinnig, naar het is zo.)

Daarnaast moet ik constateren, dat alles, wat ik in mijzelf beleef, emotioneel en dus eenzijdig is. Mijn benadering is eenzijdig. Dit is van generlei belang, voor zover het de esoterie betreft, want mijn wezen in zich zal eenzijdig zijn. Een absolute veelzijdigheid is haast niet te bereiken.

Wanneer ik die eenzijdigheid van mijn persoonlijkheid nu maar erken en alle krachten, die daarin voor mij optreden (let wel, voor mij niet feitelijke kracht en of in het geloof omschreven krachten, maar voor mij geldende krachten), wanneer ik die krachten leer kennen en daarin een onderling verband vind, heb ik voor mijzelf de methode gevonden om mijn totale persoonlijkheid voor zover die voor mij kenbaar is als geheel te gebruiken. En ik zal op elk vlak, waarop ik emotioneel ervaren ben, dus ook met mijn totale persoonlijkheid kunnen ervaren en als gevolg daarvan ook een communicatie van mijzelf naar de wereld onverschillig welke doen uitgaan.

In de magie werken wij eigenlijk met hetzelfde verschijnsel. Alleen gaan wij daar de eenzijdigheid van de gedachtewereld zo sterk projecteren op de wereld rond ons, dat het zij in de feitelijke verschijnselen, hetzij in de waarneming daarvan de eenzijdigheid kenbaar wordt.

Hier hebben we dus een basis. Dit is de basisstof. En wanneer ik daar conclusies uit ga trekken, moet ik dus allereerst zeggen; er bestaat geen enkel algemeen gangbaar esoterisch systeem, er bestaat geen enkel voor een ieder gelijkelijk waar en beleefbaar geloof. Er bestaat eigenlijk zelfs geen wereldwaarneming, die met zekerheid voor meerdere mensen volledig identiek is. Op grond hiervan is het dwaasheid te verwachten, dat mensen volgens een bepaald systeem iets bereiken. Een systeem kan slechts de aanleiding zijn, een handleiding, een beginpunt. Maar de innerlijke ontwikkeling zal in elke persoonlijkheid afzonderlijk en aan de hand van de waarde van die persoonlijkheid plaats moeten vinden. Dat wil zeggen, dat er nergens voor u een vaststaande lijn is, een vaststaand proces, volgens welk u bewust kant worden. Dat ligt aan uw eigen persoonlijkheid.

Dat houdt verder in, dat elk punt van uitgang – mits u zich daarbij baseert op uzelf en niet op buiten u eens geponeerde regels – voor u bruikbaar is om tot resultaat te komen. Ook hier zou mogen gelden indien wij reizen met onze eigen middelen, voeren alle wegen tenslotte naar Rome.

Als u die conclusie met mij kunt trekken, is de volgende stap zeker niet zo groot. Hoe sterker ik in mijzelf bewust ben van bepaalde waarden, hoe sterker ik ook in staat zal zijn die waarden in de wereld buiten mij te beleven en kenbaar te maken.

Het raadselachtige daarbij is dan, dat anderen dus in staat zijn een deel van die communicatie met de buitenwereld als werkelijkheid te zien, ook wanneer zij van de normale werkelijkheid van die anderen toch wel wat afwijkt.

Daarvoor hebben we dus weer een andere verklaring nodig en dat is dit; Er bestaan in de relatie mens milieu harmonische, neutrale en disharmonische waarden. Waar neutrale waarden bestaan, is geen werkelijk contact mogelijk. Er kan sprake zijn van een samenwerking, maar niet van communicatie.

Daar, waar een volkomen disharmonie bestaat, zal eerst de controverse van denkbeeld (en eventueel waarneming) moeten worden opgeheven, voor de mogelijkheid tot een wederzijds contact werkelijk bestaat. Men zal dus eerst de ander als partner moeten aanvaarden, laten we het zo zeggen.

Wanneer er een harmonie bestaat, dan is er geen bewuste mededeling nodig of noodzakelijk, maar impliceert elke uiting vanuit het ik, dat deze uiting door de ander in zijn juiste waarde beleefd wordt, voor zover die harmonie reikt.

Dit onderwerp is misschien wat droog, maar het is wel nodig. Want u, mijne vrienden, wilt altijd graag omhoog. Maar omhoog is niet realiseerbaar. Hoog is alleen iets, wat bestaat in vergelijking tot laag. En een werkelijk erkennen een volledige communicatie kunt u alleen krijgen met datgene, wat met u harmonisch is. En wat neutraal is, daaraan gaat u voorbij. Dat erkent u niet werkelijk.

En als dat voor de wereld buiten u geldt, dan moet het ook in uzelf gelden. U zult een groot gedeelte van uw kennis kunnen rangschikken onder het neutrale. Het zijn dingen, die u wel weet, maar die u eigenlijk niets zeggen. Misschien gebruikt u die kennis elke dag, maar u zult er nooit werkelijk iets van beleven. En daardoor zult u het ook nooit a.h.w. werkelijk origineel kunnen gebruiken. Misschien kan ik het zo duidelijk maken.

Iemand, die alle waarden van constructie kent, zal elke gangbare constructie kunnen maken. Maar een niet-gangbare, een exceptionele en bruikbare constructie maakt alleen degene, die zozeer met zijn kennis één is, dat hij haar in zijn fantasie kan vervlechten. En fantasie, dat is je innerlijke wereld. Uit het contact van de innerlijke wereld met de z.g. concrete kennis komt pas de scheppende mogelijkheid.

Waar een absolute strijdigheid bestaat, een disharmonie, daar zullen we dus de kennis zelf niet gebruiken. Maar wij zullen vaak wel bewogen worden onze fantasie te gebruiken om de feiten, die ons niet liggen, aan te vallen. Het resultaat is, dat wij dan niet op het gebied van constructie, maar bv. op het gebied van kunst, die kennis van constructie toch kunnen gaan gebruiken. Maar wij gaan het dan in een volkomen ander vlak trekken. De bestaande kennis wordt gebruikt, maar zal nimmer als constructie tot uiting komen.

Als ik daarmee de zaak iets verduidelijkt heb, dan zult u denk ik ook de rest van mijn conclusie willen aanvaarden. Wanneer ik esoterisch mijn eigen weg ga, dan zal ik dus op basis van de feiten als een soort filosoof mijn benadering van eigen innerlijke wereld moeten opbouwen.

Op het ogenblik dat ik de verbinding tussen de feiten (dus wat ik in mijn wereld zie en waarneem) aan mijn wereld kan mededelen en datgene, wat in mij bestaat, verlies, wanneer er geen verbinding meer is, dan is het gevaarlijk verder te gaan. Elke esoterische bewustwording, die niet meer in staat is zich op enigerlei wijze om te zetten in een communicatie, (een daad, een gedachte, een mededeling, die in de buitenwereld kenbaar wordt waar en hoe dan ook ) voert tot zelfmisleiding.

Het is dan ook niet het doel van de mens om esoterisch zo snel mogelijk op te schieten. Wel om in zich zo harmonisch mogelijk bewust te worden. Want wanneer hij in zichzelf harmonisch blijft, zal hij het milieu mee betrekken in zijn bewustwording. Hij wijzigt zichzelf en althans vanuit eigen standpunt het milieu. En dat is belangrijk. Wanneer ik een esoterische bewustwording bereik, die strijdig is met al wat in de wereld bestaat, en ik ben mens, dan zal ik die strijdige waarden zo voortdurend ondergaan, dat ik mijn esoterische bewustwording niet waar kan maken. Dan is het een theorie, waarmee ik speel niet een gevoelswaarde, die ik op alles kan overdragen.

Voor de magie geldt precies hetzelfde, zo goed als de esoterie is ook de magie eigenlijk een persoonlijk experiment. We gaan uit van een bepaald systeem of een bestaande regel – onverschillig wat – omdat we nu eenmaal een punt van uitgang moeten hebben. Maar wij moeten vanuit onszelf werken met ons geloof, met onze gevoelswaarden. Een magiër kan alleen datgene tot stand brengen, waaraan hij zich innerlijk zo volledig kan overgeven, dat het als een grote emotie uit hem, voortkomt en door hem als een bewuste mededeling aan de buitenwereld kan worden overgedragen. Daar zitten we dus weer met dat probleem.

Wanneer wij nu zo dadelijk een. gastspreker krijgen, dan kan ik mij voorstellen dat u zegt; Dat is allemaal heel mooi. Ik voel dat het hoog is. Dan moet u niet zeggen; Het gevoel van hoogheid moet ik weergeven in de woorden, die gebruikt zijn. Dan moet u zeggen: Uit dit gevoel moet ik op mijn eigen wijze uitdrukking geven. Dan vloeit er een zelferkenning uit voort. Dan kun je voor jezelf een mogelijkheid vinden om wat er in zo’n lering zit te vergelijken met de buitenwereld.

U kant ook zeggen: Wat er gezegd wordt is heel mooi. Maar als het voor u geen emotie heeft, wanneer er geen inhoud achter schuilt, dan heeft u het ware contact niet. Dan kunt u dat beter als voor u waardeloos terzijde stellen.

En daarmee ben ik eigenlijk zo’n beetje door het eerste lesmateriaal heen. Ik heb het niet al te erg gemaakt op deze eerste dag. Denkt u eens over deze dingen na, want ook deze overwegingen zijn niet de vaststelling van feiten zonder meer, Het is mijn benadering van het probleem. Het is het systeem, dat ik zie in dit geheel. Voor u kan het anders zijn. Wanneer u hiermee werkt, wanneer u tracht na te gaan of dit voor u aanvaardbaar is, juist wat u erbij voelt a.h.w., dan komt voor u het ogenblik, dat u deze les gaat omzetten in voor u bruikbaar feitenmateriaal. Let wel voor u. Niet voor een ander. En dan kunt u gebruik maken van uw persoonlijke erkenning van de relatie mens milieu, die er bestaat, om hetzij door uw milieu voor uzelf innerlijke waarden te scheppen, hetzij vanuit uzelf in uw milieu bepaalde waarden te leggen. Alleen: Denk er nogmaals om, u moogt van dit milieu geen gelijk geaard of gelijkwaardig antwoord verwachten, dat is eigenlijk de kern van het betoog.

U hebt een gedachte gekregen, een denkbeeld, een idee. Daarmee moet u werken. U behoeft er niet over te mediteren, maar u moet het eens voor uzelf nagaan: Hoe voel ik dat? Hoe denk ik erover? Als u dat doet, dan garandeer ik u, dat deze lessen voor u niet alleen maar een sleutel worden tot een juister beleven misschien van wat de gastsprekers brengen, maar dat het eigenlijk ook een sleutel wordt voor uw hele leven.

Het is niet zo belangrijk, dat u uzelf kunt analyseren. Als u het al kunt. Maar het is wel belangrijk voor u, dat u tenminste begrijpt, hoe u staat tegenover uw wereld. En dus ook a.h.w. wat u van die wereld verwachten Kunt. Is uw emotionele benadering van de wereld juist, dan zal uw geestelijke en daarmede waarschijnlijk ook uw lichamelijke gezondheid groter zijn. Hiermede besluiten we dan dit eerste gedeelte.

0-0-0-0-0-0-0-0-0

Ik zou graag dit tweede gedeelte van onze bijeenkomst even voor u willen inleiden.

De gastspreker, die wij voor deze bijeenkomst hebben, heeft een filosofisch oosterse achtergrond, ofschoon hij in zijn laatste bestaan een Europeaan is geweest. De denkwijze, die hij naar voren brengt, is eigenlijk gebaseerd op de verhouding goed kwaad, en daarbij ook op het Godsbegrip.

Wanneer u hen beluistert, dan zou ik er dus op willen wijzen, dat het verstandig is deze filosofieën op zichzelf te beschouwen. in verband met de tijd, waarin zij ontstaan zijn. En dat is de tijd geweest van 1780 tot 1820 ongeveer. In deze periode zijn de denkbeelden en de zegswijzen ontwikkeld en dat kan hier en daar misschien de indruk wekken, dat de spreker ouderwets is. Hij is dat zeer zeker niet. Maar de ervaring heeft ons geleerd, dat zijn formuleringen vaak toch wel teruggrijpen op geloofspunten en denkwijzen die men tegenwoordig anders ziet.

Belangrijk aan inhoud is vooral, dat hij de gedachte aan werkelijke harmonie, van kosmische harmonie weet te laten doorklinken in alles, wat hij naar voren brengt en daardoor een verbindingsschakel kan vormen tussen de hedendaagse orthodoxie, de geloofsverscheidenheid in vele landen en kerken en de werkelijkheid van het menselijk bestaan.

Ik zou u verder de raad willen geven om niet te gaan praten met elkaar over wie het geweest is want dat is tenslotte niet zo belangrijk, maar u te beperken tot datgene, wat hij zegt, en vooral datgene, wat op de achtergrond daarin meeklinkt.

Wanneer het nodig is, zal ik na afloop nog een kort ogenblik overnemen. Wanneer dat niet noodzakelijk is, neem ik hier reeds wat mij betreft afscheid van u. Uw aandacht voor onze gast van heden.

0-0-0-0-0-0-0-0-0

Gastspreker.

Mijn lieve vrienden, de mens, die geconfronteerd wordt met de moeilijkheden van een godsbestaan en een menselijk leven, die verward raakt in de doolhoven van de z.g., goddelijke wetten die door mensen zijn gesteld, zal slechts zelden in zich een gevoel van openbaring en waarheid ervaren.

De grote moeilijkheid, waarvoor wij staan, is de vraag hoe een goddelijke wet, hoe een goddelijk gebod kan bestaan in een schepping, die door deze God zelf is voortgebracht. Zo er kwaad is, moet dit kwade voortkomen uit dezelfde God, waaruit het goede voortkomt. Zo er ellende en leed bestaat, zo moet dat voortkomen uit dezelfde bron, die vreugde en blijdschap heeft voortgebracht. En wanneer er een eeuwig leven is, zo moet dit eeuwige leven voortkomen uit dezelfde bron, die voor de gehele wereld de dood als een onvermijdelijk einddoel schijnt te stellen. Wanneer ik dan ook op deze bijeenkomst ben uitgenodigd om voor u een kort ogenblik te spreken, zo voel ik mij genoopt om vanuit dit punt mijn inzichten verder duidelijk te maken.

Elke mens en ook elke geest kent de totaliteit onvolledig. Wij weten niet precies wat God is. Wij weten ternauwernood wat het leven is en ontdekken in de wereld rond ons voortdurend nieuwe krachten, nieuwe mogelijkheden. Ja, dingen die onwaarschijnlijk waren voor onze grootouders, zijn voor ons reeds een vanzelf sprekend deel van het alledaags bestaan. Ik voor mij meen, dat de zaak moet worden herleid in de eerste plaats tot het conflict, dat in de wereld is. Wij spreken van goed en kwaad, wij spreken van Gods geboden, die wij vervullen of overtreden. Maar is het niet de strijd zelf, die het eerste en belangrijkste facet is van alle leven? Ga uit in de natuur en overal tussen plant en plant, tussen plant en dier, tussen dier en dier vindt u strijd.

Denk aan deze wezens een menselijke reactie toe en vraag u af, hoe het leven moet zijn voor de haas, die gejaagd wordt, hoe het leven moet zijn voor het koren, dat gemaaid wordt. Zou ook dit niet een schijnbaar wreed en zinloos ingrijpen zijn? Goed en kwaad kunnen pas bepaald worden, wanneer wij de totale samenhang der dingen zien. Wij kunnen niet weten wat onze functie is. De haas kan gejaagd worden door iemand, die het alleen maar doet uit sport om te doden. En dan mogen wij zeggen, dat het misschien overbodig is. Maar het dier kan ook gedood worden door een boer, een pachter, die zijn oogst wil beschermen. Of hij kan misschien gestroopt worden door iemand, die anders geen vlees in de pot heeft.

Vanuit het menselijk standpunt gezien is in deze laatste twee gevallen het doden van de haas natuurlijk, aanvaardbaar, ja zelfs goed. Hoe de haas er zelf over denkt, zal de mens dan verder maar niet overwegen. Ofschoon wij kunnen aannemen, dat het dier het beschouwt als een zeer wreed spel met zijn leven.

Wij zijn in de wereld. Wij leven in geestelijke werelden. En voor ons is er elke keer precies datzelfde onredelijke ingrijpen in het kwade, het demonische, het duivelse. Maar is het wel zo duivels? In de samenhang met het geheel is het misschien goed. En een mens vergeet maar al te vaak, dat het niet zo belangrijk is dat hij alleen maar gelukkig is, maar dat het belangrijke voor hem is, dat hij zo gelukkig mogelijk is, terwijl hij zijn bestemming in het geheel vervult. Het gaat om het geheel.

God is een totaliteit. Met alle krachten en alle engelen en alle demonen, met alle hemelen en alle hellesferen is God een geheel. Wij zijn niet belangrijk als middelpunt van het geheel. Wij zijn belangrijk, doordat wij onze taak in dit geheel vervullen. En dan kan een goddelijke wet vanuit ons standpunt redeloos en wreed schijnen. Dan kan het ons toeschijnen, dat die God aan ons eisen stelt, die onvervulbaar zijn. Maar wij moeten toegeven dat deze eisen, regels en wetten bepaald kunnen mijn door dat andere, die andere wereld, die wereld van engelen misschien of van demonen. Dan wordt onze wet de z.g.. van God gegeven wet, waartegen zovelen zich verzetten niet zozeer de wil Gods, maar de gedragsregel.

De gedragsregel misschien, die de hazenmoeder geeft aan het jong gebroed wanneer ze spreekt tot haar kroost en zegt: Denk erom, dat je overdag niet in de kool komt. Dan kan die jonge haas zeggen: Maar die kool is er toch om van gegeten te worden? Waarom mogen wij niet? Maar er is nog ergens een mens. Die mens zet strikken. Die mens kan schieten. Die mens kan de honden op je afsturen. En als dat allemaal wordt gezegd, dan wagen wij ons af: Maar waarom is er dan een mens? Wanneer wij de jonge hazen zouden zijn wel te verstaan.

Kijk, dit is nu volgens mij eigenlijk de oplossing van de antithese, die wij vinden in het gehele bestaan, de schijnbare onredelijkheid, die overal schijnt te domineren. Zomin als de haas kan begrijpen wat de mens betekent, kan de mens begrijpen wat de engel betekent. En ik vraag mij nu af, of de engel de ware betekenis van één der Tronen voor zich zou kunnen omschrijven. Dit schijnt te voeren tot een absolute gehoorzaamheid. Ik zeg: Schijnt. Maar die gehoorzaamheid is alleen naar noodzakelijk, zolang wij niet voor onszelf duren handelen, voor onszelf een risico durven nemen, Want geloof me, wanneer het jonge dier oud is geworden, dan gaat het in de kool, wanneer het denkt dat het daartoe de kans heeft zonder al te veel gevaar. Maar het heeft ook geleerd om te ruiken en te snuffelen, om kegel te maken en te kijken en te voelen of er gevaar dreigt, wat het jonge dier niet kan.

Goddelijke wetten, zoals die bij de mens worden verkondigd (de algemeen geldende regels van goed en kwaad), ze zijn a.h.w. de leefregels voor het jonge broed. Zij zijn voor de mensen, die nog niet in staat zijn voor zichzelf te voelen, te denken en ook al begrijpen ze de totaliteit niet zich daar toch in te voegen op een harmonische wijze.

Misschien vindt u, dat dit betoog te eenvoudig is. Ik kan het me voorstellen. Want een godgeleerde, die in eenvoudige termen spreekt, is volgens velen geen godgeleerde. De onbegrijpelijke woorden worden altijd het meest bewonderd. En de zinloze argumenten trekken meer toehoorders dan het eenvoudige verstand.

En ook dat is begrijpelijk. Want de nieuwsgierigheid naar het onbegrijpelijke is altijd groot. Maar de aandacht voor het begrijpelijke, dat gehanteerd kan worden, is meestal klein. Toch zit in dit geheel een reeks van consequenties, die – naar ik meen – voor elke mens en elke geest van het allerhoogste belang zijn.

Mijn geloof – als ik het zo mag noemen – luidt als volgt: In de scala van het leven bevind ik mij als mens of geest op een bepaald vlak. Ik ben een soort, een ras. Ik kan binnen die soort, binnen dat ras, misschien intelligent en sterk zijn, of misschien dom en dwaas, maar ik zal moeten reageren volgens de voor die soort, voor dat ras, geldende norm. Ik kan echter zoveel leren begrijpen van de hogere krachten, van het andere, dat ik mijn eigen gedrag daarnaar regel.

Denkt u maar weer aan de haas, die ketel maakt, die rond luistert met opgestoken lepels, die snuffelend nagaat of er gevaar is. Dan vaak schijnbaar zonder reden ineens met haken wegspringt, omdat er een mogelijkheid van gevaar is. Wij zijn volledig vrij wanneer u in staat bent het gevaar te voelen, wanneer wij bereid zijn er voortdurend op te letten. Ook wanneer wij ons aan de regels houden, komt er een ogenblik, dat het gevaar voor ons aanwezig is. Het gevaar is deel van ons bestaan. Er is geen mens en geen geest die niet soms wordt geconfronteerd met demonen, net duivels, met schrikgestalten of met hoge krachten, die hij niet begrijpt. Het is niet belangrijk dat we dit vermijden, het is slechts belangrijk, dat wij leren het zoveel mogelijk te mijden.

Een haas, die wil proberen met de mensen te leven, zal nooit een mens worden. Hij wordt alleen voor de andere hazen onaanvaardbaar. Een geest, die met de hoge engelen voortdurend wil omgaan, zal in zijn eigen sfeer op den duur ergens geen contact meer hebben. Het is niet zo belangrijk, dat wij boven onze stand uitkomen het is belangrijk, dat wij in onze eigen stand volledig harmonisch leven. Dat wij misschien uitgaande van bestaande denkwijzen en regels leren onszelf te zijn, onze eigen risico’s te dragen en vooral onze eigen verantwoordelijkheden te aanvaarden.

Ik vrees, dat tot nog toe mijn oude liefhebberij wat veel heeft doorgeklonken in mijn betoog. Maar het hele leven is een jacht. U jaagt naar geluk, naar geld, naar positie. U jaagt naar het behoud van wat u hebt, naar geestelijke rijpheid en naar vermogens. Maar jagen is een kunst. Niet iedereen kan jagen. Men kan een goed “Weidmann” zijn, dat wil zeggen weten wat je doet, beheersen wat je gebruikt. En dat is nu juist hetgeen, waaraan het volgens mij zo onnoemelijk veel mankeert in deze wereld.

Wanneer u hier luister naar al, wat ik probeer te zeggen, dan merk ik a.h.w. een soort van vraag, een onrust, waar blijft het hogere? Maar u kent het hogere niet, wanneer het u benadert. Wanneer ik u spreek van de lichtende kracht, o, dan is het hoog. Maar als ik u spreek van het normale licht, waarin u leeft en waarin u ziet, dan gaat u eraan voorbij, wanneer men spreekt in de tale Kanaans, dan is het goed en gewijd. Maar als je het eerlijk en oprecht zegt met je eigen woorden, dan is het laag en menselijk.

Daartegen heb ik bezwaar. Het is niet het hoge woord over het licht, het is niet ons opgaan en ons contact met de geest, waarin een mens werkelijke waarden vindt en hoogheid. Het is de continuïteit van zijn wezen, het beantwoorden aan de kern van zijn bestaan. Ook wanneer dat betekent, dat er perioden zijn die moeten worden afgebroken, wanneer er vraagstukken zijn die op een gegeven moment moeten worden opgelost.

Het is niet dat hogere. Dat hogere, dat is een besef, een verschijnsel, dat pas zin krijgt wanneer je normaal gaat leven, wanneer je het met gewone woorden kunt zeggen wanneer het niet iets bijzonders is, maar iets gewoons, een deel van je stam, van je soort, van je ras.

leder van u zoals u hier bij elkaar bent heeft een lange reeks van levens achter zich. Er is er geen onder u – al weet u dat misschien niet zo goed – die voor het eerst op deze wereld is. En u bent op deze wereld niet altijd geweest wat u nu bent of denkt te zijn. U bent volgens uw huidige normen vaak slecht geweest. En u hebt vaak beter geleefd volgens uw eigen normen, dan u nu leeft. Maar dat wil niet zeggen dat het weer is, dat het zoveel slechter of beter was.

In u strijden die verschillende levens. Zij drijven u tot bepaalde handelingen, tot bepaalde gedachten, tot bepaalde interesses, tot bepaalde vervullingen. Dat is waar, maar, mijn lieve vrienden, uit dat geheel bent u geworden tot wat u nu bent. Een variëteit misschien van het oude soort, een wat betere variëteit al beseft u het zelf niet.  Niet alleen dat u wat meer begrijpt of wat meer kunt voelen, maar vooral dat u ergens leert juister te beantwoorden aan uw werkelijke mogelijkheden. Dat u leert in die tegenstellingen niet te kiezen volgens de regel en de norm, maar volgens de belangrijkheid. En daarbij a.h.w., uw eigen verplichting als mens te stellen boven al het andere. Dat is belangrijk.

O, ik kan zo goed als ieder met u spreken over de stralen van licht. Ik kan u spreken over de 7 kronen, die zich openbaren. Maar dat zegt weinig. Maar wanneer ik u zeg, dat u vandaag bent wat u wezen moet, dat wat u doet niet dwaasheid is of iets buitengewoon goeds of iets slechts, maar dat het een vervulling is van iets, wat in een lange reeks van levens is opgebouwd, dat u uw plaats inneemt wanneer u uzelf aanvaardt, dan ze, ik iets wat van belang is.

Sommigen. van u zijn misschien wat meer lichtend en anderen wat meer duister. Maar wat hebt u eraan dat te weten? Wat zegt het u, of de wereld u heilig of zondaar noemt? U bent. In u bent de weergave van de totaliteit van al uw bestaan. Goed en kwaad zijn de waarden, die u gevormd hebt in die tijd, niet de regels van de mensen. En voor u is alleen bepalend de harmonie die u vindt, de wijze waarop u in de status, waarin u nu verkeert beantwoordt aan het geheel.

Wat u gebeurt, goed of kwaad, is van minder belang dan u denk. Want het gebeuren op zichzelf is deel van de grote harmonie, waarin u leeft. Maar wat u bent, wat u streeft, uw gedrag en daarbij vooral de wijze, waarop u zich gedraagt volgens uw innerlijk besef dat is belangrijk.

God is een onbekende waarde en een onbekende waarheid. Goed. Maar één ding is zeker. Hij is dan ook de totaliteit van alle mogelijkheden. En als wij waarmaken wat wij nu zijn. of dat nu gegroeid is in duizend levens of spontaan ontstaan dan beantwoorden wij aan God.

Wij hebben te maken met de totaliteit van het leven. En alle krachten, die in die totaliteit van leven schuilen, alle mogelijkheden, kunnen voor ons bruikbaar en geopenbaard worden, wanneer ze vallen binnen datgene, wat past voor ons.

U moet nooit verwachten, dat je een hond zover kunt dresseren, dat hij: “O, du holdes Kind” bv. zingt met een zuivere sopraan. Je moet niet van een mens verwachten, dat hij het lied der engelen zingt. Maar je mag van de hond verwachten, dat hij zich gedraagt als een hond, dat hij initiatieven heeft en dat hij toch op de jacht zich gedisciplineerd gedraagt. Je mag van de mens verwachten, dat hij een mens is en leeft als een mens, maar dat hij daarbij in het geheel zijn plaats weet. En dat is voor mij geloof ik het belangrijke print.

Wat is uw plaats? Uw plaats is in de eerste plaats daar, waar u nu bent, of u het gelooft of niet. Want dit is de ontwikkeling van lange jaren. Dit is de oplossing van tegenstellingen. U bent, waar u hoort. Dit is nu uw plaats. Met wat u zoudt willen of wat u droomt, maar wat u bent.

En uit dat, wat u nu bent, put u kracht. Wanneer u uw plaats en uw wezen accepteert, dan zult u de kracht bezitten, die bij deze plaats behoort. Als u meent, dat u ergens anders thuis hoort, wanneer u meent, dat u moet streven naar een andere inzet of een ander denken, dan zult u die kracht niet hebben. Slechts in de aanvaarding van het “nu” ligt de kracht.

En daarom is het Al nog niet statisch geworden. Daarom staat de wereld nog niet stil. Want je streeft als mens. Dat vloeit voort uit het wezen dat je bent, dat je geworden bent door lange tijd. Je doet, je aanvaardt, je verwerpt, op grond van wat je geworden bent. Maar wanneer je dat op de juiste wijze doet, niet zoekend naar wat anders had kunnen zijn, maar steeds aanvaardend wat je bent, heb je de kracht. De kracht, die behoort bij je bestaan. Met vermogen, de kennis, dat wat u noemt de geestelijke bewustwording, die past bij u.

Het klinkt zo gemakkelijk om met een magisch woord een sfeer te scheppen. het lijkt zo eenvoudig om met een of ander overdonderen van de mensen hen zich een ogenblik gelukkig en heilig te doen te voelen. Ik weet, dat er veel zijn die daar gebruik van maken. Maar ik heb er ook nooit van gehouden een zittende patrijs te schieten. Je moet eerlijk zijn. En die eerlijkheid impliceert, dat je de mens de kans laat zijn eigen weg te gaan, maar dat je hem duidelijk maakt wat zijn punt van uitgang moet zijn.

Voor mij is de basis van het leven het aanvaarden van je huidig bestaan en je huidige plaats als een onvermijdelijk en noodzakelijk deel in de kosmische harmonie. Voor mij betekent leven waar je ook bent en in welke wereld dat je accepteert, dat de evenwichtigheid van het totaal je juist op deze plaats brengt. Dat je eigen streven nooit iets anders kan zijn dan een bevestiging van een goddelijke wet, al begrijp je die niet. Een wet, die je niet in mensenwoorden kunt uitdrukken, maar die er is. Dat geloof ik. Dat meen ik te weten. Dat heb ik steeds weer beleefd. De schijnbare mislukking van mijn bestaan hier op aarde is even noodzakelijk en onvermijdelijk geweest, als wat ik nu ben en wat ik nu doe.  Niet omdat mijn lot mij bepaald is, maar omdat ik in het totaal alleen harmonisch kan leven, op deze.

Als ik dan mijn toespraak moet samenvatten, dan kan ik dit het beste zo zeggen: Begin altijd weer opnieuw…” nu”.

Aanvaard steeds wat nu is en tracht te vormen wat zal zijn. Aanvaard dat alles nodig is, ook al begrijp je het niet. Aanvaard dat je eigen wezen evolueert, zonder dat je het peil van je eigen evolutie kunt vaststellen. En als je dat kunt, geloof dan in een God. Wees dan harmonisch met alle leven. Beleef dan waarlijk Jezus Christus, niet alleen maar in een eeuwigheid, maar in elke ademtocht van je eigen leven. Dan zul je weten: Alle problemen, van de mensen zijn een verwarring, die voortkomt uit hun onvermogen zich tevreden te stellen met wat ze zijn. Dat is alles, wat ik wilde zeggen.

Ik kan u niet veel toewensen in grootse zin, buiten misschien het volgende:  Moge het in u zover komen, dat u het heden aanvaardt, zonder daarom de toekomst te verwaarlozen of het verleden te verwerpen. Zo zult u de harmonie vinden, waarin de beleving in uw eigen bestaan eerst werkelijk mogelijk wordt. Vrienden, God ga met u.

image_pdf