8 april 1971
Er zijn op deze wereld heel wat verschillende soorten van inwijding.
De meest eenvoudige vormen zijn inwijdingen, waarmee men anderen iets zegt of iets laat erkennen. Ik denk hierbij aan bepaalde genootschappen, waar het inwijden van een lid betekent, dat het allerlei gebaren en woorden te leren krijgt; dat het kort en goed leert hoe de anderen te erkennen.
De mystieke inwijding, is uit de aard der zaak wat anders. Men zou haar misschien nog het best kunnen vergelijken ‑ hoe vreemd het u moge klinken ‑ met de inwijding, zoals de oude handwerkgroepen die kenden. Ik denk hierbij bv. aan de vatenmakers en dergelijke lieden. Als daar een leerling zover was gekomen dat hij een proefstuk kon afleveren, dan werd hij opgenomen als volwaardig lid. Dat noemden ze ook een inwijding. Hij had eerst zelf moeten bewijzen, dat hij in staat was zich als volwaardig lid te gedragen, dan pas werd hij met allerlei feestelijkheden, meestal ook nog met grote tractaties op kosten van degene, die werd ingewijd, aangenomen als lid van een bepaalde branche, een soort vakgroep.
Nu is mystieke inwijding iets, dat gebaseerd is op mysterie. Het is een geheim, zou men kunnen zeggen. Maar dan is het toch wel het geheim van de mens zelf. De mens draagt in zich een aantal begrepen en onbegrepen waarden. Het meest eenvoudige zijn natuurlijk de zuiver stoffelijke waarden; die kun je allemaal verklaren. Daarnaast zijn er de associatieve waarden en die worden al heel wat moeilijker te definiëren. Dan tref je de emotionele waarden aan, die nog weer in betekenis en inhoud afwijken van de associatieve. En achter dit alles ligt een geheimzinnige belevingswereld een projectiewereld a.h.w., waarin de mens soms verkeert en waarin hij op een voor hem niet na te vertellen wijze in contact komt met krachten, die voor hem het hogere representeren.
De mystieke inwijding is dus in de eerste plaats een inwijding, waarbij het gaat om innerlijke zaken. In de tweede plaats is zij slechts de bevestiging van een innerlijk groeiproces. De feitelijke inwijding bestaat eigenlijk niet. Zij is alleen maar een formulering en soms een parafrasering van hetgeen je al bent. Er bestaat geen reële inwijding in dit opzicht. Dat de mensen die term toch gebruiken en dat ze zich daarvoor interesseren, is te danken aan het feit dat er heel wat genootschappen en groepen bestaan, die de esoterie hebben uitgekozen als pad om te gaan. Degenen, die zich daarmee bezighouden, moeten natuurlijk een zeker geestelijk peil bereiken. Bij hen bestaan dan ook graden en rangen. Zo spreekt men over inwijdingen, waarvan sommige een bovenzinnelijk of bovennatuurlijk karakter hebben; en daar zijn we dan onmiddellijk bij het mystieke.
In de oude tijd was het allemaal mooi geregeld. Een inwijding was eigenlijk een proces, waardoor je begon te leren. Er is een tijd geweest dat elke inwijding begon met het leren lezen en schrijven. Als je dat had geleerd, dan kon je nog wat kruidkunde leren, iets van geneeskunde en een soort psychologie zij het dan op wat religieuze basis. Als je dat allemaal had gehad en je was volwaardig priester geworden, dan had je nog de kans een stap verder te gaan en werd je geconfronteerd met jezelf.
Dat proces doet een beetje denken aan de trips, die sommige jongelui tegenwoordig wel eens maken door middel van LSD e.d.. Gevaarlijk misschien. Dat waren ze vroeger zeker, maar aan de andere kant onthullend. Je reist a.h.w. in jezelf. Je wordt geconfronteerd met alle angsten, alle begeerten, alle vreugden, die er in je leven; en zo word je voor een ogenblik je eigen wereld. In die wereld moet je weer een doel, moet je zin ontdekken. En als je dat hebt gevonden, dan kom je er gerijpt uit. Je zult de wereld anders zien. Het mystieke element van de hele inwijding ligt natuurlijk in de trip die vroeger met bepaalde drugs werd bereikt. In andere scholen werd die weer met concentratie, meditatie en contemplatie bereikt.
De situatie van een mysticus is altijd moeilijk te omschrijven. Het is iemand, die in andere dingen meer ziet dan de gewone mensen. Het is iemand, die a.h.w. een kleur nét een tikkeltje meer geprononceerd ziet, die geuren ruikt die aan een ander voorbij gaan, die gevoelens waarneemt die uitgestraald worden en die een ander net niet ontdekt, want zijn mystieke achtergrond heeft wel degelijk een reële basis.
Het is zo gemakkelijk te zeggen: Een mysticus of een mystica is eigenlijk een beetje hysterisch en dat sublimeert in allerlei bovenzinnelijke onzin. Dat komt inderdaad wel voor. Maar iemand, die gevoeliger is, kan dat misschien niet zo gemakkelijk weergeven; voor hem heeft de wereld een andere inhoud. Die inhoud botst ergens met het gedrag, met de normen van de mensen waarmee hij moet leven, met de waarden en waarderingen die in de gewone wereld bestaan. Het is dit proces van botsingen tussen je eigen beleven en dat wat in de wereld normaal schijnt te zijn, dat je voor het eerst doet zoeken naar de definitie van het verschil. Je zou kunnen zeggen: Zijn ze nu allemaal kleurenblind en zie ik alleen kleur? Dan moeten die kleuren iets betekenen. Maar wat? Er is in de wereld geen referentiewaarde. Niemand ziet die kleur. De omschrijving is er niet. Je kunt het niet eens zeggen; en als je het zegt, klinkt het onzinnig en je voelt zelf dat het onwaar is. Je gaat zoeken en dan zeg je: Het moet wel aan mij liggen. Maar het kan niet alleen aan mij liggen, want dan zou het niet zo wetmatig en in vele verschillende vormen rond mij voorkomen. Dus moet ik vinden wat mij anders maakt dan anderen. Het klinkt misschien een beetje gek en menigeen die zich met mystiek bezighoudt zal dat verwerpen, maar toch is het eerlijk waar.
Het begin van de mystiek is altijd het erkennen van een verschil tussen de wereld, zoals jij haar beleeft en zoals een ander haar beleeft en daarmee de erkenning van een verschil tussen jou en de ander. Daarop bouw je voort.
Het anders zijn wordt weer bevestigd in de wereld en door de mensen. Er moet dus een hogere noodzaak voor zijn. Heel vaak krijg je de associatie; Dit hogere is God. Ik beleef God. We vinden dit bv. heel sterk bij te zeer gelovige mensen. Degenen, die de discipline van Ignatius van Loyola volgen (die wel degelijk gericht is op het bereiken van mystieke beleving) zullen daarin God zien volgens hun kerkelijk begrip en maar al te weinig beseffen, dat hun kerkelijk definitie niet veel anders is dan het formuleren van het onformuleerbare. Het weergeven van iets, wat je eigenlijk niet kunt weergeven door het te associëren met iets wat niet veel méér is dan een sprookje. Begrijp dat goed. De situatie van zelferkenning en de noodzaak tot projectie van delen van je zelf, omdat ze in de wereld ook bestaan, zet zich voort. Op een gegeven ogenblik ontstaat er iets, dat je een nieuwe realiteit zou kunnen noemen. Een psychiater zou hier waarschijnlijk spreken van een vlucht in een pseudo‑realiteit. Hij vergeet echter één ding; hij komt alleen in contact met mensen, die dat doen vanuit ziekelijke maatstaven, omdat ze zich niet kunnen aanpassen. Maar er zijn heel veel mensen bij wie de aanpassing aan de mensheid betrekkelijk eenvoudig gaat, maar die innerlijk méér kennen en daardoor komen tot de projectiewereld. In die projectiewereld spelen zich dan allerlei belevingen af, die op den duur van het wat sprookjesachtige, soms karikaturale, verder groeien naar een soort mathematica van de geest. Dat is de tijd, dat je begint te worstelen met symbolen. Je kunt misschien niet zeggen: “God is zo”, maar je kunt zeggen: “God is voor mij wel een driehoek maar geen vierkant.” Het waarom laat je nog even in het midden. Het is zuiver associatief.
Je gaat verder en je krijgt op den duur een aantal beeldformules, vaak aangevuld met kleur, die voor jou oneindige waarden uitdrukken en wat meer is, die kunnen worden gebruikt om je op oneindige waarden te richten.
Je gaat je instellen door je te concentreren op zo’n bol, een driehoek of wat anders. Je stelt je daarbij de passende kleur voor en voordat je het weet is het net alsof je losraakt van die algemene werkelijkheden of al die buitengewone dingen, die een ander niet schijnt op te merken, naar voren komen en je wordt ingeschakeld in een totaal nieuw bestaan. In dat nieuwe bestaan zijn wel wetten, maar die kun je niet meer vergelijken met de wetten, die van de wereld zijn. Het is een toestand, waarin ook het lichaam allerlei eigenaardige reacties pleegt te vertonen. En waarin bij sommige projecties psychische traumata worden omgezet in lichamelijke traumata. Iemand, die zich bv. identificeert met het lijden van Jezus en dit intens doet op deze mystieke wijze (want het is wel degelijk een mystieke vereniging, een vereenzelviging op een hoger niveau die dan plaatsvindt), toont vaak lichamelijk de wondplekken, die men de stigmata noemt. Op soortgelijke wijze zal iemand, die zich volledig los voelt van de wereld, een zekere levitatie kunnen vertonen. Voorbeelden daarvan zijn er genoeg, o.a. zelfs in de hagiografie, de officiële levens der heiligen, waarin verscheidene van die voorbeelden worden vermeld.
Maar waarom zou het daarbij blijven? Je verandert. Het symbool, dat je beziet en dat voor jou de uitdrukking is van een hogere waarde of van een andere belevingsvorm, is daarbij geworden tot het sleutelbegrip. Indien ik dit begrip in mij wek, verandert het mijn afgestemdheid of mijn waarnemingsmogelijkheid in de wereld en daarmee tijdelijk ook mijn gedrag en zeker ook mijn persoonlijke inhoud.
In heel veel mysteriën is dan ook het vinden van je eigen symbolen heel belangrijk. Ofschoon men daarbij vaak volgens een bijna dogmatische waarheid werkt met vaste regels, systemen en indelingen, komt er het ogenblik dat men niets meer kan bepalen; dat de mens hoogstens nog zijn eigen symbool kan bepalen. En dan zegt men heel vaak: Het is een proefwerk dat je maakt. Nu moet je maar eens vertellen: wat is je symbool en wat betekent het voor jou? De meeste mensen zullen niet begrijpen, dat je daarmee niet alleen iets vertelt over de mogelijkheden die je mystiek maar dat je daarmee ook iets zegt omtrent jezelf. Want vergeet niet: al komt men tot het hanteren van zeer eenvoudige mathematische structuren en vormen als symbool, dat het toch de persoonlijke gevoelswereld is, die de keuze bepaalt. Het hoogste dat je kunt beleven, zul je onwillekeurig (er is dus helemaal geen bewust zoeken meer bij) een, uitbeelding geven, die overeenkomt met je gevoelswaardering voor een dergelijk symbool. De uitleg is meestal secundair; het symbool zelf zegt een ter heel veel over de persoonlijkheid.
Als je dit hebt gehad, zou je kunnen zeggen: Nu ben ik er. Maar er ontstaat een steeds grotere discrepantie tussen de wereld, die je in de mystieke verrukking of ontruktheid bereikt en de normale wereld. En deze kloof moet je steeds weer proberen te overbruggen. Het is niet zo, dat je eenmaal een brug slaat die blijft bestaan. Het is elke keer weer een gevaarlijke tocht. Het is a.h.w. het balanceren op de snede van het zwaard van de profeet boven de afgrond van Gehenna. Faal je, dan laat je alle angsten, alle negativiteit van je persoonlijkheid op jezelf los. Dit is soms wel eens gesymboliseerd als “de wachter op de drempel” of ook wel; de onnoembare kracht, die overwonnen moet worden. In andere gevallen symboliseert men het door dieren en slangen of zelfs vuur als wachter te stellen. Het is een voortdurende zelfoverwinning om vanuit een mystieke wereld terug te keren tot de gewone wereld. Maar het eist nog veel grotere beheersing en overwinning om dan weer de afstemming op dit mystieke bestaan terug te vinden.
Als wij dus spreken over mystieke inwijding, dan hebben we het niet over een bereiking. We hebben het over een voortdurende toestand van strijd, waarin het “ik” wanhopig probeert om erkende hogere waarden en werelden, waartoe het is ontwaakt, toch weer op te nemen in zijn normaal wereldbestaan. Het lukt vaak niet. En juist de mensen die het niet lukt zijn degenen, die zich het gemakkelijkst voor ingewijden gaan uitgeven. Het klinkt misschien een beetje onaardig, maar het is zo.
Deze mensen compenseren hun onvermogen om die twee werelden bij elkaar te brengen door het aannemen van een pseudo‑superioriteit in hun eigen wereld en gelijktijdig, het vervangen van hun werkelijke mystieke wereld voor een groot gedeelte door wensprojecties, die ze dan hoogheid toeschrijven, omdat ze bang zijn voor de werkelijkheid. Dus als iemand naar u toekomt en zegt: “Ik ben een hoge ingewijde,” dan moet u maar denken: Die kletst weer uit zijn nekharen. Maar als er iemand bij u komt, niet veel zegt, maar u laat merken wat er in u leeft, zijn begrip daarvoor toont en u gaat met hem meedenken, dan zou het een ingewijde kunnen zijn.
Als je alles even terzijde zet wat er aan bijkomstigheden is bijgemaakt, wat vinden we dan als kern van deze z.g. mystieke inwijding? Ik zeg “zogenaamd”, want u begrijpt wel, dat de mystiek een werkelijkheidsvervreemding is, terwijl de bereiking eigenlijk niet van de werkelijkheid vervreemd blijft. Integendeel, je gaat door een reeks waantoestanden naar een toestand van erkende realiteit toe. Dat ziet men vaak over het hoofd.
De basis zou ik als volgt willen omschrijven en dan moet ik uitgaan van een persoonlijke formulering. Dat is met al deze dingen, die enigszins in het bovenzinnelijke zweven: je komt terecht bij een persoonlijke formulering, die zelfs mede wordt bepaald door je eigen achtergronden, je denkwijze, je opvoeding, de wereld waarin je leeft. Dat alles heeft invloed. Je kunt in mensenwoorden het hogere nu eenmaal niet volledig formuleren. Voor mij lijkt het dus als volgt:
De mensheid ‑ en wat dat betreft de totaliteit van leven, dus alles wat er maar aan leven denkbaar is van het hoogste tot het laagste toe ‑ vormt ergens een eenheid. Er is een gemeenschappelijke kracht. Zou je voor de eerste keer ermee in contact komen, dan zou je je dat waarschijnlijk voorstellen (ik ga hier uitdrukkelijk uit van mijn eigen voorstellingswereld) als een grote bol vol lichtpuntjes. En terwijl je daar naar kijkt, blijkt dat er dunne lijntjes lopen van lichtpunt naar lichtpunt. Soms zijn er punten, die honderd lijntjes aan zich hebben verbonden, andere misschien maar tien en een enkele maar één of twee, maar ze zijn met elkaar verbonden. Terwijl je ernaar kijkt, ga je er eigenlijk in op en ontdek je: er is wel die veelvuldigheid (al die lichtpuntjes met hun verbindingen) maar ik ben er ook mee verbonden. Zodra ik die verbondenheid besef, ontvang ik de impulsen van al die andere lichtpuntjes. Ik ben dus niet alleen maar één puntje in de bol, maar door de krachten die ik ontvang ben ik gelijktijdig ook de bol zelf. Ik heb een dubbel bewustzijn gekregen. Het is alsof mijn persoonlijkheid zich heeft gescheiden in een superieur ego, waarvan ik deel ben en een persoonlijk ego, dat doel is van het superieure, naar zich als deel t.a.v. het geheel kan onderscheiden, ook in bewustzijn.
Dit gevoel van enorme verbondenheid kan natuurlijk op vele manieren worden uitgedrukt. De een spreekt over de menselijkheid, de ander over de naastenliefde en een derde misschien over de onthechtheid, waardoor wij juist volledig verbonden zijn. Het zijn slechts termen. De kern is altijd weer dit:
Ik ben deel van een geheel. Naarmate ik mij meer van mijn deel‑zijn van het geheel bewust word, zal ik het geheel beter in mijzelf beseffen, maar gelijktijdig, mijn functionaliteit ten aanzien van het geheel ook beter beseffen en bewust beter daaraan kunnen voldoen. Ik kan datgene, wat mij vroeger werd opgelegd door een wereld, die ik niet helemaal begreep, nu gaan verwerken. Ik kan dus zelf a.h.w. mee bestemmen met welke nadruk ik in dat geheel functioneer.
De situatie van de mens, die zover komt is een beetje wonderlijk. Stel je nu voor dat je tegen de mensen zegt; Wat maakt het voor verschil uit wie wat doet of wie wat heeft, we zijn toch allemaal een en hetzelfde. Ja, dat gaat misschien goed, zolang je met arme lieden te doen hebt, maar als je tegen de bankdirecteur zegt: Ach, wat geeft het nou wie van ons dat geld heeft, ik neem er maar wat van, want we zijn toch een en hetzelfde, dan ben ik bang dat u met een ander deel van dezelfde totaliteit, dat zich rechterlijke macht noemt, in wonderlijke verwikkelingen raakt. Aan de andere kant kun je je dat gevoel niet ontzeggen. En dat is de grote moeilijkheid. Men kent daarvoor een uitdrukking, die zo rond Pasen misschien wel erg toepasselijk is: Je sterft onder marteling, onder pijnen om dan hernieuwd en genezen herboren te worden.
Iemand, die iets weet van mystiek, zal begrijpen waarom men dat idee van lijden, van ondergang erbij haalt, want een groot gedeelte van het ego bestaat niet werkelijk. Het is een fictie, die men omtrent zichzelf in stand pleegt te houden. Die fictie is juist datgene, waaraan men hangt. Het is grotendeels de mogelijkheid tot expressie in je eigen wereld; en dat te verliezen is uitermate pijnlijk. Het is a.h.w. je macht bereiken door een volledige onmacht te moeten ondergaan. Dan is er die uitblussing, want op een gegeven ogenblik is er geen contact meer tussen jou en de wereld. Men noemt het ook wel hellevaart. Anderen zeggen: Het is een ogenblik rusten in het verborgen duister, voordat de feestzaal wordt geopend. (Die formulering stamt overigens uit een Griekse inwijding.) Je hebt niets meer. De mensen, die je hebt liefgehad, zijn, op de een of andere manier van je weggedreven. Er is misschien nog wel een contact, maar het is niet meer wat jij denkt en wat jij zoekt. Bezittingen, waaraan je eens vreugde, had, zijn dof en smakeloos geworden. De vermaken van eens, die je nog mechanisch bedrijft, worden tot een marteling, omdat je het gevoel hebt in betekenisloosheid tekort te schieten en door die onverschilligheid in de ogen van anderen inderdaad tekort schijnt.
Het is werkelijk een pijnlijk proces. Het lijkt even een deterioratie van de hele persoonlijkheid. Maar juist als je het gevoel hebt; nu kan mij helemaal niets meer schelen, er is niets meer, en in een totale onverschilligheid aanvaardt wat je bent, gaat dit hogere “ik” een grotere invloed op je krijgen, een bewustere invloed vooral. En je ontdekt langzaam maar zeker: het is helemaal niet belangrijk wat ik als klein clowntje daar tussen andere clowns verricht. Het is alleen maar belangrijk, dat ik die totaliteit tot uitdrukking breng. Vanaf dat ogenblik keer je weer terug tot jezelf.
De situatie is eigenlijk niet veranderd, maar het spel is nu weer belangrijk. Niet omdat je dit spél van belang vindt, maar omdat je het contact, de uitdrukking, de gemeenschap eventueel, die daarin tot uiting komt belangrijk vindt. Het werken op zichzelf vind je misschien nog steeds een dwaasheid of misschien ben je pas goed van de grote dwaasheid ervan bewust geworden. Toch doe je dat werk zo goed mogelijk, omdat je door dit werken iets uitdrukt van wat er in dat geheel op het ogenblik bestaat. Of dat nu een grijnslach is, een schouderophalen of een verrukte glimlach, dat doet verder niets ter zake. Het is deel van een geheel op dit moment en daarom maak je het waar; maar in overeenstemming met wat je innerlijk voelt als de werkelijke eenheid.
Het is een dwaze situatie en er bestaan heel wat verhalen over. Ik geloof dat het mooiste verhaal, dat sommigen van u wel kennen, het inwijdingsverhaal is van een man, die de paden van inwijding gaat. Hij reist heel ver, komt bij een kluizenaar terecht, leeft, daar jarenlang in de grootste armoede, wordt verder gestuurd, komt bij een dikke goochelaar terecht, die hem leert goochelen. Vandaar wordt hij weer verder gestuurd, en komt in een huis met de rode lantaarn waar een aantal liefelijke, maar niet zo exclusieve dames hem eveneens zijn opvoeding geven.
Hij gaat weer verder, komt bij een koopman, van de koopman komt hij bij een priester, van die priester wordt hij weer doorgestuurd, hij loopt en loopt, hij gaat door woestenijen, hij denkt bijna te bezwijken en eindelijk is er iemand, gewoon een mannetje in vodden, die nog niet eens een kluis heeft en deze zegt: Nu gaan wij samen denken. Ze denken samen en eindelijk begrijpt hij het. Het mannetje zegt dan: Nu wordt het tijd, dat je de wereld in gaat. Als je nu déze weg neemt, dan ben je er zo. En inderdaad: de man loopt nog geen tien minuten en hij staat precies voor de stad, waaruit hij is weggegaan.
Ik geloof, dat dit de mooiste omschrijving is. We hebben meer tijd nodig in een mystieke inwijding om het overbodige te verliezen dan we nodig hebben om ons het werkelijke (wat we ook zijn ‑ in de materie zo goed als anderszins) weer te realiseren in zijn volle betekenis.
Nu kan ik mij voorstellen, dat er mensen zijn die zeggen: Kunnen wij dan een mystieke inwijding bereiken? Dat ligt aan uzelf. U zou natuurlijk kunnen zeggen: Iedereen kan aan mystiek doen. Maar dat is niet waar, want de mystiek ‑ ik heb het reeds gezegd ‑ is gebaseerd op een klein beetje anders waarnemen. Het is a.h.w. het opsnuiven van de vreemde geuren, die anderen ontgaan of het telepathisch aftasten van vreemde trillingen; waarvoor de meeste mensen doof schijnen te zijn.
Je kunt proberen jezelf te ontwikkelen, zeker. Maar het mysticisme hangt toch wel samen met een eigen structuur. En ook de problemen die ermee samenhangen, zijn niet voor iedereen denkbaar. Er zijn mensen die zeggen: Ach, een vlieg, sla dood! Er zijn anderen die zeggen: Het is leven, het is heilig. Ook als die vlieg mij plaagt, moet ik hem met rust laten. Maar er zijn ook mensen, die staan te peinzen: Ja, ik zelf hen eigenlijk willen doodslaan, maar kan ik nu niet iets anders doen, want het is óók leven. Maar ja, ergens moet ik toch ook van die last af. Die piekeraars, dat zijn nu de echte mystici. Ze zien twee of zelfs meer mogelijkheden of standpunten daar, waar anderen er maar één zien. Ze hebben innerlijk strijdigheden, waardoor ze gedwongen worden in zichzelf te schouwen. En niet iedereen bezit dat. Waaruit ook alweer is af te leiden, dat een mystiek leven en beleven en een mystieke inwijding, als u het zo wilt noemen, niet iets is dat je boven anderen verheft. Het is alleen maar een persoonlijk bereiken van een culminatiepunt in de geestelijke ontwikkeling.
Dat is natuurlijk ook weer pijnlijk, want er zijn zoveel mensen, die jaren worstelen om een mystieke inwijding te bereiken en dan krijgen ze eindelijk een surrogaat, dat zo dicht bij de werkelijkheid staat als cichorei bij echte koffie. Maar ze zijn dan doodgelukkig: Wij zijn ingewijd! En dan kom je, en je zegt: Het is niets waard. Je wordt er niet méér door dan een ander. Het is alleen, dat je hierdoor het anders‑zijn, dat aan de basis ligt in het zoeken naar de pseudo‑mystiek, hebt omgezet in een persoonlijke werkelijkheid een persoonlijke beleving. Maar een ander heeft ook zijn eigen werkelijkheid. Die is net zo waardevol. Uw begrip van de totaliteit, dat toch altijd wel een rol speelt, (ik kan mij niet voorstellen dat in de mystiek dit gevoel van verbondenheid geen rol speelt) geeft u misschien zelfs een zeker voorrecht boven anderen door uw erkenning. Maar aan de andere kant ook een veel grotere verplichting, want als deel van het geheel moogt u niet meer vanuit uw persoonlijk standpunt over anderen oordelen. En dat is voor de meeste mensen de grootste bezoeking, die je je denken kunt. Het duurt een hele tijd voordat je daar overheen bent. En nu spreek ik uit ervaring. Je bent dus niet méér, je bent niet minder, je bent anders.
Wat zit er nog meer in? Kun je dat dan niet aanleren? U kunt systemen leren, zeker. Maar de werkelijke mogelijkheid, die u heeft, is in de eerste plaats wel uzelf op de proef te stellen. Te kijken, of u mystieke mogelijkheden heeft. En dat betekent, dat u het andere denken opzij moet zetten. Een mysticus kan niet wetenschappelijk denken. Op het ogenblik, dat hij wetenschappelijk denkt, is de mystieke bereiking verdwenen. Er zit hier een oorzaak‑en‑gevolg sequentie in en een logische redelijkheid, die is gebaseerd op de mensenwereld, op het menselijk kenvermogen; het mystieke ligt er juist een eindje boven.
Hoe doe je dat? Je kunt het doen door in een spiegel te kijken; maar werkelijk ernstig. Gewoon in een spiegel kijken en dan bij voorkeur in een vertrek, dat zo stil mogelijk is, zodat je niet wordt gestoord en ook zo donker mogelijk. Zet maar een paar kaarsen naast de spiegel en kijk naar jezelf. Probeer alleen maar te zien wat er nu achter het beeld, dat je normaal van jezelf kent, zou schuilen. Als uw reactie na drie kwartier tot een uur nog steeds is, nou, ik zie er niets aan, ik verveel me alleen maar, schei er dan maar mee uit. Dan heeft u zeker langs deze weg geen gevoel voor mystieke beleving. Maar misschien krijgt u het gevoel, dat er iemand over uw schouder kijkt, of dat het masker (u wordt langzamerhand voor uzelf een masker in de spiegel) begint te leven, dat daarachter een andere persoonlijkheid is. Als u dat ervaart, dan heeft u gevoel voor mystiek. Dat is een heel eenvoudige proef. Er zijn ook wel andere.
U kunt de contemplatieproef nemen. Een van de eenvoudigste is: Neen een pannetje water, waarin u eieren kookt of een rookworst opwarmt en probeer te kijken naar de bodem van de pan. Als de belletjes loskomen, probeer dan niet het geheel te zien, maar kijk alleen naar één plekje waar de belletjes opstijgen en tracht te zien wat een variatie daarin zit. Als u daardoor het eigenaardige gevoel krijgt dat u groter wordt, a.h.w. boven uzelf komt te staan voor een ogenblik, dan heeft u mystieke aanleg.
Helpen dergelijke proeven niet, dan kunt u nog werken met verschillende kleurenschema’s. U kunt ook met mantrams werken; dus bepaalde klanken proberen. Maar als dat niet verdergaat dan alleen maar ‑ als u een beetje gevoelig bent ‑ een prikkeling op de hoofdhuid dan scheidt u er maar mee uit. Alleen indien u het gevoel heeft, dat er werkelijk iets verandert (het kan soms gepaard gaan met auditieve of visuele hallucinaties, maar dat is hier niet essentieel), dan betekent het dat achter het uiterlijke mom, dat je jezelf noemt volgens je innerlijke begrippen, iets anders schuilt. En dan kun je dat andere helpen naar buiten te komen.
Misschien zegt u: Wat is die inwijdingsweg dan? Er was eens een man in de oudheid aan wie men vroeg: “Welke weg moet ik nemen naar Rome? Toen zei hij. Neem naar elke weg die je ziet, want alle wegen leiden naar Rome. Daarvan is dat bekende gezegde afgeleid. Het was een Romein; dus de man was verwaand. Het was niet werkelijk zo, maar hij dacht het. Ik meen, dat dit in de mystiek bijna waar is.
Je kunt doen aan antroposofie, aan theosofie, u kunt zich wijden aan het spiritisme, de Rozenkruisers, u kunt maçonniek gaan werken en u kunt net zo goed marxistisch of maoïstisch denken. Het maakt geen verschil uit zolang u maar zoekt naar datgene wat boven u ligt, omdat het systeem waarmee u werkt op zichzelf geen betekenis heeft. Het is dus alleen de stimulus, waardoor de verdieping (het losraken van de figuur die je zelf wilt zijn) tot stand komt. Deze schijnbare onverpersoonlijking gaat dan gepaard met het bovenkomen van een andere, een secundaire persoonlijkheid.
Als je daarmee leert leven, dan zie je de verschillen tussen uiterlijkheid en datgene, wat je innerlijk voelt te moeten zijn; dat verschil moet je dan terugvinden in je wereld. Vind dus datgene, wat er bij jezelf ligt achter de uiterlijkheid en probeer dat in de wereld te erkennen. Welk systeem je gebruikt, doet niet ter zake.
Wat moeten we dan met al die mystieke inwijdingen doen? Mag ik iets heel geks zeggen? Inwijdingen zijn een menselijke uitvinding. Omdat de mens er behoefte aan heeft om een streep te trekken en te zeggen: Ik ben een trap aan het beklimmen. Ik heb nu die trede gehad, dus ik ben een ingewijde voor alles en iedereen, die beneden mij staat. Maar er is geen beneden en er is geen boven, er is geen links en geen rechts, er is alleen maar zijn in de werkelijkheid. Dus dat idee, dat je een ingewijde bent, is een illusie. In vele gevallen zien we zelfs dat wijding en vormen van inwijding in de plaats komen van werkelijke prestatie. Zoals sommige mensen hun salaris niet verdienen door hun arbeid, maar door hun diploma’s. Daarom kan ik alleen maar zeggen: Het is een continu iets. Het is een weg, misschien stijgt hij wel. U kunt het zich misschien voorstellen als een spiraalweg. Dante had er óók één in het vagevuur. Al zijn vrienden en bekenden kwam hij daar tegen. Zichzelf heeft hij waarschijnlijk niet herkend in het voorbijgaan. Zo zou u het zich ook kunnen voorstellen. Het is dus iets dat voortgaat. Ons uitzicht, onze mogelijkheden veranderen wel, maar wij kunnen niet zeggen op welk moment ze veranderen. Het is gewoon een proces van verdergaan, ontwaken en ontdekken.
Waarom mystiek? Mystiek, mysterie, maar ook mythos, het zit er allebei in. Waarschijnlijk omdat het voor de andere mensen niet te verwerken is, omdat het ligt naast de normale, alledaagse mogelijkheden en vooral buiten de controleerbaarheid. Het is voor een mens verschrikkelijk, als hij iets niet kan controleren. Een mens is iemand, die in staat is om eerst een controlesysteem voor de tellers te ontwerpen, voordat hij een bankgebouw gaat neerzetten. anders is hij niet gelukkig meer. Zo probeert men dat ook in uw maatschappij. En als je zegt: Dat is iets eigenaardigs, dan zeggen ze: Ja, dat is mystiek. Ik kan er niet helemaal bij en wat er gezegd wordt past niet geheel in ons normale denken, maar die man is een mysticus of die vrouw is een mystica, daar moet je niet op letten, die meid is hysterisch. Of ze zeggen het soms met enig begrip: Nu ja, dat is iemand, die buiten de werkelijkheid staat.
Ik geloof, dat het woord mystiek evenals het idee inwijding eigenlijk alleen maar menselijke pogingen zijn om het werkelijke, het bovenzinnelijke in te passen in een menselijk systeem. Wat moet ik er dan nog meer over vertellen?
Ik kan u spreken over de oude inwijdingen. Bij vele scholen was dat een kwestie van door de elementen gaan of door de elementen geteisterd worden. In andere gevallen was het: je weg vinden door een doolhof. In de oude godengeschiedenissen, de mythen van oude volkeren vinden we steeds weer dat doolhofprincipe. Het is een één‑worden met iets anders en daardoor opstijgen naar een nieuwe wereld, zoals de jagers, die worden opgenomen in de wereld van de Manitoe’s, het brave Chinese meisje dat een sterretje aan de hemel wordt, en dat soort dingen meer. Het zijn menselijke pogingen om er ergens bij te horen. Dat hangt allemaal met inwijding samen.
Nu kan ik dat alles gaan verklaren. Ik kan misschien ook nog duidelijk maken hoe achter de uiterlijke inwijdingsriten en de symboliek van Egypte (zowel in de Amon‑cultus als in de Isis‑cultus) wel degelijk ook een reële inwijding verborgen placht te zijn. Maar wat heeft u eraan? Amon‑Re is een overlevering, die men in een museum terugvindt. Isis is voor de meesten niets anders dan een zondige godin, die in een bijna gelijke vorm maar beter bekleed is opgevolgd door de heilige maagd Maria in de belangstelling van de mensen. Die oude dingen zijn voorbij. Je kunt je met trots beroepen op het grote inwijdingsmysterie van Eleusis, maar ze zijn voorbij, ze bestaan niet meer.
De mystiek van alle tijden is dezelfde, maar de belevingsvorm en de uiterlijkheden, die de mens eraan verbindt, veranderen voortdurend. De kern ervan is het begrip van eenheid, het weten. ik ben een punt in een bol, die uit punten is opgebouwd, verbonden door misschien oneindig veel draden met oneindig veel andere punten. Ik weet zelfs niet wat de ruimtelijke situatie is, wat de krachtsituatie is, ik weet alleen maar: soms besef ik het geheel van de bol en niet alleen maar mijn eigen beperkte wereld. Soms put ik uit de krachten van de totaliteit, ook al weet ik voor mezelf dat ik eigenlijk beperkt ben in kracht, vermogen en denken. Ik geloof, dat ik het daarbij moet laten.
Ik heb geprobeerd u een beeld te geven van wat mystieke inwijding is. Ik heb u gewezen op de holheid van woorden zowel als op de intens grote betekenis van het leven, die daar toch weer achter verborgen is.