Mysteriën der oudheid

image_pdf

5 februari 1960

Wij zijn niet alwetend, of onfeilbaar; daarom hopen wij, dat u zelfstandig na zult willen denken. Ons onderwerp voor heden is getiteld: Mysteriën der oudheid.

Dit onderwerp is niet zo eenvoudig in het openbaar te behandelen. Indien wij namelijk op deinhoud en betekenis van deze mysteriën door willen gaan, komen wij al snel op een terrein dat zeker niet voor iedereen geschikt is. Ik zal trachten dit op te lossen door tijdens de behandeling van het onderwerp bepaalde sleutels te gebruiken. Ik duid dus bepaalde begrippen alleen aan, doch doe dit op zodanige wijze, dat degenen die hiervan meer weten, daaruit verdere conclusies kunnen trekken.

Indien wij spreken over de mysteriën der oudheid, komen wij te staan voor een haast onvoorstelbaar grote reeks van verschillende geheimscholen, die elk een eigen mysterie kennen.

Slechts over de meer bekenden, zoals de Hermetische School, de School van Dionysius en de School van Isis, wordt meestal veel gesproken. Daarnaast vinden wij geheel – of bijna onbekende – mysteriën. Reeds in Atlantis vinden wij een geheimschool, die later uiteen zal vallen in twee verschillend gerichte groepen. Dit onderscheid kan niet alleen worden gemaakt door te spreken over de zwart-magische en de wit-magische, maar ook door te spreken over de materieel gebaseerde en de geestelijk gebaseerde school.

Gaan wij in de geschiedenis verder, dan valt op, dat zelfs in tijden van absolute verwildering, bepaalde geheimscholen blijven bestaan en bepaalde mysteriën worden gehandhaafd. Wij kennen bijvoorbeeld een typisch primitieve geheimschool in Spanje rond de tijd van de holenmensen. Wat hier onderwezen wordt, verschilt natuurlijk aanmerkelijk van de geleerdere en vaak ook meer reële onderrichtingen van de latere geheimscholen. Maar het mysterie is ook hier aanwezig en wordt beleefd. Ik noem deze meest primitieve school, omdat zij één iets met alle andere bekende geheimscholen gemeen heeft, men gaat namelijk uit van de dood van een ieder die inwijding in het mysterie zoekt.

Het verwerven van deze soort kennis is “sterven”. Niet misschien een sterven in de stoffelijke zin van het woord, maar een meer geestelijke dood. Men moet alle angsten overwonnen hebben en als herboren in de wereld staan. Zonder dit zal men niet in staat zijn de nieuwe krachten en het nieuwe weten te dragen. Wanneer deze symboliek al gebruikt wordt in een zeer primitieve gemeenschap, is dit wel opvallend. Overigens gaat het hier om een zeer kleine orde, die in zijn beste tijd misschien 60 ingewijde leden heeft geteld. Vergeet verder niet, dat zelfs de leden van deze groep in uw ogen ongetwijfeld wilden waren. De stelling, die deze groep met vele groepen uit latere en zelfs uit uw tijd gemeen heeft, moet dan ook wel van buitengewoon groot belang zijn en van meer dan menselijke betekenis zijn.

De geheime inwijdingsprocedures van Egypte kenden precies dezelfde gedachtegang. Ook in Griekenland vinden wij dezelfde symboliek. Ook in andere scholen, bv. de Babylonische, vinden wij als eerste noodzaak voor de inwijding het – symbolische – sterven van de kandidaten. Waar je ook zoekt, bij de Druïden, bij de Azteken of elders, het doodsmoment dat wordt gevolgd door de inwijding is zeer belangrijk. Hier moeten wij nog aan toe voegen dat de doodsproeven in de oudheid heel wat realistischer werden doorgevoerd dan tegenwoordig het geval is. Bijvoorbeeld, de oude Spaanse school – waarvan ik reeds sprak – sloot zijn leden op voor een periode van bijna 30 dagen. Precies: Een maan, plus een nacht. Degenen die de inwijding zochten, hadden de beschikking over beperkte hoeveelheden drank, doch geen spijzen, geen licht, geen contact met anderen. Zij moesten zich in dit duister voorbereiden om herboren te worden. Hun dood was zeer realistisch uitgebeeld, terwijl het onderbrengen van de kandidaat in zijn duister vertrek veel overeenkomst vertoonde met de wijze, waarop men hoofdlieden begroef. Zij werden rechtop neergezet en met stenen gesteund. Daarna werd de ingang van het vertrek met stenen afgesloten. U zult begrijpen, dat een dergelijke proef niet van gevaar ontbloot was.

De meest gevaarlijke beproeving is waarschijnlijk wel de beproeving die wij bij een gemeenschap onder de Tolteken zien. Hier is de inwijdingsschool overigens afgezakt en heeft vele zwart-magische elementen verkregen. De kandidaat kreeg de opdracht binnen te dringen in een geheime kamer. Deze bevond zich slechts zelden in een tempel, doch meestal in een particuliere woning. Gelukte het de kandidaat niet in het vertrek binnen te dringen binnen bepaalde tijd, dan stierf hij. Daarbij werden vele hinderpalen op zijn weg gebracht, terwijl men hem daarnaast achtervolgde, tot hij het vertrek achter zich had gesloten. Slaagde hij, dan werd een soort begrafenisplechtigheid gehouden voor het vertrek, waarin hij zich bevond. Gedurende zeven dagen moest hij daar vertoeven zonder spijs, drank, of licht. Het gevaar hierbij was bijzonder groot, waar de stenen kanteldeuren, die veelal als sluiting werden gebruikt, bijna hermetisch sloten. Uit sommige van die inwijdingsvertrekken kwamen dan ook alleen diegenen weer levend te voorschijn, die door absolute rust en voortdurende meditatie een minimaal luchtverbruik hadden gehad.

Zo u deze gebruiken misschien wreed lijken, zijn er methoden die in de ogen van de normale mens veel erger zijn. In de Tibetaanse school kennen wij bv. de levend begraven. Deze – naar inwijding – zoekende monniken worden ingemetseld in een betrekkelijk kleine cel. Zij zien nooit een mens, zien nooit licht. Er is een gootje dat hun vuil afvoert, terwijl hen regelmatig – zij het in zeer beperkte hoeveelheden – water en voedsel wordt verstrekt. Deze mensen zijn dus geheel dood voor de wereld en geheel van de samenleving afgesloten, tot hun sterven toe.

Om deze handelwijze te kunnen begrijpen dient men te beseffen wat bij de meeste geheimscholen het leven in feite is. Het leven op aarde betekent een gescheiden zijn van de wereld der Goden. Dat deze wereld der Goden overigens gebruikt wordt om de Goddelijke Openbaring op een ander dan menselijk plan aan te duiden, kunnen wij zelfs in de Isis- en Dionysiusscholen zien. In de inwijding van Hermes spreekt men niet over de wereld der Goden, maar de verdere idee wordt zelfs nog duidelijker naar voren gebracht. Wanneer de mens op aarde leeft, is hij gescheiden van de Goden en de Godenwereld. De Goden kunnen tot de mens komen, maar de mens kan niet tot de Goden gaan. Op het ogenblik dat de mens sterft, kan hij binnendringen in de onderwereld. Deze wordt door bepaalde Goden beheerst. Zij kent een uitweg die de ingewijde uit de onderwereld voert, zodat hij de bovenwereld hernieuwd kan betreden, maar dan met “het gelaat der Goden”, zoals deze toestand in de Griekse mysteriën werd aangeduid. Dit gelaat der Goden is een aanduiding van de mogelijkheid, die de gestorven ingewijde nu bezit, om met de Goden en alle krachten van de scheppende werelden in contact te treden en hun krachten te gebruiken. De poging dit al tijdens het stoffelijke leven te bereiken, voerde in Tibet tot de “levende dood”.

De allereerste scholen leggen buitengewoon veel nadruk op de bereiking. Niet de geestelijke bereiking, maar de zuiver stoffelijke. Zelfs in de genoemde school moest een talent voor wichelen en zekere helderziendheid ontwikkeld worden, terwijl daarnaast kennis van de primitieve geneeskunde noodzakelijk was. Ook onderrichtte men de inwijding zoekenden in vele meer technische foefjes, waarmee het mogelijk was eventuele gelovigen te overdonderen. Toch is dit ook geestelijk een werkelijk serieuze school. In de geheimschool der Druïden onderwijst men de zwarte én de witte magie, beiden tamelijk uitgebreid, terwijl daarnaast de leerling – vóór hij volwaardig geacht wordt en de laatste proeven mag doen – een begrip moet hebben van aardrijkskunde, lezen en schrijven en het hanteren van enkele muziekinstrumenten. Er is in dergelijke scholen dus niet alleen sprake van geestelijke inwijding, maar tevens van onderricht in meer stoffelijke zin. Van de ingewijde wordt geëist, dat hij bepaalde resultaten weet te boeken. De Druïde die alleen maar de school heeft gevolgd, doch geen resultaten toont in de stof, mag geestelijk nog zo ver zijn, hij zal nooit worden erkend als ingewijde en blijft behoren tot de laagste graad van zijn orde. Hij kan misschien boodschappenloper worden, of wordt afgevaardigd naar die gebieden, waarin men niet al te veel interesse heeft, om te fungeren als een soort rondzwervende parochiegeestelijke. Is hij magisch voldoende geschoold en weet hij stoffelijke resultaten te bereiken, dan wachten hem de meer voorname posten. Hij is vrij zijn eigen geestelijke ontwikkeling na te streven, zoals hij wil, kan beschikken over alle middelen van de orde, maar zal verplicht zijn – indien noodzakelijk – enkele wonderen te verrichten.

Wonderen zijn ook in Egypte zeer belangrijk. Hier wordt zelfs aan priesters in wording de mogelijkheid gegeven hypnose te bestuderen. De ingewijden kennen vele verschillende methoden om bv. door suggestie en massahypnose, schijnwonderen te doen. Daarnaast zijn de werkelijk ingewijden zeer bekwaam in uittredingen, het leggen van magische cirkels, het fixeren van banvloeken e.d. Toch kunnen niet alle scholen, waar deze dingen worden onderwezen, als inwijdingsscholen worden beschouwd. Wel heeft elke orde zijn eigen mysteriën, maar in de meeste gevallen is de zin van het mysterie aan weinigen, of zelfs niet, bekend. Het wordt tot een regelmatig herhaald symbool van het onbekende. Zelfs hier eist men, dat resultaten worden geboekt. Ook de grote geheimscholen in Alexandrië voeden de leerlingen op tot zulke bereiking.

Evenals in Griekenland, waar men de macht en het gebruik van het woord doceerde, terwijl van een ieder die inwijding zocht naast vele andere dingen, een perfecte beheersing van het woord werd geëist.

De mysteriën zelf worden over het algemeen afgeleid van het al dan niet reële leven van bepaalde figuren. Wij zien steeds weer reeksen van symboolverhalen, aan de hand waarvan het ceremonieel van de groep en zelfs het onderricht kan worden erkend aan de basis. De eenvoudigste verhalen vertellen ons vaak over iemand die onsterfelijk wordt, dan wel niet sterven kan. Ook het verhaal van de mens die sterft, maar weer uit de dood herrijst, is in de mysteriën oud en komt veelvuldig voor. Daarnaast vinden wij vele verhalen die gebaseerd zijn op een sterven door geweld en een uit de dood herrijzen door een ingrijpen van buitenaf. Bijvoorbeeld Osiris herrijst dank zij het ingrijpen van zijn moeder Isis. Zo zijn er vele soortgelijke verhalen te vinden, waarin steeds weer de macht die leven hergeeft, optreedt.

Niet algemeen bekend is het feit dat ook de Joden een mysterieschool kenden, die zelfs van een zeer hoog gehalte was. Van een werkelijk doodssymbool is hier geen sprake. Wel komen bovennatuurlijke machten op de voorgrond. Een goed voorbeeld hiervan is de worm Sjamir. Sjamir – of de stenenbreker – is het beeld van een macht, die alle stof en alle sloten verbrijzelen kan, zodat voor zijn bezitter geen ruimte gesloten kan blijven. In het verhaal speelt zich onder meer een strijd af tussen Salomo en de duivel om het bezit van deze worm, deze stenenbreker. Later werd dit een volkslegende. De gedachte op de achtergrond is: er bestaat een wijsheid die in staat is achter alle geheimen door te dringen. Deze is voor goed en kwaad gelijkelijk een begeerlijk bezit en voor beiden evenzeer bruikbaar.

Wie deze wijsheid bezit, dient ze goed te behoeden, daar zij anders ook tegen hem gebruikt kan worden. Een gedachtegang die te bewonderen is. Het doodselement is hierbij geheel op de achtergrond gedrongen – zoals in de hele scholing – om plaats te maken voor een begrip van de Goddelijke Schepping en een wijsheid die het Scheppingsplan doet doorzien. Bij deze inwijdingsprocedures is hier niet sprake van een sterven, of uitgestoten worden, wanneer men in het begin faalt bij een opgelegde proef, maar blijft het gevaar van uitstoting – en vaak toch ook weer daarmee gepaard gaande de dood – bestaan voor alle ingewijden. Zij worden uit de groep gestoten op het ogenblik dat zij falen de hen gegeven wijsheid goed te gebruiken.

Twistgesprekken zijn in deze school de mode, waarbij de ouderen vaak trachten de novice, die een bepaalde graad nastreeft, van de kaart te praten.

Naast het haast overal optredende doodsverhaal en de eventuele herrijzenis, blijkt in de vele mysteriën verder het verhaal van de tocht naar de onderwereld een grote rol te spelen. In een Griekse geheimschool werd dit voor de inwijdingszoekenden gesymboliseerd door een tocht, die hen langs verschillende grotten voerde. In deze grotten waren dan vele reële, of denkbeeldige gevaren aanwezig. Onder meer het schuifelen van een slang in een duistere grot die men moet doorlopen, vaak door een zak met droge bladeren gesimuleerd. Ook moest men een gang doorgaan, waarin een smal pad aan beide zijden door een afgrond begrensd werd. Feitelijk kon men niet al te diep vallen, maar de illusie was haast volmaakt, zodat men onder duizenden angsten het smalle voetspoor, tastende door de duisternis, volgde. In verschillende vormen werd daarnaast een vuurproef afgelegd, waarbij de novice zijn angst voor het vuur diende te overwinnen. Ook bestond er een verleidingsproef, waarbij de novice vanuit een donkere ruimte werd binnengeleid in een lokaal, waarin vrolijke mensen, drank en alles wat een mens maar stoffelijk begeren kan, aanwezig was. Hij had de verplichting daar enige tijd te wachten, zonder ook maar één enkel gebaar te maken, of met een oogopslag te laten zien, dat hij een van de aangeboden dingen begeerde. Dit was dus een oefening in beheersing.

Op een geheel andere wijze vinden wij de onderwereldgedachte met zijn proeven bij een magische orde in Tibet. Hier is het geloof aan de Heer der Wereld bepalend voor de wijze waarop de proef wordt beleefd. Hier begon de tocht naar de onderwereld door af te dalen in een kelder, waarin – naar men meende – demonen aanwezig waren. De proef bestaat voor de inwijding zoekende nu er in, langs deze demonen door te dringen naar een zeer nauwe poort, waardoor men zich slechts ten koste van grote moeite kan wringen. De demonen zijn bij deze proeven, waarschijnlijk mede dank zij suggestie en telepathische beïnvloeding, voor de patiënt zeer reëel.

Heeft men eenmaal de poort overwonnen, dan bevindt men zich in een vertrek, waar aan de daar aanwezigen bepaalde vragen zullen worden gegeven. Wie hierin niet slaagt, zal het vertrek nooit meer levend verlaten. Worden de juiste antwoorden gegeven, dan zal men na een korte plechtigheid weer in de buitenwereld treden. Men ondergaat daar nog wel regelmatig de proef van het demonen-offer, maar dit is meer een formaliteit, waarna men als geheel ingewijd wordt beschouwd. Voor de buitenwereld behoren deze ingewijden tot een hogere orde van magiërs.

Deze mysteriën worden eerst werkelijk interessant, wanneer men niet slechts de gebruiken en leringen leert kennen, maar ook de achtergronden daarvan leert begrijpen. Om in de kosmos tot wijsheid te komen – tot werkelijk begrip – moet je de in het Al bestaande tegenstellingen volledig kennen. Het is niet voldoende alleen naar het goede te streven en het goede te doen, wanneer je daarnaast blind bent voor de inhoud en de mogelijkheden van het kwaad. Je kunt ook nooit het Licht leren begrijpen en hanteren, onverschillig of dit laatste voor jezelf, dan wel voor anderen geschiedt, wanneer je niet tevens weet wat het duister voor jezelf, of voor anderen betekent. De mens staat, krachtens zijn wezen, dicht bij het duister. Met deze stelling komen wij in de richting van de Pythagorese school overigens. Want het duister is de materie, waarin de dierlijke kracht van de mens het sterkst leeft en het dierlijke element hen voert tot handelingen die de geest – ook al is zij tijdelijk gebonden in de stof – onwaardig zijn. De mens moet de beproevingen van de stof ervaren en ondergaan. Hij moet alle beproevingen doorstaan en in de onderwereld doordringen tot voor de troon van de Vorst des Doods. Daarna moet hij de wachters voor de poort weten te overwinnen om in de Lichtwereld uit te kunnen gaan en op te stijgen tot de hoogte der hemelwerelden.

Een zeer romantische voorstelling hiervan kunt u lezen in de vertaling die men van een papyrus maakte, die weergeeft hoe Osiris reist door de onderwereld. Hierbij ziet men de verschillende symbolen optreden die ook in andere mysteriën steeds weer worden genoemd: het duistere water, de koele grot, waarin het water snel stroomt en de wanden steeds dichter tot elkaar naderen. De vurige oevers, waarlangs de tocht gaat, de oevers die vol zijn met dreigende en door het vuur bezielde demonen. De grote rotsblokken, waarop de vuurspuwende draken rusten die de poort tot de wereld bewaken. Ten laatste dient men de demon-poortwachter nog te verschalken, voor men vrijelijk in de wereld van het Licht kan gaan. Deze voorstelling maakte trouwens ook deel uit van het geloof. Er is zelden een volk geweest, dat op de dood, het beleven van en doordringen in de onderwereld zoveel nadruk heeft gelegd. Vooral bij de oudere mysteriën hebben wij ook steeds weer te maken met de demonische wachters. Deze wachters zijn meestal gevleugeld en hebben in vele gevallen een diervorm. In het christendom is van deze wachters nog iets bewaard gebleven in de gestalte van de vier dieren rond de troon Gods, in de Openbaring van Johannes. Ook deze dieren hebben voor vele geheimscholen van de nieuwere tijd een bijzondere betekenis en inhoud gekregen. Het optreden van de gevleugelde wachters is een teruggrijpen op het paradijselement.

Er is – zo zegt de overlevering – in vele geheimscholen vinden wij daarvan iets terug – een tijd geweest van perfecte harmonie. Deze perfecte harmonie heeft zich gesplitst in wijsheid en kunnen. Deze twee zijn sindsdien een soort tegenstelling gebleven. Geestelijke wijsheid en materieel kunnen zijn in de ogen van de mensen sindsdien met elkaar strijdig geweest.

Normalerwijze is het zeer moeilijk die beiden tot elkaar te brengen. Wij vinden deze symboliek o.m. in de legende van het gieten van het bekken van Salomo ‘s tempel. De kwestie is namelijk dat, zo deze twee krachten dan al niet voor de wereld tot hernieuwde eenheid kunnen worden gebracht, er toch een overkoepeling moet zijn. Deze overkoepeling wordt dan bereikt door de gevleugelde wachter die de grens tussen beiden bewaakt en in zich de paradijselijke harmonie vertegenwoordigt. Wanneer men de vrees voor de gevleugelde leeuw, slang of draak, opzij kan zetten, komen stoffelijk kunnen en geestelijke wijsheid bij elkaar. Men moet om deze wezens te overwinnen, hen kunnen beschouwen als een oervorm. Zo bereikt men dan een samenvloeiing van stoffelijk en geestelijk geweld.

De meeste inwijdingsscholen kennen verder het beeld van een huis, een kasteel, of een tempel, waarin twee zuilen voorkomen. In de oude mysteriën wordt hierop minder de aandacht gevestigd dan in de nieuwere, waarmee ik de mysteriën bedoel na Christusgeboorte. Deze twee zuilen van de tempel worden dan gezien als twee elkaar aanvullende waarden. Zij hebben elk een zeer nauw omschreven symbolische betekenis. Dringen wij verder door in de geheimleer en zoeken wij haar in het oude mysterie terug te vinden, dan vinden wij dit geloof: Alle leven wordt geschraagd door twee factoren. Hiervoor kunt u stof en geest invullen, wanneer u met de leer niet op de hoogte bent. Kent u deze, dan kunt u hiervoor de juistere betekenis invullen. Deze twee schragen zijn het geheel van het kosmische werk. Gezien vanuit de mens kunnen kosmos en Schepping niet bestaan zonder deze twee waarden. Op het ogenblik dat de voltooiing van de Schepping bereikt wordt, of de innerlijke voltooiing door de ingewijde bereikt wordt, zal er een verbinding zijn tussen beide zuilen. In sommige gevallen stelt men: dan zullen zij reiken tot aan het tempeldak. In andere gevallen wordt gesteld dat zij door een boog overbrugd worden. In een van de kasteellegenden heet het, dat op de dag van eenwording, tussen beide zuilen een brug van Licht zal zijn, waardoor een nieuwe zon zal ontstaan, die dan de hernieuwde aarde beschijnt.

U ziet, dat bij de laatste interpretatie een christelijk element op de voorgrond komt.

De gedachtegang van de leraar in de mysteriescholen was in de oudheid vooral: Eén enkele leerling op te nemen en tot inwijding te brengen, opdat deze zijn taak in de wereld over kon nemen. Tegenwoordig is de mysterieschool vaak een gelegenheid geworden voor allen die deze kunnen begrijpen en volgen om zo een verdere geestelijke ontwikkeling mogelijk te maken, in de oudheid had de mysterieschool een geheel andere taak. Via haar ingewijden moest zij de mensheid bewaren voor dwaasheden. De mensheid moest door haar steeds nieuwe leerstof verkrijgen en steeds nieuwe gedachten vinden. Om dit te bereiken maakte men gebruik van godsdiensten, filosofieën en het brengen van nieuwe uitvindingen, die vaak op menslievend terrein lagen, zoals geneeskunde. Daarnaast demonstreerden de ingewijden vaak – wanneer dit tenminste nodig bleek – een bovennatuurlijke kracht. Hierbij vinden wij onder meer het genezen van ziekten, het opwekken van doden, levitatie, een zich door de lucht verplaatsen, het dematerialiseren op de ene plaats, om op een geheel andere plaats te rematerialiseren.

In de wonderverhalen die wij bij alle volkeren aantreffen, zijn voorbeelden hiervan te vinden. Enkele van de groten hebben hun werk zelfs zo gebracht, dat nog heden mensen bestaan die een groot deel van hun leven besteden aan het zoeken naar hun geestelijke nalatenschap. Apollonius van Tyana – een ingewijde – zou bv. grotten aan het strand bezocht hebben, waarin hij door sterke concentratie – de legende spreekt hier van magische formules – zijn weten en denken verankerde in de rotsen. Wie in een dergelijke grot binnengaat, kan dus de kennis van Apollonius in zichzelf verkrijgen. Kan hij deze kennis niet verdragen, dan sterft hij daaraan. Kan hij de waarheid verwerken, dan bezit hij de macht over leven en dood, de macht over de materie, het ik en het rijk der geesten.

U vindt dit misschien maar een eigenaardig verhaal. Maar dit element van krachtoverdracht op de meest vreemde wijze vinden wij steeds weer terug in de overleveringen die samenhangen met de mysteriën. Altijd weer is er een bepaald eiland, een bepaalde vijver, een bepaalde grot, waarin het geheim ligt verankerd. Altijd weer zal dit geheim, wanneer de juiste persoon komt, zich in die persoon ontladen om hem zo te maken tot een nieuwe verpersoonlijking van de krachten van de stichter, of de grote ingewijde die men in de groep eert. In Egypte vertelde men dat deze kracht verborgen was op het eiland waar de grote tempel van Isis stond. Dit is in zo verre vreemd, dat velen regelmatig op dit eiland vertoefden en elk jaar weer rond een vijver achter de tempel een mysteriespel werd opgevoerd. Soms beweert men ook wel dat de gehele sleutel gelegen was in het begrijpen van dit spel. Bij Tenochtitlan zou het geheim verborgen zijn in een verdieping van de bodem, waarin een gladde offersteen lag. De plaats was bekend, maar niemand wist hoe die offersteen daar gekomen was. Men geloofde dat in deze steen het geheim lag. Wanneer de juiste mens daar het juiste offer zou brengen, zou hij daardoor de kennis van alle grote Goden en oude helden in zich dragen.

Een andere vorm van overdracht vinden wij in de geheime boeken. Ik denk niet alleen aan de hermetische geschriften, maar ook aan scheppingsopenbaringen als het boek Thoth. Deze boeken behelzen, volgens de overlevering, een kosmisch geheim, een weten, dat alle weten overtreft. Deze boeken zijn verborgen en wachten tot zij door de juiste mens gevonden worden.

In elke school wordt op een of andere wijze de nadruk gelegd op een dergelijk geheim. In de geheimscholen van het verleden, zowel als het heden, spreekt men steeds weer over een schat die men voor zich kan vinden. In sommige gevallen is het een proef van eigen kunnen en begrip, zoals de Steen der Wijzen. In andere gevallen is er sprake van een plotseling innerlijk weten, of een groot arcanum. Soms is er sprake van een geheim woord, dat de Schepping doet begrijpen en beheersing over de Schepping geeft. In andere gevallen gaat het meer om een reeks van geheimzinnige magische formules die een zeer grote macht geven. De vormen zijn legio, maar begrip is er altijd. Legenden over de bron des levens, de boom des levens, de droom uit het paradijs, de avondmaalsbeker, doen ook onder het volk regelmatig de ronde. Zij blijken maar al te vaak te herleiden tot een verwijzen naar de kern van een der oude mysteriën.

De achtergrond van deze verhalen is als volgt. Op het ogenblik dat de mens in zich een perfecte harmonie weet te bereiken met de kosmos, zal hij toegang hebben tot het totaal van het kosmische weten. Indien hij deze harmonie bereikt heeft, zal hij dus als wetende een meesterschap bezitten, waar alle kennis van alle tijden, alle vermogens van heel de kosmos in hem samen zullen vloeien. Deze stelling is niet onwaar. Natuurlijk komt er veel bij te pas. Je moet om zover te komen, kennis bezitten, een levendig voorstellingsvermogen bezitten en getraind zijn op meerdere gebieden. Vandaar dat de Pythagorees zich bezig hield met wiskunde, filosofie, redekunst, zangkunst en een bepaalde vorm van meditatie. Aardig is het, dat een deel van deze meditatievorm, namelijk de bewegingsmeditatie, tot voor kort nog regelmatig werd beoefend door een orde van derwisjen in de buurt van Turkije. De gedachtegangen van een eenling moeten in ritme overeenstemmen met de kosmos. Deze gedachte heeft, vanaf het begin der mensheid, de mens steeds weer beheerst.

Naast de geheimscholen van het goede, althans het streven naar het positieve, hebben er ook geheimscholen en mysteriën bestaan van het negatieve. Naast de zeer oude school van Mgombawdme  bestond lange tijd de magische school in het Zevengebergte. Daarnaast kennen wij nog heden twee zwart-magische scholen, waarvan er één in Tibet gevestigd is, terwijl de tweede zich bevindt in het huidige Pakistan. Bij hen is er sprake van een omkering der voornoemde principes. Hier is geen sprake van een verering over ervaring van de dood, maar ligt de nadruk op het leven. Hun plechtigheden bestaan niet uit onthouding, of een plechtig aanhoren van wijsheden, maar eerder uit een roes en een zichzelf verliezen in het zuiver dierlijke.

Het toppunt van hun bijeenkomsten wordt weer beheerst door een openbaring, waardoor de mens het vermogen verkrijgt te vernietigen en om de krachten van alles wat hij vernietigt, in zichzelf op te nemen. Om echter eigen leven en bestaan te behouden zal de ingewijde van de negatieve school steeds meer buiten zich moeten vernietigen. Zo krijgen wij een beleving van een chaotisch principe, waarbij de volkomen disharmonie – door vernietiging van al het bestaande – als een middel tot hergeboorte van het Al dient en de ingewijde geheel overheerst.

Misschien vraagt u zich af waarom ik ook deze soort van mysterie op de voorgrond breng. Ik doe dit hoofdzakelijk, omdat door de tegenstelling tussen de positieve en negatieve richting een begrip mogelijk wordt voor vele dingen in de oude mysteriën, die anders onverklaarbaar blijven.

Het wordt ons mogelijk, door het beschouwen van de tegenstellingen, ook hier een oplossing te vinden. Indien wij streven naar de perfectie van deze Schepping, welke voor ons dus nog niet perfect is, doen wij dit door innerlijk de perfectie steeds meer te benaderen en vanuit onszelf deze volmaaktheid steeds sterker in de wereld te openbaren. Dit is een lange en zware weg.

Wanneer je dit te veel moeite is en je toch bepaalde machten wilt veroveren, kun je dus ook de tegengestelde weg gaan, door buiten je steeds meer chaos te scheppen. In een algemene chaos – zo zegt het negatieve geloof – valt heel het Al weer terug tot het oeratoom, tot het beginsel van de Schepping zelf. De Schepping zal vanuit dit oeratoom dan opnieuw geuit worden, maar nu zonder de nu bestaande fouten. Het vreemde is wel, dat wit en zwart hier uiteindelijk beiden hetzelfde middel nastreven: perfect geluk, perfecte harmonie. De ene groep doet dit door het goede te waarderen en uit het goede voor zich steeds weer te behouden, wat bij het ik past, aldus zich brengende tot een volmaakte harmonie met de kern van het Zijn, terwijl de andere groep, zich uitlevende in de uiterlijkheden, daardoor tevens tracht de uiterlijkheden te vernietigen, tot alleen het innerlijke overblijft en uit de innerlijkheid een perfecte en harmonische herschepping plaats zal vinden.

Ten laatste wil ik er nog op wijzen dat – zover mij bekend – in de oudheid slechts één enkele geheimschool der positieve richting heeft bestaan waarin de beide seksen tezamen kwamen. Wel hebben er geheimscholen bestaan voor vrouwen, zowel als voor mannen. Er zijn zelfs gevallen te noemen waarin een geheimschool – of mysterieschool – gelijktijdig een opleiding voor mannen en een voor vrouwen handhaafde. Bij het Isismysterie vinden wij bv. een inwijdingsgang voor priesteressen, met een aparte inwijdingsgang voor priesters. Dezen kwamen niet tezamen voor religieuze, of inwijdingsdoeleinden, zij het dan wel bij het verbeelden der mysteriën en in spelen. Contact tussen beide groepen was voor allen en blijvend verboden, behalve voor degenen die een bepaalde tamelijk hoge graad hadden bereikt. Ook daarna bleven zij verplicht celibatair te leven. Het feit dat vele geheimscholen geen vrouwelijke leden aanvaardden, dan wel dezen in afzonderlijke scholen onderbrachten, had bij vele dames tot protesten geleid. “Die mannen doen net, of zij beter zijn, dan wij.”

Dit is geen kwestie van beter zijn, of niet beter zijn. In het scheppingsprincipe staan binnen de mensheid man en vrouw op een afzonderlijk niveau, op een andere plaats. Zij zijn als twee oevers… . Een geestelijke brug is tussen deze beiden niet te slaan, daar dit in een strijd om de heerschappij zou dreigen te ontaarden. Het is niet zonder meer mogelijk de mannelijke macht en gevoelswereld in contact te brengen met de vrouwelijke gevoelswereld, waaruit een geheel andere en vaak bijzonder sterke levenskracht en drift ontstaat. Wanneer je twee strijdige elementen bij elkaar brengt, is de mogelijkheid groot dat zij niet alleen elkaar bestrijden, maar zelfs elkaar vernietigen. Water dooft het vuur of het vuur doet het water verdampen. Zolang er geen scheiding tussen beide elementen is gemaakt, zijn er slechts deze twee mogelijkheden.

In de oudheid heeft men dit zeer goed begrepen. De vrouwen hadden dan ook hun aparte scholen en mysteriën. In Griekenland bestonden twee afzonderlijke mysteriën die beiden geheel alleen door vrouwen konden worden beleefd. In de scholen van deze mysteriën konden alleen vrouwen worden toegelaten. Het doel binnen deze alleen aan vrouwen gewijde scholen was niet hen beter of sterker te maken dan de mannen, maar om hen in een specifiek vrouwelijk beleven te brengen tot het geestelijke hoogtepunt, dat hen in staat stelde de seksuele kwaliteiten te ontwikkelen, doch gelijktijdig de stoffelijke seksuele elementen, die het geestelijke hoogtepunt zeer beïnvloedden, geheel opzij te zetten. Zowel de man als de vrouw moeten worden geleid tot het onpersoonlijke ervaren. Bij de bereiking komt men tot het twee-geslachtelijke beleven. De perfecte hermafrodiet is het voorbeeld hiervan. Dezen zullen wij dan ook als symbool in vele vormen en haast overal aantreffen.

In een andere reeks van mysteriën – ook het christendom is een mysterie – vinden wij de Onbevlekte Ontvangenis, de maagdelijke geboorte. De termen zijn een uitdrukking van de overwinning op het menselijke. Zij moeten vanuit het standpunt der mysteriën dan ook niet worden gezien als een feitelijke vaststelling, maar als een aanduiding van bovennatuurlijk geweld, waardoor het Groot Kosmische zelf zich in de mens kan openbaren, en dit onafhankelijk van geslacht.

Zover mij dit in het huidige gezelschap mogelijk is, heb ik nu de voornaamste dingen der oude mysteriën behandeld. Ik wil voor ik eindig, nog enkele minder bekende mysteriën aanstippen.

In de eerste plaats het zogenaamde eerste mysterie van Aesir. In een latere vorm wordt dit het Egyptische mysterium van Osiris, doch in het begin is deze school op het volgende gebaseerd.

Op het ogenblik dat een priester vorst wordt, dan verenigt hij in zich twee krachten: Het stoffelijke en het geestelijke geweld. Indien hij deze beiden weet samen te voegen tot één kracht, is hij hiermede niet alleen een meester, of leraar, maar tevens een hernieuwer of herschepper. Degene die op deze wijze beide machten in zich weer te verenigen en toch op de wereld blijft leven, kan vanuit zich en zijn persoonlijk bestaan een gezonde stoffelijke samenleving helpen bereiken, doch verspreidt tevens het geestelijke Licht, dat aan zijn bereikingen een blijvende waarde voor anderen zal geven. Aesir was – volgens de overleveringen – een van dezen, die een geestelijk Licht wist te ontsteken op aarde en daardoor een symbool van de zon werd. Later heeft men hem – helaas – vervormd tot een zonnegod, die in een bepaalde vorm Osiris de herrezene was. In de school van dit mysterie werd duidelijk de nadruk gelegd op het verenigen van lichamelijke en geestelijke functies.

Wanneer wij te maken krijgen met het zogenaamde maanmysterie, dat ongeveer 8.000 jaar geleden bestond in de buurt van het huidige Indonesië, zien wij een geheel ander aspect. De kern van deze leer was dat alles in de natuur bezield kan worden. Deze bezieling komt tot uiting in vele gestalten die elk voor zich het menselijke, of het bovenmenselijke benaderen. Een symbool hiervan is Hanuman, de aapgod, die dier is, menselijke waarden bezit, het God-zijn bereikt en toch door zijn wezen de dierlijke heerser blijft. Hij is in wezen een bouwer van bruggen: een brug naar de hemel, een brug tussen eilanden en vasteland. Zijn vermogen deze bruggen te bouwen is het, die steeds voor de schepselen een oplossing geeft. Ook al is Hanuman vaak in strijd met de Goden gewikkeld, vooral wanneer hij met zijn lagere levende wezens hun hemelrijk dreigt te betreden.

Ook gestalten als Prometheus zijn in vele mysteriën belangrijke figuren. Er is een mysterieschool die zich speciaal aan het “stelen van licht” wijdt. Ook in deze overlevering vinden wij een verzet tegen de Godenwereld. Het doel van deze school is hoofdzakelijk het overbrengen van de krachten der bovennatuurlijke werelden naar het voor de mens natuurlijk bestaan.

Ofschoon niet zo sterk als in deze school wordt toch in alle mysteriën der oudheid de mens de taak gesteld het bovennatuurlijke te overwinnen door zich boven het menselijke te verheffen, dan wel het brengen van het bovennatuurlijke tot een natuurlijk en voor de mensheid hanteerbaar niveau.

Het is te betreuren, dat de mensheid van deze meesters en helden maar al te vaak Goden heeft gemaakt, zodat hun school en mysterie steeds meer aan gezag en waarde in moest boeten.

Ook heden nog is voor alle geheimscholen en esoterische genootschappen de enige waarheid: Er moet een brug worden geschapen tussen de werelden van Lichtende en bovennatuurlijke krachten en de wereld der mensen. Licht en duister moeten elkaar huwen. Alleen dan kan op een redelijke en aanvaardbare wijze de perfecte harmonie in de kosmos bereikt worden.

 Vragen.

  • Prometheus werd als straf voor zijn diefstal van Licht aan de rotsen gekluisterd. Elke dag kwam een gier zijn lever uitscheuren. Is dat nu het mysterie?

Neen, wij mogen niet vergeten, dat het Prometheusverhaal in de vorm waarin u het kent, een bewerking is van een onvolledige versie der school en wel door literatoren. Vergeet niet dat een zeer groot deel van het Griekse Godengeloof niet definitief was vastgelegd voor schrijvers het maakten tot een soort geestelijke romanlectuur. Een typisch aspect van de Helleense beschaving, waarin de schrijver vaak de vormgever en steller was van een later tot godsdienst geworden verhaal. Alleen door het werk van de schrijvers en de vertellers kon een godsdienstige eenheid ontstaan, die een groter gebied omvatte. Overigens is het logisch dat een sterfelijk wezen, dat tot brug wordt tussen God en mensheid, vanuit menselijk standpunt gezien, hierdoor kwellingen zal ondergaan en zelfs als persoonlijkheid ten gronde zal gaan.

Men heeft in de geketende Prometheus getracht de identiciteit tussen de ingewijde en de gehangene uit te beelden. Samenvattend gezegd: geen enkele ingewijde kan de hogere krachten die hij kent en de lage wereld waarin hij leeft, ook buiten het ik samenbrengen zonder zichzelf, zoals hij in de lagere wereld leeft, te offeren. Voor de ingewijde zelf neemt de taak de plaats in van de persoonlijkheid. Dit alles betreft de verschijnselen in de tijd. Buiten de tijd heeft een dergelijk wezen de perfecte harmonie voor zich gevonden, die voor andere wezens in de tijd – dank zij zijn leven en werken – benaderbaar is geworden.

  • Waarom moesten de Zwanenridders heengaan, wanneer men naar hun naam en afkomst vroeg?

Buiten de stoffelijke oorsprong van het verhaal om: Bij ingewijden was het vroeger de gewoonte dat – buiten zij die bijzondere zendingen ontvingen door de grootmeesters, of de leider van hun school – geen naam, afkomst, of meer geestelijk deel van het wezen aan anderen mocht worden geopenbaard. Het was aan de leden op straf van dood en uitstoting uit de orde of school verboden, zich kenbaar te maken als ingewijden. De reden hiervan was, dat zij, eenmaal als bovennatuurlijken beschouwd, of bekend in hun ware gedaante en bekwaamheid, geen onopvallende en toch voldoende invloed meer op het lot der mensheid uit zouden kunnen oefenen, terwijl een deel van de geheimen der school in gevaar zouden zijn. Overigens ligt de bron van de Zwaanridderlegende in een meer stoffelijke gebeurtenis. Maar de idee klinkt ook hier door. Bijvoorbeeld: Apollonius werd eens als de meester herkend in een kleine stad in Griekenland. Plotseling verdwijnt hij daar, om twee dagen later gezien te worden in Ostia. In het verhaal hierover legt men de nadruk op zijn bovennatuurlijk snel vertrek, wanneer een leerling hem dan vraagt, waarom hij zo snel is weg gereisd, dan geeft hij dit antwoord: “Omdat mijn kracht werd gestolen door het kennen van mijn naam op een ogenblik dat ik niet voorbereid was”. Ik leg hier de nadruk op: “Niet voorbereid was”. Indien Apollonius tevoren wist dat men zijn naam kende, was hij veilig. Klaarblijkelijk kan men, indien men hem onverwacht herkent, een invloed uitoefenen op zijn wezen. Naar mijn inzien doordat men opeens hem geheel in het middelpunt van de belangstelling plaatst en vele wonderen van hem eist. In het geloof van vele primitieve landen horen wij dat het gevaarlijk is je werkelijke naam aan iemand te geven. Vandaar dat deze veelal door een bijnaam wordt vervangen en slechts zelden aan anderen wordt meegedeeld.

  • Over de Eleusinische mysteriën wordt verteld, dat de vrouwen bij elkaar kwamen en dan gevaarlijk waren voor de mannen.

Menige man meent, dat vrouwen solo en en masse, altijd gevaarlijk zijn voor mannen. Wat uw opmerking betreft: Dit is een lekenversie van het mysterie. De schrijver in kwestie vergeet er bij te zeggen, dat een mysterie dat wordt gevierd, door de ogen of oren van een niet-ingewijde wel eens waardeloos zou kunnen worden, of zelfs voor hen die dit vieren, gevaarlijk. Het is noodzakelijk te voorkomen dat vreemdelingen zich in de viering van het mysterie op ongewenste wijze mengen. Bij het Dionysius mysterie trekken de vrouwen in geheel natuurlijk gewaad erop uit. “Zij bekransen zich met de sieraden der natuur”, om zo de eenheid met de natuur te vieren. Op het ogenblik dat een man daar tussen zou komen, zou de ban gebroken zijn. De natuur zou, indien deze man bleef leven, de vrouwen vijandig zijn en onvruchtbaar maken. Daarom stond hen maar één ding te doen: De man die hun mysterie schendt, te pakken te krijgen en voor de voortzetting daarvan te vernietigen. Wat men dan ook doet. Overigens geldt dit ook vaak omgekeerd. Bij vele negerstammen geldt nog heden, dat, wanneer de mannen hun mysterie dansen, elke vrouw, die ook maar per ongeluk een oog zou slaan op dans, of dansers, onmiddellijk moet worden gedood.

Ook de Germanen hadden dergelijke regels. Zij waren voor hun vrouwen heel wat beter, dan het geschiedenisboekje over het algemeen toegeeft. Er waren bij hen bepaalde bijeenkomsten, waarbij geen vrouwen aanwezig mochten zijn, of zelfs geen vreemdeling, die niet eerst stamrecht en de stam-eed had gevraagd en gekregen. Degene die niet tot de stam behorende, of niet-man zijnde, zich vertoonde op de heilige plaatsen tijdens een plechtigheid, werd onmiddellijk doodgeslagen. De Germaanse vrouwen kenden een feest, waarbij zij dansten rond een heilige boom. Daarbij werd maar één enkele man toegelaten: een oudere priester, een druïde, die de dienst leidde. Alle andere mannen die gezien werden, worden door de vrouwen – of na afloop op hun verzoek door hun mannen – gedood. De grond is steeds weer: het onberoerd houden van het mysterium, waarbij geen niet-ingewijde in mag dringen. Symbolisch bestaat dit heden nog. Ik denk aan de deurwachters bij bepaalde orden en verenigingen, die gewapend zijn met een dolk, of een degen, of een zwaard.

Die gedachte leeft nog steeds: Het geheim moet ongeschonden blijven. Logisch is dit wel, want wanneer een geheim ten dele is onthuld en zo in handen komt van iemand die het niet hanteren kan, is het een dodelijk gevaar. Met de halve waarheid zou dan de niet-ingewijde niet alleen het gehele werk doen mislukken, maar ook de school uiteen doen vallen. Het mysterium zou dan een bespotting worden. Stel dat u, alleen blijvende met uw God, de wereld zou kunnen redden, doch dat het binnentreden van een vreemdeling dit onmogelijk maakt, tenzij hij gedood wordt.

Zelfs in onze christelijke wereld zou het u moeilijk vallen de wereld ten onder te laten gaan om een enkele mens voor de ondergang te behoeden. Misschien, dat men zou zeggen: dan moet God die mens vernietigen, maar niet ik. Vroeger was een mensenleven goedkoop.

  • In de Dionysius optocht waren toch de twee geslachten beide aanwezig. Worden zij bij het bereiken van dit doel gesplitst?

Zover het ingewijden betrof, werden zij inderdaad bij aankomst gesplitst. De tocht zelf was een symbolische tocht, die vergeleken kan worden met een processie, zoals deze ook heden wel wordt gehouden. Alleen was het geheel wel iets opgewekter. De tocht zelf was een schouwspel, wat men weliswaar ter ere van de God, maar tevens voor zijn eigen genoegen opzette. Bij het esoterische gedeelte van de viering valt het element van het schouwspel weg, wordt eigen genoegen onbelangrijk en worden de geslachten gescheiden bij de ingewijden en de novicen van de hogere graden. Het gewone volk telt hierbij niet meer mee. Slechts in de hoogste graad binnen het Dionysius mysterium treden dan priester en priesteres, mannelijke en vrouwelijke ingewijde weer tezamen op. Dit werd alleen toegelaten voor de hoogste top, omdat men alleen op deze wijze kon voorkomen, dat het persoonlijke en ook het seksuele element hij de viering een te grote invloed zou krijgen.

  • Het gaan in de onderwereld, waarover u sprak, was een onderdeel van de Eleusinische mysteriën?

Niet geheel. Wel was het hij deze mysteriën een belangrijk deel van de inwijding.

Maar het was zeker symbolisch niet het allerbelangrijkste. Dat was niet de afdaling tot de onderwereld, doch het uit de onderwereld opstijgen. Het symbool der hergeboorte was ook daar belangrijker dan alleen het gaan tot de duisternis.

  • Waarom werden die mysteriën gehouden? Wij lezen wel fragmentarisch daarover.

De huidige mysteriën zijn natuurlijk aan de modernere tijden aangepast. Maar deze dingen moeten toch nog geheim blijven. Op het ogenblik dat een dergelijk mysterie zou worden neergeschreven, zou het geen mysterie meer zijn. Daardoor zou het geprofaneerd worden en zo zijn waarde kunnen verliezen. Er is voldoende neergelegd in schrift en symbool. Zowel over de Eleusinische mysteriën als andere mysteriën is voldoende vastgelegd, zodat wetenden daarin een volledige weergave van de stellingen kunnen vinden.

  • Hadden de leerlingen van die geheimscholen ook succes? Bereikten zij daar iets mee?

Het is erg moeilijk duidelijk te maken, waaruit die bereiking bestond. Vele van die leerlingen leefden als doodgewone mensen. Om het in de moderne tijd over te plaatsen: De visboer en de notaris, de groenteboer en de dominee konden lid zijn van zo’n school, of zelfs ingewijde zijn, zonder dat iemand daar verder iets van wist. Zij leefden heel gewoon. Zij hadden in zich een geestelijk weten, hadden een groot vermogen vaak, wat men tegenwoordig zou noemen: Hoog ontwikkelde paranormale begaafdheden. Er zijn gevallen te noemen dat leerlingen van mysteriescholen zelfs verder kwamen dan dit. Op het ogenblik dat zij bij hun bereikingen zo ver vorderden, dat de mensheid voor hen niet meer belangrijk was, namen zij van het normale menselijke bestaan afscheid en werden tot wachters langs het pad, waarlangs anderen tot inwijding gaan. Het is duidelijk dat dit aan de mensheid niet kan worden geopenbaard. Indien u met “hebben zij iets bereikt” dus bedoelt: Hebben zij stoffelijk en voor een ieder als gevolg van de inwijding iets gedaan, dan moet je zeggen; degenen die zo bekend waren, waren gezondenen. Zelfs dan lagen hun prestaties op een terrein dat niet helemaal stoffelijk is. Anderen zijn wel bekend, maar niet als ingewijden, of geestelijk strevenden. Goethe of Mozart. Zij behoorden in een deel van hun leven tot een geheimschool. Zij presteerden veel, maar werden nooit daardoor bekend als leden van hun geheimschool. Noem Sir Francis Bacon. Hij was lid van een geheimschool, maar werd daardoor niet bekend, wel door andere dingen. Disraeli, Roosevelt, waren evenals velen, die ik niet noem, leden van een geheimschool en kwamen – dank zij wat zij in die school hadden geleerd – tot een bereiking. Maar zij konden en mochten nooit tonen dat hun bereiken mede aan die geheimschool te danken was. Het staat vast dat de leerlingen van dergelijke mysteriescholen veel kunnen bereiken op velerlei gebied. Maar om wat te bereiken, moet je, je ook hier met heel je wezen geven. Men kan nu eenmaal niet met een voorbehoud aan een geheimschool beginnen. Je kunt niet zeggen: Ik geef hieraan zoveel van mijn tijd. Je moet zeggen: Ik geef hier mijn leven aan… . Alleen dan kom je werkelijk verder.

  • Het mysterie is dus het leven zelf?

Het wordt je het leven zelf, wanneer je eenmaal ver genoeg daarin bent doorgedrongen.

  • Zijn deze geheimscholen en mysteriën ook voortgezet in onze tijd?

Ja, mysteriën en geheimscholen bestaan nog steeds. De meeste mysteriën hebben op het ogenblik – wat je zou noemen – mantelorganisaties. Dit wil zeggen: er bestaan bepaalde scholen en geloofsrichtingen die in hun kern een inwijdingsschool en ingewijden kennen. Binnen de schijnorganisatie bestaat het werkelijke mysterie wel. Degenen die daar omheen staan, doch er geen bewust deel aan hebben, worden voortdurend op de proef gesteld. Zij krijgen een zekere opleiding, worden in de gelegenheid gesteld studies te volbrengen en krijgen zelfs bepaalde sleutels. Men moet dus leren denken, zich beheersen, enz. Uiteindelijk, wanneer je alles reeds bereikt hebt, wat de mantelorganisatie behelst, is er een kans voor je om verder te komen wanneer je dus geschikt bent. Voorbeeld: Er zijn mensen die in de maçonnerie komen tot de 32ste of 33ste graad en toch nooit tot de kern van de zaak door kunnen dringen. Er zijn Rozekruisers die in het hoofdkwartier zitten, die alles schijnen te weten, in de ogen van anderen misschien behoren tot de meesters en toch niets anders weten dan: wij krijgen zo nu en dan orders van een geheimzinnige priesterorde of zoiets. De kerngroep zegt hen soms hun politiek te wijzigen, of iets bepaalds te doen. De uitvoerders – hoe groot hun schijnbaar gezag ook is – weten niet waarom, of hoe. Zo zijn er achter vele organisaties in deze dagen geheimscholen verborgen. Achter de theosofie ook. Theosofie en antroposofie hebben namelijk gezamenlijk ook weer een geheim centrum, een mysterieschool. Die school ligt overigens ergens in Centraal Europa. Het is heel goed mogelijk dat u met vakantie in dat plaatsje bent geweest waar de vergaderingen van de school plaats vinden en vele van de leden wonen, maar u zult dat nooit merken. De ware mysteriescholen, vaak al zeer oud, zijn nu wel verborgen achter verschillende esoterische richtingen enz., maar zij bestaan nog steeds. Veel heeft men natuurlijk, gezien de ontwikkeling van de wereld, de bevolkingsdichtheid en veel wat daarmede samenhangt, moeten wijzigen en moeten aanpassen aan het moderne patroon der samenleving.

  • En in de katholieke kerk?

In de katholieke kerk bestaan inderdaad twee afzonderlijke mysteriescholen. Ook dezen bestaan zover buiten de aanvaarde praktijken en stellingen van de kerk, dat het niet alleen voor leken, maar ook voor geschoolde priesters heel moeilijk is, daarin door te dringen.

Typisch is overigens, dat beide scholen wel altijd een kardinaal in zitting hebben, maar, zover mij bekend, nog nooit een paus hebben voortgebracht.

Ik hoop vrienden, dat ik dit onderwerp voldoende naar uw genoegen behandeld heb. Toch zou ik u één raad willen geven: Wanneer u regelmatig op deze vrijdagavonden komt, lijkt het mij wenselijk zo nu en dan eens een onderwerp te kiezen, wat meer praktisch is. Wij krijgen vele mooie onderwerpen, maar staan daarmede tevens vaak aan de grens van wat hier nog toelaatbaar is. Het wordt dan erg moeilijk tot de kern van de zaak door te dringen. In andere gevallen komt men aandragen met een onderwerp, waarvoor een universiteit een jaar of twee vraagt om het voldoende te behandelen. Toch verwacht u dan van ons dat wij dit onderwerp geheel en diepgaand in één uur zullen afhandelen.

Probeer dus hij voorkeur uw onderwerp wat praktisch te kiezen en tracht niet de behandeling van een te groot gebied tegelijk te vragen. Het is beter een bepaald onderwerp in te delen in meerdere kleine onderwerpjes, die voldoende behandeld kunnen worden binnen de ter beschikking staande tijd, dan eenmaal een groot onderwerp op te geven, waarvan u zeker kunt zijn, dat de behandeling fragmentarisch of oppervlakkig zal blijven.

 Grenzen.

 Wanneer er iets is wat in het stoffelijk bestaan aanleiding geeft tot onaangenaamheden, zo is dit wel een grens. Overal zijn grenzen, waar zij in feite voor de mens niet noodzakelijk zijn.

Wanneer u naar het buitenland reist, komt u dergelijke grenzen vaak tegen. Er zijn daarmee ook andere grenzen verbonden, waarvan u zelden of nooit iets te horen krijgt. Voorbeeld, de landingsrechten van de KLM in San Francisco. Ook deze grenzen zijn minder prettig, want zij betekenen een vaak zeer grote beperking van de vrijheid tot streven en handelen van de mens.

Natuurlijk zullen dergelijke grenzen – tolgrenzen bv. – een bescherming betekenen voor enkelen. Daarnaast beschermen zij de bestaande toestanden, ongeacht of deze nu goed of kwaad zijn. Ik meen dat men dergelijke grenzen niet mag tolereren. Vrijheid is voor de mensen een eerste vereiste, menselijke vrijheid dan. Want in het Al bestaan er wel degelijk grenzen die geen mens kan overschrijden, tenzij hij tevoren voor zich al het juiste visum heeft gevonden.

Dat visum bestaat bij deze grenzen uit een geestelijke bereiking en het bezitten van een bepaald geestelijk bewustzijn.

Wanneer ik het voor het zeggen had, dan zou ik alle grenzen opheffen, buiten de grenzen die noodzakelijk blijken om de mens te onderscheiden van het dier. De Goddelijke wetten en grenzen blijven natuurlijk hierbij buiten beschouwing, want aan het mens-zijn zijn ook grenzen verbonden. Op het ogenblik dat je je de moeite niet meer getroost naar anderen om te zien en niets meer voelt voor anderen, of meent ten koste van anderen te mogen leven als een parasiet, ben je naar beneden toe de grenzen van het mens-zijn gepasseerd en ben je eigenlijk alleen nog maar een intelligent dier. Of erger nog: Dan kun je je gaan bewegen op een terrein dat ligt tussen het dierlijke en het demonische. Omgekeerd kun je natuurlijk geestelijk zover stijgen dat je de gehele wereld kunt zien als een eenheid, terwijl je je eigen plaats binnen die eenheid geheel beseft. Ook dan ben je geen mens meer, maar je bent boven het normale mens-zijn verheven en je komt tot een meer kosmische bestaan.

Je zou kunnen zeggen: het mens-zijn kan worden begrensd. De grenzen zijn dan als volgt, naar beneden: Men is nog mens, zolang men enig respect heeft voor anderen, zich geneigd gevoelt eigen fouten te erkennen, terwijl men naast instincten en begeerten ook het denken inschakelt, waarbij men dan wederom rekening houdt met de belangen van anderen. Men heeft de grens van het mens-zijn naar beneden toe absoluut overschreden door een falen in mensenliefde, begrip voor de naaste, te weinig besef van eigen wezen en werkelijke eigenwaarde doch een te groot egoïsme. Naar boven toe wordt het mens-zijn begrensd door het begrip van de Schepper, wat – eenmaal in het begrip verweven met een begrip van de Schepping – de mens ontvreemdt aan het beperkt menselijk bestaan. Mens-zijn wil zeggen: jezelf beschouwen te midden van de dingen, begrijpen in welke relatie je vanuit eigen standpunt staat t.o.v. alle wat rond je leeft, terwijl je er over nadenkt, hoe je deze relatie kunt verbeteren en op de juiste wijze tot harmonie kunt komen. Indien je aan die laatste voorwaarde niet kunt voldoen, is het heel moeilijk, om waarlijk mens te zijn.

Binnen de grenzen van het mens-zijn vind ik altijd voor de mens het recht om fouten te maken. Men vergeet dit wel eens, maar wanneer je mens bent, heb je daardoor een zeker recht om te zondigen. Natuurlijk is dit onjuist volgens sommige perfectionisten die voortdurend de fouten van anderen bestrijden en daarom zorgvuldig hun eigen fouten verbergen. Mens-zijn wil zeggen dat een onvolledig begrip van de Schepping in je is. En dat je een onvolledig besef hebt omtrent eigen persoonlijkheid, evenals er geen besef, of een zeer beperkt besef, zal bestaan omtrent de aan het huidig leven voorafgaande fasen. Hieruit zullen onvermijdelijk reeksen van fouten voortvloeien, die, of zij nu wel of niet zondig worden geheten volgens de menselijke taal, een erkennen van eigen misvattingen mogelijk zal maken en zo het begin kunnen zijn van een nieuw denken, een nieuw weten en een steeds groeiend bewustzijn.

U ziet, wanneer wij over grenzen gaan spreken, bestaan er nog al wat verschillende. Zo bestaat er ook voor de geest een zekere grens in haar bemoeiingen met de mensheid. Wanneer je als geest je met de mens wilt bemoeien, zal die mens tenminste in één enkel facet harmonisch moeten zijn met je wezen. Is dit facet te klein om onmiddellijk vat op die mens te krijgen, kun je niets anders doen dan eerst te trachten dit facet binnen die mens te vergroten. Ben je nu van beneden de mensheid – geestelijk gezien – dan zul je trachten al het dierlijke in de mens te ontwikkelen. Je zult steeds de nadruk blijven leggen op het dierlijke en zult dit heel vaak doen door verbodsbepalingen te scheppen. Dit laatste dank zij het feit dat de mens vooral voor een verbod vatbaar is en bij voorkeur die dingen doet, die verboden zijn.

Probeer je de mens te benaderen vanuit het hoger bewustzijn, dan ligt er eveneens een grens. Je zult in die mens, voor hetgeen je tracht te bereiken, enig begrip moeten scheppen. De mens zal uit eigen wil en dankzij eigen begrip mee moeten werken. Je kunt hem helpen door te zorgen dat hij de dingen die hij al na streeft, sneller en beter kan bereiken. Maar je kunt nooit een mens dwingen een bepaalde richting in te slaan en je kunt nooit er voor zorgen dat de mens opeens rechtsomkeer maakt en de goede weg op gaat. Elke grens in het menselijk bestaan, op aarde tenminste, wordt steeds weer getekend door grenswachten en douane. U weet wel: de douane, dat zijn die mensen die u de stille voldoening geven dat u dat flesje parfum of die sigaretten er toch door hebt gekregen, terwijl de grenswachten degenen zijn die steeds maar weer kijken of u nu wel werkelijk degene bent die uw paspoort voorgeeft, dat u bent. Meestal valt het mee. Toch bezorgen deze instellingen het geweten vaak schrikbeelden. Er zijn mensen die iets smokkelen willen en dan zo met de rikketik zitten, dat het bonzen van hun hart uitklinkt boven het ratelen van de spoorwielen, of het zoemen van de auto.

Overdrijving.

In de juiste overdrijving schuilt de kunst der juiste waardebepaling. Deze mensen zien douanier en grenswachten als monsters, die voortdurend bereid zijn hen te bestraffen en te verscheuren, in plaats van hen te zien als mensen. Ongeacht de beschuldiging dat ik overdrijf, zou ik dit beeld even willen overdragen op het meer geestelijke.

Er zijn geestelijke grenzen voor de mens. U kunt sommigen daarvan bewust overschrijden, bv. de grenzen van uw eigen sfeer. Ook bij deze grenzen zult u een grenswacht en een soort douane vinden. De douane zegt u steeds weer: Het is niet mogelijk in onze wereld binnen te gaan, zolang u vasthoudt aan een lager – bv. astraal – voertuig. De grenswacht vraagt u: bent u moedig genoeg om binnen te gaan. En hij stelt u op de proef. De bekende wachter aan de poort is uiteindelijk niets anders dan de grenswachter tussen twee werelden. Voor een mens lijkt het mij dan ook heel belangrijk om, terwijl hij de onnodige grenzen in zijn eigen wereld zo snel mogelijk elimineert, de binnen hem en voor hem bestaande geestelijke grenzen goed te beseffen. En natuurlijk in overeenstemming met dit besef te handelen, op stoffelijk zowel als op geestelijk terrein. Alleen op die wijze zal je in staat worden gesteld ook de grenzen die je in geestelijk opzicht t.o.v. de sferen zijn gesteld, zowel als de grenzen voor het gebruik van geestelijke vermogens in de stof, kunnen overschrijden! Uiteindelijk zult u dan ook die vreemde grens kunnen passeren die een kosmisch en vrij wezen maakt van hetgeen eens een beperkte mens was.

Strijd om het bestaan.

Ik vraag mij af, strijdt de mens nu wel feitelijk om zijn bestaan? Men strijdt om iets wat men inherent acht met zijn bestaan. Daar ben ik het mee eens. Maar is het bestaan zelf eigenlijk niet een geschenk dat je hebt gekregen? Per slot van rekening kan de mens – ook in de stof – over het algemeen met heel wat minder bestaan dan hij noodzakelijk schijnt te achten. Wanneer u dit onderwerp stelt in de mening, dat het vechten om een Fiatje, of een villa met twee badkamers, de strijd om roomboter op je brood e.d., de strijd om het bestaan vormt, dan hebt u verkeerd gedacht. Maar dan zegt men natuurlijk meteen: De mens moet toch zichzelf handhaven? Dat loopt meestal nogal los. De doorsnee mens is gewend zich te handhaven ten koste van anderen, mits hem dit zelf geen al te grote kosten, of moeite meebrengt.

Zelfhandhaving noemt men bv. ook bepaalde stakingen. Het is mogelijk dat men dit zo ziet. Maar wanneer degenen die menen niet voldoende te verdienen, rustig weggaan, of naar een andere baan uitkijken, zal er vanzelf een salarisverhoging, of een andere werkgelegenheid komen. Zo ziet de doorsnee mens dit niet. Hij wil houden wat hij heeft, om er dan toch zonder risico er nog wat bij te hebben. Vandaar dat men de “strijd om het bestaan” heeft geformaliseerd. Men is lid van bonden en tracht op deze wijze zich te handhaven. In feite tracht men zich te bevoordelen, ongeacht eigen prestatie. Maar die handhaving heeft niets te maken met het bestaan zelf. Men vecht voor meer vreemdelingen in het land en in het pension, voor meer subsidie om grotere zaken op te kunnen zetten en meer salaris te mogen verdienen en meer belasting te mogen betalen. Gelooft u dat laatste niet? Wanneer je meer salaris verdient, betaal je meer belastingen, wanneer je vecht voor een verhoging van je salaris, vecht je meteen voor het recht hogere belastingen te mogen betalen. Al deze zaken tezamen zijn de bijkomstigheden van het bestaan. De strijd om het persoonlijk bestaan, zoals die in de dierenwereld gevoerd wordt, bestaat in de mensenwereld nog zeer ten dele. Alleen, wanneer er een oorlog is, zal bij en achter de fronten de werkelijke strijd om het bestaan hernieuwd oplaaien. Bij de dieren geldt: Eet of wordt gegeten, vlucht of sterf, val aan of ga ten onder. Zo is het binnen de mensheid allang niet meer. Wanneer men een waarlijk menselijk bestaan zou willen bereiken, zou men niet over een strijd om, of in het bestaan mogen spreken. Men zou slechts mogen spreken over de mogelijkheid voor een ieder het eigen wezen te vervullen, volgens eigen inzichten, zonder dat dit anderen schaadt en in een maatschappij die daarvoor alle mogelijkheden biedt. Een persoonlijke ontwikkeling in een werkelijke mensenwereld mag nooit een strijd zijn, doch dient een zich harmonisch aanpassen bij anderen te worden. Anderen zijn alle levende en denkende wezens, die rond het ik bestaan. Het bestaansrecht in meer menselijke zin dient reeds door het behoren tot de mensheid als mens geheel zeker te zijn.

Dat is allemaal heel aardig, maar zover zijn wij nog niet, zult u zeggen…… . U hebt gelijk. Ga maar eens op een markt kijken. Daar ziet u vaak een simpele vorm van de vergissing die men de strijd om het bestaan pleegt te noemen. A verkoopt zijn sinaasappelen 8 voor ƒ 1. B is bang dat hij daardoor zijn eigen voorraad niet kwijt zal raken. Hij verkoopt er 9 voor ƒ 1. Een derde voelt zich daardoor in zijn belangen aangetast, en meent: wanneer men zich dan niet aan een afspraak houdt, gooi ik er nog wat op: 12 voor ƒ 1. Maar let nu eens op de resultaten. Menige huisvrouw zal zeggen: 12 voor ƒ 1? Dat kan nooit goed zijn. Ik koop toch die van 8 voor ƒ 1, dan weet ik tenminste zeker dat ik goede sinaasappelen heb. Op deze manier is deze strijd zinloos. Zij schaadt alleen en brengt toch geen feitelijke veranderingen tot stand.

In het dagelijkse bestaan zien wij dergelijke vergissingen ook maar al te vaak. Je vecht om boven een ander uit te komen. Je offert alles op om iets te bereiken, maar je komt niet verder. Waarom? Omdat een ander, die doodnuchter en normaal zijn gang gaat, zonder die bijzondere strijdlust die u bezielt, de kansen krijgt die u telkens net weer mist. Misschien meent u nog steeds dat al deze dingen toch een deel zijn van de strijd om het bestaan. Ik houd vol dat u zich daarin toch vergist. U zult misschien ook het optreden van Soekarno in de laatste tijd een strijd om het bestaan – van Soekarno – noemen. Toch is dit ook niet waar. Wanneer hij werkelijk en oprecht probeert het beste voor zijn land te doen, zonder te intrigeren tegen Nederland, Amerika, Rusland en China, kan hij in betrekkelijk korte tijd, zichzelf handhavende, een grote reputatie herwinnen in Indonesië en daarbuiten achting verwerven als een groot staatsman. Hij meent dat men hem alleen zal blijven erkennen, wanneer hij zich als een blijvend groot en onfeilbaar man voordoet. Door deze strijd om te kunnen bestaan, zoals hij dit wenst, brengt hij alles wat men in de stof het bestaan pleegt te noemen, in gevaar. Iemand die de dingen zo beziet, zal waarschijnlijk de strijd om het bestaan zo willen definiëren: Slechts in de meest ernstige condities mag de strijd, om wat men in de stof het bestaan noemt, zijn: Een jezelf handhaven ten koste van anderen. In normale condities wordt eigen geluk enz. het beste gediend door het geluk van anderen te bevorderen, zodat men zelf daardoor een verbeterde mogelijkheid tot gelukkig leven kan vinden. Geestelijk gezien kan er nooit sprake zijn van een strijd om het bestaan zelf, daar dit bestaan ons door de Schepper gegeven is, in alle fasen en toestanden en zich voortdurend kan vernieuwen en nooit een ogenblik het ons gegeven recht van bestaan ook maar voor een kort ogenblik zal worden ontnomen, daar dit ons door God is gegeven, volgens Zijn wil en voor alle tijden. Slechts een vergroting van harmonie met Schepping en Schepper kan het bewustzijn en daarmede de bewuste ervaring in het bestaan aanmerkelijk uitbreiden.

  • Er zijn toch mensen – bv. oude mensen – die buiten hun eigen schuld leven in condities die het hen haast onmogelijk maken te blijven bestaan?

Het vreemde voor ons is steeds weer, dat de mens het begrip bestaan pleegt te verwarren met een bepaalde stoffelijke conditie. Het komt weinig voor overigens, dat er op aarde mensen verhongeren in het westen, wanneer zij van alle hen gegeven mogelijkheden gebruik maken om zich te voeden en te kleden. Evenals het haast onmogelijk is, dat een mens in enige fase van zijn stoffelijk of geestelijk leven, een nutteloos bestaan voert, indien hij zich de moeite getroost zo nu en dan ook eens aan anderen te denken. Ik geef toe dat er op aarde

omstandigheden bestaan die men gaarne gewijzigd zou zien. Zij kunnen zelfs een beperking, of beëindiging van het stoffelijke leven inhouden, maar niet van het bestaan zelf. In de meeste gevallen zal er niet sprake zijn van een directe bedreiging van het stoffelijke bestaan, maar van een stellen van eisen omtrent de omstandigheden en de mate van luxe waarin men leven wil. Wanneer men à priori stelt dat men bepaalde dingen moet hebben, kan men er wel zeker van zijn dat zij hem te veel kosten wanneer hij ze kan krijgen en zijn leven aanmerkelijk verkorten, wanneer hij ze niet krijgt. In dat laatste geval zal de psychische instelling bepalend zijn voor het al dan niet voortbestaan in de stof zonder het verlangde. De harmonische mens zal over het algemeen zijn behoeften zeker kunnen beperken en kan het dan ook zonder de meeste dingen doen, die voor de doorsnee mens een noodzaak lijken. Zelfs waar dit voedsel en drank betreft, zijn de noodzaken in het geval van innerlijke harmonie aanmerkelijk lager dan in alle andere gevallen.

image_pdf