15 november 1963
Bij het begin van deze bijeenkomst mag ik u er wel op wijzen, dat wij, sprekers van deze groep, niet alwetend of onfeilbaar zijn. Vandaag zou ik in willen gaan op: Oorzaak en gevolg.
Wanneer wij namelijk de vele verwarringen, revoluties, stakingen, ongevallen, enz. zien, die deze dagen kenmerken, kunnen wij dit wel wijten aan een cyclus, die nu eenmaal aan de gang is, aan het optreden van allerhande krachten van buitenaf. Maar wij mogen één ding toch niet vergeten: Ook hiervoor moet een oorzaak bestaan. Men kan niet stellen, dat de aarde – of de mens – nu opeens zo maar in contact komt met allerhande invloeden, die hem beïnvloeden, zodat hij daardoor opeens allerhande belevingen zal hebben.
Daarom wil ik nu met u bron en oorzaak nazoeken, in de hoop zo ons aller beeld van de feitelijke verhoudingen iets duidelijker te maken. Ik dien, naar ik meen, ver in het verleden te beginnen: Er is een tijd geweest, dat de mensheid geleid, geregeerd werd door geesten: Groepsgeesten, rassengeesten. Deze periode ligt in de tijd van het grote rijk Mu en de beginperiode van Atlantis. In deze tijd hebben vele grote geestelijke krachten verantwoordelijkheid op zich genomen voor de ontwikkeling van een bepaald ras, voor het ontwikkelen van een wezen met bepaalde, welomschreven, stoffelijke eigenschappen. Ook wanneer de mens vrijer wordt, blijft deze aansprakelijkheid bestaan. Er blijft een relatie tussen de mensen en de geesten, die de vorming van de mens in de stof geleid hebben. Een voorbeeld zal duidelijk maken, wat ik bedoel: Iemand vervaardigt auto’s. Hij levert de wagens goed af. Wanneer nu een chauffeur met een dergelijke wagen een ongeluk maakt, is dit de zaak van de chauffeur. Maar als die auto’s zelf dreigen ongelukken te gaan maken, zal de fabrikant zich toch af gaan vragen, of er niet ergens iets gecorrigeerd moet worden. Hij zal dit doen door in de eerste plaats de bestaande toestand goed te bestuderen – waarvoor hij zijn tijd wel zal nemen – terwijl hij in de tweede plaats zal overwegen of, door kleine wijzigingen in het model aan te brengen, in het vervolg een dergelijke veelheid van ongevallen voorkomen kan worden. Zelfs indien de onachtzaamheid van de bestuurders voor het merendeel of het geheel van deze ongevallen aansprakelijk gesteld kan worden, zal men zich nog afvragen, of er in de uitvoering van de wagen misschien iets schuilt, wat een zekere roekeloosheid aanmoedigt.
Op gelijke wijze kunnen wij ons voorstellen, dat de grote geesten, die tot de vorming van het mensenras hebben bijgedragen, zich nu afvragen, of hun product wel helemaal deugt. Zij zullen zich afvragen, of niet vele geesten ongelukken maken in een menselijk voertuig terwijl dit voorkomen had kunnen worden. Ik meen, dat wij aan mogen nemen, dat iets dergelijks inderdaad het geval is, zodat hieruit ook de vele pogingen stammen, om de mensheid een nieuwe wijze van leven te leren vinden. Ik wil niet overdrijven. Maar wanneer wij de geschiedenis van de mensen nagaan, zien wij steeds weer te juister tijd hervormers optreden. Deze hervormers gaan in vele gevallen zelf aan hun taak ten onder, maar niet voor zij een macht gebroken hadden, die voor de mensheid gevaarlijk had kunnen worden, of ergens iets nieuws tot stand hebben gebracht. Ons blijkt ook, dat de pogingen van deze hervormers tot op heden zelden geheel geslaagd genoemd kunnen worden.
Denken wij hier eens aan het leven en werken van Jezus. Uit alles blijkt, dat Hij in staat was zijn leerlingen te leren, hoe zij wonderen konden doen. De mogelijkheid en waarde hiervan waren echter afhankelijk van twee punten: Het vinden van de juiste instelling in het leven en begrip voor een reeks van feitelijke sleutels – dus feitelijke kennis – die echter zeer snel onderdrukt en verdwenen zijn. Dit deel van overlevering en lering is nooit in het openbaar gebracht. Wat er nog van bekend was, is al snel verworpen en onderdrukt. Men zou dus kunnen stellen, dat Jezus niet alleen maar kwam om de mensen te “verlossen”, maar om de mens tot een waarlijk nieuw wezen te maken, hem te bevrijden van allerhande instellingen en dingen, die de mens te dicht bij de aarde gebonden houden gezien de tijd, dat het mensdom bestaat en de geesten, die graag in het menselijk bestaan zouden willen incarneren.
Ik stel mij de zaak op het ogenblik dan ook ongeveer als volgt voor: Een mens wordt bepaald door zijn milieu. D.w.z. dat zijn denkgewoonten, maar ook de manier, waarop hij een probleem benadert en zichzelf in de wereld beschouwd, niet spontaan is en niet uit zijn eigen wezen stamt, maar wordt bepaald voor een groot deel ten minste, door alles, wat rond hem bestaat. Het doorsnee jonge kind blijkt in staat zonder redelijk te beseffen of te denken, gedachten en stemmingen van anderen op te vangen, vaak zelfs met een verbluffend grote juistheid. Het reageert daarbij echter, gezien zijn geringe ervaring in het leven, veelal zoals sommige hogere vertebraten. Want ook uw hond kan uw stemmingen aanvoelen en zal vaak verbluffend juist reageren, niet alleen op wat u zegt en doet, maar ook op uw niet uitgesproken gedachten. Het jonge kind kent verder een wijze van denken, die de volwassenen onlogisch voor zal komen. Het kind brengt alles met zichzelf in relatie en zegt daarom vaak niet: Ik liep tegen de tafel aan, maar: De tafel heeft mij geslagen. Daarmede geeft het kind, vanuit zijn eigen wereld, een veel juistere omschrijving dan een: “Ik liep tegen de tafel aan”, zou kunnen zijn. Het kind erkent hiermede, dat de tafel iets terug doet. Of deze tafel dit nu doet door te blijven staan, dus passief, of door actie te tonen – actief – doet voor het kind verder niet ter zake.
Het kind drukt hiermede echter zijn erkenning uit van het feit, dat de omgeving de mens evengoed benadert, als de mens zijn omgeving kan benaderen. De volwassenen lachen daarom echter en beseffen de achtergrond niet. Bij het jonge kind lachen zij vertedert, het grotere kind krijgt te horen, dat het niet zo dom moet zijn: De tafel heeft niets gedaan, maar het kind is zelf tegen de tafel aan gelopen. Een volgende keer moet het maar beter uitkijken. Op deze wijze krijgt het kind een nieuwe en andere benadering van het leven, die misschien veel redelijker is, maar niet meer op de praktijk berust en de illusie geeft dat het kind zelf voor alles aansprakelijk is en alles zelf veroorzaakt. Dit beeld echter berust niet op de werkelijke feiten, op het eigen beleven of denken van het kind, maar op de algemeen gangbare opvattingen van de mensen. Er is nog een tweede punt, waarbij het denken van het kind sterk zal worden aangepast: Kinderen zowel als dieren blijken grotendeels in beelden te denken. Zij visualiseren. De volwassen mens echter redeneert, wanneer hij denkt. Hij denkt in woorden. Maar de woorden van de mens zijn in uitdrukkings- en erkenningsmogelijkheid veel beperkter dan beelden, dat zult u mij wel toegeven. Het zien van een relatie tussen twee beelden is na enige training veel gemakkelijker, dan het zien van de relatie tussen twee in woorden gestelde verklaringen: De omschrijving is in dit laatste geval te lang, de formulering gelijktijdig te ingewikkeld en ergens onvolledig.
Dit alles tezamen voert de mens tot een toestand, waarbij voor hem waan en vertekeningen van de werkelijkheid de overhand krijgen. Ik wil niet zeggen, dat men nu waanzinnig is, maar stel, dat de mens geen reële waardering van de meeste waarden in het leven kent en niet zelf zijn verhoudingen met of tot deze waarden bepaalt. Hij is niet in staat dit te doen, maar komt er slechts toe de juiste formulering van een deel der verschijnselen volgens de algemeen gangbare scala te geven en het algemeen, niet het eigen, standpunt, hiertegenover uit te drukken.
Daarmede heeft de mens de werkelijkheid prijs gegeven. Voorbeelden van dit alles kunnen wij ook in de praktijk van het dagelijkse leven steeds weer aantreffen. Denk nu maar eens aan al die mensen, die meer geld willen hebben voor hun werk: Zij vergeten dat, hoe meer geld zij nu krijgen voor hun werk, de waarde van hun spaargelden en bezit af zal gaan nemen.
Dit geldt natuurlijk ook voor anderen. Door dus meer te eisen als loon voor hun werk, in plaats te eisen, dat de producten van de arbeid op voordeliger wijze ter beschikking komen, plegen zij in feite diefstal op zichzelf en eenieder, die enig bezit in geld heeft. Dit echter kunnen zij eenvoudig niet begrijpen.
U kunt nu misschien wel gaan begrijpen, waarom een ingrijpen van de hogere geest in deze dagen noodzakelijk kan zijn. Degenen die aansprakelijk zijn geweest voor het ontwikkelen van de mens als eerste soort op aarde en de mensheid ongetwijfeld ook nog na Atlantis de nodige hulp en steun gegeven hebben bv. in de vorm van een ras of stam, kunnen nu niet opeens meer zeggen: jullie geloven niet meer aan ons, jullie gaan ons nu niets meer aan. De mens behoort nu eenmaal, gezien de omgeving en het voertuig, waarin de bewuste geest op aarde moet leven, mede tot de aansprakelijkheid, van deze krachten. De oorzaak van alle ingrijpen en alle inwerkingen van deze tijd ligt dan ook volgens mij in een vergissing – dit is geen sacrilege – welke in het begin van de mensheid bij de vormende geesten is ontstaan. Men heeft de mens vrij gemaakt van zijn gebondenheid aan door geestelijke werkingen geleide instincten, maar hem niet geheel hiervan bevrijdt. Naast een voortbestaan van instinctieve werkingen, die een dwang vormen in het menselijk levenspatroon, heeft men een redelijke dwang toegelaten, welke naar men meende, uiteindelijk zou voeren tot een regulering van de instincten, maar in wezen slechts voerde tot een rationalisatie daarvan.
Deze fout is vele 100.000-den jaren geleden gemaakt, maar nu eerst worden alle gevolgen hiervan zichtbaar: Zolang de mens voldoende ruimte had op aarde, was er de mogelijkheid vele verschillende milieus gezamenlijk op aarde te handhaven met geheel verschillende waarden. De geest kon dus a.h.w. steeds, wel een voor het ik passend milieu kiezen. Tot voor enkele honderden jaren waren er zoveel geheel verschillende maatschappelijke structuren en denkwijzen op aarde, dat elke geest nog wel een bij eigen ontwikkeling en behoeften passende omgeving kon vinden.
Indien wij echter alleen maar de menselijk gekende geschiedenis volgen, kunnen wij reeds constateren, dat van rond 1800 af, een steeds verder zich uitbreidende gelijkschakeling is begonnen van alle landen en volkeren. Zeker 2/3 van de mensheid kan nog niet lezen, maar minder dan 1/3 van de mensheid heeft nog nooit van radio gehoord, zodat in feite 2/3 van de mensheid zijn denken gelijkgeschakeld ziet door suggestieve invloeden van buitenaf. Daarbij wordt door toenemende mogelijkheden van verkeer de wereld steeds kleiner. De invloed van het westen werkt door tot in de verst gelegen landen en de meest primitieve gemeenschappen, terwijl deze laatsten omgekeerd trachten, en niet zonder succes, hun invloed in het westen te doen gelden.
Zij stellen zelfs eisen aan het westen.
Dat alles zal in een gelijkschakeling resulteren. Maar het is een gelijkschakelen van de mensheid binnen een waan, die o.m. tot wereldoorlogen heeft gevoerd, die voert tot een denken, waarbij een geneesmiddel in wezen minder belangrijk wordt geacht dan een bacteriologisch wapen en een nieuwe kracht qua ontwikkeling en waarde wordt achter gesteld bij een nieuw alles vernietigend wapen, zult u wel begrijpen, dat dit voor de geesten van toen niet meer aanvaardbaar is.
Er zou natuurlijk een oplossing te vinden zijn door een direct ingrijpen vanuit, de geest, wanneer de geest maar niet te maken had met de vrije wil van de mensheid. Indien men de mensheid de vrijheid van wil en denken zou ontnemen, zou het betrekkelijk eenvoudig zijn in korte tijd orde op zaken te stellen. Een paar eeuwen zijn dan hiertoe voldoende.
Maar wanneer de vrije wil onaangetast moet blijven, omdat deze essentieel is voor de geestelijke ontwikkelingsmogelijkheden binnen het menselijke voertuig, kun je alleen maar de gevolgen van menselijke reacties verscherpen. D.w.z. dat conflicten, die normalerwijze onder de oppervlakte bleven en dus wel in het gedachteleven en verbale uitdrukking een rol konden spelen, maar geen werkelijke invloed hadden op de daad, op de verhoudingen tot de omgeving, nu een directe aantasting van deze omgeving moeten gaan betekenen.
Het gevolg van de misvatting in een ver verleden, is een kracht die de intensiteit van het menselijke leven vergroot en gelijktijdig de oorzaak en gevolgwerkingen voor de vrije mens in steeds scherper wordende zwart-wit verhoudingen stelt.
Er is een tijd geweest, dat er tussen zwart en wit voor de mens een bijna onoverzienbare afstand lag: Een scala van vele grijzen, gaande van de meest lichte tot de meest duistere tonen van grijs. Deze verschillen en gradaties vallen voor het menselijk begrip echter steeds meer weg.
Dit is niet van zo recente datum als u misschien wel meent. Denk eens aan het Mc Carthyisme, het fascisme, het socialistisch denken, die op den duur zo dogmatisch werden, dat zij voerden tot een soort heksenvervolging en heksenwaan, tot een steeds eenzijdiger belichting van de feiten…
U zult dan na enig denken wel inzien, dat een ogenblik moet komen, waarbij de mens ofwel wit is, dan wel zwart, iets wat wij reeds in het evangelie terug kunnen vinden: Wie niet met mij is, is tegen mij. Dwang tot keuze bestaat evenzeer in deze dagen. Wanneer zij een reëel deel is van het milieu – en dit is volgens mij een feit – zo kunnen wij wel stellen, dat dit een gevolg is van het onvermogen van de mens om zelf bewust te kiezen. Hierdoor heeft hij een aantal omgevingen, waarin voor een ieder een uitweg bestond, omdat men zelfstandig kon kiezen, zonder zich daarbij onmiddellijk aan een groep en haar vaste formuleringen en bewustzijn te binden, eenvoudig ten onder gebracht: Deze bestaan voor zijn denken niet meer.
Het tweede deel van mijn betoog stelt: Het inwerken van een kracht op aarde kan niet zonder meer bestaan: De aarde maakt deel uit van het zonnestelsel. Dit zonnestelsel bestaat krachtens een evenwicht van planeten rond een zon, waarbij het evenwicht gehandhaafd moet worden. Wanneer nu de juiste evenwichtsverhouding bestaat, is het altijd wel mogelijk een in verhouding tot het geheel niet zo grote kracht toe te voegen, zonder daarbij onevenwichtigheden te veroorzaken. Een werking of kracht, die de aarde beroert, mag dus niet ineens de zon tot uitbarsting brengen, of de baan van een van de planeten wijzigen. Nu spreken wij wel van geestelijke krachten, maar dergelijke krachten zijn altijd ergens ook wel weer fysiek kenbaar.
Wij kunnen daarom stellen, dat de bepaling van het ogenblik, waarop een kracht kan optreden, afhankelijk is van de gesteldheid, en ogenblikkelijke situatie van het zonnestelsel, zodat hierdoor een nauwkeurige tijdsbepaling ontstaat: De inwerking van de grotere krachten kan maar een bepaalde tijd direct voortduren. Over het algemeen ligt deze periode van inwerken tussen de 1 en de 3 maanden, ofschoon soms uitzonderingen hierop mogelijk zijn. Op aarde zelfs kan de inwerking schijnbaar langer duren, omdat hier een neerslag van krachten heeft plaats gevonden.
Maar de inwerking van buitenaf zal na afloop van de gunstige periode moeten worden teruggenomen. Want alle krachten zijn in wezen aan elkaar gelijk: Zelfs de wetenschap is op het ogenblik al zover, dat zij geen feitelijk onderscheid behalve vorm weet tussen materie en kracht.
Zij kan zich alleen nog niet voorstellen, dat kracht in zich een staat is, een zelfstandig iets, dat dus niet gebonden hoeft te zijn aan materie of krachtvelden, en zo, maar eenvoudig en zonder meer op zich kan bestaan. Toch is het zo. Wanneer u hier verdwijnt, zal er een kracht van leven verdwijnen, die elders weer tot uiting zal komen. Zelfs uw as betekent een groei voor planten enz.
Deze veranderingen zijn altijd weer oorzakelijk voor verdere ontwikkelingen, waarbij zelfs de harmonische waarden van de kracht een rol spelen. Het volksgeloof heeft hier onbewust iets van beseft toen het stelde: op de graven van heiligen is het gras groener. Nu zouden vele kleine en werkelijke oorzakelijkheden het leven voor de doorsnee mens op aarde prettig en aangenaam kunnen maken, wanneer die mens er niet op stond dergelijke dingen steeds weer anders te zien, de oorzakelijkheden niet volgens hun werkelijke betekenis, maar volgens conventionele en onjuiste waarden te zien. Hij wijkt dan door zijn denken af van het juiste patroon van leven met alle onaangename gevolgen voor hem, die daaraan maar verbonden kunnen zijn.
Voorbeeld: er is honger op de wereld. Er is graan genoeg. Nu stelt men echter de graanoogst als een economisch probleem en denkt daarbij eerst in de tweede plaats – zoal – aan de verzadiging der hongerigen. Gevolg: Onnodige problemen en ellende. Of: Er is arbeid voor iedereen.
Dat is mooi. Maar nu eist men meer geldelijke waardering voor de arbeid, zodat op den duur alleen de betaling en niet meer de vreugde van de arbeid zelf bepalend worden voor de bezigheden van de mens. Wat onlustgevoelens wekt.
Dergelijke onjuiste begrippen en waarderingen komen dus uit het denken van de mens maar ook uit de inwerking van zijn milieu voort. Ik meen hiermede wel duidelijk te hebben gemaakt, dat degenen, die voor de eerste ontwikkelingen van het menselijke voertuig aansprakelijke zijn geweest en bijdroegen aan de eerste communiteitsvorming, dus ook een zekere aansprakelijkheid zullen gevoelen voor de op zich kleine fouten, die nu echter, in een haast alles beheersende omvang, in de wereld van de mensen bestaan.
Dit brengt ons tot punt drie: Wat doen deze geesten daar dan wel aan?
In de eerste plaats zullen zij moeten proberen de mens terug te voeren tot een grotere werkelijkheidszin. Dit is echter niet zo eenvoudig als het klinkt, omdat de mens zijn denkbeelden omtrent zijn leven zo sterk heeft geassocieerd met zijn stoffelijke omgeving en mogelijkheden, dat hij andere waarden- zelfs wanneer dezen kenbaar in de wereld voorkomen – liefst maar opzij schuift of eenvoudig daaraan voorbijgaat zonder de werkelijke betekenis, die zij voor hem hebben, te willen erkennen. Het is dus niet mogelijk zomaar eens even zonder meer op de mensen in te werken. Men moet proberen de mens terug te brengen tot een punt in het leven, waarin hij zelfstandig zal moeten denken en reageren en rekening zal moeten houden met minder algemeen als werkelijk beschouwde waarden, indien hij niet ten gronde wil gaan. Daarom zal de inwerking uit de geest gericht zijn op een vernietigen van alles wat een te grote binding en evenwichtigheid geeft aan de menselijke gedachtewereld, en waardering van milieu te verstoren.
Dat ruikt gevaarlijk naar anarchie. Het gaat er hier echter niet om het gezag te vernietigen, omdat het gezag is, maar om het veranderen van gezags- en machtsverhoudingen, die niet met de werkelijkheid van mens en aarde stroken. Indien wij even nagaan, wat er in de laatste tijd overal gebeurt en gebeurd is, kunnen wij wel vaststellen, dat deze inwerking over geheel de wereld reeds zeer sterk is.
Daarnaast zal de geest echter moeten trachten de mensheid een uitweg uit haar problemen te tonen. Daaraan is men op het ogenblik nog niet werkelijk toe: Een werkelijke uitweg kan eerst aanvaard worden, wanneer een voldoende verwarring bestaat. Bovendien moet de doorsnee mens van heden het wel werkelijk heel slecht hebben, voor hij de risico’s wil aanvaarden van iets geheel nieuws, zowel geestelijk en mentaal als zuiver stoffelijk.
De mens van heden is geen werkelijke avonturier meer. Hij wil wel op onderzoek uitgaan, maar stelt daarbij meestal de eis, dat hij altijd weer terug zal kunnen keren en verzekerd zal zijn tegen alle risico’s. En dat bestaat kosmisch nu eenmaal niet. De oorzaken zijn o.m. woord denken en een te grote materiële gebondenheid. Verder speelt een foutieve vorming van milieu en maatschappelijke opbouw een rol. De gevolgen zullen dan in de eerste plaats een verandering van milieu moeten betekenen, daarnaast een verandering van denkgewoonten en een zien van een levenswaarde, die niet alleen meer met stoffelijke en redelijke waarden of argumenten genoegen kan nemen, maar voert tot het visualiseren van een toestand, waarin ook het geestelijk element en de emotionele inhoud van de mens tot hun recht komen.
Daarmede is dan het zwaarste stuk van mijn betoog achter de rug. Nu wij eenmaal een oorzaak en gevolgwerking hebben gesteld en de mogelijke ontwikkelingen hebben bezien, kunnen wij de vraag gaan stellen: Wat kunnen deze krachten in de geest dan eigenlijk doen? Wij hebben nu wel noodzaken en mogelijkheden aangeduid, maar wat kunnen zij werkelijk doen?
Allereerst moeten wij dan aannemen, dat zij zo zullen werken, dat zij hun eigen arbeid uit het verleden niet vernietigen. Daar voelen zij niets voor. Zij moeten dus de fouten van hun product verwijderen, zonder het product zelf daarom tijdelijk uit de roulatie te moeten nemen, om het eens zakelijk uit te drukken. Zij zullen dan ook geen gebruik kunnen maken van zuiver stoffelijke mogelijkheden, omdat een eenmaal gevormd stoffelijk geheel niet meer op een punt kan worden aangetast, zonder zijn samenhang en mogelijkheden ook op andere punten te verliezen. Het zal dan ook niet mogelijk zijn om iets van de aan de mensheid eenmaal verleende gaven terug te nemen. Hieruit volgt, dat een ingrijpen altijd zal moeten bestaan uit een toevoeging aan het reeds bestaande. Maar geheel stoffelijk kan de toevoeging ook niet zijn, omdat daardoor een onevenwichtigheid zou ontstaan. Het wezen van de beïnvloedende geest maakt wel een opbouwen en beïnvloeden van de stof mogelijk, maar het scheppen van halve waarden, bv. Half geestelijk, half stoffelijk ligt buiten haar onmiddellijke mogelijkheden.
Op grond hiervan kan worden aangenomen, dat de aard van het ingrijpen geheel geestelijk zal zijn. Daar een geestelijke, invloed van te grote waarde niet door de mensheid onmiddellijk verdragen kan worden, kunnen wij verder stellen, dat de geest een klimmende reeks van geestelijke invloeden op de wereld af zal zenden. Het zenden van volgende invloeden zal telkenmale geschieden wanneer dit, gezien de verhoudingen in de wereld van de geest, de stand van de zon in de kosmos plus het evenwicht van de planeten rond de zon, mogelijk is.
Een klimmende reeks van geestelijke invloeden zal alleen kunnen lopen tussen het laagst voorstelbare voor de beïnvloedende entiteiten en het hoogste, dat voor hen als invloed voorstelbaar is. Het laagst voorstelbare voor hen is niet – zoals u misschien zou denken – het scheppen in de stof, maar het beïnvloeden van omstandigheden in de stof door zuiver geestelijke werkingen als bv. het scheppen van een bepaalde sfeer. Daarmede kan men, zonder de feitelijke en stoffelijke waarden van het milieu ook maar even aan te tasten, toch de waarde daarvan voor de mensen – via hun gevoelsreacties – geheel veranderen.
De hoogste geestelijke werking, die deze entiteiten kunnen gebruiken in hun benadering van de wereld zal echter voor de mens noch begrijpelijk noch aanvaardbaar moeten zijn. Het hoge Licht, dat deze entiteiten in eigen wereld kennen en de krachten daarvan, zouden op aarde niet gebruikt kunnen worden, omdat de mensen hierdoor geheel verblind zouden worden. Zij kunnen als hoogste waarde alleen een deel van de Lichtende kracht hanteren. Gezien de menselijke waarden en gewoonten, zullen zij deze waarden alleen omkleed – als een beeld dus – tot uiting kunnen brengen. Dit beeld zal voor de mens niet geheel werkelijk mogen zijn, maar dient hem gelijktijdig de mogelijk te geven, om – door zich daarop te beroepen – in de werkelijkheid van de mensen iets tot stand te brengen.
Wij zullen nu trachten, in eenvoudige termen, de betekenis van dit alles voor de mens van heden uiteen te zetten: De entiteiten in kwestie zullen beginnen, met een beeld uit te zenden, dat op aarde niet te verwezenlijken is; een soort paradijs, dat voor de mensen voorstelbaar is. Denkbeelden als: allen gelijke rechten, allen gelijke mogelijkheden, kunnen hiervan deel uitmaken. Het beeld vergt echter een aanpassing van de mens aan deze mogelijkheden. Het beeld brengt dan ook geen mogelijkheden tot verwerkelijking met zich, maar is in de mens de originerende factor voor denkbeelden, die wel in de stof verwerkelijkt kunnen worden, en wordt dit beeld voor de mens tot een positieve – ofschoon nog steeds verkeerd begrepen – waarde. Uit reeksen van op zich onmogelijke denkbeelden komt voor de mens de mogelijkheid, hogere krachten en uiteindelijk de voor hem hoogste nog te beseffen kracht op aarde daadwerkelijk te gaan gebruiken. Hierbij heeft echter de geest niet de leiding: elke verwerkelijking van de hogere krachten is deel van de eigen wil en inspanningen van de mens. Daarom vormen zij tevens een door de mens eerst later besefte en zich geleidelijk voltrekkende verandering van het menselijke milieu. Dit laatste is van het hoogste belang. Want nu kunt u begrijpen, dat alle krachten, die op de wereld inwerken, eveneens voor u binnen de wetten van oorzaak en gevolg optreden: Alles wordt nog steeds bepaald door de wijze, waarop u zelf bent en denkt.
Ik geef eenvoudige voorbeelden van de betekenis, die dit dus hebben kan bij eenvoudige handelingen: U geeft een mens een brood, om eenvoudig van hem af te zijn. De afkeer, die in de handeling lag, keert ergens tot u terug.
U hebt iemand afgescheept, omdat u voor die persoon en zijn problemen geen tijd wilde maken. Gevolg: wanneer het voor uzelf werkelijk belangrijk is, tijd over te hebben, zult u tijd te kort komen. U weigert in te zien, dat volgens u onbelangrijke dingen voor een ander van het hoogste belang kunnen zijn. Gevolg: De voor u wel belangrijke punten zullen in het leven moeilijker of niet te verwerkelijken zijn.
Stel nu, dat u een geestelijke klacht in uzelf erkent. Sta rustig met beide voeten op de grond.
Toch voelt u, dat er iets minder stoffelijks bestaat, dat voor u van groot belang is. Hoe gebruikt u dit dan? Een grote en belangrijke vraag. Wanneer u de kracht, die u beseft, de kracht, die tot u komt, alleen incidenteel gebruikt, maakt u alleen maar deel uit van een werking, die in wezen buiten u omgaat. Het gevolg is dat u zo een kracht meestal onjuist en onvolledig zult hanteren.
De resultaten zijn steeds half en brengen voor u een steeds grotere onzekerheid, twijfel en verdeeldheid. U zult dan of met meer geloof en meer bewust willen teruggrijpen op deze zelfde kracht, of alle meer bewust gebruik van deze kracht eenvoudig terzijde moeten stellen.
Gaat u echter uit van het standpunt: er is een kracht in mij, die ik moet uiten, en moet deze zelf verwerkelijken naar beste weten en kunnen, dan zult u daarmee nog niet de wereld kunnen beheersen. Wel zult u in die wereld door eigen wil kleine en haast niet voor anderen zichtbare veranderingen doen ontstaan, welke de instelling van de wereld tegenover uzelf wijzigen en uw beeld van die wereld veranderen zal, naarmate u meer bewust gebruik leert te maken van de krachten rond u. De mens, die vandaag aan de dag juist reageert op de inwerkingen en krachten, die vanuit de geest de aarde benaderen, verwerft zich grote macht en grote verantwoordelijkheid. Hij verwerft zich daarnaast de mogelijkheid, aan een te sterke gebondenheid aan het milieu te ontkomen. De wereld bepaalt deze mens niet meer, maar hij helpt mede de waarden van die wereld te bepalen.
Conclusie: de oorzaak en gevolgwerkingen van deze tijd liggen tussen:
- Het onbewust en half aanvaarden van en werken met deze krachten, voerende tot een steeds grotere beperktheid in eigen leven en een steeds kleiner wordende invloed op het wereldgebeuren en zelfs eigen leven. Geïmpliceerd hierin is een steeds verder afwijken van eigen wereldbeeld, van de bestaande werkelijkheid.
- Een meer positieve reactie, waarbij men zo bewust mogelijk tracht zijn gedachten te hanteren, de krachten te aanvaarden en daarmede te werken. Daarbij gaat men niet af op wat anderen zeggen of denken, of zelfs maar het toeval, maar gaat uit van een bewust en zelfstandig streven.
Het resultaat hiervan is: Een steeds grotere beheersing van je omgeving en jezelf, een steeds juister inzicht in de verhoudingen tussen ik-wereld en leven. Daarnaast zal het vermogen tot ingrijpen toenemen en zal men in toenemende mate kunnen beschikken over de kracht, die noodzakelijk is, om zijn wil tot ingrijpen waar te maken. In de plaats van de halve kennis, waarmede zo menigeen in deze dagen probeert zijn waardigheid te bewijzen, komt een inspiratief element op de voorgrond, waarbij men zich niet beroept op kennis, maar in plaats daarvan een sterker doordringen in het wezen en de waarheden van anderen stelt. In het wezen van anderen zal men leren, de waarde te erkennen van eigen uitingen of uitgezonden gedachten.
Laat ons nu nog eens zien, wat de werkingen van oorzaak en gevolg onder deze omstandigheden bv. voor Nederland kunnen betekenen.
In Nederland wil eenieder meer geld ontvangen. Dit houdt in, dat alle bezittingen in gelden minder waard worden, terwijl bezit dat niet in geld is vastgelegd, meer waard zal worden. Het is dus niet zo dwaas om te stellen, dat de tegenstellingen, die men in Nederland nu tracht op te lossen, steeds scherper naar voren zullen treden. Hierdoor zal een groep actief op de voorgrond gaan treden, die tot op heden weinig of geen actie vertoonde. De volgende grote acties zullen niet uitgaan van arbeiders, die hun rechten zoeken vast te leggen en te vergroten, maar van degenen die zelfstandig zijn, iets tot stand willen brengen en nu opeens weigeren hun bijdrage tot de welvaart verder te leveren, dit omvat intelligentsia, middenstand, kleine bezitters. Nu kan het aardig voor de arbeiders zijn een krantenstaking te houden.
Maar wat moet men doen, wanneer alle redacteuren en journalisten, allen die hun denken bijdragen, weigeren dit verder te doen? En zelfs wanneer eenieder aan het werk blijft, hoe kunnen de kranten blijven draaien, wanneer alle mensen zeggen: Wij willen die krant niet meer hebben?
En natuurlijk kan men het openbaar vervoer stil leggen voor twee dagen om pressie uit te oefenen. Maar wat zou er gebeuren als de mensen nu eens zouden zeggen: goed. Dan reizen wij anders, of wij blijven thuis, maar dan niet voor twee dagen, maar voor twee maanden. Dat zou betekenen, dat de vervoersmaatschappij minder materiaal en dus ook minder personeel nodig zou hebben. De middenstand zou eveneens zijn inkomen zien slinken en zijn omzet zien dalen, waardoor de welvaart aanmerkelijk minder zou worden. Administratief personeel zou minder nodig zijn en dus minder eisen kunnen stellen, dienstverlenend personeel zou eveneens de werkgelegenheid zien slinken. En dat betekent weer, dat er een ogenblik komt waarop je met staken niet meer verder kunt komen. Je kunt desnoods alle bussen verbranden enz., maar daarmee krijg je geen hoger loon, niet meer werk, niet meer mogelijkheden.
Eigenlijk wil dit alles dus zeggen dat, indien de mentaliteit hier niet op korte termijn verandert, alles vastloopt. Daarbij heeft in de laatste tijd in Nederland de nadruk gelegen op de producent, zowel de werkgever als werknemer. Of om het anders te zeggen: de baas en de arbeider worden het wel eens en Jan Publiek mag betalen. Maar Jan de arbeider is te dom om te beseffen, dat hij ook nog Jan Publiek is. Wanneer het zo verder gaat, kan men wel stellen, dat Nederland nergens meer meetelt. Alle aanzien, dat men zich politiek en ten koste van zeer grote uitgaven heeft verworven, valt weg. Nederland telt niet meer mee en zelfs vriend Soekarno zal geen vriendelijk woord meer voor Nederland over hebben, want per slot van rekening kan men van dat Nederland niets meer verwachten. Nederland zal dan zijn waan van belangrijkheid terzijde moeten opgeven en terugkeren tot zijn werkelijke plaats in de wereld: Een heel klein landje, dat heus wel een besloten economie kan handhaven, maar geen eisen meer aan de wereld kan stellen en van alle luxe afstand zal moeten doen. Iets waartoe zelfs het geloof de meeste mensen niet meer brengen kan. Dat kan alleen de bittere noodzaak. De noodzaak zich te beperken, zal voeren tot een grotere activiteit van werkelijke vrijwilligers, die alles willen inzetten en offeren, iets wat er op het ogenblik weinig of niet is. Daarnaast krijgen wij opnieuw grotere religiositeit.
In dit verband wil ik u op een eigenaardig verschijnsel wijzen: Dingen, die normaal door de mensen als bijgeloof worden beschouwd, waaronder ook spiritisme, helderziendheid enz. werden in de beide wereldoorlogen algemeen aanvaard en kwamen tot hoge bloei. Zij hebben vaak een belangrijke of zelfs beslissende rol gespeeld in het leven van vele mensen gedurende deze periode. Ofschoon het door mij gestelde omtrent ontwikkelingen en verwarringen niet geheel uit zal komen, zal de verwarring toch groot genoeg worden om te kunnen stellen, dat deze occulte elementen in de toekomst weer een steeds belangrijker rol zullen gaan spelen. Dankzij de verwarringen, die onvermijdelijk zullen ontstaan in de komende jaren, zou Nederland zijn geestelijke waarden kunnen intensifiëren en daarmede – niet met lef, geld en commissies – wat in de wereld kunnen gaan betekenen. Daarbij zal Nederland zich moeten blijven oriënteren op de andere delen van Europa. Zou het ertoe over gaan zich daarvan terug te trekken, dan is een belangrijk vrij gebied ontstaan in Europa, dat de andere landen er toe zou dwingen snel hun grenzen te slechten. Daarbij schept men echter wijzigingen in het milieu, waardoor geestelijke kracht en onderling begrip noodzakelijk worden. Ook dit zal betekenen dat velen afstand zullen moeten doen van hun ideeën, hun luxe, hun werkelijke of veronderstelde rechten.
Hoe wij ook kijken, altijd weer blijkt alles te voeren tot een sociale omwenteling. Wij dienen wel te beseffen, dat, of Nederland nu het eerste landje zal zijn, of een ander land wijs genoeg wordt om te zeggen: Afgelopen met alle verdragen, afspraken en subsidies, laten ze het zelf maar uitvechten, om heel Europa op zijn figuurlijke zitvlak te doen vallen. Hoe dwaas dit vele theoretici in de oren moge klinken, dit is de praktijk. Want oorzaak en gevolg zijn, zoals wij reeds zagen, niet alleen maar van kracht binnen het leven van een enkele mens, maar werken overal, in ieder vlak.
Het milieu, dat men de laatste jaren heeft geschapen, dit milieu, dat door geestelijke werkingen in deze dagen zo sterk wordt aangetast, is niet iets, wat alleen voor een enkel land bestaat, of door een enkel land tot stand wordt gebracht. Het milieu is tot stand gekomen door een wisselwerking van verschillende systemen en landen, een wisselwerking van de door de verschillende systemen gepropageerde denkwijzen en begeerten.
Dit betekent, dat het weg vallen van een enkel element van het bestaande geheel voor het geheel fatale gevolgen zal hebben. Wanneer een land in het Sovjetblok rebelleert en zich onafhankelijk maakt, ligt niet alleen het gehele Sovjetblok uiteen, maar is tevens de gehele bolsjewistische doctrine gereduceerd tot een vorm van niet werkelijk hanteerbaar idealisme en zal het niet meer een voor het staatsbestel van vele volkeren belangrijke waarde kunnen zijn. Wanneer Amerika een ogenblik hapert, is er geen UNO meer. En zo kunnen wij doorgaan. Omdat men dit alles gezamenlijk heeft opgebouwd, is elke wijziging, ook de kleinste, in staat grote veranderingen te veroorzaken. Dit geldt ook voor bv. het werk van de oecumene beweging, die tracht meer eenheid binnen het christendom tot stand te brengen. Het christendom heeft echter het milieu, het geestelijk klimaat bepaald, waarin de westelijke wereld leeft. Dit betekent dat een wijziging in de richting van groter begrip het begin is van een reeks veranderingen: Indien men onderling begrip vergroot door eigen dogma’s minder sterk tot uiting te brengen, zal het begrip ook naar anderen uitgaan.
Wanneer tot nu toe vijandige christelijke groepen samen zouden kunnen gaan, ofschoon hun stellingen schijnbaar strijdig zijn, zal de gelovige zich afvragen, waarom schijnbaar strijdige sociale groepen of soortgelijke politieke en economische groepen dit niet kunnen doen. Op het gebied van geloof zal men zich afvragen, waarom samenwerking en onderling begrip alleen beperkt moeten blijven tot het christendom. Nu tracht men de werking van de dogma’s te verzachten, zodat men in het geloof elkander kan ontmoeten, dat is oecumene. Wanneer men echter van een dogma of stelling, die men tot op dit ogenblik als een machtsmiddel heeft gebruikt echter ook maar één enkel klein deeltje weg vijlt, is het geheel waardeloos geworden: Wanneer er een stukje af kan, zo zal de gelovige redeneren, kan er ook meer af. Op deze wijze zet men, met een sterker streven naar eenheid binnen het christendom, tevens de eerste stap op een weg, die voert tot een wereldgodsdienst, waarin allen, die aan een God geloven, onverschillig hoe, elkander kunnen ontmoeten. Een kerk, die alle wereldlijke macht, elk dirigisme op welk gebied dan ook, terzijde zal moeten laten door de diversiteit van de binnen deze groep verzamelde mensen.
Er is een tijd geweest, dat men mesmerisme als speelgoed voor kinderen beschouwde, als een aardige afleiding, een soort variéténummer. Nu neemt men dit steeds meer au sérieux, ook al bemerkt de gewone man er weinig van. In het zuiden van Europa wordt echter voortdurend actie gevoerd in de stijl van: Spiritisme, hypnotisme, alle paranormale dingen, die niet binnen onze kerk voorkomen, zijn demonisch en uit de boze. Vrijzinnige christenen echter willen wel aannemen, dat de geest tot de mens kan spreken, zonder dat hij daarom uit de duivel is. Neemt men aan, dat in een of enkele gevallen de geest tot de eenvoudige mens kon spreken, zonder daarom een duivel te zijn, zo moet men stellen, dat alle geesten, die tot de mensen willen spreken, niet noodzakelijk duivelen zijn. Wanneer een enkele priester magnetiseert – en er zijn er reeds meerdere – kan de kerk zich daartegen niet meer verzetten en zal elk verzet hiertegen op basis van geloof onmogelijk worden. Dit alles betekent, dat de praktijk steeds meer de theorie aan zal kunnen tasten, terwijl in steeds mindere mate dogma of theorie in staat zullen zijn de praktijk te overheersen. Dit betekent, dat het occultisme ondanks alle tegenstand steeds sterker op de voorgrond zal treden.
Dit betekent, dat de vergissing, die in het begin van de mensheid door grote geesten werd gemaakt, voor hen misschien ontstellend kan zijn, maar dat vanuit ons standpunt, het standpunt van kleinere geesten, die naar groter mogelijkheden en bewustwording hunkeren, het geheel van hun ingrijpen onmetelijk grote mogelijkheden zal scheppen. Zonder al deze ontwikkelingen zou het ook voor de mens die naar bewustwording hunkert, moeilijk zijn, afstand te doen van zijn waan enz. Een mens echter, die van woord-denken tot beeld-denken zal moeten komen, om zijn werkelijke mogelijkheden en eigenschappen geheel te ontplooien, zal dankbaar zijn voor alles, wat hem losmaakt uit het keurslijf van een wereld denken en handelen. Dankzij dit alles wordt een weg geschapen langs welke de mensen op aarde, maar ook velen, die nog, of al in de geest zijn, zich sneller bewust kunnen worden van de grote werkelijkheid, die niet bestaat uit reeksen van vormen, stellingen en situaties, maar uit een erkennen van de voortdurende evenwichtigheid van de kosmos, welke in ons weliswaar voortdurende veranderingen teweeg brengt, maar er toch voor zorgt dat ons wezen een steeds gelijke waarde behoudt.
Laat ons nu kort het geheel afronden: De mens, die leert onafhankelijk van zijn omgeving zichzelf te verwerkelijken, zonder daarbij aan bepaalde vormen te hangen, maar alleen zoekt naar juiste gevoelswaarden en een juist evenwicht met zijn wereld, zal in deze tijden in staat zijn een steeds toenemend bewustzijn van de hogere machten te verwerven. Zolang hij daarbij echter alleen zelfzuchtig is, zal hij komen tot een steeds grotere benauwdheid en neerslachtigheid. Zolang hij echter daarbij mede de belangen van alles, van het geheel, kan aanvaarden en nastreven, zal hij tot steeds grotere veerkracht en daadkracht komen, juist in dagen, die voor anderen nog zeer moeilijk zijn.
Verder kunnen wij stellen, dat het geheel der veranderingen, welke zich nu afspelen, hoezeer zij op het ogenblik ook voor bepaalde groepen schadelijk zijn gezien vanuit het huidige menselijke wereldbeeld, slechts dienen om een juistere en betere wereld op te bouwen. Daarom is een ieder, die uitgaat van een aanvaarden van alle veranderingen en chaos in deze tijd en een daar binnen verder streven, ook degene, die stoffelijk en geestelijk snel de juiste mogelijkheden en krachten zal vinden.
Ten laatste: Uitgaande van de materie heeft de mens de geest teveel verwaarloosd. Men heeft een splitsing gemaakt tussen geest en stof. Degenen, die, onder invloed van deze tijd, leren, geest en stof gezamenlijk te gebruiken en komen tot een activeren van geestelijke zowel als stoffelijke vermogens binnen eigen wereld, zullen zich van de beperkingen van een stoffelijke wereld, zoals men nu kent, grotendeels vrij kunnen maken. Zij zullen, een tweede wereld erkennende en daaruit levende, alle mogelijkheden en krachten van eigen – stoffelijke – wereld kunnen gebruiken en richten. Gelijktijdig krachten puttende uit een hogere wereld en wijsheid, van die wereld verwervende, zullen zij steeds het juiste inzicht, de juiste correctie kunnen vinden, wanneer dit voor hun eigen wereld en het bestaan daarin noodzakelijk is.
Oorzaak en gevolgwerkingen betekenen – meer kosmisch gezien – in deze tijd het herstellen van oude fouten, het aanvullen van onvolkomenheden, die grote krachten en meesters in het verleden nog moesten achterlaten en aanvaarden. Het ziet ernaar uit, dat deze periode van nog enkele jaren tevens de kritieke periode van de mensheid is, waar een algehele omwenteling van milieu en zelfs denken van de mens onvermijdelijk schijnt te zijn, binnen deze periode en de aanpassing aan deze noodzaak, de toekomst van mens en geest in grote mate zal bepalen voor langere tijd in de toekomst. Hoewel dit alles zich voor de mens geleidelijk voltrekt en door velen eerst zal worden opgemerkt, nadat het gestelde een feit is geworden, zullen de krachten, die reeds langere tijd actief zijn, de stofmens na enige tijd m.i., in een andere en betere wereld plaatsen, een wereld, waarin hij bewuster kan zijn en gelukkiger kan leven.
Vragen.
Hoe kunnen grote geesten fouten maken? Zij stammen toch uit God?
Ook u bent uit God geboren. Maakt u ooit fouten? Alles is een groei. God heeft zijn engelen in het laboratorium van het Al gesteld, opdat zij zouden leren.
Waarom zouden de grote geesten de vrije wil van de mens niet voor een tijdje uitschakelen, wanneer dit voor de mensen beter zou zijn?
Je kunt een vrije wil niet even uitschakelen. Zodra men dit doet treden oorzaak en gevolg in werking. Alle werkingen enz. keren dan terug tot degene, die de vrijheid van wil opheft.
De veranderingen, die ontstaan, werken niet in op het bewustzijn van de mensen. Het is dus niet mogelijk, de vrije wil terug te geven. De geest, die dit deed, heeft alle geest in de mensen teruggebracht tot een staat van algehele afhankelijkheid. Wat overblijft is ten hoogste een groepsbewustzijn, maar een individuele vrijheid van wil en denken is dan niet meer aanvaardbaar, voor de mens niet en voor de geest in kwestie niet. Het resultaat zou een reeks van mensenkolonies zijn, die zo ongeveer zouden leven als mieren- en bijenkolonies met zekere individuele mogelijkheden en eigenschappen, maar een zo sterke gebondenheid aan het geheel en een zo volledige onderwerping van het ik aan het geheel, dat van een persoonlijke – laat staan van een vrije – bewustwording niet meer gesproken kan worden.
Indien het er alleen maar om ging, de mensen zo gelukkig mogelijk te laten leven, zou dit alles misschien aanvaardbaar zijn. Het menselijke leven is een korte periode, vergeleken bij het geestelijk bestaan, waarvoor het een voorbereiding is.
De opbouw van het ego.
Nu wij ons in het eerste deel van deze bijeenkomst hebben bezig gehouden met oorzaak en gevolg, kunnen wij in dit tweede deel misschien in verband hiermede iets zeggen over de opbouw van het ego. Het is mogelijk dat wij onderbroken worden. In dat geval hoop ik het onderwerp later verder af te kunnen maken.
Wanneer het ik zich eenmaal ontwikkelt, is het natuurlijk gebonden aan de richting die het in het begin in de schepping heeft gekregen. De eerste impulsen, die ons wezen geleid hebben, zijn niet afhankelijk van eigen wil, van eigen ik, maar worden ons door de originerende krachten opgelegd. Wij leven dus in een bestaan, waarbij oorzaak en gevolg op een bepaald ogenblik voor ons beleven en het bewustzijn optraden, maar voordien reeds ons wezen beheersten, zodat deze kosmische wet uit het geheel van het Al voor ons een beperkte mogelijkheid deed ontstaan. Het is belangrijk, dat wij dit beseffen.
Wanneer wij onszelf willen onderzoeken en door willen dringen tot de grootste en diepste geheimen van ons eigen wezen, zouden wij zo graag alles, vanuit een kosmisch standpunt bezien: Wij komen ergens vandaan, waar alle wezens en alle krachten gelijk zijn. Er moet dus een weg bestaan, die voor ons allen eveneens gelijk is. Dit is helaas niet waar: Wij zijn door oorzaak en gevolg beperkt in onze mogelijkheid. Omdat wij, voor wij ons bewust waren, reeds op een bepaald pad geplaatst werden, zullen wij deze weg moeten volbrengen.
Ons eigen wezen beantwoordt in zijn opbouw natuurlijk aan de kosmische structuur, zoals alle dingen in het Al geschapen zijn in verschillende waarden, die wij dan harmonieën noemen. Ook ons eigen wezen is zo afhankelijk van een groot aantal harmonische waarden, die tezamen dan het kosmische ik, het grote Ego vormen, dat reikt van het begin tot het einde der tijden, dat reikt van God zelf tot de uiterste uitingen van die God. Bij ons zelfonderzoek, ons zoeken naar de voor ons juiste weg, zullen wij dan ook af moeten gaan op dat, wat voor onszelf juist en waar is, zonder daarbij te zoeken naar een waarheid, die ook alle anderen gelijkelijk omvat.
Er is geen algemene waarheid te stellen, want gezien het feit, dat eenieder een andere oorzaak en gevolg verhouding kent, zal hij ook andere wils mogelijkheden en zelfs geestelijke vermogens en mogelijkheden bezitten. Eenieder zal daarom alleen voor zich kunnen en moeten weten, wat voor hem de juiste weg is. De juiste weg wordt dan opgebouwd uit het aantal harmonieën, dat je in je wezen op een bepaald ogenblik kunt bereiken. Een normale, op aarde levende mens beheerst over het algemeen 2 tot 3 harmonische mogelijkheden bewust en ondergaat onbewust nog 4 tot 5 harmonische gebieden. Daarom zal het getal van de doorsnee mens in deze zin gemeenlijk liggen tussen de 6 en de 9. Zodra dit het geval is, kunnen wij stellen, dat het aantal niet bewust gerealiseerde werelden en dus ook mogelijkheden, groter is dan het aantal bewust besefte waarden. Zo zal de doorsnee mens bij zijn besluiten en inzichten voor een groot deel bepaald worden door in hem levende, doch hem niet bekende krachten.
Een mens op aarde zoekt echter zijn bewustwording nimmer uit het geheel van zijn persoonlijkheid. Zowel bij het zoeken naar de weg als het bepalen van zijn wil, gaat hij uit van de beperkte gebieden en harmonieën, waarvan hij meester is. Daarom geldt voor ons als eerst en belangrijkste wet: Oorzaak en gevolg bepalen ons wezen. Elk besluit, dat onze innerlijke harmonie en onze mogelijkheden in onze eigen wereld vergroot, is aanvaardbaar. Elk besluit, dat slechts een van deze waarden bevat, is in wezen onaanvaardbaar, elk besluit, dat geen van beide waarden bevat, is geen werkelijk besluit. Het moet hernieuwd bezien en onderzocht worden, om na te kunnen gaan, wat wij daarachter voor onszelf trachten te verbergen. Hebben wij dit begrepen, zo komen wij in dit verband tot een tweede punt, dat voor ons leven – ook wanneer wij in de stof zijn – wel erg belangrijk is: In oorzaak en gevolg kan ik alleen uitgaan van de werelden die ik bewust ken. Maar elke harmonie die ik in de bewust gekende wereld of werelden schep, betekent gelijktijdig een scherpere en duidelijker reactie van de harmonieën of wereld in mijn wezen, die tot op dit ogenblik door mij niet bewust beleefd werden. Wanneer een mens, die twee harmonieën of werelden kent, harmonisch is in zichzelf en deze harmonische krachten zodanig weet te richten, dat zijn gehele wezen bij elke handeling en als besluit kan zeggen: “Zo is het goed”, werken de andere werelden sterk op hem in. Bestaat er een contrast, dan zal de mens een enorme onrust ervaren: Het is hem of hij door monsters wordt bedreigd, alsof hij staat voor een onmetelijke donkere gang, die hij door moet gaan. Zodra deze gevoelens u besluipen, zult u zich af moeten vragen, of er misschien nog een andere, meer harmonische weg te vinden is in uw leven. Want deze andere weg is dan zeker voor u de betere.
Is echter de harmonie juist gekozen en blijft zo het voertuig in harmonie met andere voertuigen en hun waarden, dan zal het ik zich sterk voelen, een innerlijke vreugde vinden en uit de kracht, die hierin ligt, voor zich o.m. allerhande inspiraties putten. Want harmonie is binnen oorzaak en gevolg niet alleen maar een samengaan en klinken van waarden, maar tevens een overdrachtelijkheid. Een harmonie met de hoogste kracht, die in u bestaat, betekent, dat ook de laagste delen van uw ego daardoor beïnvloed worden en daarin misschien wel niet beredeneerbare, maar toch werkelijke beelden ontstaan, die beneden in de laagste sfeer van werkelijkheid gehanteerd en verwerkt kunnen worden.
Een derde punt is, naar ik meen, voor u belangrijk, omdat het een verklaring kan vormen voor vele waarden in het leven, waarmede de mens wel eens worstelt: Oorzaak en gevolg gelden alleen voor mijzelf. Ik kan dus geen enkele oorzakelijkheid vormen in het leven van anderen volgens mijn eigen wil en bewustzijn, hoezeer ik dit misschien ook zou wensen. Alles wat ik aan een ander schijnbaar of werkelijk doe, goed of kwaad, ligt binnen diens eigen levenskracht als mogelijkheid en wordt in zijn werkingen niet bepaalt door wat wijzelf zijn en willen, maar door wat de ander is, wil en ervaren moet.
Alzo bereikt men dan een begrip voor het lijden in de wereld, waaraan wij misschien deel hadden of meenden dit veroorzaakt te hebben. Dit lijden gaat ons niet aan, wel de reactie, die wij op dit lijden in ons ervaren.
Het goede, wat wij voor de wereld doen, gaat ons in wezen niet aan, want wij kunnen ons er nooit op beroepen, dat wij voor anderen goed hebben gedaan. Wij kunnen ons slechts er op beroepen, dat wij gehandeld hebben in harmonie met onszelf.
De wereld en al wat in de wereld bestaat, kunnen wij niet naar waarheid beoordelen, omdat de weg die wij gaan, nu eenmaal niet dezelfde hoeft te zijn, als de weg van anderen.
Mogen wij dan a.u.b. ook stellen – en onthoudt u dit goed – dat innerlijke harmonie de enige maatstaf is, die men gebruiken kan om een juist volgen van de voor het ik bestaande weg en een juiste keuze uit de voor het ik bestaande mogelijkheden te bepalen?
Het klinkt misschien wel wat bitter: Een moeder zou zo graag alles voor haar kind doen en zijn.
Maar zij kan niet meer voor dit kind doen en zijn, dan in het wezen van het kind reeds was vastgelegd. Het kind kan in de moeder niet meer en niet minder vinden, dan wat het krachtens eigen bewustzijn en geestelijke achtergronden aan harmonische waarden daarin vinden zal. Man en vrouw kunnen menen, dat zij intens gebonden door het leven gaan. Toch staan zij in wezen los van elkaar: De oorzaak- en gevolgwerkingen zijn niet zo wederkerig, als zij wel aannemen.
De man ondergaat daarbij de vrouw misschien heel anders, dan zij meent en wil, terwijl omgekeerd de man voor de vrouw misschien heel iets anders betekenen zal, dan hij meent. In vele gevallen zijn het zelfs dergelijke vergissingen, waardoor een dergelijke samengaan in het leven eerst mogelijk wordt.
Wanneer wij door willen dringen in onze innerlijke werkelijkheid, dan zullen wij eerst de illusie van verbondenheid met anderen, op een andere wijze dan door het vinden van een harmonie met het innerlijk van eigen wezen daarin, terzijde stellen. Eenzaam is de mens op zijn weg naar de oneindigheid. Want daar, waar harmonie voor hem kan bestaan, is het het eigen wezen, dat hierdoor verrijkt wordt.
Wanneer gij de grootste Meester ter wereld op uw pad zou ontmoeten, zo kan deze Meester u niets geven, tenzij gij harmonisch zijt met hem. Maar dan zijt gij in wezen innerlijk reeds die Meester, zover hij u beroert. Gij verpersoonlijkt en vertegenwoordigt, door waarden uit eigen ik die Meester dan, zover dit volgens uw eigen harmonische mogelijkheden en ontwikkelingen mogelijk is. Het zijn deze achtergronden van de bewustwording, die u vele eigenaardige ontwikkelingen zullen verklaren. Het zijn vooral ook deze krachten van bewustwording, die het leven zullen bepalen en de macht, die in u bestaan zullen.
Als ik hieraan nog iets toe mag voegen – ik bemerk overigens inderdaad, dat ik zo dadelijk onderbroken zal worden – alles wat uit mijzelf zonder voorbehoud, angst, vrees of te groot begeren als volledig juist en goed wordt ervaren, is een bevestiging van mijn wezen, zoals dit waarlijk en kosmisch bestaat. Door deze waarden in mijn leven voortdurend tot uiting te brengen en voortdurend in mijzelf dit alles te realiseren, zal ik als mens en als geest een steeds vollediger en bewuster harmonie verkrijgen met het totaal van de harmonische mogelijkheden, die in mij bestaan. Dus met het totaal der vlakken, waarop de eerste kosmische uiting van mijn wezen eens geschiedde en alle vlakken, waarvan kan worden gezegd, dat zij als harmonische mogelijkheden of waarden nu in mij bestaan.
Ik hoop, dat u het niet erg vindt, dat ik mijn onderwerp hier ga onderbreken. Er is een gast en gezien de tijd zal hij vandaag wel het laatste woord hebben, neem ik aan.
Gastspreker.
De krachten die in de wereld optreden.
De krachten, die in uw wereld optreden, zijn aanleiding tot de woorden, die ik nu tot u richt.
Besef in deze dagen, dat niets en niemand uw gedrag bepalen kan buiten uw innerlijk bewustzijn.
Beseft, dat uw waarde en plaats binnen wereld en Al bepaald wordt door de wijze waarop gij onzelfzuchtig lief kunt hebben en dit Al als deel van eigen ik kunt aanvaarden.
Realiseer u, dat geen der krachten die u beroert in menselijke of andere vorm, zin of betekenis voor u heeft, tenzij gij zelf die betekenis zoekt, erkent en maakt tot deel van uw streven en denken.
Niet slechts de uiterlijke belevingen, maar ook de gedachten, die gij verborgen meent te houden voor allen, zijn een belangrijk deel van uw invloed op de wereld. Zij bepalen, hoe de wereld antwoorden zal op uw wezen, wat gij zijt en ervaart.
Richt uw gedachten ten goede. Laten het gedachten zijn, die de wereld niet terzijde schuiven, maar een erkenning van eigen wereld, met alle problemen en lijden daarvan, de vrijheid en evenwichtigheid der Lichtende krachten tot uiting brengen.
Zo gij gelooft in deze dagen: Maak uw geloof tot daadwerkelijke, tot daadwerkelijk kenbare waarheid, opdat gij niet verward geraakt in gedachten, die in strijd zijn met uw daden.
Hij, die in deze dagen strijdig is en denken en daad niet in overeenstemming brengt, maakt voor zich de wereld tot een hel. Hij sluit voor zich de poorten der bewustwording en ondergaat steeds sterker de onttrekking der energie, die het gevolg kan zijn van onevenwichtigheid.
Bedenk dat alle mensen in deze dagen streven zoals gij: Elk op eigen wijze. Veroordeel daarom niemand, maar zoek in elke mens het als goed erkende te bevorderen en deel te hebben aan het goede alleen, niet aan het kwade.
Zoek in uw medemensen begrip, maar tracht bovenal uw medemensen te begrijpen. Heb geen deel aan hun zelfzuchtigheid, laat u niet invangen door hun organisatiezucht, laat u niet door hun massale drang uit uw eigen werkelijkheid meesleuren.
Wees uzelf met begrip voor uw medemensen en help uw medemensen, hun eigen wezen en persoonlijkheid te begrijpen, door hen begrip te geven en niet slechts de lege woorden, waarin gij uw eigen onwerkelijkheid tot uitdrukking brengt.
Beseft, dat in deze dagen woorden meer en meer hun zin verliezen. Zoals eens volgens de legende in Babel de mensen elkander niet verstonden, zo verstaan de mensen van deze dag elkander niet. Want ziet, zij gebruiken dezelfde woorden en spreken toch een verschillende taal.
Spreek gij dan de innerlijke taal van de bewuste gedachte en ontvang zo bewust mogelijk de gedachten, die u beroert.
Laat dit leven der gedachten in u een eerste plaats innemen, wanneer gij uw houding te opzichte van anderen bepaalt.
Weet dat de kracht, die uw wereld gaat beroeren, ofschoon werkende op het gebied van gedachten en gedachtekracht, in zich het zuivere Licht draagt.
De mens, die in deze dagen het Licht wil ervaren en ontvangen, zoek naar het middel, om dit Licht tot zijn wereld te brengen. Wacht niet op bevelen, u gegeven, richtlijnen u verstrekt. Want ziet: Deze zijn misleiding en het stempel, dat de wereld tracht te zetten op het bewustzijn, dat gij innerlijk draagt.
Leef uw innerlijk en laat de kracht, die u beroert vanuit dit innerlijk in uw wereld het kenbare teken worden van uw verbondenheid met het al.
Roep niet tot de Meesters. Zo zij u horen, zo zijn zij gebonden aan de kracht, die gewekt werd en is hun taak en baan bepaald.
Roep in uzelf tot de hoogste kracht, die gij erkennen kunt. Handel vanuit die kracht en gij zult erkennen, dat de Meesters aan uw zijde staan.
Wees niet angstig om een oordeel, dat over de mensheid geveld schijnt te worden. Want ziet: Dit oordeel is schijn en de tekenen daarvan zijn slechts uiterlijkheden. Zoek naar de kracht der innerlijke verbondenheid, die in al deze waarden meespreekt.
Erken de harmonische waarden, die zelfs het contact mens – natuur bepalen en gij zult beheersen waar noodzakelijk, gij zult niet onderworpen zijn aan de schijnbare chaos, die dreigt.
Wees blij gemoed en wapen uwe harten met vreugde. Want de mens, die vreugdig is, de mens, die waarlijk een ogenblik lachen kan, de mens in wiens hart het Licht woont, zal het Licht in zich ontvangen en dragen.
Hij echter, die in zich duisternis vormt, bindt zich aan een duisternis, die niet behoeft te bestaan.
Zoek niet de zegeningen en de kracht van anderen. Want ziet de krachten van deze tijd laten uw eigen gedachten tot een zegening worden en het woord, dat gij spreekt, wordt voor u tot een kracht van onmetelijke waarde.
Neem dan die kracht uit uzelf, niet betrouwende op anderen, doch uw weg gaande in volkomen eerlijkheid en rechtvaardigheid, vreugdig en sterk, opdat de beïnvloeding van de gedachtewereld voor u – en door u voor anderen – moge worden een hernieuwde openbaring van het haast verblindend witte Licht op deze wereld. Opdat de vlakken van de eeuwige diamant weerkaatsen mogen de werkelijkheid van alle stralen in alle mensen.
Wees bewust, vrees niet, wees blij gemoed. Want dat, wat in uw wereld geschiedt in deze dagen is vastgelegd en onveranderlijk. Doch wat gij zijt, is niet vastgelegd en niet onveranderlijk.
Het vuur, dat u dreigt te schroeien, kan worden tot een weldoende warmte, indien gij uzelf verandert. Verander dan uzelf.
En zo gij een teken zoekt van kracht: Denk. Denk aan de kracht van Licht, denk aan het verborgen woord in u, dat is de verklanking der harmonie. Denk aan datgene, wat gij wilt zijn, niet slechts nu, maar door alle tijden en gij zult zien, dat de Kracht niet faalt, maar dat gij sterk zult zijn om alles te dragen en meer dan dat.
Met deze woorden hoop ik u voorbereid te hebben op wat gaat geschieden en op al wat werkzaam is, u opwekkende tot het vinden van de Lichtende jeugdige levende Kracht van deze dagen, die waarlijk de hernieuwing kan zijn van geest en mens, hergeboorte der waarheid in de materie.