Occultisme

image_pdf

uit de cursus ‘Praktisch occultisme’ (hoofdstuk 1) – oktober 1973

Occultisme.

Occultisme duister geheim. Er zijn heel veel dingen die de mens duister en geheim noemt zonder dat ze dit in wezen zijn.

De praktijk van het occultisme is heel vaak afstand nemen van allerhande theorieën en verklaringen en genoegen nemen met de mogelijkheid de verschijnselen praktisch te beheersen.

De gehele occulte wetenschap draait ten slotte om de mens. Zelfs als wij bezig zijn met de kosmos, herleiden wij de waarden toch altijd weer tot de mens, tot de verschijnselen in de menselijke wereld. Als wij te maken hebben met de mens als middelpunt, dan is het duidelijk dat de eigenschappen van de mens voor een groot gedeelte bepalend zullen zijn voor de zogenaamde occulte verschijnselen. Nu is het zo dat elke mens in zijn wezen een eigen karakter heeft. Deze karakteristiek is betrekkelijk ver doorgevoerd. Laat mij u een voorbeeld geven:

Een vingerafdruk is praktisch uniek. Wij nemen daarmee over het algemeen genoegen en praten er verder niet over. Maar laten wij ons dan afvragen waarom er bepaalde typen van vingerafdrukken voorkomen? Er zijn ongeveer 17 hoofdtypen, waarin dan weer een aantal afwijkingen te constateren zijn. Zo is het aantal mogelijkheden dus oneindig. Gaan we dat na, dan blijkt dat dit kennelijk te maken heeft met zintuiglijkheid van de mens in casu voornamelijk met de tastzin.

De tastzin toont ons een aantal reacties aan, die mogelijk zijn bij aanraking. Dit gebeurt hoofdzakelijk bij aanraking van de verhoginkjes, de rillen (groeven) van de huid. Hierin zit kennelijk ook een deel van de tastzenuw en zo wordt de gevoeligheid van de tastzin daardoor bepaald. De tastzin is weer verbonden met de reacties van de andere zintuigen. Op deze manier krijgen wij dus te maken met een aantal kentekenen, die iets zeggen omtrent het wezen van de mens.

Als wij kijken naar de hand van de mens (vooral als wij haar licht gebogen houden en de duim iets gestrekt, dat is namelijk de juiste houding om de hand te lezen), dan kunnen wij zien dat er onder meer bij de muis van de hand een aantal bijlijntjes voorkomen, maar die ook net onder de verschillende bergjes onder de vingers zitten. Wanneer iemand nu bewusteloos is, dan verdwijnen een aantal van die plooien. Kennelijk is de bewustzijnstoestand van de mens dus mede aansprakelijk voor het optreden van bepaalde kerfjes en plooitjes, die buiten de normlijnen, de levenslijn, verstandslijn enz. voorkomen, Ook hier: de bewustzijnstoestand beïnvloedt bepaalde kentekenen van de mens.

Daar staat tegenover dat de mens een aantal trekken heeft, die vast zijn. Bij de schedelbouw kennen wij bijvoorbeeld een wat hellende aangezichtshoek. Het voorhoofd loopt dus iets naar achteren weg. Zien wij dat bij een persoon, dan is dat een mens die sterk zintuiglijk leeft.

Kijken we naar iemand die een recht voorhoofd heeft, dus een andere vorm van schedelkap, dan hebben wij zeer waarschijnlijk te maken met een mens die logisch denkt. Het is in ieder geval iemand die zeer veel naar bewijzen zoekt, die geneigd is alles materieel te herleiden.

Er zijn ook nog voorhoofden, die iets teruglopen om daarna met een soort bult naar voren te springen. Ook deze vorm heeft iets te zeggen. Indien die bulten (ik zou haast zeggen “horentjes”) sterk ontwikkeld zijn, zodat de hoek van het voorhoofd daardoor meegetekend wordt, dan stellen wij dat we te maken hebben met een mens die hevig emotioneel is.

Dan is er nog een vierde vorm waarbij de hoek wel iets meer naar achteren loopt maar gelijktijdig naar de zijkanten iets uitpuilt. Hier is dan een mens waarin instinct en herinneringswaarde domineren en de onmiddellijke reactie praktisch achterwege blijft.

Dit zijn natuurlijk maar hoofdindelingen. Het is een type-indeling die gebruikelijk is. Deze type-indeling kan ons helpen, ook al is ze niet onfeilbaar, om de benadering van een individu vast te stellen.

Als wij te maken hebben met iemand, die een recht opgaand voorhoofd heeft dan is het duidelijk dat wij bij suggestie en dergelijke die mens in de eerste plaats moeten pakken op zijn hoofdeigenschappen. Wij moeten uitgaan van zijn logische opbouw van denken. Wij moeten uitgaan van materiële mogelijkheden en verschijnselen. Hebben wij te doen met iemand die sterk emotioneel is, dan zal de suggestie in de eerste plaats op de emotie gericht moeten zijn.

Dit zijn uit de aard der zaak alleen maar voorbeelden. Later zullen wij de verschillende punten nog nader moeten beschouwen en zullen daar ook meer directe regels aan verbinden.

Uit dit alles hoop ik echter reeds te hebben aangetoond dat wij aan bepaalde uiterlijke facetten van de mens iets kunnen aflezen omtrent zijn gemiddelde aard. Zoals wij aan de gehele vorm van de hand wel degelijk kunnen zien of iemand een intellectueel type is of niet of hij heerszuchtig is of niet. Door deze eigenschappen te kennen zal de occultist dus weten met welk materiaal hij werkt. Daarom zijn dergelijke pseudo-wetenschappen, dat blijven ze toch, eigenlijk zo belangrijk voor iemand die praktisch met het occultisme wil werken.

Het occultisme bestaat voor een groot gedeelte uit projectie. Wij geven een deel van onze eigen persoonlijkheid als het ware vorm en gestalte, hetzij suggestief, hetzij hypnotisch of misschien als een uitgestraalde gedachte of een uitgestraalde kracht. Elke kracht, die wij uitstralen moet echter zijn afgestemd op degene die haar ondergaat, die haar dient te ontvangen. Hier is de oude studie, die in China zo een lange tijd opgang heeft gemaakt dus helemaal niet zo gek.

Men ging uit van een elementenverdeling, iets wat wij ook bij de Grieken nog terugvinden. Men zei: Deze mens heeft een bepaalde verhouding van elementen in zich. Daardoor ontstaat er een verstoring van het Yang Yin principe. Door deze verstoring in de vorm te constateren weten wij op welke wijze wij dat evenwicht kunnen herstellen. Hierbij was een groot gedeelte van de magie gericht op het herstellen van evenwichten of andersom. Negatief ook wel eens op het verstoren van bestaande evenwichten.

De praktische regels, die wij voor deze eerste les of inleiding kunnen trekken, luiden:

  1. Als u op welke wijze dan ook met een medemens wilt werken op occult terrein, dan is het mogelijk dat u tracht aan de hand van zijn uiterlijk, zijn bewegingen, kortom, het geheel waarneembare deel van deze mens u een beeld te vormen van zijn karakteristieken, van zijn toestand en eventueel zelfs van zijn kwalen, of geestelijke mogelijkheden. Door dit te doen schept u voor uzelf een mogelijkheid tot juiste afstemming. In dit geval, en dat zal heel duidelijk zijn, is het voor ons gemakkelijker mogelijke resultaten te behalen en kunnen wij harmonieën opbouwen.
    Er is één terrein waarop deze regel niet kan gelden: als wij ons “ik” willen projecteren naar een hogere geestelijke wereld. Want hier hebben wij niet te maken met personen, die wij van tevoren kunnen waarnemen, observeren. Wij hebben geen vaste kenmerken waarop wij ons bij onze afstemming kunnen richten. Hier vervangt de zogenaamde sfeer de waarneming.
    Een sfeer is voor ons een gevoelskwestie, dat is duidelijk. In deze gevoelskwestie volgt dus de noodzaak tot emotionele afstemming. Ik kan nimmer naar een lichte sfeer gaan, indien ik zelf droefgeestig gestemd ben. Ik kan geen uiterst positieve krachten bereiken, indien ik negatief ben ingesteld. Ik zal mijn afstemming in dat geval moeten richten op de sfeer die ik kan benaderen. Niet op degene die ik wil benaderen, dat lukt namelijk niet altijd, maar die ik wel kan benaderen. Daarbij zal ik moeten uitgaan van een sfeer die zoveel mogelijk beantwoordt aan hetgeen ik voor mijzelf verlang.
  2. In het occultisme bestaan duizenden geheimtalen en verschillende aanduidingen. Welk systeem van aanduiding wij gebruiken is niet zo belangrijk. Als wij er echter een hanteren, dienen wij daarin zeer consequent te zijn. Het door elkaar gebruiken van verschillende systemen werkt namelijk voor ons bewustzijn verwarrend en zou dus in ons conflicten en afwijkingen kunnen doen ontstaan. Ons voorstellingsvermogen is dermate belangrijk bij het richten op bepaalde krachten, sferen, afstemmen op personen, het projecteren, dat wij ook in ons bewustzijn zo ordelijk mogelijk te werk moeten gaan. Werkelijk occultisme kan alleen op een ordelijke wijze worden bedreven.
  3. Overal waar ik te maken heb met een teveel, mag ik nimmer toevoegen. Overal waar ik te maken heb met een tekort, mag ik nimmer nemen. Ik moet in mijn streven altijd proberen om een evenwicht, een zo gunstig mogelijke balans zelfs, te bereiken. Ik zal u een paar voorbeelden geven voor deze regel.
    Paranormale genezing zal voor de meesten van u wel het dichtst bij liggen. Als ik te maken heb met een ontsteking, zal ik nimmer kracht geven op de plaats of op dat deel van het lichaam waar de ontsteking zich bevindt, want daarmee forceer ik de ontsteking. Ik geef deze kracht en dat is niet de bedoeling. Als ik te maken heb met iemand, die een orgaan heeft dat minder goed functioneert, dan kan hij daar wel pijn hebben, maar de plaats zelf mag ik niet afnemen. Ik mag geen kracht weghalen. Hier is een tekort aan kracht, dus dien ik kracht toe te voegen

Nu zullen wij een aantal praktische regels geven, die u kunt gebruiken bij de benadering van een persoon op occult terrein.

Het is voor u het gemakkelijkst, indien u de astrologische type-aanduiding hanteert, ook als er andere aanduidingen bestaan. Houd rekening met het element waaraan een bepaald sterrenbeeld gebonden heet te zijn. U krijg dan een indeling in: lucht-, aarde-, water- en vuur- typen.

Uw afstemming dient te geschieden op het element! Als de afstemming plaats vindt, kunnen wij daarnaast proberen, indien het gaat over een beïnvloeding, een kwaal of iets dergelijks, na te gaan onder welk sterrenbeeld en welke planeet deze persoon of omstandigheid valt.

Het is bijvoorbeeld mogelijk te zeggen: deze mens heeft een kwaal of een stimulans nodig die valt onder Uranus. De mens zelf valt onder een waterteken. Dan begin ik mij af te stemmen op een zekere amorfiteit, vormloosheid, alles is vervormbaar. Dit betekent dat een Uranus-invloed, die op zichzelf niet zo sterk stabiel pleegt te zijn, begrijpbaar is. Wij kunnen de kwaal dan niet onmiddellijk aanpakken. Wat wij in dit geval doen is: wij gaan naar een basisbestanddeel dat in die mens niet op de voorgrond treedt en proberen dan, ook indien het hypnose, suggestie of wat anders betreft, ons in de eerste plaats in de stellen op het vegetatieve (automatisch functionerende deel) van het zenuwstelsel. Hiermede kunnen wij een maximum aan resultaat behalen.

Maar stel nu dat wij een mens hebben, die onder een aardeteken valt. Deze heeft precies dezelfde kwaal of afwijking. Hij valt onder Uranus. Nu mag ik niet uitgaan van vormloosheid. Deze mens heeft een zeer sterke eigen karakteristiek. Deze karakteristiek zal mede elementen bevatten die bij Uranus behoren. In dit geval stel ik mij voor: wat is de relatie van de door mij gekende planeetwerking Uranus ten aanzien van het type. Ik kan het type niet veranderen. Ik moet dus de werking veranderen. Wij grijpen dus direct de werking van de kwaal of de afwijking aan en proberen niet langs een omweg iets in de mens zelf tot stand te brengen. Een geestelijke operatie, bij wijze van spreken, kun je uitvoeren op een vuurteken en op een aardeteken. Het is veel moeilijker om dat te doen bij iemand die behoort tot een luchtteken. Bij een waterteken is dit praktisch niet direct mogelijk. Dit geldt voor ons in de geest en zal voor u op aarde ongeveer gelijk gelden.

Als u te maken heeft met lichaamsdelen, dan kunt u overal boekjes krijgen, waarin staat beschreven hoe elk lichaamsdeel correspondeert met een planeet en met een sterrenteken. Dan weten wij ook wat de kwalen zijn van een bepaald lichaamsdeel en wij weten ook welke werkingen wij kunnen gebruiken voor dat bepaalde lichaamsdeel. Hier kunnen wij iets hebben aan de astrologie, want deze geeft ons niet alleen maar tekens en een begrip van een kosmische opbouw, zij geeft ons daarnaast, en dat is toch weer belangrijk, een denkbeeld van wat men noemt: compenserende werkingen. Bijvoorbeeld u bent geboren onder een bepaald teken, maar wat is uw ascendant? De ascendant kan onder bepaalde omstandigheden zelfs domineren. Maar het ascendant teken domineert naar buiten toe en beïnvloedt dus de uiterlijke verschijningsvorm, het gedrag, niet de innerlijke toestand. Die blijft voorbehouden aan de grondeigenschappen van het zonneteken waartoe u behoort. Nu zal ik in vele gevallen zeggen: dit is dermate uiterlijk, dat ik hier beter de ascendant van een persoon kan berekenen.

In andere gevallen is het mogelijk te kijken naar een horoscoop. U moet dan wel de horoscopie een beetje beheersen. Wat staat er in de geboortehoroscoop (radix) voor vierkanten, wat voor opposities zitten. Wij kijken naar het lichaam. Welke planeet is hier actief, dominant of heersend? Welke werking heeft die planeet in de totale horoscoop? Dan hebben wij meteen een relatie met de invloeden van buitenaf en wij hebben tevens, en dat is even belangrijk, de mogelijkheid om een bepaalde invloed te constateren die moet worden opgeheven, of die een tegenwicht moet krijgen. Op deze manier krijgen wij de mogelijkheid om evenwichten tot stand te brengen. Dit heeft niets te maken, ik zeg het er maar meteen bij, met astrologisch geestelijk genezen, want aan dergelijke, vaak toch zeer theoretische wetenschappen zullen wij in deze cursus niet kunnen toekomen. Ik heb u nu een beeld gegeven van de uiterlijkheden.

In deze inleiding moet ik ook nog aandacht besteden aan bepaalde delen van de innerlijke mens. Ik mag daarvoor aanhaken bij een bekend systeem. Bij yoga nemen wij aan dat er in de mens een groot aantal stromingen (levenskracht) bestaat. Wij kennen daarnaast bij yoga bepaalde systemen om deze levenskracht te beheersen en methoden om de levenskracht te zuiveren of aan te vullen. Dat alles behoort weer tot een systeem dat wij misschien terloops in een tweede onderwerp verder kunnen behandelen. Het gaat ons hier echter om de circulatie van krachten en de relatie van de krachten en krachtstromen in de mens, met buiten hem bestaande omstandigheden. Ook hier worden wij geconfronteerd met iets dat van buiten af kan worden geremd of gestimuleerd. Alleen de mens, die zijn levensstromen volledig kan beheersen door zijn wil, is onaantastbaar. Maar dit is over het algemeen maar een zeer klein promillage. Het is niet eens een percentage. Het is een promillage van 1½ tot 2 0/000. Voor ons praktisch werken met het occultisme nemen wij dus aan, dat die beïnvloeding van buitenaf wel mogelijk is, ook al weten wij dat er een zeker fouten-element schuilt in deze stipulatie. Dan stellen wij: als in de mens levensstromen fluctueren, dan is dit het gevolg van een innerlijke wilsuiting of van een geestelijke toestand. Het eigen bewustzijn blijkt slechts zeer zelden invloed daarop te hebben.

Indien ik een fluctuatie in de levensstromen van een mens tot stand kan brengen – en dat kan ik doen door bij voorbeeld een gerichte uitstraling, zelfs op afstand – dan zal hierdoor de mogelijkheid ontstaan om bepaalde functies van die mens tijdelijk te domineren. Wij kunnen ook door de fluctuatie op de juiste wijze te bevorderen verhoogde bewustzijnstoestanden bij de ander veroorzaken. Wij kunnen daarnaast bepaalde eigen functies (onder andere mentale functies) tijdelijk als het ware stil zetten. Wij komen dus tot een veel grotere beheersingsmogelijkheid van ons sujet. Daarnaast kunnen wij – en dat is met andere methoden heel moeilijk – ook geestelijke fasen van diens ontwikkeling en beleven beïnvloeden. Dit beïnvloeden van de levensstromen is helaas de laatste tijd wel eens een zaak van experimenteren geworden voor mensen die er heel weinig van afweten.

Mag ik daarom in deze eerste les ook enkele praktische tips geven in die richting?

Probeer nimmer de levensstromen van een ander te beïnvloeden, tenzij u eerst zelf evenwichtigheid en een mate van beheersing heeft bereikt. Indien in u bepaalde toestanden van bewustzijnsverandering of verruiming optreden en deze passen niet bij hetgeen voor u op dat moment aanvaardbaar is, richt dan uw aandacht op de ruggenstreng. Stel u een circulatie van de levensstroom voor die langs uw zijden loopt, bij het stuitbeen binnenkomt in de ruggengraat om deze ter hoogte van het schouderblad te verlaten en wederom langs de zijden af te lopen. Dit is een voorstelling en heeft met de werkelijke stromingen niet eens zoveel te maken, maar het heeft wel een vreemd neveneffect. Hierdoor wordt het bewustzijn onmiddellijk verruimt en gekalmeerd en treedt een beheersbaarheid op, ook in omstandigheden waar die voor een ogenblik teloor was gegaan. Dit is een heel eenvoudige raad waar sommigen iets aan kunnen hebben.

De geheugenfuncties van de mens bevinden zich aan de zijkanten van het hoofd, althans voor occulte doeleinden. Wij stellen ons nu een denker voor, die de handen zijdelings tegen het hoofd legt, terwijl hij de vingertoppen iets boven de slapen tegen de schedel drukt. Als wij ontdekken, dat ons geheugen niet juist functioneert, dan kunnen wij proberen onze levensstromen in die richting (boven de slapen) te dirigeren en tevens ervoor te zorgen dat er beneden geen verlies van kracht is (dat doen wij door de benen te kruisen, (bij voorkeur zo, dat de enkels of de voetzolen elkaar raken) terwijl wij in denkershouding zittend de vingertoppen opzij tegen de schedel drukken, stellen wij ons voor dat kracht uit beide handen in de schedel binnentreedt en vandaar pulseert naar het voorhoofdchakra van waaruit zij weer vrijkomt. Dit is alweer een voorstellingsmethode, maar het blijkt wel dat hierdoor de geheugenfunctie aanmerkelijk kan worden gestimuleerd en dat, indien u zich daarbij een korte wijle (10 minuten is gemiddeld voldoende ontspant), terwijl u niet aan problemen of iets dergelijks denkt. U zult merken dat dingen die u vergeten was, u ineens weer helder voor de geest staan.

Nu is dit voor onszelf natuurlijk erg prettig. Maar kunnen wij een ander op dezelfde manier helpen? Hiervoor zouden wij eveneens een vergroting van doorstroming moeten veroorzaken op die punten waar wij nu gemakshalve de vingertoppen hebben gezet. Dat kun je bij een ander moeilijk gaan doen. Iemand zegt: “Tjonge, ik weet het niet meer, wat heb ik nu toch weer vergeten.” U gaat dan naar hem toe en legt uw handen om zijn hoofd, dan heeft u kans dat u een dreun of zoiets krijgt. Toch wilt u helpen. Dan gaan wij uit van het volgende:
De mens is visueel sterk gevoelig en sterk suggestief. Dat wil zeggen dat een sterk richten van de ogen voor ons betekent een uiterste concentratie op een bepaald punt. Wij proberen de persoon zo te zien dat beide slapen voor ons zichtbaar zijn. Wij stellen ons dan voor dat uit onze ogen een straal gaat die door de slapen binnentreedt, door het hoofd circuleert en vanuit diens voorhoofdchakra tot ons terugkeert. Nu kunnen wij de straal niet op hetzelfde punt (voorhoofdchakra) weer ontvangen, tenzij wij zeer bewust zijn. Wij stellen ons dan voor dat die straal naar ons middenrif gaat en daar door ons weer wordt opgenomen.

U heeft om iemand op deze wijze te helpen tenminste 3 minuten nodig. Wie heel sterk geconcentreerd werkt, kan het misschien doen in ongeveer 70 seconden. Indien u de kans heeft dat te doen, is het misschien praktisch daarna de persoon even af te leiden (op welke wijze dan ook) en een onderwerp aan te snijden dat naar u weet niet samenhangt met zijn problemen. Als u dan even doorbabbelt zien wij hetzelfde verschijnsel optreden, na ongeveer 10 minuten blijkt de geheugenwerking versterkt te zijn en vele vergeten punten plotseling weer klaar in het bewust denken op te duiken. Dit zijn heel eenvoudige tipjes.

Wij willen vaak ook iemand op afstand helpen of genezen. Nu is het zo dat wij ons moeten leren afstemmen op het type enz.. Maar de beïnvloeding van buitenaf kan hier een rol spelen. Daarbij gaan wij eenvoudigheidshalve uit van het volgende standpunt:

Zuivere vitaliteit (levenskracht) wordt het eenvoudigst overgedragen door concentratie op het stuitbeen.

Vitaliteit die in het bijzonder voor het zenuwstelsel is bedoeld, kan het best worden overgedragen door u te richten op de nekaanzet, bij de atlaswervel ongeveer.

Energie die ten doel heeft de stemming van de mens te veranderen wordt bij voorkeur op het keelkopchakra gericht en wel omdat wij daardoor een bepaalde klierafscheiding tijdelijk kunnen stimuleren.

Wij moeten ons in al deze gevallen realiseren, dat de kracht die wij uitstralen weer tot ons terugkeert en wel steeds tot ons meest geopend chakra, dat voor de doorsneemens ligt ter hoogte van het middenrif of op de borst. Wij kunnen onszelf in zo een geval nooit afsluiten voor de problemen en onevenwichtigheden van een ander. Zij zullen door ons heen moeten pulseren. De erkenning van het probleem maakt het ons mogelijk eventueel optredende foutjes zeer snel te compenseren.

Indien wij een beïnvloeding van buitenaf wensen en wij onszelf niet actief durven of kunnen inschakelen, dan kunnen wij alleen een beroep doen op krachten, die zo groot zijn dat voor hen een egaliseren van onevenwichtigheden zonder meer mogelijk is. Wij kiezen daarvoor de zogenaamde stralen. Om deze stralen voor onszelf eenvoudig te symboliseren gebruiken wij kleuren. De kleur die u zich voorstelt is niet zo belangrijk als men wel eens denkt, maar het is zeer belangrijk dat de kleur voor u een zekere betekenis heeft. Als u aan levenskracht gelooft en u denkt aan wit, dan denkt u aan wit licht waarin de patiënt of de persoon gehuld is. Denkt u dat goud of groen beter is dan denkt u aan goud of aan groen. Het gaat hier om uw persoonlijke instelling, waardoor een afstemming kan worden bereikt. In 9 van de 10 gevallen zal uw eigen kracht hier dienen als een soort starter voor een lawine van krachten, die rond deze mens wel aanwezig zijn, maar die slechts zelden tot directe uiting komen.

Dan gaan we deze inleidende fase afsluiten. Er zijn onnoemelijk veel methoden om een mens te benaderen van binnen en van buiten. Onwillekeurig willen wij ook graag aan die mens zijn lot, zijn eigenschappen en dergelijke aflezen. Dit kunnen wij doen door ons op die persoon in te stellen. Dat lukt meestal niet zo goed. Wij grijpen dan bv. naar handlijnkunde, omdat hierdoor een direct contact met ons sujet mogelijk is en een instelling wordt verkregen op lichamelijke eigenschappen en ook bepaalde ervaringen die in de hand geschreven staan, waardoor wij gemakkelijker in de tijd die mens kunnen aanvoelen en zien en dus ook gemakkelijker kunnen zeggen wat wij doen en wat de persoon zal beleven.

Hierover moet u niet al te licht denken: het systeem van de handlijnkunde is behoorlijk oud. Wij weten dat het in Ur van de Chaldeeën een veel voorkomende praktijk was, en dat niet alleen voorspellingen uit de hand werden gedaan, maar heel vaak ook toestanden en zelfs ziekten en hun genezing daaruit werden afgelezen. In Babylonië, in Egypte vinden wij die kunst ook. Wat gewijzigd komt ze ook nog voor in Griekenland en later in Rome.

De werkelijk grootste kunst is de overlevering van de chiromantie zoals die onder de zigeuners bestaat. Hierin zijn namelijk bepaalde oosterse wijsheden samengevoegd met een ervaringswijsheid, die eerder Afrikaans is. De combinatie van de twee Oosterse en Afrikaanse methoden heeft een impulsief duidingssysteem tot stand gebracht waarmee vaak heel goede resultaten worden bereikt. U moet echter niet denken dat u met een handboekje en voldoende artikelen daarover nu precies een lot kunt duiden uit de hand. Maar u kunt uw gevoeligheid vergroten.

In alle praktisch occultisme zult u mede met uw gevoeligheid moeten werken. Het is deze gevoeligheid waardoor wij tot prestaties komen die, zouden wij ze moeten leren, ons onnoemelijk veel tijd zouden kosten. Wij kunnen niet verklaren wat wij doen. Maar is dat wel noodzakelijk? Als datgene wat wij doen een praktisch resultaat heeft, dan is dat voldoende.

Iemand die aan praktisch occultisme doet, zal zich soms bezighouden met de theoretische verklaring. Ik zou u ongetwijfeld heel mooie theorieën kunnen voorschotelen omtrent het handlezen waar ik het over had, omtrent de schedelbouw, de waardering van de menselijke fysionomie, het waarderen van de verhoudingen van de ledematen ten aanzien van de romp; in bepaalde duidingen ook weer een heel belangrijk systeem. Al deze dingen worden wel theoretisch verklaard, maar de theorieën haperen allemaal. Zij komen alle op een punt van onverklaarbaarheid: een dogma dat als onaantastbaar wordt gehanteerd, maar dat op zichzelf geen enkel redelijk bewijsbare inhoud heeft. Daarom geloof ik dat wij met de theorie niet teveel moeten doen. Ik meen dat wij ons eerder zullen moeten richten in deze cursus op datgene waarmee wij resultaat kunnen behalen.

Ik heb u reeds een paar praktische regels gegeven; heel kleine en heel eenvoudige. Indien u ze toepast zult u ontdekken dat zij resultaat opleveren. Waarom zult u waarschijnlijk niet weten en als u probeert om daarachter te komen dan raakt u alleen maar verwarder. Houdt u mij dus ten goede als ik u hier nadrukkelijk verklaar:
Er bestaat geen enkel theoretisch systeem dat een redelijke verklaring geeft voor de mogelijkheden waarover een mens beschikt. Er zijn vele systemen die dit ten dele doen, maar omdat wij nu eenmaal aanwijzingen nodig hebben zullen wij ons, althans in deze cursus, over het algemeen houden aan de astrologische tekens en duidingen. Niet omdat wij menen dat bij ons Mercurius in de kleine vinger zit, of dat de Zon in de ringvinger schuilt, maar omdat wij weten dat dit benoemingssysteem door zijn associaties het meest geschikt is voor het bereiken van een juiste instelling. Probeert u dus niet de astrologie in een praktische wetenschap over te zetten, dat gaat niet. Aanvaard echter een systeem van benoeming omdat daardoor, dankzij associaties, de belangstelling van de mens een zo eenvoudig mogelijke instelling en het rijzen van de juiste beelden bereikbaar wordt.

Denk niet dat er iets in het gehele occultisme bestaat dat voor u onmogelijk is. Maar om het mogelijk te maken, dient u het eerst als zodanig te beseffen. Op het ogenblik dat u zegt: “Dit kan misschien wel gedaan worden, maar ik kan het niet”, kunt u het niet. En dit is dan de laatste praktische raad die ik u geef. Ga altijd uit van het standpunt: dit is mogelijk voor mij. Als de ervaring bewijst dat u die mogelijkheid niet bezit, zeg dan niet: “Ik kan het niet.” Zeg: “Ik heb een verkeerde benadering gebruikt.” Op deze wijze zult u het maximum van uw krachten leren gebruiken. En uitgaande van een dergelijk standpunt zult u ook een maximum aan nut kunnen hebben van al datgene wat wij in deze cursus nog te berde zullen brengen.

De mens en de natuurgeesten.

De mens heeft een wat vreemde opvatting over natuurgeesten. U hoort vaak van die mededelingen: Jansen heeft een kabouter in zijn kolenhok. Dat is natuurlijk kolder. De mens heeft geprobeerd de verpersoonlijking van de natuurkrachten tot stand te brengen door hen een gestalte en een naam te geven en aan hen eigenschappen toe te kennen. De werkelijkheid ligt een klein beetje anders en kan ongeveer als volgt worden voorgesteld:
Er zijn een aantal elementen wier samenspel het leven op aarde mogelijk maken. In deze elementen zit energie. Die energie bestaat in verschillende vormen en kan onder bepaalde omstandigheden een eigen persoonlijkheid krijgen, omdat er een eigen ervaring ontstaat. Waar deze eigen ervaring aanwezig is ontstaat er een deelkracht, die zich kan manifesteren in een van de zogenaamde elementen en gelijktijdig astraal een eigen vorm kan aannemen. Een vorm die dan de eigenschappen weerspiegelt die door ervaring zijn verworven. De aardgeesten, vaak gnomen of kabouters genoemd, zijn eigenlijk kleine mensjes. Zij zijn bijzonder ijverig volgens de mensen. Dat is begrijpelijk, want hij wil een tegenstelling scheppen tussen zichzelf en het kaboutervolkje. Daarnaast zijn ze erg grillig. Ongetwijfeld kent de mens ook graag enkele van zijn eigenschappen aan deze projecties in een element toe.
De kabouter of aardgeest is echter niet, zoals men denkt, een klein mannetje met een puntmuts en een baard. Het is een wezen dat een bepaald deel van de aarde bewoont. Onder hen zijn er die leven in bepaalde ertslagen. Veel meer komen zij voor dicht onder de oppervlakte in leisteenlagen die tussen andere rotslagen zijn geklemd. Dat is begrijpelijk want waar leisteen is, daar ontstaat nogal gemakkelijk een verschuiving, daar is dus voortdurend pressie, er is voortdurend verandering van energie. Dit betekent dat wezens die zich vereenzelvigen met die plaats en met de materie, daar over meer energie beschikken dan een entiteit die gevormd is in een ertslaag in een stuk graniet of iets dergelijks. Deze persoonlijkheden komen zelden volledig tot uiting. Een enkele maal gebeurt het en dan denk ik vooral aan de wezens die dicht onder het aardoppervlak voorkomen en die grotere energie-inhouden hebben.

Kunnen zij zich manifesteren? In de praktijk komt daar niet veel van terecht. Belangrijker wordt het als zij tezamen (meestal groepen van natuurentiteiten) een berg vormen of een bepaald ravijn omhullen met hun projecties, want dan worden ze actief tegen alles wat binnen hun bewustzijnsveld komt. In een berg kennen wij heel veel verschuivings- en zettingselementen. Daar is dus veel energie. Wanneer die energie in een entiteit vorm krijgt zal de entiteit alles doen om zichzelf in stand te houden. Komt er nu iemand wiens uitstraling niet in overeenstemming is met die van deze natuurgeesten, dan zullen zij gezamenlijk kunnen ingrijpen en kan er daardoor bijvoorbeeld een temperatuursverandering optreden. In enkele gevallen kan steenslag of steenval voor komen en het is onder omstandigheden mogelijk dat aardgeesten ook steenregens veroorzaken. Dit laatste komt meestal eerder voor bij bepaalde natuurgeesten en dan denk ik aan wezens die in ‘bezield leven’ wonen zoals boomgeesten of watergeesten.

De mens heeft een voorstelling van die entiteiten, die niet strookt met de werkelijkheid. Maar elke voorstelling schept een beeld. Een gedachte is een kracht die astraal tot uitdrukking kan komen. O zeker, indien deze gedachte vaak wordt herhaald, ontstaan er astraal voertuigen, die beantwoorden aan de voorstellingen van de mens en die onder omstandigheden (maar alleen tijdelijk) bezield kunnen worden door krachten uit de natuur. Dan is het dus toch mogelijk dat het kleine volkje optreedt en dat de marcherende kabouters langs komen of dat de nimfen ergens in het bos dansen.

De situatie daarbij is voor de mens nogal moeilijk, want hij ziet deze dingen als op zichzelf staande, wat zij niet zijn. Hij zal dus ook geneigd zijn een beroep te doen op deze krachten zonder te begrijpen dat hier zijn beroep niets zegt. Indien een mens niet harmonisch is met de krachten die bijvoorbeeld in een rivier leven (stromend water is energie en daardoor wordt de mogelijkheid geschapen dat persoonlijkheden zich daarin vormen), dan zal zeker zijn beroep of zijn offer niets uitmaken op de reactie van deze watergeesten op die persoon. Is er echter een harmonie, dan wordt door zo een watergeest, laat mij die term maar gebruiken, het bestaan van die mens aangevoeld als een verdere uitbreiding van bestaan. Hij zal dus de condities proberen te scheppen waaronder die mens overlevingskansen heeft. Is iemand vijandig door zijn instelling en uitstraling, dan wordt dit gevoeld als een aantasting van de eigen energie en eigen bestaan en zal alles worden gedaan om die mens op de een of andere manier uit te schakelen. Dit alles is doodeenvoudig, meen ik.

Vuurgeesten zijn ook al van die wezens waarover men heel vreemde illusies koestert. Ik weet niet waarom men deze geesten salamanders heeft genoemd. Zijn ze genoemd naar de kachel of de kachel naar hen? Van een salamander neemt men aan dat hij het vuur is. Dat is helemaal niet waar. Vuur is een omzettingsproces waardoor bepaalde energieën vrijkomen. In deze energieën bevindt zich een bepaalde dosis infraroodstraling. Sterke infraroodbronnen, ook als ze niets te maken hebben met vuur, geven de mogelijkheid aan entiteiten die daarop zijn gericht, om zich daarbinnen te manifesteren. Een salamander of vuurgeest kan dus inderdaad in uw kachel komen, maar hij zal hem niet aanmaken. Hij kan pas actief worden wanneer er een omzettingsproces aan de gang is. Hij zal niet leven in een vulkaan, maar wanneer het vulkanisme in werking komt, kan hij in de energieën daarvan bestaan en eventueel zich langs een lavastroom bewegen (zelfs een afgekoelde), zolang de temperatuur daarvan maar aanmerkelijk hoger is dan die van de omgeving.

Een mens moet goed begrijpen dat ook hier geldt: ben ik harmonisch of niet. In het geval van een vuurgeest en ook van een watergeest geldt dat angst over het algemeen als een aantasting wordt beschouwd. Men moet er dus niet bang voor zijn. Iemand die absoluut evenwichtig is zal voor een dergelijke geest niet bestaan. Dat betekent dat deze het geheel van zijn werkingen niet op die mens zal richten. Is daarbij nog een aanvaarding van het vuur als zodanig aanwezig, dan is het heel goed mogelijk dat die vuurgeest zelfs zijn stralingen richt op de mens die tot het middelpunt wordt van een vlammenzee of vuurhaard, maar die zelf niet wordt aangetast.

Ik vertel u deze dingen alleen maar om u een klein beeld te geven van verschijnselen die in de natuur bestaan. Want iemand die zich bezighoudt met het occultisme, zal zich ook voor natuurgeesten interesseren. Hij zal in bepaalde gevallen ook te maken krijgen met werkingen, die van een natuurgeest uitgaan. Het herkennen daarvan lijkt vaak moeilijk. Want hoe weet je nu of het aardstralen zijn of een aardgeest? Maar de eigen geest kan daarbij een heel eenvoudige oplossing geven.
Als u aanneemt dat er een werking of straling is die niet redelijk te verklaren is uit andere omstandigheden, dan moet u proberen u in te stellen met verweer tegen een aardgeest. Dan zal die aardgeest onmiddellijk reageren en u zult zijn energie dus voelen, meestal wat ongunstig, maar daar moet u niet bang voor zijn. Op het ogenblik dat die energie merkbaar wordt, gaat u over tot erkenning van de aardgeest als iemand die toch ermee harmonisch kan zijn en er is een soort contact. Dit geldt voor watergeesten, vuurgeesten en luchtgeesten.

Als u aanneemt dat natuurgeesten actief kunnen zijn op een bepaald terrein, begint u altijd met een voorzichtige ontkenning van hun stralingsbereik. Deze ontkenning wordt als een bedreiging van eigen zijn ervaren en wekt dus een reactie. Is er een reactie, dan kunt u wederom reageren en nu gunstig en er ontstaat een vorm van communicatie.
Hier is het een kwestie van gevoelens. U moet dus niet denken dat u nu plotseling een kabouter, een elf of iets dergelijks ziet komen aandraven. U moet u gewoon realiseren dat u een bepaalde spanning gevoelt, dat u die spanning voelt toenemen als u haar ontkent en dat u door toe te geven dat die straling op zich aanvaardbaar is en in uw leven is ingepast de spanning verandert in een prettig gevoel van ontspannenheid. Hierbij kunnen dan bepaalde inspiratieve denkbeelden een rol spelen. Voor helderzienden en helderhorenden komen er soms indrukken door, maar dat blijven illusies, vergeet u dat niet. Dat zijn vertalingen van ontvangen invloeden.

De hele natuur is bezield. Er kan geen leven bestaan – in feite geen binding van energie op welke wijze dan ook – of er is leven en bezieling in mogelijk. Wij zijn geneigd om dat over het hoofd te zien. Alleen indien die invloeden bijzonder sterk werken op een terrein waar wij zelf zeer bewust zijn, zullen wij ze opmerken. Maar dan moeten wij altijd proberen om er harmonisch mee te zijn.

Aardgeesten en natuurgeesten, van welke aard dan ook, moet u nimmer proberen te verdrijven. Iemand die probeert natuurkrachten te verdrijven, zal daar misschien in slagen, maar dan ontstaat er meestal als gevolg daarvan een zekere onevenwichtigheid, omdat de stabiliserende factor uit de omgeving is verdwenen. Dat is niet wenselijk. Wij moeten dus altijd positief daarop reageren.

Gelooft u niet aan natuurgeesten? Dat is helemaal niet erg, indien u de mogelijkheid van hun bestaan maar niet volledig ontkent. Want het is niet belangrijk, of wij een dergelijke invloed beschrijven als een dolende entiteit of als een natuurgeest, als wij juist daarop reageren en uit die reactie is een harmonie bereikbaar, dan hebben wij immers het doel bereikt dat voor ons belangrijk is.

De noodzaak om altijd weer de harmonie te zoeken, zou ik u graag nog nader willen omschrijven. Op het ogenblik dat een mens in een milieu leeft, zal hij daarin alleen goed, gezond en prettig kunnen bestaan, indien er tussen hem en zijn omgeving een evenwicht wordt bereikt. Daarbij is die omgeving niet altijd variabel, maar de mens altijd wel. De mens kan zijn instelling, zijn persoonlijkheid aan anderen aanpassen en daardoor een harmonie bereiken. Overal waar energie is, beïnvloedt ze het wezen van een mens, zelfs van een geest. Want deze geesten zijn ook gebaseerd op levensenergie en die is praktisch identiek met alle andere vormen van energie waarin een persoonlijk bestaan mogelijk is.

Op het ogenblik dat ik strijd schep, zal mijn energie dus gebruikt moeten worden om een andere energie als het ware af te wijzen. Die andere energie zal daarop antwoorden met eveneens een afwijzing. Hierdoor wordt aan beide kanten energie verbruikt. Omdat een natuurgeest – en wat dat betreft ook vele andere entiteiten – geneigd is om die energie ten koste van alles te herwinnen, ontstaat er een verder aftapping van uw levenskracht. U verliest er dus altijd bij. Past u zich echter aan, dan zult u door die aanpassing vaak over meer energie kunnen beschikken. U zult dus meer kunnen volbrengen en u zult zich prettiger, gemakkelijker door het leven kunnen bewegen. En dat is hier het enig belangrijke.

Ik spreek nu van de elementalen. Naast elementalen zijn er nog zeer veel andere vormen van leven. U kunt bij voorbeeld in contact komen met een groepsgeest van een bepaalde diersoort. Ook hier geldt weer precies hetzelfde. Zodra u harmonisch daarmede bent, ontstaat er harmonie. Deze harmonie heeft zelfs nog het grote voordeel voor u dat het niet alleen betekent dat u wat energie en inspiratie krijgt uit die entiteit, maar dat bovendien alles wat onder haar regering valt eveneens met u harmonisch is.

Een mens die harmonisch kan zijn met de natuur, is harmonisch met de kracht, die bijvoorbeeld brilslangen regeert. En dat wil dus zeggen dat een brilslang u niet meer zal zien als een gevaar en u daardoor ook niet zo snel zal aanvallen. Hetzelfde geldt voor muizen, ratten en dergelijke.

Besef verder dat harmonie niet altijd betekent het klakkeloos aanvaarden van de aanwezigheid van anderen. Harmonie betekent heel vaak een verdeling van belangenterrein. Ik, mens, heb geen behoeft aan uw ingrijpen aardgeest, vuurgeest, salamander of groepsgeest, in mijn acties, maar ik zal ook de uwe niet aantasten. Ik respecteer u voor wat u bent, mits u mij respecteert. Zo ontstaat er een zekere vrijheid. Als ik een voorbeeld mag geven: een mens die een dergelijke instelling heeft, zal zelfs bij een vlooienplaag er betrekkelijk ongebeten afkomen. Iemand die er zich ontzettend tegen verzet, zal veel gebeten worden. Iemand die met de gehele natuur volkomen harmonisch probeert te zijn, zal waarschijnlijk ontdekken dat zijn muren niet zwart gevlekt zijn; daar springt elke keer weer een vlek weg.

De relatie mens / natuurkracht is er altijd weer één van het vinden van een juist evenwicht. De houding van een ander zonder meer navolgen betekent lang niet altijd dat het gelijke resultaat wordt verkregen, omdat uw eigen principiële opmaak een andere is. Er zijn mensen die slangen aardig vinden en er zijn ook mensen die daar bang voor zijn. Iemand die bang is, kan niet op dezelfde wijze harmonisch zijn met de oerkracht van de slangen als degene die ze eigenlijk wel prettige beesten vindt. Ik denk dat we daar een principe hebben dat we ook in de praktijk zullen moeten toepassen en zeker niet alleen maar tegen aardmannetjes of iets dergelijks.

De gehele wereld is vol van bezielde krachten. Dat gaat van een plant tot misschien een wolk. Alles wat in uw omgeving is, dient in harmonie met u te zijn. Vergeet niet dat bepaalde krachten ook aanwezig kunnen zijn in voor u dode materie, dode voorwerpen. Wees er harmonisch mee en u zult zien dat het gebruik van die voorwerpen voor u optimaal is, terwijl omgekeerd u op de juiste wijze en haast automatisch die voorwerpen zult hanteren. Probeer er iets van uw denken aan op te leggen wat daar niet bij hoort, en u zult zien dat die voorwerpen u als het ware ‘aanvallen’. Dat wil zeggen dat u niet in staat bent om er op de juiste wijze mee om te gaan en daardoor ongelukjes kunt maken, de voorwerpen stuk gaan of misschien uw vingers; het ligt er maar aan wat u hanteert.

Zoek deze harmonie. Niet omdat er kabouters ergens in de kolenkit zitten, maar gewoon omdat u beseft: door vanuit mijzelf een optimale harmonie te vormen ten aanzien van mijn omgeving krijg ik een optimale mogelijkheid om mijzelf te zijn in die omgeving, tot leven en tot gebruik van mijn krachten zowel geestelijk als stoffelijk.

Unieke schepping.

Kan een schepping uniek zijn? Een schepping is een schepping. Als het een kosmische schepping is, is zij dan vanuit ons standpunt uniek? Hoe zullen wij zeggen of zij dat in wezen is?

Wij kunnen zeggen dat een mens iets unieks heeft geschapen, omdat wij iets soortgelijks niet kennen. Maar weet u ook of het niet nu bestaat of niet bestaan heeft of niet bestaan zal? Wat wij hier uniek achten is misschien de meest normale zaak van de wereld op een andere planeet. En het denkbeeld dat wij uniek achten is misschien alleen maar een vage weerkaatsing van een bewustzijn dat de gehele kosmos vult.

Als wij zeggen ‘schepping’, dan vraag ik mij zelfs af: spreken wij dan van een schepping van een hogere kracht of spreken wij van iets dat wij zelf scheppen uit de invloeden die wij ondergaan? Het is heel moeilijk om daarop een antwoord te vinden. Misschien kun je wel het best als volgt redeneren:
Ik zie de schepping als iets unieks en ik zie mij als een unieke factor in die schepping, maar in het besef dat die schepping en mijn wezen onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn. Ik zal proberen de krachten, werkingen en waarden, die daarin leven in mij te voelen en vanuit mij een zo juist mogelijk antwoord te geven op alles wat er rond mij bestaat. Zo zal ik deze schepping, die voor mij uniek is, beleven als een steeds meer deel van mijzelf wordend geheel, waaruit mogelijk een bewustzijn voortkomt dat mij in staat zal stellen te zegge, of mijn definitie ‘uniek’ al dan niet te recht was gekozen.

Ik geloof dat wij al die hogere krachten en waarden zo weinig mogelijk moeten definiëren, omdat wij juist daardoor beter kunnen leven met datgene wat wij rond ons ervaren en daarmee een betere harmonie kunnen krijgen.

image_pdf