16 november 1972
Vorige maal hebben wij ons beziggehouden met incarnaties e.d. Vandaag wil ik u spreken over persoonlijkheidsinhoud in datzelfde verband.
Wanneer wij incarneren, dan brengen wij veel mee van wat wij geleerd hebben, veel bekwaamheden die wij prefereren en die wij eventueel ook door keuze in de erfelijkheidsmogelijkheden wat kunnen bevorderen. Maar het belangrijkste is naar ik meen, dat er een vorm van emotionaliteit kan worden overgedragen door de geest, die het lichaam in zijn keuzemogelijkheden aanmerkelijk kan beïnvloeden.
Wanneer je begint met de zuiver stoffelijke gevolgen na te gaan, dan is het allemaal nogal eenvoudig. Men kan zeggen: materieel herhaal je eigenlijk voor een deel de oefeningen van het vorige leven, eventueel verminderd met datgene wat je geestelijk afgehandeld hebt en daarna begin je op die basis wat verder te bouwen. In de materiële gedragsnorm kunnen wij dan ook niet al te veel daarvan vinden. Wij kunnen hoogstens zeggen: er is een voorbestaan, er is een vorm van karma, en door dat karma wordt het leven enigszins bepaald.
Anders wordt het, wanneer wij proberen om in onszelf door te dringen, wanneer wij ons bezighouden met niet-stoffelijke waarden, geestelijke waarden, geloofswaarden. Want daarmee begeven wij ons op een terrein, waar dat deel van het ego, waarin het bewustzijn van vorige levens is opgeslagen, inderdaad toegang heeft en waar een directe communicatiemogelijkheid bestaat. Het betekent dat op dit niveau de eigen persoonlijkheid voor een groot deel de beelden kan bepalen die de stoffelijke persoonlijkheid verkrijgt als gevolg van geloofsbelevenissen, mystieke belevenissen, esoterische bestrevingen enz. Dit punt mag men niet over het hoofd zien.
Wij hebben na de pauze een gast voor u, die enkele punten hiervan nog nader zal kunnen toelichten.
Zeer belangrijk is, dat in die persoonlijkheidsstructuur wij rekening moeten houden met het feit, dat de geestelijke bestrevingen volkomen uiteen wijkend gericht kunnen zijn t.a.v. de stoffelijke. Bijna schizoïde zou men kunnen zeggen. In het begin lijkt het alsof het ziekelijk is, maar dat is het helemaal niet. Het is het normale gevolg van een beleving, waarbij de geest het oude bestaan, het oude verleden en de waarden daarvan, voortdurend probeert door te geven aan de materie; en daarmede een emotionele gerichtheid kan veroorzaken, bepaalde ervaringen en droombeelden kan veroorzaken, welke geestelijk volkomen verantwoord zijn, maar die materieel nogal eens tot misinterpretaties e.d. kunnen voeren. De moeilijkheid is, dat die geest, het geestelijk deel van het ego, ook niet in staat is om alles te overzien. Je koopt als geest eigenlijk ook vaak een soort lot in de loterij. Slaagt het goed? Slaagt het niet, dan is er niet veel verloren.
En dat betekent, dat de mens aan de hand van allerlei mystieke belevingen e.d. vaak emoties en impulsen verkrijgt, die heel weinig kans hebben van werkelijk slagen. Er is altijd een geringe kans van slagen, inderdaad. Maar die kans is dan erg klein. Daardoor zal je, wanneer je geestelijk streeft, in je leven heel vaak met allerlei mislukkingen en verkeerde interpretaties worden geconfronteerd. Daaraan kun je niets doen. Dat komt uit het verleden voort, uit hetgeen je vroeger geweest bent. Maar aan de andere kant wil een mens nu eenmaal graag slagen; hij wil zijn wil graag doorzetten; hij wil zijn zin krijgen en dat betekent heel vaak, dat die mens dan probeert om langs andere wegen dan geestelijke toch zijn doel te bereiken en daar hebben wij dan meestal de basis voor een grote fout.
U weet het: het is heel erg moeilijk om voor jezelf toe te geven, dat je iets verkeerd hebt gezien of verkeerd geïnterpreteerd. Of dat je er verkeerd over gedacht hebt. Je zegt doodgewoon: ik had gelijk en het is niet waar. Dan moet er een fout elders schuilen. Welke fout? Misschien is er tegen u gezegd: er is een loterij met de 100.000 en als je een lot koopt heb je een kans. U hebt gedacht: ik koop een lot en ik krijg de 100.000. U hebt er schulden voor gemaakt en u zegt later, dat u helemaal in de kou staat. Wat heb ik eraan? U gaat diep in uzelf, u komt tot geestelijke belevingen. U maakt allerlei beproevingen door en u zegt tegen uzelf: ik ben er; ik heb iets bereikt. Maar wat hebt u bereikt? U denkt waarschijnlijk, dat u iets bereikt hebt in een objectieve werkelijkheid, maar hoe vaak is dat het geval? Laten we zeggen, dat op de ongeveer 100.000 gevallen er twee of drie zijn, die tot een objectieve beleving kunnen komen. De anderen lopen vast in hun eigen voorstellingsvermogen en zien fragmenten uit hun vroegere bestaan aan voor openbaringen t.a.v. het huidige bestaan. Ze worden geconfronteerd met angsten of begeerten uit het verleden en zien die als de geestelijke opdracht, die in dit leven moet worden uitgevoerd.
Dat is allemaal nog niet zo erg als je reëel bent. Dan zeg je: dit is een persoonlijkheidsinhoud. Daarmee ben ik nu eenmaal behept, maar ze maakt het mij mogelijk mijn innerlijke persoonlijkheid verder te ontwikkelen. En al die inwijdingen, die ik doormaak, die mogen dan misschien geen volledig objectieve waarde hebben, maar ze betekenen wel degelijk voor mij, dat ik in mijzelf nieuwe mogelijkheden en krachten kan aanboren en zo van mijzelf beter bewust word. Dat ik een juistere gerichtheid kan verkrijgen. De meeste mensen zijn er niet tevreden mee. Ze zeggen dat niet. Zij zouden graag de letterlijke vervulling willen hebben.
“Ik ben diep in mijzelf gegaan. Ik heb mij geworsteld door de doolhof van mijn eigen angsten, door de verleidelijke tuinen van mijn eigen begeren. Ik ben tenslotte gekomen voor de God, die ik zoek. Ik heb die God gezien en dat is nu de enige waarheid.” Voor u op dat ogenblik, ja, maar de kans is heel groot, dat de God die u ontmoet hebt, niets anders is dan uw vroegere begrip van macht. De mens zoekt in God vaak in de eerste plaats macht. Het kan ook zijn, dat u zegt: in die dromen heb ik allerlei dingen gevonden omtrent de toekomst. In 9 van de 10 gevallen behoren ze tot het verleden.
“Ik droom symbolen en wanneer ik diep in mijzelf ga, dan heb ik belevingen vol symbolen die ik niet helemaal begrijp”. Heel waarschijnlijk hebt u een aantal ervaringen of waarden omtrent uw eigen ik ontdekt; en u hebt die vertaald in symbolen, omdat u gewoon niet in staat bent ze zonder meer te aanvaarden als een werkelijk deel van uw persoonlijkheid.
De persoonlijkheidsopbouw van een gewoon mens is juist wanneer die geest erbij te pas komt, vaak verwarrend.
Wij zitten hier in een esoterisch-magische kring en ik dacht dat wij hierbij zowel praktische als theoretische lering zouden moeten geven. Welaan, de theorie is als volgt:
Het ik is een zeer complex geheel, inhoudende waarden van een onbepaald aantal levens met daarnaast krachten en harmonieën behorende tot geestelijke belevingen. Verbindingen van geestelijke en soms zelfs hogere aard, welke u doen behoren tot een bepaalde straal, een bepaalde vorm van bewustwording, soms tot een bepaalde school van inwijding zelfs. Al deze waarden worden in het bewustzijn wel ergens neergelegd, maar ze behoren niet tot de redelijke wereld van de mens. Ze behoren tot zijn onredelijke wereld en zodra je ze naar de wereld wil overbrengen, dan loopt hij vast. Daarnaast heeft hij zijn materiële opbouw. Bepaald – zoals u weet – door opvoeding, door milieu, door mogelijkheden en daarin heeft hij zijn vaste leefgewoonte. De leefgewoonte is over het algemeen strijdig met de geestelijke delen van de persoonlijkheidsinhoud uitgezonderd, vreemd genoeg, het behoren tot een bepaalde straal. De straal n.l. bepaalt zo sterk de reacties, dat de mogelijkheden die je waarmaakt voor jezelf, altijd wel met die straal in overeenstemming zullen zijn. Maar in al het andere zijn strijdigheden mogelijk. Proberen wij de geestelijke verbindingen na te gaan, die voor het ego eveneens bestaan, dan wordt het nog veel verwarrender. Een geestelijke band met een persoonlijkheid van welke grootorde dan ook kan alleen ontstaan, op grond van wederkerigheid. Dus een harmonie die, te enigerlei tijd, bewust tussen de persoonlijkheden heeft bestaan. Er is geen andere methode.
U kunt wel zeggen: ik wil met Jezus harmonisch zijn, maar dat kan niet, want u hebt Jezus niet gekend. U kunt met de Christus harmonisch zijn, omdat het een abstracte vorm is, een abstracte vorm, waardoor u tot goedkeuring van elementen komt, die in uw eigen wereld stoelen. Dat kan wel. Maar u kunt nooit met Jezus, de mens, harmonisch zijn. Zomin u dat kunt zijn met de Boeddha of een andere grote geest. U kunt alleen harmonisch zijn daar, waar u een contact hebt gehad. Maar er is wel een mogelijkheid aanwezig, dat u in Jezus’ tijd hebt geleefd. Dat Jezus u misschien genezen heeft. Dat u bij zijn Bergrede bent geweest. Dan kan op grond daarvan wel een harmonische band bestaan. En als die band wederkerig is, dus dat niet alleen u Jezus hebt erkend, maar hij ook uw aanwezigheid erkend heeft, dan is daaruit een band geboren, die nooit meer breekt.
En dat geldt voor de Boeddha enz. precies eender, maar ook voor die man, die vroeger schoenen voor u heeft gesneden of misschien voor degene die getracht heeft u een zekere wijsheid bij te brengen. Die banden zijn er. Die kunnen niet meer verbroken worden. Ik geloof dat er weinig mensen zijn, die daarvoor begrip kunnen opbrengen.
Er zijn onverbrekelijke banden van geestelijke aard bepaald door vorige levens. Deze banden kunnen – onverschillig waar u leeft en in welke sfeer of wereld – nooit teniet gedaan worden. Bij een gelijktijdige of bijna gelijktijdige incarnatie wordt een attractie geschapen, waardoor de personen elkaar eens zullen ontmoeten. Bij een verblijf van één van beiden op aarde en de ander in een sfeer zal een wisselwerking ontstaan. Dat gaat zover, dat zelfs tussen een demon, die u obsedeert, en uw geestelijke persoonlijkheid een dergelijke band aanwezig moet zijn, anders kan zij niet optreden. Uitzonderingen hierdoor zijn bepaalde natuurkrachten, omdat u daarmee lichamelijk verwant bent, zodra u op aarde bent. Maar in alle andere gevallen moeten we zeggen: zelfs een geest die u in beslag neemt, moet ergens met u verbonden zijn. Zonder die harmonische band is geen contactmogelijkheid.
Dat impliceert, dat wij niet op alle mensen een beroep kunnen doen en dat niet alle mensen ons zullen begrijpen. Werkelijk begrip, emotioneel contact etc. kunnen wij alleen vinden, wanneer er een basis is. Nu zult u zeggen: het moet toch eens begonnen zijn. Dat is inderdaad waar. Die band kan ontstaan op elk ogenblik, dat een verplichting tussen beiden ontstaat. Eenzijdige verplichtingen tellen hier niet mee. Emotioneel niet ervaren verplichtingen evenmin.
Laten wij een eenvoudig voorbeeld geven. U ontmoet iemand die in de ellende zit. U hebt die mens nooit gezien. U wordt enorm beroerd door de ellende van die mens. Van uw kant uit een emotionele mogelijkheid tot harmonie. U geeft die ander een hand en hij probeert misschien om twee handen en de rest ook te pakken, maar hij ziet in u een redding. Emotionele aanvaarding. Dit ogenblik is voldoende om een band tot stand te brengen, die in 100.000 levens niet meer verbroken zal kunnen worden. Ze blijft bestaan. Wanneer er dus iemand is, die verbinding met anderen heeft, dan kan hij, zelfs wanneer hij materieel die banden niet helemaal beseft, invloed uitoefenen op die anderen middels de harmonische band die bestaat.
Dat is een verklaring voor allerlei krankzinnige verschijnselen. Je hebt weleens dat je gewoon door het leven gaat en ineens maakt iemand één opmerking. Normaal hoort u dat niet, maar van die mens hoort u het. En daardoor ziet u ineens: ik kan mijn probleem anders benaderen. Dat is niet alleen maar een stoffelijk toeval. Daar ligt op de achtergrond de verbinding tussen twee entiteiten. Er is een harmonie, anders kan deze overdracht niet plaatsvinden.
Een ander voorbeeld: Je loopt tegen iemand aan en die bezorgt je niets dan ellende. Nu zegt u: dat is de schuld van die ander. Neen. Want als u die ellende ontleedt, dan komt ze ook van u uit. U hebt zelf de mogelijkheid daarvoor meestal wel geschapen. Dus is er wederkerigheid. Wanneer wij een mens willen helpen en we zijn harmonisch met die mens, dan kunnen wij heel gemakkelijk kracht overdragen. Hebben wij iemand met wie maar een zeer beperkte binding, een zeer beperkte harmonie bestaat, dan kunnen we wat moeilijker en vaak ook wat minder kracht overdragen. Zijn wij ook de meest wonderdadige en de sterkste genezers of gevers van geestelijke kracht of magiërs, die op de wereld denkbaar zijn, en vraagt iemand om hulp, die ons niet helemaal kan aanvaarden en waartegen wij enigszins onverschillig zijn, zodat er geen eerste band kan ontstaan, terwijl geen vroegere harmonische band aanwezig is, dan kunnen wij instralen en doen wat wij willen, dan gebeurt er niets. Wij verspillen dan alleen maar kracht.
Misschien wel aardig daar rekening mee te houden, want die harmonische banden spelen een veel grotere rol dan je denkt. Het is zelfs weleens in het verleden gebeurd, dat twee harmonische persoonlijkheden geboren werden in twee verschillende delen van de wereld met een onderling tijdsverschil van 40 jaar. In die tijd was dat tamelijk veel. De gemiddelde leeftijd lag toen rond de 40 – 45 jaar. Deze mensen hebben elkaar maar eenmaal in het leven ontmoet als gevolg van een schipbreuk. Op het schip was de één en dit schip kwam heel ergens anders terecht dan waar het heen moest en daar was de ander juist op een expeditie. En zo ontmoetten ze elkaar. Die mensen hebben misschien één dag met elkaar gesproken, maar ze hebben elkaar nooit meer kunnen vergeten. En wat méér is: bij beiden werd daardoor de oude harmonie niet alleen opnieuw gestimuleerd, maar er ontstond een soort half-telepathisch rapport. Deze mensen dachten aan elkaar, maar ze brachten elkaar ook dingen over en het vreemde is – en dat was in die tijd heel erg moeilijk – dat de één de ander eens een keer een brief geschreven heeft en dat in een tijd, dat brieven schrijven iets was wat alleen koningen deden of een heel belangrijke persoonlijkheid.
Ik vertel u dit verhaal om u duidelijk te maken hoe wonderlijk die invloed kan zijn. Maar dan moeten er ook praktisch voor iemand die vandaag leeft aan dit geheel bepaalde consequenties verbonden worden. De eerste is de volgende: Wij kunnen alleen harmonisch zijn met mensen, tussen wie die harmonie in feite al bestaat. Bij een contact zal deze harmonie onmiddellijk blijken. De harmonie kan nooit verder worden doorgevoerd op basis van eenzijdigheid. Ze kan alleen op basis van wederkerigheid bestaan en zich ontwikkelen. Om het heel eenvoudig te zeggen: Wanneer beide partijen willen schaken, dan wordt het een schitterende schaakpartij. Wanneer een van de beide partijen liever wil zwarte pieten, wordt het niets. Dan kunnen ze schaken of zwarte pieten, maar dan komt er niets belangrijks uit voort. Die harmonie is noodzakelijk en dat kun je in je leven als volgt interpreteren:
Die contacten, waar ik dit harmonische contactgevoel heb, zijn voor mij bruikbaar. Hier kan ik – mits een gelijkheid van gerichtheid of belangstelling op een bepaald terrein bestaat – alles mee bereiken.
Bij dergelijke contacten kan ik alleen door het bewust en geconcentreerd uitzenden van gedachten vaak beelden overdragen, waardoor die harmonie niet slechts in stand wordt gehouden, maar op den duur aanmerkelijk wordt vergroot.
In het gehele leven zal ik geconfronteerd worden met harmonische banden. Harmonische banden kunnen echter negatief en positief zijn.
Wanneer ik een negatieve band ontmoet, dan zal de mens dit als een aarzeling, een ontwijken, en toch als een beetje gebiologeerd zijn aanvaarden. Wanneer dat optreedt dient u zich te realiseren, dat u vóór alles uw eigen krachten moet conserveren. Dat u uw eigen vermogens plus het begrip “goed” dat daarmede gepaard gaat, ten koste van alles moet uitdrukken, ongeacht de ander en diens inwerking. Wij kunnen op die ander ook niet demonisch reageren zonder gelijktijdig de negatieve band te versterken. We moeten de ander dus wel degelijk prettig blijven aanvaarden. Dat klinkt misschien heel erg vervelend, want er zijn mensen daar word je al ziek van als je naar ze kijkt of wanneer je met hen praat, maar toch moet je dan – wanneer je zegt: hier is die vreemde emotionele reactie, die kennelijk een beetje wederkerig is – proberen daar positieve elementen in te brengen.
Dan zuiver zakelijk gezien: U weet, dat astrologisch een mens onder een teken valt als water, vuur, aarde of lucht. Nu zou men kunnen zeggen, dat door vorige levens over het algemeen een lijn loopt. Het kan zijn dat iemand in vele verschillende levens b.v. filosoof is geweest. Op welke manier dan ook zich daarmee heeft beziggehouden. Of dat men door alle levens heen iets met oorlog te maken heeft gehad. Het is ook mogelijk dat zo iemand met handel of landbouw te maken heeft gehad. Dan zal niet in elk leven hetzelfde tot uiting komen, maar je bezit wat men noemt instinctieve kennis op dat terrein. Je hebt immers een geestelijk reservoir, waaruit je een zekere gevoeligheid kunt putten.
Wanneer u zich met een beroep bezighoudt, dan zult u daar de beste resultaten hebben, daar u deze harmonie voelt. Op het ogenblik dat u te maken krijgt met producten die u onverschillig laten, is het beter om daarmee maar heel langzaamaan te doen. U bereikt daar niet veel mee. Blijkt, dat u met bepaalde producten bijzonder veel bezig bent in uw gedachten, dan zijn dat over het algemeen de producten, waarmee u de beste resultaten kunt behalen. Bent u voortdurend bezig – al is het maar met een paar plantjes op het balkon – dan betekent dat, dat u zich met planten en plantengroei moet bezighouden. Want daarover bezit u kennelijk goede kennis. Zo iemand zal over het algemeen ook met meer succes paddenstoelen kunnen zoeken zonder vergiftigd te worden, zoals een ander die het alleen maar doet om eens lekker te kunnen eten. Het is heel vreemd, maar het is waar.
Heb je nogal krijgshaftige gevoelens, ordegevoelens b.v., dan betekent dat, dat je in het verleden op enigerlei wijze altijd wel met geweld te maken hebt gehad. Orde en geweld zijn n.l. – al zou men het niet geloven – identiek voor het geestelijk leven. Orde is altijd het doorzetten van een wil tegenover anderen. En dat is nu eenmaal een strijdelement. Heb je die neiging, dan weet je dus, dat je aan de ene kant moet doorzetten wat je ook doet. Het is dan niet belangrijk wat je doet, maar het is erg belangrijk hoe je het doet en dan moet je altijd a.h.w. de tegenpartij opzoeken. Ben je zo georiënteerd en zit je om welke reden dan ook af te wachten tot er iets gebeurt, dan zal je altijd mislukkingen kennen. Je wordt verslagen. Heb je echter het gevoel van: die agressiviteit is goed, dan moet je die agressie zo prettig en harmonisch mogelijk gebruiken om daardoor je contact met de mensen de juiste vorm te geven en ook je contact met de sociale, economische en zakelijke verhoudingen.
Sommige mensen kunnen zich alleen doorzetten wanneer ze vechten. Anderen zullen op het ogenblik dat ze van hun filosofische instelling afwijken en op welke manier dan ook reageren op die agressiviteit – hoe goed ze dan ook mag zijn – in de war worden gebracht. Ze verliezen hun eigen innerlijk evenwicht en het uiteindelijke resultaat is voor hen negatief.
Ik meen dat dit ook belangrijk is, want wanneer u een zakenman bent, dan kunt u dat heel filosofisch doen, maar zodra je je dan druk gaat maken om een concurrent, geef je de concurrent a.h.w. macht. Want je maakt jezelf onzeker. En zo kunnen we doorgaan.
Hier zien wij allerlei verschijnselen, die praktisch en gewoon aards zijn, maar u kunt ze nagaan. U kunt ze nagaan in de levensbeschrijving van beroemde mensen. U kunt zien op welke wijze hun benadering van de wereld was. Je kunt er zelfs conclusies uit trekken over wat ze vroeger geweest moeten zijn.
En als u het van anderen kunt doen, moet u het voor uzelf ook kunnen doen. Vooral wanneer je wat ouder bent, want dan heb je zo het een en ander meegemaakt. Stel b.v. dat je altijd erg hoge eisen aan het leven hebt willen stellen en dat je net niet gekregen hebt wat je dacht. Altijd weer. Dan moet er ergens een fout zitten in de harmonische relatie. Waarom? Waarschijnlijk omdat u niet vanuit uw eigen aard hebt gereageerd, maar op een wijze die daar niet mee in verband stond. Misschien denkt u: ach, achteraf gezien is mijn leven wel goed. Achteraf bezien is meestal het leven goed, omdat je de dingen vergeet, die je verkeerd hebt gedaan. En u weet: wanneer je van de som van fouten en resultaten, de fouten aftrekt, houd je iets goeds over. Dat hebben de meeste mensen. Maar wanneer je eerlijk bent, zeg je: hè, mijn leven heeft die elementen gehad. B.v. het element van vervreemding. Ik heb altijd wel contact willen hebben met de mensen, maar ergens ben ik altijd vastgelopen. Waarom? Vraag het je af en dan zal je zien, dat je eigen gedrag daar ook een rol in speelt. Dat je eigen benadering van het leven verkeerd is geweest. Dan weet je iets over jezelf. En als je iets weet over jezelf, dan kun je dat gebruiken als een leidsnoer om te komen tot een hoger bewustzijn van datgene wat in je “ik” als inhoud is opgeslagen.
In jezelf zoek je naar waarheid, naar nieuwe erkenningen, naar nieuwe mogelijkheden. Soms doe je dat heel bewust en systematisch, soms gaat het erg impulsief, een beetje mystiekachtig en er zijn zelfs gevallen dat je niet eens weet waar het vandaan komt. In jezelf draag je een beeld van de voor jou hoogste macht. Dat beeld is benaderbaar voor jou langs de harmonie die in jezelf bestaat. Dus alleen krachtens je eigen wezen. Een gezamenlijke God kan nooit erkend worden, tenzij op basis van de harmonische verbindingen tussen mensen. Geen priester kan u zijn God verkondigen, wanneer er niet eerst een harmonische band bestaat tussen de priester en de toehoorder. Erg jammer voor de missionarissen. Ze kunnen alleen degenen bekeren met wie ze verwant zijn en het is wel opvallend, dat er tussen die bekeerlingen altijd zoveel rotjongetjes zitten, dus dat zegt iets over de missionaris zijn vorige levens. Over hun harmonische banden.
Maar voor u is het dus belangrijk dat u zelf zegt: wanneer ik een systeem volg om in mijzelf wijsheid te winnen, dan is dat systeem gebaseerd op een harmonie. Wat is mijn methode? Waarom doe ik het zo? Dan weet je meteen waar je God zit. Je Godsbeeld. Waar de bron van je kracht is. Er zijn heel veel mensen die, wanneer ze heel bewust naar God gaan streven, geen antwoord krijgen en die wanneer ze alleen maar in zich zeggen: nu moet het maar eens, het zien gebeuren. Er zijn mensen, die God plotseling ontmoeten en zeggen: Heer geef mij antwoord en dan niets meer horen. Neen, die mensen moeten passief zijn en als ze dat niet zijn, dan vinden ze helemaal niets meer.
Andere mensen werden geconfronteerd met misvatting na misvatting. Ze moeten zich afvragen: Wat ben ik zelf? Waar kan God antwoorden op wat ik ben? Dan vinden wij iets dat in het hele leven al tot uiting is gekomen. Mislukkingen misschien of bepaalde successen. Ga die overwegen en ga van daaruit verder en zeg: Wat leeft er nu in mijzelf? En dan vinden wij vreemd genoeg een vorm van licht en verlichting en daarnaast iets wat wij dan God noemen, omdat het voor ons de vervulling lijkt te zijn van onze persoonlijkheid.
Dus in de esoterie geldt eigenlijk precies hetzelfde als in de rest van het leven. In de esoterie zal je in het begin alleen maar dat vormloze begrip kennen. Maar het vormloze begrip wordt al heel snel aangevuld. Je krijgt allerlei fragmenten van herinnering. Het is in het begin krankzinnig, je bent een zeer moderne en gedegen huisvrouw ergens in Nederland en ineens droom je van dromedarissen en sjeiks. Maar dat doe je pas, nadat je met die esoterie bezig bent geweest. Dan zeg je: Hé, dat beeld is kennelijk iets. Misschien ben ik vroeger een odaliske geweest, als je een dame bent, maar het is ook heel goed mogelijk dat je een sjeik was of iets anders. Want geslachten zeggen in incarnaties niet zo veel, zeker niet in de herinnering.
Op die manier krijg je allerlei droombeelden in je en die droombeelden ga je vaak weer verwerken tot iets, wat je nu eigenlijk zou willen doen. Vreemd genoeg, wanneer dat niet alleen maar blijft bij dagdromen, maar ook je eigen streven een beetje bepaalt, dan word je daardoor geconfronteerd met nieuwe krachten en nieuwe mogelijkheden. Laten we zeggen, dat iemand ineens de behoefte heeft te bouwen. Dan kan hij aan een kerk gaan bouwen, maar hij kan ook een kippenschuurtje knutselen, maar zolang hij er alleen maar van droomt zegt het niets. Op het ogenblik, dat hij ermee bezig gaat, wordt hij daardoor geconfronteerd met nieuwe denkbeelden en in zichzelf ontdekt hij een verandering. Hij gaat zijn eigen harmonische mogelijkheden anders ervaren en daardoor ook zijn eigen God anders benaderen.
Hier is dus een typische wisselwerking tussen de materie en de geest. En dat is begrijpelijk. Om iets materieel te begrijpen moet er een referentiemogelijk zijn. Die referentiemogelijkheid vindt de mens vaak in zijn materiële praktijk, zodat hij dan begrippen van vroeger geestelijk bestaan gemakkelijker kan bevatten en mee gaat verwerken in zijn benadering van het Goddelijke. En achter elke droom staat altijd ergens het onbereikbare. Het onbereikbare, waar de mens zich met agressiviteit of overgave dan toch toe wendt. En dan laat hij de droom liggen. En dat is dan de God, dat is het licht van de werkelijkheid.
Er bestaat een heel oud verhaal over drie zuilen, waarvan de middelste zuil jezelf zou zijn. Dat is niet helemaal waar in deze zin. Je zou kunnen zeggen: het leven is een poort. Twee zuilen in een boog verenigd. Daarop staat een derde zuil. Die derde zuil is het ware ik. Wat tussen die twee zuilen staat is een bijkomstigheid. Maar wat er op die twee zuilen steunt, de harmonische relatie met de totaliteit of met delen van die totaliteit, is bepalend voor de waarheid die je in jezelf vindt en voor de godheid die je vanuit jezelf benaderen kunt.
Op deze manier is de gehele structuur van de persoonlijkheid, de hele opbouw ervan mee bepaald door vroegere incarnaties. En op deze wijze ook kan men zeggen, dat de mens slechts langs de weg van reeds gevonden harmonieën kan komen tot de opbouw van nieuwe harmonische waarden en zo kan hij komen tot een uitbreiding zowel van zijn geestelijke als van zijn materiële mogelijkheden en besef.
Tweede gedeelte.
Men heeft mij gevraagd u het een en ander te zeggen over incarnaties. Maar wat zijn incarnaties eigenlijk? De verschijningsvormen van het ego. De mens doet mij altijd denken aan water. Hij trekt op naar de wolken. Hij komt er weer uit en keert terug naar de wereld. Hij wordt opgenomen in een stroom, komt terecht in een oceaan die Maatschappij heet en vandaar stijgt hij weer op. Kun je dan aan een regendruppel zeggen dat hij helemaal aansprakelijk is voor zijn kringloop? Dat kun je aan een mens ook niet zeggen. Maar er zijn nog meer gelijkenissen.
Hetzelfde beeld. Ziet u eens: regen ontstaat rond een stofdeeltje, tenminste ik heb gehoord dat men dit thans op aarde zo stelt. Het ego vormt zich weer tot iets wat incarneert rond een prikkelend onbegrip. Pas wanneer er een onbegrip is, incarneer je. De mensen zeggen dan: ach, die incarnaties maken geen verschil. Natuurlijk maakt het wel verschil, maar niet op de manier waarop mensen dat denken. Kijk maar eens. De regen valt. De plaats, waarop die regendruppel neerkomt bepaalt waar hij zal zijn. Misschien kan hij zelfs ineens via een boom weer verdampen. Maar als hij eenmaal in een stroom terechtkomt, in een riviertje of een beekje, dan kan hij zijn eigen richting niet meer bepalen. Hij wordt meegesleurd. En als hij in de oceaan is gekomen, kan wordt hij heen en weer gesleurd in de loop der getijden. Geen zelfstandigheid.
Mijn denken heeft mij altijd geconfronteerd met de oude kringloop der standen. Ik weet niet of u dat kent. Het betekent zo ongeveer dat als er priesters zijn, dan verliezen ze hun voornaamste positie aan de soldaten. En als de soldaten weggaan en hun macht verliezen, dan komen de handelaren. Maar als de handelaren ook niet meer hun macht bezitten, dan is het weer de beurt van de boeren, die weer de priesters voortbrengen. En zo gaat het altijd verder. Ik wil niet zeggen dat die kringloop der standen helemaal juist is, ofschoon ze om het beeld van de maatschappij te bepalen wel aanvaardbaar is. Maar voor mij is dat iets wat je niet beïnvloeden kunt.
Wanneer er priesters zijn, komt er een behoefte aan macht. Als er een behoefte aan macht is, komen er soldaten. Als er soldaten komen, komt er een behoefte aan goederen. Wanneer er een behoefte aan goederen is, komen de handelaren op en worden een macht. De soldaten worden onderdanig aan wie hen belevert. Maar de handelaar heeft zijn producten nodig en er komt een ogenblik dat hij grondstoffen nodig heeft en dan komt hij bij de eenvoudige man terecht en die heeft weer een bestaansrechtvaardiging nodig en daarvoor zoekt hij een priester of een wijsgeer op.
Ik dacht, dat het bij ons daar een beetje op lijkt. Wanneer je incarneert zal elk leven dat je geleefd hebt, een zekere onvrede achterlaten. Je wilt wat anders. En wanneer je te lang bezig bent geweest in de priesterlijke wijsheid, dan wil je weleens overstappen naar iets anders. Ik kan mij voorstellen, dat iemand die lange tijd ernstige zaken gedoceerd heeft en de gave van het woord weer wil gebruiken, liever humorist wordt. En wanneer die humorist zijn gaven verder wil gebruiken en hij is zijn humor kwijt, dan wordt hij waarschijnlijk politicus. En als de politicus wil doorpraten en hij is ook zijn gave om zich door te zetten en illusies te bouwen kwijt, dan wordt het waarschijnlijk de één of andere kwebbelende huisvrouw.
Mijn beeld is natuurlijk symbolisch. Zo kun je dat overal zien. Je behoudt wel wat je bent, maar je kunt het op verschillende manieren uitdrukken. Iemand, die kerkmuziek geschreven heeft, zal m.i. waarschijnlijk naar ander werk overgaan wanneer hij nog eens terugkomt en de muziek zou kiezen. Lichte muziek misschien of iets anders, waarbij geluid een rol speelt. En op deze manier draaien wij altijd verder.
Ik heb nooit het gevoel, dat een oudere ziel zijn voordelen met zich brengt. Ik heb een leerling gehad. Dat was een heel leuke jongeman. Hij had één neiging. Wanneer hij iets vond wat hij misschien zou kunnen gebruiken, dan nam hij het mee. Ik was daar – laten we zeggen – te onthecht voor. U kunt ook zeggen: te lui voor. Ik nam dus niets mee buiten het nodige. Terwijl ik fris en vrolijk langs de wegen wandelde, sleepte mijn leerling zich beladen met zijn bezittingen achter mij aan.
Veel oude zielen zijn precies zo. Ze hebben een gave, die ze niet meer kwijt willen. En ze hebben nog wat kennis opgedaan en die zouden ze ook graag terug willen brengen. Ze maken zichzelf het leven enorm zwaar.
Wie licht reist, reist snel en gemakkelijk. Wie achter kan laten wat hij heeft aan stoffelijke waarden en mogelijkheden, dus gaven, begaafdheden, kennis en hij incarneert, die begint opnieuw. En in dat opnieuw beginnen zal hij misschien wat moeilijkheden hebben om een richting te vinden. Aan de andere kant is die richting datgene wat past bij hem op die wereld en bij zijn mogelijkheden.
Stel u voor dat een regendruppel naar beneden valt en zegt: ik ben altijd naar het westen of naar het oosten gegaan, dus moet ik tegen de stroom op. Dat arme wezen verdampt van uitputting voordat de stroom ook maar iets verder is. Hij heeft niets gezien van zijn mogelijkheden, geen contact met anderen gehad. Hij is alleen maar tegen de stroom ingegaan en verdwenen.
Toch kun je met incarnaties weleens genieten, vooral wanneer je zover bent, dat je afstand kunt nemen van het leven. En dat is meestal nadat je dood bent. Dan zit je zo aan het spiegelend meer van materie en je kijkt naar beneden en je ziet als een soort religieus vertoon alle delen voorbijtrekken van wat je ooit geweest bent en dan verbaas je je erover. En je vraagt je af: wat hebben de menselijke waarden nu eigenlijk voor betekenis? Want zie: hier ben ik een vorst en in het volgende leven ben ik een bedelaar. Het leven daarop ben ik een priester en het leven daarop een goochelaar. Wat ben ik eigenlijk anders dan een caleidoscoop, waarvan de stukjes steeds weer anders vallen?
De situatie wordt nog komischer wanneer wij gaan kijken wat we doen met de kracht die wij hebben. We hebben allemaal een behoorlijke dosis kosmische kracht. Je kunt ze omzetten in kennis, begrip. Je kunt ze aan anderen overdragen. Je kunt er wonderen mee doen en je kunt ze natuurlijk ook ongebruikt laten. Maar wanneer je nu kijkt wat de mensen met die kennis doen, met dat begrip en vooral met die kracht, dan doen ze eigenlijk ontzettend weinig. Je ziet mensen, die hun hele kracht eigenlijk alleen tot uiting brengen in hun persoonlijkheid. Ze domineren iedereen en alles. En ze doen er misschien nog een paar goede dingen bij ook, dat is mogelijk. Maar als je dan later in die spiegel dat geval ziet, dan is het wat ridicuul. Een mijnheer La Fontaine heeft een verhaal geschreven over een kikker, die zich opblies.
Als je dood gaat, dan is de spanning meestal net te groot, dan ploft je onbelangrijkheid naar buiten toe en wat blijft er dan over? Alleen een paar flarden herinnering, Aan de andere kant zie je vaak mensen die delen, die zich delen. Soms is het dat ze bezit geven, of anderen hoop geven. Maar wat ze ook doen, ze leren anderen, ze dienen anderen. Maar ze doen het echt van harte uit. En wanneer je dan kijkt, dan zeg je: hè, wat ze gegeven hebben is eigenlijk het enige wat ze bezitten. Want het is vreemd bij zo’n incarnatie. Je zet a.h.w. alles op interest. Je zet invloeden uit in die wereld, sommigen komen tot je terug, maar de meeste niet. Zodra je dood gaat, worden alle vorderingen betaald, d.w.z. dat alles wat je naar buiten toe hebt gedaan aan jou wordt teruggegeven, niet als een bezit, maar als een vorm van kracht. Een vorm van kracht, waarmee je dan weer van alles kunt doen.
Er zijn mensen die met hun leven niet tevreden zijn. Dat zie ik altijd, wanneer ik naar uw wereld terugkijk. De meeste mensen zijn ontevreden met zichzelf, met wat ze zijn en vaak nog met uiterlijkheden ook. En als ze daarmee tevreden zijn, dan is dat later de grootste reden tot ontevredenheid. Maar dan vraag ik mij af: waarom eigenlijk? Want wat je bent is toch het resultaat van een keuze die je hebt gedaan? Het is aanvulling van wat je vroeger bent geweest. Het is om je duidelijk te maken dat je niet in een vorm bestaat, maar in een contact met de kosmos, met de wereld. En dan zou ik die mensen wel willen zeggen: ach, je denkt dat je nu zoveel mist, maar zou je eigenlijk niet blij moeten zijn dat je zoveel mist? Want daardoor kun je ook weer andere dingen veel beter doen en veel gemakkelijker doen dan anderen. Alles heeft zijn prijs.
Laat ik proberen het in mijn termen te zeggen. Wanneer de vorst op een olifant rijdt, dan reist hij natuurlijk wel gemakkelijk. Maar aan de andere kant is hij ook erg gebonden. Hij kan niet uitwijken. Hij is gebonden aan het pad dat die olifant gaat en nu kan hij natuurlijk wel zeggen tegen de verzorger van het dier: “Ik wil daar en daar heen”, maar de olifant zal soms zijn eigen weg kiezen en dan kom je op een verkeerd doel terecht. Dat gebeurt iemand die te voet gaat niet en daarom is het zo goed je te ontdoen van overtolligheden, omdat overtolligheden de neiging hebben je de vrijheid te ontnemen.
Soms zeggen mensen: “Ik wil meer zijn en meer bereiken.” Maar als je meer wilt, dan faal je meestal in wat je bent. In incarnaties valt altijd weer op dat degene die het meest hunkeren om méér te worden, zichzelf voortdurend overtuigen van het minderwaardige van hetgeen ze zijn. De behoefte om meer te zijn, is het begrip dat je te weinig bent. Wanneer je te weinig bent, dan ben je niet harmonisch in jezelf. Je hebt geen vrede met jezelf. En wanneer je geen vrede met jezelf hebt, hoe kun je dan wanneer je overgaat de kosmos aanvaarden zoals hij is? Daarvoor vlucht je weg.
Ik ken mensen, die zeggen: ik ben een werktuig Gods. We kunnen hoogstens zeggen dat die God dan weleens vreemd gereedschap gebruikt! Maar voor hen is het nodig, omdat ze een rechtvaardiging zoeken. Rechtvaardiging voor wat ze doen en voor wat ze zijn. Een mens heeft geen rechtvaardiging nodig om te bestaan. Het bestaan zelf is de rechtvaardiging ervan. Een mens heeft geen enorme taak of een enorme bereiking nodig in zijn leven. Hij moet alleen maar zorgen dat hij harmonisch met zichzelf blijft, dat hij niet voortdurend zichzelf verwerpt of minacht. Wanneer hij zichzelf aanvaardt, dan aanvaardt hij immers de kosmos. En dat telt mee en al het andere gaat voorbij.
Wanneer je steden bouwt, zoals b.v. de vorsten van Khmer hebben gedaan, dan schep je een schoonheid en een belangwekkendheid. Maar als je daar je ziel in legt, dan wordt die ziel langzaam overwoekerd en uiteengescheurd door de jungle. Het werk dat je bouwt, mag nooit iets zijn, waarin je ziel schuilt. Het mag een geschenk zijn dat je aan anderen geeft, maar in jezelf moet je eerst de vrede en de tevredenheid kennen.
Veel incarnaties mislukken, omdat de mensen tegen zichzelf liegen. Dat mensen tegen anderen liegen, ach … ik heb zelfs heiligen gekend die niet anders deden. Maar als je tegen jezelf liegt, dan verwerp je jezelf. Wie zichzelf verwerpt, kan niet verdergaan. En elke keer weer, wanneer je geconfronteerd wordt met een leven, waarin je jezelf verworpen hebt, dan ben je weer je eigen vijand geworden. Dan schep je weer diezelfde grote problematiek, die enorme spanning, waaraan je ten onder kunt gaan. Waarom?
Ik heb de incarnaties eens bestudeerd – och een geest wil ook wel wat te doen hebben, zoals u begrijpt – van een aantal mensen die erg interessant waren. En ik heb daarbij, toen ik hier uitgenodigd werd, zelfs een paar studies gemaakt over hier aanwezigen. Dat gaat betrekkelijk gemakkelijk, omdat concentratie in de plaats kan treden van tijdsduur bij ons. Dat weet iemand, die de oosterse techniek beheerst, trouwens wel. Wanneer je geconcentreerd beschouwt, houdt de tijd op te bestaan voor jou. En nu moet u eens opletten. Ik zal u een paar reeksen noemen, zoals ik ze heb gezien.
Een zwakkeling, die het voedsel steelt van de jagers bij het kampvuur, wordt een volgende keer een krijger die alles aanvalt en doodt om te laten zien hoe belangrijk hij is. En uit het falen wordt hij sjamaan. Dit alles in Azië. Van sjamaan zocht hij het in de hogere filosofie, werd leerling-priester. Dat interesseerde ook niet, incarneerde als prinses van hoge huize in de richting van Egypte. Van daaruit zien wij in een volgende incarnatie dezelfde persoon, weer vrouwelijk, als slavin optreden. Van slavin priesteres bij een orakel in Griekenland. Van daaruit ineens weer een sprong, weer leerling, maar niet meer van een priester, maar van een filosoof. Vandaar een sprong naar de alchemie in de Middeleeuwen. Mannelijke incarnatie. Van daaruit incarnatie in betere familie in uw tijd. Wanneer je die hele reeks ziet, dan zeg je: kijk, daar zit een bepaalde ontwikkeling in.
Een andere situatie is misschien nog interessanter. Het begint met een dame, die reputatie won, omdat ze één van de weinige vrouwen was, die goed was in het jagen van beren. Trouwens, die beren zijn in overdrachtelijke zin naar ik meen nog weleens opgedoken, als ik uw idioom goed heb. De volgende incarnatie is opvallend. Mannelijk, dominerend. Zeg maar raadslid in een grotere stam. Van daaruit een paar heel gekke sprongen: tempeldienst, tempeldienst overleden, over naar handel. Groot handelshuis voor die tijd. Zelfs een vloot van 30 schepen op zee, wat voor die tijd heel wat was. (Phoenicië). Van daaruit over naar Rome. Blijft in de handel. Heel typisch. Mannelijke vorm nu. Vanuit deze dingen gaan we over en worden wij raadsman; een kruising tussen wijsgeer, hofnar en wichelaar aan een Middeleeuws Teutoons hof. Van daar de volgende sprong: beginnen als leerjongen en onmiddellijk weer in de handel.
Ook hier zit een progressie in, maar op een andere wijze. In het eerste geval hebben we een evolutie gezien, waarbij geestelijke ideeën kennelijk de basis vormen. In het tweede geval zien wij een ontwikkeling, waarbij kennelijk de geestelijke achtergrond veel minder fluctueert – dat gaat traag en langzaam verder – maar er wordt een bepaalde wijze van leven gekozen en die wijze van leven betekent: relatie met anderen en dan vooral zo, dat je er zelf ook nog wat aan hebt. Dat laatste past in uw moderne tijd wel heel goed, dacht ik.
Deze twee voorbeelden maken duidelijk, dat incarnaties, opeenvolgingen dus, bepaald kunnen worden door een geestelijke behoefte – je zou zeggen daar speelt een vorm van inwijding een rol – en er zijn ook incarnaties, waarbij juist de behoefte tot uitdrukking een rol speelt. De één evolueert, komt in zichzelf tot een hogere waarde, waarbij de uiterlijke vorm kennelijk wat minder belangrijk wordt geacht. De ander vindt de uiterlijke vorm erg belangrijk, maar schept daardoor het contact met de wereld, waaruit de lering ontstaat. En als je dan zoiets bekijkt, dan wil je ook graag weten hoe het innerlijk zit.
O, u denkt dat ik uw voorbeelden heb genomen? Neen. Ik heb wel parallellen gezocht, maar niet letterlijk voorbeelden van aanwezigen gegeven. Het is gek, maar als je mensen hebt die zichzelf voor wijs houden en je roept in hun midden “dwaas”, dan menen zij allen dat zij worden aangesproken. Ze hebben een onbewuste zelfkennis, die zij door hun wijsheid voortdurend voor zichzelf verbergen. Mogelijk is het hier ook zo. Je herkent ergens iets van jezelf, daarom ben je het nog niet.
Ik heb ook de geestelijke fasen nagegaan en nu blijkt, dat in het eerste geval de geestelijke concentratie vaak voert tot isolement in de eerste 6 incarnaties. Sterk geïsoleerd. Daarna krijgen wij ineens een poging tot godscontact, dus een uitgrijpen naar boven toe en de eindfase blijkt dus bemiddelend te zijn. Ook in de sferen. Het is opvallend, dat de eerste persoon waarover ik het had, gelijktijdig hogere krachten in zich zoekt en dan toch naar beneden toe die krachten of de mogelijkheden daarvan probeert door te geven.
Bij de tweede persoon zien wij veel minder isolement. Altijd in de sferen een contact en ook lering. Die lering wordt – vooral in de eerste 7 à 8 incarnaties – veel sterker uitgedrukt, maar op een gegeven moment wordt de lering omgezet in een geestelijke behoefte en nu krijgen we veel sterker en rechter dan in het eerste geval ineens een contact met het onbekende, dat echter redelijk steeds weer een beetje verworpen wordt. Dat is heel opvallend. Hier krijgen we weleens een boodschap. Bij de eerste krijgen wij dienst. Dat impliceert volgens mij dat er verschillende mogelijkheden zijn en dat de incarnatiecyclus op zichzelf nooit bepalend zal zijn voor het resultaat zonder meer.
Er blijken in elke incarnatie elementen te cumuleren, opgestapeld te worden, die eigenlijk ongeuit blijven. Een soort reserve. En er komt een ogenblik dat die reserves bijna buitensporig ineens gebruikt worden en dan verandert op dat ogenblik het hele beeld van verdere incarnaties. Dat is typerend. Want als dat beeld van incarnaties zich op zo’n punt zeer sterk verandert, kan er in die hele reeks van incarnaties ook nooit gesproken worden van een vaste lijn of een vast patroon. Er kan alleen gesproken worden van ontwikkelingen, die bepaalde restanten in het ego tijdelijk opstapelen tot een kritiek punt bereikt is.
Ik heb een leerling gehad die, zoals ik al zei, nogal vergaarzuchtig was. Niet hebzuchtig, maar vergaarzuchtig. Ik heb zijn incarnaties ook gevolgd. En daar vind ik het eigenaardige, dat deze leerling, na nog twee incarnaties in de materie, nu een derde maal is geïncarneerd maar op een andere wereld en wel een wereld, die vanuit uw standpunt erg leeft als een commune. Een gemeenschap zonder eigen bezit, waarbij de persoonlijkheid het enige recht is wat je hebt. Ik heb mij afgevraagd: hoe komt hij daar? Ik geloof, dat het de behoefte is om aan de ene kant te vergaren, dus alles van anderen ook naar je toe te trekken en aan de andere kant de toch ook bij hem bestaande behoefte om dat, wat je hebt, ook meteen weer te delen met anderen, als je het maar niet te gauw kwijtraakt. Ik dacht dat hier de incarnatie van de aarde weg bepaald was door eigenschappen, die in de aardse incarnatie en de daar ook op volgende periode in de geest, ontstaan was.
Het is wonderlijk als je kunt kijken naar de manier, waarop dat rad des levens voor de mensen draait. Wanneer je ziet hoe de geestelijke en stoffelijke fasen elkaar afwisselen en dat daarbij een kosmisch patroon ook een rol speelt. Zo is het opvallend, dat veel opeenvolgende incarnaties – en nu moet ik erbij zeggen, dat ik misschien erg ouderwets ben (ik geloof nog in astrologie) – plaatsvinden volgens de dierenriem en dan wel retrograde. Dus van Vissen naar Aquarius enz. Ik geloof bovendien dat er een kwestie is van veranderen van stoffelijk beeld. Want voor mij wordt een deel van het stoffelijk lot en karakter toch wel bepaald door de omstandigheden, die aan de sterren worden gezien. Ze komen er niet uit, maar ze worden aan de hand daarvan gelezen. Zou ook dit misschien erop kunnen wijzen, dat wij in al onze incarnaties vooral afwisseling nodig hebben? Het is voor een oude geest een beetje moeilijk om te weten of dat materieel belangrijk is, maar het element van afwisseling blijkt in die incarnaties mede een rol te spelen. En wat meer is, ik meen dat de behoefte aan deze stoffelijke variatie het resultaat is van een geestelijke beschouwing van wat je bent.
Volgens mij is er een enorme vrijheid in incarnatie en reïncarnatie, maar er is wel een spoor van ontwikkeling, waaraan je je niet kunt onttrekken. Alle dingen hebben dus ook nog een vaste baan. En als ik mijn baan bekijk, dan ben ik voorlopig nog tevreden met het beschouwen en filosoferen. Maar ik denk, dat wanneer ik weer incarneer, ik waarschijnlijk een opstandige jongere zal zijn in tweestrijd. Dan lijkt mij, dat die afwisseling van stoffelijke vorm, geestelijk bestaan en nieuwe mogelijkheden een soort dwang is, waaraan je niet helemaal ontkomt. En die dwang moet je dan toch weer oplossen. Want die dwang is een uiterlijkheid.
Ik ben ervan overtuigd dat eenieder die nu leeft als een meer bewuste geest of als mens, enorm veel relaties heeft, contacten heeft met ander leven in vele sferen van bestaan. En nu dacht ik gezien te hebben dat degene die deze contacten in zichzelf activeert, hoe dan ook, geestelijk en materieel, daardoor in zijn lot onafhankelijk wordt van deze vaste lijn. We kiezen nog wel een bepaald type, maar het type bepaalt niet meer onze koers, onze richting waarin wij verdergaan.
Ik hoop, dat u mij kunt volgen, want ik spreek wat ik denk, wat onsamenhangend misschien. Er is geen redelijk leven. Rede is de orde, waaraan wij ons onderwerpen op het ogenblik dat wij falen onszelf waar te maken, tot uitdrukking te brengen door middel van de inhoud, die wij bezitten. Wij incarneren uit noodzaak of uit behoefte. Maar in beide gevallen gaat het er ons om dat wat wij zijn, juister, beter of voller tot uitdrukking te brengen en zo volwassen te worden. Ervaring maakt het kind tot man/vrouw. Ervaring maakt het ego van een wat spelend, belevend wezen, tot een van krachten bewust wezen dat voor zich een bestemming kiest. Ik dacht dat wanneer een boom bladeren heeft, het aantal bladeren voor de boom niet zo belangrijk is. Maar dat wel belangrijk is, dat die bladeren in hun vorm en plaatsing beantwoorden aan wat de boom is.
Ik heb het gevoel dat wij ergens bladeren zijn aan een boom, die misschien werkelijkheid heet. En wij gaan onze plaats bepalen door er een reden voor te geven. Maar die reden zou voor elk ander blad, op elke andere plaats ook gelden, alleen geven wij dat niet toe. Maar dat wij daar ontstaan zijn is te danken aan het feit dat wij zo zijn. Doodgewoon. Wat je innerlijk bent, zal je zijn in de sferen en op aarde en hoe meer je je bewust bent van hetgeen je innerlijk bent, hoe meer je verandert. Tot er een ogenblik komt dat je misschien geen blad meer bent, maar bloesem. En dat je als bloesem het begin vormt van een nieuwe boom.
Ik heb entiteiten gezien – niet dat ik graag in hun plaats zou zijn voorlopig – die bezig zijn om weer een soort te beschermen of te helpen. Meestal niet op uw wereld, daar hebben ze de mensen tegen, maar op een andere wereld. Zij worden zelf tot stam, want de entiteiten, die in die vorm leven, zijn de bladeren van bewustzijn. En die hebben waarschijnlijk ook wel een verklaring voor hun gedrag, de reden van hun bestaan. Maar ze denken dat ze voor de boom belangrijk zijn. Doch dat is niet waar. Maar zonder de boom zouden wij niet zijn en zonder hun aanwezigheid zou de boom zich niet vruchtbaar waar kunnen maken.
Zo zijn wij bladeren. Wij kunnen echter verdergaan. Maar je kunt niet van blad tot boom worden. Bewustwording door de incarnaties heen is gebonden aan een voortdurende verandering van kwaliteiten. Die verandering is het verkrijgen van een eigen levenskracht, die door het ik beheerst wordt. Hoe groter die wordt, hoe meer wij in staat zullen zijn om van daadloze extensie van een grotere entiteit te worden tot een bewust actieve functie van die entiteit en van daaruit te worden tot een persoonlijkheid, die vanuit zich dezelfde mogelijkheden weer voortbrengt. Maar laten wij ons één ding realiseren: niemand heeft ooit een boom gezien welks zaad andere soort bomen voortbracht. Wij zullen altijd in onze zelfstandigheid beantwoorden aan hetgeen ons heeft voortgebracht. Misschien is onze God, die onze levenscyclus heeft bepaald, alleen maar een boom in het bos, dat de één of andere rijke vorst in een onbekende wereld voor zich heeft gereserveerd. Wij zullen misschien van bladeren bomen worden. Maar pas als wij bomen zijn zullen wij weten of het misschien ook de moeite waard is om verder te gaan en eens weer mensen te worden in een grotere wereld.
Onzekerheid omtrent onze uiteindelijke bestemming is voor mij een nadruk op de belangrijkheid van onze huidige ontwikkeling en onze huidige bestemming. Elke mens, die zich iets bewuster wordt, heeft daarmee op aarde de mogelijkheid geschapen om misschien dadelijk een andere, vruchtbaarder kracht te zijn in het geheel, waartoe hij behoort. En misschien vrienden, word ik van een licht wolkje, dat zich op aarde alleen met rimpels zou kunnen manifesteren, ook weer tot een bloesem, die het onbekende baart. De zin van de incarnaties is gelegen in de ontwikkeling, die het “ik” doormaakt. De wijze van ontwikkeling is onbelangrijk, zolang er ontwikkeling is. En pas waar de ontwikkeling staakt, is er volgens mij de noodzaak om over te gaan tot een nieuwe vorm, die heel waarschijnlijk weer een reeks van afwisselende ervaringen en ook groei in jezelf omvat.
Ik hoop dat ik wat duidelijk geweest ben. Ik heb u een denkbeeld willen bijbrengen, dat mens-zijn niet de hoogste vorm is en dat de ontwikkeling die wij doormaken, niet ophoudt ergens bij een soort supermens, maar verdergaat ergens in het onbekende.
Ik geloof dat niemand mij een verwijt kan maken wanneer ik de lezing hier beëindig. De les, die ik u gegeven heb, zal voor u bepalen welke harmonieën u kunt vinden met die wereld, waarin ik dergelijke ideeën heb opgedaan.