3 januari 1972
Wij zijn niet alwetend of onfeilbaar. Het zal u bekend zijn. We hebben graag dat uzelf nadenkt. We spreken vandaag over: Mens versus natuur.
Nu is dat eigenlijk ergens een beetje onjuist, want de mens is een deel van de natuur. Misschien niet het meest geslaagde deel, daar kun je van mening over verschillen, maar hij is een deel van de natuur, zodat we eigenlijk moeten zeggen: de mens tegen de rest van de natuur.
Vooral op het ogenblik wordt wel duidelijk, wat de mens doet. De mens heeft, naarmate hij in aantal toenam, voortdurend meer gevraagd, om de gehele ecologie naar zich toe te buigen. Hij heeft die voortdurende kringloop van leven en dood, waarop de natuur normaal berust, onderbroken. En dat is eigenlijk het begin van een evenwichtsverstoring. De mens vond bv. dat insecten te veel doen aan allerhande vruchten en zo en hij heeft daar giften tegen uitgevonden. En daar gingen de insecten aan dood. En er kwamen insecten terug, die konden er tegen. Toen kwam er een zwaarder vergif, daar konden de vogeltjes ook niet tegen. En toen kwamen er toch weer insecten terug, toen hebben ze het nog een beetje sterker gemaakt en nu is het zo, dat wanneer een of ander vogeltje wordt opgegeten door een of andere vos, die vos ook succumbeert.
De mens heeft dus eigenlijk een soort keten van dood veroorzaakt waardoor op het land het natuurlijk evenwicht aanmerkelijk verstoord wordt. En niet alleen dat. De mens wilde graag meer opbrengst hebben bij zijn landbouw. Zeer begrijpelijk en er zijn voldoende natuurlijke voedingsstoffen. Een toegift van kalk aan de bodem kan zeker geen kwaad onder omstandigheden, maar je kunt natuurlijk ook met kaliumbemesting beginnen en met nog andere gecompliceerder soorten. En dan krijg je inderdaad wel een grotere opbrengst. Die opbrengst is niet zo goed meer voor het menselijk lichaam als de soorten, die bij een natuurlijke landbouw bestaan, maar je kunt het begrijpen. Je zegt: kom, dat is nu eenmaal zo, die mens heeft meer voeding nodig, dus laat hem kunstmest gebruiken.
Maar, als je met kunstmest nu steeds maar gaat verbeteren, je gaat steeds meer die bodem als het ware verzadigen met allerhande chemicaliën, ja, dan komt er een beetje van in het grondwater. En dat is voor een hele hoop planten niet eens zo erg, die kunnen dat wel zo consumeren, als ze met hun worteltjes tot aan dat grondwater komen tenminste.
Maar, van dat water drinken mensen, drinken dieren en dat water is dan niet helemaal zuiver meer. En dat betekent, dat er in die mensen dus chemicaliën binnenkomen, waar het lichaam niet goed weg mee weet. Het is, alsof de natuur zegt: goed, je kunt mij vergiftigen, maar ik doe wel wat terug. Allemaal ook nog dingen , waarvan je zegt: nou ja daar kunnen we wel tegen op, zo’n kwaal kunnen we weer bestrijden, daar hebben we hele gecompliceerde middelen voor en dan kan de mens het toch wel hebben. Ja goed. En dat de dieren het niet zo goed kunnen hebben, och, die dieren, die hinderen ons toch alleen maar.
Maar er komt een ogenblik, dat dat niet meer gaat. Er komt, een ogenblik, dat elke poging, om één stap verder te gaan in het gebruik van kunstmest, in een verhoogde productie dus als het ware van plantaardige levensmiddelen, betekent een vergiftiging van het dierenleven. En dat dierenleven dat zou ook wel eens kunnen gaan bv. naar de insecten. En het is natuurlijk heel erg leuk om te zeggen: ja, maar insecten hebben we niet nodig. Maar wat doet u zonder bijtjes? Niet, dat ik het heb over de bloemetjes en de bijtjes in de bekende zin van bezorgde vaders, maar desondanks kruisbestuiving is toch wel noodzakelijk. En om dat kunstmatig te doen, dat wordt onmetelijk kostbaar, dat kan niet meer. Er zijn op die manier al een hele hoop rassen uitgestorven, rassen van zeer goede vruchten. Renetten, ik neem nu even appels. De kleine oude blauwe pruim, waar vindt u die nog. De ouderwetse reine Claude, de eierpruim. Ze zijn er bijna niet meer. Och, zegt men, dat is te kostbaar, we moeten nieuwe soorten hebben. Maar dat is helemaal niet waar.
Het is zo, dat op deze bodem, met deze bodemvergiftiging, die oude soorten niet meer te telen zijn, op een rendabele wijze, omdat je aangepaste soorten moet hebben. De natuur trekt er zich niet veel van aan, die brengt heus wel soorten voort, die kunnen leven. De natuur, ach, die muteert en die muteert net zo lang, totdat ze weer een mogelijkheid heeft gevonden, een bepaalde soort, die resistent is, die tegen al die kunstmiddelen kan. En als het niet gaat met complexe levensvormen, och, heel eenvoudig, breek de zaak af en begin met een eenvoudige levensvorm. Dan kun je misschien nog algen vinden of iets dergelijks, die daar wel in kunnen leven.
Wat u overigens kunt zien bij overmatige waterverontreiniging. Gaat u maar eens kijken. Als je die verontreinigde vaarten en sloten ziet, dan ziet u daar een groenig waas in drijven, hele kleine plantjes. En die overmaat van fosfaten, daar genieten ze gewoon van. Die overmaat van eiwitten, o, ze groeien erop. Ze zullen heus later wel weer tot grote organismen uitgebouwd kunnen worden, die leven onder die omstandigheden. Het leven helemaal verdrijven van deze wereld is uitermate moeilijk. Maar het leven van de wereld, dat de mens nodig heeft, dat is een andere kwestie.
Het lijkt allemaal zo doodeenvoudig. Och, zegt de mens, per slot van rekening, zuurstof is er altijd. Ja, dat dacht u. Zuurstof was er altijd. Maar die zuurstof is er niet vanzelf. Die zuurstof in de lucht ontstaat als het ware door een reeks van chemische processen maar voornamelijk door de stofwisselingsprocessen van de plantengroei. En als ze nu eens, zoals ze bv. in Vietnam hebben gedaan, een keer een paar duizend hectaren levende plantengroei met groen blad, dus met die omzetting, waardoor ze zuurstof produceren, ontbladeren, wat gebeurt er dan? Dan komt er geen zuurstof meer. En als er geen zuurstof meer komt, wat dan? Dan wordt de atmosfeer wat armer. Oh, maar die atmosfeer is zo groot. Zeker, die atmosfeer is groot, maar overal worden de wouden, de eigenlijke longen van de stofwisseling van deze aarde, aangetast. Hier heeft men landbouwterrein nodig, daar heeft men terrein nodig om troepen te laten oefenen en daar wil men met alle geweld een stad bouwen. En het verkeer heeft wegen en steden steeds meer nodig, dus we moeten meer woningen bouwen. Haal die bomen maar weg. Laat er hier en daar een staan als een ornament. Maar die ene boom kan er ook niet meer tegen op.
U moet maar eens gaan kijken langs de snelweg. De bomen, die daar staan, die oud zijn, die houden het nog wel. Maar de jonge, kijk eens naar het blad. Het is net of de tint niet zo diep is, er zit wat geligs in. ‘t Is, of ze gewoon al dat loodoxide van uitlaatgassen eenvoudig niet verwerken kunnen, of die boom een beetje vergiftigd is. En die geeft niet zo veel meer af.
Ja, dat is een heel vervelende geschiedenis, als je het zo bekijkt. En nu kun je natuurlijk verder gaan. Industrievoorbeeld. In de eerste plaats vraag ik me wel eens af, waar de mens al die grote industrieën voor nodig heeft. Ik geloof, dat hij die industrieën voornamelijk nodig heeft, om de dingen te produceren, die hij duur aan anderen kan verkopen, zonder dat iemand ze werkelijk nodig heeft. Dat betekent, dat hij de grondstoffen van de aarde verkwist, hoeveel ertsen, hoeveel stoffen, die eigenlijk niet meer terug te vinden zijn, gaan er op die manier aan hun einde komen. En gelijktijdig verkwist hij manuren, mensen, en hij verkwist met al die enorme dampen, die hij uitbraakt en al die rommel, die hij loost in het water, bovendien nog eens de mogelijkheid van leven op zijn planeet.
En als we de wereldzeeën bekijken op het ogenblik: Dan lijkt het, of het daar nog wel gaat. Nou ja, er is niet zoveel haring meer als vorig jaar, hé, dat kun je nu wel zeggen. Maar met de platvis gaat het nog wel, de rondvis is erger. Maar als we eens gaan kijken, wat is dan eigenlijk de stofwisseling van een oceaan? Die berust op iets, dat men plankton noemt. Ik dacht, dat u het wel wist, maar voor het geval dat niet zo is: plankton bestaat eigenlijk uit onnoemelijk veel kleine diertjes, die zich later zullen ontwikkelen tot heremietkreeftjes, garnaaltjes en dat soort dingetjes. Die diertjes, die dan weer voedsel zijn voor de wat grotere. Maar dat plankton neemt momenteel af, dat sterft af in vele delen van de zee. Ja, door olie misschien en er wordt nogal wat kwik en andere rommel geloosd, die zee leeft niet helemaal meer, er gaan stukjes van dood. En dan heb je die zeebodem. Natuurlijk, die zeebodem is niet belangrijk vanuit menselijk standpunt, maar eigenlijk toch weer wel. Want, uiteindelijk, per slot van rekening, ook in die zee zijn voortdurend chemische processen aan de gang. En bij die processen spelen allerhande beestjes en diertjes een rol. De kokerwormen, zeeanemonen, om er maar een paar te noemen, die gewone weekdieren, die daar leven, al die schelpdieren, allemaal spelen ze een rol. Ze nemen iets op, ze scheiden iets af, ze zuigen, veranderen, allemaal. Alles verandert. De natuur bestaat uit een voortdurend veranderen van allerhande dingen, waarbij elke levensvorm op zijn beurt weer veranderd wordt in chemische bestanddelen plus energie voor een andere levensvorm.
Bent u nu al aan het begin? Neem nu dat plankton. Je haalt dat weg, dan sterft de oceaan langzaam uit. Als die oceaan langzaam uitsterft, dat betekent ook, dat die chemische processen stilstaan. Ook de oceanen zijn namelijk zuurstof-reservoirs. Klinkt gek, maar water, daar zit nu eenmaal een hoop zuurstof. Maar die zuurstof zal dan in dat proces eveneens afnemen. De kwaliteit van het zeewater verandert, de chemische samenstelling verandert. En dan kan het eeuwenlang duren en misschien wordt het langzaam maar zeker weer een dikke brei. En dan komt weer ergens een kosmisch moment, enorm harde straling treft het, er ontstaan weer half-eiwitten en de levenscyclus kan opnieuw beginnen. Die natuur is niet te verslaan. Zelfs als de aarde helemaal verteert in vuur, dan blijft er iets over. En op die steenbrok, die dan door de ruimte drijft, zal waarschijnlijk nog hier of daar een bacteriënkolonie in sporenvorm wachten, tot er weer een ogenblik komt, om zich te ontplooien.
De mens. Kijk eens, de mens is eigenlijk een beetje dom. Die mens denkt aan de ene kant aan allerhande goede en edele dingen. En als hij er dan aan denkt, doet hij meestal het tegengestelde. Dit moet u mij niet kwalijk nemen, dit is geen hatelijkheid, wat ik hier vertel, hoor, het zijn feiten.
Kijk eens, de mens heeft een hele hoop stoffen nodig, hè, dingen, die goedkoop zijn. Plastic bv. dat kun je chemisch maken. Ook een tamelijk ingewikkelde structuur, die je op die manier moet maken, ‘t is waar. Het is een moleculaire vorm van alle mogelijke bestanddelen, die op zichzelf in die natuurlijke kringloop meedraaien, maar dan bind je ze zo aan elkaar, dat ze bijna niet meer loskomen. Wat gebeurt er dan? Nu kunt u zeggen: we kunnen plastic verbranden. Ja maar, wat blijft er van die restanten over? In die restanten zit nog steeds te veel, dat gebonden is.
U kunt zeggen; ach, dat verteert op den duur wel. Ja, in twintig eeuwen misschien. Maar wat hebt u er aan? Als binnen een eeuw uw hele wereld niets anders meer is daar een puinhoop van plastic, waaronder de planten verstikken? En waaronder andere planten, zoals schimmels, met een enorme snelheid op kunnen schieten. Daar heeft u toch niets aan?
Als u begint met de vraag te stellen: wie zal het winnen, de mens of de natuur? Is het antwoord altijd: de natuur. Maar we moeten dan eraan toevoegen: de natuur, ten koste van de mens.
En dan mag ik eerst wel vragen, of dit eerste gedeelte aanvaardbaar is. Doet u niet erg optimistisch, hoor!
Nu kun je natuurlijk zeggen: de mens kun je niet stuiten. Die mens is niet te stoppen. Wat eenmaal begonnen is, gaat verder. En dan denk je aan de mens als aan een natuurkracht, onbestuurbaar. Maar, de mens heeft een emotioneel leven. Dat emotionele leven speelt ook een rol. In de ecologie kennen we allemaal het verschijnsel van enorme toename bv. van zeg maar, verschillende soorten van reebokken e.d. Prompt worden degenen, die er op jagen, de wolven bv., eveneens talrijker. Zijn er te weinig reebokken, sterven er ook weer een heleboel wolven af. En, komt er minder jong goed, komen er minder jongen tot rijpheid. Dan kun je zeggen: ach, de mensheid heeft dat zo goed voor elkaar, die kan daar voor zorgen. Neen, daar kan hij niet voor zorgen.
Als we kijken naar de geboortecurve, zoals die loopt voor de gehele wereld op het ogenblik, moeten we tot de conclusie komen, dat ze, via een betrekkelijk steile opgang, al een afvlakking gaat vertonen. En dat juist in een hoop gebieden, waar dat natuurlijk evenwicht het sterkst wordt gestoord, zelfs een teruggang van bevolkingstoename voorlopig, maar binnenkort van bevolking, zou kunnen plaatsvinden. De vergrijzing bv. van Nederland is geen sprookje. Nederland wordt gemiddeld steeds ouder. Maar dat komt, omdat er gemiddeld steeds minder jongeren zijn. We bouwen scholen voor 100.000 kinderen, waar we over tien jaar misschien nog maar 50.000 kinderen hebben. We zijn optimisten, wat wil je anders.
En stel nu, dat de mensen toch die emotionele drang niet volgen. Dat voor hen de voortplanting, vooral het voortbrengen van nageslacht, om de een of andere reden emotioneel maatschappelijk onvermijdelijk is. Dan kunnen we denken aan India, aan Pakistan. We kunnen denken aan China, hoewel ze daar ook al voorzichtig beginnen te worden. We kunnen denken aan verschillende landen in Zuid-Amerika en zo. U weet, die onderontwikkelde gebieden, waar een moeder niet ontwikkeld wordt geacht waarschijnlijk, wanneer ze geen elftal heeft voortgebracht, compleet met scheidsrechter en grensrechters.
Maar ga nu eens kijken, wat daar gebeurt. Daar ontstaat strijd, daar ontstaat oorlog, daar ontstaat een steeds verminderde eerbied voor het leven. Met andere woorden, daar roeit de mens zichzelf uit; hij keert zich tegen zichzelf.
Want, het is natuurlijk allemaal mooi om te zeggen: de mens, met zijn geestelijke vermogens, deze mens, die toch ook geest is, die de kroon der Schepping is, die moet dat dan toch wel winnen?
De mens kan alleen leven in harmonie met zijn God. Maar God is ook de natuur Net zomin als in de maatschappij heeft de natuur vaste wetten. In de maatschappij doe je alsof, zeg je, nou ja, dat zijn regels, daar moeten we van uitgaan. Dat doe je in de natuur ook. Maar de natuur past zich net zo goed aan als de maatschappij. Maar, de natuur doet dat op haar manier. Je kunt niet een decreet uitvaardigen, dat bv. vanaf morgen alle kwikomzettingen in zoet water versneld plaats moeten vinden, zodat ontbinding plaats vindt en voor de rest een neerslag van de zware bestanddelen. Dat kun je wel voorschrijven, maar de natuur doet het niet.
Neen, die mens heeft harmonie nodig, met God, met de natuur en met zichzelf. En dan is er één ding, en dat is misschien het moeilijkste voor de mens, om te begrijpen. Het is gelijktijdig, ook geestelijk gezien, het belangrijkste, wat er voor hem bestaat. Dat is namelijk, dat je in jezelf vrede moet hebben.
En dan bedoel ik helemaal niet zo’n opgelegde halleluja-vrede waarbij je jezelf inpraat, dat het goed is, maar werkelijk het gevoel, dat je functioneert. Het gevoel, dat er zin is in je bestaan. Het gevoel, dat het hogere, dat er is, weerkaatst wordt in wat jij dan in die zogenaamd lagere stoffelijke wereld bent. En als je dat niet hebt, dan word je onevenwichtig.
Ik wil niet hatelijk zijn, maar ik zou toch willen veronderstellen, dat op het ogenblik gemiddeld over de wereld gezien, ongeveer zeg de helft – ik wil het niet overdrijven – ergens ziek is. Ziek in mentale zin, in de zin van onevenwichtigheid. Mensen, die geen eenzaamheid meer kunnen verdragen bv. , dat zijn mensen, die ergens onevenwichtig zijn. Die zijn bang voor zichzelf, voor wat ze zelf zijn, en dat zoeken ze af te reageren aan anderen. Er zijn mensen, die kunnen geen stilte verdragen. In de stilte worden ze geconfronteerd met zichzelf, met de stemmen, die in henzelf leven. En daarom hebben ze dan daverend harde muziek nodig, de hele dag liefst. Als het even kan ‘s nachts ook nog, om dan te slapen. Dat kun je die mensen niet kwalijk nemen, maar ze zijn niet normaal, d.w.z. ze zijn niet normaal volgens de normen van de natuur. En geestelijk gezien is het toch wel een bepaalde afwijking ten aanzien van datgene wat nodig is om werkelijke harmonie te vinden met het hogere.
Ik wil hier helemaal geen religieus verhaal ophangen, dat moet u goed begrijpen. Waarom zouden we religieuze verhalen ophangen in tijden, waarin de religie zelf ziek is. Waarin woorden in de plaats van leven zijn gekomen, d.w.z. in de plaats van de manier van leven zijn gekomen. En feiten mogen we toch noemen. Het feit is, dat de mens in zichzelf en met zichzelf vrede moet hebben. En dat noemt hij dan misschien een vrede met zijn God of alleen een gevoel van doelmatigheid, dat doet er niet zoveel toe. Maar hij moet het gevoel hebben, dat hij zin heeft, ergens bij hoort, dat hij iets betekenen kan. En voor elke mens bestaat die betekenis. Elke mens heeft zin. Zonder de zin, die hem zijn leven is, zou hij niet eens kunnen bestaan. Maar hij kan het voor zichzelf niet meer vinden. Hij is op weg in allerhande theorieën. Hij probeert het, ja, misschien met een “kick” de een zoekt het in hennep en de andere in Jezus. Maar het is een ontvluchten van de werkelijkheid, het is een weglopen voor jezelf. Vergeet dat niet.
Nu kun je zeggen: met Jezus kun je altijd weglopen. Ja, met Jezus kun je altijd gaan, zeker. Maar dat betekent nog niet, dat je weg moet lopen voor de feiten. Kijk en daar komt de grote moeilijkheid nu. Er zijn mensen, die zeggen, ja, dan gaat de wereld onder.
Wanneer we de mogelijkheden bekijken, dan zeggen we: nou, dit jaar, 1972 en 1973, samen, die brengen dus wel enige dreiging voor en wereldoorlog, maar voor de wereld van nu, van een wereldoorlog geloof ik niet zoveel. We kunnen ook kijken naar bv. de Club van Rome Deze club heeft uitgerekend, geloof ik, dat de wereld nog 180 jaar verder kan gaan, daarna wordt het leven onmogelijk. Ach, het is allemaal wel leuk gezegd, maar, de mens past zich ook aan. De mens verandert ook.
Maar, om te kunnen veranderen, om te kunnen worden, wat past in een werkelijke wereld, moet die mens vrede vinden, hij moet rust vinden. Hij moet in zichzelf eenvoudig de spanningen kwijtraken, die overbodig zijn, zodat het geheel van zijn lichaam kan werken aan een aanpassing aan zijn omgeving, zodat het geheel van zijn mentaal vermogen kan werken in een accepteren van de werkelijkheid van zijn leven. Dat het geheel van zijn geestelijk vermogen kan leren putten uit de krachten, die dan bovennatuurlijk – als u het zo wilt noemen, paranormaal of hoe dan ook, bestaan. En als die mens die rust niet vindt dan gaat hij er onderdoor. En daarom is het bijna onvermijdelijk, dat 1972 een hele hoop doden oplevert.
Dan moet u niet zeggen: ach, dat is verschrikkelijk. Dat is natuurlijk. Zeker, het is vervelend, als de kat een vogeltje eet. Als die kat het niet nodig heeft, dan kunnen we misschien zeggen: ja, dat beest zou eigenlijk moeten evolueren, dat zou moeten begrijpen, dat als het voedsel heeft, dat het moorden van dat vogeltje, dat toegeven aan het speelse jachtinstinct, niet meer nodig is. Maar, op zichzelf is dat ergens natuurlijk. Het is natuurlijk voor die kat, dat ze muizen eet, insecten eet, dat ze vogeltjes eet, dat ze eieren eet, alles, wat ze krijgen kan. Ze is een roofdier. En op het ogenblik dat we die kat het recht ontzeggen en haar helemaal dresseren, dan komt er een ogenblik, dat ze als kat hulpeloos is. Dan is ze een soort hybride geworden. Ze is geen kat meer, ze is net nog geen mens, want ze kan niet denken als een mens, maar haar gedragsregels zijn menselijk bepaald.
Zo gaat het met de mens ook. Op het ogenblik worden er een hele hoop gedragsregels u opgelegd. U kent de bekende stelregel: de wet is een idioot. En toen was er een cynicus, die zei: dat komt, omdat wetten meestal door idioten gemaakt worden. Een regel, die je geeft is “onder bepaalde omstandigheden” juist, maar onder andere omstandigheden is hij even onjuist. Op het ogenblik, dat je probeert een wereld vast te leggen in een veelheid van wetten – en dat doen de meeste mensen op het ogenblik, religieus en anderszins, staatkundig, economisch, politiek, noem het maar op, overal wetten, regels – maar op het ogenblik, dat je dat doet, probeer je iets te fixeren, probeer je een blijvend geheel te scheppen, dat niet meer verandert. Maar je kunt de verandering niet tegenhouden. En daardoor worden die maatschappelijke vormen en normen en regels voor de mens gevaarlijk.
De mens kan degelijk voortbestaan. Denkt u alstublieft niet, dat over 180 jaar die aarde leeg en dood zal zijn. Maar het is wel zeker, dat degenen, die alleen kunnen leven, die zover zijn, dat ze alleen kunnen leven in de wereld, die u vandaag kent, dan dood zullen moeten zijn. Alleen degenen, die los kunnen komen van de dingen, die zich aan kunnen passen, die op een of andere manier weer in de eigen cyclus van de natuur kunnen inpassen, die hebben de kans om verder te leven.
Dat is een erg pessimistisch verhaal. Aan de andere kant, zoals u hier bij elkaar zit, is er misschien één bij, misschien niet eens één, die deze kritieke periode nog beleven zal. ‘t Ligt nog tamelijk ver weg. Dus, we praten eigenlijk ook nog over een theoretisch iets. En ik geloof, dat we het gevaar, dat “De natuur” tegen de mens zal zeggen: Barst maar! Ik heb je niet meer nodig, je moet uitsterven, (Tot je net zo iets in de vergetelheid bent als de sauriërs van eens.) buiten beschouwing kunnen laten. Daar kun je niets aan doen. Je kunt wel iets doen aan de fouten van de dag.
Er is op het ogenblik namelijk een tamelijk veel omvattende mentale en geestelijke milieuverontreiniging aan de gang. Ik hoop dat u mij niet kwalijk neemt, dat ik daar ook wat van zeg, “Alleen ons systeem is goed”. “Alleen geloof is waar”. “Ik alleen heb gelijk’.” “Alleen mijn huidskleur is goed.” “Alleen mensen met een zus of zo opleiding zijn in staat verantwoording te dragen!” Al die dingen bij elkaar. En die worden niet zo gezegd, als ik ze formuleer op het ogenblik, maar die hoor je elke dag weer. Die zijn het grootste gif, dat er kan bestaan voor de mensen, een mentaal vergif.
Het is heel erg leuk, wanneer ik dan zeg: och, wanneer de mens nu maar zo leeft, is het goed. Ik kan me voorstellen, dat een christen zegt: “als wij ons houden aan de Tien Geboden, dan is het in orde.” Ja, dan heeft hij groot gelijk. Maar, omdat hij christen is, meent hij, dat hij zich op bepaalde punten niet aan de Tien geboden behoeft te houden. “Gij zult niet doden”. Maar ja, er zijn zoveel heidenen. En die heidenen willen niet geloven, dat wij gelijk hebben, dus moeten we ze doden, omdat we gelijk hebben. “Dieu le veut”. Dat heeft Peter van Amiëns geroepen, toen ze de Saracenen gingen vermoorden en beroven. En “God stands behind us”. is een uitspraak, die nog kortgeleden door een belangrijk Amerikaans staatsman werd gebruikt. Toen had hij het geloof ik over zoiets als Vietnam. Ja. En “Het is de wil van Allah”, heeft iemand in West-Pakistan gezegd. Tja, dat zijn van die rare dingen. Maar is dat geen vergiftiging?
Als je mens bent, dan moet je niet sentimenteel zijn tegenover de mensen, dat is dwaasheid. Je moet niet zeggen: elke mens moet leven, eigenlijk zonder zorgen en zonder verantwoordelijkheid, want daarmee maak je het ras zwak, daarmee maak je de mens kapot. Daarmee kraak je al zijn vermogens, totdat hij een soort automaat is, die alleen nog reageert op de televisie, de preek van de dominee en de leugen van de politicus.
Je moet niet zeggen: wat is het erg, dat daar mensen sterven. Sterven is normaal in een menselijk leven. Je moet zeggen: Ik mag er niet toe bijdragen, dat er anderen sterven. Ik moet niet die hele wereld als mijn verantwoordelijkheid zien. De mens is geen Atlas, hij kan de verantwoordelijkheid niet dragen voor de totale wereld, waarin al die mensen dan zijn. Je kunt niet zeggen: we moeten plotseling zorgen, dat alles goedkomt, dat iedereen een goed leven heeft. Dat kan eenvoudig niet. Maar je kunt wel zeggen: ik mag niet tekortschieten tegenover mijn naaste, degene, die je kent, degene, die een beroep op mij doet.
Je kunt natuurlijk zeggen: ach, wij weten het beter. En wat ik weet, is goed; is goed voor mij, is goed voor een ander. Ik ken iemand, die een keer mazelen heeft gehad en nu zegt: het is wel goed voor de kinderen, dat ze mazelen krijgen: Maar er zijn ook kinderen, die er aan dood kunnen gaan. Op diezelfde manier redeneert men op het ogenblik. Men zegt: onze welvaart is belangrijk, want het volk heeft welvaart nodig. Of dat volk nu werkelijk welvaart heeft, och, dat doet er niet zo veel toe. Het lijkt; misschien erg belangrijk, dat iedereen een. roestvrijstalen aanrecht heeft en een ijskast en een kleuren-tv, zwart-wit dat is al ordinair: daar kunnen we niet meer aan verdienen. Dat soort dingen. Je kunt zeggen, dat het belangrijk is. Maar zeg me nu eens eerlijk vermaakt men zich nu werkelijk zoveel beter bij de tv dan bij het ganzenborden? Bij het ganzenborden had je een hoop plezier, En wat krijg je? De strijd van Coronation Street? Of de voortdurende zondige ellende van Peyton Place? De heerlijke moorden van de deskundige verdedigers van recht en orde natuurlijk, de geheime detectives en de mannen van de Geheime Dienst e.d.? Is dat dan zo belangrijk?
Soms:
Soms, ach, soms. Laat me u één ding vertellen. In de tijd dat de mensen helemaal die dingen niet kenden, waren er barden.
Die vertelden veel bloeddorstige verhalen, dat is waar. Maar ze vertelden verhalen, waar de mensen niet naar zochten als iets van: Dat zouden wij ook kunnen zijn. Maar als iets, waarvan ze zeiden: ja, zo is het ook nog mogelijk. Dat is een groot verschil.
Wanneer de bankrover in de film 2 miljoen pakt door maar even te dreigen met een pistool, dan komt er een jongetje, dat zegt: ik neem ook een pistool. En dan is er iemand, die er tegenin gaat en per ongeluk schiet en dan heeft hij een mens vermoord en hij heeft misschien tweehonderd gulden. Dat is de werkelijkheid toch?
En is het nu werkelijk nodig, dat jullie je te barsten vreet? Kijk hier, een zuiver voorbeeld ervan (het medium wijst op zijn buik; grote hilariteit) . Is dat nu werkelijk zo nodig? Is het werkelijk zo nodig, dat jullie met 100 km langs de weg heen flitsen? Is dat nu werkelijk zo nodig? Als je het goed bekijkt, eigenlijk niet. Je zou het wat rustiger kunnen doen en jezelf net zo gewichtig voelen. En misschien gezonder zijn. Het denkbeeld, dat dat niet meer kan, dat we niet meer terug kunnen, wordt door de meeste mensen vertaald in: dus moet het blijven, zoals het is!
En ik geloof, dat daar de grote fout ligt .
Het is een mentale vergiftiging. Een mentale vergiftiging, die bv. aanneemt, dat er nog sprake is van zuiver marxisme: de Sovjet-Unie. Dat is geen marxisme meer. Dat is ook geen zuiver Leninisme meer. Dat is een staatscommercialisme, in ideologische termen vertaald. En dat is precies hetzelfde in China. In China is geen sprake van werkelijke macht of van marxisme. In China is sprake van een machtsdrang, een machtsdrang, die vertaald wordt in de onderwerping van het individu. Overal moet het individu teruggedrongen worden. Maar juist als individu alleen kun je overwinnen .
Gaat u eens kijken in de natuur. Wanneer er zo’n hongersnoodperiode komt en al het edel wild bijna uitgeroeid is en het zwartwild bijna niet meer te vinden is, dan zijn er een hele hoop jonge wolven, die er onderdoor gaan. Maar er zijn ook een paar van die taaie, soms jonge, soms oude wolven, die weten met allerhande trucjes zich in het leven te houden. En wanneer er later nieuwe roedels gevormd worden, dan zijn het de nakomelingen van de wolven, die sterk zijn.
Zo zou het toch ook geestelijk moeten gaan. Vergis u niet. Ik heb er helemaal geen bezwaar tegen, dat er mensen zijn die zeggen: ach, nu ja, die kerk? De dominee zeurt een beetje, de pastoor wandelt een beetje heen en weer, petje op, petje af, amen, het is gedaan. Ik kan het begrijpen. Maar, weet u wat ik niet kan begrijpen? Dat zoveel mensen, op het ogenblik dus, de relatie met het bovennatuurlijke – ik zeg opzettelijk hier niet God, in een bepaalde zin, alleen met het bovennatuurlijke – verliezen, afwijzen, er niet meer mee durven leven. In oude tijden heeft men natuurlijk een hele hoop onbegrepen dingen God genoemd, maar later hebben we ontdekt, dat het gewoon natuurverschijnselen zijn. En misschien is veel van hetgeen men op dit moment God noemt ook niet veel meer dan een natuurverschijnsel, of op een meer kosmische schaal, ergens daarachter zal een bewustzijn zitten. Dat weten we toch niet? Maar één ding is zeker. Dat door dit gevoel van verbondenheid met, desnoods maar namaakpersoonlijkheden, een Odin, een Thor, een Frey, die mensen iets hadden, wat kracht gaf in hun leven. Zeker, bomen hebben geen persoonlijkheid, bomen zijn geen wezens, die aan kunnen vallen of die kunnen spreken, ofschoon er soms een natuurgeest in kan wonen. Maar daar praten we nu niet over. Maar die mensen spraken met de bomen en ze werden er wijzer van. Wijsheid en leven is iets anders dan kennis en voortdurend bezig zijn. Harmonie met het hogere is iets anders dan een willoos formalistisch verdergaan in een bepaald ritme, in een bepaalde gang. Het is eerder een beleven, hoe dan ook, van een verbondenheid, die je persoonlijke begrenzing te boven gaat.
Want geestelijk heb je dat nodig. Er komt een ogenblik, dat de Kerk je in de steek laat, dat de politiek de zaak alleen maar verknoeit, dat de economie faalt, dat je land failliet is en dat je zelf staat aan de rand van een afgrond. Als je dan je God hebt, kun je er boven uit komen. Maar als je dan alleen maar de formule hebt, die niet eens een echo is, die niet eens een antwoord brengt, dan heb je toch niks?
Wanneer de mens zijn God verliest, zal de natuur het zeker winnen van de mensheid. Maar wanneer de mens in zich zijn God hervindt, dan zal hij weer leven in de natuur, in de ordening van die natuur, die grotere kosmische ritmes en ordening, harmonisch zowel met de materie als met de hoogste krachten.
En daarmee heb ik geloof ik, wel een redelijk antwoord gegeven op de vraag, hoe het zal gaan. En nu kunt u natuurlijk aan komen draven met zaken als: Ja maar, kunnen wij dan op het ogenblik niets doen tegen de waterverontreiniging. Maar dan is mijn antwoord: Natuurlijk, je hoeft toch immers niet witter dan wit te wassen? Als het maar schoon is. Je kunt vragen: Maar kunnen we dan niets doen tegen die krankzinnige industrialisatie? Natuurlijk, koop die producten niet meer, leef een beetje eenvoudiger, dan gaat de rest vanzelf. Ja maar, kunnen we dan niets doen tegen al dit misbruik op de wereld? Ja natuurlijk, zelf geen misbruik en laat geen misbruik van jezelf maken. Die vragen zijn zo simpel te beantwoorden. Je kunt er hele theorieën over opzetten. Maar als alle Nederlanders morgen zeggen: we kopen geen Philipsproducten meer, dan zijn er misschien 50.000 werklozen meer, maar de besparing van onnodige aankopen, onnodige slijtage is ten aanzien van het volksvermogen zoveel miljoenen, dat je daarvoor die mensen rustig de kost kunt geven. Dat is natuurlijk zielig voor Philips, van al die mooie uitvindingen, maar het is mogelijke. Als de mensen morgen zeggen: we hebben geen zin meer om met de auto te rijden, dan is dat heel zielig voor al die ambtenaren van de wegenbelasting en zo en voor al die mensen van de tankstations en de oliemaatschappijen en voor de staat natuurlijk, omdat die de accijnzen niet meer binnenkrijgt. Maar aan de andere kant zou je enorm veel sparen aan het milieu en aan al die andere dingen, weet u. Alleen, het komt er niet van.
Nu kunt u natuurlijk zeggen: ja, als iedereen zijn auto laat staan, zal ik het natuurlijk ook doen. En daar zit nu de fout. Iedereen wacht op de ander. Nou ja, als je politicus bent, ga je twee keer op de fiets naar de Tweede Kamer, om te laten zien, dat je er ook wat tegen doet. En dan neem je rustig de dienstwagen, dat is bovendien goedkoper. Dat is een oud grapje. Maar werkelijk, de meeste mensen zijn zo. Ze zeggen: ja, ik zou natuurlijk wel gewoon met organische zeep kunnen wassen, maar ja, dan zouden mijn buren allemaal zien, dat de was zo grauw is. Of dat belangrijk is, of dat nu werkelijk belangrijk is?
Ik geloof, dat je het heel eenvoudig kunt zeggen. Er zijn een hoop dingen, die ieder voor zich kan doen. Maar het eerste, dat je toch zult moeten vinden, is de juiste mentaliteit. Mentaliteit, dat is: gedachtewereld, o.m. een manier van denken, waarbij je niet hetgeen jezelf juist acht en wilt doen afhankelijk stelt van de goedkeuring van of het voorbeeld van anderen, maar leeft zo juist als je kunt.
En dan is het ook van een zekere, ja, geestelijke waarde, het moet ook een juiste geestelijke waarde hebben. Het is toch niet belangrijk, of een ander zegt, dat, God iets niet wil? God spreekt in je, als je maar vertrouwen in Hem hebt. En als jij iets ervaart al iets, wat God niet wil, dan doe je het niet. En of een ander het doet of niet, dat gaat je niet aan. God kan wel willen, dat die ander het wel doet, daar heb jij niets mee te maken. Je moet leven, zoals het juist is volgens jezelf. Leer geloven, zoals juist is, volgens jezelf.
Leer aanvaarden in het leven, wat volgens jezelf aanvaardbaar is, dulden, wat volgens jou te dulden is. Maar probeer niet, andere voor te schrijven, hoe zij moeten leven. Doe het zelf.
Ach, het komt eigenlijk altijd weer tot zo’n eenvoudige spreuk. Als je de wereld wilt verbeteren, moet je bij jezelf beginnen. Dat heeft een zekere Henri de Greve ook al eens een keer neer laten schrijven en dat heeft hij uit een boekje gestolen van iemand, die het ontleend had aan een oude filosoof, die het zeer waarschijnlijk ergens van een van de Grieken heeft genomen en een beetje heeft veranderd, heeft aangepast. Als je de wereld wilt verbeteren, moet je beginnen bij jezelf.
Als je de strijd tussen de mens en de natuur wilt beslechten, moet je eerst beginnen met zelf te leven, zoals het juist is ten aanzien van de natuur zowel als van de mens.
En dan heb je eigenlijk alles, wat er hier te zeggen is. Zeker, u kunt komen aandragen met de Openbaring. Er zijn wetenschapsmensen, die zeggen: over tachtig jaar vergaat de wereld. Er zijn er, die zeggen op grond van andere gegevens, dat binnenkort de ruiters uit zullen gaan over de wereld en daarna komt het 1000-jarig rijk en dat heeft een zekere Adolf toch ook wel eens een keer gedacht. Er zijn mensen, die zeggen: het is Gods wil, dat de mensheid vergaat. Er zijn zelfs mensen, die zeggen: binnenkort komen er mannetjes uit de ruimte en die zullen ons eens even vertellen, wat voor stomme kinderen we zijn. Iedereen op zijn manier.
De praktijk is dit: al die dingen zijn verhalen. U kunt erin geloven, maar u kunt nooit bewijzen, dat ze waar zijn. Maar zoals je leeft in je eigen wereld, zoals je beleeft in je innerlijk, dat is een waarheid, waaraan je niet kunt ontkomen, omdat deze zich aan jezelf bewijst. Uit die waarheid moet je leven.
En daarmee ben ik dan ook gekomen aan het einde van mijn betoog. Tussen twee haakjes: alle zwartkijkers en pessimisten even luisteren!
Het is met de wereld niet zo slecht gesteld. Een hele hoop van het kwaad wordt overdreven, het is nog niet zo erg. Maar het zou veel erger kunnen worden, dan wat u verwacht, wanneer u, ook u persoonlijk, zou falen. Als u vandaag begint, om een klein beetje meer zon, een beetje meer verstand, als het ware een beetje meer inspiratie, Goddelijke inspiratie in die wereld te brengen, dan blijkt morgen, dat al die slechte, verwonderlijke ideeën verwachtingssprookjes zijn. Het ligt aan uzelf. Dus, geachte pessimist en zwartkijker, ga niet huiswaarts vanavond en zeg: De Geest heeft gezegd, dat het onvermijdelijk is, dat de mens ten onder moet gaan. Want dat heb ik niet gezegd. Hij heeft alleen gezegd: -dat heb ik gezegd, uit de geest, – dat de mens zijn eigen ondergang onvermijdelijk kan maken. Ik heb ook gezegd, dat die mens, om die ondergang op elk terrein, dus ook moreel, verstandelijk, geestelijk te vermijden, moet terugkeren tot zijn innerlijke kracht en tot een zullen we zeggen – beetje natuurlijker leven!
Ja, als u daar natuurlijk geen zin in hebt, moogt u mij de schuld wel geven. Maar u doet het dan werkelijk ten onrechte.