17 september 1961
Op deze morgen wil ik graag met u spreken over enkele punten uit de oude leer of christelijke leer en vergelijkend daarmede enkele punten uit de nieuwe leer, in de hoop dat u door deze vergelijkingen in staat zult zijn uw eigen standpunt op aarde juister te bepalen.
Wij leggen op dit laatste punt zeer veel nadruk tegenwoordig, omdat naar wij menen het zeer belangrijk is dat de mens de komende paar maanden deze oriëntatie mogelijkheid verkrijgt.
In de oude leer dus zoals Jezus die verkondigd beeft, vinden wij een aantal elementen die bijna verborgen zijn. In de gelijkenissen bv. komen punten naar voren, die algemeen prettig worden uitgelegd, bv.: “Gij zijt het zout der aarde”, vergelijkend: weinig zout maakt het geheel smakelijk. De gelijkenis van het zuurdesem, de gelijkenis van het mosterdzaad. In al deze gelijkenissen wordt getracht een bepaalde verhouding vast te stellen, een verhouding die naar ik meen in het christendom nogal eens verwaarloosd wordt, naar die desalniettemin belangrijk genoeg is. Wanneer wij n.l. aannemen dat er weinig zout nodig is om een gerecht smakelijk te maken, dan kunnen wij ook aannemen dat er betrekkelijk weinig christenen nodig zijn en de mensheid goed te maken. Wanneer wij uitgaan van het standpunt van de gelijkenis zuurdesem, dan kunnen wij stellen dat het weinige, wat men voor het zuren van het brood gebruikt in gewichtsverhouding was dat zeer weinig voldoende is om een zeer grote hoeveelheid deeg te zuren. Anders gezegd: Wanneer iemand een zeker inzicht heeft gekregen, dan zal hij daardoor een sterke invloed uitoefenen op het geheel en het karakter daarvan veranderen. In het mosterdzaadje vinden wij de gelijkenis van het kleine, haast niet met het blote oog zichtbare zaad dat zich ontwikkelt tot een enorme boom, of een zeer grote struik althans, en dat in zeer korte tijd. Hier wordt de nadruk gelegd op het feit dat een betrekkelijk klein begin zich bijzonder snel kan ontwikkelen en daarbij vaak zeer rijke vruchten kan dragen. In al deze drie gevallen ligt dus de nadruk op weinig/veel, een verhoudingsweergave.
In de christelijke esoterie is echter de betekenis niet de algemene, d.w.z. dat de christenen noodzakelijk zijn als zout, als zuurdesem, dat het geloof zich van weinig tot veel ontwikkelt enz. Er ligt een andere grondslag die wij alleen kunnen begrijpen wanneer we beseffen dat Jezus in de eerste plaats een esoterische leer brengt en geen exoterische. Zijn leer is er één van het innerlijk pad, van de innerlijke bewustwording en de innerlijke ontwikkeling. Daardoor zijn deze gelijkenissen niet alleen op de mensheid van toepassing, maar ook op het ik. Wanneer ik in mijzelf een kleine, haast onbelangrijke verandering kan aanbrengen, dan zal mijn gehele wezen daardoor beïnvloed worden. Wanneer ik in mijzelf een bepaald begrip op de juiste wijze ontwikkel, zal mijn gehele persoonlijkheid daar de vruchten van plukken. Wanneer ik een klein begin van waarheid in mijzelf draag en dit niet bewust verwerp en verstik, dan groeit in mij, dit alles volgens de stellingen van Jezus dus, een voortdurend grotere en meer omvattende waarheid, die op den duur geheel mijn wezen a.h.w. overschaduwt.
Deze kwestie van het innerlijk werkzaam zijn kan dan later worden overgebracht naar buiten toe, want zoals Jezus tot zijn apostelen zegt: “Niet dat wat, gij zegt te zijn, doch wat gij werkelijk zijt zal zich weerspiegelen in allen die gij ontmoet en zo mijn waarde en zegel in hen bevestigen.” Een zendingsuitspraak zou je haast zeggen. De gedachtegang van Jezus is dus: de innerlijke mens moet komen tot innerlijke ontwikkeling en bewustwording en als nevenresultaat zal daarbuiten zich eveneens het een en ander, mogelijkerwijs niet alles, kenbaar maken.
De nieuwe leer beziet de zaken enigszins anders, tenminste vanuit een ander standpunt. “Wanneer ik – zo zegt de nieuwe wereldleraar – in mijzelf bewust ben en mijzelf ken, zo zal ik eerst door de uiting van hetgeen ik ben, en de bevestiging van mijn wezen, werkelijk mijzelf zijn. Eerst wanneer ik mijzelf ben, kan ik tot de waarheid en de ware wereld behoren.” Schijnbaar is hier een strijdigheid. Ik zeg schijnbaar, want in werkelijkheid is er niet zo’n groot verschil tussen het innerlijk opgroeien en dan naar buiten toe iets manifesteren en een gelijktijdige ontwikkeling van innerlijk en uiterlijk. De omstandigheden zijn dan ook in het heden en in het verleden nogal different.
Laat mij trachten u een voorbeeld te geven: In het verleden was de mens zeer sterk gebonden aan de gemeenschap. Iedereen kende hem, hij was a.h.w. slechts een deel van deze gemeenschap, een broeder, een zuster, een vriend, een buur, en maar in enkele gevallen was hij een vreemdeling. In de moderne tijd echter is de doorsnee-mens eerder een vreemdeling in de wereld die zo hier en daar misschien enige contacten legt. De verhouding mens tot mens en mens tot zijn wereld is anders en juist daarom moeten we dan ook natuurlijk overgaan tot een totaal ander denken.
In de verhoudingen die liggen tussen innerlijk en uiterlijk is in de loop van 2000 jaren onnoemelijk veel veranderd. Dan moet ook de bewustwording, de realisatie van de verhouding uiterlijk innerlijk en omgekeerd anders worden.
Wat Jezus eens heeft gezien als een verandering die zich van binnen af moest spelen om zo langzaam door te werken op de maatschappij, is nu geworden tot een algemeen aanvaard feit. De gelijkheid van de mens wordt althans theoretisch, door iedereen praktisch wel erkend. De gelijkwaardigheid t.o.v. God zal door niemand bestreden worden. leder voor zich moet nu maar eens uitmaken, zo zou men eigenlijk zeggen, wie hier thuis hoort en wie niet; wie contact heeft met anderen en wie niet.
Hierbij, vrienden, past het woord van de nieuwe wereldleraar, die zegt en dan spreekt hij een ogenblik moderne taal: Wat baat het mij, indien ik duizend schema’s vervaardig, maar hun waarde nimmer in de werkelijkheid beproef?”
In Jezus tijd was de innerlijke omwenteling de meest belangrijke. Eerst daardoor kon de band van mens tot mens zich wijzigen. Eerst daardoor kon op den duur die maatschappij veranderen. Maar nu biedt de maatschappij voor de mens, die veel losser in het leven staat in verhouding dan in die oude tijd, de mogelijkheid om onmiddellijk a.h.w. zijn innerlijke impulsen om te zetten in een redelijke werkelijkheid. Hij kan niet meer een onderscheid gaan maken tussen wat hij van binnen doet en van buiten. Er is een directe samenhang. Deze samenhang moet tot uiting worden gebracht in deze dagen althans, door een zelfstandig denken en overwegen, maar ook een vanuit het ik onmiddellijk handelen.
Dat, wat gij werkelijk en waarlijk zijt, zult gij moeten manifesteren, overal en te allen tijde. Dat, wat in u leeft zult gij moeten zijn en dat, wat uw dromen voortdurend bezwangert, zult gij in de werkelijkheid moeten aanschouwen om er de betekenis van te kennen.
Daarin ligt voldoende conflictstof natuurlijk, want menigeen zal zeggen: “Ja, maar als iedere mens alles wat hij nu van binnen denkt eens een keer tot uiting gaat brengen, waar blijven we dan?” U heeft gelijk, maar laten we het eens omdraaien. Wanneer iedere mens in zich een verborgen wereld sterk gescheiden houdt van een absoluut formele en geregelde wereld buiten hem, waar blijft de mensheid dan? Waar blijft de menselijkheid van de mens? Waar blijft de werkelijkheid dan?
Waarheid en werkelijkheid zijn in deze dagen vaak ver te zoeken. Al wat men u voorhoudt is vervormd, aangepast aan bepaalde begrippen. Een groot gedeelte van de waarheid krijgt ge niet te horen en een ander gedeelte alleen maar in een vorm waardoor de werkelijke betekenis vaak benadeeld wordt: Ge leeft zelf in een wereld waarin een groot gedeelte van uw handelingen en gebaren in directe strijd zijn zelfs met uw innerlijk denken, uw verlangens, uw bewustzijn. Gij zijt dus in deze dagen niet uzelf en ge kunt moeilijk uzelf zijn. Maar indien ge niet uzelf zijt, is er een groot gevaar dat ge ten onder gaat, dat ge dus onder de beproevingen a.h.w. zult bezwijken.
Een andere factor die zeker ook belangrijk is, zoudt ge kunnen omschrijven als harmonie. Hoe kunt U wanneer uw innerlijk anders is dan ge u naar buiten geeft, in harmonie zijn met de wereld rond u? Hoe kunt ge in die wereld, in de mensen rond u, in de voorwerpen rond u de juiste reactie opwekken? Hoe kunt gij een eenheid tot uitdrukking brengen, wanneer ge niet eens uzelf kunt zijn? Wanneer ge de moed niet hebt om uzelf te zijn? Wanneer ge alleen maar de sjabloon zijt, althans uiterlijk, die de wereld van u heeft gemaakt?
Ook dit brengt de nieuwe leer naar voren. In Jezus tijd en in Jezus leer gaat het om de innerlijke harmonie, want de uiterlijke banden zijn er nu eenmaal wel. Er is een zodanig vaste verhouding, een onderling aansprakelijkheidsgevoel in stam en familieverwantschap bv., dat Hij daarom geen nadruk behoeft te leggen. Jezus spreekt over de innerlijke evolutie. Hij wil de innerlijke omwenteling, die dan vanzelf door de vele uiterlijke bestaande banden verder wordt gedragen.
Een nieuwe leraar heeft het niet zo gemakkelijk. Hij moet allereerst beginnen met het scheppen van een uiterlijke harmonie. Hij moet het de mens mogelijk maken wederom deze eenheid met de wereld, met zijn woning, met de mensen rond hem, met alles wat voor hem noodzakelijk is, tot stand te brengen. Vroeger was de vakman, de werkman, de boer, de handelsman, vergroeid met zijn werk. Het was zijn trots, het was zijn leven. Hij was in harmonie met zijn gereedschappen en hij presteerde in verhouding veel meer met zijn primitieve werktuigen dan tegenwoordig menigeen met veel betere en veel fijnere. Kortom in die oudheid was er een harmonie, die tegenwoordig bij een zeer groot gedeelte van de mensen afwezig is.
Maar om de wereld goed te maken, om naast de innerlijke revolutie ook de uiterlijke te zetten, is het noodzakelijk dat alles doorwerkt in de wereld. Daarvoor heb je nodig een zeker zelf respect in die wereld natuurlijk, maar bovenal een zekere waarheid. Je hebt eigenlijk wat menigeen tegenwoordig zou noemen, een soort onbeschaamdheid nodig. Je moet weten: Dat wat ik ben van binnen en van buiten, dat heeft t.o.v. het goddelijke zijn waarde, dat is noodzakelijk voor mijn ontwikkeling, voor mijn bewustwording, maar ook voor de evolutie van de wereld. Ik kan en mag deze dingen niet zonder meer verdoezelen en terzijde werpen. Ik moet ze leven. Ik mag niet zeggen dat ik met veel plezier het een of ander doe, terwijl ik het haat of omgekeerd. Ik moet mijzelf zijn. Alleen zo, door uiterlijk en innerlijk in overeenstemming te brengen, kan de mens ook wederom met alles rond hem de juiste verhouding scheppen, de juiste contacten.
In de nieuwe leer zult u ontzettend veel te horen krijgen over vrij zijn. Een mens moet vrij zijn. Maar vrij zijn betekent eigenlijk harmonisch zijn. Dat betekent niet tegen jezelf, je eigen wegen en je eigen wil ingaan. Dat betekent niet de weg van de minste weerstand volgen, maar eerder aanvoelen datgene, waar je eigen wezen door weerkaatst wordt. Het is zakelijk zo, het is in het werk dat u verricht zo, dat is in uw contact met uw medemens zo, in uw vermaak, zelfs in uw smaak. Daar waar u een contact hebt, een juist contact met de mede wereld, een juiste harmonie, daar bloeit uw wezen open; daar krijgt ge antwoord van buiten; daar zijt ge rijk en die rijkdom heeft u nodig, want de werkingen die op deze wereld bestaan, vragen vele krachten. Het is a.h.w. of u vaak tegen de stroom in moet roeien en dat kunt u niet zonder dat u kracht hebt. In sommige gevallen zal het u lijken of ge voortdurend in strijd gewikkeld zijt met geestelijke zowel als stoffelijke krachten, en ge kunt alleen maar wanneer ge sterk genoeg zijt, uw taak volbrengen.
Jezus stelt: “Vraag en u zal gegeven worden.” “Klopt, en u zal worden opengedaan.” Hij geeft weer, dat alles wat eerlijk gevraagd wordt in het Al, al wat men eerlijk wil doormaken in het Al of binnengaan in het Al, bereikbaar is.
De nieuwe meester moet het echter aanpassen aan een andere mentaliteit, aan een andere sociale vorm, Hij stelt daarom: “Dat, wat gij kent in uzelf, kunt ge uit God verkrijgen. Dat, wat gij zijt in uzelf, zult gij in God en zijn schepping weer vinden. Dat, wat gij zelve werkelijk verlangt, is een werkelijk deel van uw leven. Dat, wat ge werkelijk verwerpt, is de vijand van uw wegen en uw bewustzijn.”
Hij probeert de mensen duidelijk te maken dat het niet genoeg is om op de knieën te zinken en te bidden; dat er een persoonlijke actie vereist is; dat innerlijk en uiterlijk samen moeten gaan.
Misschien ligt de verhouding tussen u en ons in de geest weleens een beetje in de stijl van de beste stuurlui die aan wal staan, want wij kunnen gemakkelijk zeggen: “Mensen, jullie moet allerhande dingen gaan veranderen.” Wij zien dat het nodig is en wij zien wat het uiteindelijk voortbrengt, maar we zien niet hoe u de situatie op het ogenblik ervaart. Wij kunnen het ten hoogste benaderen door het aflezen van uw gedachten. Ik geloof, dat we ditzelfde ook van toepassing kunnen verklaren en op Jezus en op de nieuwe wereldleraar. Ook zij moeten, noodgedwongen, afstand nemen van uw persoonlijk leven, van uw persoonlijke problemen. Zij zijn niet in staat om daar een directe oplossing voor te brengen. Zij kunnen u alleen de weg aangeven die u moet gaan en die weg zal in de eerste plaats het doel hebben u een zekere zelfkennis te verschaffen, u duidelijk te maken wat wel en wat niet aanvaardbaar is; wat voor u wel en wat voor u niet past. Eerst daarnaast, als op een tweede plaats misschien, komt dan de vernieuwing door een leer. Vergeet niet: uw eigen leven moet u zelf leven, dat kan geen Jezus voor u doen en geen nieuwe wereldleraar, geen geestelijke meester, niemand en gij kunt dat leven zolang ge in de stof zijt, niet alleen maar innerlijk afdoen. Ge moet innerlijke wereld en menselijke wereld met elkaar in overeenstemming brengen, in harmonie. In de nieuwe tijd wordt daarvoor uitdrukkelijk de daad gevraagd. Die daad wordt niet omschreven. Die daad kan evengoed zijn een gave, een ogenblik tijd ter beschikking van een ander, als misschien een heel leven wijden aan de verpleging van zieken of iets dergelijks. Voor een ieder kan dat anders zijn dus. Die daad omschrijf je niet, die ligt voor iedereen op een ander niveau. Maar één ding is zeker. Die daad krijgt alleen werkelijk gewicht, die wordt alleen werkelijk belangrijk wanneer zij harmonie in de wereld brengt.
Jezus praat over die harmonie niet zoveel. Hij neemt ze a.h.w. aan. Wanneer men maar goed is voor zijn medemens, wanneer men de juiste relatie heeft met God, komt dat vanzelf. In de moderne tijd kun je dit niet als vanzelfsprekend beschouwen. Het is goed in een tijd dat God voor de mens alles is, dat God de beschermer is en de rechter en al, maar dat kun je niet zeggen in een tijd waarin God in vele gevallen een vaag en onbekend iets is wat je misschien eens een ogenblikje beleeft, maar wat eigenlijk in het dagelijks bestaan zo weinig te zeggen heeft.
In het heden moet je trachten om die dingen zuiver en nauwkeurig te omschrijven en dan wordt dat begrip harmonie buitengewoon belangrijk.
In de nieuwe leer en de stellingen van de wereldleraar vinden wij a.h.w. het refrein: Mens leer harmonisch te zijn, niet slechts met andere mensen, maar met al wat is in geest en stof en wees bovenal harmonisch in uzelf. Innerlijke harmonie is een eerste vereiste, een eerste behoefte. Die innerlijke harmonie kun je nooit bereiken door jezelf te delen in twee delen. Door te zeggen: Hier heb je mijn geest en mijn dromen en daar mijn werkelijkheid. Dat gaat niet. Daar kun je niets mee bereiken, daar kun je niets nee doen. Je moet uitgaan van het standpunt: Werkelijk harmonisch in mijzelf ben ik slechts wanneer ik mijn beleven, materieel dus voor u, en mijn innerlijk leven als eenheid kan zien. Hoe meer u in uzelf een bent, hoe vrijer u a.h.w. bent geworden door uw eigen wezen duidelijker te uiten, hoe gemakkelijker u die harmonie ook met anderen vindt.
Stelt Jezus dat wij in alle dingen op Hem moeten betrouwen, dat Hij en de Vader één zijn, de nieuwe wereldleraar stelt het anders. Hij wil niet meer het persoonlijk beroep hebben, want hij weet, dat dat niet voldoende is; dat wordt afgoderij; dat wordt een strijd tussen het wezen van de wereldmeester of wat men er van maakt en de mens zoals hij is.
De wereldleraar stelt daarom: Alle dingen zijn één door de kracht die ze geschapen heeft. Wat men in zichzelf omtrent zichzelf; en de scheppende kracht erkend heeft, dient de band te vormen met al wat leeft rond u. Naarmate gij meer van uzelf bewust zijt zult gij een grotere eenheid en harmonie met anderen bezitten. Naarmate deze eenheid en harmonie met anderen in geest en in stof tot stand komt, zult ge meer meester zijn over uzelf en over al hetgeen, wat van lagere orde is dan jezelf bent. De praktische kant hiervan is deze: Wanneer ik mijzelf harmonisch voel met iets, wanneer ik mijn innerlijke overtuiging, mijn behoeften geestelijk en lichamelijk enz., mijn angsten, mijn begeerten, geen geweld behoef aan te doen en desondanks weet, dat zij goed zijn, zodat ik niet mijzelf a.h.w. vrees of haat om hetgeen ik ben of doe, dan kan ik in alles rond mij een reactie wekken. U ziet het zo vaak: Een verkoper die in zijn artikel zelve vertrouwen heeft, verkoopt gemakkelijk. Hij wekt een zekere harmonie. De priester, die in zijn God gelooft kan zelfs in hen die zijn God niet aanvaarden een zekere vrede, een zekere aanvaarding tot stand brengen, ook al is hij voorlopig aan zijn eigen wezen gebonden. Duizend voorbeelden. Waar wij vanuit een harmonie, die zowel innerlijk als uiterlijk tot uitdrukking wordt gebracht, de wereld benaderen is ons niets onmogelijk.
“Indien ge gelooft is niets u onmogelijk” zegt Jezus, en de mens heeft dat uitgekiend en omschreven en uiteindelijk is hij met deze oplossing gekomen: Als je nu maar gelooft dat de dingen mogelijk zijn, dan gebeuren ze wel eens. Nietwaar?
De wereldleraar zegt het voor deze tijd veel duidelijker: Wanneer je innerlijk zeker bent, wanneer je harmonisch bent, is niets je onmogelijk, want al waarin je zelf volledig vertrouwt en gelooft zonder twijfel, al wat je durft en kunt uiten vanuit die innerlijke zekerheid, zonder ook maar een ogenblik verder na te denken, zal slagen, in het geestelijke zowel als in het stoffelijke. Elk voorbehoud dat je innerlijk maakt zal zich in het uiterlijke weerspiegelen en al wat zich in dat uiterlijke weerspiegelt betekent een vermindering van harmonie. Hoe minder u innerlijk dus zeker bent van uzelf, hoe groter de mogelijkheid dat ge ook in de wereld een mislukking zult moeten boeken. Misschien vraagt u zich af waarom ik juist hierop de nadruk leg, maar u staat tegenwoordig in een zeer moeilijke tijd. Het leven is in vele gevallen wat onrustig. U voelt u zo vaak een beetje bedreigd, vandaag door atoomproeven en morgen door een mogelijke oorlog, nietwaar? Daarnaast zijn dan nog uw zakelijke zorgen en misschien rekeningen die niet op tijd betaald werden of worden, kortom er is altijd wel iets om over na te denken. Wanneer u daar het slachtoffer van wordt, dan zult u niet alleen de dingen nu ondergaan, maar u zult ze versterken. Op het ogenblik dat u positief bent echter, wijst u ze af. Om dat te kunnen doen moet je in de eerste plaats wáár zijn. Er moet een eenheid zijn tussen uiterlijk handelen en innerlijk veten. Je moet a.h.w. jezelf spontaan kunnen uiten, juist op de belangrijke punten.
In deze vergelijking heb ik misschien niet alles duidelijk gemaakt, maar ja goed, er zal over de nieuwe leer, over de wereldleraar en al wat erbij behoort in de komende tijden nog heel wat worden gesproken, Ik hoop dat ik één punt echter volkomen duidelijk heb gemaakt en dat is: De opvattingen die in het christendom opgeld doen dat het genoeg is tot God te bidden en innerlijk alleen maar eens te vertrouwen passen niet voor deze tijd en zijn daarom voor deze tijd onwaar; zij moeten vervangen worden door het zelfstandig daadwerkelijk streven, waarbij innerlijk wezen en uiting een zo goed en zo groot mogelijke overeenstemming moeten bereiken. Het is in uw dagen meer dan in het verleden en waarschijnlijk ook meer dan in komende tijden belangrijk, dat gij u zelf tot een voortdurende harmonie brengt. Alleen zo kan de nieuwe leer voor de mens een werkelijke bevrijding worden; alleen zo krijgt Jezus leer, Jezus werkelijke leer, opnieuw waarde, betekenis en inhoud; alleen zo kan de mens zijn ondergang, of tenminste zijn voortdurende strijd met al rond hem omzetten in een harmonisch opgaan, een harmonische samenwerking waarbij al wat zijn middel is zich harmonisch met hem voegt, a.h.w. deel van hemzelf wordt en al hetgeen hij volvoert geschapen wordt met een directe weergave van het goddelijk ritme der schepping.
Ik hoop dat ik in deze kleine lezing u iets verder heb gebracht in uw denken. De consequenties hiervan zult u zelf moeten trekken, want voor ieder uwer liggen deze anders. Een zeker zelfonderzoek, een begrip voor de bron van uw eigen ontevredenheid, uw eigen disharmonie, een begrip van uw wensdromen en hun oorzaken, zowel als van uw fouten, uw terughoudendheid en dwaasheden in de stof, dient aanwezig te zijn, maar verwerft gij u dit, dan zult ge juist in deze dagen, zeker in de eerstkomende jaren, tot waarheid zien worden dat oude woord van Jezus, dat gij slechts. behoeft te vragen om te verkrijgen en dat geen oord, geestelijk of stoffelijk, u gesloten blijft indien ge werkelijk wenst binnen te gaan.
0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0
Het is natuurlijk altijd een soort avontuur wanneer je probeert om de nieuwe leer aan de mens helemaal duidelijk te maken; want weet u, de nieuwe leer zoals die van de wereldleraar, vraagt natuurlijk een ander moreel gehalte dan de wereld op het ogenblik heeft. Er zijn mensen, die kunnen bij wijze van spreken in de aarde zoeken naar schatten en die vinden dat kleine beetje gouderts dat er midden in de rots zit. De doorsnee-mens tegenwoordig zoekt naar dat kleine beetje rots wat in een heleboel goud zit. M.a.w. de benadering is tegenwoordig absoluut negatief. Je kijkt altijd naar het lelijke, het onaangename. Zolang je dat doet heeft de verklaring van de zin van de wereldleraar, van zijn leer, zijn redevoeringen en zo eigenlijk geen betekenis, want de mensen die dat horen zeggen: “O, ja, nou dat zou in de bijbel kunnen staan, dat is oude koek en als ze daar nu mee beginnen, wat moet dat nu in ’s hemelsnaam worden?”
Dat komt omdat de doorsnee-mens niet begrijpt, dat als je werkelijk het goede zoekt, eerlijk en oprecht, dat je ook alleen het goede behoeft te vinden. Er is in het leven, wat dat betreft eigenlijk in de geest net zo goed hoor, altijd licht. Wat meer is: er is altijd goddelijk licht. Maar een hele hoop mensen doen mij altijd denken aan sommige geesten die het duister in vluchten. Rondom hen is het licht, maar ja, het aanvaarden van het lichte betekent afstand doen van een hele hoop vooropgezette meninkjes. In de geest is dat dan meestal omtrent jezelf en omdat je geen zin hebt zo in je hemd te staan, zet je het op een lopen en dan zeg je dat je in het duister leeft, maar dat is je eigen schuld. In feite is er licht.
Nu, op aarde is het precies zo. Er is licht genoeg. In alle dingen kun je het goede vinden, zelfs in de dingen die de mensen op het ogenblik iets verschrikkelijks vinden als atoombom proeven: daar zit iets goeds in. Ik hoor er een denken: “Nou, ik zou willen weten wat?” Dat zal ik dadelijk nog even vertellen, maar ik ga eerst dit afmaken. Per slot van rekening, stuk voor stuk en de rest in brokjes hé?
Nu, moet je eens luisteren, wanneer je dat goede zoekt en je aandacht richt op dat goede, dan moet je dat slechte wat erbij zit, natuurlijk wel ten dele op de koop toe nemen, maar het wordt onbelangrijk en doordat je met het goede werkt en met het slechte niet, ontwikkelt het goede zich en het slechte verkommert langzaam, zodat je eigenlijk moet zeggen: “Ja het is net als die kwestie van die boer hé? Een boer had tarwe gezaaid, maar op een gegeven nacht kwam er een vijand, die zaaide er onkruid tussen, dat kunt u in de Evangeliën vinden. Toen zeiden de knechten: “Heer, wat moeten we nu doen? Moeten we al dat onkruid eruit gaan trekken?” “Nee,” zei de baas,” wacht daar nog maar even mee jongens, want op het ogenblik is het nog niet zo dat het graan verstikt wordt door het onkruid, Als we zo dadelijk gaan maaien dan gaat het onkruid er vanzelf uit.” En dan hebben ze dat allemaal natuurlijk toegepast op de slechte mensen en de goede mensen. Ja, want het is natuurlijk erg beroerd als je gelooft in een rechtvaardige God en je buurman die is me daar verdorie voortdurend aan het zondigen en die wint de honderdduizend en jij met al je braafheid je hebt voor de 37e keer een niet. Het is toch zo? En dan geloof je dus dat die slechten later er wel uitgehaald worden. Ja, het is een oplossing, maar is het nu eigenlijk wel juist? U moet me niet kwalijk nemen, maar is het wel juist? Is het voor onze daden in de eerste plaats eigenlijk niet dat die gelijkenis geldt? Wanneer wij goed doen, nu ja dat komt weleens een keer voor, dat hoop ik tenminste voor u, hé, dan zullen we ook weleens kwaad doen. Wanneer wij proberen het kwaad uit te roeien zullen we ons zelf het goede onmogelijk maken. Dientengevolge moeten we goed en kwaad voorlopig maar samsam nemen en pas op het ogenblik dat het goede dus zijn ontwikkeling heeft, dat het zijn hoogtepunt bereikt, en het dus vrucht draagt, dan kunnen we het van het kwade scheiden.
Je moet de dingen nemen zoals ze zijn, maar degene die alleen kijkt naar het groeien van het onkruid, die kan er wel zeker van zijn dat hij het graan óf te vroeg maait óf dat het zo rijp is dat de halmen al half uitvallen, half leeg zijn. Die komt altijd te kort. De mens, die op het goede let haalt uit de wereld het meeste. De mens, die het goede ziet in alle dingen zal in staat zijn, ongeacht de vele dingen die minder goed of minder juist zijn, tenslotte de oogst binnen te halen. Nu en dat is nu eigenlijk alles wat die nieuwe wereldleraar zegt. Maar voor een hele hoop mensen is dat erg vervelend, want als ze overal het goede in moeten zien, waar moeten ze dan eigenlijk over gaan klagen en dat doen ze nu eenmaal zo graag. Kijk en dan bekijken de mensen het verder allemaal erg vanuit hun eigen standpuntje: Het zou voor mij weleens zus of zo kunnen zijn of dit of dat betekenen en ze vertikken het meestal de grote lijn te zien. Nu moet je het zo zien in die gelijkenissen; in dat korenveld zullen er heus weleens een paar aren niet tot ontwikkeling komen omdat er onkruid staat hoor, maar de oogst als zodanig wordt alleen gered door het onkruid mee te laten groeien.
Nu als we dat nu even omzetten, dan zal ik nog even vertellen wat er aan de atoombommen misschien goed kan zijn. Nu klinkt dat heel erg gek hoor, maar neem ze nu maar eens op de koop toe. Kijk eens, u weet allemaal, vroeger werd de mensheid op peil gehouden door de moeilijkheden die ze hadden. Door oorlog, door pestilentie, hongersnood en wat er verder nog meer was, ging de zwakste steeds dood, de sterkste bleef leven, het menselijke ras werd beter, werd sterker. Ja, en toen kwam er op een gegeven ogenblik een tijd dat ze zeiden: Ja, maar nu moeten we het eigenlijk een beetje anders gaan doen. Jongens, we gaan niet kijken wie hebben we nodig om te zorgen dat de mensen te eten hebben, we gaan kijken wie kunnen we missen b.v. bij de militairen. De besten worden naar het front gestuurd, die gaan dood en degenen die platvoeten, schele ogen, beschadigde longen plus een kromme rug hebben blijven leven. Ja, het klinkt misschien een beetje gek, maar het is toch zo? Het gevolg is dus dat al die sterke fikse kerels, die dus zouden kunnen helpen om de wereld aan erfelijk goede voertuigen te helpen kassie 6 gaan voor ze een gezin hebben gevormd, nietwaar, en die zwakkelingen, die trekken de kinderbijslag wel.
Dus er is eigenlijk geen natuurlijke selectie meer. De mens heeft zijn goed verdedigingsmechanisme zo ver opgevoerd dat hij op het ogenblik zichzelf tegen zichzelf verdedigt, d.w.z. tegen de natuurlijke selectie die in zijn ras noodzakelijk is.
Stel nu eens dat die atoomstraling komt. De sterkste mensen, de meest gezonde mensen zullen er het best tegen kunnen. Het zullen de zwakkeren zijn, die er in de eerste plaats onder lijden. Begrijpt u wat ik bedoel? Er zou dus een natuurlijke selectie op gaan treden weer. De sterksten degenen die het meest adoptabel zijn, die zich het beste aan kunnen passen intellectueel en lichamelijk, die blijven over. Nu zult u misschien zeggen: Ja, maar als ze nu een atoombom op een stad gooien, wat dan? Nu ja, dan zijn er misschien mensen bij die die gevoeligheid hebben, die premonitie, waardoor ze juist de stad uitgaan voordat dat ding valt. Nu, dat is voor het menselijk ras een erg waardevolle eigenschap, die moeten bewaard blijven en al degenen die zo stom zijn om te geloven dat het toch niet gebeurt, nu ja laat die dan maar gaan. De geest leeft toch voort. Die geesten kunnen wel weer terugkomen, die vinden wel een lichaam en als ze een beetje geluk hebben dat die selectie dus weer wordt voortgezet, waarschijnlijk een beter lichaam dan ze hebben gehad in het verleden, dus betere mogelijkheden.
Als je het goed bekijkt komt er eigenlijk niemand aan te kort. Het enige ellendige is dat er mensen zijn die die atoombommen als dreiging willen gebruiken. Maar omdat de mensen dat doen en die proeven als een soort afpersing willen gaan gebruiken en zo, zullen andere mensen zich meer van hun verantwoordelijkheid en van de rechten van de mens bewust worden en ze zullen dus deze mentaliteit gaan bestrijden naar ik hoop en niet alleen maar het gebruik van atoomwapens, wat ook weer een punt ten goede is, zodat als je het goed bekijkt, eigenlijk in die atoomproeven een hele hoop goeds gelegen is. Waar of niet? Vanuit uw persoonlijk standpunt kan het weleens minder prettig zijn, dat geef ik toe, maar over de hele linie genomen, geldt dat toch wel. Per slot van rekening u zit hier ook maar voor een kort ogenblikje, nietwaar, de aarde is een doorgangshuis waar je binnen komt om een lesje te leren en je het hopelijk geleerd hebt voor je er alweer uit wordt geschopt door magere Hein. Die tijd dat u hier bent, is niet belangrijk, maar wel het feit dat, als u terug moet keren dadelijk, u niet terecht komt in een ras van zwakkelingen en zo, maar dat u in een stevig ras terecht komt en dat u niet in een ras terecht komt wat wreedheid en afperserij en zelfzucht en eigenwijsheid tot grote deugden heeft verheven, maar juist in een mensheid die eindelijk geleerd heeft de nadruk te leggen op harmonie, op samenwerking, op respect voor een ander.
Dus in de grote lijnen zijn die dingen inderdaad nog niet zo kwaad als ze lijken. Ze hebben althans een hele goede kant. Kijk, dat vinden we nu overal. Dat vinden we bv. ook in de verhoudingen van dictatuur bv. en volksregering. Kijk eens, u moet het goed begrijpen. Een werkelijke volksregering betekent een regering waarbij iedereen zoveel mogelijk zijn eigen zin doet. De doorsnee-mens zal, wanneer hij zijn eigen zin helemaal kan doen, op het ogenblik nog zelfzuchtig handelen. Volledige zelfzucht betekent volledige anarchie. Volledige anarchie betekent ineenstorting van elke sociale verhouding, het eenzaam worden van de mens en daardoor mogelijk zijn ondergang, want hij kan alleen in groepen bestaan. Begrijpt u? Dus een dictatuur in onverschillig welke vorm kan op een gegeven ogenblik beter zijn dan het schipperen om iedereen verder nog maar steeds zijn zin te geven. In zaken kan het soms erg aardig zijn om te zeggen: “Nu ja, ik kan mijn faillissement nog wel even vermijden.” Maar vaak is het beter om failliet te gaan en dan tenminste weer aan wat anders te kunnen beginnen, desnoods als werknemer, dan onder de voortdurende druk te leven en uiteindelijk niet verder te komen. Een faillissement heeft ook zijn goede kanten, U merkt wel waar ik zo’n beetje naar toe wil, of hebt u het nog niet door? Ik wil maar dit zeggen: Wanneer u gaat letten op de nadelen alleen, dan is er in deze wereld niet te leven, dan bent u in een voortdurende disharmonie en als u voortdurend maar bang bent voor wat misschien de kwade kant of het slechte zou kunnen zijn enz. enz. komt u nooit verder. Maar wanneer u altijd de positieve kant van de dingen zoekt, wanneer u zich met heel uw wezen daar op gooit a.h.w. en zegt: Dat ga ik nastreven en zo dadelijk; wanneer het dan eindelijk zo ver is dat ik een balans op moet maken, dan gooi ik vanzelf dat slechte eruit, want dat zal ik niet verder gebruiken. Ik neem steeds in het leven goed en kwaad samen, leg de nadruk op het goede bewust, let op de ontwikkeling van het goede, de rest laat me voorlopig onverschillig, en steeds met het goede zal ik verder gaan, van de stof in de geest, van de geest in de stof desnoods, maar altijd positief. Als ik altijd positief ben n.l. dan vind ik dat zal de eerste spreker u wel hebben verteld werkelijke harmonie, want onze God is voor ons goed nietwaar? Wij geloven toch in God als het goede en wij willen geen contact hebben met de duistere geest maar met de lichtende geest, de geest die het goede wil, die harmonisch is. Laten we dan ook maar eens beginnen met te letten op het goede en niet op het kwade. Weet u, de mensen die zeggen dat ze het zo goed willen en die altijd letten op het kwade, weet u waar die mij aan doen denken? Dat zijn mensen die zeggen dat ze anticommunist zijn en daarom de “Waarheid” lezen totdat ze niet meer anders weten dan dat, wat in de “Waarheid” staat werkelijk nog waar is ook. Tegen de tijd dat ze zo stom zijn kunnen ze geen goed van kwaad meer scheiden en dan liegen ze. Als u op het kwade let, dan bent u voortdurend bezig met de duvel. Voor het kwaad, als er een lijfelijke duvel zou zijn, zou het ongetwijfeld een methode van adverteren zijn en het onrecht net zo goed. Let u daar nou maar op, dan gaat u vandaag of morgen zeggen: Tjonge, tjonge, dat duister dat lijkt me toch veel gezelliger baas, want daar heb je nog eens een voordeeltje bij en als de rekening dan gepresenteerd zou worden, ach, laten we eens aannemen dat het waar zou zijn, het is natuurlijk niet zo, maar dat de duvel zou komen en zeggen: Wel, u heeft het aardig gehad in het leven, u heeft uw zin echt gehad, nou vooruit, 7 jaren rijkdom, eeuwigheid in het hellevuur hé, dan zullen we eens al dat onnodige vet eruit braden en al dat zweet, dat je niet gezweet hebt op aarde zullen we er eens in duizendvoud uit laten stromen.”
Nu is dat natuurlijk maar fantasie. Zo’n hel en zo’n duivel bestaan niet, maar voor de rest klopt het aardig, want u die altijd naar het duister kijkt, u bent bang om het goede te zien, om het lichte te zien. Op den duur gelooft u er niet meer in. Als u vandaag of morgen Gods licht ziet dan denkt u ook dat het een dwaallichtje is en dan gaat u gauw kijken wat er nog voor gemenigheid in zit. In die tijd is u de mogelijkheid voorbij gegaan om met dat goddelijk licht harmonisch te zijn. Heeft u het in de gaten? We moeten positief denken, positief handelen. In onszelf positief zijn natuurlijk, maar we moeten de moed hebben op het goede af te gaan, altijd weer en het kwaad voorlopig dan maar naast ons neer te leggen. Datgene wat ons nu een beetje tegenvalt is niet zo erg: het gaat tegen onze gedachten in, maar het hoeft niet kwaad te zijn. Als we er het goede in zoeken dan zal dat goede op zichzelf zich versterken en manifesteren en dan zullen we weten hoe we verder moeten gaan naar licht, naar licht hé? En dat is twee keer licht…..omdat het licht zo belangrijk is.
Vreugde.
Vreugde is als de vloed van de zon, die de bloesem uit de knop doet ontspruiten, het wezen tot bloei brengt en het ik in zijn waarheid openbaart, het vruchtbaar makend voor alle tijden. Vreugde is niet het gebeuren, maar de reactie erop. De boom beleeft de zon eerst, wanneer ze haar koestering aanvaardt, haar blad en haar bloesem wendt naar het licht en de krachten van haar stralen indrinkt met gulzigheid zo licht verenigd; met de sappen van de aarde.
Vreugde is er altijd voor de mens; vreugde is steeds mogelijk, zelfs al ben je geboeid en gevangen, zelfs al ben je in pijn, zelfs al meen je te moeten sterven. Steeds is er vreugde wanneer je vreugde zoeken wilt. Heb de moed om vreugdig te zijn, om te reageren op het licht rond u. Van deze stelling moeten we uitgaan vrienden. Wat moet ik zeggen over vreugde? Vreugde is een golf die in mij stijgt tot heel mijn wezen zwijgt en slechts een stilte ondergaat, het grote onbegrepene, dat achter vreugde staat. De vreugde is een brug geslagen over kloven van den tijd verenend mij met eeuwigheid en voor een ogenblik mij brengend eeuwigheid, zelfs in het aardse zijn. Vreugde is de wijn die ik drink, de kracht van licht verenigd met krachten van aarde en stof, met het wezen en denken der sferen. Vreugde, dat is de lichtende kracht des Heren in mij geopenbaard, Gods licht in mij aanvaard, en nu gemaakt tot waar en nieuw beleven. Vreugde is de openstelling van het ik voor het goed. Vreugde is het levensbloed dat de ziel jong maakt en sterk. Vreugde is de kracht die uit het werk tot werken geboren wordt in de geest. Vreugde is het ondergaan van het hoogste, het breken van waan, het vinden van waarheid, vreugde is eeuwigheid, beleefd misschien een kort moment in stof gebonden wereld of in de nevelen van waan nog sterk verstrikte sferen. In de vreugde vindt de mens zichzelf en in zichzelf zijn schepper weer en daarom is de vreugd de bron van eeuwige jeugd en van alle wijsheid en van alle erkennen. Zoals de vogel roept in vreugde om de zon, laat zo de mensen jubelen en roepen. Zoals de vogels zingen om de warmte die hen koestert en streelt, laat zo de mens in de vreugde wanneer hij speelt met het leven en zijn streven hem wordt tot een lust, gerust zijn, want vreugde is deel dor natuur. Het is het aanvaarden van eeuwige wetten, in tijd en in ruimte en in sfeer. Altijd weer eeuwigheid ondergaan, vergetend de beperking van eigen wezen. Zonder vrezen vreugdig zijn is het ware beeld van heiligheid.