uit de cursus ‘ Kosmische leringen ‘ ( hoofdstuk 6 ) – maart 1973
De kosmos is een geheel. De kosmos is een levend wezen. Deze kosmische kracht werkt in op al wat binnen de kosmos bestaat. Een regel, die een ieder van u naar ik meen wel kent. Er zijn echter verschillende dingen bij betrokken, die wij toch even nader moeten bezien. Zo is er b.v. een aantal sferen.
Een sfeer is een begrip van een wereld; meer is het eigenlijk niet. In die sferen leven grote entiteiten. Indien u op dit ogenblik in de allerhoogste sfeer zoudt gaan kijken, dan zoudt u daar o.m: een Boeddha en een Jezus tegenkomen plus de hele heilige familie. Al deze entiteiten zijn zover, gevorderd dat ze een relatie hebben met het totaal van de kosmos. Het is dus niet zo, dat Jezus alleen maar een beetje zit te prutsen op deze wereld of dat Mohammed op de Zwarte September zit te hameren. Het is een ervaren van de kosmos als geheel. Deze kosmos wordt dan weerspiegeld in de wereld.
De kosmische lering kan door iedereen worden ontvangen, die met een van die grote krachten in harmonie is. Maar er zit ook nog een andere kant aan vast. Het is een veelzijdige zaak zoals u merkt.
Als wij een entiteit hebben, die om welke reden dan ook of hoe dan ook komt tot een begrip waarbij de gehele kosmos gaat meespreken, dan zal die entiteit reageren vanuit de kosmos en de werking vandaaruit projecteren. Hij komt echter uit een wereld; hij is daarvan deel. Het kan toevallig de aarde zijn en dan heeft hij het gevoel: Ik moet die harmonie in de kosmos op aarde uitdrukken.
Nu is de rest schijnbaar eenvoudig. Zo iemand incarneert vrijwillig. Hij zoekt misschien een lange tijd, totdat hij de geschikte familie, de juiste omgeving en de geschikte moeder heeft gevonden. Hij komt op aarde, doet daar enige tijd ervaringen op zodat hij zich gemakkelijk kan manifesteren en op een gegeven ogenblik breekt er iets. Het is alsof er een sleutel wordt omgedraaid en de hogere Persoonlijkheid kan zich nu uiten door het lichaam dat door die Persoonlijkheid wordt bezield.
Maar kosmische invloeden bevatten nog heel wat meer dan dit. Een kosmische invloed kan b.v. liggen in de werking van de sterren, de zwaartekracht verhoudingen binnen een sterrenstelsel. Ze kan liggen in bepaalde geestelijke stralingen van allerhoogste aard, zoals de grote krachten van licht, maar net zo goed ook van mindere krachten, soms zelfs van lagere krachten. Die zijn allemaal aanwezig en als hun besef maar voldoende van de kosmos bevat, zijn ze werkzaam op al het besefte.
En dan zijn er natuurlijk ook nog wel moeilijkheden. Want je kunt wel zeggen: ik ga één deel van de kosmos uitdragen. Maar de gehele invloed van die kosmos moet op de een of andere manier aanvaardbaar worden gemaakt.
De situatie wordt dan wat moeilijk. Jezus loste het op door te spreken over de eeuwige duisternis waarin geween is en knarsing van tanden. Nu zitten wij met de uitbeelding van de “buitenste duisternis”. Maar buitenste duisternis betekent: uitgesloten zijn. Wat die kracht uitdrukt is dus: er is een isolement mogelijk dat door bepaalde factoren wordt bevorderd. Op deze manier wordt getracht de mensen duidelijk te maken wat kosmische harmonie is, wat de inhoud kan zijn van een kosmisch bewustzijn. Alle leringen, die in deze richting gaan, noemen wij kosmische leringen.
Maar niet een ieder, die op aarde terugkomt, zal het op dezelfde manier aanpakken. Ook dat is heel begrijpelijk. Die mens leeft misschien in een andere tijd, bij andere mensen, bovendien heeft hij een eigen persoonlijkheid en die zal in de totale harmonie van de kosmos op een andere wijze reageren.
Het is helemaal niet zo verwonderlijk dat er iemand naar de wereld komt (dat was al zo in de vroegste historie van de mensheid die zegt: Ik moet de mensheid helpen. En wat doet déze? Hij leert de mensen o.m. zaden verzamelen en een akker aanleggen. U zult zeggen: Wat heeft dat nu met kosmische bewustwording te maken? Is dat een kosmische lering? Ja, want op deze manier wordt voor de mens een zekere harmonie mogelijk gemaakt, niet alleen meer met zijn onmiddellijke omgeving, maar bovendien met het mens zijn. Hij kan eindelijk de hogere kracht eens gaan bekijken. Het is niet voldoende om gelovig te staren naar al het hogere. Het is belangrijk er in door te dringen. Wat is de essentie ervan? Wat is het wezen ervan?
In de oude tijden was het altijd zo dat je te maken had met goden of met een god. En als je met god en goden te maken had, dan moest je dat ook met andere goden en engelen. Kortom: er moest een heel verhaal worden verteld van een wereld, die de mens zich kon voorstellen. Zo’n kosmische lering is dan niet helemaal juist, dat weet ik wel, maar ze is een zo juist mogelijke omschrijving van een harmonie, die ook op deze wijze door de mens kan worden aangevoeld. En daar gaat het nu om.
Als wij in de tegenwoordige tijd te maken zouden krijgen met een kosmische lering (er zijn er in de laatste eeuwen enkele geweest, zelfs in de laatste eeuw zijn er nog twee geweest), dan zien wij dat die entiteiten wel degelijk behoren tot deze hogere sfeer, dit kosmisch besef. De mensen zijn nu echter anders. Ze weten meer. Voor hen is de bliksem geen wonder meer en de uitbarsting van een vulkaan is een natuurverschijnsel en niet de toorn van de een of andere god, die daar beneden wat staat te smeden. Dus moet het anders worden uitgedrukt. En waar Jezus spreekt over de “buitenste duisternis”, daar spreekt een Wereldleraar over verwerping van de gemeenschap met de mensen. En de Wereldmeester? Die zegt gewoon: Je moet harmonisch zijn met de mensen, want als je dat niet kunt, dan ontstaat de ellende doordat je de dingen ontvlucht waaraan je je niet werkelijk kunt onttrekken. Dat ligt dus meer op het psychologische vlak.
Ik kan mij best voorstellen dat er eens een Leraar komt, die een lering brengt die een mengeling is van Freud en Einstein. Ofschoon Einstein ook niet helemaal gelukkig was met alles wat hij voor de mensheid had gedaan. Want op het einde van zijn leven heeft hij eens gezegd: “Als ik alles bekijk, had ik misschien beter loodgieter kunnen worden, dan had ik misschien meer voor de mensheid gedaan.” Daarmee bedoelde hij: dat wat ik heb gebracht is niet zo geweest dat een ieder het kon gebruiken. Het is een misvatting van mij geweest om de mensen een kennis te geven waarvoor ze nog niet rijp waren.
En dat is nu precies het probleem waarmee elke kosmische Leraar te maken heeft. Als de gehele wereld op de hoogte is van Freud en de Freudiaanse complexen, dan bouw je daarop verder. Maar als iedereen alleen nog maar bezig is met de grote Hoo- doo- boo (?) die in het bos rondzweeft, offers vraagt en de mensen een zekere uitverkiezing kan bezorgen, een onsterfelijkheid, dan ga je daarvan uit. De kosmische lering op zichzelf omschrijft de harmonie, maar de beelden waarmee ze worden omschreven, moeten beelden zijn welke een mens kan begrijpen, die in een wereld kunnen spreken.
Als ik in de kosmos ga kijken, dan kom ik tot de ontdekking dat daar geestelijk gezien een groot aantal verschillende stromingen zijn, die vaak als de Stralen worden uitgedrukt. Ook dat is maar een term. Deze stromingen hebben te maken met een bewustwordingsgang waartoe u behoort. Het is uw mogelijkheid om harmonisch te zijn met het heelal, maar door een onderscheid te maken tussen uzelf en het andere. Deze grote krachten komen samen in een sfeer, waarin de algehele harmonie bestaat. Laten we zeggen, dat Jezus zich geuit heeft volgens een bepaalde straal. Maar daar waar hij nu vertoeft, zijn geen stralen meer. Daar is elke straal voor hem toegankelijk.
Deze situatie van de stralen wordt nog meer gecompliceerd, omdat incarnaties nu eenmaal onderworpen zijn aan verschillende invloeden van buitenaf. Denkt u maar aan de astrologische aanduidingen. U bent b.v. een Tweeling, een ander is een Maagd en zo ga je maar door. Die sterrenbeelden geven aan dat er een type bepaling is aan de hand van de kosmische verhoudingen, zoals die op aarde in stoffelijke vorm kenbaar zijn. Wat ontstaat er nu?
Wel, de straal waartoe je behoort plus het type waartoe je behoort, maken uit hoe je kunt leven. Je kunt niet alles doen. Je bent beperkt in je mogelijkheden, je inzichten enz. Deze beperking op zichzelf en dat is nu het leuke van het geval bepaalt ook op welke manier en met welke kracht uit de hoogste werelden je harmonisch kunt zijn.
In deze cursus zou al veel gezegd zijn over inwijdingen. Een inwijding kan alleen plaatsvinden in overeenstemming met het type, dat je op aarde bent en met de straal waartoe je behoort. Dus om het nu eens heel cru uit te drukken: als je behoort bij Naatje op de Dar, dan kun je geen inwijding krijgen van Manneke Pis. Het is een gebondenheid aan type. Voor een mens is het erg belangrijk om dat te begrijpen, want de krachten waarmee je werkt kunnen, ook van kosmische origine zijn.
Je behoort tot een straal; en als je harmonisch bent met die straal, dan krijg je de kracht uit die straal. En als je die kracht in jezelf aanvaardt, hoe dan ook, dan kun je haar uitstralen. Je kunt er vreemde dingen mee doen. Je kunt er mensen mee beter maken. Je kunt er bloemen langer mee goed houden, de planten vlugger laten bloeien enz. Al die mogelijkheden zijn echter gebonden aan jouw type, aan jouw straal. En dat betekent, dat b.v. een Stier andere mogelijkheden heeft dan een Leeuw. En een Leeuw weer heel andere mogelijkheden heeft dan een Steenbok. Zo kun je zeggen: er is een groot verschil tussen een Schutter, een Maagd en een Waterman. En dat is niet alleen in vorm. Dat is ook in afstemming, in mogelijkheden. Niet iedereen kan hetzelfde. Niet iedereen kan dezelfde harmonie aanvaarden. Niet voor een ieder spreken de kosmische leringen even sterk en niet voor een ieder hebben ze dezelfde zin.
De moeilijkheid die hierbij ontstaat is deze: Er komt een kosmische Leraar. Hij geeft een lering en die lering verbreidt zich over de wereld of over een groot gedeelte ervan. Dan zal elk type krachtens eigen straal, harmonie en stoffelijke bepaaldheid uit die leer datgene nemen waarmee hij harmonisch kan zijn. Elke kosmische lering wordt door het individu dat haar ontvangt geïnterpreteerd en wel in overeenstemming met zijn eigen mogelijkheden, achtergrond en inhoud. Hierdoor zal een kosmische lering nooit in haar geheel door een mens kunnen worden begrepen en ontvangen. Pas als de mens in zijn, eigen bewustzijn de begrenzingen van het mens zijn overschrijdt, krijgt hij de mogelijkheid die lering meer algemeen te bevatten, meer algemeen te begrijpen en het tot hem te laten doordringen en zelfs dan behoort hij nog tot zijn straal en langs die straal zal hij verdergaan, of hij zal mogelijk eens van straal wisselen; wat mogelijk is maar tijd en energie kost. En eerst als hij aan het toppunt van die straal is gekomen, kan hij het geheel overzien en dan weet hij wat de kosmische leer in werkelijkheid betekent. Ik zal u twee voorbeelden geven;
Er is een openbaring van alle kosmische kracht. De mensen krijgen dat in beelden voorgezet. Die beelden zijn voor de mens te begrijpen, dat stel ik voorop. Nu heb ik iemand van het Leeuw type. Ik kan ook zeggen: hij behoort tot de 3e straal, dat blijft hetzelfde. Wat is nu de eigenaardigheid? Deze Leeuw zal alleen datgene uit die leer voor zich kunnen aanvaarden wat een uitdrukking is van zijn eigen vermogen, van zijn meerwaardigheid. Hij zal b.v. streven naar priesterlijk gezag. Omdat groen zijn kleur is en hij daardoor sterk emotioneel en minder rationeel bewogen wordt, zal hij ook visioenen kunnen hebben, hij zal bijzondere inzichten kunnen hebben, maar hij zal geneigd zijn die aan de mensen op te leggen als de enige waarheid. Een dergelijk type zou b.v. Paulus kunnen heten.
Het tweede type dat hiervan sterk afwijkt en tevens een beetje de tegenpool ervan is; Aquarius.
Aquarius behoort tot de blauwe straal; d.w.z. er is wel enig gevoel voor mystiek, maar dit type is meestal toch tamelijk rationeel. Zo iemand zal proberen te begrijpen wat de samenhang is. Hij zal de kosmische boodschap niet zien als iets waarin je opgaat, maar wat je moet ontleden, totdat je het kunt begrijpen. Hij wil dan ook alles wat hij ermee kan bereiken graag met iedereen delen, want dat is nu weer zijn type. Maar -blauwe straal- hij kan dat niet doen in een overdracht van zuiver geloofswaarden; hij kan het ook niet aan anderen opleggen; hij kan het aanbieden als iets verstandelijks waarin eventueel een zekere mystieke basis meespeelt.
Dat zijn dan twee personen met precies dezelfde kosmische boodschap, die ze hebben ontvangen, met precies dezelfde mogelijkheden kosmisch gezien, die elk volgens hun eigen wezen en eigen leven de zaak tot uiting brengen.
Het is erg belangrijk, dat u dit begrijpt, want dit verklaart waarom er zoveel verschillende inwijdingsmethoden bestaan. Waarom er zoveel verschillende “enige waarheden” op de wereld zijn. Het verklaart kort en goed waarom de ene mens iets moet voelen en de ander het alleen wil begrijpen. Zo zijn de mensen nu eenmaal; daaraan kunnen wij niets veranderen.
Willen wij dit alles ook nog magisch uitdrukken, want een kosmische lering heeft altijd een magische achtergrond, dan komt het hierop neer:
Alle krachten in de kosmos zou ik kunnen gebruiken, indien ik niet door mijn geestelijk type (straal) en mijn stoffelijk type (sterrenbeeld) delen daarvan voor mijzelf onbereikbaar maak. Er blijft voor mij een deel van de kosmische kracht over. Deze delen van de kosmische kracht kunnen functioneren op een bepaalde wijze. Zodra mijn doel verdergaat dan het algemeen menselijke, zal ik in mijn bereikingen steeds sterker gelimiteerd zijn.
Vergelijking:
Wij hebben zo net een Leeuw genomen. Deze Leeuw wil domineren; dat ligt in zijn karakter. Niet dat hij de baas wil spelen, maar voor hem is nu eenmaal wat hij zelf is zo belangrijk, dat een ander daar wel oog voor moet hebben, naar zijn mening. Zo iemand zal die kracht ontvangen, maar hij zal haar alleen kunnen zien als een uiting van zichzelf. Hij kan alleen die kosmische krachten uitstralen, welke harmonisch zijn niet alleen met zijn wezen, maar ook met zijn voorstelling van wat hij is. En aangezien daartussen vaak enig verschil is, ontstaat een verdere beperking. Hij zal dan iemand kunnen helpen door hem b.v. weten te geven, want hij kan stoffelijk erg royaal zijn. En indien hij tot de juiste straal behoort, heeft hij misschien ook de mogelijkheid om dat tot een hoger geestelijk geven te maken.
De krachten die hij geeft zijn b.v. begrip. Hij kan iemand genezen in algemene zin. Hij zal echter zelden een specifieke genezing tot stand kunnen brengen, dus een bepaalde kwaal kunnen genezen. Een slecht specialist. Hij zal boodschappen en ook krachten over een afstand wel kunnen overbrengen, maar vreemd genoeg geen of bijna geen antwoord ontvangen. Hij zal mensen niet kunnen aflezen, maar hij zal wel datgene wat in hem is duidelijk op anderen kunnen projecteren. Hij is een goed suggestor, een goed hypnotiseur, een goed suggererend telepaat, maar hij is niet receptief. Hoe komt dat? Wel, deze mens is beperkt door zijn type, door zijn straal. Uit de totale kosmische kracht kan hij alleen die delen gebruiken, die voor hem aanvaardbaar zijn. En dat geldt voor iedereen.
Als ik kijk naar degenen die in de zwarte magie dodende krachten uitzenden, dan kom ik tot de vreemde conclusie dat zij over het algemeen behoren tot Scorpio. Maagd en soms tot Schutter.
Heb ik te maken met mensen, die zeer sterk een sfeer kunnen projecteren, dan zijn dat -maar niet altijd- Tweeling, Leeuw (die ook sterk suggestief werkt) en Vissen. Zo kun je al die typen eruit halen. Dit is niet volgens de element indeling van de astrologie, maar het is gewoon een kwestie van typering.
Nu is het maar de vraag tot welke straal je behoort, want daardoor wordt bepaald wat je kunt doen. Misschien zou je de mens in dit opzicht het best kunnen vergelijken met een verfspuit. Een verfspuit kan verf verstuiven, maar de manier waarop die spuit dat doet, wordt bepaald door een betrekkelijk klein onderdeel daarvan, nl. de verstuiver. Hoe groter de opening des te grover het spuitwerk is. Hoe fijner de opening des te fijner en gelijkmatiger de nevel, maar ook hoe grover er op grotere afstand kan worden gespoten. Dat is de mens met zijn stoffelijk type. Die bepaalt o.m. de afstand en de verfijning. Maar de spuit kan niet werken, als er geen druk op staat. En nu is de druk datgene wat wordt bepaald door de straal waartoe men behoort.
Er zijn in die kosmische leringen natuurlijk magische sleutels verborgen. Denkt u eens aan wat we in het christendom aantreffen als: “vraag en u zal gegeven worden”, “klop en u zal worden opengedaan.” Dat zijn twee verschillende dingen, maar ze impliceren altijd dat er een ander is. Als ik vraag en mij wordt gegeven, dan moet er iemand zijn: om het mij te geven. Als ik klop en er wordt mij opengedaan, dan moet er iemand zijn die de deur opendoet. Hier wordt een directe relatie gesteld tussen datgene wat ik uitstraal naar het hogere en het antwoord dat ik erop krijg.
In de magische regels is dat ongeveer het volgende:
De harmonie die ik uitstraal is bepalend voor de werkingen, die in mij kunnen ontstaan. Al datgene wat ik vanuit mijzelf voortbreng, zal een weerkaatsing vinden in de kosmos en zo weerkeren tot mij in de vorm van kracht of bereiking. Deze eenvoudige regel vinden wij terug in het christendom.
Maar nu is er een ander, een zekere Mohammed. Deze wilde dat ook zeggen, maar hij was van een ander type; hij behoorde tot een andere straal. Hij moest dus het magische principe anders zeggen en sprak:
“Indien gij rechtvaardig zijt tegenover Allah (als we ons dus richten tot God en in gehoorzaamheid aan God leven), zal Hij zijn engel zenden om onze werken met ons te voltooien.”
Mohammed zegt dus niet: het is een kwestie van roep maar en je krijgt antwoord. Neen. Hij zegt: je moet gehoorzaam zijn. Als je nu precies doet wat God van je wil en je probeert iets te doen, dan word je wel door God bepaald, want Hij is het noodlot. En dan stuurt Hij zijn engel (een deel van zijn kracht) en die kracht zal je helpen datgene waar te maken waaraan je bezig bent. En dat vinden wij ook in de magie terug, maar op een andere manier.
Staat er niet in de magie geschreven: “Hij, die magisch werkt, werke vanuit zichzelve en beroepe zich op de macht, opdat de macht door hem werke en zo vervuld worde hetgeen hij nastreeft.”
Als wij naar de Boeddha kijken, dan zouden we hem helemaal niet verdenken van magie. Maar de Boeddha zegt op een gegeven ogenblik:
“Als ik doordring (door mijn leven) tot de aanvaarding in mijzelf van het niet zijnde, zo is het zijn aan mij onderworpen.”
Dat kun je ook weer in magische termen vertalen. Je kunt zeggen: Indien ik alle vormbeperking en eigenschapsbeperking van mijzelf verlies, dan word ik harmonisch met het geheel van de kosmos. En indien mijn streven in overeenstemming is met een deel van de kosmos, zal de kracht van de kosmos zich via de door mij aangeboorde straal ontladen en wederom waarmaken wat ik nastreef.
Ik vraag mij wel eens af, waarom de mensen in het christendom zich nooit hebben afgevraagd, of Jezus ook nog wat anders heeft geleerd dan alleen maar dat je braaf en zoet moet zijn en de klappen incasseren, die anderen je geven. Want de nadruk ligt op nederigheid. Ik vind het iets heel moois, maar het is niet voldoende. Het christendom bevat een aantal regels waardoor je in contact kunt komen met wat de mens magie noemt, maar wat in wezen de kracht van de kosmos is, zoals die optreedt en wordt gekanaliseerd.
Het is zelfs zo, dat Jezus (dit staat overigens niet in de Evangeliën, maar er bestaat een z.g. magisch evangelie dat wordt verworpen door een ieder, die maar iets met het christendom te maken heeft, omdat ze geen behoefte hebben aan doe het zelvers) op een gegeven moment zegt:
Als ik de tijd erken (de tijd moet juist zijn) of anders gezegd: de juiste kosmische invloeden moeten ook stoffelijk op aarde werkzaam zijn en ik richt mij tot de vier windstreken (ik richt mij tot de kosmos, tot het geheel, zo zal ik de namen noemen die mij heilig zijn.”
De namen die mij heilig zijn, daarmee bedoelt hij waarschijnlijk zijn beeld van God, het Allerhoogste enz. In ieder geval, zijn voorstelling van de totale kosmos, de kracht waaruit alles bestaat.
“En in het spreken van die namen zal de kracht gegeven worden en ik zal haar kunnen uitdrukken op het altaar, door het altaar.” Altaar is offerbegrip. Ik heb iets nodig waardoor de wisselwerking tot stand komt. En dan is het veelbetekenend dat diezelfde Jezus over zichzelf spreekt als het offerlam, het paaslam. Dus hij is het offer, de wereld is zijn altaar en daardoor kan de wisselwerking van krachten ontstaan. Diezelfde Jezus houdt magische bijeenkomsten -naar het heet- met de 72, een groep leerlingen waarbij ook de 12 apostelen zijn meegerekend. Die groep houdt magische rituelen. Er worden krachten aangeroepen. Er worden klanken gebruikt. Nu zoudt u kunnen vragen: Heeft Jezus dat nodig? Neen. Jezus niet, maar hij wil werkelijk de verbinding zijn tussen de kosmos en de mensen. En omdat zijn persoonlijkheid kosmisch is ingesteld, kan hij iedereen bereiken. Het is voor hem niet nodig zich te richten tot een bepaalde groep. Hij kan iedereen bereiken. Zodra het echter gaat om genezen (en dat kunnen wij wel in het Evangelie vinden), dan is hij selectief. Hij geneest niet alle zieken. Neem b.v. het gebeurde bij Bethesda. Daar genas hij die ene man die bleef liggen. Er waren er meer, maar hij genas die ene. Waarom? Het is een harmonie, die op dat ogenblik bestaat en die op dat ogenblik is waar te maken. Jezus is een magiër, ook al mogen wij dat misschien niet hardop zeggen in de christelijke kerk. Gaan wij nu eens kijken naar wat de Boeddha heeft gedaan. Hij is een lange tijd leerling geweest bij een aantal magiërs in de bergen. Hij wist alles af van geestenbezwering enz. De Boeddha heeft dit omgezet in een systeem van harmonie. In het Klooster van de Drie Bomen predikt hij daarover. Dan vertelt hij letterlijk aan de mensen:
‘Wij kunnen het heelal en elke kracht oproepen, doch laat ons de kracht niet verstoren. Daar waar wij opgaan tot het hoge, daar is de harmonie met ons en is niets onze vijand.” Daarin heeft de Boeddha groot gelijk. Hij zegt: Waarom zou ik dan speciaal met dit en met dat gaan werken, als ik met de totaliteit kan werken. Al die kosmische leringen zijn niet alleen maar (vergeeft u mij, ik wil niemand kwetsen) het vrome gedaas dat ervan wordt gemaakt. De kosmische leringen zijn voor de mens, die daarin kan doordringen, die iets begrijpt, die harmonisch kan zijn zelfs maar met een deel van die leringen. Het is een gebruiksaanwijzing voor zijn kracht, voor het eigen leven. Het is een mogelijkheid om een kosmische harmonie te projecteren, totdat ze in u op deze wereld, hoe beperkt dan ook, mede aanwezig is; en van daaruit kunt u werken.
Denk nu niet dat dit alles een sprookje is. Wat zegt Jezus tegen zijn leerlingen? “Ga uit in mijnen naam, in de naam des Vaders, drijf de duivelen uit en genees de zieken.”
Wat zegt Mohammed? “Roep tot de engelen, opdat zij kracht geven op uw wapenen, opdat ze de waan verdrijven en de goden verbrijzelen.” Allemaal magie.
Wat leert de Boeddha aan zijn leerlingen? “Verstil in uzelf totdat ge één zijt met het Niet en regeer de wereld, opdat zijn kracht (de kracht van de Oneindige) geopenbaard zij rond u. Wees zo een zegen door wat ge deelt met allen.”
Dit zijn doodgewone gebruiksaanwijzingen voor magie. En nu citeer ik alleen uit de meer erkende overleveringen of heilige boeken. Daarnaast bestaan er ook geheime leringen.
Bij de boeddhisten bestaat er ook een geheime leer van magie, waarin o.m. offer een grote rol spelen. Het is helemaal niet onmogelijk dat juist dit deel van de leer aansprakelijk is geweest voor de verbrandingen. De mensen, die zichzelf hebben verbrand, geofferd, om een brandpunt te scheppen voor bepaalde harmonieën en kosmische krachten. Het is althans denkbaar.
Als wij kijken naar de vreemde wijze waarop bepaalde groepen in de moslimwereld reageren met het denkbeeld van: als ik in de strijd val, dan ben ik in het hiernamaals, dan lijkt dat zo doodeenvoudig. Er is echter een magische leer waarin het offer van een leven niet slechts betekent de eenheid in de hoogste hemelen zoals het heet met God, maar het betekent ook dat op het ogenblik, dat je sterft de kracht van die God door zijn engelen zal worden overgedragen naar de wereld. In twee gevallen treffen we hier de zelfgekozen dood aan als een projectie van goddelijke kracht.
Denken wij aan de martelaren, aan Jezus’ kruisdood en aan de dood van verschillende apostelen, dan worden wij weer met hetzelfde geconfronteerd.
Lieve mensen, de kosmische leringen zijn een gebruiksaanwijzing, waarmee je kosmische kracht op deze wereld kenbaar kunt maken. Ze zijn helemaal niet alleen maar de leringen waaraan de mens vroom gevolg heeft gegeven, in volgzaamheid tegenover zijn meerderen en zijn leraren. Het is eerder het tegendeel: Alle grote Boodschappers uit de kosmos zijn in de ogen van de mensenwereld rebellen. Jezus is een opstandeling tegen de tempel, tegen de heerschappij zelfs van de Farizeeërs. De Boeddha is degene die zich als rebel onttrekt aan het werelds gezag en daarvoor een geestelijk gezag en onafhankelijkheid in de plaats stelt. Zelfs Mohammed is iemand, die de bestaande orde doorbreekt omdat hij de afgoden niet meer erkend wil hebben en in de plaats daarvan stelt de erkenning van een levende God.
Kosmische leringen zijn geen aansporingen tot gelijkmatig voortsukkelen in de bestaande wereld en de bestaande gang van zaken. Ze zijn leerstellingen waardoor je leert je te verzetten tegen alle disharmonie in de wereld, ook als de mensen daarmee allemaal prettig leven. Elke leer gaf de magische richtlijnen (tegenwoordig is het allemaal verdonkeremaand), waardoor de werkelijke krachten van de kosmos door de mens konden worden gebundeld en gebruikt om te bewijzen dat wat hij was en deed juist was, en om als het nodig was zelfs het kwaad aan te vallen en te verdrijven.
De oorsprong van de kosmische leringen is de kosmische harmonie. En de kosmische harmonie betekent: geen gelijkschakeling. De kosmische harmonie betekent juist: het leren leven met krachten en machten. Het leren leven met het andere samen. De bron van dit alles is het Alomvattende.
En uit het Alomvattende komt keer na keer een grote lichtende geest naar de wereld en spreekt op die wereld tegen de mensen. Hij probeert hen in hun eigen termen en taal, beperkt misschien, duidelijk te maken dat ze niet zo zwak zijn; dat ze, indien ze de juiste weg kiezen, de juiste instelling vinden, beschikken over kosmische krachten en dat zij vanuit die kosmische kracht kunnen komen tot een openbaring van de kosmische harmonie en waarheid volgens hun wezen en geaardheid.
De bron van de kosmische leringen is de waarheid waarin wij allemaal zouden moeten leven. Het is het magisch beginsel waaruit wij moeten putten. Het is de wijsheid die de verstandelijkheid van de mens kan overtreffen. Het is kort en goed het besef van de werkelijke wereld voor iemand, die de illusies van de wereld kan verwerpen. Hiermee sluit ik het onderwerp af.
- Hoe weet je tot welke straal je behoort?
Die straal behoeft u helemaal niet te kennen, want dat is eenvoudig de kracht waartoe u behoort, waarmee u harmonisch bent. Dat zit in uw wezen opgesloten en laat het dan maar werken. U maakt u heus niet beter als u een anatomische kaart bestudeert, maar wel als u een juist gebruik maakt van al uw zintuigen, kortom, als u gezond leeft.
- Dus je wordt eigenlijk geleefd door je straal ?
Je wordt er niet door geleefd, maar de straal bepaalt uw harmonische mogelijkheden. Zoals uw huidskleur uw tolerantie voor b.v. zonnestralen zal bepalen. Het is iets, waarmee u wel rekening moet houden, maar waardoor u niet wordt geleefd. Het is alleen datgene wat bepaalt wat voor u het meest harmonisch is. En als u de harmonie zoekt, bent u vanzelf in overeenstemming met uw straal. Indien u rekening houdt met uw werkelijke innerlijke mogelijkheden wat u dus werkelijk kunt doen, dan heeft u de wetenschap van die straal niet nodig. Die straal leeft u niet, maar ze bepaalt wel tot op zekere hoogte welke dingen u gemakkelijk en welke dingen u moeilijk kunt doen, wat pijnlijk en wat pijnloos is. De vrijheid van uw leven komt daardoor niet in het gedrang. Het is alleen: uw maximale kracht en maximale mogelijkheid liggen in een bepaalde richting.
- En heb je bij elke incarnatie een andere straal?
Neen. Je behoort gewoonlijk een lange tijd, soms zelfs je hele bestaan tot in het kosmisch bewustzijn, tot één straal. Maar het kan voorkomen, dat je met een aantal ervaringen – en dat gebeurt meestal in de geest – zegt: Ik wissel. Er is een andere kracht in mij ontwaakt. En dan stap je over op een andere straal. Dat is wel mogelijk en dat gebeurt ook wel. In verhouding is er echter hoogstens 1 op 30 die de gehele bewustwording volgens één straal volbrengt. De anderen zullen een of meer keren hun harmonie zien veranderen en daardoor ook kosmisch tot een andere straal gaan behoren Het is dus niet zo, dat je op aarde komt en meteen een andere straal krijgt.
Oude magiërs.
Als wij teruggaan naar het begin van de magie, dan worden wij geconfronteerd met mensen, die voor het eerst het gevoel hebben van verbondenheid met bovennatuurlijke krachten en die zich bewust zijn van de groepsgeesten, waardoor ze worden gedirigeerd.
Dit contact met de groepsgeest is in de magie nog lange tijd sterk blijven voortbestaan. Dit is begrijpelijk, indien men zich realiseert dat de mens in zijn geloof, zijn denken en zijn gewoonten door de groep waarbinnen hij pleegt te vertoeven sterk wordt bepaald en beperkt. Hierdoor zal hij meestal vooral als het om de praktijk gaat het gemakkelijkst een beroep doen op die entiteiten en krachten, waarmee hij zich het meest verwant voelt; en dat zijn doorgaans groepsgeesten en soms ook rassengeesten. De magie is dus daarvan uitgegaan.
Eerst toen er werkelijk volkeren begonnen te ontstaan, stammen van grotere omvang, ontstonden de z. g. lands- of volksgoden. Deze goden zijn heel vaak vermengd geworden met de oude groeps- en rassengeesten, maar ze zijn toch wel een nieuw verschijnsel.
Als ik een godheid aanroep, dan doe ik dit omdat die godheid zeer specifieke eigenschappen heeft, die het volk of mijzelf kunnen helpen om bepaalde taken te volbrengen. Zodra wij echter ook daarover wegkomen en de mens een grotere zelfstandigheid krijgt, kan hij zich niet meer beroepen op een gevormd wezen. Hij probeert dan een indeling te maken van de gehele kosmos, zodat hij zich op de wezens, die voor hem belangrijk zijn, zal kunnen richten. Hierin blijkt de oude Hindoe leer een voorbeeld te zijn geweest voor vele latere magisch esoterische denkers.
Wat is nu de praktijk van de oude magie? In de eerste plaats gaat men uit van de verbondenheid, die er tussen alle dingen bestaat. Het nu nog vaak gehoorde gezegde: “waar een ziekte in huis is, groeit het genezende kruid er vlak bij” wijst daarop. Men ziet het geheel van de kosmos als een evenwicht. Waar dit evenwicht is verstoord, ontstaat de factor die het evenwicht kan herstellen en wel zodanig, dat beide elkaar in balans kunnen houden. Maar het gaat hier volgens die oude magiërs om potentie, niet om feiten. Het is aan de mens om de potentie waar te maken en zo een evenwicht te herstellen.
Naast deze theorie van de evenwichtige aanwezigheid van alle invloeden gaat de magiër verder uit van de mogelijkheid tot verandering. Het komt in feite hierop neer:
Indien ik het ene verander, zal het andere eveneens veranderen.
Als ik de relatie tussen het ene en het andere van tevoren heb vastgesteld, kan ik door het ene te veranderen de verandering bij het andere als het ware dicteren. Het is een poging om de wereld een klein beetje meer te beheersen.
Opvallend is hierbij dat bij die omzetting het vuur vaak een zeer grote rol speelt, soms practisch, later ook meer symbolisch. Dit is veroorzaakt door de grote ontwikkeling, die de mens heeft doorgemaakt vanaf het ogenblik dat hij leerde het vuur te gebruiken. Het vuur, dat men in de eerste holen met zich meenam was een wapen. Het was een middel om warmte te verkrijgen, om spijzen te bereiden, het gaf licht, het was dus een vervanging van de zon. Het werd beschouwd als een soort dubbel ervan. Wie vuur had, had een deel van de zon. De zon was de kracht, waaruit alles bestond, dientengevolge was het vuur de representant ervan.
Offers worden gebracht meestal door verbranding. Alweer hetzelfde aspect. De magiër, die met vuur werkt en met de symbolen van vuur, gelooft dat hij door een beroep te doen op de kracht, die het hele zonnestelsel beheerst (de zon verzinnebeeld in het vuur), in staat zal zijn om al datgene wat aan groei en bloei, aan leven en dood op aarde mogelijk is vanuit zichzelf te weerspiegelen en dan volgens eigen wil. Hij is er wel van overtuigd dat hij niet kan volstaan met één enkele verandering. Hij zal altijd, indien hij iets verandert iets anders daar tegenover moeten stellen. Soms is dat compenserende offer een kwestie van dierlijke offers, bloedoffers. Bloedoffers leven heel lang voort en spelen in de magie een lange tijd een rol, tot ongeveer 1700. Later blijkt, dat het vervangende bloedoffer, zoals wij dat in de kerken vinden, het symbolische bloedoffer (het Avondmaal, het Misoffer e.d.) ook nu nog een rol speelt. Hier is de verbinding mens – zon het belangrijke. Het offer is datgene wat als tegenwicht moet dienen voor de veranderingen, die wij tot stand willen brengen.
Nog wat verdergaand in de geschiedenis vinden wij de magiër, die niet meer wil volstaan met alleen maar de bezweringsprocedure, dus het bijgelovige. Hij wil het ook krachtens de ratio kunnen doen. Hij gaat uit van een zekere mate van wetenschap. De wetenschap is voor hem de basis van het evenwicht dat hij magisch probeert te vinden of te herstellen. Hier ontstaat iets wat in deze tegenwoordige tijd nog bruikbaar is.
Op het ogenblik, dat ik een tekort erken, kan ik het compenseren. Het is dus belangrijk dat ik een tekort, of een teveel leer constateren op elk terrein. Als ik dat heb gevonden, dan kan ik dus door het geven of wegnemen van krachten een evenwicht tot stand brengen. De krachten, die overblijven of die worden weggegeven, veranderen wel de verhoudingen in de kosmos, maar niet in de mens zelf. De mens dient evenwichtig te blijven. De magiër kan vanuit zichzelf kracht geven, maar dan zal hij ook weer kracht ontvangen, want het is een wisselwerking.
De kosmos zelf mede gerepresenteerd in alle leven is evenwichtig en kan geen verstoring van het krachtsevenwicht in het leven dulden. Hij zal dus altijd compenserend optreden, tenzij en dat is dan een magische wet een ego zich van de totaliteit zover heeft afgezonderd, dat het daardoor in zichzelf een tegenwicht wordt voor het Niet of het duister. Een zeer interessante stelling, maar een die bruikbaar is. In deze tijd zoudt u het volgende kunnen zeggen:
Indien ik op grond van mijn verstandelijke beredeneringen, mijn waarnemingen, mijn gevoelens een onevenwichtigheid heb geconstateerd, kan ik deze compenseren door krachten te nemen of te geven waarbij ik die krachten zelf schenk of ontvang. Daar, waar ik dit doe, zal ik op mijn beurt een compensatie vinden. Er is een keten van veranderingen aan de gang, die zal voortbestaan, totdat het normale evenwicht in het geheel van de kosmos weer is hersteld.
Je behoeft dus niet bang te zijn dat je meer krachten geeft dan je kunt geven. Wat je geeft, is altijd datgene wat je weer zult ontvangen. En als je krachten ontvangt, zul je die moeten afgeven. Je kunt jezelf niet sterker of minder sterk maken. Je kunt alleen zorgen dat anderen zich sterker voelen of dat ze spanningen kwijtraken. Dit zal voor iemand, die zich met genezing bezighoudt, interessant zijn. Maar het is net zo goed interessant, als wij rekening houden met de mentaliteit van de mensen.
Sommige mensen zijn overgecompenseerd in de richting van egoïsme of eenzijdigheid. Wij kunnen dan iets daarvan overnemen. Op het ogenblik, dat wij dat overnemen, scheppen wij een tegenwicht. Indien wij echter daartegen een tegenstand bieden, zal de eigenschap bij de ander zich eerder versterken. Het is dus een kwestie van: waar een teveel is hetzij aan egoïsme of aan iets anders moeten wij iets ervan overnemen. Door dit overnemen verminderen wij datgene wat in een ander bestaat. Ook een magische wet, die heel bruikbaar is.
Die oude magiërs waren geen dwazen. Zij kenden van het begin af aan praktisch vele vormen van orakels. Een orakel was in die tijd geen uitspraak van mijnheer Witteveen b.v., het was de stem der goden, maar wel gekanaliseerd en verbaliseerd door een mens. De mens bracht in het orakel zijn erkenning van toestanden tot uiting (dus van bestaande evenwichten ) plus zijn erkenning van bestaande tendensen. Als er een tendens aanwezig is die het huidige evenwicht aantast, dan zullen gevolgen optreden die het evenwicht herstellen. Op deze basis was het dus mogelijk te zeggen wat er zou gebeuren met b.v. een vorst, die een krijgstocht wilde ondernemen of wat het verloop zou zijn van een bepaald verdrag dat een paar staten of groepen met elkaar hadden gesloten. Het is opvallend, dat die regel ook vandaag nog geldt.
Als wij naar uw wereld kijken en wij zien dat daar een teveel aan spanningen is, dan zien wij dat een te grote rust waaruit die spanning is voortgekomen ontaardt in een zo grote onrust, dat een egalisatie van spanningen mogelijk is. En zo kun je dan nagaan wat er ongeveer aan ontwikkelingen zal plaatsvinden. Het zijn eenvoudige regels, die gebaseerd zijn op het herkennen van één facet waardoor het andere a. h. w. kenbaar wordt.
De oude magiërs beschouwden het leven als iets wat was geschreven door de goden op een blad, maar je keek naar de achterkant. Daarop schreef je je eigen levensverhaal. Op het ogenblik, dat bepaalde delen gelijk zouden zijn, was het mogelijk het blad om te keren en te lezen wat de goden wilden zeggen. Een misschien wat primitieve voorstelling, maar in uw eigen leven geldt het volgende: Op het moment dat u hoe kort dan ook in u de harmonie kent, die het totaal van uw “ik” in de kosmos bezit, zult u uit het totaal van uw persoonlijkheid, zelfs met de hoogste geestelijke waarden en kennis daarin, kunnen putten en zo tot een aanpassing van uw normaal bestaan kunnen komen. Hierbij worden vaak besluiten genomen, dat geef ik toe, die voor de mens niet erg aanvaardbaar zijn. Maar die besluiten en beslissingen die je neemt zijn in overeenstemming met een innerlijke erkenning. Als ze consequent worden doorgevoerd, betekenen ze in feite een verdere en vooral harmonische ontwikkeling van het “ik” voor zover het zich in de stof manifesteert. Dit kan vaak een bewustwording of een beperkte of soms grotere inwijding betekenen.
Nu waren de oude magiërs ook heel sterk in het inwijden. Als wij nagaan op hoeveel verschillende manieren je tot priester en ingewijde kon worden gebombardeerd, dan blijkt de veelheid daarvan bijna zo groot te zijn, als van de verschillende modes, die de vrouwen van deze tijd kunnen dragen. Er is een enorme verscheidenheid, die gelijktijdig optreedt. Ontleedt men de kern ervan, dan blijkt dat elke manier probeert de mens op welke wijze dan ook in contact te brengen gewoon met een geest. Het behoeft niet eens een god te zijn. Men probeert de mens in deze inwijdingsprocedure a.h.w. open te breken, zodat hij in staat is de krachten, die aan gene zijde bestaan mede een rol in diens bewustzijn te kannen laten spelen.
Het is ook opvallend, dat daarbij heel vaak de dood of het sterven wordt geïmiteerd. Dat is een deel van de inwijding. Voor de mens van vandaag zou moeten gelden:
Op het ogenblik, dat je alle dingen kunt loslaten alsof je zoudt sterven, breekt gelijktijdig iets van de beperking, die je in het stoffelijke bestaan aan jezelf hebt opgelegd en zal het “ik” meer openstaan voor krachten en boodschappen van b. v. overgeganen of hogere geesten.
Daarmee was je er echter niet, want, als je eenmaal die inwijding had ondergaan, begon je in die oude tijden aan studie. Deze hield natuurlijk ook gewone zaken in als kruidkunde b.v., zekere vormen die men tegenwoordig psychologie zou noemen, vaak iets van geneeskunde, ritueel, begrip van magische riten en wat dies meer zij. Maar die opleiding had slechts ten doel om de mens, die eenmaal contact had met het hogere zover te brengen dat hij kon selecteren.
De volgende fase was het je instellen op één bepaalde kracht of één bepaalde persoonlijkheid. Dat geldt ook in deze dagen. Als u contact heeft met de geest is dat erg mooi, maar het is pas goed, indien u kunt uitmaken welke geest of althans welke aardgeest contact met u opneemt. Zolang u de soort niet kunt bepalen, geen onderscheid kunt maken tussen entiteiten van geheel verschillende sferen en richting, zal alles wat u ontvangt warrig blijven en het zal onaanvaardbaar zijn. Maar op het ogenblik, dat u zich leert afstemmen op een enkele of op bepaalde geesten of op bepaalde bewustwordingsfasen van de geest, dan ontstaat er regelmaat, er is een uitwisseling tussen mens en geest. In de oude magie zei men;
Hij, die de inwijding heeft volbracht, keert terug tot zijn wereld, echter verrijkt met het nieuwe gezichtspunt, waardoor hij haar ziet als ware ze voor hem nieuw geschapen. Als je geleerd hebt wat je wereld geestelijk betekent en je ziet haar daarnaast stoffelijk, dan ga je de verhoudingen anders zien. De betekenis van de wereld is anders geworden. Ook dat is iets wat tegenwoordig ook nog regelmatig gebeurt.
Om af te sluiten wil ik nog iets uit de oude magie citeren, dat vandaag misschien ook wel interessant kan zijn:
In de oude magie ging men ervan uit dat, daar het geheel van de schepping het product was van de wil van God of van de goden, alles in de schepping mag worden gebruikt om tot harmonie te komen. Maar overal waar wij een disharmonie veroorzaken, zullen wij de voor ons disharmonische gevolgen daarvan ervaren. Er is dus geen aparte gebods- of zedenleer in de oude magie ingebed. Er is eerder een begrip, dat wij ten koste van alles en in alle opzichten harmonie moeten zoeken en die moeten continueren. Zodra wij een harmonie vergroten, zal er ook een vergroting van harmonie voor ons zijn, die niet resulteert in een disharmonie elders, maar in het ontstaan van een uiting van iets wat tot nu toe alleen in de perfecte harmonie was verborgen en dat nu vandaaruit wordt verplaatst naar ons wezen en naar onze wereld.
Deze zienswijze lijkt mij in deze tijd zo belangrijk, omdat teveel mensen zich vasthouden aan bepaalde gedragsregels en bepaalde opvattingen hebben. Men dient zich zus of zo te kleden of niet te kleden. Men dient een bepaalde haardracht, een bepaalde manier te handhaven. Men moet zijn contacten met medemensen alleen op sociaal aanvaardbare wijze tot stand brengen enz. Dat is voor de maatschappij aanvaardbaar, maar magisch gezien is dat alles bijkomstig. Het belangrijke is, dat ik een harmonie schep zonder gelijktijdig een disharmonie elders te veroorzaken. Zolang ik harmonie veroorzaak, op welke wijze dan ook, wordt het Groot Kosmische sterker geopenbaard op de wereld.
Ik heb u deze korte samenvatting gegeven in de hoop u te wijzen op niet alleen de magische aspecten van het leven, maar vooral ook op de waarden die vanuit de oudheid tot heden toe doorklinken en van toepassing blijven. Het zijn wetten, die voor de mens altijd waar zijn geweest en voor zover ik kan nagaan wel altijd waar zullen blijven. Het zijn geen kosmische wetten, maar voor de mens zijn het wetten, omdat ze gebaseerd zijn op zijn wezen en zijn mogelijkheden tot harmonie met de kosmos en net zijn omgeving.
Ik hoop u met dit alles geholpen te hebben om uw eigen wereld juister te interpreteren. Want als wij de kosmische waarden en kosmische leringen willen aanvaarden, zoals ze op deze aarde zijn gebracht en gegeven, moeten we dit ook doen volgens de beginselen van de kosmos. En de oude magiërs hebben vele van die kosmische beginselen op hun wijze reeds tot uitdrukking gebracht.