16 februari 1967
U weet allen natuurlijk reeds dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn, dus hoef ik er niet meer de nadruk op te leggen dat u zelfstandig dient na te denken. Dit geldt zeer zeker ook voor alles wat ik in mijn onderwerp van heden zal aansnijden, want voor heden koos ik als titel: Nacht en nevel
Eén van de typische aspecten van de menselijke samenleving is de steeds weer opduikende drang tot geheimhouding. Het is een eigenaardige tegenstelling. Er is bijna geen exhibitionistischer ras denkbaar dan de mens en gelijktijdig zijn deze exhibitionisten gesteld op een zeer nadrukkelijke geheimhouding in vele aspecten. De titel ontleende ik aan een project dat in minder prettige tijden tot uitvoering kwam. Een tijd, waarin men zelfs een geheel ras bij nacht en nevel probeerde te laten verdwijnen. Maar het wanhopige project, dat een laatste aanval betekende, is, zoals vele dingen, nu verleden. In het heden staan wij voor andere zaken. Wij staan nu voor een mensheid, die voortdurend minder geneigd is de waarheid te zeggen. Een mensheid, die voortdurend niet meer alleen anderen, maar ook zichzelf bedriegt, wanneer zij de kans daartoe krijgt, en zich met een zekere wellust laat bedriegen, zelfs wanneer het om zeer ernstige zaken gaat.
Er zijn vele eigenaardige voorbeelden te geven van een zich eenvoudig ontworstelen aan de werkelijkheid door middel van irreële uitspraken en ontkenning van de feiten. Eén van de meest flagrante zien wij wel in Italië. Hier zijn de mensen langzaam maar zeker wel zover gekomen, dat zij de noodzaak inzien in een moderne maatschappij echtscheiding toe te staan.
De Paus heeft zich daar in felle bewoordingen tegen verklaard. Misschien is dit begrijpelijk, omdat de man met het probleem zelf toch niets te maken heeft. Maar kennelijk beseft hij niet, dat men door dergelijke uitspraken en eisen de mens en de feiten niet kan veranderen. Bezie het moderne Italië, waar nog geen echtscheiding is toegestaan. U zult zien, dat ongeveer een gelijk aantal mensen als in andere landen tot echtscheiding overgaan, van elkander weglopen om dan met andere partners in concubinaat te gaan leven. Zodat deze hooggestemde protesten in feite overbodig zijn en alle besluiten aan de feiten niets kunnen veranderen. Het slachtoffer van een dergelijke ‘trouw aan de leer’ zijn de kinderen. Zij worden gestraft voor het onvermogen van man en vrouw om met elkander in het huwelijk verder te leven door een onecht zijn, dan wel de naam dragen van een vader, die zij nooit gezien hebben. Kan hier van een redelijke moraal, een redelijk denken, een rekening houden met de werkelijkheid nog gesproken worden? Maar de door mij genoemde feiten ontkent men, wil men met alle geweld zien als een ‘tijdelijke afdwaling van zondige mensen’. Als zodanig lijkt mij de houding van de kerk in deze een schitterend voorbeeld van de wijze, waarop mensen zichzelf en anderen trachten te bedriegen door bepaalde feiten niet te zien en te noemen.
Op soortgelijke wijze tracht men elders weg te cijferen dat het gezag van de kerk in Spanje toch wel zeer sterk gebonden is aan en verwant is aan de dictatuur. Op dergelijke wijze probeert men te voorkomen dat iemand zich zal realiseren, dat er in Russische concentratiekampen evenveel mensen sterven als er ooit in Duitse concentratiekampen zijn gestorven en vergeet men maar liever dat dergelijke kampen daar nu nog bestaan. Men wil misschien niet altijd geheimhouden, maar geeft er eenvoudig de voorkeur aan bepaalde feiten niet te noemen, zoals in het geval van Z. Afrika. Dit wordt aangeklaagd, omdat men daar de kleurlingen niet als volkomen gelijkwaardige burgers wil zien en een soort apartheid voorstaat, maar je hoort er weinig of niets van, dat in sommige zwarte Staten die ontwikkelingshulp krijgen, de blanken op soortgelijke wijze worden apart gehouden of zelfs met geweld eruit gegooid worden. De mentaliteit is daar echter hetzelfde, ofschoon het verschijnsel omgekeerd werkt.
Ik meen, dat er een golf van idealisme over de wereld slaat, die gelijktijdig de meest sombere gevolgen kan hebben door haar eenzijdigheid van denken en handelen. U moet nu niet denken, dat ik hier een somber wereldbeeld voor u wil stellen. Ik wil alleen het probleem zien zoals het is, nagaan welke achtergronden daarbij een rol spelen en zien of men daar voor zich tenminste iets tegen kan doen. Toen het begrip nacht en nevel ontstond in de Duitse maatschappij was men, althans naar buiten toe, zeer hooggestemd en zeer idealistisch. Men hoeft het met die idealen niet eens te zijn om te kunnen erkennen dat de meeste mensen daarin toch streefden naar een verbetering van de wereld. Men kan niet ontkennen dat er vele positieve aspecten in dit geheel aanwezig waren, zelfs indien zij in een soort furor teutonicus tot uiting kwamen.
Wanneer zovele mensen in deze dagen zo hoog en idealistisch gaan doen, dienen wij ons mijns inziens dan ook af te vragen wat daarbij mogelijk op de achtergrond schuilgaat. Er zijn in Nederland bijvoorbeeld groepen die stellen dat men meer moet doen tot steun van onderontwikkelde gebieden. Zij stellen dat men de armeren een beter inkomen moet geven enzovoort, enzovoort. Wat mooi is. De vraag is alleen: zijn die idealen reëel? Deze denkbeelden en voornemens zijn namelijk wel te verwezenlijken, wanneer er een systeem volgt, waarbij de werkelijke waarde van de valuta steeds afneemt. Door dit te doen berooft men echter alle beleggers, vooral degenen die obligatieleningen kochten, belegden op spaarbanken en rekeningen enzovoort, of deelnamen in de staatsschuld, voortdurend van een deel (een vaak zeer behoorlijk percentage over meerdere jaren) van hun besparingen.
Degenen die dit doen, moedigen gelijktijdig echter dergelijke besparingen aan. Zij zeggen dat men de waardevermindering van het geld ten bate van de gemeenschap op de koop toe moet nemen. Maar wanneer je dit zegt moet je zeer wel bedenken, dat je door dit te stellen, in feite beweert dat je om iets goeds te kunnen bereiken, onrecht moet plegen. En niet tegen de ‘kapitalisten’, maar juist tegen de kleine beleggers en spaarders.
Ten bate van de gemeenschap moet men iets onrechtvaardigs maar op de koop toe nemen?
Dat is precies hetzelfde argument, dat in Duitsland werd gebruikt, dat is hetzelfde argument, dat men in Rusland vaak hoort en dat in China opgang doet: Onrecht is onvermijdelijk wanneer men het welzijn van het geheel wil bevorderen. Een dergelijke argumentatie halen ook Verwoerd en de zijnen aan. Het is een argument, dat over de gehele wereld steeds weer klinkt, wanneer men iets oneerlijks, iets verschrikkelijks wil rechtvaardigen. Ik heb niets tegen de idealen, die men na meent te moeten streven, maar vrees dat de mens snel verblind wordt door het ideaal en al het andere daarvoor eenvoudig opofferen wil, of het dit nu wil of niet.
Denk eens terug aan de tijden van de inquisitie. Er waren toen mensen die eerlijk zozeer de hemel voor zich en anderen begeerden, dat zij de wereld tot een hel gingen maken en om een ziel te kunnen redden, een mens deden sterven onder zoveel pijn en onrecht, in zo een grote haat, dat voor zo iemand hun hemel zelf een kwelling zou moeten worden. Het ideaal, het denkbeeld van het goede dat je wilt bereiken, moet in overeenstemming blijven met je mogelijkheden. Zodra je boven die mogelijkheden uit wilt gaan, zodra je een optimistisch beeld van je mogelijkheden, nu of in de toekomst gaat stellen, schep je de noodzaak iets te gaan doen dat met het ideaal zelf in feite in strijd is. Daarbij is niet eens belangrijk of men het beeld stelde uit idealisme of uit reclameoogpunt. Om recht te kunnen doen op het ene terrein, moet je dan onrecht doen op het andere.
Menige moderne idealist en menige moderne filosoof is in feite een soort vergeestelijkte John Raffles, alias Lord Lister. Deze grote onbekende stal namelijk van de rijken en deelde uit aan de armen. Het geven aan de armen was dan kennelijk een rechtvaardiging voor zijn stelen van de rijken, ook wanneer hij daarvoor menig mensenleven opofferde. Zo zijn er mensen, die, om een vrijheid te kunnen geven aan de ene groep, de ander van zijn (rechtens bestaande) vrijheden beroven. Volgens mij is dit een geheel foutieve instelling. Vooral wanneer dit voor geestelijke waarden wordt gedaan. Wat men in stoffelijke zin doet, zal in de loop der tijden wel weer worden opgeheven door omstandigheden, die men toch niet kan beheersen. Maar geestelijke waarden werken vaak zeer lang na voor degenen die daarmede verbonden zijn.
Daarom moet men vooral waar geestelijke waarden in het geding komen, toch wel heel erg voorzichtig zijn.
Wanneer ik droom, wanneer ik een ideaal huldig, wanneer ik een ontdekking meen te kunnen doen, wanneer ik een nieuw systeem meen ontdekt te hebben, zo kan die waarde op zich heel aanvaardbaar, bruikbaar en goed zijn. Indien ik echter ga stellen dat dit nu ten koste van alles waar gemaakt moet worden, dat alles geheel hiervoor zal moeten wijken, zo ontken ik daarmede het recht van het geheel der schepping, zoals deze buiten mijzelf bestaat of buiten mijn ideaal valt, om zichzelf te zijn. Men kan nu eenmaal God niet beschouwen als iets wat alleen via een coöperatieve gemeenschap bereikbaar is. Integendeel, ik meen dat het erkennen van God een zuiver persoonlijke zaak is en zal blijven. Het leven kun je misschien wel zien als een deel zijn van de gemeenschap, maar zelfs dan zul je binnen die gemeenschap als persoon moeten kunnen leven. Je zult dus vrijheden moeten hebben, de mogelijkheid zelf beslissingen te nemen, zelfs risico’s te nemen, gevaren te kennen en iets te bereiken buiten de wetten en waarden, die voor de gemeenschap als geheel gelden. Alleen dan kan men in geestelijke zin van leven spreken. Op het ogenblik dat men uit het menselijke bestaan die zelfstandigheid, die persoonlijke noot tracht te elimineren (onverschillig of dit wordt gedaan uit religieuze overwegingen, zoals de paus of uit maatschappelijk sociale overwegingen, zoals men dit in Spanje, Rusland, maar ook bijvoorbeeld in Nederland doet) beroven wij anderen van hun mogelijkheid om waarlijk te leven. Zelfs indien wij van filosofische stellingen uitgaan en dezen als waarheid boven alles stellen, kunnen wij nimmer waar en eerlijk trouw blijven aan onze idealen en gedachten, wanneer wij al het andere buiten ons daaraan ondergeschikt willen maken.
Een provo heeft bijvoorbeeld in deze tijd volkomen recht van bestaan. Men kan dit ontkennen, het bestaan van die provo betreuren of toejuichen. Men zal echter moeten erkennen dat zij recht van bestaan hebben. Zij zijn het product van een maatschappij, het product van alles, wat die maatschappij is en heeft voortgebracht. En zij zijn zichzelf. Of zij nu zichzelf willen zijn door in buitenissige kleding of, wat mij betreft, geheel zonder kleding rond te dansen op straten en pleinen, lijkt mij van geen belang, zolang zij daarmede maar niemand in zijn vrijheid om volgens eigen waarde te leven aantasten.
Ik meen, dat er geen bezwaar kan en mag zijn tegen iemand, die zich op enigerlei wijze wil afzonderen van de gemeenschap. Iemand die desnoods een eigen moraal erop na wil houden, zolang hij daarmede de gemeenschap in haar eigen bestaan en rechten niet aantast. Want zo iemand leeft dan zelf. Ik heb ook geen bezwaar tegen een wetenschapsman, die zich wijdt aan één enkele tak van wetenschap of een deel daarvan. Ik heb zelfs respect voor zo iemand om zijn toewijding. Ik vraag mij alleen daarbij wel af of hij door deze specialisatie die tegenwoordig wel zeer sterk pleegt te worden doorgevoerd, niet vergeet dat zijn wetenschap voor anderen pas betekenis kan krijgen in een samengaan met het andere. Zo iemand mag volgens mij niet vergeten dat de belangrijkheid, die hij aan bepaalde problemen toekent, niet in overeenstemming hoeft te zijn met de belangrijkheid, die deze bezitten voor de gehele wereld.
Wij gaan een tijd tegemoet, waarin de excessieve uitingen van eigen mening en het opdringen daarvan aan de gemeenschap zonder respect voor de eigen waarden daarvan, steeds toe zullen nemen. Is er iemand, die enigszins geïnformeerd is, die kan daarvan reeds nu voorbeelden van opsommen. Er zijn in het verleden zelfs ernstige voorbeelden te vinden. Zo zijn er bijvoorbeeld atoombommen gevallen, toen dit eigenlijk niet noodzakelijk was. Er zijn proeven genomen, die voor een groter deel van de wereld gevaar konden opleveren en toch in feite overbodig waren. Er zijn oorlogen gevoerd, die beter niet gevoerd hadden kunnen worden en ook nu nog is er sprake van oorlogen en intriges, die beter achterwege hadden kunnen blijven. Deze dingen kwamen tot stand, omdat men van een enkele, eenzijdige denkwijze uitging en vaak nog uitgaat.
Zo zijn er mensen, die anderen hun geestelijke vrijheid willen ontnemen, omdat zij op een bepaalde wijze tot God denken te gaan of de waarheid menen te zien. Leuzen zijn gemakkelijk.
Het is eenvoudig genoeg om uit te roepen dat godsdienst opium is voor het volk. Maar wij weten allen dat opiaten in bepaalde omstandigheden toch wel nuttig en soms zelfs noodzakelijk zijn. Zij kunnen een bepaalde curatieve werking hebben. Godsdienst is psychologisch gezien, voor vele mensen een noodzaak. Zij zouden zonder deze niet als redelijke mensen kunnen leven. Waarom zouden wij dan godsdiensten veroordelen, zelfs indien zij geen werkelijkheid leren of een basis in werkelijke waarden zouden hebben? Aan de andere kant mogen wij niet uitroepen dat een godloochenaar iemand is, die beter moet leren, desnoods met geweld, dat zo iemand een onmens is, die niet in deze wereld past. Zoals wij niet nadrukkelijk mogen uitroepen dat televisie en films (om een voorbeeld te geven) zondig zijn en anderzijds niet zonder meer mogen stellen dat juist dit tekenen van hoge beschaving zijn. Het zijn eenvoudigweg delen en vormen van het leven, producten van het menselijke denken.
De angst die menigeen kent voor de aantasting van hetgeen hij belangrijk acht (en heel vaak vooral van de belangrijkheid, die hij voor zich daaraan ontleent) is mijns inziens vooral aansprakelijk voor de vele geheimzinnigheden en intriges, waarmede men anderen in een soort geestelijk of zelfs stoffelijk concentratiekamp probeert te manoeuvreren.
U zult misschien zeggen dat dit toch niet zo vaak gebeurt. Denk even na. Ik ken bepaalde groeperingen die elke kapitalist in een soort concentratiekamp, een dwangbuis aan regels en belemmeringen wil zetten. En ik ken anderen, die elke arbeider alle vrijheid van leven en denken zouden willen ontnemen. Ik zou voort kunnen gaan, want er zijn heel wat meer groepen, die anderen ‘op hun plaats’ willen zetten en daarmede al hun menselijke vrijheden en rechten aan willen tasten. Zij willen bijvoorbeeld de negers op hun plaats houden en, als zij niet aan deze wensen gehoorzamen, eenvoudig willen laten verdwijnen in Nacht und Nebel.
Terwijl er zwarten zijn, die eigenlijk alle blanken willen uitroeien, tenzij zij heel nederig en vriendelijk alles nemen, wat men hen nog wil laten. Volgens mij reageren al die mensen en groepen zo, omdat zij bang zijn voor zichzelf en de wereld. Eén van de eerste dingen, die je in het leven nodig hebt, is zelfvertrouwen. Een US, die ten koste van alles een soort zegepraal in Vietnam willen forceren (en als het even kan nog voor de komende presidentsverkiezingen) zijn niet overtuigd van eigen kracht. Anders zou het voor hen niet zo belangrijk zijn met eer beladen uit de strijd te komen. Een Nederland, dat het zo buitengewoon belangrijk vindt, waar het even kan, zelf de eerste viool te spelen in alle denkbare internationale instellingen en overeenkomsten is ook niet van eigen belangrijkheid overtuigd. Voor mij zijn al dergelijke handelingen en denkwijzen de uiting van een minderwaardigheidscomplex. Of een dergelijk complex nu tot uiting komt in een Karel Doorman en een feitelijk te groot en te kostbaar militair apparaat, of in een overdreven plichtsgetrouwe en vriendelijke instelling tegenover allerhande internationale acties en instanties, doet eigenlijk minder terzake. In dit verband gaat het er niet zo zeer om wát je doet, dan wel waarom je het doet.
Wanneer ik de provo zie, die leeft volgens zijn eigen waarden, dan kan ik respect voor hem hebben. Maar zodra ik zie dat hij agressief gaat worden tegen de maatschappij en deze zijn aanwezigheid en denkwijzen te nadrukkelijk wil opdringen, meen ik dat hij niet van zijn eigen waarde overtuigd is, dat hij komedie speelt voor zichzelf en anderen. Wanneer ik iemand zie die een godsdienst belijdt uit eerlijke overtuiging en met inzet van zijn gehele persoonlijkheid, dan heb ik daarvoor respect, zelfs als zijn geloof mij persoonlijk onzinnig voorkomt. Maar op het ogenblik dat zo iemand krampachtig tracht met alle middelen anderen tot zijn stellingen te bekeren, of het nu is tot Lou, het Leger des Heils of iets anders, zo vraag ik mij af of deze bekeringsijver niet gebruikt wordt om eigen onzekerheden en eigen minderwaardigheidsgevoel af te reageren.
Onzekerheid veroorzaakt agressiviteit. Innerlijke zekerheid geeft evenwichtigheid. Iemand, die werkelijk weet, dat zijn weten, zijn kennis, zijn instelling, juist is, heeft geen reden om te gaan vechten daarover en te bestrijden dat er misschien nog andere mogelijkheden zijn. Zo iemand zal de andere verschijnselen en mogelijkheden willen constateren, ze desnoods willen onderzoeken en het er verder meestal wel hij laten. Iemand die een bepaald maatschappelijk systeem het meest juiste vindt, leeft er naar. Hij vindt het echter niet noodzakelijk anderen tot een gelijke leefwijze te dwingen. Hij zegt: Mijn wijze van leven is zo goed, dat eenieder, die maar enig verstand heeft, dit op den duur zal inzien en deze wijze van leven zal aanvaarden.
Wie innerlijk weet, dat hij op de juiste weg is, heeft geheel geen behoefte er van anderen tegen wil en dank te overtuigen van zijn gelijk, van de juistheid van bepaalde filosofische of wijsgerige denkbeelden. Hij weet het eenvoudig. Hij is bereid om anderen in zijn kennis te laten delen. Hij is bereid de wereld eventueel te beschouwen, zover het de voor hem belangrijke elementen daarin betreft en na te gaan wat daarmee te doen is. Maar hij heeft geen drang erop uit te gaan en anderen te bekeren.
De drang vooruitgang te boeken, in aantal te groeien, in belangrijkheid toe te nemen, komt in feite voort uit innerlijke onzekerheid, uit een gevoel van verdrongen minderwaardigheid. Maar dit mag men natuurlijk niet kunnen zien, dat mag niet door anderen beseft of vermoed worden. Want indien wij toegeven dat al hetgeen er gebeurt, al wat ons handelen beïnvloedt en dat onze zogenaamde wijsheid maar al te vaak het gevolg is van radeloosheid en onzekerheid, dan heeft het leven geen zin meer. Dan kan men niet meer de schijn handhaven, die nu de enige zin van het leven schijnt te zijn. Alles begint men met geheimhouding, in steeds sterkere mate doorgevoerd naarmate men vreest dat eigen fouten meer kenbaar zouden kunnen worden. Dan is het al geheimhouding, geheime besprekingen wat de klok slaat. Want men durft het niet meer te zeggen zoals het is. Dan spreekt men van ‘geheime bilaterale overeenkomsten’, geheime handelsverdragen, geheime onderlinge producentenafspraken. Zelfs een stommiteit van de één of andere klerk wordt al snel topsecret, opdat het feit dat feilbare mensen zich op een bepaald departement zouden kunnen bevinden, vooral niet door zou dringen tot de gewone wereld.
In de kerken is het al precies hetzelfde. Daar worden stommiteiten uitgehaald tot en met. Ik meen dat ik zo-even wel een domheid van één van de hoogste kerkelijke instanties heb genoemd. Maar dat dit onredelijk of dom is, mag niet worden toegegeven. Dat kan men niet toegeven. Alles wat daarbij mee heeft gespeeld, de redenen, moet een geheim blijven.
Eenieder die achter dergelijke geheimen zou komen moet het zwijgen worden opgelegd of hij moet verdwijnen. Hij moet verdwijnen in nacht en nevel. Of dit nu gebeurt door iemand over te plaatsen naar een klooster, waar hij niet zo gemakkelijk meer uitkomt, of naar de missie wordt gestuurd op een post, waar hij hopelijk door de negertjes wordt opgegeten, dan wel onmogelijk wordt gemaakt en gevolgd door de b.v.d., het komt alles op hetzelfde neer: Het is een teken van zwakte. Wanneer je nu weet zwak te zijn en dit eerlijk toe kunt geven, kun je aan die zwakke punten misschien wel iets doen. Maar zolang je probeert je zwakke punten voor anderen te verbergen, zal daarvan niets komen. Al is het alleen maar omdat je bewust of onbewust die zwakheden ook voor jezelf zult gaan verbergen. Dit houdt grote gevaren in. Ik meen dat ik hier voldoende voorbeelden heb aangehaald en daarmede voldoende to the point was om over te gaan tot een volgend deel van mijn betoog.
Wat is eigenlijk de bron van innerlijke zekerheid? Innerlijke zekerheid is onaantastbaarheid. Wanneer ik geheimen heb, ben ik aantastbaar. Indien ik geen geheimen heb, zal ik veel minder aantastbaar zijn, maar de aantastbaarheid blijft bestaan. Het verschil is echter, dat ik bepaalde punten behouden zal, die voor mij en zelfs voor anderen onaantastbaar blijven.
Indien ik bezit heb en meen niet zonder dit bezit te kunnen leven, ben ik aantastbaar. Indien ik desnoods van alles afstand kan doen, ben ik onaantastbaar geworden, ook al zal ik natuurlijk aan bezit de voorkeur geven boven verlies. Indien ik zozeer aan het leven hang, dat ik er alles voor over heb om maar te kunnen blijven leven, ben ik aantastbaar. Inden ik echter niet bang ben om te sterven, zolang ik daarbij nog mijzelf kan blijven, ben ik bijna onaantastbaar. Wanneer ik bang men voor de zonde, die ik toch bega, ben ik aantastbaar. De duivel heeft mij als het ware in zijn greep. Wanneer ik eerlijk ben tegenover mijzelf en God, zo weet ik waar ik aan toe ben. Ik ben onaantastbaar geworden, daar ik weet waaraan ik toe ben en geen onverwachte angsten meer zal kennen.
De positieve opbouw van alle leven, maar ook van alle filosofie, denken en innerlijke leer, is wel in de eerste plaats gebaseerd op het afstand doen van het geheim. Ook van het esoterisch geheim van het inwijdingsgeheim, de verborgen innerlijke leer van godsdienst en groep: Het geheim maakt kwetsbaar. Maar waar geen geheim is, waar men eerlijk tegen de wereld en zichzelf komt te staan, zijn mogelijk wel minder kansen om te organiseren en macht uit te oefenen, maar aan de andere kant is ook geen verbergen noodzakelijk. Dan kun je eerlijk leven, waar zijn en zonder angst voor een faux pas jezelf uiten. Waar je je gedachten en besef waar maakt in je leven, is daar geen geheim meer. Het leven wordt spontaner, maar zal gelijktijdig zichzelf meer vervullen, zodat het gemakkelijker prijs kan worden gegeven wanneer dit noodzakelijk blijkt. Men zal vooral ontdekken dat het leven dan tot iets wordt, waarin niet meer ten koste van alles (en uiteindelijk meestal van jezelf) een schijn moet worden gehandhaafd.
Indien wij dus positief willen leven in deze wereld en voor onszelf, dan zullen wij eerlijk moeten zijn. Maar er is meer noodzakelijk. Eerlijkheid heeft alleen dán zin, wanneer wij ze gebruiken voor onszelf en bij onze beoordeling van anderen, zonder daarbij ons oordeel en eigen eerlijkheid te gebruiken als een maatstaf, waarmede wij het leven van anderen willen meten. Op het ogenblik dat ik in mijzelf een geestelijk bewustzijn heb en buiten mij (in godsdienst of leer) iets van mijzelf erken om dan ten koste van alles mijzelf aan dit buiten mij bestaande aan te willen passen, zal ik niet meer in staat zijn vrijelijk op te gaan tot het Hogere in mijzelf. Ik zal dan bang worden voor delen die toch tot mijn eigen bestaan en denken behoren. Ik zal delen van mijn innerlijke werkelijkheid geheim gaan houden om niet in strijd te komen met de leer, terwijl ik gelijktijdig bepaalde delen van de leer niet zal willen begrijpen of aanvaarden (dus in feite geheimhouden) voor mijzelf, omdat zij te zeer strijdig schijnen met mijn wezen en wil.
Nacht und Nebel was niet slechts een aanval. Het was ook het symbool voor het uitmoorden van mensen in het geheim, systematisch. Het was verraderlijk aanvallen in het uniform van de tegenpartij. Nacht und Nebel was het terechtstellen van verraders (of zij dit nu werkelijk waren of niet), allen volgens eigen lust en interpretatie. Dit alles, om zich te wreken voor eigen onzekerheid.
Nacht en nevel is ons reageren op een verzet tegen een wereld, die wij niet aankunnen. En daarvan kunnen wij dan wel zeker zijn. Laat ons eerlijk blijven: U kunt spreken over de heiligheid van de liefde. Maar is die liefde nu wel zo heilig? Is het niet eerder een feit van werkelijk niet zonder elkander kunnen, ondanks het vele wat verder begeerlijk is, en dat wat je hebt of wat je samen bereikt hebt, niet op willen offeren? Is liefde niet in feite een mengsel van hartstocht en welbegrepen eigenbelang? Wij kunnen ook spreken over de heiligheid van de godsdienst. Maar wanneer wij eerlijk zijn, is die godsdienst ons dan wel werkelijk zo heilig? Gebruikt men de godsdienst niet vaak als zelfrechtvaardiging en zelfverheffing? Noemt men godsdienst niet vaak heilig, om daardoor te ontkomen aan de meer menselijke en logische beoordelingen en consequenties van eigen daden? Indien de mensen eens eerlijk zouden bekennen wat zij in de godsdienst werkelijk zoeken, zou de godsdienst dan niet veel minder heilig en daardoor ook veel minder ver van het gewone leven af tot uiting komen? Zou zij niet juist dan voor de mensen niet eerst een werkelijke beleving, een werkelijk deel van het bestaan worden? Waarmee ik maar wil zeggen dat degene, die verlangt naar daglicht in plaats van nacht en nevel, allereerst zal moeten beginnen zijn eigen maatstaven te veranderen.
Innerlijk is dit eenvoudiger dan het lijkt. De moeilijkheid dat je een verandering van houding en oordeel ten aanzien van de wereld ook naar buiten waar zult moeten maken, is groter. Van groot belang is in het leven, dat de mens niet meer schermt met mooie idealen, die hij, wanneer het er op aankomt, toch weer verloochent, maar eerlijk zich bij elk streven en denkbeeld af leert vragen: Wat is de zaak mij waard? Het is natuurlijk leuk om je voor te stellen dat een op zondag ter kerke gaan een compensatie vormt voor de zonden die men op andere dagen heeft begaan, maar wanneer je eerlijk bent, weet je wel dat je zovele dingen verkeerd hebt gedaan, dat zelfs de meest vervelende preek van de dominee daarvoor geen compensatie meer kan vormen. Wees dan eerlijk en let niet alleen op de schijn van vroomheid.
Laat dominee dan maar eens een zondag alleen kletsen en probeer daarvoor eens alle dagen innerlijk wat dichter te blijven bij hetgeen volgens eigen besef de waarheid en opdracht van het leven is.
Ten laatste nog het volgende. De term ‘Nacht und Nebel’, die ik gebruikte als symbool van geheimdoenerij, van onoprechtheid, zelfbedrog enzovoort, werd niet alleen gebruikt voor het offensief in de Ardennen. Het was reeds eerder een paswoord voor acties op de grenzen van Polen en Rusland en werd gebruikt voor de methode waarmee men joden transporten zoveel mogelijk aan de openbaarheid onttrok. Ik wilde er met deze term op wijzen, hoeveel de mensen in het verborgene doen. En dit betekent meestal dat men het eigenlijk zelfs voor zich liever niet van zich wil weten. Het betekent daarbij maar al te vaak dat men, om iets niet openlijk te hoeven te erkennen, om iets ook voor zichzelf geheim te kunnen houden, soms bereid is iedereen en alles op te offeren. Deze wereld van u offert mensen, wetenschappelijke ontdekkingen en erkenningen op, de wereldvrede en het geluk van gehele volkeren op, aan haar angst voor de feiten, voor de werkelijkheid. Durft men tenminste dit erkennen, dan zal men de mensen en hun gedrag beter gaan begrijpen, maar zal men ook een beter inzicht in eigen leven en motieven verkrijgen.
Denk na. Waarom zijn velen van u met een zeker innerlijk verweer geladen, zodra er een dominee of pastoor aan het woord komt? Bent u misschien toch bang dat zij en niet u gelijk zullen hebben? Waarom zijn zovele mensen zo ontzettend gebeten op het spiritisme en het paranormale? Zijn zij misschien bang dat er toch iets in zou kunnen schuilen, iets wat hun zekerheid en bereikingen zou kunnen aantasten? Waarom worden zovele mensen zo verbeten, wanneer zij hun kritiek geven op de wetenschap? Waarom verzetten zovele mensen van de wetenschap zich tegen elk van hun stellingen afwijkend experiment en noemen zij dit onwetenschappelijk of pseudowetenschappelijk? Zou dit niet een uiting van angst zijn?
Angst is mijns inziens het antwoord. Daarmede is veel van het redeloze strijden en reageren in de wereld te verklaren. Mensen die bang zijn, slaan maar al te vaak radeloos om zich heen en vragen zich niet meer af wat de consequenties zouden kunnen zijn. Wanneer dergelijke bange mensen toevallig in een leger dienen, is de kans groot, dat zij op een gegeven ogenblik als helden worden geëerd en beloond met ridderorden. Indien zij niet behoren tot een bekende groepering, zo heten zij al snel misdadigers of gekken en komen zij in gekkenhuizen of gevangenissen te land. Of misschien uiten zij hun agressie op andere wijze en worden zij tot stichters van een nieuwe godsdienst of een nieuwe politieke groepering. Normaal blijft deze angst onder de bewustzijnsdrempel en zal zij binnen de maatschappij nog aanvaardbare gevolgen hebben. Gevaarlijk wordt het eerst, wanneer zij alle grenzen overschrijdt. Wanneer een enkele man amok maakt in een drukke straat, zal er een panische reactie het gevolg zijn.
Zelfs indien anderen niet amok gaan maken als gevolg van deze angsten, zullen zij toch zeer zeker handelingen gaan stellen, die zij anders nooit ook maar zouden hebben overwogen, handelen zij op een wijze, die zij later niet alleen betreuren, maar waarom zij innerlijk zichzelf ook verachten.
Wanneer er ergens meer geestelijk, meer innerlijk een paniek ontstaat, zien wij vele eens redelijke mensen vervallen tot bijgelovigheden en irreële praktijken, waarover zij onder normale omstandigheden nooit zouden hebben gedacht. Want je wordt snel meegesleept door de angsten van anderen en wanneer dit eenmaal plaats vindt, vraag je je niet meer af of iets nog wel juist of het goed of het aanvaardbaar is. Dan weet je wel dat er concentratiekampen zijn, maar je weet niet wat erin gebeurt. Je stuurt er vele mensen heen. Je weet misschien wel wat er in feite aan de hand is, maar je wilt het eenvoudig niet weten. Want dit is jouw belangrijkheid, de zekerheid, die je nog bezit. Door de waarheid te erkennen zou je daarvan afstand moeten doen en, o bittere paniek, misschien ten gronde gaan. Dergelijke mensen doen mij denken aan sterke kerels die, wanneer er een auto stuurloos door een straat raast, vrouwen en kinderen opzij dringen om zelf in een portiek een plaats te vinden waar zijzelf veilig zijn. En van die mensen zijn er vele, meer dan men zou willen erkennen en toegeven. Je maakt door je angsten anderen tot offer. Je offert anderen, hun rechten en zekerheden, hun belangen eenvoudig op. Je komt tot een onwerkelijkheid in leven en denken, die voor jezelf zowel als voor de wereld wel eens een ondergang zou kunnen betekenen. Wat men daartegen kan doen? Allereerst wel: Vraag je niet af wat je zou willen zijn, maar besef wat je bent. Houd je niet bezig met wat je eens hoopt te kunnen doen, maar met hetgeen je nu werkelijk kunt; baseer je niet op hetgeen je eens zeker hoopt te weten, maar ga allereerst uit van hetgeen je nu zeker weet. Vraag je af wat op dit ogenblik werkelijk belangrijk is en wat in wezen nu niet van belang is, ook al speelt het in je verlangens en denkbeelden een grote rol. Vraag je af waarvoor je een prijs wilt betalen en waarvoor je in wezen geen offers over hebt. Maak een balans op van jezelf. Dan weet je tenminste waar je aan toe bent in de wereld.
In de tweede plaats: Vraag je eens eerlijk af waaraan je innerlijk zonder enig voorbehoud aan gelooft en waaraan je niet geheel kunt geloven. Voor mij lijkt dit een gevaarlijke verklaring, omdat immers zovele mensen hopen dat hetgeen de geest zegt waar zal blijken te zijn, zonder dat zij daaraan werkelijk durven geloven. Maar het is dan toch beter, dat u ook dit maar constateert. Vraag je dus af welke werkelijke innerlijke zekerheden je kent. Vraag je daarbij ook af wat er in je geloof, je verwachtingen, in je geestelijk leven en praktijk in wezen niet veel meer is dan een pretentie, een geloven of handelen bij gebrek aan beter. Werp alles, wat onder dit hoofd komt, voorlopig maar eens overboord.
Ten derde: Vraag je af of het wel zin heeft, anderen tot slachtoffer te maken van je eigen gevoelens, gedachten, ervaringen. Vraag je af of het verstandig is voor alles wat jou toevallig niet past, de wereld aan te vallen of van haar een prijs, een vergoeding te eisen.
Indien je deze dingen eerlijk hebt gedaan, weet je tenminste enigszins wat je wel en niet wilt, wat je wel en niet kunt. Leef dan volgens je erkende vermogens en waarheden. Wanneer een ander komt met mooie woorden of macht, vraag je eerlijk voor jezelf af hoe je daar tegenover staat. Ga niet uit van hetgeen die ander zegt of eist, ga uit van jezelf en baseer je op de kennis van het eigen ik. Je zult zien dat men u dan niet zo gemakkelijk meer opzweept. Niet alleen ontkomt u zo meer en meer aan de steeds sneller razende tredmolen van het ‘maatschappelijk bestaan’, maar u voorkomt ook dat u zelf anderen meesleurt of meegesleept wordt door anderen en zo aan het doen van onrecht, dat men anderen zo snel aandoet. U voorkomt vooral dat u anderen onder valse voorwendsels, als in een soort vermomming, gaat aanvallen. Dat u anderen geestelijk, zakelijk of lichamelijk de dood inzendt, zonder dat u ook maar enig werkelijk recht daartoe hebt of erkent, innerlijk ofwel meer formeel. U voorkomt dat u filosofieën op gaat bouwen, die in de plaats gaan treden voor de werkelijkheid van het leven en maar al te vaak in de plaats treden van uw mens-zijn, uw persoonlijk en bewust zelf leven.
Indien u tot marionetten wilt worden, dan hoeft u zich alleen maar te laten leiden. Overal klinkt het links, rechts, in de maat. Kreten die u zeggen hoe te reageren, zij het op Koekoek, Mao of den Uyl, zweven overal door de lucht, evenals over Wilson, Johnson en anderen. Indien u wilt behoren tot de redeloze massa, tot het vee, dat door vreemde herders gedreven wordt naar ondergang of vette weiden, zonder er zelfs iets van te weten of iets aan te doen, volg dan de anderen maar, zonder zelf te denken. Maar weet wel dat u dan niet waarlijk zelf leeft. Besef dat, wanneer u eindelijk tot een realisatie komt van hetgeen u geworden bent, nadat u lange tijd zonder denken anderen gevolgd hebt, waarschijnlijk zozeer zult schrikken van hetgeen u werkelijk geworden bent, van wat uw wereld werkelijk is, dat u wegvlucht voor de consequenties van uw volgzaamheid. Dan zult ook u uitroepen: “Ich habe es nicht gewust, ich habe es nicht gewollt”. Waarmee u dan nogmaals verraad pleegt aan uzelf.
De komende tijd zal aan mensheid en wereld de vraag stellen: “Wat wenst u? Eerlijk, oprecht, waar, zelf leven en streven?” Of uzelf en anderen een geestelijke en misschien ook lichamelijke dood inzenden, omdat u bang bent de waarheid te erkennen, die u nu achter uw illusies nog verbergt voor uzelf?
Dat is alles wat ik te zeggen heb. Indien u commentaar hebt, kunt u dit nu geven.
Dank voor de wijze waarop u een werkelijk probleem hebt behandeld. Ik wilde echter vragen of uw begrip ‘Nacht und Nebel’ ook niet schuilgaat achter de dingen, die men nu democratie noemt?
Een moeilijke vraag, omdat men van het woord democratie (mede in de verschillende talen) zo ongeveer 94 verschillende interpretaties geeft. Indien u doelt op democratie als een werkelijke volksregering, zo kan ik u wel verzekeren, dat dit niet meer bestaat. Alle zogenaamde democratie, waar ook ter wereld, is in wezen een schijndemocratie, omdat de complexe maatschappij een leven volgens eigen inzicht en zelfs een naar waarheid tot uiting brengen van eigen belangen en machten van de eenlingen niet kan dulden. Ofschoon er dus sprake is van schijndemocratie, meen ik dat de werkelijke misleiding niet zozeer ligt in het gebruik van het woord democratie als wel in het systeem, dat men democratisch noemt, waarin men door (ik wil niet zeggen leugen en bedrog) door zeer eenzijdige belichting en verkondiging van de waarheid de macht aan zich zoekt te trekken met het doel zoiets tot stand te brengen dat men aan de massa met al zijn consequenties en lasten nimmer tevoren heeft leren kennen. Men vraagt op grond van leuzen steeds weer een soort blancovolmacht en verkrijgt deze in zekere zin toch wel onder valse voorwendsels. En dit vind ik dus verkeerd.
Hetgeen ik ‘Nacht und Nebel’ noemde is echter niet zozeer gelegen in het geheel van de zogenaamde democratie, als wel in de houding, die de eenling daarbinnen aanneemt. Kijk eens naar uw eigen verkiezingen. Velen kiezen niet wat op dit ogenblik volgens hen de meest juiste weg is, maar hetgeen volgens hen religieus of ideëel het meest juiste lijkt. Waarbij zij liever maar vergeten dat idealen en werkelijkheden zozeer van elkander verschillen, dat een baseren van keuze (een delegatie van macht) op grond van het ideaal of geloof, in feite neerkomt op een verloochenen van de werkelijkheid, waardoor men anderen een macht geeft in die werkelijkheid, waardoor vele dingen zullen gaan gebeuren zonder dat men dan in naam van de democratie meent daaraan zelf nog iets te mogen of kunnen doen. Later kijkt men niet naar de feiten, de werkelijke handelingen van de gemachtigden, maar naar hetgeen zij zeggen te willen en beweren gewild te hebben. Dat is de werkelijke oorzaak van ‘Nacht und Nebel’.
Uiterlijk is het meest pijnlijke gevolg hieraan wel de reeks van methoden, die men meent te mogen en kunnen gebruiken om tegenstanders weg te werken.
Indien iemand zegt dat zijn partij voor eenieder open staat, dat hij niemand af zal wijzen en dan begint met een: Behalve die en die groep of degenen met dit of dat verleden, zo is dit voor mij discriminatie en derhalve ondemocratisch en onjuist.
Mensen, die zich democraten noemen en zich zo sterk verzetten tegen deelname aan het openbare leven door mensen, die eens bijvoorbeeld nazi of communist zijn geweest, beseffen kennelijk niet dat zij hetzelfde doen wat de nazi’s en communisten eens hebben gedaan tegenover minderheden. Indien je communisten wilt verslaan, moet je de partij niet vervolgen en verbieden, maar eenvoudig de mensen zo duidelijk bewijzen, dat de praktijk van hetgeen jij doet beter is dan alles wat de communisten ooit zullen kunnen. En kun je dit bewijs niet leveren en tracht je hen op andere wijze te onderdrukken, zo bewijs je daarmede alleen maar dat je geen democraat bent en dat je in voortdurende angst leeft voor die anderen en hun mogelijkheden. Het lijkt mij wel goed dit eens te overwegen wanneer bepaalde groepen om politieke (en dus niet zuiver emotioneel want dit kan ik van degenen die daaronder leden zeer wel begrijpen) schelden over “fascisten hier en nieuwe nazi’s daar”. Ik meen dat deze mensen benauwd zijn dat anderen langs een directere weg datgene zullen bereiken, wat zij niet eerlijk als hun doel toe durven geven, maar innerlijk voor zich reeds lang begeren en nastreven. Indien u dit als ‘Nacht und Nebel’ in de democratie wilt noemen, heeft u wel gelijk.
Esoterie: Wat is waar?
Ik zou iets willen bezien, dat voor het innerlijke leven van groot belang kan zijn. Wij spreken vaak over maya, de waan, over illusie, suggestie en zelfsuggestie. Daarover zou ik wel iets willen zeggen.
De eerste kwestie, die wij hierbij aansnijden begint met de vraag: Wat is waar?
Alle waarheid is persoonlijk, omdat elke interpretatie, zelfs van bewijsbare feiten, een persoonlijke benadering blijft van een gebied, dat meer zal omvatten dan de persoonlijkheid voor zich kan beseffen. Wij zijn dus altijd selectief en door die selectie leven wij altijd eenzijdig in de wereld. Een waarheid beseffen omtrent zelfs stoffelijke feiten is, op alles omvattende wijze, eenvoudig onmogelijk. Een geestelijke waarheid omvatten en in haar geheel beseffen is haast ondenkbaar. Wij kunnen er wel iets van weten, maar dit iets vullen wij altijd weer aan met eigen fantasieën, eigen gedachten en beoordelingen. Het resultaat is dus, dat wij de wereld bezien door een versluierde lens, waarin slechts een enkel helder brandpunt voorkomt.
Wij zien steeds maar een enkel punt of feit in waarheid. Alles wat er omheen is, verwaast en wordt door het eigen gedachteleven aangevuld.
De suppletie van een beperkte waarheid door eigen denkvermogen houdt in dat, of wij nu innerlijk werken of met meer exoterische waarden te doen hebben, zullen worstelen met onwerkelijkheden. Het zijn deze onwerkelijkheden, die het zo belangrijk kunnen maken, dat een mens op een gegeven ogenblik bepaalde suggesties ontvangt, dat hij een zekere vorm van zelfsuggestie kent. Weet, dat deze suggesties iets aan de werkelijkheid veranderen. Wanneer ik eksterogen heb en mij suggereer dat zij er niet zijn, gaan zij daardoor nog niet weg. En indien zij daardoor op den duur weg zouden gaan, zo zal het toch een proces zijn, dat zo lang duurt, dat ik er zelf niet meer in kan geloven dat zij er niet zijn, dat zij ooit weg zouden kunnen gaan, waardoor de suggestie onderbroken wordt en de feiten gelijk blijven. Een andere vraag is het echter, wanneer ik een suggestie gebruik, het ongemak wil bestrijden. Dit is wel mogelijk. Ik kan de inwerking van de pijn, de erger daarvan vooral, voor mijzelf via suggestie en zelfsuggestie wel degelijk beperken.
Ik meen dat wij hier een punt hebben, wat voor het innerlijke leven wel degelijk van groot belang is. Indien ik in mijzelf een overtuiging weet te winnen (onverschillig of deze op reële feiten is gebaseerd of niet) kan ik daardoor mijn eigen gevoeligheid tegenover de wereld en de feiten daarvan verminderen of vermeerderen. Door suggestie en zelfsuggestie kan ik dus mijn reactie op het bestaan veranderen. En de reactie op het bestaan is het grootste deel van het proces, dat wij leven noemen. Ik heb dus door de wijziging van mijn voorstellingsvermogen en gevoeligheid voor een groot deel in de hand, wat het leven voor mij zal betekenen. Bedenk dat, zo ik al de feiten zelf niet kan veranderen, ik toch wel degelijk mijn benadering van de feiten kan veranderen. Iemand die innerlijk een omwentelingsproces doormaakt, zal dezelfde feiten, die er altijd zijn geweest op aarde of in de geest, zodanig anders gaan zien, dat hij alleen hierdoor reeds daarin een voor hem geheel nieuwe wereld zal ontdekken.
Er staat geschreven, dat er eens een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal zijn. U kunt dit als volgt bezien: Indien ik zelf verander, zo verandert voor mij de hemel, de aarde. Vanuit een persoonlijk standpunt is dit geheel denkbaar. Men kan natuurlijk stellen, dat de gehele mensheid met de aarde of op een nieuwe planeet in de ruimte verplaatst wordt, waardoor de hemel er anders uitziet en je aarde een andere is of lijkt, omdat zij aan andere condities onderhevig is. Maar dat lijkt mij wat ver gezocht. Laat ons het eenvoudig houden op het feit: wanneer ik anders kijk, zie ik de dingen ook iets anders. En dat is belangrijk.
In de esoterie, de magie, de primitieve wetenschap, hebben de mensen alles opgebouwd op grond van primitieve waarnemingen en interpretaties daarvan. Die interpretaties waren, door gebrek aan feiten en kennis, erg eenzijdig. Wanneer men op een gegeven ogenblik een verschijnsel zag dat zich herhaalde, zo meende men, dat daarvoor een redelijke en bewuste oorzaak aanwezig moest zijn. Van de bliksem maakte men zo een soort Jupiter tonans, die met zijn bliksemstralen bewust naar beneden stond te donderen. Deze voorstelling gaf een rationalisatie voor het verschijnsel, zodat het aanvaardbaar werd en in de tweede plaats het gevoel gaf dat men zich daartegen kon beschermen. U meent misschien dat gebeden tot een dondergod weinig uithaalden. Ik meen echter dat het toch zal hebben bijgedragen tot het zich juist plaatsen van de mens, zodat hij minder gemakkelijk door de bliksem getroffen zou worden.
Later kent men de oorzaak van het verschijnsel wat beter. Dan komt Benjamin Franklin en maakt een bliksemafleider. Hij bezweert dezelfde kracht via een technisch principe. Maar ook dit technische benaderen van de vraag blijkt niet altijd even goed te voldoen. Zelfs al staan er rond u 1000 bliksemafleiders, zo komt het toch wel voor dat de bliksem zich daarvan niet veel aantrekt en een eigen pad kiest. En bolbliksems kwamen wel in huizen, die er uitzagen als stekelvarkens door de vele bliksemafleiders, binnen door een open raam, om via een ander venster het huis weer te verlaten of met een daverende klap in het zogenaamde beschermde pand te exploderen. Waaruit wel blijkt dat de wijze van benadering niet alle onzekerheden op kan lossen.
Dit doet mij denken aan de mens met zijn innerlijke geestelijke zekerheden. Wij weten heus niet of God er nu werkelijk zo uitziet als wij ons voorstellen en of het eeuwige Licht nu wel zo eeuwig en lichtend is, als wij denken. In wezen weten wij er niets van. Het is maar een enkel facet van de werkelijkheid dat wij ervaren. Indien wij daarin een bedoeling en kracht leren zien, kunnen wij er t.m. op reageren. Dan kan er een relatie voor ons ontstaan tussen het verschijnsel in onszelf. Ik meen dat die relatie voor de meesten van ons voorlopig belangrijker is dan de erkenning van de algehele waarheid.
Wanneer je iets geheel kent en overziet, maar er verder niets mee te doen hebt, betekent het ook niets voor je. Pas wanneer er een geobsedeerd zijn door iets optreedt, waardoor men met geheel zijn wezen daarin op kan gaan, krijgt het voor het ik een werkelijke en al beheersende betekenis. Dan kan het het leven en het denken gaan beheersen en daarmede ook de geestelijke bewustwording als de stoffelijke habitus veranderen. En juist dit is volgens mij een punt, wat in de esoterie al te vaak wordt verwaarloosd. Men gaat maar al te vaak uit van: Dit is waar of is het wel waar. Men delibereert steeds maar weer over de vraag of iets wel geheel waar is. Maar is dit dan het belangrijkste? Is het niet veel belangrijker dat wij waarnemen wat wij op dit moment zuiver kunnen begrijpen en overzien naar eigen denken en de fantasie, die er omheen zweeft maar op de koop toe nemen. Is het niet belangrijker dat wij proberen eigen gerichtheid en verbondenheid met het geheel steeds sterker te maken dan alles in waarheid te zien?
Indien ik opga in een heel klein godje, zoiets als een enkel zonnestraaltje in plaats van een grote en ware god die is als de zon of zelfs de kosmos beheerst, zo zal ik in dit godje voor mij toch reeds Licht kunnen vinden. Vanuit dit eerste besef komt dan misschien het ogenblik, dat ik het bestaan van de grote Godheid kan beseffen en aanvaarden. Maar indien ik ga zeggen: “Dit is zo klein of zo onredelijk dat het geen God kan zijn, laat ons er dus maar niet over spreken”, terwijl het innerlijk wel beseft wordt en deel is van eigen wereldconcept, dan zal men hierdoor zichzelf verminken en waarschijnlijk wel nooit tot een juister begrip van de grote Godheid kunnen komen, zonder eerst toch weer een dergelijk klein en mogelijk onjuist godje vereerd te hebben.
Indien ik stel dat er geen goden en duivels zijn, zo is dit aanvaardbaar. Maar wanneer dit met zich gaat brengen dat ik alle verschijnselen, die normaal aan duivels en goden worden toegeschreven, weg wil verklaren, dan vergroot ik de afstand tussen mijn besef en hetgeen voor mij het werkelijke leven is. Ik schuif steeds meer dingen terzijde die er in mijn ervaren toch werkelijk wel zijn. Het resultaat is dat ik, om toch te kunnen blijven leven, de illusie, de waan, steeds meer zal versterken en zo steeds meer wegdrijf van de werkelijkheid, van de feiten. Ik meen dat elk geloof, zelfs een redelijk geloof en waan, begoocheling, voor het menselijk bestaan haast onontbeerlijk zijn.
Ik meen dat het enige wat noodzakelijk is, daarbuiten is dat men iets van de werkelijkheid ook leert aanvaarden en met het leven geoccupeerd durft te zijn. Je moet erin op durven gaan, er mee bezig kunnen zijn. Of je dan begint met een goede of foute instelling volgens anderen, je zult, mits je je kunt suggereren dat er een binding met de wereld voor jou bestaat, een steeds sterkere binding met steeds meer van de werkelijkheid ervaren en door de confrontatie met die werkelijkheid komen tot een in het begin dus weer met waan omringde observatie van steeds nieuwe delen van de werkelijkheid.
Wanneer wij eenmaal in focus komen op een enkel punt van het bestaan, betekent dit dat de erkenning van dit enkele punt werkelijkheid ook alle waan, die er voor ons omheen ligt, zich zal gaan wijzigen. Of om het anders te zeggen: Niet het al of niet bestaan van waan is in feite van belang. Belangrijk is voor de mens alleen dat hij een enkel punt van het leven kan aanvaarden en zien zoals het werkelijk is, hoe klein en onbelangrijk dit punt ook moge zijn.
Want dit zal aan eigen beleving van de wereld en alle waan in het ik een bepaalde inhoud en kleur gaan geven.
Wanneer eenmaal een enkel punt als werkelijkheid is beseft, zullen alle waanbeelden, die bestaan in verband met deze waarneming, de werkelijkheid ook dichter benaderen. Leven wordt dan groeien naar een steeds groter wordende werkelijkheid, die zich aan het Ik echter altijd als eenheid, als een enkel feit blijft voordoen. Ik stel dat het voor mij niet belangrijk is om alles in waarheid te beseffen (dit kan ik toch niet) maar wel om een bepaald deel van het leven, een klein aspect van het leven, tenminste zo waar mogelijk te zien. Indien ik mij met een enkel punt voldoende eerlijk en waar bezighoud, kan mijn inzicht zich wijzigen en dit op zijn beurt helpen mijn wereld te veranderen.
Indien alles wat ik van die werkelijkheid kan beseffen mij nog niet geheel bevalt, zo zal ik mijzelf suggereren, dat bepaalde bijkomende aspecten van die werkelijkheid anders zijn.
Hierdoor zal mijn instelling ten aanzien van die werkelijkheid eveneens veranderen. Er is voor mij immers altijd een binding tussen de wereld die ik mij voorstel, de interpretatie die ik geef aan de wereld, en mijn waarneming. De waarneming kan ik niet veranderen, die zal, mits op waarheid gebaseerd, steeds dezelfde blijven. Ik verander echter mijn interpretatie. Dan zal mijn beoordeling en daarmede ook mijn ervaring van de waarneming een andere kunnen worden. Zo kun je iets bereiken, dat voor jou waarlijk en merkbaar van belang is.
Ik ben altijd zo bang dat je met esoterie en filosofie en al die dingen op een gegeven ogenblik vastloopt, omdat je alles terug gaat brengen tot het innerlijk en daarbij alleen nog maar rekent met jezelf. Hoe meer je in jezelf bouwt, innerlijk mooie situaties en mogelijkheden gaat stellen, hoe minder je, volgens mij, geneigd zult zijn om nog naar buiten te kijken en aan hetgeen je daar ziet vanuit jezelf iets te doen.
Het leven zelf is toch wel het belangrijkste, zelfs wanneer het zich in de stof afspeelt. Ergens in dit leven moet toch wel iets zijn, wat je niet ontkennen kunt. Maar je kunt misschien de gevolgen wijzigen. Wanneer je je hoofd stoot en een buil daarvan overhoudt, lijkt het mij moeilijk om het feit te ontkennen. Je kunt misschien de gevolgen zover ontkennen, dat de buil sneller slinkt. Maar eenvoudig zeggen dat het niet geweest is, kun je volgens mij niet. Dus: Eerst na de realisatie van een feit kun je de gevolgen daarvan mogelijk deels ongedaan maken. Realisatie, contact met de werkelijkheid, is voor alle leven, maar ook voor alle op werkelijkheid gebaseerd bewustzijn noodzakelijk. Dat is dan het punt wat ik vandaag wilde maken. Veel is het misschien niet, maar belangrijk lijkt het mij toch wel.
Mens, het gaat er niet om dat je in alle dingen de waarheid en de werkelijkheid beseft. Maar het gaat er wel om, tenminste in een enkel punt in je leven dat voor jou van belang is, te trachten de feiten te zien zonder ze te beoordelen, zonder er fantasieën aan vast te knopen.
De rest van je wereld kan dan nog steeds een illusie blijven, maar het ene punt, waarin de werkelijkheid erkend wordt, maakt het reeds mogelijk je wereld en jezelf te veranderen, gebruik te maken van suggesties, innerlijke realisaties en krachten, en zo het leven en de verschijnselen van het leven niet hulpeloos te ondergaan, maar daarin zelf een richting, een doel te zoeken en te bereiken.
Een mens op aarde is altijd bijvoorbeeld gelijktijdig gezond en ziek. Kijk je naar het ene aspect, dan is hij ziek, kijk je op een andere wijze, dan is hij gezond. Stoffelijk betekent dit: indien een mens ziet naar zijn innerlijke evenwichtigheden, dan zal hij gezond worden. Kijkt hij alleen naar zijn onevenwichtigheden, dan wordt hij ziek. Indien dit waar is (en u kunt van de psychologen voldoende voer krijgen, waarin dit wordt bevestigd) meen ik dat het geheel dezer stelling een beginpunt kan zijn voor elke ontdekking van de wereld, het leven en jezelf.
Denk er eens over na. Illusies zijn er genoeg, fantasieën zijn er plenty, maar de waarheid is vaak moeilijk te vinden. Maar in elk mensenleven is wel een enkel punt, waarin de waarheid zich aan je opdringt. Gebruik dit nu eens als punt van uitgang. Het leven zal voor u dan minder complex schijnen, de beheersbaarheid van ik en wereld wordt groter en de erkenning van de werkelijkheid zal volgens mij eveneens groeien.