uit de cursus ‘Verborgen krachten van de natuur’ – maart 71
Naast de deur.
Er bestaat een bekende theorie dat als u ziek bent het geneesmiddel naast de deur bloeit. Dat is wel een tikje overdreven. Maar als wij ons bezighouden met de natuurgeneeswijzen, met de natuurmagie; dan ontdekken wij dat er in de natuur toch wel heel wat eigenaardige dingen voorkomen. De meeste mensen weten het niet en ze kennen het niet meer. Zij gebruiken het niet. Maar nog steeds is het zo dat als uw bloed een zuivering nodig heeft, u alleen maar naar een paar brandnetels behoeft te zoeken. En als u meent dat die moeilijk te vinden zijn, dan gaat u in het vrije veld zitten. Ik garandeer u dat u ze heeft gevonden.
Indien u last heeft van pijnlijke knoken e.d., weegbreeblad kneuzen, dat op de pijnlijke plek leggen en inderdaad het helpt.
Heeft u last van uw gewrichten, dan neemt u eenvoudig een koolblad (bij voorkeur savooiekool of Chinese kool), u kneust het blad, u legt het erop en er treedt een verbetering in. Misschien heeft u wat anders nodig. Het zou zo kunnen zijn.
U heeft bv. opeens last van een veel te hoog suikergehalte in het bloed. Nu, dan is de oplossing heel eenvoudig. U neemt een boterham en legt wee twee vingers dik peterselie op; bij voorkeur aromatische peterselie. U eet het bij het ontbijt, u drinkt er een liter water bij en u wacht af. In zeer korte tijd komt de afvoer in werking en daalt inderdaad het suikergehalte. U voelt zich dan aanmerkelijk beter. Zo zou ik kunnen doorgaan. Ik noem maar een paar van de oude geneesmiddeltjes, waarmee de mensen altijd hebben gewerkt, totdat er een geneeskunde kwam. Toen de geneeskunde er was, kwam er een chemische industrie en de chemie heeft het zover gebracht dat de mensen de natuurgeneeswijzen eigenlijk niet meer kennen, “Het ligt naast de deur,” zeggen de mensen dan. En in zekere zin is het waar.
Als er nl. een verstoring in een milieu plaatsvindt, dan is er altijd een factor die dat moet opvangen. Als bij u de zaak vuiler wordt, dan is er maar één oplossing: ofwel er moet minder leven komen, dan wel er moet een grote aanpassing van leven plaatsvinden; en dat zien wij in de meeste gevallen gebeuren doordat er een samenwerking ontstaat o.m. tussen algen en bepaalde schimmels. Ze doen denken aan de korstmossen die daarvan een variatie zijn.
De aanpassing is niet alleen een kwestie van de natuur zelf. Er zijn natuurlijk ritmen, dat geven we graag toe. Het is duidelijk dat in de nanacht een dauwnatte plant over het algemeen meer vaste bestanddelen bevat dan diezelfde plant overdag heeft. Ze is dan wakker, er zijn verdampingsprocessen, er zijn omzettingsprocessen en dus worden bepaalde producten van de plant verder verwerkt. Vandaar dat men overal in de oude boeken over geneeskunde leest dat bv. de ranonkel moet worden geplukt kort na middernacht in de zomer; dat men de belladonna bij voorkeur moet plukken bij volle maan en dan nog als de dauw op het veld ligt. Dat zijn natuurlijke factoren en wij kunnen de resultaten nagaan. Maar wat moeten wij nu denken van het volgende:
Er is een oerwoud. In dat oerwoud komen veel giftige slangen voor, Nu maakt men van de bast van een bepaalde boom (het lijkt wat op een palmetto) een fijn poeder dat wordt vermengd ‑ schrik niet ‑ met de as van een verbrande slang. Dat poedertje wordt door middel van een hol rietje in een ader ingebracht en daar ingeblazen. Iedereen zal een bloedvergiftiging verwachten. Er gebeurt echter wat anders. Er ontstaat een betrekkelijk grote immuniteit voor die slangen, zodat een dodelijke beet hoogstens een paar dagen koorts betekent; en wat meer is, de bescherming duurt vaak twee tot drie jaar. Wat is het geheim? In dit geval komt er toch ook wel iets bij dat “magie” heet.
Als u leeft, dan bestaat een groot gedeelte van uw wereld uit denkbeelden. U heeft een visie op de dingen. En als u meent dat iets dodelijk is, dan kan het een onschuldig aspirientje zijn, maar de kans is heel groot dat u in zeer korte tijd vergiftigingsverschijnselen vertoont. Op dezelfde manier kunt u zich voorhouden dat iets niet giftig is en dan blijkt plotseling dat het inderdaad veel minder sterk aantast. Er zijn tot nu toe nog geen tegengiften gevonden tegen bv. strychnine, maar ook die zouden te vinden moeten zijn. Want wij weten dat de natuurvolkeren heel veel van die recepten hebben gevonden. Alleen, de manier waarop zij ze vonden is m.i. nogal curieus.
In de Amazone‑delta zijn een aantal stammen, die nog heel wat wilder zijn dan b.v. de Yaquis. Deze stammen leven eigenlijk in een natuurverbondenheid. Ik geloof niet eens, dat zij een werkelijke godsdienst hebben. Zij vereren allerhande dingen in de natuur.
Nu hebben zij een medicijn nodig, want er zijn te veel slangen, te veel krokodillen, ze zijn bang voor de piranha’s of weet ik wat en de medicijnman komt in functie. Hij spreekt met de geesten, meestal via rokerige vuurtjes en uitputtende dansen. Als hij dat contact heeft gevonden, begint hij te goochelen met een aantal zonderlinge voorwerpen: vingerkootjes van iemand die al geconsumeerd werd twee eeuwen geleden bij wijze van spreken, een stukje van de huid van een krokodil en noem ze naar op. Dat alles gooit hij door elkaar. Op een gegeven ogenblik zegt hij: Ja. Wij moeten dáár heen, we moeten de bast van die boom hebben. Daarmee kunnen wij wat doen. En het gekke is, dat het recept werkt.
Hier hebben wij te maken met iets, wat ook voor die mensen wel naast de deur ligt, maar dat toch eigenlijk niet helemaal logisch in elkaar zit. Je zou je kunnen voorstellen: iemand is verkouden en onmiddellijk begint het nieskruid voor de voordeur te groeien. Dan zou je ook nog wel kunnen zeggen. Dat is misschien mogelijk. Maar hier spelen kennelijk andere krachten een rol.
Roept die man nu werkelijk natuurgeesten op? Het is niet erg waarschijnlijk. Heeft hij contact met voorouders? Het is een mogelijkheid, maar groot is die meestal ook niet eens. Die man komt in harmonie met de natuur. En nu zien wij het vreemde; Doordat hij in harmonie is met de natuur en een kwaal, een ziekte heeft geëlimineerd, wordt de tegenpool daarvan kenbaar. Het is a.h.w. een magneet. Indien ik een noordpool heb, dan weet ik ook waar de zuidpool moet liggen. Er is altijd een lijn te trekken tussen en noord en zuid. Op deze manier probeert hij zich dus te oriënteren ten aanzien van bestaande verstoringen van evenwicht vanuit zijn standpunt en dat lukt.
Deze vorm van magie is natuurlijk niet wetenschappelijk aanvaardbaar. Maar het feit dat een mens dergelijke verstoringen zou kunnen voelen, is aannemelijk gemaakt.
Neemt u mij niet kwalijk dat ik hier even als noot bijvoeg: Deze riten zijn door enkele waarnemers gevolgd. Zij hebben de resultaten gezien, maar weten niet precies hoe het in elkaar zit. Zij hebben toen geprobeerd het te vergelijken met de procedure van de bosnegers in Suriname. Ook hier bestaan enkele van die procedures, maar de afwijkingen zijn zo groot, dat de wetenschapsman zegt: Dat is zo totaal verschillend, er moet een werkzame factor zijn, maar ik kan hem niet vinden. Het is echter geconstateerd, dat de procedure niet‑redelijk is, maar dat er een resultaat wordt behaald, dat redelijk geconstateerd en wetenschappelijk kan worden nagegaan. Houdt u dat goed in het oog.
Nu gaan wij proberen iets daarvan te vertellen. Ik heb de vorige keer aandacht besteed aan de aarde zelf en aan een groot gedeelte van haar reacties. Al dat leven op aarde heeft ook een eigen uitstraling. De uitstralingen van alle levende wezens op aarde corrigeren veel eerder dan de vormen dat kunnen doen:
Stel dat er eiken staan. Die bomen zijn nog helemaal niet aangetast door een plantenziekte. Je zult het dit jaar nog niet zien. Pas het volgend jaar komen de eerste schilferingen, beschadigingen aan de bast en de rest. Maar dit jaar is het toch al op te merken. Wat gebeurt er nu? Wij zien dat de eikenbladroller, een insect, zich plotseling in veel grotere hoeveelheden rond die bomen vertoont. Het volgend jaar vind je ze daar niet meer terug, dan zijn ze verhuisd. Het is alsof het idee van “die boom gaat toch dood” insecten die daarmee een relatie hebben, aantrekt. Voor hen is de dood van het blad of van de boom ergens voedsel en op de een of andere vreemde manier vertrekken zij heel rustig naar de getroffen bomen.
Als er een mens komt in een bos waar geen mensen zijn, dan weten de dieren niet wat een mens is, punt één. Punt twee: zij zouden het zintuiglijk niet kunnen weten. Toch heeft men o.a. in Serengeti kunnen constateren dat kudden achter een berg met zeer verhoogde waakzaamheid begonnen te reageren toen aan de andere kant van die berg mensen olifanten bespiedden. Men heeft geprobeerd een verklaring daarvoor te vinden. De waakzaamheid van de kudde was kennelijk gericht naar de kant van de berg waar de mens was en niet op het vliegtuig van waaruit de opnamen zijn gemaakt. Dat is een heel curieuze kwestie. Alweer een vaststelling van iets. Ik geloof dat je zou kunnen zeggen: De uitstralingen van alle dingen op deze wereld zijn een voortdurende wisselwerking.
De mens is daarvoor ongevoeliger geworden, zeker in een zgn. cultuur of industriële maatschappij, maar de gevoeligheid blijft toch ergens bestaan. Deze gevoeligheid heeft echter niet alleen maar een mededelende, ze heeft wel degelijk ook een corrigerende functie. Want nu zien wij op een gegeven ogenblik ook dat de waakzaamheid van een kudde niet toeneemt als er leeuwen in de buurt zijn, maar wel in een tijd dat er te veel dieren zijn. Dan gaat de voedseldrift overheersen, zegt de bioloog en hierdoor worden de zwakkere exemplaren ‑ gezien de verminderde waakzaamheid van de sterkere exemplaren ‑ meestal het slachtoffer. Dat zou wel waar kunnen zijn. Maar zou je ook niet kunnen zeggen dat de natuur zelf hier corrigeert?
Dan kunnen wij spreken over ecologische evenwichten. Maar een ecologisch evenwicht kan toch niet verklaren waarom in een land waar een bepaalde ziekte uitbreekt (ik denk aan een tyfusepidemie, die kortgeleden uitbrak in de buurt van de Ganges‑delta, dit gepaard gaat met het plotselinge verschijnen van een speciaal onkruid in rijstvelden vlak in de buurt. Men beweerde zelfs dat het extract van dat onkruid kon worden gebruikt om de ziekte te genezen. Het was er vóór die tijd niet. Het jaar daarvoor was het in een enkel exemplaar aanwezig, maar niet en masse. En nu ineens dit jaar: tyfus en het massale verschijnen van het kruid. Moet men dan zeggen: Dat is toeval? Dan hangt de gehele wereld van toevalligheden, aan elkaar, want we kunnen die dingen steeds weer constateren. Laat ons liever zeggen: er is een soort wederkerige beïnvloeding. Die beïnvloeding moet zeker, als dat soort onkruid plotseling zo rijkelijk tevoorschijn moet komen of de tyfus moet uitbreken, iets wat je van tevoren ook niet helemaal kunt bepalen, al van tevoren aanwezig zijn.
Nu kom ik met een paar stellingen die u misschien een beetje gek vindt:
Op het ogenblik dat er op één punt in de wereld een mogelijkheid ontstaat van een kracht, zal op het meest nabijgelegen punt waar die mogelijkheid nog geconstateerd kan worden een tegenkracht ontstaan. Het is nooit één kracht, er zijn altijd twee krachten.
Als er op een gegeven ogenblik pest uitbreekt (wij hebben dat gezien met de grote epidemieën, die in de middeleeuwen heel West‑Europa hebben plat gelegd) dan blijkt ‘t dierenleven ook plotseling te veranderen. Wij zien in diezelfde periode een toename van bv. een aantal prooidieren, vooral de wolven waren in Italië heel erg brutaal. Wij zien dan ook in de plantengroei afwijkingen. Dan zegt de mens: Dat zijn tekenen. Maar ik geloof dat je het andersom moet zeggen: Dit zijn verschijnselen van dezelfde kracht die zich uit.
Dan is de vraag: Wat is die kracht? Natuurgeesten kunnen wij daarvoor niet verantwoordelijk stellen. Wij kunnen ook niet zeggen: Dat zijn kosmische invloeden zonder meer. Wij kunnen de aarde zelf ook niet daarvoor verantwoordelijk stellen, geloof ik. De mensen, het leven op aarde is vanuit het standpunt van die aarde zo onbelangrijk. Dus dan moet er iets zijn in de uitstraling, de aura van de aarde, dat niet natuurgebonden is, maar dat gelijktijdig toch behoefte heeft aan een evenwicht. En dan gaan wij maar weer eens terug naar de oude legenden; dat hebben wij trouwens al een keer gedaan.
Herinnert u zich nog de verhalen over de Djinns? In de Duizend‑en‑één‑Nacht kunt u hen vinden, de eigenaardige geesten die goed of kwaad kunnen zijn. Sommigen zijn getrouwe moslims, andere zijn heidenen. Zij vliegen door de lucht, zij hebben eigenaardige mogelijkheden, zij bedrijven magie, zij zijn ook onzichtbaar, maar soms manifesteren zij zich plotseling. Zo’n Djinn is geen mens en ook geen zuivere natuurgeest. Hij heeft een macht, welke die van de mens te boven gaat, maar hij heeft beperkingen die ook groter zijn dan die van de mens.
Stel nu dat er een astrale wereld is, die niet alleen door dwergjes, feeën, elfen en dergelijke wezens wordt bevolkt, maar ook door wezens, die leven krachtens de evenwichten die er bestaan, die zich voeden met een evenwichtssituatie. Dan zult u vragen: Wat is die evenwichtssituatie dan? Het is een voortdurende botsing van krachten, die elkaar schijnen op te heffen of trachten dit te doen. Je zou kunnen zeggen: Er zijn bepaalde accumulatoren die je door het overslaan van vonken kunt laden. Dan heb je dus een positieve en een negatieve nodig. Als de vonkenbaan voor een ogenblik wordt gesloten, blijkt de accumulator in staat te zijn een deel van de energie op te nemen. Wij noemen zo’n accumulator een statische accumulator.
Nu stel ik dat dergelijke wezens te vergelijken zijn met die accumulator. Op het ogenblik dat er een conflict begint, hebben zij met hun behoefte aan kracht al direct in de gaten: hier ontstaat een strijd. Maar zij hebben niet één kracht nodig, want dan zouden er allerhande gebeurtenissen zijn, die zij niet kunnen beheersen. Er moet een tegenkracht zijn. En dan komen wij tot de vreemde conclusie, dat er wezens zijn, niet direct natuurgeesten, aardgeesten of geesten uit de een of andere sfeer, maar gewoon anders dimensionaal levende wezens, die zich voeden met een psychisch conflict en die proberen om dit conflict reguleerbaar te houden, een tegenstelling tot stand te brengen.
Nu begrijpt u wel dat de intensiteit van ladingsverschil groter wordt naarmate de polen dichter bij elkaar worden gebracht. U kent misschien een ouderwetse booglamp met koolspitsen. Dan weet u ook dat een van die kolen beweegbaar is gemonteerd en meestal via wormwielaandrijving langzaam in de richting van de andere kool wordt gebracht, totdat er een vonk overslaat. Stel u voor dat er een bepaalde afstand nodig is, voordat het proces kan beginnen. Wordt de afstand te groot, dan gebeurt er niets. Is ze te klein, dan verteren de kolen. De koolspitsen branden weg en dan heb je een vernietiging.
Stel u die persoonlijkheden nu eens voor als wezens die op deze manier proberen te manipuleren; die proberen een bepaald deel van de aarde met zijn eigen uitstraling dicht in de buurt te brengen van een tegenovergestelde uitstraling en daaruit voor zich een zekere voeding te verkrijgen. Dat is een fantastisch beeld, ik weet het. Maar toevallig is het nog waar ook. Dan wordt het duidelijk waarom de mensen niet helemaal zonder reden zeggen: Als je ziek bent, dan groeit het geneesmiddel naast de deur.
Als u ziek bent, dan heeft u een uitstraling die afwijkt van de normale, een spanring. Die spanning kunnen wij dan het best gebruiken ‑ zo denken deze wezens ‑ indien wij een tegenpool in de buurt brengen.
Er zijn een aantal mensen geweest die zich in de primitieve magie daarmee hebben beziggehouden. Een van hen heeft zelfs wat daarover gepubliceerd. Dat was Von Höhenheim (Paracelsus). Deze Von Höhenhein stelt het nu heel aardig: Het geheel van de krachten van het leven kan worden uitgedrukt in polariteiten. Elke polariteit valt uiteen in een materiële kracht (gedachtekracht). (Hij geeft er een andere omschrijving voor en noemt nog de planeetkracht of de astrologische constellatie). Deze drie factoren moet je met elkaar in overeenstemming brengen. Indien dit niet mogelijk is langs natuurlijke weg, dan maken wij een amulet dat de ontbrekende uitstraling geeft. Hierdoor zal er een evenwicht ontstaan en zal de mens wederom tot de normale groepering van de in hem aanwezige elementen komen.
Zo dachten zij er vroeger over. Tegenwoordig zeggen zij: een beetje koorts. Vroeger: dat is het vuur dat in je werkt. Er waren heel veel mensen die dat probeerden te genezen door het vuur te laten wegvloeien en dan krijg je de aderlatingen. Het is typerend voor het Europa van die tijd dat er meer mensen aan medische behandeling zijn gestorven dan aan een ziekte. Dat zou ik nu niet meer durven beweren, zodat de medische wetenschap wel vooruit is gegaan.
Deze polarisatie van krachten zal niet alleen blijven bij het ziekteverschijnsel of bij de aanwezigheid van een gevaar waarvoor een tegenmiddel bereikbaar is. Het is duidelijk dat ook daar waar psychische spanningen bestaan, deze soms tegen elkaar kunnen worden afgewogen: En dan komen wij tot de conclusie dat mensen met een zeer eenzijdig denken, die onder een behoorlijke spanning leven, automatisch bevorderen dat in hun nabijheid tegenovergesteld denkende en reageren groepen met een vergelijkbare psychische spanning van andere aard ontstaan.
Hoe kan dat? Dat kan, omdat deze entiteiten niet beschikken over het middel om alles te scheppen, maar zij kunnen er wel voor zorgen, dat bv. een onkruid zich weelderiger voortplant dan normaal. Zij kunnen ervoor zorgen dat bepaalde dingen de mensen veel meer opvallen dan anders. Een typisch voorbeeld heeft u in uw eigen omgeving.
Aan de ene kant heeft u te maken met een regering die onder spanning staat, omdat zij geen inzicht meer heeft in het totaal van de processen van de samenleving. Zij probeert dat te verkrijgen. Maar de spanning, die daardoor is ontstaan, moet een tegenspanning hebben. Er ontstaat een in feite onredelijk verweer tegen de maatregelen. Dat verweer is in feite onredelijk gezien uit het standpunt, informatie is noodzakelijk. Gelijktijdig is het natuurlijk een kwestie van anders denken.
Als ik zeg: Dit is niet democratisch meer, dan heb ik ook volkomen gelijk. Nu wordt op dat idee “het is niet democratisch” of “het is gevaarlijk” ingewerkt en zo ontstaat er in zeer korte tijd een aanmerkelijk grotere oppositie. En het vreemde van de oppositie is, dat zij zich moet vormen in de omgeving van degenen, die het meest die maatregelen voorstaan. Dus in de omgeving van de instanties die daarmee intens bezig zijn, zullen wij waarschijnlijk het tegengif vinden. Misschien de mensen die het tegenwerken, die tegenpropaganda maken of misschien zelfs mensen die dit proberen op een heel andere manier te gebruiken. En zo is er dan weer een spanning waaruit geleefd kan worden. Misschien herinnert u dat ergens aan:
U kent allemaal het verhaal van de bloedzuigers die door de nacht, de vleermuisachtige Dracula’s, die via scherpe snijtanden en een kus in de hals u het eeuwige leven en zichzelf voldoende bloed bezorgen.
U zou die entiteiten misschien met dergelijke parasieten kunnen vergelijken. Zij hebben echter een regulerende functie. En die functie kan alleen worden beïnvloed door een zo totale verandering van omstandigheden of beïnvloeding dat hun normale manipulatie van krachtsevenwicht niet meer opgaat.
Nu komen wij bij de kosmische krachten. Ik neem aan dat de meesten van u weten wat er wordt bedoeld met de Heren van de Stralen. Het zijn heersers die een zekere invloed dirigeren, die via een gediffuseerd licht tenslotte ook de aarde kan bereiken en daar een bepaalde mentaliteit, een bepaalde geestelijke instelling doen prevaleren. Als nu een dergelijke kracht ingrijpt, dan verandert ineens de mentaliteit van alles wat bewust is. Hoe hoger de besefsmogelijkheid, hoe hoger de mentale activiteit, des te sterker de beïnvloeding. Een eenvoudige plant wordt door een dergelijke straal veel minder beïnvloed. Die kan hoogstens iets meer of iets minder energie kennen, maar een dier kan reeds zijn gedragspatroon veranderen.
Bij de mens zien wij een plotselinge verandering van temperament en daarnaast natuurlijk ook van gedachteleven. De entiteiten die zich voeden door middel van spanningsverschillen, zijn gebaseerd op het normale. Zij kunnen dus alleen van het normale uitgaan. Er ontstaan dan ook perioden, waarin zij eigenlijk geen kans meer hebben om zelf spanningen te veroorzaken en evenwichten tot stand te brengen. Hun parasitaire functie ‑ want dat zijn zij in normale tijden ‑ krijgt ineens een heel ander aanzien. Op het ogenblik dat de verandering groot wordt, treden de bovengenoemde entiteiten op als remmende factor. Zij kunnen nu alleen tegenover de invloed de restanten zetten van een andere invloed of van een verleden. De geleidelijke overgang van invloeden wordt dus bepaald door het ingrijpen van dergelijke krachten. Zijn zij er niet, dan zullen de overgangen veel plotselinger zijn, de resultaten komen sneller, maar zij zijn vaak ook minder te voorzien. Ze hebben dus wel degelijk een regulerende functie in het geheel en zijn ook als zodanig belangrijk.
De kwestie van de mens in een verband met dergelijke entiteiten is in vele gevallen een leugen. Er wordt verteld dat er mensen zijn, die met parasitaire geesten omgaan en hen op anderen kunnen afzenden. Van natuurgeesten geloof ik het, niet van deze entiteiten. De procedures die hiervoor bestaan (de rituele vormen van magie o.a. uit het Zevengebergte) komen altijd iets te kort, nl. aan beheersbaarheid.
De bestudeerders van de zgn. geheime magie van het Tibetaans Dodenboek (in feite grotendeels ook nog zwart‑magiërs) roepen dergelijke geesten wel op. Zij kunnen daarmee de meest eigenaardige situaties tot stand brengen, omdat hier spanningen worden gewekt t.a.v. de bevolking en de gelovigen. In vertoningen kunnen zij op de medewerking van dergelijke geesten rekenen, maar zij zijn er nooit zeker van hoe het geheel zal verlopen. Zij weten nooit of de steen die daar ineens gaat zweven, hen zal verbrijzelen of dat hij naar links of naar rechts zal gaan. En daaruit blijkt wel dat de beheersbaarheid dus niet bestaat. Dientengevolge moet worden aangenomen dat elke poging om met dergelijke entiteiten samen te werken voor de mens zeer grote gevaren inhoudt. En als hij er al in slaagt zijn doeleinden te bereiken, hij toch zeer veel energie aan de entiteiten zal verliezen.
Als ik nu stel dat de wijze waarop de entiteiten manipuleren voor de mens bruikbaar is, omdat hij van de ontstane spanningen, maar vooral van de bij elkaar gebrachte polen van een situatie gebruik kan maken, dan klink U dat misschien heel vreemd. Maar ik heb u daarnet een paar natuurrecepten genoemd. Het klinkt krankzinnig als je tegen iemand zegt dat hij een zeer kleine hoeveelheid bilzekruid moet aftrekken, het aftreksel met melasse vermengen en dat hij dat maar moet drinken. Dan zeggen de mensen; Wat moet je daarmee? Inderdaad blijkt dat te werken o.m. tegen maagzweer en bepaalde vormen van darmontsteking. Dat bilzekruid is meestal wel te vinden indien je last hebt van die kwalen. Dat is ook weer het vreemde. Maar je moet je er naar toe laten trekken. Die entiteiten hebben de neiging de polen zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen. Maar als beide polen één worden, valt de werking uit. De mens is een van de weinigen, samen met enkele diersoorten die in staat is dat fenomeen tot stand te brengen. En omdat de spanning wegvalt, zal dan als vanzelf ook een genezingsproces kunnen optreden. Er wordt een nieuw evenwicht gevonden. De mens krijgt zelf weer een grotere mogelijkheid tot beheersing.
Hier komen ook weer een paar oude sprookjes aan bod, waarover wij even moeten nadenken: U kent allemaal het verhaal van het alruinmannetje. Als je een alruin plukt, zal de eerste, die de kreet van de wortel hoort, die sterft op het ogenblik dat hij aan de aarde wordt onttrokken, ook stervend. Dus bestaan er bepaalde voorschriften. Je stopt de oren dicht, je neemt een hond mee en als je dat niet hebt, kun je ook een lammetje of een jonge geit nemen die je in de buurt houdt. Je neemt een heel lang touw die je aan de wortel bindt en je trekt. Dan is de kreet die je hoort, zo zwak dat het leven wordt genomen van het lammetje of de hond of wat je ervoor in de plaats zet.
Dat is natuurlijk onzin. Tegenwoordig worden alruinwortels a.h.w. in een fabriek geweekt om aan de goedgelovigen verkocht te worden. In Duitsland is er zelfs een hele industrie die zich bezighoudt net alruin, ginseng e.d.
Maar waar komt het denkbeeld weer vandaan? De alruin is met enkele andere planten niet alleen magisch, maar ook bijzonder sterk in uitstraling. Een helderziende heeft misschien wel eens gezien dat het leven van een plant een soort kleurig tolletje is dat eigenlijk niet in de plant zit, maar dat er omheen schijnt te dansen of te dwarrelen, Als je de alruin gaat vergelijken met een gewone plant, ‑ laten we zeggen een roos ‑ dan heeft het balletje dat je er omheen ziet dansen een doorsnee van 5 cm. Kijk je dan bij een alruin, dan is de omvang van dat tolletje bijna 60 cm, dat is dus 12 keer zo groot. Dat betekent dat twaalf keer zoveel energie wordt uitgestraald. Er zijn geen gedachten bij. Een plant denkt niet, althans niet volgens menselijke maatstaven, maar de plant is bewust. Veranderingen in bewustzijn kunnen in de uitstraling worden geregistreerd. Iemand, die nu zeer gevoelig is, zal dus het sterven van de alruin wel degelijk als een schok kunnen voelen, want er is een psychische kracht die behoorlijk sterk is. Dat zij dodelijk is, is onzin. Maar dat er een invloed van kan uitgaan, staat vast. En dan stellen wij;
Indien dat mogelijk is bij een alruin, dan moet het met andere dingen ook mogelijk zijn. Als iemand op aarde een oude boom rooit; die boom heeft ook krachten; hij heeft zelfs vaak meer levensomvang dan een alruin, dan zal het sterven van die boom een explosie van energie zijn. Die energie kun je alleen naar uitdrukken als troosteloosheid. Waar er geen direct besef van sterven bestaat (in planten bestaat dat niet direct), kun je dus geen droefheid verwachten maar alleen de troosteloosheid. Ik ben ineens afgesneden van alles, alles verwaast. En dat explosief, je zou dan kunnen zegen: De neerslachtigheid van de mens wordt dus aanmerkelijk vergroot. En nu het typische:
Er is een stad waar heel veel grote bomen staan. Dan is het voor de entiteiten waarover ik het had dus belangrijk dat de bomen worden gerooid, want dan komen er grote krachtontladingen, die zijn voedzaam.
Dan zal de neiging om te rooien sterker worden, dat is duidelijk.
Op dezelfde manier: een oud gebouw heeft zelf ook een zekere uitstraling. Het is dan misschien een samenvoeging van menselijke manas die daarin is opgeslagen, maar het is er. Als zo’n pand zeer snel instort, dan komt de manas (kracht grotendeels vrij. De mensen hebben nl. gedacht in een structuur en daaraan hebben zij hun kracht gegeven. Als die structuur tenietgaat, verdwijnt de samenhang voor een groot gedeelte. Enkele stenen zouden misschien wat kracht behouden, maar dat is niet veel. Er komt weer een krachtontlading. Het is duidelijk dat mensen dan gelijktijdig het oude moeten liefhebben en het moeten vernietigen. Dan hebben die entiteiten een heerlijke explosie en daarvan kunnen zij eten. Zo wordt zelfs het stadsleven daardoor beïnvloed. Wat dat betreft, kan ik u wel vertellen dat dergelijke parasitaire entiteiten, indien er geen natuurlijke veranderingen meer plaatsvinden door kosmische invloeden, de neiging nogal eens hebben om zich in grote steden bezig te houden.
Op het platteland ligt de zaak een beetje anders. Daar is er een samenspel van het natuurlijke ritme van groei, bloei, vrucht, verval. De mens die daar leeft, is daarmee veel sterker verbonden. Daar is het vaak erg belangrijk dat iets excessief wordt. Excessieve regenval, excessieve droogte zijn voor die entiteiten belangrijk, maar tevens om de zekerheid, de verwaandheid die een mens altijd ook heeft, een beetje binnen de perken te houden. Zoals gezegd: er is geen verwaander en koppiger mens dan een boer. Dat is tegenwoordig natuurlijk niet meer waar, maar het is een lange tijd waar geweest. Dat komt voort uit zijn manier van leven en het gevoel van zekerheid dat hij had. Veranderingen daar aanbrengen zou dus zeer goed zijn, maar het lukt niet altijd.
Dan kunnen wij misschien de kleinere wisselwerkingen nog gebruiken. Wij kunnen bv. een veepest sturen of giftig onkruid gemakkelijk op een wei doen groeien. Dat gaat allemaal wel, maar wij kunnen niet verder komen. Wat gaan wij dan doen? Wij gaan proberen de spanning tussen boer en land te doen groeien. Als de boer een zekere haat heeft tegen een deel van zijn werk en dat werk omvat ook levende elementen (dat kunnen planten of dieren zijn), dan is hier een spanning die kan worden afgetapt. Op deze manier hebben de heren eigenlijk nog heel wat in te brengen.
De mens die in staat is om er gebruik van te maken, die weet “als ik iets haat, dan moet ik juist proberen het zo volledig en zo juist mogelijk te doen”, die bereikt hierdoor. a) dat hij weinig energie verliest, want hij komt te snel tot een zekere harmonie met zijn tegenpool; b) hij krijgt meestal daardoor veel betere resultaten. Het is gek; waar liefde is, waar geen tegenstelling aanwezig is, daar krijg je die ontladingen lang zo sterk en lang zo plotseling niet. De regulerende invloed speelt dus ook t.a.v. de relatie van de mens met de natuur een rol.
Nu zal ik nog wat aandacht willen besteden aan kosmische invloeden die hiermee in verband staan.
Ik heb u reeds gewezen op de Heren der Stralen. Er zijn natuurlijk ook meer van die dingen. Als een geestelijke invloed zich op aarde ontlaadt of wenst te ontladen en daarbij slechts een deel van de aarde of een enkele mens beroert, dan wordt hierdoor die mens of dat deel van de wereld tijdelijk onaantastbaar voor deze parasitaire of “regulerende” entiteiten uit de een of andere tussenwereld. De onaantastbaarheid ontstaat doordat een directe kosmische invloed eigenlijk hoogspanning is. Je kunt je dus wel aan een hoogspanningsleiding gemakkelijk vasthouden, dat is helemaal niet gevaarlijk, als je maar geen voet op de grond zet, voor hem wegvluchtten. Dan kunt u zeggen: Dat was de zoon van God. Maar u zou ook kunnen zeggen: Hij had kennelijk een direct contact met de kosmos of iets in de kosmos. Hierdoor was hij voor die entiteiten onaantastbaar en gevaarlijk. En als dat voor Jezus denkbaar is geweest in het verleden, dan moet het ook vandaag bestaan. Wat blijkt nu?
Er zijn mensen, die tot een bepaalde straal behoren. Zij hebben dus een eigen levensritme dat met die straal overeenkomt. Als zo’n straal op aarde sterk inwerkt, dan kan dat gebeuren in een tijd en in een milieu dat de meesten maar heel licht worden beïnvloed. Maar deze enkelingen resoneren. Zij zien plotseling in hun leven, in hun denken veranderingen optreden. Zij worden a.h.w. losgeweekt van de wereld waarin zij bestaan en weten zelf niet welk vernieuwingsproces zich nu eigenlijk afspeelt. Maar er is iets, dat weten zij wel. Deze mensen hebben nu plotseling niet meer het geneesmiddel naast de deur, zij kunnen hoogstens voor zichzelf geneesmiddel zijn: Voor hen is er niet meer de tegenpool te vinden. Ze zijn geïsoleerd van het spel. Hun gevoeligheid voor de tegenpolen neemt in zekere mate af. Zij kunnen niet worden aangetast, maar zij kunnen daardoor bepaalde harmonieën ook niet meer bereiken. En als dit gebeurt met een klein deel van de wereld, dan is het duidelijk dat dat deel van de wereld plotseling een hele sprong in ontwikkeling maakt, want de vertragende, de regulerende factor van de entiteiten waarover ik sprak, valt weg. De compenserende werkingen die altijd in de omgeving ontstaan, zijn er niet meer. Het is niet alleen zo dat remmingen wegvallen. Het is ook zo dat er geen tegenhouden meer is. Een dergelijke ontwikkeling kan op een beperkt grondgebied zich zeer snel doorzetten in een periode van soms 5 of 6 maanden. En ook dit kan voor u in de komende tijd belangrijk worden.
U zult zich misschien afvragen hoe het mogelijk is dat in bepaalde staten (ik denk hier o.a. aan Israël, aan Jordanië maar ook aan de situatie in Laos op het ogenblik) binnen enkele dagen de gehele zaak verandert. Alle heersende machten, alle heersende overtuigingen schijnen niets meer te zeggen te hebben. Daar breekt iets los dat in zichzelf geordend, consequent is, maar dat geen samenhang meer vertoont met alles wat er tot nu toe op de wereld was en waaruit de evenwichten waren opgebouwd. Nu dat gebeurt, moet u er maar eens over nadenken. Dan zegt u: Hier is een kosmische kracht aan het werk en daardoor is de regulerende functie, de remming, de genezing misschien vanuit ons standpunt, die altijd naast de deur ligt, niet meer aanwezig. Het is alsof je een atoomcentrale hebt, waartoe je ineens alle remmende elementen wegneemt. Het is duidelijk dat dat ding dan explosief wordt.
Zo kunnen dus zeer kleine delen van wereld (het gaat nooit over een groep mensen, het kan een enkele mens zijn, een deel van de wereld of een bepaalde plaats op de wereld), plotseling a.h.w. explosief een ontwikkeling doormaken. Een totale verandering van mentaliteit, van methodiek, van benadering van de wereld, maar ook van verdere procedures die binnen enkele maanden zo sterk is dat hierdoor alle vooropgezette oordelen, meningen, economische, sociale, politieke, strategische opvattingen omver worden gegooid. En dat is, geloof ik ook weer iets dat de moeite waard is om erover na te denken.
Er zijn heel wat vreemde krachten in de natuur. Ik heb vanavond een van de meer eigenaardige behandeld. Overal vindt u om u heen dingen, die remmen die een ontwikkeling tegenhouden en andere dingen, die een ontwikkeling bevorderen. U kunt altijd weer een soort genezing krijgen, indien u de tegenpolen weet te vinden. Behalve als de kosmos u direct beïnvloedt, want op dat ogenblik is er op aarde geen tegenpool meer te vinden, dan is de enige tegenpool die nog aanwezig is, de geestelijke kracht.
Kunt u met de kosmische kracht die in u tot ontlading komt, tot een meer bewuste eenheid komen, dan is díe de genezende factor geworden. Deze lost alle problemen op en dan wordt door de eenheid met deze kracht de beheersbaarheid bereikt.
Misschien begrijpt u nu ook waarom Jezus op een gegeven ogenblik zei: “De Vader en ik zijn één.” Dat past volledig in dit schema. En dan begrijpt u misschien ook waarom u in uw leven soms ineens wordt geïsoleerd. Alle dingen vallen weg, het gaat helemaal niet meer zoals u zich dat had gedacht, het verleden is niet meer te benaderen. Gelijktijdig werken allerhande processen. Dingen waarvan je dacht dat ze niet mogelijk waren, gebeuren. Maar alles wat je dacht nu eindelijk bereikt te hebben, is ineens ver weg, daar kun je niets meer mee doen. Op zo’n ogenblik is het noodzakelijk je te realiseren: ik kan misschien wel onder invloed staan van een kosmische werking en daardoor ligt voor mij het heelmiddel niet meer naast de deur, maar moet ik het innerlijk vinden t.a.v. de kosmos.
Als een mens deze invloed heeft, dan is deze mens niet alleen onaantastbaar geworden voor een groot aantal factoren, maar hij is gelijktijdig ook a.h.w. in conflict met de kosmos. Want zijn denken is niet gebaseerd op deze nieuwe kracht, deze nieuwe invloed, maar op de oude situatie met al haar remmingen, haar evenwicht verzorgende factoren, de ingrijpende entiteiten. Kan hij zich realiseren dat de ommekeer betekent “in mijzelf eerst eenheid vinden”, dan is hij niet alleen niet meer onbenaderbaar geworden voor vele dingen in de wereld, hij wordt ook niet meer door de spanningen in eigen gedachten gekweld. Hij krijgt daarmee een vermogen tegenover de wereld waarvan hij zelf het evenwicht bepaalt, want hij kan naar buiten toe handelend gaan optreden en daarmee een bestaand evenwicht veranderen.
Een filosoof‑alchemist uit de 14e eeuw heeft kennelijk met iets dergelijks te maken gehad, als hij zegt: De mens, die in zichzelf het elixer heeft gevonden (in zichzelf: een belangrijke factor!) is het panaceum (middel tegen alle kwalen) geworden. Hij bedoelt daarmee: Hij is het geneesmiddel voor alle kwalen van anderen geworden. Hij kan iedereen genezen, indien hij dat wil. Hij kan elke situatie oplossen. Hij treedt in de plaats van elke tegenpool, zonder dat hij (zoals die tegenpool) door bepaalde eigenschappen en kwaliteiten beheerst of door bepaalde krachten van buitenaf gestimuleerd kan worden.
De vrijwording van de mens begint eigenlijk op het ogenblik dat hij begrijpt: Voor mij zijn de geneesmiddelen niet naast de deur, maar in mijzelf. En als er dan krachten zijn, die hij in zichzelf werkelijk ontmoet, bereikt hij het meesterschap over een groot gedeelte der natuur, maar niet over alles. Walt de natuur op zich is a.h.w. de uiting van grote wezens; en deze uiting kun je nooit als mens of zelfs als volk ongedaan maken.