Opvoeding en begripsvermogen inclusief onderwijs

image_pdf

1 oktober 1962

We zullen dan vandaag met elkaar gaan spreken over opvoeding, over moeilijkheden, die erbij voorkomen en zo zijdelings ook over het onderwijs.

Nu weten wij allemaal dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn, dus werp nu niet opeens uw eigen mening en inzichten terzijde, omdat ik vanavond hier iets zou zeggen wat anders is. En ik zou graag de punten die ik naar voren breng aan uw aandacht willen aanbevelen. En dan het tweede punt: ik zou graag mijn inleiding zo gesloten mogelijk houden. Na de pauze krijgt u gelegenheid om uw vragen te berde te brengen. Nu zou ik u willen verzoeken, doe dat zo veel mogelijk schriftelijk, dan kunt u dat duidelijker en korter formuleren, dan wanneer u op het ogenblik zelf opeens moet gaan improviseren en uw gedachten moet omschrijven. Ik neem aan dat er op dit punt nogal wat vragen zullen zijn.

Dan zullen we nu maar met de lezing gaan beginnen, met de wereld van het kind, want bij de opvoeding staan we eigenlijk voor het feit dat er eigenlijk twee werelden zijn.

Het kind neemt in een eigen wereld, waarin andere waardering voor de werkelijkheid bestaat, waarin andere wetten regeren dan in de wereld van de volwassenen, een andere plaats in.

Dit geldt zelfs nl. voor de puber, die zich dus ook weer een eigen afzonderlijke wereld pleegt te scheppen. Het kind staat zodra het aan de allereerste behoefte en ouderlijke geborgenheid ontgroeit is, voor een wereld die nieuw is.

Overal zijn nieuwe facetten, die de belangstelling wekken en omdat er zoveel is, zo ontzettend veel wat moet worden ontdekt, moet worden bezien, worden geassimileerd, heeft het kind een betrekkelijk kort geheugen. Nu is dat korte geheugen natuurlijk maar betrekkelijk, want dingen die indruk maken blijven tot in verre ouderdom wel behouden. Maar de aandacht zelf ervoor kan ogenblikkelijk weer verslappen. Dat kind staat verder in een wereld, die hij voor een groot gedeelte maar half of niet begrijpt.

Spanningen, die de volwassenen kennen, zijn voor het kind eigenlijk nog ondenkbaar. De gedachte van werken voor het dagelijks brood bv. is voor het kind iets wat in de verte ligt, waar het mee speelt, waar het over wil dromen, maar dat toch niet de dringende, de feitelijke realiteit is waarmee het wordt geconfronteerd. Daarom zal het kind geneigd zijn, om alles wat niet in zijn eigen opvatting van zijn wereld, zijn droom, zijn spel, en zijn erkennen van alles rond hem past, terzijde te schuiven.

Misschien is dit een troost voor ouders, die zich herinneren, hoe een 6 of 7 jarige om de 5 minuten een bevel pleegt te vergeten of tien maal verzekert iets te zullen doen en het dan prompt nalaat. Men neemt aan, dat het kwaadwilligheid is, maar dat is zeker niet het geval. Het is gewoon, dat het kind andere, voor het kind belangrijker, bezigheden heeft. Verder staat vooral een kleinere mens, die nog niet aan het schoolgaan toe is, in een wereld, die uitermate scherpe tegenstellingen kent. Er is vreugde en er is verdriet. Er is vriendschap en zekerheid en vijandschap. Dat deze waarden elkaar snel kunnen afwisselen in een kind, betekent nog niet dat ze voor een kind minder reëel zijn. Wanneer een kind komt te staan voor een situatie die dreigend is, zal het in een paniek geraken, die voor u alleen maar denkbaar is, wanneer bv. uw eigen wereld plotseling in brokken gaat breken. Maar nauwelijks is de paniek voorbij of de aandacht wordt weer door iets anders getrokken. Het is alweer vergeten.

Alleen wanneer het gevoelens krijgt van eenzaamheid of van onbelangrijkheid, is het geneigd een beroep te doen op die onaangename ervaring, niet om de onaangename ervaring te herleven, maar om de aandacht, om de belangrijkheid, die aan die beleving gebonden bleek in ogen der volwassenen. Ik mag dus wel beginnen met vast te stellen: er is een zeer grote, een haast onoverbrugbare gaping tussen de wereld van het kind en die der volwassenen. Nu echter staat het kind in een wat moeilijker positie, want de wereld waarin het leeft, is de wereld van de volwassenen. Natuurlijk zijn er ogenblikken dat het kind uit kan breken, dat het in volledige vrijheid, eigen felheid en wreedheid, maar ook met absolute loyaliteit zijn eigen wereldje beleeft met leeftijdsgenoten, ik zou zeggen: soortgenoten. Maar het wordt gedwongen om de waarderingen en de maatstaven van de volwassenen te hanteren. Die maatstaven zijn vanuit het standpunt van het kind absoluut niet redelijk. Waarom moet het rechterhandje nu het “mooie” handje zijn? Ik vind het linker net zo mooi. We moeten dus ook begrijpen dat, uitgaand van een absoluut redelijker contact tussen kind en volwassene, de opvoeding eigenlijk niet mogelijk is. Gelukkig kan dat gecompenseerd worden. Het kind, dat sterk aanvoelt en meestal veel gevoeliger en sensitiever is dan de volwassene, baseert zich al heel snel op een gevoel van “aangetrokken zijn”. Van sommige mensen zullen kinderen alles accepteren en anderen kunnen nog niet eens goed doen, al zouden ze willen. We hebben die band nodig en die band die kunnen we terug vervolgen naar de eerste jaren van het kind. Een beschermende genegenheid, waarbij de genegenheid zelf een tweede plaats speelt en alleen geassocieerd wordt met de persoon van de ouders of met de omgeving, maar de zekerheid, de genegenheid zelf, die het gevoel geeft van: “zo is het goed”. Zolang die grote genegenheid bestaat, kunnen wij van het kind dan ook, naar ik meen, eisen, dat het zich aanpast aan de wereld van de volwassenen. Het zal natuurlijk zich verzetten, wie doet dat niet? Een kind ontduikt bevelen van zijn ouders, zijn onderwijzers en een volwassene ontduikt belastingen. Het verschil is meer gradueel.

Daaruit wil ik dus voor de opvoeding graag de eerste paar punten trekken. Wanneer ik het kind te veel respecteer in zijn eigen persoonlijkheid plus zijn eigen denken, zal ik dat kind nooit op de juiste wijze kunnen aanpassen aan de wereld der volwassenen. Alleen wanneer het kind van het begin af aan leert, dat die wereld der volwassenen beslissend is en dat het groeien naar die wereld der volwassenen toe de enige mogelijkheid is, kunnen wij verwachten dat het kind ook snel iets gaat presteren, zal leren en prettig zal reageren. Let wel: geen dressuur, maar een eenvoudig scheppen van de noodzaak, in de gemeenschap der volwassenen mee te leven, als het ware. Geef het kind, vooral als het jong is, een wat ruimer aandeel in de wereld der volwassenen. Beschouw het niet als een klein potje met grote oren, dat maar alleen hoeft te gehoorzamen. Maar beschouw het als een wezen dat zijn rechten en plichten heeft, zo goed als ieder ander mens, ook de volwassenen. Doet men dit niet, dan zien wij eigenaardige situaties ontstaan.

Ik geef hier een voorbeeld, ik zou er meerdere kunnen geven: een kind wordt geboren nadat de vader overleden is; korte tijd daarna. In de wanhoop om haar verlies concentreert de moeder haar totale aandacht op dit kind. Het blijkt ook dat dit kind prettig is, het is vriendelijk, maar het krijgt eigenlijk overal zijn zin. Het wordt een beetje beschermd en wat er ook gebeurt, het is het lievelingetje, het kan niet zoveel kwaad doen. De bestraffing blijft meestal bij enkele woorden en daarin klinkt zoveel genegenheid mee, dat het voelt dat het eigenlijk niet eens oprecht gemeend is . Nu komt voor dat kind de tijd om te gaan leren, maar waarom zou het gaan leren? Het ziet daarin absoluut geen nut. Het wil graag zichzelf blijven. Het resultaat is eerst moeilijkheden. Het kind gaat naar school, maar het kan niet leren. Het heeft geen aandacht, het kan zich niet concentreren, het heeft nl. geen zelfbeheersing geleerd. Het kind is niet in staat om lettervormen te onthouden; die zeggen voor het kind niets. Dat kind wordt beschouwd als moeilijk opvoedbaar. Of zelfs in sommige gevallen, m.i. volledig foutief, als een geestelijk minderwaardig kind. Dat is lang niet noodzakelijk het geval. Maar de moeder gaat onmiddellijk zeggen: mijn arme kind kan niet mee, weg uit die schoolomgeving. Niet proberen om ‘s avonds bij te leren, ‘t arme kind heeft al zoveel te verwerken. Resultaat: op tienjarige leeftijd is dit kind nog niet zover als een broekje van 6 à 7, dat de eerste klas doorloopt. Het zal langzaam leren lezen en rekenen kan het waarschijnlijk, zo ver het gaat om de centjes, waarmee een ijsje wordt gekocht of een snoepje, maar verder niet. Hoe meer dit kind wordt beschermd, hoe meer het als het ware wordt afgezonderd van de verplichtingen van een volwassen wereld, hoe gemakkelijker ‘t zich blijft terugtrekken in zichzelf. Wanneer nu blijkt, dat er geen kameraadjes meer zijn te vinden, die diezelfde vrijheid hebben, diezelfde fantasie, zondert het kind zich van de wereld af. Het vervangt een groot gedeelte van de vroegere spelletjes met vriendjes en kameraadjes door droomspelletjes of een omgaan met kinderen die veel jonger zijn, op voet van gelijkheid. Wanneer een dergelijk kind wordt geconfronteerd met de maatschappij kan het niet mee. Het weigert verantwoordelijkheid te accepteren, het meent recht te hebben op bescherming en het heeft, gezien zijn opvoeding, alle reden om aan te nemen, dat dat ook werkelijk zijn recht is. Een mislukt mensenleven kan dus het resultaat zijn van een liefde, die alles probeert te vergoelijken en zich te veel concentreert op het kind.

Ik geef u dit voorbeeld, om duidelijk te maken, hoe ver de consequenties kunnen reiken van iets, wat we eigenlijk toch wel normaal vinden. Want dat dat moedertje in dat kind een vervanging zag van de man en daar haar hele onderdrukte drang, seksueel en anderszins opspoot in de vorm van een genegenheid en bescherming, ach, dat is wel normaal. Maar het resultaat is niet normaal. Het resultaat is een mens, die zich in de maatschappij niet kan verweren. Daarom is het noodzakelijk dat het kind van jongs af, zelfs als het eigenlijk nog te jong is, om werkelijk iets te doen of te helpen, zijn taak krijgt, dat het een discipline kent. De discipline mag volgens bepaalde moderne psychiaters en psychologen dan alleen voortkomen uit goed- of afkeuring, maar goed- of afkeuring dringen lang niet altijd door in het eigen wereldje. Anders gezegd: het is lang niet zeker, dat zo nu en dan een flinke tik op het zitvlak een psychisch trauma achterlaat voor latere jaren. Maar het is wel zeker, dat het ontbreken daarvan een psychisch trauma doet ontstaan: het gevoel, dat men het recht heeft zonder bestraffing, zij het dan misschien een verwijt, zijn eigen zin te doen.

Het kind beschouwt verder, dat moeten wij goed begrijpen, de wereld van de volwassenen als een tegenstandster, ongeacht de band die tussen volwassenen en kind bestaan kan. Alles wat dwang is, wekt verzet. Er zijn karakters bij die zich uitermate heftig plegen op te winden, wanneer men machteloosheid blijkt. Want zij zien dit niet als een kwestie van alleen maar een uurtje later naar bed gaan of een snoepje extra of mogen lopen waar je wilt. Neen, zij zien dit als een vermindering van hun begrip van eigenwaarde. Nu kan geen enkel volwassen mens ooit zichzelf volledig uitleven. Geeft men het kind toe bij dergelijke driftuitbarstingen, dan komen wij automatisch ook te staan tegenover een kind dat geneigd is, aan te nemen, dat het alleen met drift en met grote woorden iets bereiken kan, zonder te presteren. Een groot gedeelte van de mislukkelingen, die wij onder de moderne jeugd zien en, als ik eraan mag herinneren, ook in vroegere generaties (zij het, dat het toen geen nozems waren, zij noemden het toen wat anders misschien), komen dus voort uit dit gebrek aan overheerst worden. In de opvoeding moet dan ook in de eerste plaats meespelen: de plicht. Het recht wordt beperkt gegeven en wel, voor zover dat verdiend is, binnen de beperkingen van de leeftijd en de eigen mogelijkheden. Een absolute discipline is voor het kind schadelijk. Wanneer dat kind nooit eens een half uurtje later naar bed mag gaan, ook als het heel lief geweest is, omdat je je niet mag laten omkopen, is dat een ouderwets en misschien wel rechtvaardig principe, maar het maakt het kind a.h.w. tot een nog fellere tegenstander van de wereld. Het houdt een wrok tegen anderen, leeft dat tegen vriendjes, vooral kleinere, uit en zal later in de wereld de neiging hebben, om dictatoriaal op te treden. Het minderwaardigheidscomplex moet gecompenseerd worden. Op school zijn dat de typen, die altijd moeten laten zien wat ze durven. Het is vreemd, dat in het onderwijs de typen, die het meest frustrerend kunnen zijn voor de onderwijzers, meestal niet de dommen zijn. Het zijn de meer intelligenten en wanneer we hun voorgeschiedenis willen nagaan, dan komen wij tot de conclusie, dat wij, of wel te maken hebben met kinderen, die nimmer zelfbeheersing en discipline geleerd hebben, dan wel met kinderen die aan een zodanig strenge discipline en een zo groot bestaansrecht gebonden waren, zij de behoefte hebben, om hun eigen persoonlijkheid op de voorgrond te plaatsen. Overigens moet u wel begrijpen, dat de vijandschap altijd enigszins blijft bestaan. Dat is niet de opstand tegen de mens, het is de opstand tegen het gezag. Of u nu ouder bent of een functie in het onderwijs hebt of op andere wijze met de jeugd te maken hebt, u zult ontdekken, dat een zekere vijandschap tegen het gezag bestaat.

Nu zijn er verschillende methoden om daaraan tegemoet te komen. De eerste is: begrijp, dat je ????? moet zien. Leg de nadruk op het essentiële en nimmer op alle slakken zout. Wanneer u iedere fout voortdurend bestraft en er aanmerking op maakt, heeft uw aanmerking op de duur geen enkele invloed meer. Het is zoiets geworden als het voortdurend zoemen van een lastige muskiet, waar je zo nu en dan eens naar slaat. Maar het essentiële, het belangrijke is altijd in het gezin: eigen taak, eigen plichten en ook bepaalde eigen rechten. Een voorbeeld voor die rechten: wij kunnen van het kind eisen, dat het de volwassenen niet lastig valt bij de vervulling van hun taak, maar als vader thuis regelmatig zit te werken, dan heeft het kind het recht, dat het op een bepaalde tijd, dat hoeft niet op de minuut, maar op een bepaalde tijd van de dag dus, vader een uurtje kan benaderen. Dat vader dan niet alleen even kijkt en dan weer met zijn werk verder gaat, maar zich inderdaad een ogenblik aan het kind wijdt. Dat is zijn recht. Zo heeft het recht, van de onderwijzer te verwachten, dat die onderwijzer de moeilijkheden van het kind beseft. Er is een verjaardag geweest en het huiswerk is niet goed gemaakt. U hebt gelijk, meneer de onderwijzer, wanneer u er een aanmerking op maakt, het is uw volste recht. Maar u moet ook begrijpen, dat het een reden heeft. Wanneer de prestatie van een kind in de klas plotseling daalt, dan is er altijd een reden voor. Wanneer u niet met die reden rekening houdt, maar alleen met alle gestrengheid uw pedagogische maatstaven blijft hanteren, dan zal die prestatie verder dalen. Het kind, dat misschien oorspronkelijk u wel geaccepteerd heeft, wordt uw vijand. En tevens de vijand van alle anderen die gezag uitoefenen. Dat wil zeggen, dat dit zelfde verzet wordt overgebracht later op de politie, de chef bij het werk, enz. Al kost het ook nog zoveel tijd, het is de moeite waard dit na te gaan. Een goed onderwijzer stelt zich dan ook regelmatig op de hoogte van de achtergronden van een kind, het milieu waarin het leeft.

Begrijp verder, dat het kind een groot gedeelte van zijn opwinding eigenlijk krijgt door imiteren. Het klinkt een beetje aapachtig, maar het kind imiteert de volwassenen en nu valt daarbij op, dat, naarmate een grote bewondering bestaat voor een volwassene, het kind meer geneigd zal zijn deze te imiteren, maar ook meer aan diens eisen tegemoet te komen. Ik geloof dat het voor een volwassene een zware taak is, om een held in de ogen van zijn kind te zijn. Toch is het noodzakelijk, dat u dit gewicht verkrijgt en bewaart. Een gezin, waarin de ouders elkaar niet voldoende waarderen, kan op die manier voor de kinderen een grote schade betekenen. Wanneer moeder tegen vader zegt dat hij een nietsnut is, heeft het kind in de eerste plaats partij te kiezen. Dat is moeilijk. In de tweede plaats zal het uit minachting, ofwel komen tot een verdediging, wanneer de band met de vader sterker is, of het zal zich tegen die vader verzetten, dat in het huis tot uiting komt in ongehoorzaamheid, enz. en dus een steeds onaangenamer situatie schept. Ofwel een minachting voor de vader en voor alles wat met de vader geassocieerd is. Een wrange persoonlijkheid kan er uit voortkomen en wat erger is, dit kan zelfs invloed hebben op bv. het leren van bepaalde vakken op school. Stel, dat de vader accountant is, dus veel rekent, boekhouden, en de moeder zegt voortdurend, met directe woorden of desnoods achteraf: “Jij bent maar een quantité négligeable”. Weet u wat het kind dan zegt? “Waarom zou je leren rekenen, rekenen hoort bij mensen die minderwaardig zijn.” Resultaat: slechte cijfers voor rekenen, boekhouden, enz. Volkomen logisch.

Wanneer we van hier uit nog een klein eindje verder willen gaan. Het kind, en nu bedoel ik niet alleen het jonge kind, maar de mens praktisch tot rond 18 jaar, leeft door te experimenteren. Het experiment is belangrijk, het is een voortdurend nemen van proeven met de wereld om te zien, wat je kunt doen en tot hoever je kunt gaan. Dat voert tot gevaarlijke spelletjes soms. Maar als kinderen in een boom klimmen op een gevaarlijke manier, omdat zij voor zichzelf moeten bewijzen dat zij niet bang zijn voor die toer, maak het ze dan niet al moeilijk, geef ze desnoods een stevige tik, ze weten dat u dat niet apprecieert. Maar ga vooral niet zitten vertellen, hoeveel gevaren eraan verbonden zijn en dat er zoveel arme kindertjes uit bomen zijn gevallen, want dat kan het kind eenvoudig niet verwerken en als het het verwerkt, heeft het òf een voortdurend angstcomplex: ‘t wordt een obsessie’ of het voelt zich genoopt, om nu met anderen, door nog erger en nog gevaarlijker proeven te bewijzen dat het wel gaat. Ik heb, wat dat betreft, zo gehoord, dat kinderen de laatste tijd nog wel eens de neiging hebben, om zo vlak voor een auto weg te springen en zo. Ik weet niet of dat waar is, maar ik neem aan, gezien de mentaliteit van het kind, dat dat kan. Het kind daagt het verkeer uit. U kunt natuurlijk de mindere zijn, maar als kind de mindere zijn, betekent vaak, onderdanig worden, ‘t slaafje zijn van anderen. Juist degenen, die dergelijke proeven durven te nemen, zullen over het algemeen betere mensen worden. Wat de schuld betreft, zou ik nog het volgende willen opmerken. Het experimenteren van het kind is niet alleen een experimenteren met eigen leven en levenswaarden, alles wat het leert, wil het ook als experiment leren kennen. Wanneer de leeftijd is bereikt, dat een zekere geslachtsrijpheid optreedt, heeft het kind te maken met een sterke verandering in zijn lichaam. Dit gaat gepaard met een verandering in enkele jaren, zelfs van karakter, van houding tegenover de wereld. U kunt dat bij jongens en meisjes soms heel sterk zien. Gelijktijdig is er een zekere angst voor deze verschillen, wanneer men niet tijdig heeft geleerd, dat er twee seksen zijn en wat er verder bij hoort. Nu kun je op school moeilijk een volledige seksuele voorlichting geven, maar je kunt wel begrijpen, dat kinderen op die leeftijd in zeer grote moeilijkheden komen te verkeren en dat deze moeilijkheden zich uiten in afwijkingen in hun werk. Het is typisch, dat in deze periode, dus de leeftijd, zeg maar van 9 – 14 jaar, opeens gevallen optreden van woordblindheid, weigering om te associëren, dat er gevallen optreden van plotseling onhandelbaarheid. En dan, ja, je moet de kinderen inpassen in de volwassen wereld. Dat kun je alleen doen, wanneer je ze precies duidelijk maakt wat er gaande is. Een voorlichting die van de ouders uit wordt gegeven, waarbij zowel de nadruk wordt gelegd op de aansprakelijkheden en de eventuele gevaren alsook de mogelijkheden (niet al te uitvoerig) zal ongetwijfeld het kind helpen deze periode te overwinnen. Krijgt het die niet, dan kiest het plotseling zich bepaalde objecten uit, waarop het zijn onbegrepen gevoelens kan afreageren. Dat kunnen vriendjes of vriendinnetjes zijn. We krijgen in deze periode, juist bij kinderen die weinig weten, de neiging te kijken wat groten doen bij vieze spelletjes en zo. Dingen, waarmee zij zich ook bezighouden tijdens de les. Alle resultaten van dien kunt u zich denken. We vinden verder, dat in deze periode de gevoelswereld verandert en daarbij een gevoel voor schoonheid ontstaat, dat nog niet aanwezig was. Die schoonheid kan soms liggen in de richting van orde, van wet, soms eerder in het chaotische, in het onverwachte. In deze periode wordt voor het eerst ook, typisch genoeg, meestal de eerste werkelijke humor geboren. De grappen van het kind zijn tot nu toe een soort uitdaging geweest of een plagen, een bewijzen, dat het ook nog durft of kan. In deze periode wordt de nadruk op het bespottelijke wel zeer sterk gelegd. Het kind erkent ten dele zijn eigen band met de volwassene en kan aan de andere kant nog niet aan die wereld volledig deelnemen. Hoe sterker het kind in deze periode gebonden is aan de gemeenschap, aan het gezin, hoe sterker het er bij wil horen. Hoe intenser het kind de eenheid met de wereld, waarin het leeft, ervaart, hoe gemakkelijk het zal komen tot het aanvaarden van vaste verplichtingen. In deze tijd moeten regel en verplichting met nadruk worden gehanteerd, maar nu met een mate van vrijheid. Het kind heeft zelf de mogelijkheid nodig om een beslissing te nemen. Hoe meer u probeert, in die periode het kind klein te krijgen, hoe groter uw moeilijkheden. Voor het onderwijs geldt hier weer de neiging van de student om of eenzijdig te studeren of wel alleen maar herrie te schoppen.

De omzetting in het lichaam heeft verder ten gevolge, dat het opnamevermogen tijdelijk vermindert. Wij zien dat bij de jongens meestal rond de 14-jarige leeftijd, bij de meisjes om de 12 jaar, dus twee jaar verschil. Gedurende die tijd kan het kind niet zoveel nieuwe feiten in zich opnemen als normaal, het is te druk met zichzelf bezig. Voor de opvoeder betekent dit, dat rekening moet worden gehouden met het kind en dat men verder moet begrijpen, dat het zijn ervaringen en zijn innerlijk leven niet kan uitspreken. Het heeft er nog geen termen van referentie voor. In deze tijd is het belangrijk, dat het kind een zekere mate van bescherming van een privéleven geniet, ook al is dat niet altijd even prettig. Verder wil ik er op wijzen dat, wanneer eenmaal de geslachtelijke aantrekking zijn werking doet gelden (meisjes 14 jaar, jongens 16 jaar ongeveer) er een spel van verkennen ontstaat. Deze wederkerige verkenningen zullen naar gelang van de tijdsmode verschillen. Van het aanbidden op een afstand tot het vrijpartijtje in een laantje. Die dingen zijn niet ernstig. Het kind moet een gecreëerde mogelijkheid krijgen om zich aan te passen. En wanneer de volwassene zich hier te veel mee bemoeit, wordt de persoonlijke ontwikkeling van het kind onmogelijk gemaakt. Wij krijgen dan mensen die nooit volwassen worden. Werkelijke rijpheid, ook geestelijke rijpheid, wordt het eenvoudigst bereikt door het kind in deze periode, naast de vaste regels, waar het zich aan te houden heeft, een zeer grote vrijheid van denken en handelen te geven. Dit geldt ook voor die inrichtingen van onderwijs, waar kinderen van die leeftijd studeren. De nadruk op persoonlijke aansprakelijkheid dient groot te zijn. Verder zal een kind op deze leeftijd, langzaam maar zeker, inzicht gaan krijgen in de werkelijke verhoudingen in de wereld der volwassenen. Vroeger, toen de verplichtingen zwaarder werden gezien, geschiedde dit reeds op 10 – 12jarige leeftijd. Nu echter kunnen we stellen, dat het werkelijke inzicht in de maatschappelijke verhoudingen voor het kind pas begint op 15 – 16-jarige leeftijd. Hier moet het kind zelf een keuze doen. Die keuze is niet verstandig, maar het droomleven, waardoor het zoontje van de dominee bv. eens absoluut wielrenner wilde worden en misschien zelfs een meisje van een vrome moeder, o schande, opeens zei, dat zij ook zo’n dame wilde zijn, die met mooie kleren achter het raam zat. Gevallen die, naar ik weet, werkelijk zijn voorgekomen en die, althans in het tweede geval aanleiding zijn geweest tot een psychisch trauma, alleen door een verkeerde reactie van de ouders, wordt vervangen door een reëler waardering. In die waardering zoekt het kind. Wat het zegt, zal van dag tot dag kunnen verschillen, ofschoon er ook enkelen zijn, die rond 16 jaar zich reeds een beeld hebben gemaakt van wat ze van het leven verlangen. Neem dat het kind niet kwalijk, begrijp, dat de leeftijd van experimenteren langer zal duren naarmate de zekerheid die het krijgt, dus de persoonlijke aansprakelijkheid kleiner wordt.

Hier heb ik dan een globaal overzicht gegeven van enkele aspecten van de opvoeding. Mag ik kort nog even samenvatten wat er op dit terrein m.i. belangrijk is?

  1. Straf een kind, wanneer het onjuist handelt, kort en fel. Zo leeft het. Praat er later niet over na. Het kind zelf pleegt ook snel te vergeten.
  2. Leer het kind van jongs af dat het in een gemeenschap leeft, waarin het rechten en plichten heeft. Leg op beide de nadruk en tracht vooral niet de plichten te verzwaren of de rechten ter zijde te schuiven, omdat u dit beter convenieert.
  3. Besef, dat niet een beschermen tegen het leven, belangrijk is voor het kind, maar wel een genegenheid, waarin het zekerheid en zelfverzekerdheid kan vinden. Onthoudt, dat het kind in zijn begaafdheid meerdere malen verandert. De vooruitgang van de intelligentie volgens de gehanteerde maatstaven (hier de I.Q.), de vooruitgang daarvan is geen geleidelijke, maar sprongsgewijze ontwikkeling, waarbij de richting der intelligentie soms aanmerkelijk verspringt, bv. in de jeugdinteresse voor geschiedenis, verhaaltjes, de romantiek. Vandaar overgaan naar taal en later ook vreemde talen, is een poging om de eigen verbondenheid met de wereld juister uit te drukken. Vandaar terug op bv. wiskunde, die een nieuwe taal vormt, waarbij het kind voor zichzelf gemakkelijker begrippen kan uitdrukken.
  4. Tracht nooit uw kind een levensrichting op te leggen, tracht ook op school niet een leerling te dwingen bepaalde vakken boven de noodzakelijke norm te leren, maar tracht in eenieder datgene te ontwikkelen, waarin hij als het ware speelt. Juist daar, waar begaafdheid is, kunnen wij interesse aanmoedigen. En zelfs als dit een op zichzelf niet belangrijk vak zou betreffen, wordt daardoor het eigen denk- en combinatievermogen zo geschoold, dat hier later grote vreugden uit voortkomen.
  5. Schuw nimmer een recht uit te spreken tegenover het kind. Probeer, zover het begripsvermogen reikt (dat is meestal iets verder dan u zou durven geloven), eerlijk te zijn. Daardoor wordt het kind het gemakkelijkst binnengeleid in de gemeenschap der volwassenen en zal het op de eenvoudigste en meest juiste wijze zijn plaats vinden.
  6. Besef, dat eenieder zijn eigen idealen moet opbouwen. Tracht uw kinderen niet uw idealen te geven, maar laat ze er wel kennis mee maken. Stel hen volledig vrij in het kiezen van een eigen ideaal. Daardoor maakt u het voor hen mogelijk, in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk te presteren en vreugdig leven, tot een grote prestatie te komen.

Nu heb ik daarmee een deel klaar, maar u zult wel begrijpen, dat wij gewend zijn, om ook ons standpunt te geven. En dat wil zeggen: de geestelijke ontwikkeling van het kind, zover het ligt op het terrein van wat men paranormaal pleegt te noemen. Onthoudt daarbij het volgende: Waar in de tijd, dat het kind in de moeder leeft, bepaalde eigenschappen van sympathische reactie, telepathisch opvangen en zelfs bepaalde vormen van “zien” door middel van gedachten optreden, zal het kind, vooral in de eerste jaren, daarvan een sterk gebruik maken. Het geeft aan de vormen van een paranormale wereld over het algemeen de gestalte, de uitdrukking van bv. de verhaaltjes die verteld worden. Dat wil nog niet zeggen dat het fantaseert. Wanneer het kind rijper begint te worden, zoekt het voor zichzelf een relatie met God. God moet het kind voorstelbaar zijn. Vandaar, dat het de eerste God, die het kent, vereert; een van de ouders of een vriend of in enkele gevallen ook een held of heldin. Vandaar de verering van de zgn. teenageridolen in de tegenwoordige tijd. Hier wil men zich associëren met iets wat de “top” is. En dat is toch eigenlijk wel goed. Langzaam maar zeker groeit het begrip voor de grote complexiteit van de wereld. Daarbij kan het kind nog niet overgaan naar het aanvaarden van een abstracte realiteit. Integendeel, het probeert juist zich aan te passen aan de werkelijkheid. Tot de leeftijd van 10 jaar vinden wij heel veel gevallen van supra normale vermogens, dus het ondergaan van telepathische beïnvloeding, het doen van helderziende waarnemingen, contact met de geest, met natuurkrachten. Maar in de wereld van de volwassenen past dit niet. Het kind zal vermijden erover te spreken en in zichzelf vaak met een gevoel van schaamte deze ervaringen onderdrukken. Het zou prettiger zijn, wanneer deze dingen voorlopig als voor het hier-leven onbelangrijk werden beschouwd, maar als iets, wat in het persoonlijke leven waar en echt zou kunnen zijn. Laat het kind die vreemde mengeling van fantasie en andere, voor u misschien niet direct meer zichtbare werelden en krachten. Onthoudt verder, dat het kind voor een zeer groot gedeelte zijn kracht trekt uit geloof, geloof aan de ouders bijvoorbeeld. Wanneer die ouders falen en het geloof wordt vernietigd, zien we, dat het kind in een psychische crisis geraakt, een crisis, die zich ook uitdrukt in de reactie van dit kind op alle krachten en waarden, die daaromheen zijn. Onthoud, dat het doorsneekind meer vitaliteit opneemt uit zijn omgeving dan u. We hoeven niet te gaan spreken over “mahna”, over “prana”, maar we kunnen gewoon volstaan met te zeggen, dat het kind door zijn beweging, door zijn ademhaling, meer vitaliteit opneemt dan u op kunt nemen. Op het ogenblik, dat wij deze neiging tot spelen, tot intense beweging onderdrukken, onderdrukken we niet alleen de opname van vitaliteit (het kind wordt in feite zwakker en kwetsbaarder lichamelijk), maar zullen wij gelijktijdig de daarmee gepaard gaande uitstraling van geestelijke geaardheid a.h.w. gaan terugdringen. Gun het kind het contact met de natuur, zijn vrijheid, zijn beweeglijk spel, zelfs zijn ruwheid, al voert die tot kleine ongelukjes en verwondingen, het neemt daarin ook bepaalde geestelijke waarden. Leidt het kind binnen in uw eigen geloofswereld, want het is deel van uw gemeenschap en uw gezin, maar leg dit geloof niet voor als iets dat aanvaard moet worden zonder meer. Verbindt er vooral niet een al te grote gestrengheid aan, hoe strenger het geloof is, hoe harder a.h.w. het beeld van God. Hoe meer men dreigt met duivels en boze geesten, hoe groter de kans dat het kind van binnen verwrongen deze krachten waarneemt, het niet waar wil hebben dat ze bestaan en daardoor niet alleen later uw geloof en uw denken verloochent en ondergaan en vervalst, maar zich geestelijk een soort schild, een scherm gaat bouwen, dat niet alleen duistere invloeden moet buitensluiten, maar ook de lichtende, de goede krachten. Wanneer u te maken hebt met een kind, dat redelijk harmonisch gegroeid is, dan moet u eens opletten, hoe achter het scherm van uiterlijke activiteit, zelfs iemand van 14 – 15 jaar diepzinnig kan zijn. De wijsgerige woorden en holle klanken ontbreken nog, maar ergens zit een diep beleven van het bovennatuurlijke. Voor het kind is het noodzakelijk, om, in de plaats van de zichtbare goden van eens, andere goden te verwerven. En wanneer het niet in zijn geestelijke groei verkreukeld is door de dogmatische dwang van de volwassene, zal het vanzelf het contact behouden. Dat dit op de achtergrond treedt, wanneer de volheid van het maatschappelijk leven, van zich inpassen in de gemeenschap het kind opeist, betekent nog niet dat het proces stilstaat. Geestelijke krachten kunnen wel degelijk worden ondergaan en we zullen heel vaak spontane woorden en gedachten vernemen van ook de ouderen onder de kinderen, waaruit ons blijkt, dat zij ermee verbonden zijn ook. Verwacht niet, dat ze dat op uw manier zien of uiten, maar besef, dat elk kind, dat zich ontwikkelt, begint met een band met de lichtende krachten, met de lichtende geest en dat het vanuit zichzelf het duister vermijdt, het verwerpt en vreest. Alleen wanneer de volwassene de wereld van het kind verminkt, zal het onbewust het licht van zich afwijzen en daarmee haast automatisch binnen het bereik van duistere geesten komen.

Nog een laatste woord, dan ben ik met mijn inleiding klaar. Begrijp wel, dat het kind in zijn kinderjaren magisch denkt. Gedachten zijn krachten, zijn gedachtebeelden, zijn werkelijkheid. Daarom kan de stoom plotseling worden tot een stoomtrein, tot een steigerend paard en misschien een tafelblad tot het een of ander raceterrein. Deze magie gaat gepaard met bepaalde formules, die van generatie tot generatie plegen te veranderen. Een aardig voorbeeld van dergelijke magische rituelen en formules vinden wij in het kinderspel, bv. bij sommige aftelrijmpjes, bij bepaalde uitdrukkingen, die worden gebruikt zonder dat zij enige samenhang met de rest hebben, alleen maar om een bevestiging te geven of af te dwingen. Het kind nl. weet onbewust, dat het met zijn gedachten nog veel kan doen en in de puberteit treedt dan ook, juist bij de jongeren, de “Poltergeist” op, de projectie van het “ik”. Die projectie, ten goede gevoerd, kan voor de volwassene en het kind enorm veel betekenen. Neem het kind niet zijn magisch denken en zijn magisch geloof af, confronteer het niet met de menselijke redelijkheid, maar erken ook die onderbewuste wetenschappen en die drang, die in het kind gelegen zijn. Laat het tot op zekere hoogte zijn magische formule behouden. Het is op zich een vorm van onredelijke reacties, die alle tezamen de eenheid van stof en geest in het kind versterken. En daarmee een gezonde geestelijke ontwikkeling van de volwassene mogelijk maken, die, in de stoffelijke praktijk levende, meestal tot ong. 35-jarige leeftijd meer en meer bewust het geestelijk element daarbij te pas gaat brengen. Eis nimmer dat een kind geestelijk denkt, zoals een oudere dat doet. Eis ook niet, dat een jonge mens op die manier denkt aan een vorm. Besef, dat het voldoende is, een zekere eenheid van geest en stof te doen ontstaan om met grote zekerheid later daarin het geestelijk openbloeien, het esoterisch begrip, ja, de diepe godsbeleving te zien komen, die m.i. voor het geluk van de mens noodzakelijk is en hem in zijn relatie tot de wereld een zodanige steun geeft, dat hij voor zich het toch ook magische principe van harmonie, van eenheid, op een juiste en vaardige wijze weet te verwerkelijken.

Daarmee, vrienden, wil ik mijn inleiding afsluiten. Ik wil nog graag even opmerken, dat ik heus wel weet, dat er nog wel het een en ander te zeggen valt. Maar zo dadelijk zijn het uw vragen, die op de voor u belangrijke aspecten een verder zoeklicht werpen en zo u meent dat ik iets niet juist heb gezegd, zal het ook uw kritiek zijn, die ons gezamenlijk een beter beeld geeft van een voor ons allen, de oudsten zowel als de jongsten, belangrijke ontwikkeling van de mens. Het groeien naar een werkelijke eenheid van geest en stof, die ook van de krachten, die op het ogenblik op aarde werkzaam zijn, gebruik kan maken. Ik reken dus op u om mij aan te vullen en te corrigeren en ik ben er van overtuigd, dat ik die verwachting niet helemaal vergeefs heb uitgesproken.

Vragen.

  • Wat wil het zeggen dat op een gegeven ogenblik in het leven van een kind “Poltergeisten” optreden.

Het ligt ongeveer als volgt: er is een zekere vorm van levenskracht, die men bv. in Indië “prana” noemt, maar die in feite ook als een soort protoplasma wordt uitgestulpt, wordt uitgestraald, door middel van een gedachte, vaak een onderbewuste gedachte. En nu kan het zijn dat het kind, meestal is dat in de puberteitsjaren, zo tussen servet en tafellaken in, zijn onderbewuste gevoelens sterker dan voordien op de voorgrond laat komen. Wanneer we nu een type hebben, dat daarbij deze kracht gemakkelijk uitstraalt, dan krijgen we te maken, je ziet dat vaak bij meisjes vooral (de periode dat de menstruatie begint), met borden en kopjes die kapot vallen en deuren die vanzelf open en dicht gaan, in ‘t ergste geval kasten, tafels en zo die door de kamers heen galopperen. Dat pleegt men een “Poltergeist”-verschijnsel te noemen. Een Duitse naam, die moeilijk te vertalen is of men zou moeten spreken van een rommeldebommelgeest. Dit kan vanuit het kind ontstaan zonder meer. Dan is er dus nog sprake van een ingrijpen van geesten. Maar nu kan, ook in die instabiliteit van innerlijk leven, er bovendien nog een geestelijke kracht bij te pas komen. In dat geval wordt het zgn. hysterische element (vergist u zich niet, dat is niet alleen gillen en schreeuwen, daar hoort nog heel wat anders bij ook) versterkt en blijft langer voortbestaan. Dan is er sprake van samenwerking tussen het kind en later de mens, waarbij deze vorm, ectoplasma noemt het dan, maar het is in feite een vluchtige protoplasmavorm, gebruikt wordt om allerhande verschijnselen te veroorzaken. Wat ik hier even aanstipte, was het feit, dat er in het leven van het kind en wel in de periode dat de geslachtsrijpheid aanwezig is, verschijnselen op kunnen treden van zelfprojectie en ook wel eens binding met bepaalde geestelijke elementen. Ik heb dit naar voren gebracht, om duidelijk te maken dat de innerlijke spanning van het kind in deze periode heel vaak gepaard gaat met een projectie naar buiten toe. Is deze agressief: een poging om te ergeren, dan kan daarin dus zeer wel een reeks zeer onaangename situaties ontstaan. Deze behoeven dan lang niet altijd ondeugendheid van het kind te zijn, maar het is eenvoudig zijn onderbewuste houding tegenover de omgeving, die, eveneens onbewust, mede door eigen kracht en vitaliteit, deel van zijn eigen lichaam a.h.w. omzet in het gebeuren. U zult begrijpen dat, wanneer diezelfde gevoeligheid bestaat, maar het kind juist een grote genegenheid heeft voor zijn omgeving op dezelfde wijze menig ongelukje nog goed zal aflopen. Want dan is het het onbewust opvangen van de vernietigingen en tegengaan van de schade en ook daarbij kan op den duur een geestelijk element op gaan treden en dan krijgen we soms hele prettige situaties, die soms zo ver gaan (ik mag niet te lang antwoorden), dat een minderjarige, die zich sterk ten opzichte van de ouders gebonden voelt a.h.w. de omgeving – personen, die daar binnentreden – beïnvloedt met suggestie. Het is een halve hypnose, waardoor deze zich daar anders en prettiger gedragen dan vroeger. Het is mij zelfs bekend, dat een jongmens met een grote bewondering voor zijn vader een directeur beïnvloedde, waardoor de man promotie maakte. Ik geloof niet, dat iemand ooit heeft begrepen hoe dat nu kon. Daar was dus zuiver een uitstraling, een bijna tastbare uitstraling, van het kind. Die legde een idee zo sterk vast in deze directeur, dat deze daardoor een nieuwe waardering kreeg voor zijn ondergeschikte. Ik hoop, dat dit voldoende is?

  • Wilt u dus zeggen, dat de gemoedstoestanden van het kind bepaalde elementen uit de geesteswereld aantrekken?

Dat kan het geval zijn, maar het kind heeft een grotere kracht en vitaliteit, zoals ik reeds opmerkte, en die gaat ook uit van de gedachte dat het kind zelf, dus ook zonder geestelijke elementen, die invloed al schept. Maar logisch is natuurlijk, dat wanneer er innerlijk in het kind een bepaalde vorm van geestelijke rijpheid is ontstaan, daar geestelijke krachten van gelijksoortige inhoud en betekenis vaak tot een soort samenwerking met dit kind komen, ook als het dit niet bewust beseft.

  • Datzelfde geldt dan toch ook voor volwassenen?

In veel mindere mate en wanneer het bij volwassenen geschiedt, dan kan het zijn dat deze het kinderlijk element hebben behouden en daarmee dus ook de kinderlijke mentaliteit. Het kan ook zijn, dat door vele geestelijke ervaringen men zich heeft omgesteld. Maar dat is geen element, dat meer in verband staat met de opvoeding. In de opvoeding mòeten wij ook met deze factoren rekening houden. Het zijn uiteindelijk verschijnselen, die te vaak voorkomen om eraan voorbij te lopen. Wanneer dit bij een volwassene voorkomt, ja, dan wordt het ook weer een vraag, welk element werkt daar en dan meen ik, dat we ook hier heel vaak met een vorm van wat men noemt hysterie te doen hebben: bv. een zenuwspanning, die bepaalde achtergronden heeft, gelegen vooral in het onderbewust seksueel terrein. Dat dit de basis is van waaruit de kracht kan werken, dat klinkt u misschien erg wreed en niet geestelijk in de oren, maar geloof me, elk mens heeft deze spanningen en werkingen. Alleen bij sommigen zijn zij scherper en dan spreken we van hysterie. Dat is lang niet altijd onbeheerstheid of zo, maar dat is doodgewoon die innerlijke spanning, die op velerlei manieren tot uiting kan komen. Als u nu zo iemand ontmoet, die mediamiek of wat ook is, dan moet u niet direct zeggen: die is hysterisch, want dan denken ze dat u hatelijk bent. Ik heb de term gebruikt in de wetenschappelijke zin van het woord.

  • In hoeverre, ziet u verband tussen fouten in de opvoeding en later optredende ziekten, ik denk bv. aan astma.

Dat is een aspect dat ik niet heb aangesneden, maar dat toch wel belangrijk is. Dan kan ook voor de vraag. Als wij een kind zien, waarvan het zenuwstelsel te zwaar belast wordt, dan zal dat kind soms teruggrijpen, zoals een volwassene dat doet, op ziekteverschijnselen van niet goed zijn, van benauwdheid, zoals astma. Het is het begin ervan, in feite onbeheerstheid van de ademhaling, om zich daardoor vrij te kopen van een verschijnsel, een dwang of een situatie, waar het kind zich niet prettig in voelt, aandacht trekken, die het op geen andere wijze kan krijgen. Nu zal dat bij een groot aantal kinderen, omdat er een groot attractief element ligt in het spelen of het uitgaan, onderdrukt worden. Het wordt alleen naar voren geschoven, als er iets onaangenaams gebeurt. Daarna is het direct weer afgelopen. Maar daardoor heeft die mens zich eigenlijk onderbewust geconditioneerd. Want hij heeft voor zich de mogelijkheid geschapen, om een gevoel van onbehagen, van een feitelijk afwijken van de lichamelijke normen, te veroorzaken op het ogenblik, dat er een toestand ontstaat, die niet aanvaardbaar is. Dan zien we dus, uit de feitelijke fouten van de opvoeding, o.m. ontstaan astma, zgn. zwakke maag, migraineverschijnselen, maar bv. ook reuma. Wanneer we dit helemaal ontleden, dan moeten we zeggen: de instelling van de mens in het leven is onjuist, men tracht zich op de een of andere manier belangrijk te maken, aan iets te ontsnappen, door het ziekteverschijnsel te wekken: een psychische inwerking. Dan zal heel vaak, dat is nu het treurige, een gewoonte ontstaan die later bij het ontbreken van de aanleiding, toch het ziekteverschijnsel op doet treden. De innerlijke spanning, waardoor de ziekte ontstaat, wordt een reden om je op te beroemen. Men heeft iets, wat een ander niet heeft.

Nu is het misschien niet aanvaardbaar voor u, dat iemand die astma heeft, daar trots op is, maar het kan voorkomen, dat die astma voor iemand een soort ordeteken is, een onderscheiding van de omgeving. Dat is dan vaak ontstaan uit zenuwspanning en bepaalde fouten in de opvoeding en wordt later een, uit de geest voorkomende, lichamelijke ziekte, waardoor op den duur het stoffelijk lichaam zo zeer op die ziekte gericht kan zijn, dat ‘t maar niet een, twee, drie met een psychische analyse uit de weg te helpen is, maar dat je vaak de psychische instelling moet veranderen en het lichaam nog geneesmiddelen moet geven om langzaam tot het normale terug te komen. Maar let wel, niet iedere astma wordt op die manier veroorzaakt, want astma en ook bepaalde hartafwijkingen kunnen ook ontstaan als overblijfsel van bepaalde ziekten. Zij kunnen ook voortkomen uit zuiver lichamelijke afwijkingen. In enkele gevallen kunnen wij vaststellen, dat aan de hand van de erfelijkheid een soort voorbestemming voor astma of reuma bestaat, dan kan de fout in de opvoeding het verschijnsel scherper tot uiting brengen dan anders, maar er is een feitelijke lichamelijke oorzaak aanwezig.

In principe kunnen we dus de vraag bevestigend beantwoorden. Er zijn heel veel mensen ziek, of wij het willen weten of niet, doordat de omgeving niet bevalt. De resultaten, gezamenlijk invloed hebbend op het kind, zullen de eerste 5 – 7 jaren van het leven bepalend zijn voor het tempo en de richting die het kind inslaat, maar niet voor de reacties, die het tijdens de ontwikkelingsgang zelf zal vertonen. Zodat het resultaat in het totaal van het leven berekenbaar is, maar nimmer als persoonlijke beleving het kind kan worden vastgesteld.

Nu wil ik graag nog eens een heel klein beetje spreken over de opvoeding, maar dan over de zelfopvoeding. Mag dat?

  • Mag ik eerst nog even een vraag stellen over de lezing van de vorige keer? Er is toen nl. van verschillende zijden geprotesteerd, dat er in 1917 nog geen infrarood gevoelige platen bestonden bij het fotograferen.

In 1917 bestonden er, zo zei men, geen infrarood gevoelige platen en dat is in zoverre juist, dat men deze platen zelf voorzag van een gevoelige laag, waarbij aan het zilver enkele toevoegingen, werden gedaan.

Wanneer u wilt weten wanneer de eerste fotografie, al noemden ze dat geen infrarood-fotografie, van warmte-uitstralingen e.d. heeft plaatsgehad, dan vrees ik, dat ik u naar een nog vroeger jaar zal moeten verwijzen. Als ik mij niet vergis, dan hebben proeven in dat verband plaatsgehad omstreeks 1904 en wel in Parijs, waar dit ongetwijfeld ook op de universiteit is besproken en, naar ik meen, zelfs ter sprake gebracht is in de academie zus en zo. Neem mij niet kwalijk, ik ben niet zo op de hoogte. Dat was nl. in de tijd, dat ik nog niet zo lang over was, ik had dus nog interesse voor die dingen. Daarom weet ik dat toevallig. Maar ik geef toe, dat de infrarood-fotografie als zo pas in 1928 begon, hoewel in zeer beperkte mate. Pas volop is die mogelijkheid ontwikkeld in de oorlog, zodat de werkelijk perfect gevoelige films voor dit gebied pas in België zijn gemaakt in 1947 en vanaf 1950 in Duitsland in de handel zijn gebracht.

Wanneer we vanuit de opvoeding van het kind de volwassene bezien, dan blijkt, dat deze in vele gevallen de kinderlijke eigenschappen van ontwijking van het onaangename, de neiging zichzelf geen beperkingen op te leggen en vooral zich alleen te concentreren op dat wat aangenaam is, heeft behouden. Zelfs de kunstmatige blindheid en doofheid voor het minder aanvaardbare blijkt bij de volwassene soms sterker ontwikkeld dan bij het kind. Wanneer u te maken hebt met opvoeding, is dit natuurlijk bijzonder belangrijk, maar voor een ander is dit zeer zeker niet iets wat je zo maar naast je neer kan leggen.

Wanneer u vanuit uzelf wilt streven naar een werkelijk bewust en ook menselijk goed leven, dan zult u in de eerste plaats uit moeten gaan van het feit dat u over uzelf meester moet zijn. “Ik bepaal”, zo moet je tegen jezelf zeggen en wanneer ik voor mijzelf bepaald heb, dan wijk ik daar ook niet van af, tenzij werkelijk dwingende en aanvaardbare redenen aanwezig.

In den tweede plaats: elke mens moet zich kunnen concentreren. Soms vindt u die concentratie wel bij ontspanning, maar niet bij uw werk, maar niet bij ontspanning de mogelijkheid uzelf a.h.w. te centreren op een bepaald voorwerp of een bepaalde toestand. Het is voor een mens in dezelfde opvoeding belangrijk, dat hij ook aan deze concentratie aandacht wijdt. Niet alleen maar voor geestelijke waarden, neen, u moet leren, u scherp op één punt te concentreren, bij wijze van spreken: de courant. Wanneer die concentratie wordt aangetast en er komt iets anders, daar schakelt u die concentratie uit. U zet ze om op het volgende punt. Wees intens geconcentreerd op alles wat je doet, wat je beleeft. Dat is geestelijk belangrijk, maar ook stoffelijk, want daardoor kun je je vermogens ten volle gebruiken voor alle functies in je leven. Dat is zeker voor menigeen noodzakelijk. Begrijp heel goed, dat, zoals het kind staat in een wereld van verzet tegen plicht, een zoeken naar een zo groot mogelijk recht, een zo groot mogelijke vrijheid, ook u in dezelfde situatie verkeert. Alleen u verkeert niet meer in de situatie dat de wereld nieuw is. Het kind gaat uit van zichzelf en van zijn kindergemeenschap, zijn vriendjes en zo. De volwassene gaat uit van de maatschappelijke norm en in vele gevallen zal de volwassene vechten tegen maatschappelijke normen, zoals een kind tegen een besluit, dat het in zich als redelijk erkent, alleen maar om te bewijzen, dat je meer bent. Het is voor de volwassene toch niet noodzakelijk zijn meerderwaardigheid te bewijzen. Onthoudt u van mij: iemand, die bewijzen moet dat hij meer waard is dan een ander, is zeker minder waard, anders zou hij niet de behoefte tot bewijzen gevoelen.

Nu vinden wij op het ogenblik in de wereld van u een beetje een vreemde situatie. Er zijn zeer kort geleden zeer grote geestelijke krachten op de aarde gekomen. Dat is een bron van energie en die energie versterkt zowel alles wat positief als alles wat negatief is, m.a.w. het goede, dat je iemand wilt doen, is intenser, je kunt meer doen, maar als je hem een schop kunt geven, dan vliegt hij ook een paar meter verder, of je nu wilt of niet. Deze toestand nu moet u voor uzelf eens even omzetten in de waarden van het leven in de gemeenschap. Het extreme wordt versterkt, niet alleen in u, in de natuur, in alle dieren, in de mensen, overal. Wanneer u geen beheersing hebt, wanneer u geen meester bent over uzelf en niet probeert het meesterschap te bereiken, dan zult u zich steeds mee laten slepen en daardoor dingen doen, die veel verder gaan en veel verder reiken en meer consequenties hebben dan u ooit had gedacht of verlangd. Beheersing in deze tijd is belangrijk, maar er is meer. Wanneer u zich kunt concentreren op deze dingen, dan wordt alleen reeds uw denken aanmerkelijk scherper. De krachtsverhouding t.o.v. de normale, dus ongerichte gedachte, kan in deze dagen bij volledig geconcentreerd denken oplopen tot 1000, een 1000voudige gedachtekracht en -invloed. Deze invloed bereikt niet alleen de menselijke, maar daarnaast ook de astrale en mentale wereld, terwijl ook geestelijke neventrillingen en stralen optreden. Wanneer u zich goed kunt concentreren, wanneer u zich werkelijk kunt geven aan één gedachte, aan één situatie, dan kunnen wij in deze dagen veel meer volbrengen dan anders. Wanneer u zichzelf laat drijven in deze tijd, wanneer u niet zelf een besluit kunt nemen, dan ontstaan er grote moeilijkheden. Zoals het kind, dat geen besluiten neemt altijd boos wordt en precies het andere wil wanneer moeder een besluit neemt, zo vinden wij ook bij de volwassenen in deze dagen het verschijnsel, dat zij, die niet besluiten, het tegenovergestelde bereiken van wat zij eigenlijk verlangen. Misschien is dat geen opvoedkunde, geen poging om opvoedkundig te zijn zelfs, maar het is een vaststelling van feiten en ik vind het nodig, dit ook hier even vast te stellen. Wanneer u in uw omgang met medemensen de nadruk legt op al het goede, op de harmonische mogelijkheden, die er bestaan, in enkele woorden, het gaat van het gezamenlijk kopje thee tot het gezamenlijk gebed, dan zult u ontdekken, dat er in deze dagen enorm veel bereikt kan worden. Hetzelfde geldt tegenover het kind. Wanneer u in deze dagen open kunt staan voor het kind met zijn wereld, met zijn denken en zijn moeilijkheden, dan zult u ontdekken, dat er een veel grotere sympathie, een grotere samenvloeiing van kracht mogelijk is, dat u het kind beter begrijpt en het kind beter reageert, zonder dat daarom de uiterlijke normen worden veranderd. U zult ontdekken, dat in deze dagen voor u en voor anderen de mogelijkheid is geschapen, om iets nieuws tot stand te brengen. Nog is de tijd voor nieuwe mogelijkheden eigenlijk wat zwakker. Dat duurt voor de meeste mensen nog wel een maandje. Maar het ligt in die kracht, die reeds nu op aarde werkzaam is, het ligt dus ook in uw toekomst, in uw mogelijkheden.

Nu wil ik u niet veel vragen, ten slotte zou dat opvoedkundig niet juist zijn, want dan denkt u allemaal: denk jij maar raak. Maar ik zou u willen vragen, een proef te nemen in deze dagen, alleen maar een proef. Wanneer u iets ontdekt, hetzij een spanning, hetzij een probleem, niet alleen uzelf betreffend, maar ook anderen, probeert u dan eens deze concentratie, probeert u eens om, uitgaande van het feit dat begrip mogelijk is, dat gevoeligheid zelfs voor andere werelden mogelijk is, dat a.h.w. die ander in u op te nemen, uzelf in die ander, in diens toestand te projecteren. Wanneer dan een gedachte opkomt, die nu niet zo 100% redelijk verantwoord is, waarvan je zegt: dat zal wel onderbewustzijn wezen, neem dan binnen de redelijke maatstaven en normen (anders denkt u dat u niet verantwoord bent) de proef met die eigenaardige opwelling, met die instinctieve reactie. Wanneer u het goede zoekt, ben ik ervan overtuigd, dat een of meer van die proefnemingen u reeds duidelijk zullen maken, dat in deze dagen heel veel bereikt kan worden. En als u dan bezig bent, de wereld te verbeteren, mag ik dan nog iets zeggen? Oude bomen kun je slecht verplanten, maar jonge loten kun je daar brengen waar ze nodig zijn om in de komende tijd schaduw te werpen. Geef het meeste van uw kracht, van uw aandacht en begrip daarom aan de jongeren op deze wereld. Zij zijn het, die zo dadelijk de hervorming tot stand moeten brengen. Want de ouderen zullen zich daartoe niet meer kunnen zetten haast. Dat zijn er maar enkelen. Zij zullen mee kunnen werken, maar het noodzakelijke elan, ja ook de tijd, noodzakelijk om die wereld om te schakelen voor die nieuwe, grootse periode, die heeft de jeugd. Geef uw aandacht, uw medegevoel, uw genegenheid, dus ook aan de jeugd en voor uzelf moet u bedenken, dat alles, wat u doet voor een ander, in feite voor uzelf is gedaan. Dat alles, wat u tot in het onbetekenende volbrengt, een vaste waarde kan zijn binnen het goddelijke, die uit de kracht van deze dagen bevestigd wordt. Nu weet ik wel dat u zult zeggen: dat is nu iets, dat bij dit onderwerp eigenlijk niet helemaal past, maar het slotwoord dat mag je toch uiteindelijk wel uitspreken zonder dat het een directe samenhang heeft, dat wij toch ook proberen, het u eventjes precies te zeggen. Wanneer u, zoals u hier bent, met al uw problemen, met uw ongeloof, uw zorgen, uw overdrijving op sommige terreinen misschien, de Kracht durft te aanvaarden (noem die Kracht maar God, want zij is God), als u durft zeggen: Die Kracht helpt mij, is met mij en ik zal uit die Kracht volbrengen, dan zult u ontdekken, dat juist nu de krachten van de Eeuwigen, de lichtende Krachten en wat u noemt de Meesters en Leraren, zelfs het streven van de Witte Broederschap en vele kleinere groepen is samengevloeid tot één groot beeld, één Kracht, waaruit eenieder kan putten. Die overal en in elke atmosfeer, tot zelfs in de dode materie a.h.w. veranderd is. De Kracht van harmonie, de Kracht van de innerlijke, de daadwerkelijke eenheid met alle leven en geest. De mens, die aan die Kracht gelooft en daaruit werkt, die zal zeker (nu kom ik even op mijn onderwerp terug) zichzelf en anderen opvoeden en uit dat punt waaruit de mensheid vrijelijk en niet meer angst- en instinctbeheerst haar menselijk bestaan op aarde kan voeren.

Meer heb ik niet te vertellen, vrienden. Het was mij een genoegen om vanavond met u te mogen praten. Ik hoop dat ik mijn behoefte om te helpen en te dienen, enigszins mocht uitdrukken op mijn eigen manier. Ik wens u allen een sterk bewustzijn van de Kracht met u, een sterk en steeds groeiend inzicht in de noden en moeilijkheden van anderen en zo een vreugdevol bestaan, dat u voert tot werkelijk BEREIKEN.

image_pdf