Menselijke verhoudingen

image_pdf

             uit de cursus ‘Kosmische krachten aan het werk‘ (hoofdstuk 2 ) – november 1977

Menselijke verhoudingen.

Als je spreekt van de juiste menselijke verhoudingen, dan ga je ervan uit dat die bestaan. Maar bestaan ze wel? De situatie is namelijk als volgt: elke mens is een complex wezen. Er zijn een groot aantal stralen waarop de mensen zijn afgestemd. Dat wil zeggen dat die mensen niet allemaal gelijk zijn wat hun geestelijke reacties betreft. Het wil gelijktijdig zeggen dat ze stoffelijk niet gelijk kunnen reageren op vergelijkbare omstandigheden. En dan wordt het heel moeilijk om te zeggen wat menselijke verhoudingen nu eigenlijk zijn. Je kunt van elkaar houden. Maar het wonderlijke is dat naarmate je meer van elkaar houdt, er een ogenblik komt dat je elkaar eveneens meer haat. Komt dat geheel tot uiting,  dan betekent dat meestal een scheiding. Blijft het subrosa, dan komt er een volgende invloed en alles sukkelt verder en je zegt tegen elkaar: wat zijn we toch gelukkig. Dat is gewoon de situatie en daaraan kun je niets doen.

In deze tijd worden er ontzettend veel tegenstellingen geschapen en niet als zodanig beleefd. Dat zijn factoren die je in de politiek kunt zien en in de economie, maar net zo goed ook in de onderlinge menselijke verhoudingen, in de reacties van mensen op elkaar. En dan vraag je je toch wel af: hoe komt het dat de één zus reageert en de ander zo?

Wel, een straal wil zeggen: een hoofdlijn van ontwikkeling die tot in het hoogste vlak loopt. Ze bepaalt je hele geestelijke ontwikkeling en daarmee ook je mogelijkheden van harmonische reacties op aarde. Nu is er een mens die b.v. op de blauwe straal is ingesteld. Deze redeneert verstandelijk en zal eigenlijk met de hele toestand niet goed raad weten want er is zo weinig rationeel in. Hij zal zoeken naar een systeem waardoor fouten worden opgevangen zonder te beseffen dat daarmee de oorzaak (de rationaliteit van de ander zoals hij het tenminste beschouwt) blijft bestaan.

Dan hebben we iemand die is afgestemd op rood. Hij loopt onmiddellijk rood aan en begint hartstochtelijk de een te verdedigen en de ander te kraken. Hij maakt de gekste capriolen.

Dan is er een persoon die zit op de groene straal. Deze voelt dat meer als een kosmische harmonie. Hij gaat er eens over mediteren en intussen kwaken de anderen wel door. Dit zijn drie voorbeelden. Dus kun je zeggen: de mensen reageren anders. Hun achtergrond is anders en wat meer is, de energie die zij op een bepaald ogenblik bezitten, is een andere.

Er zijn mensen die uit rood licht energie putten. Er zijn anderen die meer aan geel licht hebben. Er zijn zelfs mensen die ontzettend energiek worden van blauw licht. Maar als je de golf van energie nader beschouwt, dan zie je dat er ook anderen zijn die juist negatief reageren. Je kunt dus nooit menselijke verhoudingen opbouwen op een gelijkwaardigheid.

We kunnen ook niet zeggen: dat hangt samen met de kosmos. Wanneer wij opstijgen tot het kosmische licht, dan is de zaak voor elkaar. Het is een misvatting die veelal bestaat, namelijk dat u op een gegeven ogenblik geestelijk hoog genoeg kunt stijgen om met iedereen gelijktijdig harmonisch te kunnen zijn.

Zolang u een bestemming in de kosmos heeft, kunt u het niet met eenieder eens zijn. Dan kunt u ook niet iedereen domineren want dat ligt misschien helemaal niet in uw taak, al zou u het nog zo graag doen. Wat is dan het resultaat? Het resultaat is dat zelfs de hoogste geest maar een beperkt aantal harmonieën kan vormen met anderen. En dat impliceert weer dat ook de verhoudingen in de stof onder dergelijke dingen kunnen lijden.

Als we de menselijke verhoudingen op een rijtje willen zetten, dan is daar in de eerste plaats: onderlinge afhankelijkheid. Dit wordt vaak niet beseft. Er zijn mensen die zich aanstellen als de baas terwijl ze eigenlijk wel weten dat ze zonder de ander niets waard zijn. Dat soort mensen hebben nu eenmaal die dominante nodig. Als die op een gegeven ogenblik een conflictsituatie ontmoeten waarin de ander, door welke invloed dan ook, dominant wordt, dan zullen ze nooit harmonisch kunnen zijn. Deze mensen kunnen zich opofferen mits ze meester kunnen zijn. Ze kunnen echter nooit, zelfs al zou het profiteren betekenen, de mindere zijn.

De hele wereld zit vol van dergelijke mensen. Mensen die alles zetten in de richting van een bepaald idee, een bepaald ideaal en daar inderdaad wel erg veel voor over hebben. Maar als je goed kijkt wat ze zoeken, dan zoeken ze zichzelf. En dat begrijpen ze dan helemaal niet. Zij zijn ervan overtuigd dat zij de waarheid kennen, dat is allemaal in orde en zij zullen het voor iedereen mogelijk maken die waarheid te volgen, maar die waarheid is de enige.

Heeft u zich wel eens afgevraagd hoe het komt dat er zoveel domineesdochters van die eigenaardige beroepen kiezen? Ze gaan zingen of ze gaan in een meer horizontale vorm van de vermaaksindustrie werken. Hoe komt dat? Dat komt gewoon door het contrast. Er is een disharmonie ontstaan door de rechtlijnigheid en de goed bedoelde en vaak zeer opofferende heerszucht die er in het gezin is geweest. Ga ook eens kijken naar de meeste priesters. Ofwel ze zijn werkelijk de slaven van hun gelovigen, maar dan deugen ze niet veel voor de kerk, ofwel ze brengen het ver in de kerk en komen in het Moderamen, worden hoogleraar of kardinaal. Bekijken we hen nader, dan zijn het mensen die het misschien wel heel goed bedoelen maar die met niemand rekening houden behalve met zichzelf.

Dat zie je ook bij grote zakenlieden. Je kunt nooit een groot zakenman worden als je denkt aan reële menselijke verhoudingen. Je kunt alleen uitgaan van het standpunt dat jij alleen kunt bepalen wat goed is voor anderen. Wat voor mij goed is, is ook voor een ander goed, zeg je dan. Wie daaruit een maatschappelijk beeld wil opbouwen, zal tot de ontdekking komen dat het verkeerd gaat.

Als je begint met een revolutie, zoals b.v. Rusland, dan word je geconfronteerd met een kaste die ook zegt: wij weten het. Wij weten wat goed voor u is. Wij zullen alles voor u doen. Die mensen hebben er zelfs nog veel voor over ook. Maar het is zo dat als u één afwijkende gedachte uitspreekt, dan zeggen ze: Ach, die arme man, die is gek geworden. En daar zit je dan. Menselijke verhoudingen kunnen nooit op gelijkheid, op gelijke basis worden afgestemd.

Het wordt nog duidelijker als u gaat begrijpen dat de hele mensheid en de hele wereld voortdurend aan allerhande invloeden onderworpen zijn. Op dit ogenblik is er een invloed waardoor de zaak iets aan het vertragen is, het remt een beetje af. Over ongeveer 5 dagen (± 5 okt. 77) loopt alles weer in een hoog tempo. Dan gaat het weer zo vlug, dat u het haast niet kunt volgen. Dat komt uit de kosmos. Het is een invloed van buitenaf. Maar niet iedere mens wordt even traag. Dat wil zeggen, er is een verschil in reactie, in denksnelheid en wat dies meer zij. Het gevolg is dat de waarde van de mensen ten opzichte van elkaar verandert, dat vaste verhoudingen niet mogelijk zijn. De enige relatie die tussen mensen mogelijk is, kan gebaseerd zijn op een absolute aanvaarding en verdraagzaamheid waarbij men toch zichzelf blijft en zijn eigen tempo volgt. Het is krankzinnig als je iemand die astma heeft, vraagt om een alp te beklimmen. Maar mensen vragen van hun medemensen vaak iets dergelijks. Ze vragen van iemand, die daartoe eigenlijk niet in staat is, om meer abstracte geestelijke zaken te volgen en dat hij met zijn stoffelijke astma zal overgaan tot de hoogste vormen van meditatie en contemplatie. En dan vinden ze het vreemd als daarvan ongelukken komen. Je kunt begrip voor elkaar hebben maar dan moet je dat begrip baseren op een totaliteit. Die totaliteit blijkt ook in te houden dat stoffelijke verhoudingen alleen periodiek kunnen optreden terwijl geestelijke verhoudingen juist stabiel zijn. Er is geen vaste lijn in te trekken.

Hoe moeten wij dat menselijk precies regelen? Heeft u wel eens opgemerkt dat, naarmate meer voor de mensen wordt geregeld en ze zich zekerder gevoelen, ze minder besef hebben van de onzekerheden waaronder anderen gebukt gaan? Het is gewoon een mentale omschakeling. Maar dat betekent ook een verandering van emotie.

Vroeger, wanneer er ruzie op straat was, waren er mensen die ertussen wilden komen. Tegenwoordig zegt men: Ik zal de politie even bellen. Of ze zeggen: het is mijn zaak niet. Hoe komt dat? Omdat de relaties zijn veranderd, omdat men het milieu van de mens eigenlijk heeft gewijzigd.

Vroeger was de mens betrekkelijk vrij, ondanks alles. Zelfs in de tijd dat er slaven waren. De slaaf besliste, als je het goed bekeek, door zijn gedrag over leven en dood: honger lijden of overvloed hebben, werd mede bepaald door de manier waarop hij zelf reageerde. Nu wordt het voor je gedaan, je behoeft zelf niet te reageren. Dat betekent dat er een reactie‑armoede ontstaat. En naarmate de materiële drijfveren van een maatschappelijk geheel terugvallen, is het wel heel duidelijk dat kosmische impulsen zich veel scherper laten gelden dan voordien. Er is nu niet meer de dwang tot gelijkmatigheid die door een gemeenschap toch wel wordt opgelegd. Er is eerder de neiging de gehele gemeenschap te zien als iets wat tegenover jou alleen maar verplichtingen heeft terwijl jij volgens je eigen luimen te werk gaat.

Zo bezien zouden we het volgende kunnen stellen: Er is een innerlijk licht. Dat is voor elke mens hetzelfde. Maar al is de krachtbron dezelfde, als de carrosserie anders is, zal het voertuig zich op de weg anders gedragen. Anders gezegd: het grote licht, dat voor allen hetzelfde is, betekent voor elk van ons toch ook heel verschillende reactiemogelijkheden. Het betekent een ander gedrag. Het betekent dat we een ander levenstempo kunnen hebben.

Dan zijn er de Heren van de Stralen. Een Heer van een Straal heeft in zich karakteristieken. Die karakteristieken maken de ontwikkelingsweg uit van eenieder die daartoe op dat ogenblik behoort maar ze monden steeds uit in hetzelfde licht waaruit alle leven voortkomt. Alleen de uiting ervan is eenzijdiger. Waar geen kosmisch bewustzijn aanwezig is, moet er een selectie van bewuste reacties plaatsvinden. Deze selectie zal zijn gebaseerd op de totale ontwikkeling die u doormaakt en op de kosmische harmonie die u daardoor voor uzelf heeft opgebouwd. Dat betekent dat eenieder van u op een andere manier leeft en denkt, ook al meent u dat u het eens bent. Dat betekent ook dat velen van u uiterlijk in een eenheid bestaan terwijl ze eigenlijk de wereld zo verschillend zien dat ze niet in staat zijn te begrijpen wie en wat de ander eigenlijk is.

Maar we zijn er nog niet want we hebben niet alleen de Heren van de Stralen, we hebben ook nog de Heren van Licht. De Heren van Licht regeren allerlei ontwikkelingsimpulsen, een soort polsslag van het totale bestaan. De Heren van Licht zijn mede aansprakelijk voor invloeden die zuiver stoffelijk ontstaan in het Melkwegstelsel, maar ze zijn ook aansprakelijk voor harmonische mogelijkheden met bepaalde sferen.

Als u toevallig bent afgestemd op rood en er komt een rood‑golf aan, dan bent u best in orde, dan gaat het u goed. Als u niet op rood bent afgestemd, dan wordt u het slachtoffer. U kunt er niet tegenop. Dan wordt u door allerlei vreemds overspoeld en kunt u niet meer zinnig reageren.

Als u tot de rode straal behoort en de invloed rood van de Heer van Licht ontwikkelt zich, dan heeft u opeens contact met een hogere wereld. U ziet ineens verschijnselen en u zegt: ik word mij bewust. Neen, u wordt niet bewuster, alleen de omstandigheden zijn zodanig dat u kunt resoneren, dat u harmonisch bent met zeer veel invloeden die op dat ogenblik zich precies volgens de inhoud van uw wezen manifesteren. Als twee mensen kijken en ze zien iets op een verschillende manier, dan kan de een uitroepen: “o, wat mooi” en de ander: “bah, wat vies.” Zo is het nu eenmaal. Nu is de ellende dat mensen denken: we moeten onze houding baseren op iets wat wij aannemen. Dan zegt men: Ik zal niet zeggen: o, wat mooi, als jij niet zegt: bah, wat vies. We zeggen allebei alleen maar: hé. Maar verandert daarmee iets? Neen.

Als wij bovendien te maken hebben met een Heer van Wijsheid, dan krijgen we impulsen die door de mensen hoofdzakelijk op mentaal gebied ontvangen kunnen worden en die – als we helemaal eerlijk zijn ‑ voornamelijk geestelijke gebieden en sferen betreffen. Op aarde, zuiver stoffelijk, is de weerkaatsing ervan geringer. Een invloed van een Heer van Wijsheid betekent dat degene die harmonisch is op dat ogenblik, een inzicht krijgt in samenhangen die hem anders zouden ontgaan. De Heer van Wijsheid brengt namelijk geen nieuwe gegevens – dat denken de mensen wel eens – hij brengt een inzicht in bepaalde verbanden. Hij maakt b.v. duidelijk waarom, als je zo handelt, er dat gebeurt. Er is een andere Heer van Wijsheid die zegt: ik laat niet zien waarom het gebeurt, als je zo handelt. Neen, waarom voel je het zo als je zo handelt. Deze Heer van Wijsheid geeft weer een ander inzicht. En zo zijn er nog een paar.

Mensen onderling zullen die Heren van Wijsheid over het algemeen wel ontvangen maar ze blijven de invloed vertalen volgens hun eigen gerichtheid. Daar komt bovendien nog bij dat zij hun eigen ik‑waardering hebben. Je kunt zeggen: ik ben een stommeling, en dan toch kritiek hebben op de hele wereld. En dan ben je waarschijnlijk iemand die betrekkelijk eerlijk is. Maar je kunt ook zeggen: ik ben zo wijs, ik begrijp al deze dingen, en je doet er niets mee, dan ben je nog veel minder want dan ben je niet meer in staat de gevolgtrekkingen om te zetten in iets waaraan je praktisch wat hebt.

Dus, als wij alleen die krachten nemen, de Heren van de Stralen, de Heren van Licht en de Heren van Wijsheid, dan zien wij dat er zoveel invloeden zijn die de ontwikkeling van de mens maar ook zijn ogenblikkelijk gevoel en zijn reactie t.a.v. anderen kunnen wijzigen, dat er geen vaste lijn te trekken is.

Dan blijft de mens ook weer zitten met de idee: nu kunnen wij idealen mooi gebruiken. Maar wat is eigenlijk een ideaal? Een droombeeld. Een ideaal is een illusie, zodanig geënt op de werkelijkheid dat je de verwachting koestert dat ze eens waar zal kunnen worden. Maar idealen vluchten voor je weg. Ze zijn de fata morgana’s van de geest. De idealen die je hebt, kun je gebruiken om een soort richtlijn te geven aan alle mensen. Maar iedereen vertaalt het ideaal weer in zijn eigen termen. De verwarring blijft bestaan.

Wat is dan de enige manier waarop een menselijke verhouding eigenlijk gebaseerd kan zijn? Dat is in de eerste plaats een collectieve communicatie. Je moet voortdurend met elkaar in contact zijn maar je moet ook weten hoe de ander over je denkt. Je moet a.h.w. kritiek op elkaar kunnen hebben en daardoor samen een uiterlijk opbouwen dat een beetje beter is dan je zonder dat misschien zou bereiken. Dat betekent niet eenvormigheid scheppen. Het betekent wel voortdurend proberen elkaar duidelijk te maken hoe je de ander ziet en daardoor te komen tot een onderlinge aanvaarding die niet meer gebaseerd is alleen op ijle theorie maar op de feiten. De persoon met zijn gaven, zijn capaciteiten aan de ene kant en aan de andere kant met zijn geestelijke voor‑ en nadelen. Dat zou een ideaalbeeld zijn. Maar zoals ik al heb gezegd, idealen zijn droombeelden. Want de meeste mensen zijn alleen bereid iets te aanvaarden van een ander als ze denken dat zij de meerdere zijn.

Men heeft wel eens gezegd: De Duitse mentaliteit is likken naar boven en trappen naar beneden. Maar zit dat eigenlijk niet overal een beetje in? Het is een keten van gezag. Maar een keten van gezag kan wel menselijk bestaan maar niet kosmisch.

De mensen denken ook dat de kosmos hiërarchisch is opgebouwd in de zin van gezag. Bovenaan zit God, daaronder krijgen we dan klassen als Tronen, Heerschappijen, de Seraphim, de Aartsengelen enz, ieder met de eigen taak als een soort indeling van een hemels parlement met zeer strikte taakverdeling. Dat bestaat niet. Als je van de delen van een geheel één deel wegneemt, dan is het geheel zichzelf niet meer. Je kunt ook niet zeggen welk deel nu het belangrijkst is. Als u een heel duur en ingewikkeld horloge heeft en er zit één klein schroefje los of het gaat verloren, dan loopt uw horloge niet. Zo is het ook in de kosmos.

Alle Krachten, de Tronen, de Heerschappijen of wat dat betreft alle Heren van dit of van dat, zijn delen van een geheel. Ze hebben niet een rangorde ten opzichte van elkaar, neen, ze hebben een functie. En die functie wordt bepaald door het geheel waarvan ze deel uitmaken. Dat wil zeggen dat de krachten die ze voortbrengen ook niet willekeurig worden voortgebracht.

Wanneer u hier hoort vertellen dat we binnenkort weer een wit‑invloed krijgen, dan denkt u: daar zit iemand die een witte schijnwerper erop zet. Helemaal niet. Het lijkt misschien een beetje willekeurig maar er is een complete volgorde.

Wanneer wit licht optreedt, dan vloeit dit voort uit geestelijke en stoffelijke condities, anders is het niet mogelijk. En als iemand zegt: nu komt er een tijd van rampen (niet dat ik zeg dat het komt, dit mag ik nadrukkelijk even opmerken), dan kunt u wel zeggen: dat ligt aan de aarde of aan de mensen.

Neen, het is geen kracht die de rampen veroorzaakt. Die rampen zijn ingebouwd; ze zijn een deel van een kosmische functie. De reactie van de mens daarop is er echter één van: waarom moet dat mij overkomen? Waarom heeft de goede God dit of dat niet? Die eigenaardigheid maakt reeds duidelijk hoe moeilijk het is te spreken van menselijke verhoudingen in de zin van vaste waarden of vaste mogelijkheden tot contact en samenwerking. U kunt dat eenvoudig niet doen, tenzij u eerst dat ingewikkelde geheel beseft. Maar beseft u dat, dan is het niet meer nodig om over menselijke verhoudingen te spreken want dan weet u dat uw kosmisch functioneren voortdurend waarmaakt wat noodzakelijk is, ook al is de uitdrukking die u daaraan geeft tegenover anderen, misschien voor u niet aanvaardbaar of omgekeerd, zijn die anderen voor u niet aanvaardbaar. Het belangrijke is dat u blijft functioneren als dat wat u bent.

Ik meen dat ik hiermee het eerste deel kan afsluiten. Het tweede deel is wat ingewikkelder.

In de astrologie worden we geconfronteerd met de inwerking van allerlei planeten. Wat blijkt nu? Er zijn enkele planeten die voor een mensenleven bijzonder veel betekenis hebben.

Er zijn mensen die een maantype zijn. Een maantype zal door de maan­fasen en door alle constellaties van de maan veel meer worden gedicteerd dan alle regelrechte onderlinge constellaties van de verdere planeten. Maar nu kan het ook zijn dat zo iemand in een bepaalde tendens geboren is, b.v. in wat men een zonnejaar noemt. En dan gebeurt er iets eigenaardigs.

Die mens is stoffelijk zon‑georiënteerd. Hij is emotioneel, mentaal maan‑georiënteerd. Nu komt de vraag: welke planeten zijn sterk? Als nu blijkt dat b.v. Jupiter een grote rol speelt, dan kun je zeggen dat die mens een geluks­fase doormaakt die per 3 maanmaanden ongeveer 7 dagen aanhoudt. In die zeven dagen loopt alles mee. Je kunt ook zeggen: waar blijft dan die geestelijke kracht? Waar blijft het karma e.d.? Die zijn er wel degelijk. Maar wat u bent, wordt allemaal mee bepaald door de plaats die u inneemt in een geheel. Astrologie is niet de kunst van het voorspellen maar het is aan de hand van een vergelijking ‑ meer is het niet ‑ met een toestand aan de hemel bepalen waar uw grootste harmonische en uw grootste disharmonische mogelijkheden zitten. Als we op die manier bezig zijn, kunnen we nog verdergaan.

Een topastroloog kan een progressieve horoscoop maken, een horoscoop die een beetje voorspellend is. Hij kan nauwkeuriger worden naarmate hij meer vaste sterren erbij gaat betrekken. Dat is eigenaardig. Kennelijk is er in de kosmos nog veel meer dat als aanduiding kan dienen. Dan kunt u zeggen: op dat ogenblik zal ik in gevaar verkeren. Maar u kunt niet zeggen waar het vandaan komt. Dat is nu weer vreemd. U kunt misschien aan de hand van een zuiver berekende horoscoop zeggen: het ligt in het huis van vrienden, verwanten e.d, maar u kunt niet precies zeggen waar het vandaan komt. Hoogstens kunt u zeggen: uit die richting kan ik het waarschijnlijk verwachten. En daaruit blijkt dat er eigenlijk geen lot is vastgelegd.

Wij kunnen zeggen dat wij een karma hebben. Maar dat karma heeft mee bepaald dat wij met deze opdracht ‑ geestelijk gezien ‑ incarneerden. Het heeft bepaald dat wij onder deze omstandigheden incarneerden. Het heeft bepaald dat wij op dit moment en op deze plaats incarneerden. Het is wel een vrijwillige keuze geweest maar onze hele voorgeschiedenis heeft daartoe bijgedragen. Dat betekent dat die incarnatie eigenlijk niet alleen maar dat gewichtige geboortepunt heeft. Het is veel meer een aanduiding van onze hele voorgeschiedenis, de geestelijke voorgeschiedenis met alle incarnaties die daarin eventueel een rol hebben gespeeld.

Nu wordt het interessant want de harmonische en disharmonische aspecten, die ik op dit ogenblik bereken, zijn dus het uitvloeisel van een gehele ontwikkeling. Het betekent dat al mijn harmonieën terugslaan op bereikingen die geestelijk in mij bestaan. Al mijn disharmonieën slaan op die punten waarin ik geestelijk nog niet volledig ben.

En dat maakt het nog weer wat ingewikkelder, want nu moeten we zeggen: Menselijke verhoudingen kunnen mede bepaald worden door de totale inwerking van de sterren, van de kosmische invloeden en al wat erbij komt, maar ze zijn eigenlijk al gepreconditioneerd door de keuzen van het geboorte‑ogenblik, de geboorteplaats en het geboortemilieu; dus in feite het lichaam dat je in bezit neemt. Indien deze voldoende sterk zijn uitgedrukt, wordt ook duidelijk waar je mogelijkheden liggen. De mogelijkheden die harmonisch zijn, zijn voor mij een bevestiging van wat ik reeds ben. Datgene wat voor mij disharmonisch is, zijn de krachten die ik ofwel nog niet kan begrijpen, dan wel niet kan benaderen of hanteren. Het zijn de dingen die ik nog niet voldoende ken om ze in mij op de juiste manier harmonisch te integreren.

Als we het zo zeggen, zien we dat er weer iets vreemds gebeurt. Disharmonieën zijn op zichzelf vaak bijzonder nuttig als we daardoor leren om bepaalde aspecten van het bestaan toch nog als harmonisch te aanvaarden. Ons streven naar harmonie is het meest belangrijke onder die omstandigheden.

Als ik die harmonie nastreef, dan betekent het dat mijn aanvaarden van grotere harmonische mogelijkheden, zelfs in een eenvoudig stoffelijk bestaan, tevens betekent een vergroting van geestelijke en andere harmonische mogelijkheden t.a.v. elke kosmische invloed die optreedt. Het betekent dat je de kracht van het licht op een zeer bepaalde manier kunt interpreteren. En naarmate je harmonische mogelijkheden groter zijn, zul je meer algemeen beleven en meer algemeen interpreteren.

Het houdt verder in dat ‑ al behoor je tot een bepaalde ontwikkelingsketen ‑ je niet daaraan gebonden bent voor zover je harmonische mogelijkheden zijn te bepalen. Want naarmate ik, ongeacht mijn voorontwikkeling, meer kan absorberen, meer kan zien als passend bij mij, als iets waarin ik in de juiste samenhang kan reageren én samenwerken, zal ik ook steeds meer krachten van andere stralen als deel van mijn leven kunnen aanvaarden. Ik zal altijd op mijn hoofdstraal, mijn eigen ontwikkeling, het felst blijven reageren. Maar nu kan ik ook gaan reageren op die andere stralen; en dat is iets wat erg belangrijk kan zijn, als het gaat om bewustwording.

De Heren van Wijsheid kennen drie afzonderlijke trappen van invloeden. Maar iemand die zo harmonisch is dat hij, in plaats van alleen met zijn eigen straal, een harmonie met twee tot drie stralen bereikt, zal met tenminste twee Heren van Wijsheid harmonisch zijn en de derde niet als geheel disharmonisch ervaren. Hij kan dus veel meer wijsheid, veel meer inzicht opnemen. Maar dat betekent ook dat hij alle golven van licht gemakkelijker erkent. Hij kan er zich niet aan onttrekken want dat kan niemand, of ze nu van de hoogste geestelijke kracht zijn of het gevolg van een explosie in de ruimte. Wat hij echter wel zal kunnen doen, is in het aanvoelen van die krachten zijn eigen harmonie t.a.v. die krachten met nadruk beleven en waarmaken. Wat gebeurt er dan? Dan blijkt plotseling dat de eigen reactie en de eigen beleving steeds positiever worden. Hij gaat dus juister reageren. Hij gaat beter begrijpen maar hij gaat ook sterker worden.

De geestelijke kracht waarover je beschikt, wordt steeds sterker, steeds bewuster gebruikt. De franje die mensen zo vaak nodig hebben, valt weg.

Als je gelooft, dan is dit geloof een innerlijke zaak. Daar zijn helemaal geen geloofsartikelen bij nodig, er is geen kerk bij nodig. Het geloof is een zekerheid. Maar een zekerheid die nu, omdat ze deel van je is, gelijktijdig betekent een beroep op alle mogelijkheden en krachten die in je bestaan. Wat dat met menselijke verhoudingen te maken heeft? Nou, reken maar: wanneer wij kijken naar het gedrag van de doorsneemens, dan zien we een enorme nadruk op datgene wat de mensen scheidt. Anders gezegd: de disharmonie overheerst. Nu kunnen we wel een eigen begrip van juistheid hebben maar dat heeft alleen zin indien het harmonisch kan worden waargemaakt. Als we dat alleen in een botsing met anderen kunnen waarmaken, dan heeft het zijn betekenis verloren. Dan zal de negatieve beleving ongetwijfeld bewustwordingswaarden bezitten, een aanvulling van het geheel van de inhoud van het ‘ik’ in de geest, maar dat hebben we ook als er een harmonische reactie is. Alleen de harmonische reactie maakt je duidelijk wie je zelf bent en daardoor ook hoezeer je past bij al het andere. Daarin zit een groot verschil.

In de menselijke reactie ligt de nadruk heel vaak ook op bepaalde zuiver mentale waarden. Dit is een knappe jongen want hij kan goed leren. Zij is zeker niet dom want ze spreekt zeven talen. Die is dom en die is duf, die is lui en die is suf. Zo gaat dat. Eenieder heeft zijn eigen mogelijkheden. Iemand die suf is op één gebied, kan op een ander gebied wel degelijk, schijnbaar instinctief maar onverwacht, juist en direct reageren.

Er zijn mensen die men op aarde idioten noemt en die misschien, wat mentale prestaties betreft, weinig hebben in te brengen maar die wel grote mensenkenners zijn. Zij geven vaak blijk gedachten te kunnen lezen, ook al zullen ze het misschien niet op een redelijke manier geheel kunnen uitdrukken. Zij hebben een andere kwaliteit. Als een mens, die volledig bewust is, die kwaliteit zou kunnen erkennen en daarop zou kunnen inspelen, dan zou plotseling blijken dat die idioot alleen maar een andere gerichtheid heeft maar daarom niet minder‑ of meerwaardig is. Door die gerichtheid kan hij aanvullen wat er tekort is aan een dergelijke gevoeligheid bij die wetenschappelijke en begaafde mensen.

Zolang je deze maatschappij op zuiver wetenschappelijke basis opbouwt, kom je nergens. Maar als je die zuiver emotioneel opbouwt, dan blijkt dat de meeste mensen nog niet zo ver zijn dat ze voldoende harmonie kunnen vinden. Daardoor zijn de kosmische invloeden vaak zo ontstellend fel en brengen ze strijdigheden tot stand. Daarom zijn er constellaties denkbaar waarvan je zegt: wordt dat dan een wereldoorlog? Daardoor zijn er bepaalde stralen die altijd andere stralen schijnen te willen aanvallen alleen maar door hun verschil van levensbenadering. Maar als je begrijpt waar je elkaar aanvult, dan kom je verder.

Als je iets wilt zeggen over menselijke verhoudingen, dan geloof ik dat het enige wat je daarover kunt zeggen, is: besef dat je allemaal blootstaat aan voortdurende beïnvloeding waardoor niet het gehele gedrag kan worden gezien als bewust, rationeel en helemaal zelf gewild.

Besef verder dat door het positieve in je medemensen te erkennen en gelijktijdig de tegenstrijdigheden zover mogelijk terzijde te schuiven, je komt tot een harmonie waardoor een ideale samenleving op aarde dichterbij komt maar daarnaast een enorme geestelijke verrijking kan ontstaan.

 Wanneer vele verschillend gerichte en ingestelde mensen tezamen in harmonie komen, dan beschikken ze over een enorm vermogen aan geestelijke kracht. En als ze het dan toevallig eens kunnen worden over één punt van projectie, dan kunnen ze wonderen verrichten, dus kunnen ze dingen waarmaken die rationeel gezien niet mogelijk zouden moeten zijn.

Menselijke verhoudingen zijn eigenlijk kosmische verhoudingen. En kosmische verhoudingen zijn eigenlijk niets anders dan fasen van harmonie tussen verschillend georiënteerde waarden, die door een wederkerige aanvaarding het geheel kunnen uitdrukken.

Aanvulling.

De Heren van Licht en de Heren van de Stralen zijn niet dezelfde. Als wij spreken over de verschillende Heren, dan is er vaak een misverstand. Men denkt dat de Heren van Licht identiek zijn met de Heren van de Stralen. Dit is niet juist.

De Heren van Licht geven elk varianten die invloed betekenen. Een Heer van een Straal geeft een ontwikkeling. Dus een straal geeft een preferente ontwikkeling waardoor de karakteristiek van het bewustzijn mee wordt bepaald voor eenieder die tot die straal behoort. Een Heer van Licht daarentegen geeft vooral harmonische mogelijkheden. Deze harmonische mogelijkheden zullen dan inzichten kunnen veranderen maar ze betekenen daarnaast energieën. De Heer van een Straal regeert in feite alleen bewustzijn. Een Heer van Licht kan met zijn werking alles beroeren tot de kern van een atoom toe. Er is dus een groot verschil tussen dezen.

Als wij spreken over de Heren van Wijsheid, dan denken ook veel mensen dat die weer te vergelijken zijn met de Heren van Kracht; die bestaan ook. De Heren van Wijsheid zijn in feite een kracht van synthese. Die synthese kan worden uitgedrukt in bewustzijn of bewustwording, maar ze kan ook worden uitgedrukt in mutaties, een aanpassing van een organisme aan omstandigheden op een manier die anders ondenkbaar zou zijn. Elke Heer van Wijsheid doet dat op zijn eigen wijze. Er zijn drie Heren van Wijsheid.

Als wij kijken naar de Heren van Kracht, dan denken veel mensen dat ze gelijk zijn aan het licht. Dat is niet helemaal waar. De Heren van Kracht zou je het best kunnen omschrijven als degenen die de intensiteit van bepaalde kosmische velden bepalen. Die velden hebben toevallig ook iets te maken met enkele van onze geestelijke voertuigen. Een Heer van Kracht bepaalt dus op een gegeven ogenblik mee de lading, die de daarop afgestemde geestelijke voertuigen hebben en daardoor indirect de geestelijke verschijnselen en belevingsmogelijkheden die er voor de mens in de stof bestaan. De Heren van Kracht worden over het algemeen drie genoemd. Er is echter ook een klasse waarbij men spreekt over zeven. Dit is volgens mij niet helemaal juist tenzij wij de wisselwerking tussen deze Heren bij gelijktijdig actief zijn afzonderlijk gaan benoemen als Heer.

Het kosmisch licht is het verschijnsel van de algemene kosmische kracht. Maar een Heer van Licht is een deelverschijnsel daarvan. U moet goed begrijpen: er is een alomvattend iets. Maar de kenbaarheid ervan wordt groter naarmate die ene kracht in verschillende krachten wordt gebroken, zoals het witte licht veel flamboyanter optreedt, als het gebroken wordt en een regenboog vormt. Dan wordt het het verschijnsel dat de aandacht trekt en dát is hier ook het geval. Theoretisch kun je zeggen dat al deze Heren te herleiden zijn tot de oerkracht. Maar het betekent gelijktijdig wel dat zij als verschijnsel gepersonifieerd (dus afzonderlijk) moeten worden aangesproken en een voldoende differentiatie tussen werkingen mogelijk maken.

Als iemand behoort tot de rode straal en het rode licht optreedt, dan is dit een factor welke voor de persoon van de rode straal praktisch harmonisch is. Dat betekent dat al zijn eigenschappen scherper tot uiting komen, dat zijn mogelijkheden veel groter worden omdat alles op dezelfde manier wordt beïnvloed of gaat reageren. Maar stel nu eens dat iemand van de blauwe straal zover is gekomen dat hij twee andere stralen a.h.w. mede kan omvatten (het minimum dat nodig is) en dus ook harmonie kent met de rode straal, dan zal hij niet de mogelijkheid hebben van degene die tot de rode straal behoort maar hij zal wel in staat zijn het geheel van de werkingen, die in de rode straal en het rode licht aanwezig zijn, te begrijpen. Hij kan dus zijn persoonlijke inhoud en zijn streven daaraan aanpassen. Door die aanpassing krijgen we een harmonische wisselwerking waardoor een deel van de effecten voor degene die behoort tot de blauwe straal, wordt versterkt ‑ maar wel selectief ‑ door de harmonie die hij met de rode invloed heeft. Daar hebben wij geen andere Heren bij nodig.

Indien er een juist gebruik van wordt gemaakt doordat men ook nog harmonisch is met één van de Heren van Wijsheid, des te mooier. Maar dat is op zichzelf niet noodzakelijk omdat de Heer van Wijsheid weer op een ander niveau werkt dan de Heer van de Straal en de Heer van Licht.

Menselijk voorstellingsvermogen in het geloof.

Bij geloven is het ongeveer als volgt: Een mens stelt zich alles voor wat hij zelf denkt niet te zijn en hij noemt dit God. Vervolgens probeert hij aan zichzelf te verklaren op welke wijze hij desondanks met die God in contact kan treden. Dan begint hij zijn eigen gedrag, maar helaas niet zijn eigen wezen, te herzien. Zo komt hij tot een discipline die, naar hij denkt, die God aangenaam is. Op grond hiervan meent hij dan recht te hebben op allerlei gunsten, eventueel zelfs op het eeuwige leven.

Nu is het duidelijk dat mensen dat op heel verschillende manieren doen. Er zijn mensen die  zich voornamelijk bezighouden met demonen. Die mensen leven in een wereld waarin de dreigingen veel zwaarder tellen dan al het andere. Om dan een tegeninvloed te scheppen, zullen ze waarschijnlijk ook wel een beeld van een God maken. Maar die God ziet er meestal dan toch weer uit als een soort demon want hun angsten zijn daarin mee vertegenwoordigd. En dan komen ze tot een gedrag waarmee ze niet de God proberen tevreden te stellen maar de demon. Ik vind dat op zich nog niet zo’n gekke redenering. Als je vrede kunt sluiten met degenen die je bedreigen, zullen de goede jongens je toch wel geen kwaad doen. Dit is opvallend voor veel z.g. magisch geloof.

In het magisch geloof namelijk houd je vooral rekening met de gevaarlijke entiteiten, de goden of demonen die rond je zijn en die stel je tevreden. En dan reken je er maar op dat de goede goden daarover niet zo boos worden dat zij op hun beurt in demonen veranderen.

Interessanter wordt het wanneer wij te maken krijgen met animisme. Dat klinkt zeer geanimeerd maar het wil alleen zeggen: alles is bezield. Een geloof overigens dat heel wat ouder is dan u zou veronderstellen. Het gaat zelfs terug tot de pre‑Atlantische periode.

Als alles bezield is, dan heeft alles ook een persoonlijkheid. Wanneer ik nu mijn persoonlijkheid in overeenstemming weet te brengen met alle andere persoonlijkheden rond mij, dan zullen ze goed en vriendelijk voor mij zijn. Het is alweer een kwestie van een zoeken naar een harmonie; als je die harmonie niet gewoon kunt krijgen, dan breng je een cadeautje mee.

Het is bekend dat er een tijd is geweest dat men bepaalde stromen niet durfde over te steken en men daarom een offer bracht. Vaak was het een plengoffer in het water van de een of andere gegiste drank waarbij men zei: nu hebben wij de nimf van deze beek tevreden gesteld en kunnen wij gevaarloos oversteken. Als je dat niet deed, dan was je bang dat je werd meegesleurd. Je was dus te voorzichtig en je werd meegesleurd.

Zo is er ook een geloof gekomen waarin de bomen, de aarde én later ook de primitieve elementen als water, vuur, aarde en lucht een grote rol zijn gaan spelen. Er zijn rijken, zegt men dan.

Mensen delen alles in, dus moet de kosmos ook ingedeeld zijn. En als je dan zo bezig bent, zul je de verschijnselen gaan toeschrijven aan allerlei zaken, die overeenkomen met de gemaakte indeling. Daarom is het helemaal niet vreemd meer dat een geneesheer zei: “Je hebt koorts, dat is het vuur. Als ik vuur wil blussen, dan heb ik water nodig. Dus, in het water met de patiënt!” Niet dat het altijd slaagde, maar men had toen dergelijke opvattingen.

Zo zal men ook zeggen: als ik bepaalde krachten nodig heb die tot het vuur behoren, dan moet ik het vuur aanbidden want dat is de uiting van dat rijk en alle krachten, die daarin wonen, zullen mij dan helpen.

Hebben we daarentegen iets nodig van de aarde, laat ons dan de aarde vereren. Verlang ik iets van de lucht, laat mij de lucht vereren, de wind aanroepen. Op deze manier heeft de mens zijn geloof eigenlijk gemaakt tot een voorstelling waarbij een uitwisseling van waarden mogelijk is tussen hem en die onbekende wereld. Hij beseft helemaal niet dat die onbekende we­reld niets anders is dan een voorstelling van zijn eigen persoonlijkheid, die vaak in het tegendeel is verkeerd. Maar ja, hoeveel lafaards denken niet dat ze helden zijn?

Als je het zo beschouwt, is het geloof in de mens een interessante kwestie. Want als iets mij beroert, dan moet dat ook die hogere krachten beroeren. Als ik blij ben met iets, dan zullen hogere krachten daar ook blij mee zijn want het is een vergelijking tussen mij en een ander.

Wij moeten een offer brengen, hoor je dan. Zelfs in de christelijke lering waar het offertje op zich misschien zinloos is, maar toch is te vergelijken met de kleine, misschien niet eens zo gewenste dienst die kinderen hun ouders willen bewijzen en waardoor ze a.h.w. de ouderliefde versterken en er vaak iets voor terugkrijgen.

Als we het iets verder gaan uitbreiden, dan krijgen we de kwestie van de stoffelijke overdracht. Ik kwel mijzelf en daardoor zal God mij niet kwellen, één van de punten die bij de Flagellanten een rol speelden, mensen die overigens heel vaak masochisten waren. Bovendien zeiden ze: God beloont mij door een innerlijk gevoel voor mijn zelfkwelling, wat op zijn minst genomen overdreven was.

Wanneer wij verder teruggaan ‑ ofschoon ze ook in deze tijd nog wel voorkomen ‑ vinden wij de orgastische erediensten waarbij de tegenstelling tussen de seksen langzaam maar zeker wordt tot een versmelting daarvan, wat dan een eenwording van hemel en aarde kan symboliseren of een versmelting van de goddelijke krachten met de materie. Het is een ‘zo boven, zo beneden’ denkbeeld maar ondertussen betekent het toch wel dat de mens door deze voorstelling zich eigenlijk openstelt voor waarden, die voor een groot gedeelte in hemzelf wonen.

De man, die het plengoffer brengt, wanneer hij door een rivier moet gaan, vindt daarin een groter zelfvertrouwen. Daardoor kan hij dus zekerder en beter optreden dan zonder dat.

De mens die, op welke wijze dan ook, zichzelf duidelijk heeft gemaakt dat hij één is geworden met goddelijke krachten, voelt zich sterker en doet dus gemakkelijker een beroep op zijn reserves en op zijn geestelijke innerlijke krachten. Het geloven van de mens is een poging om de grenzen te overbruggen die liggen tussen het werkelijke ‘ik’ en het stoffelijk aanvaardbare ‘ik’.

Als wij proberen leven en dood samen te smelten, dan gaat het ons niet alleen maar om het overwinnen van de dood, ook al doen wij alsof. Dan gaat het ons in de eerste plaats erom het leven intenser te ervaren. Maar die ervaring van het leven op zich betekent ook weer, dat wij daardoor intenser en bewuster zullen leven. En als wij, hetzij door offers of op een andere wijze, onze angst voor de dood uit de weg hebben geruimd, dan is het heel duidelijk dat wij daardoor veel gemakkelijker bewust zullen worden na de overgang.

Alles heeft wel degelijk zin en betekenis. Toch vraag je je af in hoeverre al die geloofsvormen aanspraak kunnen maken op juistheid. En dan moet ik tot mijn spijt zeggen: ik ken er geen. Elke geloofsvorm, die door mensen wordt beleden, is een poging om een contact of een mogelijkheid tot contact met het hogere vast te stellen. Maar laten we eerlijk zijn, wanneer wij leven, dan kunnen wij niet leven zonder die hogere krachten. Anders gezegd: of je naar de kerk gaat of niet, het is de goddelijke adem die je in leven houdt. Wees je daarvan bewust en je kunt God op een voetbalveld ook vinden en vaak veel interessanter en aangenamer dan in de kerk. Daarmee zal niet iedereen het eens zijn, dat begrijp ik wel, naar het is de essentie waar het om gaat, niet de aankleding.

Het geloof van de mensen is een poging om de essentie, die niet helemaal verwoord of misschien aanvaard kan worden, zo aan te kleden dat ze aanvaardbaar wordt. Maar als je naar de werkelijkheid kijkt, dan kun je zeggen: de hogere kracht is spreken in elke mens, leven in elke mens. Ze is rond elke mens aanwezig. De liefde van God, die je probeert te verdienen, is een feit alleen al door je bestaan, door je leven, door je verbondenheid met de gehele kosmos. Geen Schepper kan zijn schepping ontkennen zonder zichzelf gelijktijdig te verloochenen.

Wanneer wij bang zijn en wij geven onze angsten gestalte – of dat nu een duivel is of dat we er iets anders van maken – in feite doen we niets anders dan onze angsten aankleden en ze daardoor een beetje buiten onszelf zetten. Dan kunnen we denken dat de strijd buiten ons plaatsvindt, maar waar is dat niet. De strijd tussen goed en kwaad speelt zich in onszelf af. De strijd van Armageddon, de veldslag tussen Gog en Magog speelt zich voortdurend in elke mens af. Het Laatste Oordeel wordt elk ogenblik gesproken.

Wij kunnen de dingen wegschuiven. Wij kunnen ze buiten ons zetten dank zij het menselijk geloof dat ook in bepaalde geestelijke sferen nog lange tijd behouden kan blijven. Maar de werkelijkheid zijn wij zelf en de enige werkelijkheid die onveranderlijk blijkt te bestaan – of wij geloven of niet – is onze verbondenheid met de Bron waaruit wij voortkomen.

Vertrouwen.

Vertrouwen is een aanvaarden dat niet vraagt. Vertrouwen is niet, zoals men vaak denkt, aannemen dat een ander zich aan voorwaarden houdt. Vertrouwen is een aanvaarden van het wezen van de ander in de overtuiging dat daardoor geen verkeerde dingen kunnen gebeuren.

Wanneer wij op God vertrouwen, dan moeten we ook vertrouwen dat, wanneer wij in de moeilijkheden zitten, wij eruit komen. Wanneer wij op een medemens vertrouwen, dan moeten wij vertrouwen dat die mens volgens zijn aard zal handelen, niet dat hij bepaalde dingen zal doen want dan hebben wij het mis.

Vertrouwen is onze eigen benadering van het leven, van de wereld, van de kosmos. Daarom is vertrouwen belangrijk. Niet omdat een ander te vertrouwen is, want dat weet u niet, maar omdat het vertrouwen dat u heeft op zichzelf een beleving en een aanvaarding mogelijk maakt van de kosmos waardoor zijn volle betekenis voor u steeds weer op een positieve manier tot uiting komt.

Houdt u niet bezig met een beschaamd vertrouwen want uw vertrouwen kan niet werkelijk beschaamd worden. Slechts uw dromen kunnen beschaamd worden, niet uw vertrouwen.

Vertrouw op uzelf want u bent deel van een goddelijk geheel. U kunt daaraan niet ontkomen. Waarom zou u zich dan druk bezighouden met anderen?

Vertrouw op uzelf en vertrouw op uw God. Als u het leven lief kunt hebben, dan kun u ook aannemen dat de kracht waaruit u voortkomt, u en het leven zal liefhebben. Want de grootste krachten kunnen niet minder zijn dan de kleine. Daarom zou ik zeggen: vertrouw op uzelf. Vertrouw op de kracht die in u leeft. Vertrouw dat de wereld zinvol is. Vertrouw dat het leven meer is dan wat u toevallig weet.

Als u dit vertrouwen gebruikt om de volheid van een bestaan beter te ervaren, dan zult u weten dat vertrouwen de eerste stap is naar beseffen.

Het vertrouwen, dat wordt beschaamd, komt voort uit een vertrouwen dat volgens het eigen besef ten onrechte is gegeven. Dus, begin bij uzelf, dan komt de rest vanzelf.

 

image_pdf