20 februari 1968
Mens-zijn, op aarde tenminste, is gebonden zijn aan een lichaam. Gebonden zijn aan een lichaam betekent dat je in je vrijheid niet helemaal zonder beperkingen kunt leven. Ja het betekent zelfs dat je oorzaak en gevolg, tijd en dergelijke verschijnselen moet ondergaan, of je dat wilt of niet.
Wanneer wij ons, een bewustwording voorstellen dan moeten wij daarbij denken aan een groei. Het is dus niet een stijgen van hetzelfde deeltje bewustzijn naar een steeds hogere wereld, maar het is het zich uitbreiden van dit bewustzijn, zodat het meer van een werkelijkheid, zeg Goddelijke werkelijkheid, kan omvatten. Daardoor is het heel erg moeilijk om bewuster te worden in een wereld of een toestand, waarin je eigen bestaan en eigen gedachten voor een groot gedeelte bepalen wat je van die buitenwereld kunt zien, wat je beroert en wat niet. Wanneer ik in de geest leef en ik wil iets niet kennen dan is het voor mij alsof het er niet is. Wanneer ik in de stof leef en iets niet wil kennen, zal ik er toch mee klaar moeten worden.
Wanneer ik in de geest een denkbeeld heb dan kan ik dat vanuit mijzelf zo projecteren dat het reëel is, dat het voor mij staat, tastbaar, zo concreet als een huis, een tafel als wat dan ook in de stof. Als ik op aarde ben moet ik worstelen met datgene wat ik in mij draag naar buiten toe waar te maken, hoe dan ook. In de geest zal ik voornamelijk contact opnemen met degenen die harmonisch zijn met mij. Een hogere kracht kan nog wel ingrijpen en kan mij wat leren. Maar zelfs daarvan kan ik bepaalde delen afwijzen en het heeft op mij geen invloed. In dat bestaan dus in de sferen is mijn groei uitermate onevenwichtig. Ik kan naar één kant misschien heel veel leren beseffen, maar ik zie een ander niet meer. Ik kan misschien beelden zien, maar geen verhoudingen En ik moet leren hoe de werkelijkheid is om bewust te kunnen leven in de Goddelijke werkelijkheid.
Nu kom ik in de stof en die stof beleef ik, ik onderga voor een groot gedeelte. Hierdoor moet ik dus erkennen dat er dingen zijn die ik niet zelf maak, die niet in mij leven, en die toch bestaan. Ik ga zelfs erkennen dat die dingen voor mij een betekenis hebben. Dat zij in relatie, in verhouding tot mijn bestaan iets tot stand kunnen brengen. En wanneer ik dat dus onderga dan behoef ik nog geen mens te zijn. Maar ik zie nog steeds alleen maar mijzelf in relatie met die wereld. Wat ik zelf in die wereld beteken, ach dat is voor mij helemaal geen vraag, ik ben het middelpunt, want zo ervaar je dat in feite stoffelijk. Het is noodzakelijk dat ik een vermogen kweek tot denken. En als ik denk en zeg, dan gaat het om het vermogen te herinneren en te vergelijken. Dus, ik word laat ik zeggen, mens. Als mens handel ik niet alleen en word ik niet alleen door mijn wereld geregeerd maar ben ik ook in staat om te begrijpen wat ik beteken in die wereld. En ik kan proberen om mijn betekenis voor die wereld te veranderen. Ik ga mij niet meer alleen naar buiten toe uiten, zoals heel veel mensen doen die, laat ons eerlijk zijn, dan nog niet genoeg gevorderd zijn in het geestelijk bestaan, die mensen gaan niet een waarheid vinden in zichzelf en verbeteren en vergroten; maar ze gaan het stukje waarheid dat ze hebben, naar buiten uitdragen. Ze gaan dat anderen opdringen, ze gaan proberen wat hun waarheid is, een eenzijdige waarheid altijd aan anderen te geven als de waarheid. Ze denken wanneer die wereld nu maar zegt: wat ik denk is juist, dan is het ook juist en dan behoef ik mij dus niet te bekommeren om al hetgeen er verder bestaat.
Maar in het leven gaat dat niet, je krijgt niet altijd gelijk. Je kunt een tijd lang misschien anderen domineren, maar je kunt het nooit blijven doen. Er zijn in de wereld wetten en invloeden die je met de beste wil van de wereld niet kunt overtuigen dat jij gelijk hebt. En zo groeien we dus langzaam maar zeker eigenlijk naar een besef: het is niet de wereld die ik moet veranderen, het is mijzelf. Mijn betekenis voor de wereld moet anders zijn en dat is nu weer een begin van een benadering van de Goddelijke werkelijkheid. Gods werkelijkheid moet u zich dus niet voorstellen als deze wereld, dat is er maar een soort schaduw van, een afspiegeling. Gods werkelijkheid is tijdloos.
Een mens kan alleen in tijd denken, dat is waar, maar hij leert om de tijden bijeen te voegen. Hij vergelijkt wat hij deed op zijn zesde jaar met dat wat hij heeft gedaan op zijn zestiende, zes en dertigste en misschien op zijn zestigste. Hij kan dus die tijd in zijn begrip comprimeren. Hij ziet dat het niet allemaal afzonderlijke perioden zijn, dat het een geheel is. Hij leeft daardoor dus meer in overeenstemming met Gods werkelijkheid, waarin geen tijd is, maar waarin de totaliteit van het zijn een vast beeld is. Waardoor als een soort golving Gods kracht gaat tot de grens van het eeuwige en terug. En daar wordt de noodzaak wel geboren om als mens te leven en wanneer je het niet in één keer menselijk leven beseft, desnoods 100 keer.
Reïncarnatie is een kwestie waar je meestal niet teveel over zegt. De mensen zijn erin geïnteresseerd: wat ben ik vroeger geweest; wat zal ik later worden? Maar deze reïncarnatie is alleen maar een erkenningnoodzaak, meer niet. Ik ga dus als mens leven totdat ik de vermogens heb bereikt, geestelijk, om het idee van tijd en momenten uit te schakelen en bovendien niet te kijken naar mijzelf en van daaruit naar de wereld, maar vanuit de wereld naar mezelf. Want mijn wereld is geestelijk uiteindelijk een zeer groot gedeelte van de Goddelijke werkelijkheid. Dat is mijn wereld en wanneer ik die kan aanvaarden zoals ze is, zonder mijn eigen beperking daaraan op te leggen dan ga ik ook beseffen wat ik ben, want ik sta in relatie tot die Goddelijke werkelijkheid En wanneer ik weet wat ik ben, weet ik dat ik een functioneel deel ben van die Goddelijke werkelijkheid, en dat is nou hetgeen waar het om gaat.
De zin van het mens-zijn is dus eigenlijk in de eerste plaats de zelfbeschouwing, in het jezelf leren kennen. Maar hoe kan een mens zichzelf kennen wanneer hij geen ervaring heeft? Daarom is de zin van het mens-zijn niet in een richting voort te gaan tot het einde, maar door besef, door vergelijking, door vele verschillende ervaringen te gaan beseffen: in de wereld ben ik zus of zo. Ik geloof dat uw eigen menselijk bestaan, stoffelijk bestaan daar toch wel heel veel gelegenheid voor biedt.
Nu zijn er natuurlijk in het menselijk bestaan een groot aantal aspecten, een hele hoop verschillende mogelijkheden en gegevens die eigenlijk belangrijker zijn dan uit dit alles zou kunnen blijken. Ik geef u een voorbeeld in de hoop dat u mij kunt volgen.
Een mens doet aan politiek. Politiek is de poging om wat je denkt dat juist is aan een ander op te leggen. Of dat nu je eigen belang is, een groepsbelang of een algemeen streven, doet dus niet ter zake. In die politiek ga ik dus mijzelf projecteren in de wereld. Ik zoek daarbij ondersteuning, maar ik kan geen ondersteuning krijgen tenzij ik dus een tussenweg kies, een compromis maak. Ik kan nooit helemaal mezelf zijn. Nu leer ik op de duur dat alles wat ik dus politiek beweer, eigenlijk niet blijvend is, dat heeft geen vaste waarde. Mijn ideaal heeft niets te maken met de praktijk, al kan het soms de aanleiding daartoe zijn. De praktijk is dus anders dan mijn denken. Ik kan niet meer zonder voorbehoud abstract redeneren en denken, ik moet feitelijk redeneren en denken. Maar als ik dan in dat feitelijk redeneren en denken ga begrijpen dat ik in die politiek niet zozeer een macht ben die iets tot stand breng, maar een brandpunt waarin krachten samen komen, ben ik een stap verder. En wanneer ik dan nog ga begrijpen dat ik die krachten die in mij samenkomen, door mijzelf op de juiste wijze en harmonisch kunnen worden gebundeld (de meeste politici komen niet zover dat ik weet, maar er zijn er misschien, die het ooit zullen begrijpen) en dan is het mogelijk om dus de totaliteit op te nemen. Het gaat er niet om wat ik abstract denk, het gaat erom wat er reëel is. De meeste mensen denken veel te abstract.
Wanneer ik u spreek over geloof, dan spreek ik over dingen waar de meeste mensen het liever niet over hebben of het moet in een bevestigende zin zijn. Want dit geloof is iets wat ze nodig hebben maar ze weten niet precies of het nou waar is of niet. Ze nemen het aan, ze hopen het, ze zeggen te geloven terwijl ze twijfelen. En velen brengen het in een geloofshiërarchie pas werkelijk ver wanneer ze niet meer werkelijk geloven. Kijk dat is iets waaruit je conclusies kunt gaan trekken. Je begint met iets te aanvaarden, je gaat leren dat het niet waar is, of dat het niet zo waar is als jij denkt. Maar je bent nu gebonden aan de waarheid die anderen misschien verkondigd hebben. Je kunt die anderen niet in de steek laten en nu komt het menselijk element. Het gaat er niet meer om of ik geloof. Het gaat erom of het geloof van die ander, hoe onwerkelijk het dan ook moge zijn, ergens iets tot stand kan brengen in mij. Is dat mogelijk, dan heb ik iets gecreëerd waarmee ik iets bereiken kan. Dan kan vanzelf ook voor de anderen het denken vrijer, nieuwer, beter worden. Een mathematicus denkt over het algemeen tamelijk abstract. Hij denkt in cijfers, niet in mensen. Een mathematicus ontwerpt systemen, economisch, in het verzekeringswezen en al die dingen meer. Hij ziet zijn ontwerpen tot uitvoering komen en hij moet erkennen: er mankeert iets aan. Het is geheel mathematisch juist, er is geen stukje wiskunde, algebra wat hier niet juist gebruikt is, en toch klopt er iets niet. En wanneer die mens openstaat voor bewustwording, dan moet hij zeggen: wat? En dan komt hij tot de conclusie: hé wat ik als een afzonderlijke waarde heb beschouwd, is alleen maar een waarde wanneer de wereld vanuit zich in mij een rol speelt.
De meeste mensen zijn natuurlijk niet zo rijp dat ze dat zonder meer doen. Heel veel mensen zijn dus ergens in hun wezen bang, bang voor de dingen die ze denken, die ze voelen, die ze willen. Een hele hoop mensen zijn eigenlijk laf want ze durven niet uit te komen voor wat ze weten dat juist is. En dan moet u niet denken dat ik daarmee een mens een verwijt wil maken. Ik wil er alleen maar op wijzen, die mensen leven nog steeds in twee werelden. De wereld van wat zou moeten zijn en de wereld van wat is. En met dat “wat is’ werken ze, niet met dat “wat zou moeten zijn”. In de geest zou dit “wat zou moeten zijn” zonder meer waar worden, voor die mensen echter niet, zij moeten eerst zichzelf overwinnen voor dat ze gaan doen wat ze voelen dat goed is, dat juist, noodzakelijk is. Ze moeten eerst voor zichzelf een weg zoeken waardoor dit waargemaakt kan worden. Men leert dus als mens streven, maar gelijktijdig ook de onvolkomenheden van eigen denken beseffen. En wanneer ik mijn eigen onvolmaaktheid besef en eerst dan, kan ik de volmaaktheid van iets hogers gaan aanvaarden, zonder er mij volledig aan over te leveren en zonder volledig mijzelf te verwerpen. Wanneer er iets is wat groter is dan ik, volmaakter en meer afgerond, dan is het niet mijn taak om daarvoor neer te knielen en te blijven wie ik ben, want die volmaaktheid is rond mij ik moet ze in mij verwerken, ik moet ze maken tot mijn denken, mijn besef, mijn reactie. Dan pas heeft ze betekenis. Mens-zijn is dus buitengewoon nuttig.
Wanneer u het onderwerp dus stelt zoals u gedaan hebt dan is het eerste wat ik dus moet zeggen: het mens-zijn is zinrijk zeer zeker, het is noodzakelijk voor de geestelijke bewustwording, ofschoon er andere dan menselijke vormen denkbaar zijn waarin een soortgelijk beleven en dus ook een soortgelijke bewustwording mogelijk is. Een groot bezwaar van veel mensen is juist dat het leven niet alleen aangename dingen brengt. Er is veel leed, er is ongeluk, er zijn disharmonieën, problemen, conflicten. En de mens vraagt zich af waarom? Die mens nl. wil nog steeds wat de geest ook heeft gedaan, zijn eigen wil waarmaken en alles wat die wereld maar enigszins zou aanklagen, of die wereld zou ontkennen, dat wil hij in zijn eigen wereld weg hebben, wil hij veranderen. Het streven in de stof van een mens is dus in feite een zelfverwezenlijking, waarbij het helemaal niet gaat om lijden of vreugde, maar waarbij het eigenlijk hoofdzakelijk gaat om “ik heb gelijk”, “ik weet het”, “ik ben goed”, “ik ben juist”. Het menselijk leven heeft juist ten doel om dat langzaam maar zeker te veranderen. U heeft waarschijnlijk al heel veel gehoord over relatieve begrippen zoals bv. goed en kwaad, licht en duister, waarden die alleen ten aanzien van elkander en dus gezamenlijk kunnen bestaan en niet afzonderlijk. Er kan geen kwaad zijn zonder dat er goed is. Er kan geen duivel zijn voor de mens zonder dat er een God is, maar omgekeerd, voor een mens die een God op een bepaalde wijze ziet, kan er geen God zijn zonder dat er een duivel is, dat vloeit uit elkaar voort. De wereld bestaat nu eenmaal uit tegendelen. En zo zal een mens vreugde kennen, maar dan is er dus ook het gevaar van de mogelijkheid van smart. En hoe gelukkiger ik ben als mens, hoe groter mijn leed, mijn smart, mijn ongeluk kan worden, kan zijn. En omgekeerd hoe ongelukkiger ik ben, hoe groter voor mij een vreugde kan zijn, de intensiteit, niet het feit. En die intensiteit van beleving zal je duidelijk maken: hé ik kan niet leven in die wereld van mijzelf zonder gelijktijdig tot stilstand te komen, ik moet de tegenstelling, dat wat ik eigenlijk niet wil, ook accepteren, want alleen zo ontstaat een geheel.
Ik kan God aanvaarden op een eenzijdige manier. Maar dan moet ik altijd blijven kijken van de buitenkant a.h.w. naar God. Ik kan God aanvaarden in zijn totaliteit, zonder kritiek. Maar met een erkenning van alles vanuit mijn standpunt en dan leeft God in mij.
Ik geloof dat dit een van de belangrijkste dingen is die er in de kosmos bestaan. Als ik het in een paar regels mag samenvatten. Het bestaan in de materie in bewuste en zelfbewuste vorm is noodzakelijk voor de geest om van een eenzijdig besef te komen tot een aanvaarding van een Goddelijke totaliteit, die voor haar een werkelijkheid kan worden.
Waarom zijn er zoveel dingen die we wel mogen doen en niet mogen doen in het leven? Ook een interessant punt. Een mens mag alles doen in het leven wat zijn buren goedvinden, als hij de rest dan ook maar laat, want daar komt het op neer. Maar in de praktijk ligt het anders. Ik heb voor mijzelf harmonieën en disharmonieën. D.w.z. dat ik voor sommige dingen één kan zijn en andere kan ik niet beleven. En nu is datgene wat ik niet mag in menselijke termen, meestal datgene wat ikzelf niet kan, durf, of voel te mogen aanvaarden, al het andere is goed. Het heeft dus niets te maken met uw wetten, zelfs maar met de tien geboden desnoods, ofschoon die tien geboden een uitdrukking zijn van iets wat menselijk belangrijk kan zijn, in het juiste verband gezien.
Op het ogenblik dat ik leer dat datgene wat ik afwijs: toch in zich goed kan zijn, behoef ik er zelf niet onmiddellijk deel van te worden, maar ik kan beseffen, het heeft reden van bestaan. Ook daar ligt het lichtende en goede, maar op een wijze waarop het voor mij niet bereikbaar is. Dan ga ik mijn eigen wereld van goed anders zien, ik kom van de absolute vaststelling en van mijn zekerheid voor het eerst in een toestand van twijfels. Ik weet niet goed waar ik aan toe ben, maar langzaam ga ik begrijpen: juist die twijfel is voor mij de noodzaak tot kiezen. Ik moet voor mijzelf kiezen, zonder dat ik ook voor de wereld kies. En bij de keuze die ik doe, moet ik mij niet afvragen: wat is voor mij alleen prettig, wat is mij het meest aangenaam, maar moet ik mij realiseren wat zal dit voor die wereld dus voor die anderen betekenen. Ik kom dan tot een begrip waarbij “goed” alles is waardoor ik mijn betekenis en mijn contact met de wereld waarlijk vergroot en “slecht” al datgene is waardoor ik een deel van de wereld, of het contact met een deel van de wereld verwerp.
En dan zijn we gekomen op het punt waarom het menselijk leven toch wel het meest belangrijke is. Wat is uw centraal probleem? Communicatie zegt men dan. Communicatie d.w.z. mededeling het delen met elkaar van het leven, maar ook van gedachten impulsen. Van de schoonheid die je ziet, van de schrik misschien, de angst die je overwint. Gemeenschap. De meesten kennen het verhaal van de Rode Adam, die ene oervorm van de mens waaruit alle menselijkheid als deeltjes stof is uitgevlogen over de kosmos en waartoe elke mens zal moeten terugkeren. Als een voorstelling van een vorm is het natuurlijk dwaasheid, maar zouden wij, mensen en geesten, God, kunnen beseffen wanneer wij niet zijn schepping zouden kunnen begrijpen? Door het contact dat wij vinden in en met de schepping, vinden wij vanzelf ook het contact met God. En daar hebben we ook alweer iets wat erg interessant kan zijn en waarbij een mensenleven dus heus wel nut krijgt.
In de wereld van de mens staan we eigenlijk voor twee dingen die de mens tegenwoordig scheidt, maar die vroeger een en hetzelfde waren: wetenschap en magie. De magie is, laat ons eerlijk zijn in de eerste plaats het product van de menselijke denkwereld. De wetenschap is in de eerste plaats een weergave van de menselijke feitenwereld. Deze beiden schijnbare tegenstelling, net als goed en kwaad hebben veel gemeen. Wanneer ik als mens leef, kan ik leren dat aan de ene kant de vaste regels van mijn wereld een vaste verhouding scheppen, maar dat aan de andere kant de kracht van mijn geest, mijn geestelijke wereld in feite binnen die regels veranderingen en uitzonderingen kan veroorzaken zonder daardoor feitelijke regels van die wereld aan te tasten. Hier ligt dus eigenlijk voor de mens nog een heel ander veld vrij. Hij leert in zijn stoffelijk bestaan soms meer, soms minder, toch het verschil tussen de feiten die bij een wereld behoren en de feiten die bij het ik behoren. Hij ziet dat de kracht van het ik iets anders is dan de kracht van de wereld. Maar hij gaat ook leren dat hij werkelijk alleen zichzelf kan zijn wanneer hij zijn innerlijke kracht waar maakt in zijn wereld. Anders gezegd, twee schijnbare gescheiden krachten vormen een eenheid door de wijze waarop het ik zich oriënteert. Wanneer je dat leert in een mensenwereld kun je dat ook doen in een geestenwereld en ook ten aanzien van een voorstelling die niet de jouwe is, iets wat geboren is uit een ander. Je kunt deel worden van die wereld van anderen, je onderwerpen zelfs aan de regels en wetten die daarin bestaan, zonder daarom volledig gebonden te blijven, want je hebt altijd je “ik” en uit dit “ik” kan de geestelijke kracht, het eigen voorstellingsvermogen ingrijpen zonder die wereld te veranderen. Belangrijk! Want zelfs Jezus heeft gezegd in het huis mijns vaders zijn vele woningen en daar heeft hij heus niet op de een of andere bouwcompagnie gewezen, maar werkelijk op de vele verschillende mogelijkheden. Gods werkelijkheid omvat alle mogelijkheden. Wil ik dus Gods werkelijkheid kunnen beleven, dan moet ik elke mogelijkheid, met zijn eigen wetten, met zijn eigen krachtverhouding, met zijn eigen formuleringen ook kunnen accepteren en ik moet toch mezelf blijven.
Het bestaan in de stof helpt je om dit te bereiken. Maar ook hier geldt natuurlijk dat er nogal eens een herhalingsoefening nodig is. Wat zijn de kenmerkende wetten waardoor de zin van het mens-zijn, van het menselijk bestaan op aarde eigenlijk wordt omschreven? Nogal moeilijk! Natuurlijk is ‘t gemakkelijk om te zeggen “heb uw naasten lief gelijk uzelf en God boven alles”. Heel mooi maar de meeste mensen begrijpen niet wat dat betekent.
Ik ben deel van God, al het andere is deel van God, dan is alles gelijk aan mezelf. De uiterlijke verschijning en verschijnselen hebben niets te maken met de waarde, de waarde is gelegen in het zijn uit God. De rest is bijkomstig en kan veranderen. God heb ik boven alles lief, het geheel waarin God zich openbaart is datgene wat ik boven alles aanvaard, waaraan ik mijzelf boven alles wijd. Maar mijn naaste, dus datgene wat ik erken en leer kennen in die wereld, wat een beroep doet op mij, dat beschouw ik niet als mindere omdat het vraagt of meerdere wanneer het geeft, maar als gelijke. Door het als gelijke te ervaren wordt Gods wereld meer zichtbaar. En daarom zou ik de formulering een beetje anders willen kiezen en ik zou zeggen:
- De grote kunst van een menselijk leven dat tot volle bewustwording voert, is geven zonder vragen.
- Aanvaarden zonder te volgen.
- Aanvaarden zonder te oordelen.
- Meester zijn van jezelf, zonder meesterschap over het andere te begeren.
Met deze eenvoudige regels geef ik u eigenlijk het recept van het menselijk zijn. Het is niet zo belangrijk welke weg u nu volgt of niet, denkt u misschien, zoals het ook niet belangrijk is wat u nu wel gelooft en niet, want dat is ook niet belangrijk. Belangrijk is wat u bent in verhouding tot uw wereld, wat u beseft in uzelf.
De menselijke wereld heeft nl. een paar curieuze eigenschappen. Zij behoort praktisch beschouwd tot een zesdimensionaal stelsel. De mens heeft een kenvermogen dat driedimensionaal is. Zijn denken, zijn wereld erkennen etc. drukken zich uit in drie dimensies. Hierdoor wordt hij voortdurend met het onverklaarbare geconfronteerd. Hij heeft een neiging om die andere dimensies en hun ingrepen, mogelijkheden en werkingen eenvoudig weg te verklaren. Maar hij zal er niet aan kunnen ontkomen, toch steeds weer te ondergaan wat zij betekenen. Het is voor de geest die in een Goddelijke werkelijkheid leeft erg belangrijk te aanvaarden wat nog niet begrepen wordt, maar in de eerste plaats te werken met wat begrepen wordt en niet slechte met aanvaarding. Ingewikkeld? Eenvoudiger: daar waar je niet kunt weten, moet je geloven. Volgens je gevoel en beste begrip, maar je moet je nimmer baseren op je geloof maar op datgene wat je weet bij je bereiking, alleen daar waar je te kort schiet kun je een beroep doen op het geloof.
Zo is het in die Goddelijke werkelijkheid. Er is altijd veel meer in dat eeuwige wezen en zijn eeuwige pulsatie dan een “ik” zonder meer zal kennen. Het moet leren dat onbekende niet van zich af te wijzen als niet behorend bij het “ik”, maar te aanvaarden, dan zal immers de wereld waarmee dat “ik” werkt zich kunnen uitbreiden. Het is niet de bedoeling dat wij Goden worden in die zin dat we gelijk zijn aan God; het is toch wel de bedoeling dat wij waarlijk Gods beeld worden. M.a.w. dat ons wezen het Goddelijke zodanig weergeeft in besef en ook in uiting dat wij God kunnen kennen door onszelf en dat wij in God onszelf weerspiegelt kunnen zien. Dat is geen hovaardij dat is alleen de noodzaak tot bewustwording. En dat lijdt vanzelf weer tot het voortdurend onbekende. Of dat nu een vliegende schotel is, een medium, of het toeval dat je opeens achtervolgt, doet niet veel terzake. Een mens van vandaag heeft al geleerd dat de psychische wereld van de mens minstens zo belangrijk is als zijn feitelijke. Maar wanneer je gaat leren dat het nog niet definieerbare in die psychische wereld meer waarde omvat, ook meer dimensies omvat dan materieel omschrijfbaar zijn, dan is hij er.
Wij leren dus in de stof als het ware te komen, tot die aanvaarding, die geen slaafse onderwerping inhoudt, maar een bewust zoeken naar erkenning. Als u dat alles nu niet voldoende vindt om het leven op aarde en het nut ervan te verklaren, dan wil ik u wijzen op het vele wat u hebt. De meeste mensen denken dat het maar een simpele zaak is leven. Heeft het vandaag geregend of heeft de zon geschenen? De zon? Was het prettig? Als ze niet bestaan had, had je het nooit geweten. Had je niet geweten hoe vreugdig het is, maar had je die zon ook zo prettig gevonden wanneer het niet geregend had voordien? Waarschijnlijk niet, dus regen en zon zijn beiden belangrijk. Leven, veranderingen ondergaan, zelfs oud worden dat betekent steeds weer nieuwe indrukken opdoen, steeds nieuwe mogelijkheden vinden, reeds daarom alleen is het leven de moeite waard. En zo meer. Misschien hebt u het niet gehad de laatste dagen maar het kan toch voorkomen dat u zegt: hé ik ben echt tevreden met mezelf; iets wat u overigens nooit te lang moet volhouden want dan wordt het zelfbedrog. Maar wanneer u zegt: ik voel me zo prettig met mezelf, is het net of de hele wereld goed is. Je bent blij dat je bestaat en soms is het maar een onbenulligheid waardoor je het gevoel krijgt, het is mooi om te leven. Als u eerlijk bent dan zou u geen leven willen hebben waarin u maar alleen langs heerlijke glooiende paden gaat met een voortdurend zonnetje. U zou er werkelijk ziek van worden, zo erg dat u waarschijnlijk binnenkort het landschap zou bevuilen vanwege de overdaad. Neen het is juist de afwisseling waaruit u leeft. Lente is pas mooi wanneer u ook de storm van de winter hebt gekend en de kou. Dan is er verademing en een herfst met zijn koelte met zijn kleuren wordt pas werkelijk mooi wanneer daarvoor de zomer is geweest, dat de lucht staat te trillen dat je zegt: “ik wou dat er nu eindelijk eens een buitje kwam”! Dat is leven. Dat allemaal niet te hebben, zou dat op zichzelf eigenlijk niet ontzettend jammer zijn. Misschien ben je getrouwd, prettig, erg prettig geweest, natuurlijk zo nu en dan ruzie met elkaar, eigenlijk ook wel prettig, dan kun je tenminste eens een keer uitbarsten. Ja als je het zo bekijkt is het leven zelf één en al vreugde, een vreugdige beleving. En nu kijkt de mens natuurlijk altijd naar de zwarte kant. Hij kijkt niet naar wat hij heeft, maar alles wat een ander heeft en hij niet heeft. Hij kijkt niet naar wat hij kan, wat zijn mogelijkheden zijn, maar alleen wat anderen kunnen en wat hij nu niet kan. Daardoor kun je jezelf het leven vergallen. Maar zelfs wanneer de zin van het menselijke leven alleen maar dit bestaan zou zijn, en ik heb u gezegd het is veel meer, zou het toch de moeite waard zijn. Wat is er beter dan te zijn, te bestaan. Wat is er beter dan iets te kunnen doen, te kunnen bereiken? Als je eerlijk bent dan moet je zeggen: er is niet veel. De voortdurende afwisseling op zichzelf is een vreugde. Het leven zelf met elke hartenklop, elke ademtocht wanneer je erover nadenkt, zou een reden moeten zijn om te zeggen: “blij dat ik mens ben”. Als geest leef je in het licht, maar er is geen zon, er is geen winter, er is geen duister misschien, het is altijd hetzelfde. Jullie leven in een wereld gevuld met alle waarden die je maar denken kunt, met een onvergelijkelijke rijkdom aan mogelijkheden, aan sensaties waaraan je meestal voorbijloopt. Als je dan niet eens over bewustwording wilt spreken misschien als hoofddoel van het leven, zeg dan eens eerlijk wanneer je tenminste niet pessimistisch het goede allemaal maar wegdrukt van je: zou je ondanks alles, zelfs als je zorg hebt gehad nu werkelijk willen besluiten: “had ik maar nooit geleefd”? Dat doe je in een moment van wanhoop, natuurlijk omdat je dan niet nadenkt, omdat je alles vergeet. Als je nadenkt over je hele leven, lang of kort, zou je uitgeblust willen zijn? Neen dat geloof ik niet. Daar heeft u ook al een zin van het leven. Het leven is er niet om het lijdend en mistroostig te ondergaan. U weet wel mensen met gezichten waarvoor de barbier het driedubbele tarief moet berekenen omdat ze uit vroomheid zijn uitgezakt. Dat is de bedoeling niet. Het is niet de bedoeling dat u met pijn en eelt op de knietjes voortdurend, God ligt te smeken. Het is de bedoeling dat je leeft mensen, leeft.
En leven omvat alle dingen. En nu kunnen we natuurlijk zeggen: dan is het niet goed in een klooster te zijn. Als je in dat klooster vreugde kent, je leeft, je hebt het idee betekenis te hebben, je dwaalt niet af uit de werkelijkheid, je bent iets, je doet iets, dan is het goed, dan is er vreugde, er is leven. En als je misschien het tegenovergestelde bent, een verlaten Venuspriesteres misschien in een moderne wereld, dan kan de wereld zeggen: foei. Maar als je daarin leeft, daarin je vreugde geeft, vreugde leeft, wanneer je daarin je bestaan kent als een leven, als een vreugde, zou het dan niet goed zijn? Ach lieve mensen, zelfs buiten de bewustwording om is leven zo wonderschoon. En schoner dan jullie beseffen zijn de tegenstellingen en zelfs het ongeluk dat jullie wereldje brengt. Niet alleen omdat je bewuster wordt, maar omdat je het licht zoveel beter ziet wanneer het een ogenblik duister is geweest. Omdat je Gods harmonie beter kunt beleven, vollediger kunt ervaren wanneer je een ogenblik in verwarring en innerlijk verscheurd bent geweest. Tegenstellingen lieve mensen, tegenstellingen bouwen jullie leven op. En daarom is er niets schoner dan mens te zijn of geweest te zijn. Want de werkelijke betekenis van leven en eeuwigheid zou je nooit kunnen omvamen, zo volledig, zo goed en zo schoon, wanneer je niet als mens geleefd, gelachen en geleden had.
En wanneer u denkt dat dit nieuw is wat ik u vertel, lees de bijbel, lees Genesis. Waren niet de engelen zelf jaloers op de mens? Ze zijn het nog. De hoogste lichtgeest, die het niet gegeven is om neer te dalen in de materie, zal nooit zo volledig Gods vreugde kennen en zo volledig met de eeuwige werkelijkheid de pulsatie van de levende God één zijn, als hij die mens heeft mogen zijn. Leven in de stof heeft zin al kun je dat menselijk soms niet altijd verwerken. Daarom beëindig ik dit onderwerp met een uitdrukkelijk bevestigend: “Het menszijn is goed, ja noodzakelijk voor de bewustwording voor het leven. Het is een van de kostbaarste gaven die een schepper zijn schepsel mee kan geven dat leven mag in de totaliteit van zijn bestaan”.
Als u meent dat ik gelijk heb, zou ik willen dat u het leven wat lichtender gaat bekijken en een beetje minder angstvallig. Het maakt heus geen verschil of je een paar miljoen hebt of niets, als je maar gelukkig bent. Het maakt heus geen verschil uit wat anderen van je denken, wanneer je zelf maar in vrede kunt zijn met jezelf en datgene wat je in en rond jezelf als belangrijk en waardevol beseft.