9 april 1984
Om duidelijk te maken hoe de zaak in elkaar zit moet ik eerst een kleine inleiding houden. Als wij op een bepaalde manier denken, dan zien wij de werkelijkheid als één geheel. Er kan geen tegenstelling zijn tussen een God en een duivel. Er is een God. Volgens bepaalde overleveringen is de helft van het gezicht van de God stralend, de andere helft is duister. Daar begint dan voor ons eigenlijk het verhaal.
Die God heeft een baard. Je zou zeggen. Hoe komen ze daaraan? Het zijn natuurlijk analogieën. Elk haar van de baard eindigt in een lichtje. De lichtjes van de stralende helft lopen alle precies in volgorde. Dat is het programma, de uiting van de volmaaktheid zoals de Godheid in Zijn geheel dit altijd is. De duistere helft van de God daarentegen heeft een steile, warrige, kroezelige baard en daarin staan de lichtjes altijd een beetje door elkaar. Deze totale Godheid is natuurlijk maar de afschaduwing van de werkelijkheid.
Volgens de oude overleveringen heeft God, voordat Hij tot de schepping kwam, een sluier geschapen. Op die sluier weerkaatst Zijn wezen. Achter die sluier ligt de schepping. Wat wij zien is slechts een schaduwbeeld van de goddelijke Werkelijkheid die wij niet kunnen begrijpen. Als een profeet spreekt uit naam van God, dan weten wij nooit of hij dat doet vanuit de lichte God of vanuit de duistere God. Welke helft van de werkelijkheid spreekt door hem? Het enige dat we wel weten: welke helft dan ook spreekt, is altijd God. Het is dan aan ons om in de profetieën het licht te vinden om de stralende Godheid a.h.w. te ontmoeten in alle uitingen, zelfs die welke behoren tot de duistere helft van het aangezicht.
Nu zult u ook begrijpen waarom u profeten niet altijd helemaal kunt nemen als verkondigers van een goddelijke waarheid zonder meer, want de goddelijke waarheid is eigenlijk onbenaderbaar. Je kunt hoogstens een klein gedeelte van de werkelijkheid weergeven zonder verband met de rest, maar dan verliest het vaak weer haar betekenis, zeker als je het wilt verheffen tot de openbaring of de waarheid. Daarom is het de taak van de profeet om datgene uit te spreken wat de God in hem heeft gezegd te doen. Het is echter de taak van degene die de profetie aanhoort om in de woorden de kracht te vinden van de lichtende God en deze God – in zichzelf belevend – zo gestalte te geven aan datgene wat in de profetie wordt aangeduid.
Ik hoop, dat ik u daarmee enigszins heb duidelijk gemaakt dat profetieën op zichzelf en z.g. openbaringen alleen maar delen van de werkelijkheid kunnen vertegenwoordigen en dat het juist daarom voor ons noodzakelijk is om daarin naar de waarheid te zoeken. Een mens heeft graag een vaste vorm. Hij wil iets hebben waaraan hij zich kan vastklampen.
In een heel ver verleden was de aarde altijd door een wolkendek omgeven. Op een dag is dat verbroken en kwam de zon en daarnaast ook de nacht. In de nacht kwamen de sterren. De mensen hebben gekeken naar de zon en naar de sterren, omdat ze voor hen de Godheid vertegenwoordigden, of het beeld van het tweeledige aangezicht van God eigenlijk al bekend was, weet ik niet. De eerste keer dat het werkelijk is uitgesproken en dan nog verkapt in een leer, want geheimen worden altijd zo verteld dat alleen de wetenden ze kunnen ontcijferen, is geweest door Enoch of Enos.
Zeker is wel, dat de mensen in die tijd zagen dat de sterren niet altijd dezelfde stand hadden; er waren veranderingen. Er waren de zwervende sterren; de planeten. Er was een progressie langs de horizon waardoor sommige beelden verdwenen en andere zouden verschijnen. En zo kwamen de mensen ertoe te spreken over “het schrift aan de hemel”. Dit schrift aan de hemel was voor hen een uitdrukking van het aardse gebeuren. In zoverre zouden ze reeds begrip hebben gehad voor de tweeledigheid van de Godheid. Want, zeiden ze, de werkelijkheid is verborgen achter het licht van de zon. De zon kun je niet aanschouwen. Maar het gebeuren dat voor mensen kenbaar is dat wordt uitgedrukt in de taal van de sterren.
Wij weten dat er heel wat soorten hemelschrift zijn geweest. De meest bekende daarvan zijn het Phoenicische en het Babylonische hemelschrift. In al deze gevallen las men lettertekens.
Men zag dus als het ware ideogrammen, later zuiver letters ontstaan en verdwijnen. Aan de hand daarvan meende men te kunnen zien wat de lotsbestemming was op aarde. Dat is trouwens ook het begin van de astrologie geweest. Voor ons is dat op het ogenblik niet zo heel erg belangrijk, want astrologie is eigenlijk maar een bijkomstigheid in dit onderwerp. Het gaat ons om de profeet. Iemand, die aan de hemel leest wat God gaat doen en die dat in woorden omzet, is een profeet. Hij is een waarzegger misschien, een astroloog of volgens anderen weer een tovenaar, maar hij leest iets af van de ritmen van de natuur.
In de natuur zelf is ook het goddelijk Licht aanwezig; het lichtend aangezicht van God zo goed als het duistere aangezicht. Zo vertaalt de man iets van de goddelijke Werkelijkheid in termen die mensen kunnen begrijpen. De profeten van eens waren voor een groot gedeelte ofwel ingewijden, dan wel mensen die eenvoudig gegrepen werden door iets in henzelf wat ze niet eens goed konden begrijpen. Hun woorden werden echter wel degelijk ingegeven door datgene wat in hen leefde, wat hen bewoog.
Als wij luisteren naar de klaagzangen van Jeremia, als we luisteren naar al die vertellingen en verhalen van de vele profeten, dan zeggen we; Zij hebben iets meegemaakt. Wat is de werkelijkheid? Zij hebben in zichzelf dromen opgebouwd. Zij hebben angsten gekend. In een vreemde innerlijke ontmoeting met het onbekende kreeg dat dan gestalte in een voorspelling.
Vele van die voorspellingen zijn inderdaad wel uitgekomen. Wij mogen dus zeggen, dat elke profetie niets anders is dan een vertaling gebaseerd op de persoonlijke inhoud van de profeet waarin iets van de oneindigheid wordt omschreven. Wij gaan dan ook begrijpen waarom het zo moeilijk is om profeten helemaal te begrijpen en te duiden. Als iemand spreekt over vurige raderen waarover spreekt hij dan eigenlijk? Heeft hij het over een ruimtevaartuig of ziet hij misschien iets van de gloeiende werkelijkheid van de duisternis die op zichzelf een voortdurend zichzelf vernietigende spiraal schijnt te zijn waarin het bewustzijn wordt herleid tot het zichzelf niet meer kent om dan opnieuw zijn reis naar het Licht te beginnen. Wij weten het eenvoudig niet. En zelfs als wij het weten, kunnen we het niet uitdrukken. Zeker is echter dat elke profeet op zichzelf in de eerste plaats spreekt uit zichzelf.
Is hij een ingewijde, zoals dat wel eens voorkomt, dan moet hij zoeken naar die woorden waarin een innerlijke kennis en werkelijkheid zo worden uitgedrukt, dat ze net niet de geheimen verraden. Want het kosmisch zien waarmee veel van die profeten verbonden zijn, is wel degelijk sterk hiërarchisch. Wij zouden kunnen denken aan o.a. Rabbi ben Simeon. Deze gaat uit van de perfecte hiërarchie. Die hiërarchie is niet perfect omdat er gezag heerst, maar omdat een ieder volgens zijn wezen een functie vervult waardoor hij gelijktijdig, onderworpen is aan sommigen en leiding gevend aan anderen. Het is of de kwaliteiten van het Goddelijke worden vertaald in een soort gouvernement. Maar dan een gouvernement waarin niet een persoonlijkheid een rol speelt doch de kwaliteit die men bezit. Wij zitten hier bedenkelijk dicht bij de vrijmetselaars geheimenissen die liggen achter de voorstelling van de eeuwige Tempel, de voorstelling ook van de poorten en de wegen die overigens aan de Levensboom zijn ontleend. Wij zijn namelijk terecht gekomen op een terrein waar het hiërarchisch denken onvermijdelijk is geworden, maar waar – en dat is typerend – tevens in dit hiërarchisch denken de vrijheid bestaat.
Een profeet, die een uitspraak doet, zal dat nooit zo doen dat die voor een persoon volledig vervuld zal worden, tenzij die persoon zich in een situatie heeft gemanoeuvreerd waarin hij a.h.w. het directe tegendeel is geworden van de kracht die in de profeet bestaat. En dan zeg je: wat is dan de vrijheid? De vrijheid kan nooit iets zijn om je eraan te kunnen onttrekken zonder meer. Ik geloof, dat de vrijheid waarover wordt gesproken de vrijheid is van het functioneren. Als een profeet zegt, dat Jeruzalem zal worden vernietigd, dan gebeurt dat op een ogenblik dat je kunt weggaan uit Jeruzalem. Maar wil je dat? Kun je dat volgens je eigen besef? Je bent gebonden aan je wezen en daardoor aan je eigen plaats. Maar je kunt je onttrekken. Het is alsof de profeten voortdurend duidelijk maken wat er gaat gebeuren of wat er kan gebeuren.
In latere tijden (dat is eigenlijk begonnen in Egypte en het heeft zich later uitgebreid langs verschillende wegen, ik denk aan het Rozenkruiserspad, het Alchemistenpad en tot op zekere hoogte ook het kabbalistenpad) gaat men kijken naar de sterren. Men leest weer aan de hemel. Op een andere manier dan vroeger. Nu niet meer in letters maar eerder in spanningen en krachtsverhoudingen. Door te lezen in de sterren zie je welke krachten er bestaan.
Krachten die niet bindend zijn, geen vaste invloeden hebben op de wereld, maar wel invloeden die voor de wereld als geheel bepaalde gebeurtenissen of tendensen zeer waarschijnlijk maken. En dan wordt duidelijk waarom je met diezelfde astrologie twee kanten kunt uitgaan.
Er is de perfecte ordening waarmee wij zoeken naar een harmonische werkelijkheid voor zover die in de sterren is te vinden en deze positieve invloeden vertaalt in mogelijkheid. Dat is de lichtende helft van het Goddelijke of zo u wilt de baard van de lichtende helft die spreekt tot de mens in de lichten die aan het uiteinde van de baard zitten. Maar je kunt ook kijken naar alle opposities, naar alle rampen die zullen gebeuren, alle tegenstellingen die er zullen komen. En dan wordt het beeld veel verwarder. Ook de mogelijkheid om een definitieve uitspraak te doen is veel geringer geworden. Men zegt “die zo voorspelt en leest in de sterren, hij kijkt naar de haren van de duistere baard van God.”
Ach, het is slechts een gelijkenis, een verhaal. Maar daarin wordt toch, meen ik, wel zeer nadrukkelijk bepaald dat de functie van het schrift der sterren niet is om de mens te confronteren met de rampen die zullen komen. Het is juist de taak van degenen die in de sterren lezen om te zien welke ogenblikken gunstig zijn om de perfecte vorming, de voortzetting van de perfecte harmonie als het ware op aarde en in de geest sterker tot uitdrukking te brengen. Het is het scheppen van een harmonie waarin een ieder zichzelf kan zijn, waarin geen bindende regels zijn behalve die van de bron waarin men toch kan leven en werken.
Dus moeten wij heel voorzichtig worden, als wij ons bezighouden met profetieën, met allerlei voorspellingen, openbaringen en dergelijke. Want als we worden beïnvloed door het duister, dan zoeken we daarin de ondergang. Dat is zo verwonderlijk, als we de Openbaring van Johannes beschouwen? Dat zo weinig mensen haar beseffen of dat zoveel mensen zich bezighouden met het getal van het Beest? Ik meen, dat het laatste het meest opvallende is.
Toch gaat het Beest ons niet aan, want het Beest is alleen maar de schaduwzijde van een goddelijke Werkelijkheid. Als wij die goddelijke werkelijkheid vinden, dan ontstaat er onaantastbaarheid.
Als wij kijken naar het getal, de 144.000 van de uitverkorenen, dan kunnen wij dat natuurlijk kwantitatief bezien. God heeft 100 gros uitverkoren. Maar wij kunnen het ook anders doen. Wij kunnen zien waar dit voor staat, en dan zien wij dat het de strijd om de voltooiing is. Het getal 9, 2 maal versterkt door de perfectie van de 10. Als we dat begrijpen, dan zeggen wij opeens: hier wordt niet gesproken over de ondergang van de wereld. Hier wordt gesproken over een nieuwe openbaring.
Neem nu het getal van de Ruiters. Waarom juist dit aantal (4)? Kijk naar de betekenis van de getallen en je komt tot de ontdekking dat het hier in wezen helemaal niet gaat om iets dat disharmonisch is. In feite is het een herstellen van orde. Het is juist het scheppen van harmonie en niet de vernietiging en disharmonie. Er staat geschreven dat hij, die niet bereid is om zelfs de schaduw van het Lichtende te aanvaarden, maar zich bindt aan de schaduw van de schaduw die het duister is, door alle licht verstoord zal worden en worden verdrongen tot in de chaos. En dan wordt de betekenis van de Openbaring een heel andere. Denk nu niet dat het alleen de profeten zijn van het christendom en van het oud-judaïsme die deze bijzondere kracht hebben bezeten. Overal vinden wij legenden en verhalen over profeten, over wijsgeren en de uitspraken die zij hebben gedaan.
Als wij de Boeddha horen spreken over het Pad dan beseffen wij dat hij eigenlijk precies hetzelfde zegt als al degenen, die spreken over de wegen die wij moeten gaan over de poorten van de werkelijke Tempel of van het Kasteel.
Als wij ons bezighouden met de filosofie van het oude Qhlna, dan vinden wij in Tao niet alleen maar compensatiewetjes of een droge filosofie zonder eeuwigheid. Integendeel, wij vinden daarin het beeld van de perfecte hiërarchie en daardoor het harmonische bestaan waarin de mensheid het Goddelijk kan weerkaatsen.
Het is een beetje zonderling, als je er zo over spreekt. U had het veel leuker gevonden, als ik wat profetieën had aangehaald. Maar wat kun je de mens voor profetie geven die voor die mens waarheid is? Je kunt een mens zeggen wat er waarschijnlijk zal gebeuren. Maar word je daar wijzer van? Ik geloof, dat je eerder de mens moet duidelijk maken dat elke profetie, hoe dan ook gegeven, ergens voortkomt uit de bestaande werkelijkheid. Het wil niet zeggen, dat ze voor u wordt vervuld, maar ze is deel van het denkbare, ze is deel van het mogelijke, ze is deel van het Goddelijk. Het is aan ons om daarin de harmonische lijn te ontdekken. Het is aan ons om daarin te vinden op welke manier wij, persoonlijk moeten reageren. Wat onze plaats is in de ordening die ook middels de profetie aan ons wordt voorgetoverd.
Je kunt alles een beetje teveel bemantelen en je kunt de dingen teveel openbaren. Elke profeet probeert ondanks alles toch zoveel mogelijk te openbaren, als hij een echte profeet is.
Alleen de schijnprofeet hult zich in duisternis, want het geheimzinnige, de vaagheid van het geheimzinnige is voor hem de enige sleutel tot macht en belangrijkheid. De werkelijke profeet vraagt zich niet af, of het uitkomt of niet wat hij zegt. Hij vraagt zich alleen af, of de kracht die hem beweegt voor hem een harmonische kracht is. Hij wil functioneren binnen een hiërarchische verhouding. Een verhouding die hij erkent en waartoe hij behoort. Hij wil daarin vooral het harmonisch aspect zien dat voor hem de uiting is van het Goddelijke. Zo kom je tot een beeld dat een beetje verschilt van dat wat je meestal krijgt als je hoort over hemelschrift en profeten.
Ik kan u alle magische verhalen geven over het hemelschrift en zelfs verklaren waarom de z.g. 1e , 2e , en 3e tekens van de planeten en ook de zon zelf zo vaak juist aan dit oude hemelschrift zijn ontleend. Ze zijn de uitdrukking van kwaliteiten en eigenschappen. Maar wat heeft u daaraan? De werkelijke kracht is het licht. Het licht kan niet bestaan zonder het duister. Daar waar duister is, is er geen bestaan zonder het licht. Waar die twee één zijn geworden met elkaar daar en daar alleen is de openbaring mogelijk. Daar alleen kan de werkelijkheid zich manifesteren. Voor ons wezens die de goddelijke Werkelijkheid niet kunnen betreden en leven alleen met de schaduw en met de schaduw van de werkelijkheid, is de tegenstelling onvermijdelijk en noodzakelijk. Maar binnen die tegenstelling is het nog veel belangrijker dat wij de juiste wetten en onze juiste plaats vinden.
Wanneer een profeet uit 1872 uitroept dat er een einde moet komen aan de dogmata, aan de macht van de priesters en dat zij zullen worden verbrijzeld, indien ze dat niet doen, dan spreekt hij voor zichzelf. Hij spreekt uit zijn onbehagen en uit zijn onvermogen, maar hij spreekt ook een waarheid. Want hoe kan er een goddelijke ordening bestaan, als zg. waarheden die slechts kleine fragmenten van de werkelijkheid bevatten elkaar bestrijden?
Als er wordt gezegd, dat na zoveel pausen het einde komt van het Rooms-Katholicisme, dan zullen er velen zijn die zeggen: God zal dat niet laten gebeuren. Anderen zullen zeggen; God zal het laten gebeuren. Wat ze echter vergeten is, dat de profetie helemaal niet zegt dat het christendom te gronde zal gaan. Er wordt alleen gezegd, dat de vorm niet belangrijk is, dat het gaat om het wezen. Als je dat eruit leest, is het positief. Als je hoort dat je zult worden geconfronteerd met God, dat je verantwoording zult moeten afleggen, hoeveel profeten hebben dat niet gezegd, dan klinkt het misschien als een verschrikkelijke beproeving, een oordeel tussen vuur en vlam. Maar het is geen dergelijke kwelling, want de eeuwige rechtvaardigheid spiegelt zich in de schepping. Men heeft zichzelf lief in het beeld dat hij ontdekt. Het oordeel dat God uitspreekt is alleen je wijzen op de plaats waar je behoort. Jouw plaats in het geheel zoals Hij het heeft opgebouwd.
Het is een plaats zonder macht. Het is een plaats waar het wezen zelf de taak bepaalt, waar de taak zelf de zin van het leven is. Dat is voor velen moeilijk te aanvaarden, dat begrijp ik wel.
Maar als een profeet u zegt, dat gij geroepen zijt worden voor de rechterstoel Gods, dan heeft hij gelijk. De rechterstoel Gods is echter niet de veroordelende rechter die de aarde kent of misschien de eenzijdige en bevooroordeelde rechter die op aarde vaak de hoofdrol speelt.
Neen, het is juist de rechter die begrijpt. Zeggen de Fransen niet. Tout comprendre c’est tout pardonner. Als je alles begrijpt, dan blijft er geen schuld over, dan kun je alles vergeven. Maar je wezen dat kun je niet ontkennen. Geen God veroordeelt je tot ontkenning van Zijn werkelijkheid. Het kan hoogstens je eigen waan zijn.
Laat ons lezen in de sterren. De sterren spreken een taal. Een taal die meer omvat dan het wat wervelend spel van een aantal dansende bolletjes rond een zon. Ze spreekt ons van oneindigheden die begrensd zijn. De sterren spreken ons niet alleen van de volheid van het licht, maar ook van de leegte van het duister. Ze spreken ons van het gebeuren dat onvermijdelijk lijkt en gelijktijdig van de vrijheid die wij hebben om het gebeuren te veranderen. De taal van de sterren is voor ons niets anders dan een schaduw van een werkelijkheid die wij niet kunnen beseffen. Daarom lezen wij in de sterren.
Lezen wij in deze dagen, dan zien we in die sterren verwarring en opstandigheid, dan zien wij ze zoeken naar een nieuwe betekenis, een nieuwe inhoud, een nieuwe zin. Velen lezen daarin dan de chaos. Maar ik zeg u, dat degenen die goed lezen daarin niet het begrip chaos zullen vinden maar het leren, de wijsheid, de ontmoeting. Want alleen daar waar de tegenstellingen elkaar aanvullen, alleen daar waar de schijnbaar gescheiden belangen versmelten tot een begrip, alleen daar waar de elkaar bekampende waarheden en wijsheden van de geest en de stof samenvloeien tot één beseffen waaruit kan worden geleefd, kan de mensheid een volgende fase in gaan. Daarom heeft het zo weinig zin te luisteren naar profeten die spreken over de ondergang van het Avondland of misschien over de laatste oorlog waarin in een laatste geschil de aarde zichzelf oplost in een gloed die de mensheid heeft verwekt zonder te beseffen dat ze haar zou verbeteren. Het zijn mogelijkheden, maar niet meer dan dat. De werkelijkheid is een andere. Want al wat er gebeurt in deze dagen zit ook in de taal der profeten, indien ze goed wordt begrepen. Zeker van de profeten van het licht, de hergeboorte, het ontdekken van de nieuwe orde. En dan geen orde die door mensen wordt bepaald, maar een orde die voortvloeit uit het leven en uit het levende zelf.
Als men u spreekt over steden die vergaan, dan denken de mensen aan atoombommen, aan geweld en vernietiging en dood zonder einde. Maar als de mens terugkeert tot de werkelijkheid, zal hij dan niet begrijpen dat hij deel is van een totaliteit, ook van de natuur.
Dat hij niet kan staan buiten en boven de natuur, maar dat hij er deel van moet zijn om waarlijk mens, te zijn en goed te functioneren. Dan zijn de ruïnes van steden waarover men spreekt misschien slechts het bewijs dat ze uit de tijd zijn geraakt, zoals de vele riddersloten die vervallen op de rotsen staan daar waar eens roofridders en machtige heren de handel en de omgeving hebben. Wij moeten begrijpen wat er gaande is. Toch kunnen wij aan de sterren – zelfs als wij ze begrijpen – niet alles aflezen. Want zoals de wijze eens zei; Wanneer wij de sterren lezen, lezen wij in de duistere helft van de baard van God.
Wij lezen in het chaotische principe waarmee wij verbonden zijn juist omdat de vorming voor ons noodzakelijk is. Wij lezen vaak onheil, omdat wij lezend in de chaos vergeten dat ze alleen kan bestaan krachtens het Licht dat de absolute vorming.
Wij zijn uit tegenstellingen geboren, vrienden. Eens is er voor ons een begin geweest waarin een scheiding werd gemaakt tussen licht en duister. Eens hebben wij – hoe vaag dan ook – achter de sluier aangevoeld het werkelijke beeld van Hem die Zichzelve is en beziet in datgene wat Hij voortbrengt. Steeds verder zijn we gegaan van vorm tot vorm, van besef tot besef. Nu hebben wij een wereld die we kunnen beoordelen, maar we weten nog niet dat ons oordeel te zeer gebonden is aan zaken die niet werkelijk zijn. De werkelijkheid is het aangezicht boven ons. En als wij dat aan gezicht en de werking daarvan kunnen terugvinden in alle dingen, dan en dan alleen zullen we ook zonder profeten de taal van de werkelijkheid verstaan in onszelf.
Dan zullen we eindelijk de plaats vinden die ons toebehoort en waarop wij behoren te staan. Dan zullen er eindelijk uit de wanorde die voor ons bestaat, traag en langzaam de vormen oprijzen van die perfecte ordening die de directe weerkaatsing is van de oneindige werkelijkheid achter de sluier waar het Licht is dat wij niet kunnen aan schouwen.
Dit is een inleiding die u waarschijnlijk niet heeft verwacht. U krijgt zo dadelijk alle gelegenheid om u bezig te houden met gegevens die, u zelf belangrijk vindt. U kunt profeten citeren. U kunt uitspraken naar voren brengen. U kunt zelfs vragen stellen over astrologie.
Maar al die dingen zijn onbelangrijk zonder deze inleiding.
Het is vanuit deze inleiding dat ik u probeer duidelijk te maken wat de werkelijkheid en de eenheid is, dat het leven geen leven is tussen deugd en zonde, maar een leven van zijn wat je bent. Daarmee probeer ik u ook duidelijk te maken dat het noodlot niet een voorspelbaar aantal rampen en meevallers zal zijn, maar dat het in wezen alleen onze reactie is op een werkelijkheid die in zich gelijk blijvend is, zodat wij door onszelf te veranderen ons lot veranderen zonder de werkelijkheid daarbij ooit aan te tasten. Ik hoop, dat ik daarin althans enigszins ben geslaagd.
Vragen.
Waarom lukt het toch zo weinig mensen – ook van de Orde – ondanks herhaalde adviezen tot een helder inzicht te komen omtrent de werkelijkheid van het bestaan?
Als je niet een helder inzicht kunt krijgen in je eigen wezen hoe wil je dan het bestaan begrijpen? Ik meen, dat ik daarmee reeds uw vraag heb beantwoord. Want hij, die zichzelf niet kent en een oordeel heeft t.a.v. de buitenwereld, hij veroordeelt wat hij niet beseft en beroept zich op zijn besef van datgene wat hij niet kent. Hoe kan hij waarheid vinden?
Wat is de betekenis van de sluier tussen God en de mensen?
De sluier tussen God en de mensen is een voorstelling die wij gebruiken. Tussen God in Zijn totale werkelijkheid en ons vermogen tot beseffen en aanschouwen ligt een zo groot hiaat, dat wij nooit het werkelijke Licht kunnen aanschouwen. Wij kunnen slechts aanschouwen datgene wat het voortbrengt. Daarom zeggen wij dat tussen God en de schepping een sluier ligt waarin God Zijn schaduw projecteert, omdat vanuit die schaduw de beelden ontstaan van de werkelijkheid die wij kennen.
Hoe kun je het licht in jezelf aanschouwen?
Je kunt het licht in jezelf aanschouwen, omdat het licht dat in je leeft het licht is in de schepping en als zodanig van God uit gezien achter de sluier is. Het is dus niet zo verblindend.
Kan men zijn werkelijkheid of beter gezegd zijn leven ooit veranderen door bijvoorbeeld anders te denken? Men zegt dat denken scheppend is.
De gedachte is de basis van de werkelijkheid die wij beleven. Als zodanig is denken scheppend. Maar wij kunnen nooit onszelf denken tot iets anders dan wat wij zijn. De kracht van het denken wordt dus eerst scheppend, indien wij uitgaan van de aanvaarding van datgene wat wij zelf beseffen te zijn en door ons denken dat wat wij zijn harmonisch proberen waar te maken in al wat wij hebben ontdekt.
Wat kan de mens doen met de gegevens van zijn geboortehoroscoop? Zulks volgens de moderne astrologie.
Een mens kan met een moderne geboortehoroscoop een beeld krijgen van zijn lichamelijk zwakke en sterke punten. Hij kan daarnaast enig beeld krijgen van zijn psyche en de manier waarop die stoffelijk gezien is samengesteld. Het is dus een handleiding voor het voertuig waarin u zich in het leven zult bewegen. Als zodanig zeer dienstig vooral als defecten dreigen op te treden.
Kan het bijdragen tot het jezelf kennen?
Je kunt jezelf kennen in de vorm waarin je nu jezelf als ik-heid beleeft. Je kunt niet jezelf kennen t.a.v. de werkelijke inhoud die al wat tot het “ik” behoort in leven houdt. Anders gezegd. Je kunt niet het zijn van je wezen leren kennen, maar wel het ogenblikkelijke bestaan daarvan.
Het is dus geen sleutel tot je werkelijk wezen?
Zoals uit mijn antwoord blijkt is dit niet het geval, omdat de innerlijke werkelijkheid niet bepaald of beperkt behoeft te worden door de voertuiglijke kwaliteiten die een lichaam bezit.
Betreffen de horoscoopgegevens alleen het lichaam?
Ze betreffen het lichaam en de psyche; d.w.z. de samenstelling van bewustzijnswaarden die in dat lichaam actief is. Ze kan echter niet aanduiden wat de werkelijke persoonlijkheid is zoals deze in een geestelijke werkelijkheid – al dan niet harmonisch – bestaat. Zolang je dit niet kunt weergeven is het niet mogelijk om de innerlijke persoonlijkheid aan de hand van horoscopie te kennen.
Zou u daaronder ook astrale werkingen noemen?
Voor zover die betrekking hebben op de geestelijke werkelijkheid waaruit je stamt, zeer zeker. Zolang ze betrekking hebben op de projecties vanuit de materie, gezien het huidige leven en de daarin de staande psychische verhoudingen, is het mogelijk aan de hand van de horoscoop daaruit enige conclusies te trekken die echter nimmer geheel zuiver en beslissend zullen zijn.
Wanneer wordt het zevende Zegel verbroken?
Op het ogenblik dat de mens beseft welke de vijf Zegels waren die verbroken zijn en welke het zesde Zegel is dat de mensheid nu moet verbreken om te komen tot de werkelijkheid. Er zijn vele fasen in het bestaan van de mensheid (of moet ik zeggen van de werkelijke Adam, de Adam Kadmon) waarin deze langzaam groeit naar zijn optimaal begrip van de Godheid en daardoor naar een optimaal beantwoorden aan zijn eigen wezen. Telkenmale wanneer hij een nieuwe fase ingaat, wordt er een Zegel verbroken. Het zevende Zegel is dat van de mens die werkelijk mens is geworden en als zodanig leert leven met de Godheid. Maar er zijn meer Zegels dan zeven, ofschoon dit volgens de z.g. magische getallenleer vaak wordt ontkend.
Hoeveel Zegels zijn er dan?
Negen. Omdat 9 de volledige scala is van alle trappen die voeren tot het treden voor de Schepper, terwijl de nul op zich geen Zegel kan zijn, daar ze alleen de werkelijkheid bevat. De werkelijkheid kan beleefd worden, wanneer de 9 zichzelf vervult.
Is de overgang naar een nieuw tijdperk dan het verbreken van een Zegel?
Het wordt als zodanig aangeduid. U moet echter wel begrijpen dat dit, zoals vele van dergelijke uitdrukkingen, een gelijkenis is die slechts ten dele stoelt op een geestelijke werkelijkheid.
Is Christus thans in de Himalaya als de Heer Maitreya?
Christus is overal. Om duidelijk te maken dat de schepping deel is van God moest een deel van God worden geprojecteerd door de sluier die ligt tussen de volmaaktheid en de ontwikkeling (onze werelden). Deze projectie wordt dan wel Christus genoemd. Deze Christus is een deel van het goddelijk Wezen, onafhankelijk van zijn functie binnen personen. Als zodanig is dit deel van het goddelijk Wezen te allen tijde en overal in de schepping aanwezig, ook als de manifestatie daarvan binnen een persoon slechts incidenteel zal plaatsvinden op verschillende werelden. Nu ik u dit heb gezegd, zal u duidelijk worden dat Christus overal is, ook in de Himalaya. Maar het zal misschien eveneens duidelijk zijn dat in de Himalaya een Heer Maitreya op het ogenblik niet meer kan vertoeven, omdat de Himalaya de afzondering niet meer bezit waarin een dergelijke groot-geestelijke kracht zich kan manifesteren.
Wanneer een profeet spreekt volgens zijn eigen inzicht en begrip in zake het hem geopenbaarde, hoe kan dan zijn woord van betekenis zijn voor de gewone mens? Moet dit niet tot misverstand leiden?
Dat moet het inderdaad. Want de mens begrijpt van de profeet altijd dat wat hij van de profeet verwacht. Anders gezegd: De profeet is voor de doorsneemens de verwoording van zijn innerlijk weten dat hij ook wel zijn geweten noemt. Maar de profeet zelf geeft waarheid door. Dit wil zeggen, dat voor allen die onder hem staan het gewoon een openbaring is die ze volgens hun eigen wezen aanvaarden. Maar voor zijn gelijken is het een werking van het hogere. Voor degenen die misschien wat meer ingewijd zijn wordt het mogelijk om een scheiding te maken tussen de kracht die in hem spreekt en de woorden waarin hij die kracht heeft uit gedrukt.
God schiep in het begin vanuit Zichzelf de mens. Waar was die mens in deze onkenbaarheid?
Deze mens was ten hoogste een gedachte. Wanneer wij als mensen denken, dan zeggen wij dat wij zijn geschapen naar Gods beeld en aanzijn. Dat is natuurlijk een zeer betrekkelijke waarheid. Maar wij kunnen het als volgt verbeelden: God, Zich openbarend door de sluier, vormde een wezen dat in zijn kwaliteiten en mogelijkheden zoveel mogelijk beantwoordde aan datgene wat Hij binnen Zijn schepping aan Zichzelf wilde tonen. Dit was de mensheid. Naar het beeld van deze mensheid, deze goddelijke gedachte, werd toen in het proces van de tijd en de schepping de mens geboren.
Dat is dan toch niet de mens zoals hij nu op aarde leeft.
Dit is afhankelijk van uw eigen definitie van het begrip mens. Indien wij onder mens verstaan een wezen dat in staat is vanuit zich zijn wereld te kennen en zijn plaats en actie vanuit die wereld eveneens voor zichzelf te beseffen, dan is die mens inderdaad in den beginne geweest. Als wij echter uitgaan van de mens, zoals hij nu bestaat en terugdenken aan andere mensvormen, dan kunnen we zeggen. Het uiterlijk verandert, maar de essentie is gelijk gebleven.
Ik doelde eigenlijk op de mensheid zoals wij.
U trekt het gelijkenisje tussen één cel uit een lichaam en het lichaam zelf. Het is een zinloze vergelijking, tenzij men beseft dat het lichaam niet kan bestaan zonder de cellen.
De cellen zijn in harmonie met elkaar omdat ze het lichaam in stand houden wat bij de mensheid niet bepaald het geval is. Bovendien zijn er vele werelden met mensvormen.
Cellen zijn niet altijd met elkaar in harmonie. In delen van het menselijk organisme is voortdurend een strijd tussen cellen gaande. Toch is deze strijd evenzeer essentieel voor het goed functioneren van het lichaam als geheel. Daarbij zijn er zeer veel verschillende soorten cellen in een menselijk lichaam, elk met een eigen mogelijkheid en functie, elk schijnbaar levend in een eigen wereld maar binnen die wereld functionerend en ongeacht de strijd en al wat zich verder afspeelt juist hier door een essentieel proces vormend waardoor het lichaam kan bestaan.
Hielden ingewijden bij hun voorspellingen rekening met de sterrenloop? Zo ja, in hoeverre?
De ingewijden hielden rekening met de verschijnselen aan de hemel. Dat is weer iets anders dan alleen de sterrenloop, omdat zij uitgingen van het standpunt dat de goddelijke harmonie nimmer beperkt blijft tot een vlak van het gebeuren maar zich overal en gelijktijdig zal manifesteren. Hiervoor was voor hen het kijken naar de hemel wel degelijk belangrijk. Het is echter geen astrologie in de zin waarin men deze tegenwoordig – en ook wel in het verleden – pleegt te beoefenen. Het is een erkennen van een totaliteit en niet een afwegen van details ten aanzien van elkaar. Je kunt dus zeggen, dat de werkelijke ingewijden geen astrologen zijn in de zin van het woord zoals het nu wordt gebruikt. Maar er kan wel worden gesteld, dat voor de ingewijden de hemelen een voortdurende aanduiding zijn van bestaande mogelijkheden en harmonieën. Herleid tot bepaalde werken van ten dele ingewijden wordt echter de sterrenloop erg belangrijk en zal dus het geheel van de eigen manier van werken, de proeven die men doet, de werken die men magisch of occult onderneemt mede worden bepaald door de juiste stand van de sterren.
Kunt u de wijze van werken en de juiste stand van de sterren nog wat concreter maken.
Laten we het heel eenvoudig doen. U heeft een stadskaart. De ingewijde kijkt daarop en zegt; Dit organisme is de stad. De niet ingewijde zegt: zoek de loop van de verschillende straten en hij zegt: Ik ga dat in vierkanten indelen, dan kan ik mij door die stad goed bewegen. Maar de ingewijde zegt; Als ik de stad besef, zal mijn bewegen in haar harmonisch zijn met mijn voornemen. Ik behoef haar niet in details te kennen.
Het beeld van de tweeledige God is er een van dualiteit. Is het niet de bedoeling om daarboven uit te stijgen? Waarom dan zo’n beeld?
Correctie. Ik heb niet gesproken over een tweeledige God, maar over de twee facetten van de ene God. Ik heb daarbij gezegd; er is het licht en deel van het aangezicht en er is het duistere deel van het aangezicht. Tezamen vormen ze één aangezicht. Ik heb gesproken over de lichtende baard van God als geordend en de duistere baard van God als niet-geordend. Maar beide vormen tezamen een baard. Anders gezegd, de tegenstellingen bestaan binnen een wezen en maken daarvan deel uit zodat we niet te maken hebben met twee wezens wat dualiteit veronderstelt en dus een strijdigheid tussen twee machten. Wij hebben te maken met voor ons bestaande afwijkende verschijningsvormen waardoor voor ons twee aspecten kenbaar worden van de eenheid.
Is dat in werkelijkheid dan niet zo?
Wie van ons vermeent zich te zien achter de sluier, als hij nog niet eens beseft dat ze bestaat.
Een van de eerste aanwijzingen van de Tibetaan aan de wordende aspirant was. “De goud-engel verspeelt zijn krachten niet. Diep in meditatie verzonken treedt hij met zijn reflectie in verbinding.” Kunt u deze beeldspraak uitleggen?
Wij kennen een aantal uitstralingen die volgens ons direct moeten worden toegekend aan de lichtende helft van de Godheid. Daarin zijn verschillende kleuren aanwezig. Onder die tinten vinden we o.a. het wit, het goud of geel, het rood en het blauw. Als wij spreken over het goud, dan hebben wij het over de bezielende of levenskracht gevende invloed van het Goddelijke zelf. Als wij dus onze kracht niet verspillen, dan worden wij één met de werkelijke kracht van het Goddelijke. Hierdoor zullen wij het niveau van levenskracht en al wat daarmee verbonden is het Goddelijke voor onszelf als een waarheid beleven en volgens onze voorstelling daaraan uiting kunnen geven. Dat is hetgeen men bij deze inwijding in feite de noviet voorhoudt.
Kunt u de waardevolle aanwijzingen van de Tibetaan in praktijk brengen?
Aangezien er vele wegen en scholen zijn, is dit niet de weg die ik heb gevolgd en nog volg, zoals uit mijn inleiding ongetwijfeld reeds enigszins duidelijk is geworden. Het aanwijzen is niets anders dan het erkennen en de erkenning duidelijk maken. Als ik het licht erken, dan kan ik een ander deze erkenning duidelijk maken, opdat hij hierdoor het licht aanvaardt als een contrast tot datgene wat er in hem bestaat. Maar zo wek ik in hem datgene wat verband houdt met het licht en maak ik hem dus bewuster van mijn werkelijkheid of mijn weg naar de werkelijkheid. Staat u mij toe dat ik nog enkele zinnen hieraan toevoeg, ofschoon ze niet direct op de vraag betrekking hebben.
Als je leert deel te zijn van de harmonie die in staat is de chaos in zich op te nemen, dan is het erg belangrijk dat je deze waarheid in jezelf bewaart. Je kunt haar niet als een totale waarheid aan anderen geven. Je kunt echter wel een ander wijzen hoe hij zelf tot dit besef kan komen.
De taak van de ware ingewijde is niet om in te wijden. De taak van de ingewijde is om de ander te wijzen op de weg die de inwijding mogelijk maakt. En zo hij deze gaat, hem dan met woorden duidelijk te maken wat werkelijkheid is. Zoals de stem bij de duistere gang van inwijding de in te wijden persoon toefluisterde; ”Osiris is een duistere God.” Niet zeggend dat hij demonisch was, maar dat de menselijke voorstelling van Osiris niets anders kon zijn dan de schaduw van de werkelijke kracht van licht die hij vertegenwoordigde. Op deze wijze zoekt een ieder zijn eigen weg en komt tot zijn eigen besef.
Het wijzen op de duistere kant is dat niet pessimistisch?
Een man, slecht van gezicht, moest een weg volgen. Iedereen zei hem: Dit is een prettige weg. Maar één was er die zei: denk erom, er zitten grote gaten in het wegdek. Iedereen zei toen tot deze man: Je bent een pessimist, want zo slecht is die weg niet. De man antwoordde: als een bijna blinde die weg gaat en niet weet welke gevaren daar zijn, dan zal hij vallen en door te vallen zal hij de weg niet kunnen gaan. Het is geen pessimisme om te wijzen op het duister, want alleen als wij weten dat het duister bestaat, kunnen wij het vangen in het licht dat in ons bestaat. En eerst als wij de harmonie zover kunnen doorvoeren dat zij zelfs de chaos van het duister niet ontkent, zullen wij waarlijk bewusten zijn.
Sta mij toe om uit de geloofsbelijdenis van het christendom te citeren. “Hij, die nederdaalde ter helle en de derde dag herrezen is uit den dode.” Dit is een uitdrukking die ook past bij de inwijding. Wie het ware licht wil vinden zal dit nooit kunnen doen als hij het duister ontkent.
Mensen zijn echter geneigd om de duisternis te ontkennen en alleen te zoeken naar het licht. Maar zij, die niet weten dat het duister bestaat, worden juist daardoor het slachtoffer van de duisternis wanneer ze haar ontmoeten. Maar hij die weet, dat hij het licht met zich draagt ook in het duister, is meester van de duisternis. Wie in zich harmonie draagt, kan zelfs de chaos tot harmonie brengen. Wie de harmonie en de eenheid in zich draagt van licht en duister, hij is gevorderd tot aan de sluier waarachter de oneindige werkelijkheid bestaat. Misschien heb ik u daarmee geantwoord.
Voor de christenen is de profeet Jesaja erg belangrijk. Ik bedoel de teksten over de lijdende knecht des Heren. Zou u daarover misschien wat willen zeggen, want dat is voor mij toch nog wel duister.
Waarom zou het duister zijn? Wanneer het voor u duister is, dan komt dat omdat u de eeuwigheid van het licht nog niet erkent. Want wie de eeuwigheid van het licht erkent, weet dat de verschijningsvorm van het licht niet anders kan zijn dan lichtend. En wie leest zoekend naar het licht en niet naar de persoon, hij vindt de uitdrukking van de Christus volledig terug in de profetie. Maar wie zoekt naar de aankondiging en de verkondiging van Jezus, de Messias, en van sommigen na hem misschien ook nog, hij zoekt in wezen naar uiterlijkheden en kan daardoor de zin niet verstaan.
Voor mij was het duister hierin gelegen: er wordt gezegd door o.a. Jesaja: “Straf, die ons de vrede aanbrengt, was op hem.” En dan denk ik direct aan de verzoeningsgedachte die in de kerk zo’n grote rol speelt en die door de O.D.V. heel duidelijk van de hand wordt gewezen. Dat was voor mij duister.
Wanneer u het licht kent en erkent, is het duister er niet. Priesters zoeken vaak zonder het te beseffen zichzelf te verheffen boven anderen. Daardoor plaatsen zij anderen voor raadselen die niet werkelijk bestaan. Want als de straf is op de dienstknecht, van wie moet die straf dan komen? De straf des Heren kan alleen komen van de chaos, van de duistere zijde van de Godheid. Maar de genade, het licht en de rechtvaardigheid kunnen alleen komen van de lichtende helft.
Als u leest met de blik van een die het licht ziet als het eerste, dan staat hier letterlijk dat de chaos wordt verzoend met het licht of met de vorm of met de wijsheid. En dan wordt daardoor duidelijk, dat de leer van Jezus niet de leer is van redding ondanks jezelf bijna, maar van de eenheid waarbij licht en duister met elkaar versmolten zijn en er geen angst en vrees meer bestaat, maar slechts nog de erkenning van het totaal Goddelijke in jezelf en het erkennen van het totaal Goddelijke in de ander.
De enige wezenlijke kwaliteit van het christendom, helaas al te vaak verloochend, is die van de naastenliefde. Maar naastenliefde is voor de priesters niet voldoende, want aan naastenliefde houd je alleen maar dienstbaarheid over en geen gezag. Daarom de genadeleer die men mede op de profeten baseert. En – indien u mij toestaat het te zeggen – die men baseert op interpretaties van profeten die lang niet altijd in overeenstemming zijn met de interpretaties van hen voor wie die profetieën deel zijn van het geloof en de uitdrukking van een verwachting. Het is de ontkenning van het humanitaire om te komen tot een heerschappij uit het Goddelijke.
Misschien zijn die teksten bewust verdraaid of mag ik niet zo vergaan?
Elke vertaling betekent een verlies. Want elke vertaling vindt plaats in analoge begrippen en slechts zelden in identieke. Als je een volkstaal uit een ver verleden eerst omzet in het Grieks, van het Grieks in het Latijn en haar vervolgens laat uitleggen door mensen wier Latijn aan potjes ontleend schijnt te zijn, dan krijg je als vanzelf een vervalsing die wel niet gewild is, maar die desalniettemin de basis kan, worden van een mate van gezag die nooit werkelijk heeft bestaan; die alleen illusie is.
Zijn er dan bewust zaken verdraaid in de kerk?
De kerk is een instelling. Een instelling kan niet bewust of en bewust verdraaien. Zij bezit namelijk geen eigen brein, maar slechts een eigen ordening. Of er mensen geweest zijn, of zouden kunnen zijn die de betekenis en soms de vertaling van teksten naar eigen inzicht verdraaiden, dat is overal en altijd gebeurd. Of je kijkt bij de moslims, bij de hindoes, bij de boeddhisten, bij de christenen, overal zijn dergelijke mensen. Als zij belangrijk zijn in een organisatie, dan kunnen zij dat soms een lange tijd aan anderen opleggen. Maar dan is het nog niet de kerk die verdraait of het geloof dat verdraait, maar dan is het de dwaasheid van de mens, die levend in een leer van het Licht, prefereert de schaduw van de duistere zijde te hanteren als een machtsmiddel tegen anderen. De kerk, heeft ingewijden voortgebracht maar ook een Torqueniada, Grootinquisiteur. Dat moet u nooit vergeten.
SLOTREDE.
Wij hebben gesproken over profetieën en het schrift aan de hemel. Wij hebben in feite gesproken over de verschijningsvorm van waarheid en chaos voor de mens. Ik heb dat misschien gedaan op een wijze die sommige van u heeft verward. Maar toch is al wat ik heb gezegd een werkelijke sleutel tot begrip.
Hij, die kan begrijpen wat ik heb gezegd, kan hierdoor alleen in zichzelf een nieuw begrip vinden. Een begrip, dat hem de sleutels geeft tot zichzelf, maar ook tot de kosmos waarvan de hemelen en hun taal tenslotte maar een symptoom en tegelijk een symbool zijn.
Zoek de werkelijkheid in je zelf. Want uit de werkelijkheid die in je leeft, kom je tot het begrip van de waarheid waarvan je deel bent. Alleen door met die waarheid te leven, die waarheid steeds meer de essentie te maken van al wat je beseft zelfs maar te zijn, leer je lezen in de taal van de profeten.
Dan zul je de ingewijden onder hen kunnen scheiden van degenen die in feite bezeten werden door het chaotisch element van macht, van politiek, van heerszucht. En dan zul je misschien ook leren de taal van de sterren niet te lezen in de ontleding van kleine tegenstellingen
En veranderingen, maar het te ondergaan als een totaalbeeld, een spiegel van de onbekende werelden die je zegt wat het leven is.
Wie weet wat het leven is, bezit de wijsheid om in dit leven zich zelf te zijn en toch voortdurend te vervullen datgene wat de kern is van zijn eigen wezen.
Jezelf vervullen is de basis van alle leven. Het betekent niet: jezelf uitleven. Want dat zijn de uiterlijke zaken die je drijven.
Maar diep in jezelf heb je een vaste vorm. Diep in jezelf heb je een vaste taak. Diep in jezelf ben je een essentieel deel van de totale mensheid die door alle tijden heen bestaat.
Dit te vinden is de sleutel tot alle vernieuwing. Dit te vinden de sleutel tot alle verborgenheden en geheimen van profetieën, van toekomstbeelden en schijnbaar dreigende visioenen.
Er is geen dreiging in dit Al anders dan datgene wat wij voor onszelf tot stand brengen door het duister tot onze heer te maken of het licht uit te roepen tot de vijand van het duister. In de eenheid van alle dingen is de zin van de profetie gelegen. Vanuit de eenheid van alle dingen spreken de sterren de werkelijkheid van de schepping.
Dit te beseffen is het belangrijkste dat er kan bestaan, ook voor hen die willen lezen in de sterren en horoscopen willen maken. Ook voor hen die de godsdienst bestuderen en willen doordringen in de betekenis van de geschriften van lang vergeten heiligen en profeten. Want er is maar één waarheid. Deze waarheid openbaart zich in al het zijnde voor hen die de eenheid van het zijn in zich hebben leren aanvaarden.