Overbevolking der wereld en geboortebeperking

image_pdf

22 januari 1960

Aan het begin van deze bijeenkomst maak ik u er op attent dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Ons onderwerp luidt: Overbevolking van de wereld en in verband hiermede geboortebeperking.

U zult het mij niet kwalijk nemen, dat ik allereerst wijs op het feit, dat op deze wereld een overbevolking niet zo snel zal kunnen ontstaan. Als je de argumenten van de pessimisten mag geloven, komt er vandaag of morgen een wachtlijst, waarop elke geest die naar de aarde wil incarneren, zich moet laten inschrijven, terwijl er boven de goede oude aarde een bordje komt te hangen, waarop: “Standing room only”. Of het met de groei der wereldbevolking nu werkelijk zo’n vaart zal lopen, is echter te betwijfelen.

De vermeerdering van de bevolking is gebonden aan twee factoren: De eerste is de geldende moraal die veelal door de overheersende grote godsdiensten wordt bepaald. De tweede factor is de sociale structuur, met haar uitingen als daar zijn: Perioden van welvaart, van crises en oorlog.

Wanneer ik mij op het eerste deel richt van deze regels, zo verzoek ik u tevoren mij te verontschuldigen. Ik zal namelijk enige punten over godsdienst moeten aansnijden die u wat vreemd klinken. Men heeft een soort taboe gelegd op de sekse. D.w.z. dat men de normale functies die door de mens als denkend wezen, bewust als middel tot genot gebruikt kunnen worden, ontoelaatbaar acht, tenzij zij alleen – of hoofdzakelijk – voor de vermeerdering van het kindertal worden gebruikt. In enkele gevallen ging men zo ver, dat wij verklaringen vinden als: “het is zondig geen kinderen te hebben”, of “het niet bezitten van kinderen is een straf Gods….” of “kinderen zijn een geschenk Gods, wij mogen op geen enkele wijze voorkomen dat een kind ter wereld komt”.

Dergelijke stellingen hebben op den duur op de zeden van een volk een zeer grote invloed. Waar de mens in stoffelijk opzicht zijn dierlijke eigenschappen ten dele behoudt, ontstonden hierdoor onlogische toestanden. Ik wil niet in details treden en u uitdrukkelijk gaan wijzen op dwaasheden, zoals priesters, die, toen eenmaal het celibaat was ingesteld als verplichting, geen huwelijk meer mochten sluiten, maar vaak meer kinderen voortbrachten dan de doorsnee van hun parochianen. Ook wil ik niet wijzen op de manier, waarop juist de geestelijk en materieel armeren steeds kinderen en gros bleven voortbrengen, al of niet gewettigd door een huwelijksceremonie.

Misschien is het interessant op te merken dat in de jaren 1800 tot 1820 in Europa het aantal onwettige kinderen 30 tot 40% van het aantal wettige geborenen bedroeg. Sedertdien is een wijziging ten gunste van de wettige, of later gewettigde geboorten opgetreden. Dit is te danken aan de omstellingen binnen een maatschappij, die het seksen officieel verwerpt, ofschoon de leden van die maatschappij hun lusten heimelijk uitleven op walletjes, of in verborgen binnenkamers. In de jaren 1900 tot 1930 vinden wij bijvoorbeeld in de zuidelijke provinciën van Nederland de gewoonte om in eigen woonplaats zeer braaf en degelijk te leven, daarna ging men voor enige tijd naar Brussel of Parijs, waar de opgespaarde levenslust dan werd gespuid.

In een maatschappij, waar dergelijke methoden van zelfbedrog en dergelijke gebruikelijk zijn, is iets niet in orde. Hierop hoop ik zo dadelijk nog even terug te komen. Zeker is, dat bij de armere bevolking die zich zo geen onwettige uitlaat kon verschaffen, deze wijze van denken en handelen vaak zonder dat van werkelijke behoefte daaraan en werkelijke liefde sprake was, tot een overmatig grote gezinsvorming heeft gevoerd. Opvallend is dit vooral in de jaren 1750 tot heden.

Het gevolg was onder meer dat het aantal ongeschoolden en erfelijk belasten in de maatschappij gedurende deze jaren aanmerkelijk toenam. Waar vele intellectuelen gezinnen vormden, die veel kleiner bleven dan die der arbeiders en armen, werden de intellectuelen steeds meer een minderheid. De domme massa kreeg dan ook vaak sterk de overhand. Hierdoor werd het regelen van het gemeenschapsleven naar kerkelijke inzichten aanmerkelijk bespoedigd. Het steeds belangrijker wordende probleem der bevolkingsaanwas vindt in deze maatregelen mede zijn oorzaak. Indien dit ingrijpen van religieus denkenden achterwege was gebleven, dan zou in grote delen van de wereld op het ogenblik van een veel minder sterke bevolkingsaanwas sprake zijn geweest. De natuurlijke curve, die nu eenmaal voor aanwas en afname van het aantal der soort bestaat, zou dan ook natuurlijker, redelijker en zelfs gemakkelijker te volgen zijn.

Er gelden in de natuur en de maatschappij enige wetten die het individu niet als zodanig ervaart, maar die – door hun uitwerking – als verschijnsel, door heel de geschiedenis van de mensheid terug kunnen worden gevonden. Onder meer is deze werking duidelijk merkbaar in de snelle aanwas der bevolking na de twee laatste wereldoorlogen. Hier kunt u zien, dat het aantal geborenen in zeer sterke mate stijgt, waardoor een top van aanwas in en kort na deze oorlog ontstaat. Niet alleen in de oorlogsgebieden zelf, zoals Europa, maar ook in Amerika worstelt men op het ogenblik met de gevolgen hiervan. De toen geboren jeugd heeft nu immers een leeftijd bereikt, waarop zij kan eisen hoger onderricht te kunnen volgen.

Een van de wetten die hiervoor aansprakelijk zijn, luidt: Hoe groter de spanningen, waaronder een mens verkeert, hoe kleiner zijn levenszekerheid, hoe sterker hij zal trachten zich voort te planten. Omgekeerd geldt dan, hoe groter de levenszekerheid van de mens, hoe trager zijn voortplanting zal zijn, hoe beperkter het aantal kinderen per paar als gemiddelde zal zijn. Verder geldt dat, naarmate de luxe in voeding en leven toeneemt, de mate van steriliteit onder de bevolking evenzeer zal toenemen. Bij grotere luxe zal dan ook het gemiddelde gezin steeds kleiner worden, terwijl kinderrijkdom in toenemende mate aan steeds meer paren ontzegd zal blijven. Deze regels hebben altijd voor de mensheid gegolden. Toen Rome zijn rijkste periode doormaakte, bleek het merendeel der Romeinse burgers niet uit Rome geboortig te zijn. Nieuwe burgers die zich in Rome vestigden, hadden kinderrijke gezinnen. De oude patriciërsgeslachten stierven steeds meer uit. Deze gezinnen telden één, ten hoogste twee kinderen, daar men immers tevreden was, indien er maar één zoon, een erfopvolger, geboren was. Gerekend over de jaren 150 tot 200 n. Chr. kan het gemiddelde kindertal per gezin – gerekend over alle welvarende burgers van deze stad – worden gesteld op twee. Dit getal is het meest gunstige getal voor een stabiel in stand houden van een bestaand bevolkingsaantal.

In het heden hebben wij te maken met omstandigheden die niet zo zeer verschillen van de jaren die ik zo-even noemde als kentekenend voor Rome’s weeldetijd. Ook heden verkeert men in voortdurende spanningen. Gelijktijdig is er sprake van een steeds toenemende weelde in voeding en milieu. Ook de gelegenheid tot het vinden van amusement is aanmerkelijk uitgebreid, terwijl meer mensen daarvan gebruik kunnen maken. Op het gevaar af, dat u mijn opmerking wat lichtzinnig zult vinden, wil ik toch stellen dat degene die naar een schouwburg of bioscoop gaat, evenals degenen die naar de tv kijken, er niet zo snel toe komt andere dingen te gaan doen. Dit betekent dat de verveling die vaak aanleiding is tot overdaad in het seksueel verkeer, meer en meer wordt uitgeschakeld. Een te rijke voeding, vooral een voeding die rijk is aan zetmeel en suikers, betekent verder, dat de gemiddelde mogelijkheid tot conceptie aanmerkelijk vermindert. Hetzelfde geldt voor overdadig tabaksgenot, vooral bij vrouwen. Een tendens in deze richting is reeds nu kenbaar in vele landen, zo niet in alle.

Het probleem van geboorten zou zichzelf dan ook – ondanks alles – nog wel kunnen regelen, door de aanwas van de bevolking die mede is veroorzaakt door de in vele jaren steeds meer toenemende en beter georganiseerde medische verzorging. De medische wetenschap beschikt heden over meer mogelijkheden dan vroeger, wanneer het er om gaat een leven te verlengen.

De kenbare stijging van het bevolkingsaantal is niet alleen te wijten aan het grote aantal kinderen dat geboren wordt, maar ook aan het steeds groter wordende aantal ouden van dagen.

U zult het met mij eens zijn, dat het onzin is te spreken over een eliminatie van ouden van dagen als een tegenpool van de vele voorstellen tot geboortebeperking. Ieder zal met mij eens zijn dat een oudere mens die in de maatschappij zijn taak heeft vervuld en betekenis heeft gehad, op die maatschappij ook zeker rechten heeft. Het is logisch dat de ouderen deel van de volksgemeenschap zijn en blijven.

Wanneer de gemiddelde leeftijd van een volk hoger wordt, zullen de ouderen daarin hun eigen inzichten, evenals de hen eigen terughoudendheid tegenover het nieuwe doen gelden. Voor de jeugd betekent dit – hoofdzakelijk voor de puber – een steeds sterker wordende stimulans tot opstandigheid. Het gevolg is in uw tijd een steeds minder achten van de geldende seksuele taboes. Men kan stellen dat, gerekend over alle landen der wereld, tenminste 60% der jeugd voor het sluiten van een huwelijk reeds seksueel verkeer met de andere sekse heeft gehad.

Deze toestand brengt met zich mee, dat de gehele jeugd zich steeds meer zoekt te informeren over de mogelijkheid ongewenste resultaten van een intiem contact – door hen meestal omschreven als gedwongen huwelijk en alimentatie – te voorkomen. Een vermindering van de streng dogmatische heiliging van het seksueel verkeer is hier weer een gevolg van. Men voelt buitenechtelijke of voorechtelijk contacten nog wel als zonde, maar is toch niet geneigd zich geheel te beperken, of mogelijk onaangename gevolgen op de koop toe te nemen. Als gevolg hiervan worden in de laatste tien jaren steeds meer maatregelen tot beperking van het kindertal genomen, ook al worden deze maatregelen door kerk, en vaak ook door staat of gemeenschap, niet erkend.

Zo dit alles reeds tot een beperking van de bevolkingsaanwas kan voeren, zo is er toch nog een derde factor die wij mede in aanmerking moeten nemen: het Aquariustijdperk. Het ligt niet in mijn bedoeling u te vergasten op een uitvoerige behandeling daarvan. Toch zal een ieder kunnen begrijpen dat een algehele omzwaai naar het geestelijke, ook stoffelijk een grotere vrijwording ten gevolge zal hebben. Algemeen zal er sprake zijn van een behoefte minder stoffelijk gebonden te zijn. Dit brengt met zich mee dat in steeds grotere mate kinderen alleen zullen worden ontvangen en gedragen, omdat zij werkelijk bewust gewenst zijn en niet meer als een ongelukje worden geaccepteerd, zoals – helaas – heden nogal eens voorkomt. De pogingen de toenemende losheid van zeden in betrekking tot seksuele contacten en conceptie te bestrijden, kan geen werkelijk resultaat boeken, zolang men tracht de nu bestaande opvattingen en toestanden te bestendigen door uitgebreide steunmaatregelen.

Niet alleen in Nederland, maar ook in vele andere landen kan men immers in deze dagen zijn kinderen geheel – of voor een groot deel – op kosten van de gemeenschap grootbrengen en opvoeden. Of dit alles van blijvende aard zal blijken, is te betwijfelen. Reeds nu zijn er tekenen, dat de politiek, die vanaf 1880 in steeds grotere mate overal de richting van het socialisme insloeg, langzaamaan om zal buigen. Steeds minder mensen zullen geneigd zijn grote bedragen te betalen voor anderen, terwijl zij overtuigd zijn, dat in laatste consequentie dit niet alleen voor henzelf, maar ook voor die anderen een verzwaring van het bestaan in zal houden. Nu spreekt men hier nog niet openlijk over, maar soortgelijke protesten worden reeds in andere vormen hoorbaar. Men hoort steeds meer protesten tegen een in verhouding te hoge heffing als kijkgeld bij de tv. Men meent dat alle gelde die daarvoor door de staat worden geïnd, ook inderdaad daarvoor dienen te worden besteed. In enkele landen is nu al sprake van protestacties door automobilisten die de opbrengsten van benzineheffingen en wegenbelasting ook inderdaad alleen voor de verbetering van het wegennet gebruikt willen zien, en niet voor sociale zorg, het stichten van commissies van onderzoek, of subsidies aan noodlijdende instellingen op cultureel gebied.

De gedachte dat men voor alles zal moeten betalen wat men wenst, heeft reeds overal ingang gevonden, ondanks de niet zeer reële houding die bepaalde instanties hierbij nog aannemen. Velen wensen niet ten volle risico’s van eigen onderneming, of de volle kosten van een door hen verlangd genot te betalen. Degenen die van deze dingen de lasten en niet de lusten hebben, protesteren hiertegen steeds luider. De overwinning van de vrijgezellen die een belastingverlaging verkregen, klinkt u misschien als onbelangrijk, of als politieke stunt in de oren.

Misschien ook acht u deze beslissing slechts een reeds lang noodzakelijke verbetering in het lot van een minderheid. In feite is hier een voor Nederland belangrijk voorbeeld gesteld. Men is klaarblijkelijk niet meer van zins ook verder nog de kosten en lasten der grote gezinnen te verhalen op hen die geen gezin wensen te stichten. Dit is het begin van een stoffelijke omwenteling.

De groei van de mensheid naar het meer geestelijke en esoterische brengt met zich, dat men steeds beter zal gaan begrijpen wat een kind in feite betekent: Niet alleen een brokje van jezelf, maar een zelfstandig wezen, waarvoor je een zeer grote verantwoording draagt. Ik meen, dat dit zeer zeker tot een verdere beperking van het geboortegetal bij zal dragen. Overal waar de westerse cultuur en civilisatie doordringen, kunnen wij dan ook verwachten dat het bevolkingsaantal langzaam zal gaan dalen. De top van de bevolkingsaanwas is eigenlijk al voorbij. Met een stijgen kan, gezien de nog bestaande mentaliteit, zeker nog gerekend worden tot het jaar 1970.

Daarna zal de aanwas langzaam afnemen tot een voor de cultuur en sociale vorm aanvaardbare toestand van evenwicht is bereikt. Een blijvende aanwas van de wereldbevolking is m.i. niet te vrezen.

Met deze vaststelling komen wij tot het tweede deel van ons onderwerp, het eventueel voor en tegen van een geboortebeperking. Zoals ik al opmerkte, zijn er natuurlijke oorzaken te noemen die zonder ingrijpen van buiten af in bepaalde omstandigheden een geboortebeperking in de hand werken. Ik meen zelfs te mogen stellen dat deze waarden niet van de vorm van beschaving alleen afhankelijk zijn, waardoor zij normalerwijze overal door zullen dringen op aarde. Dit blijkt bv. in China, waar sinds de Rode Omwenteling een korte vergroting, maar daarna een steeds dalende ontwikkeling van het kindertal kenbaar werd. Op het ogenblik is dit misschien voor de staat nog niet ernstig. Het feit, dat men ook daar steeds meer propaganda gaat maken voor een groter kindertal bewijst toch wel, dat de staatslieden daar al aanvoelen dat er iets niet helemaal strookt met hun opvattingen en plannen, want het standpunt van een staat die macht begeert, is altijd: Een zo groot mogelijk aantal burgers te hebben.

Toch blijven er enkele maatregelen begeerlijk, daar zij niet alleen tot beperking van het geboortecijfer, maar ook tot de stoffelijke en geestelijke gezondheid van de mensheid bij kunnen dragen. Als eerste punt wijs ik op de noodzaak tot redelijke en oprechte voorlichting op seksueel gebied aan de kinderen, waarbij men ook het seksuele, de mogelijkheden en de gevaren daarmede verbonden, zou moeten behandelen. Het is niet te voorkomen dat de jeugd op dit gebied experimenteert. Soms tracht men dit op te lossen door ontijdig vroege huwelijken, niet alleen in oosterse landen, maar ook in het westen. Kort geleden werd nog in een zich zeer beschaafd en zich progressief achtend land een huwelijk gesloten tussen een jongen van nog geen 18 jaar en een meisje van 13 jaar. Kort geleden werd nog een proces gevoerd, waarbij een jonge man zich beriep op de dwang die zijn ouders op hem – als minderjarige – hadden uitgeoefend. Hij meende, dat daardoor alleen al het huwelijk ongeldig was.

Dit geval en andere gevallen van soortgelijke strekking kunt u vinden in de jurisprudentie van de staat Nevada. Vooral in het westen zijn niet alleen deze jeugdhuwelijken, doch ook de andere seksuele kontakten tussen jongeren vaak gevaarlijk, daar dezen niet in staat zijn de consequenties en mogelijkheden voldoende te beseffen. Het niet voldoende voorlichten van de jeugd heeft dan ook algemeen steeds ernstiger gevolgen. Een tendentieuze voorlichting, waarbij geloofsargumenten de plaats in gaan nemen van een reëel noemen der feiten en het verschaffen van een werkelijk en voldoende inzicht, heeft ook vaak fatale gevolgen.

Wanneer er een kind voortkomt uit uw lichaam, bent u voor dit kind verantwoordelijk en zult u er voor moeten zorgen dat dit kind inderdaad de opvoeding en de liefde krijgt die het nodig heeft. Dit kunt u alleen doen, wanneer u werkelijk beseft, hoever uw aansprakelijkheid voor de geboorte van kind reikt. Stelt men in de plaats van een redelijk inzicht, betogen als: “Een kindje is een gave Gods, waarvoor wij moeten zorgen”, dan komen wij niet verder. Menigeen is dan geneigd tot God te zeggen: “Waarom heb je je gave dan niet gehouden?” Daarmee komt men niet verder, nadruk moet steeds weer liggen op eigen aansprakelijkheid, het door eigen handelen bepalen van de geboorte. In gebieden met een grote overbevolking als bv. Nederland, is het naar mijn inzien zelfs onverantwoord en dwaas de voorlichting op seksueel gebied ook maar enigszins te beperken, vooral, wanneer men gelijktijdig verkapte pornografie meent toe te moeten laten onder het mom van realisme en vrijheid van drukpers. Beide genoemde feiten zijn in Nederland in grote mate te vinden.

Even dwaas is het in gebieden met een te grote en te snel groeiende bevolking de geboorte van kinderen te belonen met bepaalde premies. Ik meen integendeel, dat men er goed aan zou doen de ouders te belasten in verhouding tot het aantal kinderen dat zij voortbrengen en wel: hoe meer kinderen, hoe meer belasting. Ik hoor daar iemand fluisteren: Hoe bestaat het…… .Eigenlijk is dit logisch: een kind kost aan de staat geld. De staat is in feite de gemeenschap. Het kind kost onder de huidige condities aan iedereen geld, aan de oude jongejuffrouw die nooit wilde huwen, evengoed als het broekje van achttien jaar, dat net begint te verdienen. Een deel van de tot intellectuele arbeid in staat zijnde bevolking zal verder moeten worden opgeleid, om de kinderen onderricht te geven. Hun prestaties komen dus de directe gemeenschap niet ten nutte. De vrucht van hun arbeid zal misschien na vele jaren blijken, misschien ook niet. Verder willen deze kinderen leven en werken zodra zij volwassen zijn, zodat er voor hen arbeid en een plaats in de maatschappij gecreëerd zal moeten worden. Men vergeet te vaak, dat de staat in elke wereldburger die in Nederland ter wereld komt, een aanmerkelijk bedrag moet investeren.

Toch zijn dit feiten die niemand kan ontkennen. Vindt u het nu logisch, een dergelijke zware uitgave aan te moedigen, daarbij wetende, dat het te investeren bedrag groter zal worden, naarmate het bevolkingsaantal stijgt?

Velen van u zullen stellen dat de grote gezinnen steun moeten hebben, omdat zij zonder dit hun kinderen niet groot kunnen brengen. Uitstekend, laat de ouders hun “belastingen” betalen. In ruil daarvoor wordt aan de kinderen, zo de ouders dit verlangen, op de scholen kleding verstrekt. Het gebruik, de slijtage etc. hiervan dient dan echter onder controle van de school te staan. Is het te duur de kinderen goed te eten te geven? Indien de ouders een bewijs van hun onvermogen hiertoe kunnen voorleggen, zal de staat, door op scholen maaltijden te verstrekken ook hierin voorzien. Maar geen verminderingen van belastingen, geen extra toelagen, die – neemt u mij niet kwalijk – veelal eerder worden belegd in luxe artikelen als wasmachines, tv., auto’s, motoren en bromfietsen, dan in de opvoeding van de kinderen zelf.

Dus meen ik, dat dit een van de meest logische en verantwoorde maatregelen zou zijn om een te snelle aanwas van bevolking in beperkte en overbevolkte gebieden als Nederland te voorkomen. Over de gehele wereld zouden dergelijke maatregelen geen, of slechts weinig invloed hebben. De oplossing is dus een meer plaatselijke. Wel meen ik, dat over de gehele wereld een goed resultaat zou kunnen worden bereikt door alle mensen in staat te stellen kennis te nemen van de mogelijke voorbehoedmiddelen en het normaal verwerven daarvan, dus zonder dat men schichtig en blozend een ietwat geminacht winkeltje in moet gaan. Velen zouden leren deze middelen te gebruiken, ofschoon niemand hen zal verplichten zulks te doen.

Het zal aan de eigen vrije wil moeten worden overgelaten, of men van bepaalde middelen al dan niet gebruik meent te kunnen en mogen maken.

Verder stel ik, dat het alle geneeskundigen vrij zou moeten staan om als een normale behandeling te beschouwen een op aanvraag ingrijpen in de eerste en desnoods nog tweede maand der zwangerschap. Elk ingrijpen in een verdere zwangerschap zou als niet geoorloofd en misdadig moeten worden gekenschetst en worden bestreden. Vanaf het ogenblik dat een sterkere hechting tussen geest en wordend lichaam mogelijk en zelfs waarschijnlijk wordt, heeft niemand meer het recht dit bezielde leven weg te nemen. In de eerste weken na de bevruchting zal de vrucht wel mens worden, maar is zij toch nog niet meer dan een zich ontwikkelend hoopje cellen. In de eerste periode is de vrucht minder waard dan een slak, waarop u zonder enige aarzeling zout strooit, of een van de vele wezens die u met een gerust hart voor uw consumptie laat doden. Eerst de binding met een geest, die de graad van mens-zijn bereikt heeft, verandert de waarde en maakt deze voor de mens onaantastbaar.

Menigeen zal zelfs dit niet willen aanvaarden. Daarom stel ik, dat onder de huidige omstandigheden de geboortebeperking nooit mag, of kan worden opgelegd. Maatregelen die, zoals een gesloten gemeenschap – bv. Japan – wist te treffen, om zijn bevolkingsaantal op het juiste peil te houden, zijn, gezien de religieuze en morele achtergronden van de huidige n…..?, niet meer mogelijk. Slechts enkele gebieden zouden misschien deze maatregel met enig nut kunnen toepassen. Ook dezen zullen, evenals andere staten, weigeren dergelijke maatregelen te treffen, of zelfs maar te overwegen, omdat zij menen door beperking van hun bevolkingsaantal een steeds onbelangrijker minderheid in de strijd om de wereldmacht te gaan vormen. Van de staten en godsdiensten is op dit gebied niets te verwachten. Het is zaaks, dat ieder voor zich in staat is deze maatregelen te nemen, in zover zijn geweten hem dit toelaat. Hieruit volgt de noodzaak: de bekendmaking van alle gegevens op seksueel gebied, zodat een ieder en zonder uitzondering daarvan kennis kan nemen, zonder al te grote moeite zijnerzijds. In Nederland laat dit laatste zeer te wensen over, terwijl, mij bekend, slechts enkele groeperingen bestaan die zich met deze problemen ernstig en reëel bezighouden.

Als eis meen ik te moeten stellen, dat op alle scholen en wel aan kinderen van 9 à 10 jaar, onderricht wordt gegeven over de bouw van het menselijk lichaam, het stoffelijk ontstaan van een kind en de organen die daarbij een rol spelen. Juist dit laatste wordt bij de nu gangbare methode van onderricht steeds weer omzeild. Het weten, dat hierdoor niet, of niet op de juiste wijze bereikt wordt, is in het leven van haast iedere mens noodzakelijk. Voor alle kinderen van 14 jaar en ouder zou ik verder op de scholen een gematigd, maar duidelijk, onderricht willen zien omtrent geslachtsziekten en de daaraan verbonden gevaren en gevolgen.

Indien de ouders dit wensen, zou verder onderricht moeten worden gegeven aan kinderen omtrent wederzijdse aantrekking, de mogelijkheid harmonisch met elkaar te leven, de lasten en lusten van kinderen e.d. Menigeen zal geneigd zijn hier uit te roepen: Maar zo jong moet je de kinderen met deze dingen nog niet bezoedelen…… Maar kan het kennen van natuurlijke functies die tenminste evenzeer als het verdere leven Godgegeven zijn, een bezoedeling betekenen? Men mag verder niet vergeten dat de meeste kinderen van zodra zij geslachtsrijp zijn, met hun lichaam experimenteren. Zaadlozingen in het 10de en 11de jaar komen wel voor. Rond het 14de jaar zijn zij voor gezonde jongelui regel. Onanie en een zich aangetrokken voelen tot eigen sekse, eventueel gepaard gaande met bevrediging, komt en kwam onder de jeugd voor van rond het 8ste tot het 16de jaar. Ook dit zijn feiten die niet ontkend kunnen worden.

Zou men de kinderen, juist in de jaren dat het seksuele voor hen belangrijk gaat worden, blindelings alle gevaren moeten laten lopen, vertrouwend op sprookjes en zonder begrip om hen te weerhouden van handelingen die hun hele verdere leven in zeer grote mate kunnen beïnvloeden? Neem mij niet kwalijk dat – naar mijn mening – werkelijke zuiverheid en onschuld niet met sprookjes en bidprentjes bevorderd kan worden, doch alleen met een degelijke en voor het kind begrijpelijke voorlichting, die voor allen een dringende noodzaak is.

Ook voor geboortebeperking is veel te zeggen, vooral indien hierdoor geboorte van geestelijk of lichamelijk onvolwaardigen kan worden voorkomen, en een juistere sociale ontwikkeling hierdoor vaak bevorderd kan worden. Een bezwaar is er tegen aan te voeren, dat in mijn ogen zeer belangrijk is. Indien het geestelijk bewustzijn en gevoel van verantwoording voor de gemeenschap niet sterk toeneemt onder hen die intellectuelen worden genoemd, is het gevaar zeer groot, dat juist dezen – uit gemakzucht – zullen trachten het ontstaan van nakomelingschap zoveel mogelijk te voorkomen. Anders gezegd: Degenen die van deze mogelijkheid om nakomelingschap te voorkomen het meest gebruik maken, behoren reeds nu tot de betere klasse. Het zijn juist deze groepen die zich het eerst van de geboden mogelijkheden zouden bedienen. Voornoemde maatregelen, waardoor het beperken van de nakomelingschap dus sociaal aanvaardbaar zou worden, zou het uitsterven van de intelligentsia bevorderen in zeer grote delen van de wereld. Indien ik dit naar mijn zin zou kunnen regelen, zou ik daarop verplichtend willen stellen, dat zij, die op jeugdige leeftijd – tot 40 jaar – in staat zijn een grote verantwoording te dragen en belangrijke werkzaamheden te verrichten – bv. dokter, ingenieur – voor zij op de maatschappelijke ladder tot grotere verantwoordelijkheid kunnen stijgen, gehuwd moeten zijn en tenminste twee kinderen moeten hebben voortgebracht. Emolumenten zouden in dit geval ruimschoots op kunnen wegen tegen belastingen e.d.

Indien zij – die zowel in erfelijke waarden als wat betreft milieu, kinderen een goede mogelijkheid kunnen bieden – zich in het grootbrengen van nageslacht trachten te bevrijden, zal er namelijk in een nabije toekomst niet meer sprake meer zijn van een weldadige March of Dimes, maar van een gewelddadige March of Idiots. Een opmars van de dwazen die oorlog wensen wanneer een van hen zich beledigd gevoelt. Dwazen die negatief denkend, geen noodzakelijke plichten en lasten willen aanvaarden, dwazen die steeds roepen: “Wij willen geen huurverhoging, wij willen geen belasting betalen” en wanneer zij hun zin niet krijgen geneigd zijn alles te vernietigen. In deze geschapen puinhopen zouden dan de laatsten van deze dwazen verhongeren en de aarde laten aan andere en redelijker soorten. De in denkvermogen begaafde mens heeft een verplichting tegenover de wereld. Ik meen, dat deze verplichting niet alleen gelegen is in het volgens beste begrip volbrengen van eigen taak in overeenstemming met eigen bekwaamheden, maar tevens in het zorgdragen voor opvolgers, die ook later deze taken op waardige en verantwoorde wijze zullen kunnen vervullen. Alleen zó kan men het bestaan van komende geslachten zeker stellen.

Samenvattende meen ik, dat, indien voldoende algemene voorlichting en mogelijkheden ook de massa er toe zou brengen haar seksuele productiviteit wat in te tomen, aangemoedigd door een wegvallen van alle steun en hulp, die voor het ik onmiddellijk bruikbaar is, hierdoor voor de wereld en de vrede veel zou geschieden. Komt men hiertoe niet, dan kan worden gerekend, dat het huidige bevolkingsprobleem met al zijn spanningen en consequenties nog ongeveer één en een halve eeuw zal aanhouden. Daarna zal de ontwikkeling van de maatschappij zelf, onder meer door een sterke toename van de onvruchtbaarheid bij vele mensen, volgens een natuurlijke wet, de mensheid in de centra van beschaving en cultuur langzaam maar onophoudelijk gaan decimeren. Zou dit gebeuren, dan zullen de wilden, die nu nog in de oerwouden of op onbekende vlakten leven, de opvolgers worden van docenten aan de universiteiten, de prelaten in de kerk, de staatslieden, schilders en musici. De opvolgers van allen die iets van waarde wisten te brengen in het menselijk leven en daarin iets wisten te doen doordringen van weten en cultuur. Verwildering zal hiervan het gevolg zijn. Indien men dit wenst, moet men op de nu gangbare weg voortgaan. Wie zich niet weet te beperken en toch te zeer ondergaat in de weelde, die zijn maatschappij hem biedt, zal geslacht na geslacht teloor zien gaan, verantwoordelijkheidszin zien verdwijnen en daarmede zijn maatschappij geheel ten gronde richten.

Vragen.

  • De mens komt voort uit het Goddelijke. Hij leeft a.h.w. als afvallige en moet terug naar dat Goddelijke. Zijn leven is zijn taak. Het wegwerken van wat u een stukje slijm noemt, zal gevolgen hebben voor een volgend leven. Dan zul je kinderen willen hebben en ze niet meer kunnen krijgen. Overigens meen ik, dat de natuur de noodzakelijke balans van bevolking op aarde wel zonder menselijk ingrijpen zal handhaven.

Deze argumenten interesseren mij zeer. Niet omdat zij redelijk zijn, maar omdat zij een voorbeeld zijn van de argumenten die je zo vaak te horen krijgt. Volgens onze vriend moet je je in de plaats stellen van het Goddelijke. Ik stel, dat geen mens en geen geest in staat zal zijn dit te doen. Het Goddelijke is in ons. Dat ben ik geheel met u eens. Maar indien wij Gods wil niet kunnen te niet doen, is er – naar mijn mening – geen bezwaar tegen het leven aan te passen aan wat volgens ons goed en redelijk is. Indien dit niet juist is zal dat wel blijken. Indien het Gods wil niet is, zal het ons niet gelukken. Binnen deze stelling geheel juist. Maar dan ook, indien het ons wel gelukt, is dit Gods wil. Niet: “Laat God dit toe.”

U stelt ook, dat geboortebeperking gevolgen zal hebben in volgende levens en baseert dit op astrologische ervaringen. Ik geef toe, dat sommige karakters grotere kans zullen hebben om een echtgenote/echtgenoot te vinden dan anderen. Sommige paren bezitten, door de in beiden stoffelijk aanwezige eigenschappen, een grotere mate van vruchtbaarheid dan andere paren.

Wanneer er sprake is van een niet tezamen passen, hetzij geestelijk of lichamelijk, kunnen ook kinderen verloren gaan voor of kort na de geboorte. Ik geloof niet dat dit hier een redelijk argument is. Wanneer wij trachten te doen, wat redelijk en rechtvaardig is en daarbij ons houden aan Goddelijke en natuurlijke mogelijkheden en wetten, zijn wij zeker in ons streven niet strijdig met God. Te zeggen, dat je je door bepaalde handelingen een kwaad karma op de hals haalt, is gemakkelijk, het is een uitvlucht, want karma is het gevolg van bewustzijn.

Over deze dingen heb ik reeds veel gehoord. Maar van bewijzen is weinig, of geen sprake. Hoogstens van theorieën en dogma’s. Het is niet mijn bedoeling iemand te kwetsen, maar argumenten als: “God straft u met de hel, wanneer u niet doet, wat wij, mensen, hier hebben bepaald…”, dat hebben wij al zo vaak gehoord. Maar de praktijk wijst uit, dat vele mensen in een hel hebben geleefd en na hun dood door een hel moesten gaan, omdat zij zich in hun leven hebben gehouden aan wetten die voor hen niet pasten, waardoor zij voor zich en anderen condities hebben geschapen, waaraan zij te gronde gingen. Op aarde hadden zij als troost misschien nog de gedachte dat zij gelijk hadden, dat zij beter waren dan anderen. Na hun dood hadden zij de bittere ervaring, dat alles wat zij hadden gedaan, zowel voor henzelf als voor de anderen, geheel nutteloos was. U zult zeggen: “Maar dan worden zij toch weer herboren?”

Wanneer er voldoende bewustzijn is, is dit haast wel zeker. Zij worden dan meestal niet geboren in een toestand, waarin zij dat kunstje uit het vorige leven niet uit kunnen halen, maar eerder krijgen zij de gelegenheid dezelfde ervaringen nog een keer – en nu beter – te verwerken.

U noemde het ingrijpen gedurende de eerste twee maanden, waarover ik sprak, een kunstje. Een kunstje is het klaarblijkelijk niet, want wij vinden daarmede overeenkomende dingen in de natuur. Stel nu niet, dat de mens toch immers geen dier is, want het menselijke voertuig is een dier, dat zo hoog ontwikkeld is, dat het een bewustere geest kan dragen. Wanneer in een nest teveel welpen zijn, zal de moeder deze doden. Afwijkingen van de norm worden bij dieren door de moeder gedood. Wanneer de voeding een jaar slecht is, zullen vele der geworpen jongen, soms door natuurlijke oorzaken, maar heel vaak door ingrijpen van het moederdier, sterven.

Wanneer er bij herkauwers een blijvend voedseltekort is, bestaat in de kudde de gewoonte jonge dieren achter te laten, met of zonder moeder. Zij zullen voor zichzelf moeten zorgen, of omkomen. Ontstaat er ergens een teveel aan planteneters, dan neemt het aantal vleeseters in evenredigheid daarmede toe. Er is dus klaarblijkelijk een wet in de natuur, die zonder menselijk ingrijpen een evenwicht weet te handhaven. Dit is geen wet van mensen. Het is zuiver een natuurwet. Nu meen ik, dat Gods werkelijke wil duidelijker en zuiverder in de natuur tot uiting komt, dan bij de mensen.

Verder stel ik: Wanneer een ieder vrij is, volgens eigen inzichten te handelen en tevens de mogelijkheid heeft een volledig inzicht te verwerven en werkelijk daarnaar te handelen, zullen velen voorkomen, dat er kinderen komen en dit zonder de gevolgen, die u vreest. M.i. is het een groter kwaad roekeloos en zonder nadenken kinderen in de wereld te zetten, die men zo dadelijk het slagveld op jaagt, of atomiseert, omdat de economie moet blijven draaien, dan te voorkomen dat kinderen geboren worden in een wereld die hen geen werkelijk menswaardig bestaan kan bieden.

Uw laatste argument was: Het eerste stukje slijm is reeds een onderontwikkelde mens. Hierbij vergeet u, dat de kern en het leven van het wordende kind niet datgene is, wat binnen het moederlichaam wordt ontwikkeld, maar de ziel en de daardoor gevormde geest. Het werkelijke leven is het Goddelijke vuur, omringd door een mogelijk in vele incarnaties ontstaan bewustzijn, dat in dit voertuig incarneert. De incarnatie vindt meestal in meer volledige zin plaats na de vierde maand. Voor die tijd is er van een werkelijke bezieling dus geen sprake. Indien wij dus een vrucht verwijderen voor ook maar enige band met geest, of ziel, feitelijk tot stand kwam, is hiermede geen werkelijk leven teniet gedaan.

Deze argumenten zouden meer moeten worden gehoord, ook al zullen sommigen ze godslasterlijk noemen. Het lijkt mij zelfs van belang, dat deze beschouwing onder de aandacht komt van de mensen die nu vechten om een extra flesje schoolmelk en een extra toelage voor emigranten, maar daarmede niet in staat zijn de werkelijke problemen op te heffen. Want met schoolmelk enz. kan men niet voorkomen, dat u zo dadelijk uw krant, evenals in Japan, thuis krijgt bezorgd door drie mensen: één om die te dragen, één om aan te bellen en één om hem in de bus te stoppen. Begrijp dit wel: De mens heeft recht op levensruimte. Is die er niet, dan grijpt de natuur in. Misschien lijkt u dit beter, of voordeliger. Ik zal de hiervoor geldende regel toch maar even noemen: Op het ogenblik dat een overbevolking ontstaat bij mensen – of dieren – treedt een aberratie van de gevolgde rede op. Je krijgt dan een effect als van de lemmingtrek.

In steeds toenemende mate treedt mismoedigheid op, vaak resulterende in zelfmoord. Handelingen van volkeren en continenten zijn dan in feite een poging tot zelfmoord, ofschoon deze bij mensen vaak wordt vermomd achter niet redelijke ideële begrippen.

  •  Heeft dit iets te maken met kloosterlingen en geestelijken?

Neen. Kloosterlingen zijn mensen die voor zich een bepaalde wet trachten of wensen te volgen. De natuur verzet zich hier niet tegen, maar maakt het hen wel vaak heel moeilijk wetten te volgen die niet in overeenstemming zijn met die natuur. Uit beschrijvingen van het leven der heiligen, levens van kloosterlingen, kunnen wij de conclusie trekken, dat zij ofwel voortdurend worden gekweld door voorstellingen van seksuele aard, dan wel toegeven aan de verleiding en dan met een blijvend schuldbewustzijn door het leven gaan. In verband met het gestelde probleem kan ik nog opmerken, dat als gunstig feit geldt, dat de kloosterlingen althans niet direct meewerken aan de verdere overbevolking van de wereld.

  • Acht u het niet goed dat wij aan geesten die incarneren, inderdaad de gelegenheid geven dit te doen?

Dit acht ik goed, maar stel daarbij, dat dit zo bewust mogelijk dient te geschieden. Vergelijk, indien u het kanaal over wilt steken en men biedt u een behoorlijk schip, ga ik daar onmiddellijk mee akkoord. Maar wanneer men u een wrakke en wormstekige roeiboot aanbiedt, vind ik dit maar een twijfelachtige gave, die ik zeker niet zonder meer goed kan noemen. Het laatste is bij het onbedoeld, of onbewust scheppen van incarnatiemogelijkheden – geestelijk gezien – al te veel het geval. Het feit, dat vele geesten vanuit lagere wezens naar het menselijk vlak incarneren in deze tijd, is er voor aansprakelijk, dat ook deze voertuigen worden bezield, terwijl zij in de wereld geheel niet passen en voor de geest maar al te vaak een te zeer beperkte mogelijkheid scheppen.

  • U stelt dat intellectuelen tenminste twee kinderen zouden moeten hebben. Is verstand dan een speciale eigenschap van de betere standen?

Neen, dit is niet het eigendom van de betere standen. In de praktijk is het als volgt: Naarmate meer hersenarbeid wordt verricht, bestaat er minder neiging tot voortplanting. In de genen zijn bijzondere eigenschappen, die door het ontwikkelen van het denkvermogen bij intellectuelen ontstaan, vastgelegd, en zou men niet moeten overgaan tot een afgesloten standensysteem, waarbij de dochter van prof. A alleen mag huwen met een professor. Wel kan worden gesteld, dat een intellectueel, die zich een bepaalde bekwaamheid heeft verworven en deze in de praktijk beoefent, een begaafder nageslacht voort kan brengen.

Ook indien huwelijken worden gesloten met eenvoudiger mensen kan worden gesteld, dat erfelijk één per 2 of 3 nakomelingen meer dan normaal goede mogelijkheden tot mentale ontwikkeling vertoont. Er zou op deze wijze beter zorg worden gedragen voor een steeds groeiende ontwikkeling van het menselijk intellect en een steeds betere erfelijk bestaande ontwikkeling van het denkvermogen en herinneringsvermogen. Scheppend denken wordt hierdoor ontwikkeld.

  • Meent u niet dat voldoende intellect voort zal kunnen komen uit de arbeidende stand? Nu is dit toch reeds het geval?

Gaarne geef ik toe dat uit de arbeidende stand veel intellect kan voortkomen. Maar dit komt uit een milieu, dat een onpartijdig, alzijdig en onzelfzuchtig gebruik van de intellectuele kwaliteiten vaak moeilijk, of onmogelijk maakt. Een groot deel van de wetenschapsmensen, politici e.d. die uit de werkende stand zijn voortgekomen, hebben, ongeacht hun verdere vaak zeer grote kwaliteiten, een bias, een bevooroordeeldheid. Zij hebben vaak geen voldoende algemene ontwikkeling en hebben geen mensenkennis op kunnen doen, zij zijn hierdoor vaak dogmatici op hun terrein. Een van de gevolgen kunt u nu al zien: Een steeds verder gaande specialisatie. Er is nu al een aanmerkelijk gebrek aan mensen met een voldoende inzicht op verschillende terreinen die kunnen coördineren en zo de verschillende verwezenlijkingen kunnen samenvoegen tot een voor de mensheid belangrijk en nieuwe geheel. In de meeste gevallen is sprake van een intellect, dat wordt beperkt door onderbewuste reacties, die weer hoofdzakelijk stammen uit de eerste 5 à 6 jeugdjaren. Slechts enkelen slagen er in zich van deze invloed van hun vroegere omgeving geheel werkelijk vrij te maken.

  • Tijdens de laatste jaren blijken de arbeiders te domineren. Men wordt geregeerd door de domme massa.

Inderdaad, de vraag is, of deze massa werkelijk dom wil blijven, ofwel dat de ontwikkeling van de massa beperkt wordt door vastgeroeste opvattingen en dogma’s die een verdere bewustwording voor haar zo moeilijk maken, dat zij dom blijft. Ongeacht de huidige toestand en hetgeen ik over de intellectuelen zei, pleit ik steeds voor een uitgebreidere en meer omvattende voorlichting van het volk op alle gebieden. Ook op het terrein dat wij hedenavond hebben aangesneden. Of men dit bewust wenst of niet, op het ogenblik wordt de massa dom gehouden. Zij wordt voortdurend eenzijdig en vaak onjuist voorgelicht, religieus, sociaal en politiek. Zelfs de beroepsopleiding is vaak eenzijdig, terwijl confessionele scholen vaak een eenzijdige eerste opleiding geven. Verander dit en de massa blijft niet langer dom. Overigens heeft het seksuele taboe hierbij een sleutelstelling, daar hierin de sleutel van de maatschappelijke vorm en sociale binding ligt, evenals de macht van de religie. Indien men op dit terrein een groter zelfstandigheid, beheersing en inzicht verwerft, kan worden gesteld, dat men ook op andere gebieden een grotere zelfstandigheid verwerft. De domme massa kan zich bij het wegvallen van te algemene stellingen in een persoonlijk leven veranderen in een zeer grote reeks zelfstandig denkende, zelfstandig en goed handelende individuen. Ook geestelijk gezien is individuele ontwikkeling op uw wereld een eerste noodzaak.

  • Is het waar dat bij intellectuelen, na een top als bv. een professor, een ommekeer komt, dus minder intellectuele kinderen?

Dit is niet waar, maar vele kinderen zullen zich van intellectuele bestrevingen afwenden, wanneer zij door hun naam a.h.w. verplicht zijn zelfstandig te schitteren, terwijl zij zeker zijn hun vader op zijn gebied niet te kunnen verslaan. Gezien de huidige en vroegere sociale structuur is de mogelijkheid groot, dat kinderen van belangrijke intellectuelen een minderwaardigheidscomplex krijgen. Zij staan voor de keuze hun ouders te overtreffen, dan wel steeds in de schaduw van ouderlijke roem te leven. Dit is vaak voor het mislukken van nakomelingen van beroemde personen aansprakelijk. Inteelt heb ik bij mijn betoog zoveel mogelijk als invloed uitgeschakeld.

  • Is het goed jonge mensen van goed intellect een opleiding te geven, die zo algemeen mogelijk is, om hieruit de toekomstige leiders van een volk te maken?

De principes, die daarbij gebruikt zouden worden als vervreemding van milieu druisen in tegen de gemiddelde geaardheid van de mens. Aan de noodzakelijke leefregels zult u de jonge mensen niet kunnen binden. Een dergelijke poging zal moeten mislukken, omdat het eenzijdig zoeken van binding een aanpassing van de omstandigheden onmogelijk zou maken.

In de plaats van een Fries rundvee stamboek, een intellectueel mensenstamboek, bergt dit in zich de mogelijkheid, dat dit tweede stamboek na korte tijd alleen nog maar domme ossen produceert.

  • Ik bedoel geen fokken, maar een bepaald milieu.

Op het ogenblik dat u gaat selecteren, komt de vraag van nageslacht en komt u ook daar uiteindelijk aan toe. De keuze op zich betekent in alle gevallen een stabiliseren van waarden. Uiteindelijk komt men dan tot een verstarring. Toen de Chinezen met hun beschaving op een hoogtepunt kwamen, hebben zij ongeveer gedaan wat u voorstelt. Hierbij was hun huwelijksselectie ook belangrijk, ofschoon deze plaats vond aan de hand van horoscopen, iets wat heden niet zo snel meer zal geschieden. Er was geen sprake van een fokken, maar op den duur kwam men, door selectie van waardige jongeren – de examens – en de huwelijksgebruiken, toch tot iets, wat veel op fokken lijkt. Het gevolg was dat China steeds meer van de buitenwereld afgesloten raakte, zichzelf gelijk bleef en het onderspit moest delven elke keer wanneer een aanval van buiten kwam. Men bezat de veerkracht om de aanvaller en zijn gebruiken in het volk op te nemen, maar niet de kracht zich te verdedigen, of vanuit eigen krachten voort te gaan naar een hogere, of betere ontwikkeling.

Er zitten nogal wat bezwaren vast aan de idee die u stelt. Het enig juiste in de huidige omstandigheid zou zijn: Hen die erfelijke aanleg hebben voor bepaalde beroepen, daar een voorkeur voor te geven, terwijl men alle intellectuele kinderen, ook die van arbeiders, voor enkele generaties aan het eigen milieu zou moeten blijven onttrekken door hen tijdens de studieperiode een eigen en aan de studie aangepast milieu te geven. Dit zou voordelen geven, maar zou dit werkelijk resultaat hebben, dan zou dit tevens een algehele vervreemding van de familie en de familiebanden betekenen. Dit is voor de huidige maatschappij niet aanvaardbaar.

  • Is het werkelijk zo voordelig, wanneer wij steeds meer intellectuelen krijgen? Denk eens aan de atoombom? Intellect openbaart zich dan ook vaak als misdadigheid.

Het feit, dat misdadigheid als gevolg van meer dan normaal intellect ontstaat, is meestal te herleiden tot invloed van verkeerd milieu, verkeerde concepten bij de opvoeding en een te grote dwang. Het ontstaan van atoombommen is niet in de eerste plaats het werk van de geleerden zelf, maar van de massa die hen dwingt, willen zij hun onderzoekingen voort kunnen zetten, steeds grotere wapens te maken van hun uitvinding, waarmede zo dadelijk de dwazen steeds meer mensen tegelijk zullen kunnen doden. De massa dringt hierop aan, omdat zij in dergelijke wapens macht, of zekerheid ziet. De doorsnee geleerde werkt aan dergelijke wapens slechts zelden uit eigen neiging. Vergeet niet, dat het streven van intellectuelen door de massa heel vaak in een richting wordt geleid, waarin zij normalerwijze zelf niet zouden willen, of durven streven. Als gevolg van die dwang zullen de intellectuelen hun daden op den duur als normaal gaan zien en dan – volgens hun logisch denken – komen tot ontwikkelingen die de massa betreurt. Het wetenschappelijk denken houdt zich – indien het eenmaal onderworpen is aan de wensen van anderen – meestal niet meer bezig met consequenties, zij het dan, dat dit wetenschappelijke consequenties zijn.

  • Alle intellect is toch ontsproten aan de domme massa?

Oorspronkelijk was er geen domme massa. Op een bepaald ogenblik begonnen de sterksten over de meest wetenden te regeren. De wetenden hebben zich toen met leugen en bijgeloof tegen overheersing verdedigd, waardoor de sterksten het op den duur tegen hen af moesten leggen. De bewondering voor de sterkste was toen al gevestigd en belemmerde vaak de ontwikkeling van intellectuele eigenschappen, daar men zich daarvoor ging schamen. De dommen wisten zich meer voort te planten. Daar zij door roof verwerven konden, wat de denker door eigen streven en werken voortbracht, kregen zij een zo grote invloed op de wereld, dat zij op den duur de meerderheid vormden, die daarmede de domme massa was geworden.

Door huwelijken met de scheppers, de intellectuelen, die op hun beurt soms huwen met delen van de massa, wordt een redelijk deel van het intellect in de massa overgedragen. De ruwe omgeving en te sterk egocentrische zienswijzen doen de massa steeds meer afwijken van concepten die zij innerlijk als redelijk, of juist, heeft erkend. Intellectuelen zullen een noodzaak zijn, ook als een soort klasse apart, indien de wereld met haar behoefte aan techniek ook voldoende scheppingskracht wil blijven bezitten. Neem het onzelfzuchtige van deze wereld weg en in korte tijd blijft er niet veel meer dan hongersnood, pest, ellende. Dan is het wederom: Een aantal kleinere rondzwervende stammen, die beantwoorden aan dezelfde maatstaven als in het ijstijdperk. Ook dezen waren grotendeels de restanten, de ruwere resten, van een beschaving die ten onder was gegaan aan het recht van de sterkste.

  • Ik zie die twee standen als twee wielen, die zich in één groef bewegen.

Dat is juist een fout. Er is niet sprake van twee wielen, maar van onafhankelijk van elkaar en in elkaar bewegende delen van één rad van tijd. Het intellect treedt op als stabilisator en kan, zij het slechts tijdelijk, de taak van de massa overnemen. Indien de grotere en minder uitgebalanceerde massa tracht de taken van het intellect over te nemen, verliest het rad zijn evenwicht en beheersing, waardoor het geheel als een wagen zonder chauffeur in de afgrond zal rijden.

Vrienden, mijn dank voor uw vragen en opmerkingen. Rechtvaardigheidshalve moet ik nog vermelden dat dit onderwerp bij ons niet veel belangstelling trok. Ik hoop, dat ik – desondanks – toch in staat was u inzicht te geven in de meningen die bij ons over dit onderwerp bestaan. Het valt ons overigens gemakkelijker dan u om bepaalde dingen te beoordelen, of te verwerpen, omdat – zoals u weet – de geest, geen geslacht meer heeft in stoffelijke zin.

 Esoterische beschouwing.

Na een onderwerp dat nogal wat strijd heeft veroorzaakt, lijkt het mij verstandig onze meer esoterische beschouwingen daarbij toch enigszins aan te passen. Ook bij dit probleem gaat het uiteindelijk niet om de uiterlijke verschijnselen, maar om het bewustzijn dat je in jezelf bezit en de krachten die je in jezelf draagt. Wanneer wij willen zoeken naar een verband tussen het innerlijke en toestanden in de wereld, moeten wij steeds weer van hetzelfde punt uitgaan.

Daarom begin ik ook nu weer met te stellen: Wij zijn allen uit God geboren. Wat voor een God dit is, weten wij niet. God kennen, kunnen wij niet. Wij hebben misschien wel een beeld van onze God, maar wanneer wij ons uitsluitend hiertoe wenden en ons hieraan houden, maken wij ons een beeld van God, dat vals is, want God is niet voorstelbaar.

Via verschillende trappen van bewustzijn komen wij uiteindelijk tot leven. In het begin heb je waarschijnlijk moeten leren wat “zijn” betekent. Daarna heb je het “ik” leren kennen. Uit dit begrip van het “ik” ben je daarna steeds benauwder, steeds benarder gaan leven. Op den duur krijg je het kleine en scherp gedefinieerde ik-begrip, dat staat aan de poort van het mens-zijn.

In negen van de tien gevallen heb je dan kort voordien dierlijk, of plantaardig beleven doorgemaakt. Nu sta je in de wereld met dit kleine ik-begrip en moet gaan leren jezelf in die wereld te beschouwen. De vraag: “Wie ben ik en wat ben ik?” stel je je vanzelf wel. Je vraagt je daarnaast ook heel vaak af: “Waar kom ik vandaan en waar ga ik naar toe?” Zouden wij inderdaad een blijvende en voor altijd van de Schepping afgesloten eenheid zijn, dan zou het antwoord op deze vragen betrekkelijk eenvoudig gegeven kunnen worden. Echter, de mens – wat dat betreft ook de geest – is niet een eenling. Men behoort wel degelijk als deel binnen een grotere gemeenschap thuis. Een gemeenschap die onafhankelijk moet worden geacht van een aards bestaan. Onafhankelijk ook van alle dingen buiten dit: God en de Goddelijke wetten.

Natuurlijk kan er in een dergelijke gemeenschap een reeks van mogelijkheden tot compensatie bestaan. Stel nu, dat ik als mens heb geleefd en overga. Dan kan ik natuurlijk gaan leven in een sfeer die niet veel meer is dan een imitatie van de menselijke wereld. Er zijn delen van hetzelfde grote ik, die echter reeds veel verder zijn. Zo vind ik al heel gauw, wat men oudere broeders noemt, leraren, of meesters. Zij geven als het ware aan, hoe je de opgedane ervaringen moet verwerken en maken je duidelijk, hoe te denken en te leven.

Hier ligt dan voor vanavond het punt, waar het in feite om gaat. Je leeft in de geest als persoonlijkheid voort. Onder leiding kun je je ervaringen en weten organiseren en herorganiseren, tot je zegt: Er mankeert mij iets. Er is een ervaring – of een weten – dat mij nog niet eigen is en hier in de geest schijnbaar niet te vinden is. Dan keer je tot het stoffelijke bestaan terug. Je reïncarneert. Haast ieder wezen, dat als mens heeft geleefd, keert nog weer in de menselijke vorm terug. Een enkeling keert terug voor één keer, anderen doen het in 4 of 5 keren. Er zijn er ook wel die er honderden keren over doen. Wanneer zij dit weten, zijn zij hierop vaak erg trots.

Dat is natuurlijk fout, immers, wie in de klas is blijven zitten, hoeft er niet over op te scheppen, dat hij het beter weet dan een ander.

Stel nu dat ik wil reïncarneren. Indien ik bewust genoeg ben, zal ik net zolang blijven zoeken tot ik de voor mij juiste wijze op de wereld kan leven. Is dit het geval, dan vind ik in dit leven haast zeker het weten, of de ervaring, die voor mij noodzakelijk is en kan ik na dit stoffelijke leven verrijkt verder gaan en bewust hogere geestelijke werelden beleven. Slechts door eigen fouten is het mogelijk, dat ik mijn doel niet helemaal kan bereiken. Stel nu eens, dat ik wil incarneren zonder een voldoende begrip te hebben van de consequenties, die aan een menselijk leven verbonden zijn. Stel, dat ik incarneer zonder begrip van het stoffelijke zijn. Hoe groot is dan de mogelijkheid niet, dat ik verkeerd terecht zal komen? De mensheid gebruikt voor deze omstandigheden meestal woorden als karma, noodlot, fatum. Beter zou men kunnen zeggen: Dit is een kwestie van onbewust zijn. Niet de fouten uit het verleden zijn het, die u achtervolgen.

Het is geen schuld uit het verleden, die moet worden uitgeboet. Het is een gebrek aan bewustzijn, een onvermogen om de voor jou juiste handeling en houding te vinden. Elke mens heeft voor zich een juiste weg van leven en voor elke mens bestaat maar één werkelijk geheel juiste wijze van leven. Hoe die weg is en wat de juiste wijze is, kan van mens tot mens verschillen. Niet ieder kan dezelfde weg gaan. Of je nu geest bent of stof, zolang je als persoonlijkheid bestaat zonder begrip voor grotere eenheid, is er altijd slechts één enkele waarheid die je geheel kunt aanvaarden, slechts één enkele reeks van handelingen die geheel bij jou past. Indien een mens op de voor hem juiste wijze leeft, dan is hij wijs, dan is hij gelukkig en vergaart hij voor zich steeds grotere schatten van weten. Zijn bewustwording is zeer groot en harmonisch. Zij, die dit vinden, zijn lachende mensen, gelukkige mensen. Misschien dat zij die door de wereld gaan met sombere gezichten, te hoge kragen, stijve boorden, zwarte kousen, zij, die een kleinzielige en toornige God aanbidden, daarover boos worden. Maar vreugde betekent niets anders dan juist en harmonisch in de Schepping te staan en te bestaan.

Wanneer wij dus in het leven een werkelijke vreugde kunnen vinden en een echte lach, die zo maar uit ons zelf opwelt, alleen maar omdat wij blij zijn, hebben wij een aanwijzing dat wij op het goede spoor zijn. Er zouden zich vele geesten in het doel van hun aardse leven kunnen vergissen. Er zijn immers zovele onbewuste geesten die als mens incarneren. Daarom heeft de meer bewuste mens niet alleen de taak voor zich te zorgen, maar dient hij ook zorg te dragen voor zijn broeders en zusters, ook voor de zielen die geboren zullen worden. De zielen dus die in menselijke vorm op aarde zullen gaan leven. De bewuste heeft de taak hen te helpen en te leren. Hij heeft ook de taak te zorgen, dat zij haast niet geboren kunnen worden in een lichaam of een omgeving, die voor hen geen mogelijkheden biedt. De wijze geest, de geest die werkelijk weet wat zij wil, kan uit het lichaam van een idiootje, dat maar een paar jaren leeft, meer putten dan menigeen uit een heel leven als filosoof en wijsgeer. Voor de geest die bewust is en weet wat zij kiest, hoeven wij geen verantwoordelijkheid op ons te nemen. Dezen hebben onze hulp niet nodig. Maar wij moeten ons zeker steeds verantwoordelijk blijven voelen voor de kleineren, de zwakkeren en minder sterken.

Deze verantwoordelijkheid strekt zich in de eerste plaats uit over onze eigen daden. Het is voor ons gemakkelijk genoeg om alle menselijke wetten over boord te gooien, wanneer wij bewust genoeg zijn. Wij zijn immers vrij? Wij hebben toch de geestelijke waarheid en het geestelijke Licht om ons te leiden? Maar indien wij zo handelen, zullen wij anderen die niet in staat zijn de draagwijdte der dingen te overzien en te begrijpen, wat voor gevolgen een handeling, een daad, in kan houden, verleiden om even zo te doen. Het is daarom dat wij onszelf moeten beperken. Het is mogelijk dat het ons zeer licht valt te zeggen: “Wat er geboren wordt op de wereld, wordt geboren. Wat deert het ons? Alle dingen vinden uiteindelijk hun oplossing in de eeuwige wetten der natuur. Niemand zal ooit kunnen zeggen, dat het Goddelijke Scheppingswerk spaak loopt.

Waarom zouden wij ons daarmee gaan bemoeien?” Maar wij hebben een verantwoordelijkheid tot onze naasten. Er bestaat nu eenmaal een band, een eenheid tussen ons en alles wat rond ons leeft.

U zit hier en zegt uzelf misschien: “Ach, wat geeft het allemaal. Ik ben een mens. Ik heb mijn eigen mening en denken. Laat mij nu maar op mijn manier zalig worden….” Dat kunt u niet. Niet als groep en niet als eenheid. Want het lot van elke geest – niet slechts, wat nu op de aarde vertoeft en de cirkelgang van het menselijk bestaan meemaakt – is met uw wezen en lot verbonden. In uzelf kunt u God vinden, wanneer je doordringt door de vele lagen waar achter het heilige vuur en de werkelijkheid verborgen ligt, en vind je de grote kracht, die soms – als een slangenvuur, positief en negatief tegelijk – in de mens kan opvlammen en hem vervullen met nieuwe kracht… Dat zal niemand bestrijden, maar je zult die kracht slechts kunnen gebruiken, je zult die waarheid slechts kunnen behouden, wanneer het je gelukt ook de Goddelijke vonk in andere delen der Schepping te benaderen. Je kunt nooit voor jezelf alleen en buiten alle Schepping om, bewust worden. Begrijpt dit goed.

Indien u voor uzelf alleen vraagt naar een antwoord op de vraag: “Wat ben ik?”, of naar een contact met de werkelijke God, dan zult u deze dingen niet kunnen bereiken, want u bent een deel van een grotere eenheid. Slechts door in uzelf zoveel mogelijk in uw God te ontdekken en van uw krachten te ontwikkelen, zult u in staat zijn ook anderen te helpen. Alleen door dit helpen zal de mens en de geest, die mens is geweest, gezamenlijk en als een enkele Lichtende kracht in waarheid en rust terug kunnen keren tot God. Dan zal, door de wetten der harmonie tot rust gekomen, die mensheid weer geheel één zijn met de Schepper, met het Al-scheppend Vermogen. Begrijpt u nu, waarom je soms geschillen moet wekken, ook wanneer het gaat over geboortebeperking? De mens moet worden gewekt tot een begrip van zijn verantwoordelijkheid.

Het is geen gevoel van verantwoordelijkheid, wat hem er toe brengt in de stof de dierlijke en lagere driften te volgen. Je moet jezelf zo goed als de rest van de mensheid trachten te brengen tot het punt, waardoor de stoffelijke daad slechts innerlijk weten en innerlijk waar beleven wordt uitgedrukt en meer niet.

Er bestaat een legende, dat God, toen Hij de engelen had geschapen, ook hen de gelegenheid bood een lichaam te verwerven. De engelen spraken: “Heer, wij willen bij U blijven”. Toen schiep God de mens. En de engelen weenden om wat zij verworpen hadden. Wel hadden zij een eeuwigheid in het Goddelijk Licht verworven, maar verworpen hadden zij de bewuste eenheid met dat Licht. Verworven hadden zij een taak, die voortdurend vanuit God en door God geleid wordt. Verloren hadden zij de grote en persoonlijke mogelijkheid tot erkenning, waarbij het wezen van al het zijnde met het Ik kan samenvloeien, steeds weer, zodat je kunt sluimeren in God en alle dingen kennen, zelfs de Goddelijke volmaaktheid.

Het is een legende. Toen God de mensheid geschapen had, is er niemand geweest, die wist, wat de engelen nu wel hebben gedaan en wat niet. Ook in geen enkele openbaring staat dit verhaaltje opgetekend. Toch kan ik mij voorstellen dat het een waarheid inhoudt, want de gunst mens te mogen zijn, is kosmisch van zo grote betekenis en wonderlijke kracht, dat er haast niets kan bestaan, wat meer waard is dan dit. Mens-zijn wil niet alleen zeggen: in een stoffelijk lichaam leven, maar het wil ook zeggen: In onverschillig welke vorm, of toestand, tot eenheid komen met een steeds groter deel van de Goddelijke Schepping en alles in jezelf ervaren. Het betekent een zo ervaren en kennen van God en Zijn Schepping, dat in jezelf het heelal ontstaat, waarin sterren gaan en mensen leven. Een heelal, perfect in Goddelijke harmonie, een Goddelijke gedachte binnen je wezen gekristalliseerd en zo schoon, dat je haar alleen maar kunt bewonderen. Iets, wat je verstommen en toch, door de beschouwing alleen reeds, geheel als eenheid leert denken met de Schepper, Wiens werk gij door uw kracht geheel in uzelf hebt kunnen herscheppen.

Mens-zijn kun je alleen, wanneer de werelden die in je worden geschapen, niet koud en dor zijn, somber en verlaten. Er zijn mensen die in zich een heelal weten te scheppen, want zij zijn geestelijk gevorderd. Maar de planeten van dat Al zijn zo kaal en verlaten als de maan. Het licht van de zon is bleek en vaal als het licht van verstofte lampen. Zij kennen een innerlijke Schepping, maar niet de eenheid met God. Want waarlijk met God scheppen, betekent je wezen delen in ontelbaar vele delen, die het gezamenlijk mogelijk maken de waarheid van de Goddelijke Schepping geheel te beleven en te beseffen.

Wij allen zijn pelgrims door de tijd, mensen en geesten. U zijt gebonden aan de wervelingen van uw planeet. Om de as in 24 uur, een gang van bijna 365 dagen rond de zon en een zonnereis langs een parabolische baan in een voor u onbestemde richting. Bezie uw wereld. Uit alle richtingen van het Al bereiken krachten en invloeden uw wereld. Maar vinden wij in die wereld, hun brandpunt? Neen, in de mens, in de geest. Het contact met de eeuwigheid, dat in de mens wordt geboren, wordt steeds vernieuwd. Er zal een ogenblik zijn dat wij zelf scheppen in onszelf, gekomen uit God, zo zijn: Werkelijk en feitelijk Diens beeld en gelijkenis, tot in het scheppen der Schepping toe. Zo zullen wij het totaal van invloeden leren kennen, onbeperkt en onafhankelijk van ruimte en tijd.

Om dit te bereiken moeten wij steeds met elkaar samenwerken. Veel van het werk zal nutteloos lijken. Veel van hetgeen hier op deze avond is gezegd, van hetgeen ik zelf u hier zeg, zal misschien vervormd worden in strijd, of verwaaien in het Niet. Verdwijnen? Maar de poging op zichzelf is voor mij de waarde hiervan, want ik heb getracht één te zijn met u. Wij hebben getracht met u een contact te krijgen en ergens een weerkaatsing te verkrijgen van onze eigen gedachten. Dit streven naar eenheid is het belangrijkste. Wanneer wij iemand zeer lief hebben, wensen wij die niet te kwetsen. Wij dienen alle leven even lief te hebben, ook de geest, die nu zal gaan incarneren. Wij moeten er daarom ook zorg voor dragen, dat de geest, die tot de wereld afdaalt, daar alleen het beste vindt. Dat is het meest dringende, dat achter alle betogen van heden steekt. Wij kunnen natuurlijk gaan spreken over alle moeilijkheden die door een dergelijk betoog kunnen ontstaan. Mogelijk zal dit waar zijn. Maar één ding kunnen wij nooit loochenen: Elk van ons, geest en stof, is verantwoordelijk voor al het geschapene, wat hij kent. U bent mens, dan bent u mede verantwoordelijk voor het geluk van uw medemensen, aansprakelijk zelfs voor het geluk van die dieren die u kunt benaderen en beroeren, zodat zij een gekend deel uitmaken van uw wereld. Bovendien bent u aansprakelijk voor het ontwaken van een steeds in u groeiende liefde voor al het zijnde. U bent aansprakelijk voor al hetgeen het geluk van anderen zou kunnen verminderen, of bederven. Al, wat daarvoor aansprakelijk zal zijn, dient u te bestrijden, te veranderen, te vernietigen, om zo nodig daarvoor in de plaats, uw gehele wezen, uw persoonlijkheid, en uw kracht te stellen als zekerheid. Eerst op deze wijze levende, kunt u waarlijk mens zijn en meer dan mens. Alleen zo zult u verder kunnen gaan in vol bewustzijn, voertuig na voertuig achterlatende, steeds hogere sferen betredende, tot u alleen blijft in de schepping die in u is gegroeid, ontdaan van zijn begrenzingen en daardoor identiek geworden met Gods Schepping, omdat u leven en denken één zal zijn met Zijn Liefde en Wezen. Om dit te bereiken, dienen wij allen samen te werken. Het is daarom dat ik, naast mijn pogen om u de waarheid, zoals ik die ken, nader te brengen, ook nog enkele regels zou willen citeren.

  1. Anderen erkennen als uw gelijken, wil zeggen: Hen alles schenken, wat u uzelf schenkt. Hen alles gunnen, wat u voor uzelf verlangt. Hen bij alles helpen, zoals uzelf geholpen zou willen zijn.
  2. Werkelijk mens-zijn kun je slechts, indien de stof de uiting is van de geest en het bewustzijn van eeuwige waarden voor een kort ogenblik wordt neergelegd in je stoffelijke handelingen. Slechts wie weet door te dringen in het eigen wezen en de waarheid die hij daar vindt, openbaart in daden in overeenstemming met de Schepper, Die hij kent, of meent te kennen, zal verder groeien en van een waarlijk mens-zijn voortgaan tot een ware eenheid met God en mensheid.
  3. Waar wij ook zijn en hoe wij ook zijn, de baan van ons wezen gaat van begin tot einde en is een gesloten geheel. God is ons begin en is ons einde. Al, wat daar tussen ligt aan mogelijkheden of feiten, bindt ons. Er is geen ogenblik, dat ons wezen buiten het gebonden bewustzijn om niet bestaat in alle sferen en werelden. Wanneer wij handelen op één vlak, zal dit zijn weerslag vinden op elk vlak van ons bestaan. Het geheel van de cirkel is blijvend betrokken bij al wat op enig punt daarvan bewust geschiedt. Laat ons steeds trachten het punt waarop wij bewust zijn, te maken tot een punt vanwaar wij begin en einde van ons wezen in het oog houden, de baan kennende. Dan zullen wij ons realiseren dat elke handeling hier – of elders – zijn weerkaatsing zal vinden in vele werelden en vele tijden. Indien wij ons dit steeds voor ogen houden, zullen wij kunnen komen tot het juiste handelen, waarbij het eeuwigdurend nu, uitgedrukt in een daad, het onmiddellijke bewustzijn geeft van de Schepper in den beginne, de Schepper aan het einde der dagen en de Schepper in onszelf.

Misschien heb ik te weinig prekerig gesproken. Onthoudt, dat dingen die werkelijk van binnenuit komen, nooit op een galmende toon kunnen worden gezegd. Wees voorzichtig en beheers u, wanneer u galmende waarheden wilt gaan verkondigen. Dan komt u vanzelf tot uiting van al hetgeen in uw hart leeft.

image_pdf