Oordeel niet

image_pdf

13 maart 1984

Bij het begin van deze bijeenkomst moet ik u er op wijzen dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Wij hopen dat u zelf zult nadenken. U koos  als titel voor deze avond: Oordeel niet.

Zeer bekend is het gezegde: “Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.” Misschien schuilt daarin veel meer waarheid dan de meeste mensen wel beseffen: Wanneer je oordeelt, oordeel je nl. nooit alleen maar over de ander of het andere. Je oordeelt altijd mede over jezelf, want elk  oordeel is gebaseerd op de voorkeur, de vooroordelen, het egocentrisme ook die in de eigen persoonlijkheid schuil gaan. Je kunt zelfs stellen dat degene die oordeelt, alleen reeds door het oordeel en de wijze waarop hij dit tot uiting brengt, mede iets kenbaar maakt van eigen persoonsinhoud. Onvermijdelijk zal hij later met dit alles geconfronteerd worden. Het is dus in ieder geval prettiger om niet te veel te oordelen, ook voor jezelf.

Vragen wij ons af of het zinvol is te oordelen, zo komen wij in een moeilijk parket. Er is een maatschappij. Deze is een gemeenschap die gemeenschappelijke normen stelt. M.a.w. men kent een gemeenschappelijke ordening, kent rechten, plichten, aanspraken enz. Binnen een dergelijk geheel moet het natuurlijk mogelijk zijn om degenen die niet beantwoorden aan de eisen van de gemeenschap als geheel op enigerlei wijze duidelijk te maken dat een dergelijk afwijken van de norm niet getolereerd wordt. In het verleden was dit eenvoudig op te lossen door zo iemand te doden of te verbannen. Je was hem dan meteen kwijt. Zichzelf streelde men dan nog met de redenering dat dit alleen maar goed kon zijn voor het zielenheil van die ander. Ook in straffen kwam dit vaak tot uiting. Het is nog niet zo heel lang geleden dat men mensen die een misdaad begaan hadden als straf de opdracht gaf om een bedevaart te maken naar bv. Rome. Dit vooral, wanneer de schuldige van goede familie was. Men was zo iemand dan voor enkele jaren kwijt. Bovendien nam men aan dat iemand, die dit vroom deed nog beter terug zou komen ook. Waaruit blijkt dat men ook in het verleden al rekening hield met de mogelijkheid, de misdadiger te verbeteren.

De situatie wordt anders op het ogenblik dat een gezag niet meer geheel of voornamelijk bezig is het belang van een gemeenschap te verdedigen, maar in feite zich voornamelijk bezig houdt met een zichzelf handhaven. Ik kan u vele voorbeelden geven van de wijze, waarop men dit probeerde te bewerkstelligen. Een bepaalde vorst – ik meen van Brandenburg – kende een groot tekort aan financiën en had gelijktijdig uit vele overwegingen de behoefte zijn legertje uit te breiden. U ziet dat de problemen in uw wereld niet zo veel en zo snel veranderen. Hij moest om dit te bereiken zijn mensen steeds zwaarder belasten. Zij werden natuurlijk ook steeds ontevredener. Het meeste geld echter bevond zich in handen van degenen die geld uitleenden – mensen bij wie ook de vorst vele grote schulden had gemaakt. Het waren voornamelijk joden. De vorst liet nu plotseling overal allerhande gruwelverhalen vertellen over de joden, zoals het verhaal dat zij bij hun paasmaal  christenkinderen plachten te slachten en te eten. Toen eenieder boos en bezorgd genoeg was, kwam er een pogrom. Bij de acties die zo werden gepleegd, stuurde de vorst zijn eigen mensen mee, die precies wisten waar het meeste te halen was. Terwijl het volk gewoon en willekeurig plunderde, maakten die de grootste buit waarvan de vorst een groot deel kreeg. Gelijktijdig zorgde men er voor dat de grootste schuldeisers werden gedood of zo zij konden vluchten, zonder enig middel van bestaan of bewijsstuk buitenslands terecht kwamen. De schulden waren zo gesaneerd en lastige mensen waaraan men te veel verplichtingen had, was men meteen kwijt. Een methode die ook nu nog door menige menselijke gemeenschap of natie wordt gehanteerd: men spreekt dan weliswaar over recht, men veroordeelt de mensen die “niet in de gemeenschap passen”, maar in feite gaat het er om de eigen positie zeker te stellen. In vele gevallen maakt men bovendien van de mogelijkheid gebruik zichzelf nog even wat te verrijken ook.

Een bekend bankier sprak eens: wanneer het bankgeheim in Zwitserland en andere landen niet meer onschendbaar is, zullen vele politieke leiders in moeilijkheden komen. Hij doelde hierbij niet zozeer op West-Europa, maar op die delen in de wereld waar men een revolutie veroorzaakt, zich rijk steelt en bij het komen van een volgende revolutie er zorg voor draagt, zijn land tijdig te verlaten. Je bent dan wel geen president meer, maar voor de rest van je leven ben je in ieder geval nog miljonair. Dergelijke praktijken zijn natuurlijk verkeerd. Er komen dan ook altijd en overal weer momenten voor waarop een revolutie vanuit het standpunt van de gemeenschap of het merendeel daarvan gerechtvaardigd is.

Toch is het dan beter niet te oordelen over het al dan niet gerechtvaardigd zijn van een dergelijke omwenteling en de daden die daarbij onvermijdelijk blijken. Ik stel alleen: gezien de ontwikkelingen is de revolutie begrijpelijk. Zeg nooit dat zij geheel juist dan wel onjuist is. Want om te kunnen weten of zij juist dan wel onjuist is, zou je alles moeten weten, wat achter deze actie schuilgaat – en daar kom je bijna nooit en nooit volledig achter.

Denk aan vragen als: wie zit er in feite achter die revolutie? Is het misschien iemand, die zich op zijn beurt rijk wil stelen of door machtswaan bezeten is? Gaat het hierbij om het volk of spelen politieke belangen in feite de hoofdrol? Gaat het misschien om zakelijke belangen of bv. grondstoffen? Dergelijke dingen weet je gemeenlijk niet zeker en zo je al zekerheid krijgt, zal dit gemeenlijk te laat zijn om een voorgaand oordeel zonder meer te kunnen rechtvaardigen. Ook daarbij geldt dus: gij zult niet oordelen.

Maar ja, de drang tot oordelen zit de mens kennelijk ingebakken. Andropov dacht dat zij niet bestond of, terwijl hij nog bezig is zijn eigen moeilijkheden van het vorige leven op te lossen, begint men reeds te oordelen over alles, wat hij bij zijn leven gedaan zou hebben. Maar weet men precies wat de man gedaan heeft? 3/4 is zeker niet bekend, en weet men dan wel, waarom hij bepaalde dingen heeft gedaan en gezegd? Ook daarover is maar heel weinig bekend. Zoals men ook in andere gevallen niet weet, waarom men bepaalde veranderingen probeert door te zetten of tegen te houden. Je kunt er wel een mening over hebben, maar rechtvaardig en terecht kun je over dit alles niet oordelen. Je kunt eenvoudig niet zeggen: Juri Alexandrowitsch was een goed of een slecht mens. Wel kun je zeggen: vanuit mijn standpunt heeft hij aanvaardbaar of onaanvaardbaar gefunctioneerd. Dit houdt nog wel enig oordeel in, maar nu beperk ik dit tot mijn persoonlijke ervaringen en baseer ik het alleen op mijn persoonlijke ervaringen.

Indien er echter geen sprake is van persoonlijke ervaringen, maar alleen van datgene wat anderen je zonder doorslaand bewijs hebben meegedeeld over de man, kun je niet meer terecht zelf een dergelijk beperkt oordeel uitspreken. Je kunt op persoonlijke basis soms een algemeen oordeel geven. Je zou dan bv. kunnen zeggen: ik acht het beleid van het kabinet Lubbers dermate eenzijdig dat het tot resultaten voeren moet die men juist zegt te willen vermijden.

Dat is op basis van persoonlijke waarnemingen en berust op de feiten zoals ik die zie. Maar kan ik nu ook zeggen: Lubbers doet dit uit eigenbelang of Van den Broek zoekt alleen belangrijkheid e.d.? Of wat dat betreft, over allen die deel hebben aan de regering? Dit kan ik niet zeggen. Ik kan bv. niet zonder enig recht stellen: politici zijn mensen die de moeilijkheden veroorzaken die zij daarna met vele kosten en moeiten proberen op te lossen. Want dit is gemeenlijk wel juist, maar kan ik daarom ook stellen dat een politicus dus niet deugt? De mens kan er wel degelijk geheel en innerlijk van overtuigd zijn dat hetgeen hij doet voor eenieder het beste is.

Het voorbeeld maakt hopelijk duidelijk dat een meer algemeen oordeel, zij het onder voorbehoud, veelal wel te geven is en zelfs gegeven mag worden. Het dient dan een conclusie te zijn aan de hand van een groot aantal feiten. Maar deze blijkt dan gemeenlijk weer een veronderstelling in te houden, die zover je kunt nagaan echter wel door alle geconstateerde feiten wordt onderstreept.

Op het ogenblik echter dat je over een mens gaat oordelen, ligt de situatie heel anders. Zelfs in de rechtsspraak zien wij al een voorbeeld hiervan. De rechtshandhavers zien zichzelf als bedelers en handhavers van een werkelijke rechtvaardigheid. Maar dit is feitelijk niet mogelijk. In de antieke wereld besefte men dit kennelijk reeds, gezien de wijze waarop men Nemesis uitbeeldde – zij is geblinddoekt. Zij heeft dus wel een weegschaal, maar weet nooit geheel, wat zij in feite weegt. Wanneer men een oordeel uitspreekt, zal dit bij de rechtsspraak nooit tot werkelijk recht doen voeren. Men kent eenvoudig niet alle achtergronden. Zelfs wanneer men meent die wel te kennen, kan men omtrent de waarde, betekenis en volledigheid van de gegevens nog steeds misleid worden.

Om een voorbeeld te geven: een groot aantal van de door psychologen aangedragen verontschuldigingen voor gewelddaden in de laatste 7 jaren berusten niet op feiten, maar op veronderstellingen, ingegeven door de theorieën die de psychiaters aanhingen, Volgens ons was rond 76 à 77% van de gegeven oordelen en beoordelingen niet rechtvaardig. De gegevens verklaringen van bv. niet volledig toerekenbaar zijn, was wel voor de beklaagde aanvaardbaar, maar strookte niet werkelijk met de achtergronden van de daad en de toestand waarin men zich bij het begaan daarvan feitelijk bevond. Gezien het te milde oordeel deed men dus in feite onrecht aan degenen die geleden hebben onder de daden die de beklaagde had begaan. Ik spreek nu nog niet over andere zaken, zoals het feit dat er naar men zegt te weinig cellen beschikbaar zijn.

Waarom? Wel eenvoudig omdat men er van uitgaat dat een cel een leefbare ruimte dient te zijn, waarin de gevangene de beschikking heeft over een mate van privacy, bewegings- en ontspanningsmogelijkheid etc. Om de wetsovertreders dus deze “rechten” te kunnen waarborgen, laat men dus nu mensen lopen ofschoon zij kennelijk tegen de wet in hebben gehandeld. Dit met alle gevaar dat zij hun onjuiste handelingen zullen herhalen en zonder te denken aan degenen, die daarvan dan weer het slachtoffer zullen worden. Dit alleen maakt reeds duidelijk dat er bij de rechtspleging van werkelijk recht en enige rechtvaardigheid, zelfs met een strakke handhaving alleen maar van bestaansregels, geen sprake meer kan zijn.

Bij een werkelijke rechtspleging zou men er van moeten uitgaan  dat eenieder die ingaat tegen de gemeenschap en veroordeeld wordt wegens vergrijpen tegen de regels van de gemeenschap, de zeden van de gemeenschap of de belangen van een erkend deel van die gemeenschap een vaste strafmaat krijgt en tot die straf moet worden veroordeeld, terwijl de voltrekking van het vonnis, ongeacht de omstandigheden waaronder dit zal moeten geschieden, onmiddellijk en aansluitend aan de rechtszitting zal moeten plaats vinden.

Dan is er mogelijk nog geen sprake van rechtvaardigheid, maar ontstaat tenminste enige vaste regel. Onherroepelijke straffen als de doodstraf kan men niet opleggen. Er is altijd een mogelijkheid dat men later over nieuwe gegevens gaat beschikken of reden heeft om te zeggen: wij willen nu genade voor recht laten gelden. Wat bv. mogelijk zou zijn door een deel van de straf, zelfs een groter deel, voorwaardelijk te maken.

Op deze wijze kan men in ieder geval zeggen dat men de erkende regels heeft gehandhaafd. Want menselijk recht is te allen tijde gebaseerd op het handhaven van een bestaande orde. Of men het nu leuk acht of niet, dit laatste en niet rechtvaardigheid is het werkelijk doel van alle rechtspleging. Mogelijk kunnen degenen die het recht handhaven zelf daarover wel anders denken , uitgaande van theoretische zaken als procedureel recht, mensenrechten e.d. Maar daarmee verandert nog niets aan het feit dat alle wetgeving en alle rechtsspraak in feite gebaseerd is en blijft op het handhaven van bestaande situaties.

Is oordelen en veroordelen, maatschappelijk al noodzakelijk, zo zal het voorgaande wel duidelijk maken dat men dan niet kan handelen op basis van een werkelijk en kosmisch verantwoord recht doen, maar alleen op grond van de wet. Deze is de enige werkelijke en ook de enige volgens mij aanvaardbare beweegreden bij en voor rechtsspraak.

Mensen spreken, dit beseffende of niet, voortdurend een oordeel uit. “God zeg, wat is dit lekker”. En een ander reageert met een: “he nee, bah!” Daarmee is een oordeel uitgesproken, al betreft het ook niet meer dan de smaak Van een bepaalde soort cola. Of een oordeel tussen de kwaliteit van de ingemaakte doperwtjes. Wat de meesten daarbij niet beseffen is, dat een dergelijk oordeel betrekkelijk is en alleen geldigheid kan hebben zolang het je eigen smaak of gedragingen betreft. Wanneer u een winkel binnengaat om iets te kopen oordeelt en veroordeelt u op gronden die voor uzelf misschien valide zijn, maar die in werkelijkheid niet algemeen kunnen gelden, omdat de feiten, smaakwensen van anderen nu eenmaal anders zijn dan de uwe.

Voor uzelf moogt u een dergelijk oordeel wel degelijk vellen, U kunt het eigen oordeel t.a.v. persoonlijke gebruikswaarde, smaak e.d. rustig laten gelden. Op het ogenblik echter dat u mede voor anderen een oordeel gaat vellen en stelt: ik vindt dit de beste, dus is het voor eenieder het beste, hebt u in feite een veroordeling uitgesproken van al het andere, en vaak nog zonder daarvoor ook maar enige redelijke grond te hebben. Daar er voor u geen enkele noodzaak zal bestaan om een bepaald product tot het beste uit te roepen, tenzij u werkzaam bent in de reclamebranche zult u het met mij eens zijn, dat het juister is te zeggen: ik heb een bepaalde voorkeur, dan te stellen zonder meer: dit is het beste.

Wie zo begint te redeneren, gaat al snel beseffen, waarom dit: “oordeel niet” zo belangrijk is. In een wereld die ook maar een klein beetje verdraagzaam wil zijn, veroordeel je niet zonder meer.  Anderen hebben hun eigen wijze van leven en denken. Zij zijn voor zich dan ook zeer waarschijnlijk grotendeels gerechtvaardigd in alles wat zij doen en nalaten.

In de gemeenschap kan wel degelijk op grond van de structuur van die gemeenschap een beperkt veroordelen en beoordelen plaatsvinden. Deze hebben niets te maken met personen of goederen; maar alleen met het functioneren daarvan binnen de gemeenschap, volgens de regels die die gemeenschap heeft aanvaard.

Spreekt men over goddelijk recht dan zien wij alweer hetzelfde: mensen leggen God een oordeel in de mond, dat zijzelf op grond van hun eigen gevoelens en denken vellen. Daarbij zijn hun voorstellingen soms bijna grotesk. Zij zien God als een soort bovennatuurlijke superman gezeten op een troon, die rechtbankje speelt, compleet met aanklager en verdediger.

De aanklacht kan dan zelfs luiden: hij is jaloers geweest, zij heeft bedrogen e.d. Die dingen kun je van iedereen wel zeggen op zijn tijd. Waarop de verdediger komt met een: maar hij is goed geweest voor kleine kinderen, zij was goed voor dieren. Men heeft voor zijn moeder gezorgd e.d. en de rechter uiteindelijk beslist dat men naar hemel, hel of vagevuur zal gaan. Mooie verhalen; de mens is de kroon van de schepping. Waarbij men voorbijgaat aan het feit dat er vele bevolkte planeten in het al zijn. Neen, deze massa’s verwerkende, rechtsprekende god is een mooi verhaal waarmee je kinderen bang wilt maken als met de boeman.

De werkelijkheid, zover ik die ken is eenvoudiger; op het ogenblik dat je werkelijk beseft wat je waart, wat al je daden en je nalaten ook voor anderen betekend hebben, oordeel je in feite over jezelf. De mogelijkheid bestaat dat je zo ontsteld bent over je ik-beeld, dat hierdoor geheel verstoord wordt dat je het niemand wilt laten bemerken en alle contact afwijst. Dan vertoef je in “het duister”, in “de hel”. Trouwens, de beelden die mensen verzinnen voor de hel op zich doen mij nogal vreemd aan. Bij de oude Germanen was hun hel bv. koud, ijzig, duister. Er woonde daar de ijsheks en eenieder die in haar handen viel, word door haar daar bewaard tot de dag van Ragnarok. De christenen hebben er juist weer iets heets van gemaakt, een soort stookplaats van onderen. Wat mij persoonlijk vreemd aandoet, al wil ik niet ontkennen dat voor sommigen deze beelden van hemel en hel aansprekend en interessant zijn en soms tot tijdelijke ervaringen in daarop gebaseerde illusiewerelden kunnen voeren.

Maar naar mijn ervaring zijn al dergelijke voorstellingen in feite sprookjes. Gelijkenissen misschien die betrekking hebben op innerlijke toestanden bij sommigen. Indien wij aannemen dat dit laatste het geval is, zullen wij – die op aarde voornamelijk uiterlijkheden zien en op grond daarvan onze sprookjes opbouwen – zo zullen wij eveneens moeten begrijpen dat wij niet de mogelijkheid bezitten, zelfs maar bij benadering over een ander en diens lot na de dood te oordelen. Elk oordeel is dan een projectie van je eigen inhouden, van je eigen angsten en begeerten. Wanneer er mensen zijn die oordelen op grond van deze overleveringen en projecties van verlangens en angsten zullen zij anderen en zichzelf uiteindelijk onrecht doen.

Voorbeelden zijn moeilijk te vinden, maar mogelijk levert dit een mogelijkheid tot vergelijking op: een pastoor in het zuiden van uw land voerde lange tijd een zeer intense en daadwerkelijke strijd om seksshops weg te krijgen. Velen zullen het eens zijn met de stelling van die man, dat de uitstalling van allerhande eigenaardige voorwerpen en nog vreemdere kledingstukken de mensen op slechte gedachten zullen brengen. Vraag: hoe kon de man dit beseffen, wanneer hij niet afging op zijn eigen ervaringen? Hij was kennelijk vooral bang voor zijn persoonlijke inhouden en projecteerde zijn innerlijke onrust op de anderen, waarna hij de zo in hem ontstane agressies naar buiten toe richtte. Wat een schoolvoorbeeld mag zijn van iemand die oordeelt en veroordeelt op andere dan bewijsbare stellingen en feiten. Dit alleen omdat bij zijn oordeel eigen angsten en gevoelsleven en mogelijk schuldbewustzijn een grote rol speelden, hij projecteerde zijn subjectieve innerlijke ervaringen als feitelijke situatie op anderen.

Neem de algemene reactie op drugs: bepaalde drugs zijn schadelijk voor zowel de gebruikers als de maatschappij. Juist. Mensen worden door drugs in het ongeluk gestort. Best. Er moeten dus geen drugs meer worden verkocht. Uitstekend. Wij moeten degenen die toch drugs verkopen zeer zwaar bestraffen. Wanneer je dit kunt volhouden eveneens. Uitstekend.

Maar kun je nu zeggen dat alle drugs “dus” zonder meer slecht zijn? Neen. Want er zijn heel wat landen in de wereld waar men van bepaalde giften en drugs in religieuze of maatschappelijke zin gebruik maakt, zonder dat hierdoor blijvende schade voor het individu of de maatschappij uit voort behoeft te komen. Waarbij zij aangetekend dat ik hierbij niet spreek over bepaalde verwerkte drugs als heroïne of cocaïne. Denk aan het roken van  hennep, de zgn. neger tabak. Die werd door bepaalde volkeren al algemeen gebruikt zelfs voor de Nederlanders de weg naar Indië hadden gevonden. Hasjiesj werd al gebruikt in Egypte tijdens de latere dynastieën. Toch kun je niet beweren dat dit een gemeenschap van louter verslaafden was. Integendeel, zelfs nu nog bewondert men de hoge cultuur van dit volk, ook nog in die tijd. Waarmee ik probeer te betogen dat het niet redelijk en juist is, een middel op zich en geheel te veroordelen. Anders wordt het wanneer men een oordeel op grond van feiten velt over de waarde en nadelen van een bepaald middel binnen een bepaalde maatschappelijke situatie.

Wie zegt dat atoomenergie gevaarlijk is, geeft een oordeel. Helaas is dit een oordeel dat gebaseerd is op feiten. De gevarenfactor is niet bepaald hoog omdat de kans op een ongeluk zeer groot is, maar de omvang van een eventueel ongeluk is onaanvaardbaar groot. De kans op een gebeurtenis die eventueel tot schade zou kunnen voeren, bedraagt, gezien het nu werkende aantal atoomreactoren op aarde rond 1 op 1000. Dus eens per rond 3 jaren zal een ongeval plaatsvinden dat zich eventueel tot een grotere ramp zou kunnen ontwikkelen, wanneer niet tijdig wordt ingegrepen. De kans dat dit feitelijk gebeurt ligt onder de huidige omstandigheden dicht bij 1 op 1.000.000.

Vindt een dergelijke ramp echter werkelijk plaats, dan is het zeker dat een groot deel van een stad of misschien een land zelfs daar langere tijd onder zal lijden en er zeer vele slachtoffers vallen. Zolang men niet de zekerheid heeft dat een dergelijke ramp ten hoogste 1 per zeg 1000 of 10.000 jaren kan voorkomen, is het dus redelijk te waarschuwen en te zeggen dat men met dergelijke dingen zeer voorzichtig moet zijn.

Let wel: daarmee kun je nog niet oordelen over de betekenis van atoomenergie en het al dan niet noodzakelijk of tenminste wenselijk zijn daarvan. Dit betreft geheel andere gegevens, die slechts enkelen misschien meer volledig tot hun beschikking hebben. De veroordeling komt hier voort uit de risicofactor die onaanvaardbaar is.

Sommige mensen zijn vooral tegen reactoren van het Fast Breeder type. Dit type produceert tijdens het opwekken van energie gelijktijdig nieuwe radioactieve stoffen die eventueel weer voor splijtingsprocessen na bewerking bruikbaar zijn. Toch is dit type in feite niet zoveel gevaarlijker dan een normale atoomcentrale. Een afzonderlijke bestrijding en veroorde1ing van dit type lijkt mij dan ook niet redelijk en verantwoord. Het werkelijke gevaar van dit type is eerder dat men komt tot voorraadvorming van splijtbare stoffen. De kans dat mensen, ook extreme groepen, dan voldoende splijtbaar materiaal in handen krijgen om bommen te maken, wordt daardoor opeens veel groter dan nu.

Gegeven de noodzakelijke materialen kan elke student die enkele boeken bestudeert, reeds een primitieve atoombom maken. Wat betekent dat terroristen en afpersers dan opeens over veel gevaarlijker middelen kunnen beschikken en mogelijk niet bepaald verantwoord daarmee zullen omgaan. M.a.w. dergelijke Breeders zijn nog eerder sociaal gevaarlijk dan technisch gevaarlijk. Wie zo redeneert, zal het ding op zich niet veroordelen en de goede kwaliteiten daarvan en de goede mogelijkheden wel degelijk willen beseffen. Men zal alleen zeggen: de omstandigheden die ik nu kan controleren, maken voor mij op dit ogenblik dit facet van een zich ontwikkelende samenleving niet aanvaardbaar. Wanneer je een dergelijke wijze van denken aanvaardbaar acht t.a.v. dingen als atoomcentrales of desnoods bepaalde dierenrassen, zo vraag ik mij af, waarom men een dergelijke benadering dan onaanvaardbaar vindt, zodra het om mensen gaat.

Beoordelen en veroordelen zijn dan m.i. ook op zakelijke gronden zonder meer aanvaardbaar in maatschappelijk verband. Maar dan oordeelt men over de eventuele functie, gevaren en wat dies meer zij en zal zijn handelwijze en  oordeel geheel daarop baseren. Maar dan mag je niet pretenderen ook de gevoelens, drijfveren en beweegredenen te kennen en te kunnen beoordelen van mensen die op een maatschappelijk onaanvaardbare wijze optreden. Anders dan in maatschappelijke zin en verband bezit je dan ook niet het recht of zelfs maar de mogelijkheid hen als mens te beoordelen of veroordelen.

Het oordeel zal steeds de feiten, niet de persoon moeten betreffen en bij zgn. rechtspleging zal men zich alleen op de feiten inclusief de geldende maatschappelijke ook ideële of religieuze waarden en normen moeten baseren. Niet dus op de persoonlijkheid, persoonlijke omstandigheden enz. van de eventuele daders. Kortom: je kunt feiten en daden beoordelen en zelf veroordelen, maar nooit een mens. Daarom juist is de stelling: “gij zult niet oordelen” zo belangrijk en interessant. Ook al zullen er mensen zijn, die deze regel altijd en onder alle omstandigheden willen doorvoeren. Zij roepen uit: welk recht heeft een rechter om mij te veroordelen? Zij stellen daarbij dat de man nooit zal kunnen begrijpen hoe en waarom zij tot hun daad zijn gekomen. Mijn antwoord aan hen luidt: wanneer hij u als mens zou moeten beoordelen en veroordelen, hebt u geheel gelijk. Maar hij heeft het in feite niet over u, maar over uw functioneren binnen een gemeenschap.

En dit is gebonden aan de regels van die gemeenschap zolang u er deel  van uitmaakt. Uw handelen en de gevolgen daarvan zijn wel kenbaar en als zodanig en een veroordelen van de gevolgen daarvan en dus ook van degene die dit veroorzaakte, is redelijk en juist. Alleen wanneer hij u als mens beoordeelt, al dan niet aan de hand van uw daden en levensgeschiedenis, handelt hij verkeerd, ongeacht of dit voor u voordeliger is dan wel nadelig blijkt.

Het is altijd gemakkelijk om slogans aan te dragen. Het “oordeel niet” en men kan het gebruiken voor alles wat men maar wil. Mijn betoog luidt dat je moet weten waarover je praat om enig oordeel ook zinvol te maken.

Men beweert wel eens dat Jezus nooit veroordeeld heeft. Maar indien dit zo is, waarom heeft hij dan wisselaars en handelaars de tempel uitgedreven? Toch komt alles wat wij over hem weten over als zijnde deel van een zeer verdraagzaam mens en een grote, lichtende geest. En juist hij heeft ons geleerd niet te oordelen. Waarom, indien hij kennelijk meerdere malen zelf beoordeelde en zelfs veroordeelde? Het lijkt mij onder meer duidelijk: Jezus had niets tegen de betrokken mensen als persoon, maar ageerde tegen de wijze waarop zij functioneerden. En deze functie kon door Jezus binnen het kader van de gemeenschap, waarin hij zowel als de anderen wel degelijk leefden, gekend en dus ook beoordeeld worden. Zijn handelen was gericht tegen een toestand, niet tegen de handelaren en wisselaars als mens.

Wanneer hij tot de farizeeën roept: “gij gepleisterde graven, van buiten verblindend wit, maar van binnen vol van verrotting en bederf”, spreekt hij niet over één mens. Hij zou dit niet doen. Maar hij spreekt over de pretenties en handelwijze van een gehele sekte. Hij veroordeelt in feite alleen de pretenties van een groepering bij wie de uiterlijkheden en stellingen zelden of nooit kloppen met de praktijk. Ook hier geen oordeel over een mens, maar een oordeel dat in feite slaat op een situatie.

Voor onszelf kunnen wij daaruit een les trekken: Het heeft geen zin te veroordelen of te beoordelen wanneer het een mens betreft waarbij wij de drijvende krachten, de beweegredenen, reacties en gevoelens niet kunnen nagaan of geheel zelf beleven. Dit zijn zaken die wij om tot een verantwoord oordeel te komen precies zouden moeten kunnen wegen en meten. En dit is ons niet mogelijk.

Dan mogen en kunnen wij alleen oordelen over feiten en toestanden. Wat impliceert dat hetgeen vandaag slecht is, niet altijd slecht zal zijn, zo min als hetgeen vandaag goed is, altijd goed zal zijn. Wij kunnen zelfs niet zeggen dat de waarheid van vandaag ook de waarheid van morgen zal zijn. Wij kunnen slechts zeggen wat onze relatie is met de situatie van vandaag, de waarden die nu algemeen gelden enz.

Wanneer wij door de eeuwen heen de feiten nagaan, zo blijkt, dat de zeden en moraliteit van de volkeren voortdurend veranderen. Dit vindt van de ene eeuw op de andere plaats, maar soms zelfs binnen 10 jaren. Wij zien dat het denken van de mens verandert en het leven van de mensen aan voortdurende omwentelingen onderworpen is, dit ongeacht de pogingen van sommigen om elke neiging tot verandering te onderdrukken. Steeds weer moeten wij constateren dat wat gisteren de hoogste waarheid was, het lachertje is geworden van vandaag. Dit zou het ons mogelijk moeten maken om te beseffen dat onze waarheden van vandaag mogelijk het lachertje van morgen worden.

Dan kunnen wij niet waarlijk en terecht oordelen, zelfs niet over hetgeen wij zelf tot stand brengen: wij weten eenvoudig niet wat de betekenis daarvan later zal zijn. Het enige wat wij kunnen doen, is steeds weer vanuit en voor mezelf kiezen, uitgaande van eigen wezen en inhoud, of anderen dit kunnen delen of niet en van daaruit steeds weer zo eerlijk en juist mogelijk handelen.

Wij kunnen ons geen bevoegdheid aanmatigen, welke dan ook, wanneer deze voert tot het oordelen over medemensen. Wij kunnen nooit anderen beoordelen en veroordelen, en zelfs vaak dingen en toestanden niet, zonder gelijktijdig te spreken over onze eigen schrikbeelden en begeerten. Al te vaak zullen wij iets in anderen, of die anderen veroordelen uit angst voor hetgeen wij weten te zijn en niet durven zijn.

Ga je dit goed begrijpen, dan luidt naar ik meen de conclusie: Besef dat oordelen en beoordelen in het leven noodzakelijk zijn, want zonder dit kan je eenvoudig niet leven. Waar je een keuze doet, oordeel je ook. Maar wanneer keuze en beoordeling voortvloeit uit het eigen ik, het eigen denken, de eigen ervaring of de eigen relatie met het Al, kan er nooit sprake zijn van een kosmisch juiste of onjuiste keuze. Wij weten het eenvoudig niet. Het vloeit in  feite voort uit ons wezen.

Nemen wij aan dat ergens in ons wezen een kracht schuilt die de waarheid bevat, zo kunnen wij mogelijk de waarheid vorm en gestalte geven, zoals deze in ons woont. Maar of wij dit ook doen, zullen wij voorlopig en misschien voor altijd wel niet duidelijk en zeker kunnen  weten. Laten wij dan vooral verschil maken tussen het beoordelen en veroordelen dat in ons normale leven een rol speelt, elke dag weer, in het beoordelen en veroordelen van mensen. Zolang het gaat om het functioneren van mensen kunnen wij nog oordelen, maar zodra het gaat om de mens zelf is dit onmogelijk.

Er bestaat geen mens die kan doordringen tot de werkelijke inhouden en verborgenheden van een medemens op een zodanige wijze dat er geen raadsel meer overblijft en geen enkele onzekerheid meer bestaat. Dat kan misschien de schepper, maar een mens kan dit zeker niet. Daarom: oordeel niet over uw medemensen. Want waar gij anderen oordeelt, zo oordeelt ge voornamelijk uzelf. Maar beoordeel en eventueel veroordeel alle dingen die behoren tot uw kennis, uw omgeving. Stel nooit een mens aansprakelijk, maar beoordeel en veroordeel het feit, de situatie.

Op deze wijze komt u tot een redelijk juist oordelen waar dit noodzakelijk is en gelijktijdig tot iets wat voor elke mens heel erg belangrijk kan zijn: verdraagzaamheid. Het vermogen het anders zijn van anderen te aanvaarden en alleen dan daarop te reageren wanneer een kennelijk en duidelijk onrecht voor jezelf of voor anderen zou voortvloeien uit een niet oordelen en handelen. Als waarlijk verdraagzaam mens zal je zelfs dan niet de mens veroordelen, maar alleen het lakenswaardige zodanig belagen dat het aan mogelijkheid, werking, kracht verliest. Wanneer u het daar mee eens bent, is er verder niet veel meer te zeggen. Mij rest dan de vraag of ik in dit eerste deel punten heb opgeworpen waarop u wilt reageren. Zo niet kunt u dit na de pauze doen.

  • Het voorgaande geldt dit volgens u ook voor alle bewust egoïsme, bewuste oneerlijkheden?

Het bewuste egoïsme  van een ander kunt u niet beoordelen, omdat u niet werkelijk weet, wat daartoe voerde. De bewuste oneerlijkheden van de ander kunnen wel eens een enorme poging inhouden om juist aan eigen angsten te ontkomen en zo voor de persoon zelf een soort levensnoodzaak zijn. Ook hier geldt dus dat je de mens niet waarlijk kunt beoordelen en dit dus ook niet moogt doen. Wel kunt u de gebleken onwaarheid, het kenbare egoïsme en al wat daaruit voortkomt als feit veroordelen. In de uiting gaat het immers om feiten waarmee je direct te maken hebt.

Ingrijpen tegen de gevolgen is eveneens toelaatbaar en soms onvermijdelijk. Maar het is dus onjuist om te stellen: die ander spreekt onwaar of is egoïstisch, is deze mens veroordelenswaardig – u weet zelfs niet hoe datgene wat bij u overkomt als egoïsme gemotiveerd is, uit welke voorstellingswereld zaken stammen, wat voorafging in het, leven van de persoon in kwestie en door welke invloeden uit de omgeving de gewraakte uitingen mede bepaald werden. Zolang u dit alles niet kunt overzien kunt u de mens ook niet terecht beoordelen en veroordelen. Duidelijk?

Vragen.

Zo vrienden. Met grote vreugde, uw nog steeds aanwezig zijn constaterende, zal ik nu overgaan tot het beantwoorden van vragen en opmerkingen.

  • Een verkrachter is iemand die de vrouw beoordeelt of veroordeelt. lk voel dit zo, zelfs wanneer ik zelf niet degene ben die verkracht wordt. Wat moet ik met mijn behoefte tot veroordeling?

Richt deze op de daad en gebruik de energie die u daaruit kunt putten om de slachtoffers of uzelf te helpen, maar niet om de dader te haten. Het leven is een voortdurende keuze. Dit betekent oordeelsvorming over zowel zaken, personen als situaties. Kritisch denken is  derhalve onvermijdelijk. M.i. kan hiertegen weinig bezwaar bestaan. Er is geen bezwaar tegen kritisch denken. Dit wordt ook door ons eerder aangemoedigd. Zelfs bezwaar tegen het beoordelen en veroordelen van personen kent een voorbehoud: dit is o.i. toegelaten zodra deze personen tot een symbool worden voor een bepaalde functie, een bepaalde werking.

U kunt deze functie en werking, zover u daarmee te maken hebt, wel degelijk beoordelen en zo nodig ook veroordelen. Mijn grote bezwaar in de inleiding is steeds gemaakt tegen het beoordelen en veroordelen van de mens. Want die mens kent u niet werkelijk. U weet niet waarom iemand is zoals deze is, of hij nu een verkrachter is of een priester, een fabrikant of een vakbondsbons, een politicus of misschien alleen maar een brutaal en opstandig mens op straat. U weet van de mens te weinig. U kent eventueel de wijze van functioneren op een bepaald ogenblik of zelfs gedurende een langere periode. Zover een aspect van een persoon direct met deze uitingen samenhangt, moogt u en moet u in feite zelfs beoordelen of veroordelen. Maar u moogt nimmer de gehele persoon veroordelen op grond van enkele verschijnselen zonder de achtergronden geheel te kennen.

Nogmaals: u beschikt niet over voldoende inzicht en gegevens alle  moverende krachten die het gedrag tot stand brengen te begrijpen en dit impliceert dat u de persoon als zodanig niet kunt en moogt beoordelen laat staan veroordelen.

  • Is het veroordelen van jezelf ook verkeerd?

Ik vrees dat dit zelfs het meest verkeerde is wat voor en in een mens kan bestaan. Wanneer je materiaal hebt waar je mee moet werken en begint reeds grote delen daarvan onder meer weg te werpen, is de kans maar heel klein dat je nog een dragelijk resultaat zult bereiken.

Een mens kan en mag zichzelf niet veroordelen, ook al zal hij zichzelf in relatie tot zijn gekende wereld steeds weer mede beoordelen. Maar op het ogenblik dat je jezelf – en dus niet alleen een daad of denkwijze – veroordeelt neem je afstand van datgene wat je wezenlijk bent, belemmer je je functioneren als van een totaliteit waarin de goddelijke kracht zich tot ook middels jou uit en kom je tot geen bewust en beseft voor jou of anderen dienstig resultaat. Aanvaard jezelf. Indien er al uitingen zijn van je persoonlijkheid die je niet aanvaardbaar vindt, probeer deze te beperken. In zoverre mag je wel degelijk proberen te leven volgens het ideaalbeeld dat er in je bestaat. Maar zeg niet tot jezelf: ik ben slecht, want ik slaag niet. Zeg eerder: ik heb kennelijk het verkeerde geprobeerd, want anders zou ik wel geslaagd zijn, beoordeel voortdurend de resultaten die je boekt, maar veroordeel jezelf niet.

  • Jezus zegt: oordeel niet opdat gij niet geoordeeld worde.  Bedoelde hij het zelfoordeel bij de recapitulatie na de overgang?

Het is heel moeilijk te weten wat Jezus bedoeld heeft, vooral wanneer wij beseffen dat psychologie zoals die in deze dagen bestaat in zijn dagen niet bekend was. Hij sprak dus in termen die in zijn dagen door anderen begrepen konden worden. Men heeft deze uitspraak overigens algemeen begrepen en zo dat degene die oordeelt door God daarvoor veroordeeld zal worden. Maar beseffende dat Jezus wel meer was dan een eenvoudige mens van zijn tijd, denk ik dat hij in de eerste plaats de ons bekende zelfbeoordeling bij de recapitulatie hiermede bedoelde. En mogelijk zelfs de hierdoor vaak ontstaande noodzaak tot reïncarnatie in de stof. Maar zeker weten doe ik dit niet.

  • Kunnen goede helderzienden of u in de geest oordelen of iemands daad volgens diens eigen innerlijke maatstaf juist dan wel onjuist is of oordelen zij en ook u meestentijds volgens subjectieve maatstaven?

Zolang de beoordelaar niet in staat is deel te zijn van het geheel en vanuit dit geheel iets te overzien is hij ook niet in staat een ander dan een subjectief oordeel te geven. De helderziende oordeelt aan de hand van waarnemingen op grond van zijn eigen denkbeelden en inhouden. Hetzelfde zal gelden voor de geest. Misschien dat de geest vaak een wat uitgebreider overzicht kan winnen dan de doorsnee mens – ofschoon de beste helderzienden al een heel eind in die richting kunnen komen – maar zelfs dan blijft het oordeel subjectief daar je niet het geheel kennende en het doel of de doeleinden van het geheel, niet in staat bent een  algemeen geldend oordeel te spreken, maar alleen kunt beoordelen aan de hand van je eigen inhouden en mogelijkheden.

  • Waarom belichten bepaalde helderzienden vooral positieve, anderen voornamelijk negatieve kanten?

Vergeef mij wanneer ik even lijk te spotten. Ik bedoel het oprecht: het is vaak een kwestie van klantenbinding. Er zijn nu eenmaal mensen die veel meer naar een helderziende zullen komen wanneer er negatieve zaken worden voorspeld of genoemd, terwijl anderen voornamelijk komen om nog eens iets hoopgevends of aangenaams te horen. Maar heel weinig mensen gaan naar een helderziende omdat zij beide zijden van de mogelijkheden in hun leven, zowel de positieve als de negatieve, willen leren kennen.

Velen zoeken positieve voorspellingen en uitspraken om daardoor even te kunnen ontsnappen aan hun eigen negatieve belevingen en  verwachtingen. Een ander zoekt eerder het negatieve te kennen om daarin een rechtvaardiging te vinden voor zijn angsten en verwerping van bepaalde aspecten van zijn wereld.

Een helderziende kan door de eigen instelling ongetwijfeld een bias vertonen in positieve of negatieve richting. Maar zelfs in die gevallen geldt toch wel dat bij een ware helderziende de uitspraken die gedaan worden grotendeels mede bepaald worden door de waargenomen uitstraling van de cliënt.

  • Kun je als geest iemands daden wel beoordelen in het licht van diens harmonische opdracht, karmische opdracht? En kun je de toekomst met zekerheid kennen of blijken er toch steeds weer wijzigingen plaats te vinden?

Een geest die redelijk verlicht is en dus een redelijk inzicht heeft, kan inderdaad harmonieën wel beoordelen, in zoverre hij als persoon daaraan zelf deel kan hebben. Dus niet alle harmonieën. Je kunt niet alle dingen met zekerheid omtrent de toekomst weten. Zelfs iemand die de hoofdlijnen weet van een bepaalde ontwikkeling, zal nog niet alle details daarvan kunnen overzien. Dientengevolge krijgen wij altijd weer te maken met waarschijnlijke details die net niet waar worden en bijna onwaarschijnlijke details die toch waarheid worden.    Er blijft dus altijd wel een zeker verrassingselement aanwezig.

Wat betreft de term “karmische opdracht”: ik meen dat u deze term niet terecht kunt gebruiken. Karma is niets anders dan de omschrijving van de reacties die voortvloeien uit het bereiken van een bepaald bewustzijn en het opdoen van bepaalde ervaringen.

Goed karma is dus geen kapitaal dat ergens in de hemel in de karmabank wordt gestort. Karma heeft zelfs niet veel te maken met oorzaak en gevolgwerkingen in de concretere zin van het woord. Het betekent alleen: door ervaringen en daden, inclusief je erkenning van de betekenis daarvan na je dood, kom je tot een andere wijze van denken en leven tot zekere angsten en zekere begeerten die je eventuele verdere incarnaties en zelfs je wijze van leven, beleven en streven in de sferen voor jou grotendeels bepalen.

  • Waarom zijn sommige schijnbaar eenvoudige, ook wel door u gedane voorspellingen, zoals over de dood van Khomeini, niet juist geweest?

Wat dit laatste betreft: de waarschijnlijkheidsfactor was zeer hoog. Het levensgevaar trad inderdaad in, maar kennelijk hadden wij de taaiheid van de persoon onderschat, zodat hij – al is hij vanaf dat ogenblik in feite inactief geworden – nog steeds in leven is. Een rol speelt zeker ook, dat bij het schouwen in de tijd voor ons het zeer moeilijk en soms zelfs onmogelijk is, de waarneming te vertalen in tijdstippen binnen tijdsrekening. Ons is dit zo vaak gebleken dat wij daarop bij het doen van prognoses steeds weer plegen te wijzen. Wij spreken dan ook niet met volledige zekerheid, maar formuleren steeds weer: wij menen dat iets zal gebeuren, wij veronderstellen dat het zo en zo zal gebeuren enz.

Mensen gaan daaraan vaak voorbij. Toch vloeit dit voort uit het feit dat wij zeer wel beseffen dat, waarnemende van buiten de tijd, het zeer moeilijk en soms bijna onmogelijk is om menselijk tijdsverloop redelijk juist in te schatten. Ook is het moeilijk rekening te houden met de omstandigheden waardoor nieuws langere tijd onderdrukt kan worden. Wij hebben prognoses gedaan die wel juist waren en uitkwamen, maar waarvan de juistheid eerst vele jaren later en dan nog door toeval, kenbaar werd.

Om u een voorbeeld te geven: wij voorspelden een behoorlijk grote atoomramp in de Sovjet Unie. De streek werd aangegeven. Wij stelden dat deze binnen 6 maanden plaats zou vinden. Zij heeft inderdaad rond de genoemde tijd, in genoemde streek plaats gevonden, waarop wij toen nog hebben gewezen. Het feit werd in het westen eerst 12 jaren later bekend. In andere gevallen kwam een deel van de voorspelling uit, terwijl een ander deel niet tot waarheid werd. Voorspellingen kwamen uit, maar eerst enkele jaren na het door ons veronderstelde ogenblik. Vandaar dat een voorspelling als geheel maar zelden zal stroken met alles wat er werkelijk zal gebeuren en met alles wat u werkelijk rond de gestelde tijdstippen zult kunnen vernemen. En vergeet één ding niet: wij hebben prognoses gedaan die ongeveer in tijd geheel in feiten zijn uitgekomen, maar waarvan het geheel dermate is onderdrukt, dat de saillante delen eerst na vele jaren zoal openlijk bekend zullen worden.

  • Wat u op korte termijn stelt, bv. over een week of zo, komt meestal erg goed uit.

Omdat de feiten dan al zo dicht bij het heden liggen dat de waarschijnlijkheid daarvan wel buitengewoon groot is en ook tijdsbepaling minder moeilijkheden oplevert. Hoe verder een voorspeld feit afligt van de tijd waarop je de prognose uitspreekt, hoe groter het aantal mogelijkheden tot wijziging en verandering. Er zijn dan a.h.w. meer vertakkingen van de rechte lijn van gebeuren mogelijk. Bij voorspellingen die betrekkingen hebben op grote zaken als bv. volkeren en die in de tijd bv. 12 jaar verder liggen is de kans van uitkomen echter weer heel erg groot, daar allerhande kleine afwijkingen van de rechte lijn van ontwikkeling dan geen betekenis meer hebben.

  • Hoe komt het proces van zelfbeoordeling na de dood tot stand? Waarom die beelden, dat wat men van zichzelf heeft, het beeld dat anderen van jou hebben en het objectieve beeld van de mens? Waar komt dit laatste vandaan?

Een objectief beeld van jezelf heb je ook niet na je dood. Voor je dit zelfs maar kunt benaderen, duurt het ook – wanneer je niet meer incarneert – toch nog wel een hele tijd. Wat werkelijk gebeurt is dit: De mens doet allerhande indrukken op tijdens zijn leven, ook al zal slechts een deel daarvan ooit toegankelijk in de hersenen aanwezig zijn. De mens reageert echter ook met zijn geestelijke voertuigen en zelfs met zijn aura. Hij kan hierdoor vele gedachten en gevoelens van anderen opvangen zonder dit in de stof ooit te beseffen.

Terwijl van het hersen denken slechts een deel wordt meegenomen na de dood, zullen de andere factoren nu als belangrijker en sterker een grote rol spelen. Bij het beleven van een contact met anderen tijdens een recapitulatie ga je je leven na. Maar je leest nu alle gegevens af die voor jou, geestelijk en anderszins, toegankelijk waren, ook al heeft je stoffelijk bewustzijn deze nooit kenbaar kunnen maken. Er ontstaat zo een geheel ander beleven en een geheel ander beeld van het gebeuren. Je zult op grond daarvan je visie op jezelf, je zelfrechtvaardigingen bv. moeten herzien en aanpassen. Wil je dit niet doen, dan kun je alleen nog alle verdere herinnering en alle contact met andere geesten weigeren. Hierdoor beleef je dan een wereld die zich kenmerkt door vaagheid en een toenemend besef van geïsoleerd zijn.

  • De vrouw kan nooit de gelijke van de man worden. Dit werd in een ODV lezing eens gesteld. Hier klinkt een waardeoordeel door.

Geen waardeoordeel, maar een constatering. Aangezien de man emotioneel anders functioneert dan de vrouw, de lichamelijke functie van de vrouw een andere is dan die van de man kan worden gesteld dat emotionaliteit en zelfs psychische kwaliteiten bij man en vrouw verschillen. Zij zullen nooit gelijk kunnen zijn op aarde en elkanders rol volledig overnemen. Dit is geen waardeoordeel. Een vrouw kan meer waard zijn dan een man of omgekeerd. Hierbij gaat het om de personen en hun functie. Sekse is dan op dit punt en in dit verband een bijkomstigheid. Laat mij het zo stellen: de vrouw  kan alles wat de man ook kan, behalve op biologisch vlak. Maar de man kan sommige dingen gemakkelijker en beter dan de vrouw. De vrouw op haar beurt kan andere zaken weer veel beter en gemakkelijker volbrengen. Wie te maken heeft met mannen en vrouwen zal rekening moeten houden met afwijkende instincten, afwijkingen van psychische opbouw e.d. De uitspraak gold dit facet en niet alleen het fysieke of de plaats in een heersend rollenspel. Om een voorbeeld te geven: bij praktisch alle vrouwen zijn de emoties feel feller, beheersen haar veel eerder en vollediger dan bij de doorsnee man het geval is. Daardoor zullen emoties voor haar in feite altijd meer tellen en haar gedrag veel eerder bepalen. Zoals bij elke regel komen uitzonderingen hierop voor, maar het gestelde is toch tot op heden de regel.

  • Wat denkt u van maffiapraktijken?

Zij illustreren dat zelfverdedigingsmethoden die door onrecht en onderdrukking geboren worden, bij een verdere ontwikkeling voeren tot misbruiken waaronder zeer velen onschuldig te lijden krijgen.

  • Koppelbaas handelwijzen

Een manco in de maatschappelijke opzet, mogelijk geworden door te hoge eisen van de regeerders aan allen, plus een manco aan verantwoordelijkheidsbesef bij degenen die arbeid hebben te vergeven.  Falen van de officiële instanties en erkende handelwijzen voeren tot praktijken die neerkomen op een exploitatie van zowel de gemeenschap als  de arbeider.

  • Witteboordcriminaliteit.

Iets wat onvermijdelijk is geworden nu blijkt dat normale criminaliteit slechts zelden voldoende lonend kan zijn.

  • Zwartgeldcirculatie bij banken.

Een uitvloeisel van het feit dat geld in uw samenleving belangrijker schijnt te zijn geworden dan vele andere dingen. Dit terwijl een toenemende bemoei- en hebzucht van de staat gelijktijdig de mogelijkheid als persoon geld te verwerven sterk hebben beperkt. Daar men persoonlijk bezit hoger aanslaat dan verplichting tegenover staat en gemeenschap, zal men zwart geld creëren door het te onttrekken aan de bestaande controle. Banken zijn geldhandelaren en zien niet in, waarom het ene bedrag wel, het andere niet zou mogen worden gebruikt, daar winst maken met andermans geld in beide gevallen mogelijk blijkt. Daar een bank er alle belang bij heeft haar eigen kapitaal en daarmede haar invloed en winst te doen toenemen, zal zij al het  mogelijke doen, officieel, onofficieel of buiten de wet, om ook het zwarte geld normaal in omloop te brengen en te houden.

  • De handel in hard drugs.

Zij betekent het exploiteren van de zwakheid en ellende van anderen ten eigen voordele. Er is weinig verschil tussen de handelaren in drugs, de handelaren in wapens en zelfs de houding van bepaalde militairen die de massa alleen zien als mogelijk kanonnenvoer ten behoeve  van eigen grootheid. In alle gevallen gaat het om het om exploitatie van de ellende van anderen, al dan niet onder erkend mooie of verwerpelijke argumenten. Deze handelwijzen acht ik laakbaar en verwerpelijk, ook al zal in de persoon misschien een verklaring voor diens instelling te vinden zijn, zodat ik over de personen niet, maar alleen over hun daden mag oordelen. Het verschijnsel zelf moet dus bestreden worden zonder dat men de persoon zelf gelijktijdig en geheel tot nonvaleur of zelfs schadelijk element verklaart.

  • Hoe kan men deze handelingen het beste bestrijden en wat denkt u dat de meest juiste strafrechtelijke veroordelingen zijn?

Ik zal trachten een antwoord te geven, ofschoon het laatste deel van deze vraag door mij natuurlijk niet volgens uw stoffelijke rechtelijke normen kan worden beantwoord. Ik meen dat bij het beoordelen van de feiten de werking daarvan binnen de gemeenschap eveneens van groot belang is. Degene die koppelbaas is, steelt in feite zowel van de arbeider als van de gemeenschap. Daar de gemeenschap in de vorm van haar gouvernement geneigd is te stelen van haar onderdanen, kan ik het aspect van bedriegen van gemeenschapsorganen nog wel begrijpen.

Ik kan echter niet aanvaarden dat men anderen uitbuit of hun zekerheden ontneemt zonder dat zijzelf dit geheel en duidelijk beseffen. Op grond daarvan meen ik, dat een koppelbaas veroordeeld zou moeten worden zoveel mogelijk alle aangerichte schade te vergoeden, om  dan zelf als eenvoudige uitgezonden arbeider al die simpele en vieze taken te verrichten die men vinden kan, terwijl hij om te leven hiervoor een vergoeding krijgt die in verhouding staat tot al wat hij zijn arbeiders tekort heeft gedaan. Dit voor tenminste 5x de tijd dat hij nawijsbaar zijn praktijken heeft uitgeoefend. Dit om een opvoedende werking te bereiken

Wat mensen betreft die in hard drugs handelen kan ik alleen het volgende zeggen. Hun eigen praktijken zijn hard, de drugs zijn hard, het lot van verslaafden is hard. Een rechtspleging die halfzacht is zal hen alleen aanmoedigen om nog harder te worden en nog meer drugs af te zetten. Dit om eventuele verliezen terug te winnen. Daarom zal de grootste hardheid noodzakelijk zijn zelfs tegenover diegenen die niet direct en letterlijk in de handel zitten, maar voornamelijk optreden als financier e.d. Hen verwijderen uit de gemeenschap en wel voor zeer lange tijd zal noodzakelijk zijn om het euvel ook maar enigszins te kunnen bestrijden.

Noot: Mensen die drugs gebruiken doen dit, zeker in het begin, omdat zij een zekere opwinding, een prikkel wensen. Wanneer de maatschappij al datgene waarin een mens werkelijk op kan gaan wegneemt en uiteindelijk alleen nog de keuze geeft tussen een roes of het aanrichten van vernielingen, dan wel een bestaan in betrekkelijke zinloosheid, zal die gemeenschap haar wijze van denken en handelen moeten herzien en in het leven voor allen mogelijkheden moeten scheppen, zodat de mensen die mogelijkheden en opwinding verlangen deze ook binnen delen van de gemeenschap zullen kunnen vinden en wel met alle risico’s die zij daarbij zelf willen nemen, maar zonder de mogelijkheid anderen tegen hun wil in hun bestrevingen te betrekken.

  • Kunt u duidelijk maken waarom een maatschappij die onrecht in stand houdt, meent niet langer te kunnen voortbestaan wanneer zij voor de slachtoffers zorgt?

Op het ogenblik dat het slachtoffer en niet de misdadiger het meest belangrijk wordt, zal een verschuiving van normen binnen die gemeenschap het gevolg zijn. En dit betekent dan een aantasting van zekere machtsposities, gepaard gaande met een toename van aansprakelijkheden voor machthebbers. De organen die een gemeenschap beheren, zijn over het algemeen niet geneigd hun eigen aansprakelijkheden uit te breiden en daarmee gelijktijdig nog hun eigen macht en zeggenschap te beperken.

Naar ik hoop maakt dit mijn standpunt duidelijk. Mag ik nog iets hieraan toevoegen? Ik wil niet oordelen over mensen. Maar in de laatste vragen  zijn wij terecht gekomen bij verschijnselen in de maatschappij. Wij dienen ons te realiseren dat praktisch elke gemeenschap wordt opgetrokken rond een ideaal, dat praktisch niet waar te maken is. Het ideaal blijkt bijna altijd uit te gaan van de veronderstelling dat alle mensen gelijk zijn, dat alle mensen ongeveer gelijk zullen kunnen reageren en presteren en ten laatste dat eenieder gelijkelijk geneigd zal zijn de verwezenlijking van het ideaal te dienen. Dit nu is altijd weer dwaasheid, wanneer je mensen beoordeelt aan de hand van hetgeen zij tot stand brengen, moet je je heel goed realiseren dat zij bijna altijd niet uitgaan van de werkelijkheid, maar van een droom. Binnen het kader van hun droombeeld zullen zij ongetwijfeld trachten verantwoord te handelen. Zij zullen zelfs meestal proberen het volgens hen goede waar te maken.

 Maar iemand die zegt dat alle werkeloosheid in Nederland zo snel mogelijk moet worden uitgeroeid, kun je het dan niet kwalijk nemen wanneer hij in optreden bepaalde racistische trekken gaat vertonen en meent: buitenlanders hebben in onze gemeenschap geen plaats. Zij dienen heen te gaan en wij zullen Nederlanders moeten verplichten de werkzaamheden die zij tot dan toe hebben verricht, nu tegen een gelijk loon zelf te verrichten. Dan eerst kan de werkeloosheid waarlijk overwonnen worden. Men noemt dit denken dan fascistisch of racistisch, maar in de werkelijke zin van deze woorden is hiervan geen sprake. Of hun wijze van denken, hun droom, reëel genoeg is om waar te maken en of zij bij hun veronderstellingen gelijk hebben, is dan weer een tweede. Je kunt ook redeneren: wij allen zijn medemensen en als zodanig voor elkander aansprakelijke. Dus zullen wij op basis van gelijkheid moeten omgaan met en zorg dragen voor de vreemdelingen in ons midden. Maar ook hier gaat men uit van een ideaalbeeld dat nooit geheel waar te maken is. Mensen zijn en blijven mensen. En vele vreemdelingen willen geen gelijkwaardigheid, maar eerder een erkenning van hun meerwaardigheid op gebied van geloof, afkomst, leefwijze e.d. De dromers zouden zich moeten realiseren dat je met het maken van wetten en het stellen van regels niet de mensen werkelijk verandert, maar de rest leeft ondergronds voort.

Daarom zou men niet moeten proberen zoveel mogelijk te regelen. Je moet proberen steeds meer vrijheid te scheppen. Door vrijheid te geven aan een ander laat je tevens zien, dat je deze niet veroordeelt of beoordeelt. Want wie meent dat de mensen te dom of onverantwoordelijk zijn om zelf hun zaken goed te regelen, veroordeelt die anderen die hij gemeenlijk niet kent en van wiens gedragingen alleen excessen tot zijn bewustzijn doordringen. Daarmee veroordeelt men zichzelf ook aan de hand van het zo steeds weer blijkende onvermogen om de werkelijke potentie en inhoud van andere mensen te zien. Het is niet zo eenvoudig om maatschappelijk of anderszins, een weg die voor allen gaanbaar is, duidelijk en zonder voorbehoud aan te geven. Want zelfs aan de uitingen kun je niet de werkelijke inhoud van de mensen beoordelen.

Eerst wanneer een mens vrij is om zijn eigen ervaringen op te doen, ten goede dan wel ten kwade, zal zijn wezen onaangetast kenbaar worden. Die kans dient men zijn medemensen te geven. En dit geldt dan ook voor instanties. In het bijzonder geldt dit voor gezagsdragers, zakenlieden en kerkelijke organisaties. Men dient te beseffen dat men niet zonder  meer het recht heeft een ander te dwingen, een ander te oordelen en te veroordelen aan de hand van hetgeen uw belang is, in u leeft. Zeker is het verkeerd, mensen te dwingen te leven binnen bepaalde grenzen van handelen en denken, ofschoon zij anderen geen schade zouden toevoegen alleen door zichzelf te zijn, dit alleen maar omdat hun wijze van leven en denken dan strijdig zou worden met hetgeen jij juist en goed acht.

Een groot deel van de misbruiken in de maatschappij zijn in feite gebaseerd op een verkeerd beoordelen van mensen en een veroordelen van de wijze waarop zij zouden willen leven en reageren, om hen te onderwerpen aan campagnes, wetten, voorstellingen e.d. die ook niet geheel belangeloos worden geschapen.

Het moeilijkste is misschien wel voor velen de waarheid, dat werkelijke vrijheid betekent dat een mens ook het recht heeft aan zichzelf ten gronde te gaan. Niemand wil dit feit aanvaarden, maar dit betekent dat u in feite het leven van de ander wilt regelen. U beoordeelt en veroordeelt de mens op grond van enkele delen van zijn gehele  persoonlijkheid, zonder te beseffen wat deze verder nog inhoudt. Ontneem de mens het recht, voor zichzelf te denken, te beslissen hoe hij wil leven of sterven en je dwingt hem tot het leven van een bestaan, dat niet het zijne is.

De moeilijkheid schuilt zeker niet alleen maar in het niet  opvolgen van het “oordeel niet”. De leer is goed, maar de problemen komen allen voort uit de praktijk, die met de mondbelijdenis van de  leer verweven is. Zo ontstaat de maatschappij van de betuttelaars, de godsdienst van de dogmatici, het streven naar het ideaal van de fanatici. Zij allen zijn het product van een eigen denken, voelen geloven en weten plaatsen boven alle dingen en het eenieder daaraan vervolgens willen onderwerpen. Maar een mens leeft niet op aarde om anderen te onderwerpen. Hij leeft om zo goed mogelijk zichzelf te zijn en in zijn ervaren met anderen datgene te beleven en te leren beseffen wat noodzakelijk is om tot een grotere geestelijke harmonie te komen op het ogenblik dat men weer in geestelijke werelden moet gaan vertoeven.

De overschatting van het menselijke leven en het beperkte  gebeuren in de tijd speelt hierbij waarschijnlijk een grote rol en toch: Zeer velen die geloven in het leven na de dood en mogelijk zelfs een persoonlijk uitverkoren zijn tot de eeuwige zaligheid vrezen zeer te moeten sterven. Zeggende dat wij weten tot de heerlijkheid in te gaan, protesteren zij toch fel zodra het ogenblik van vertrek daarheen is aangebroken. Kenmerk van schijnzekerheden die men wel anderen als wet wilde opleggen.

Daarom stel ik: voor zich geloven de meesten niet eens geheel in datgene wat zij anderen dwingend als waarheid en zekerheid verkondigen. Zij bedoelen het waarschijnlijk goed, maar oordelende veroordelen zij in feite zichzelf. Laat ons dan niet oordelen en leven zoals wijzelf menen dit te moeten doen, niemand schadende, dienende waar wij zelf dit als juist ervaren.

image_pdf