Persoonlijkheidswaarden onder de huidige invloeden

image_pdf

16 januari 1967

Als wij de huidige tijd bezien, zullen we moeten toegeven dat de inzichten van de mensen, maar ook hun reacties en geesteshouding zich zeer sterk aan het wijzigen zijn. Men zou het misschien een revolutionair proces kunnen noemen of misschien een evolutionair proces, maar hoe het ook zij, men is in deze dagen zelfs niet meer in staat zich de mentaliteit van bv. 1900 ook maar in te denken.

De levensomstandigheden, maar ook de karaktereigenschappen en de geestelijke instelling tegenover de wereld zijn voor een zeer groot gedeelte gewijzigd. Wij kunnen dit misschien toeschrijven aan de industriële revolutie, die de wereld in de afgelopen tijd heeft beheerst. Na de tweede wereldoorlog is er een nieuwe revolutie begonnen, die wij misschien een socio-economische revolutie zouden kunnen noemen, maar waarvoor ik persoonlijk toch liever de titel “morele revolutie” zou willen gebruiken.

Die revolutie wordt niet alleen tot stand gebracht door wat de mens wil; dat krijgt hij maar zelden, dat weet u allen. Wat de mens doet, heeft vaak onverwachte gevolgen. De mens van vandaag heeft bepaalde inzichten. Hij strijdt bv. voor de vrede. Dat hij daarmee een wereldbrand dreigt te veroorzaken, is kennelijk de meesten nog ontgaan. Hij strijdt voor zijn recht en hij vergeet, dat zijn recht wel eens voor een ander onrecht zou kunnen zijn. Ook dit is aanleiding tot heel veel – zullen wij zeggen – schijnbaar gerechtvaardigde conflicten, die wel eens op geweld zouden kunnen uitlopen. De mensen, die zich daarmee bezighouden, menen het goed. De daden, die worden gesteld, zijn op zichzelf over het algemeen ofwel volledig irrationeel en onverantwoordelijk en zouden dus een correctie van de rest van de mensheid vergen, dan wel zij zijn juist zeer overlegd en zeer bewust. Maar in beide gevallen, dat is nu het typische, zijn de resultaten totaal anders dan zij beogen. Dan begin ik met de eerste stelling van dit onderwerp:

Er zijn invloeden die het gedrag van de mens, zijn besef van waarden maar ook zijn innerlijke evenwichtigheid, zelfs zijn geestelijk evenwicht, kunnen aantasten en wijzigen. Deze invloeden treden op, zonder dat de mens deze tijdig genoeg kan herkennen. Achteraf zijn ze misschien wel kenbaar. Verder geven zij over het algemeen aan het totaal van het leven van de mens; een andere betekenis dan hijzelf vermoedt.

Deze stelling zegt dus, dat de mens niet zijn eigen meester is, maar dat hij alleen binnen de stroming van de tijd een bepaalde vrijheid van handelen heeft. Daar hij die stroming niet tijdig herkent, zal zijn doel gewoonlijk niet datgene zijn, wat hij kan bereiken. Als men in deze dagen over een omwenteling spreekt, dan gaat men allereerst kijken naar de typische mentaliteit, die er op het ogenblik bestaat.

Aan de ene kant is men ontzettend vasthoudend. We zullen ons niet bezighouden met verkiezingsuitslagen e.d., maar ook daar kunt u zien, dat de mens vaak aan een eenmaal genomen besluit vasthoudt, zonder dat hij daarvoor in feite nog enige reden heeft.

Wij zien, dat de mens bijzonder ruimdenkend is geworden, voor zover hij daar zelf niet bij betrokken is. Hij is dus onverschilliger geworden voor de wereld.

Wij zien, dat de mens tegenwoordig niet alleen steeds meer buiten de grenzen van zijn land en volk, maar ook buiten zijn eigen geestelijke mogelijkheden en grenzen tracht te treden.

Deze verschijnselen tezamen geven ons dan de karakteristiek van het heden:

De mens, beïnvloed vanuit de kosmos, gestimuleerd en geholpen door de geest waar dit mogelijk is, verder beroerd door velerlei krachten waarvan hij misschien zelf het karakter nog niet kan analyseren, begeeft zich op pad naar een nieuw bestaan en een nieuw denken, waarbij hij voortdurend middelen hanteert, die zijn eigen mogelijkheid tot beheersing te boven  gaan. Dan zijn er maar een paar oplossingen mogelijk: De mens groeit zodanig, dat hij ook feitelijk mentaal, geestelijk en stoffelijk de grenzen kan overschrijden, of hij gaat aan zijn onvermogen te gronde door de middelen, die hij hanteert. Alles wijst erop, dat de mens in staat zal zijn om die grenzen werkelijk te overschrijden.

Hier zien we de persoonlijke waarden van de mens dus aan betrekkelijk grote veranderingen onderhevig. Ik wil trachten om het kort en krachtig te verklaren. Ik hoop, dat u hiertegen geen bezwaar heeft:

De verwarring van dit moment leidt bij de meeste mensen tot een absoluut dictatoriaal denken en handelen, daarnaast vaak gebaseerd op anarchistische denkbeelden. Het feit, dat in deze dagen de chaos voor de mens een grote rol speelt, komt naar voren uit zijn kunst, zijn wijze van leven, zijn gedrag, zelfs in zijn steden, in het verkeer, in het contact met vreemden. Deze chaos is het kenteken van zijn persoonlijkheid en zijn eigen wezen. De schijnordening, waaraan hij zich vastklampt, is over het algemeen niet veel meer dan het deksel, dat hij heeft gelegd over de voor hem oneindig diepe put van onzekerheden, die hij onder zich erkent. Nu is chaos een toestand, waarin elke invloed zonder meer scheppend kan optreden. De uiterlijke vorm is de begrenzing van het chaotische in de mens op dit moment. Zij is dus in zich onbelangrijk.

De kosmos zendt in het komende jaar een aantal zeer vitale krachten uit. Vitaliteit betekent de noodzaak tot handelen, tot scheppen. Handelen en scheppen in de chaos betekent een tijdelijke vergroting van de chaos. Wij zullen zien, dat heel veel mensen misslagen begaan, dat ze verkeerd denken, verkeerd reageren en handelen. Daarnaast zullen we kunnen constateren, dat zeer veel mensen zich geestelijke tot een bepaalde richting zullen bekennen, terwijl ze die eigenlijk al verworpen hebben, voordat ze haar uiterlijk aanvaarden. Zij beginnen n.l. al met zoveel twijfelpunten, dat er geen absolute inhoud aanwezig is. Er is gisting, er is werveling.

Indien we een analogie met het scheppingsproces willen doorvoeren, dan denken we hier aan de vortex van een sterrennevel, waaruit langzamerhand de sterren kristalliseren en waaruit dan weer de planeten worden geboren.

In de mens is ongeveer hetzelfde aan de gang. Hij heeft een tijdlang a.h.w. de begrenzing van de ruimte opgebouwd; dat is een materialistische stabilisatie. Daardoor is hij vatbaar geworden voor kosmische invloeden, want hij kan ze niet meer onderkennen, hij beschouwt ze niet meer als een werkelijk deel van zijn bestaan. Nu is die begrenzing betrekkelijk volledig en dus komt hij met zijn innerlijke ongevormdheid en onzekerheid in een steeds heviger beroering. Dit betekent emotionaliteit, maar het betekent ook onzekerheden. Dit betekent hartstocht, maar gelijktijdig ook eenzaamheid. Er is een voortdurend afwisselen van die waarden De komende jaren zullen dus invloeden brengen, waardoor niet alleen de steeds versnellende werveling van innerlijke onzekerheden in de mens groter wordt, maar waardoor bovendien afzonderlijke wervelingen daarin kunnen kristalliseren: de geboorte van een ster.

Wij gaan juist door het chaotische, dat ons leven en denken onder de oppervlakte begint aan te nemen, zoeken naar zekerheden. Deze zekerheden kunnen we niet vinden in de wereld buiten ons; we moeten ze scheppen.

Het scheppingsproces is dus a.h.w. het stellen van enkele punten van waarde in een vortex, een draaikolk van onzekerheden. Dan beginnen de invloeden van deze tijd verder te werken, want naarmate er zekerheden bestaan, zullen zij zich naar de buitenkant van de werveling begeven. Ze gaan dus naar dat punt wat eigenlijk de buitenzijde is. De onzekerheden zijn er.

De invloeden, die de mens in beweging hebben gebracht zijn er ook. Maar datgene, wat zich in hem geestelijk en vaak ook mentaal reeds kristalliseerde, kan nog niet de uiterlijkheden doorbreken. Hij is nog gebonden. Het tempo versnelt in de komende dagen. We kunnen zeggen, dat – zeker in de komende 5 á 6 jaar – voor de mens een voortdurende versnelling zal plaatsvinden van die werveling van de innerlijke onzekerheden: dit absoluut geen vaste punten of houvast meer kennen in jezelf, behalve dan ergens een afgronddiepe put, waarmee je geen raad weet; een punt nul.

U zult begrijpen dat de persoonlijkheid hiervan de beïnvloeding ondergaat. Naarmate de kosmische invloeden optreden er, a.h.w. een tijdelijk afremming in een deel van de onzekerheid mogelijk maken (het kan een stimulans van energie zijn, het kan reiniging zijn, het kan erkenning zijn), zullen meer delen uit die chaos zich kristalliseren en scheppen tot vaste waarden. Deze vaste waarden gaan de persoonlijkheidsvorm, zoals men die nu uiterlijk ziet, doorbreken. De waarden van de persoonlijkheid veranderen. Zij veranderen echter puntsgewijs en niet onmiddellijk en totaal. Wij zien daardoor in heel veel gevallen vooral in deze dagen en de komende jaren een grote incongruentie tussen de handelwijze van de mens en zijn denkwijzen. Dit is begrijpelijk. De mens is nog niet zover gekomen, dat hij de gewoonte van reactie op de omgeving heeft kunnen doorbreken. Hij is in een zekere sleur geraakt en hij zit daaraan vast; maar er zijn steeds ogenblikken, waarop hij probeert los te breken. Wij zeggen: dat past niet bij die mens. In feite is het een verandering van zijn wezen, die zich kenbaar maakt.

Het aantal invloeden uit de kosmos, dat in de doorsneemens (we moeten hier helaas met een gemiddelde werken) zal optreden, is voor de komende jaren te schatten op 27; in het daarop volgende jaar op ongeveer 18; en in het daarna komende jaar op ruim 70. U ziet, er zit geen vaste volgorde in. Maar we kunnen toch wel nagaan, dat dit jaar bv. een groot aantal concrete veranderingen in het denken en in het leven van de mens tot stand zal brengen en dat daarnaast het volgende jaar een ogenblik van stilstand brengt. De mens kan dan zijn nieuwe erkenningen wat meer in zijn gewoonten, in zijn uitingen overbrengen. Hij wordt dan overstelpt door een vernieuwing, waarmee hij geen raad weet. Zijn reactie is echter niet alleen maar de reactie op de wereld; dat is hetgeen u ervan ziet.

U zult in de komende tijd steeds meer beweren waarschijnlijk, dat de mensen eigenlijk toch maar onberekenbaar zijn en dat ze plotseling van die heel gekke grillen vertonen; want dat is al wat u ervan ziet. Maar het denken van de mens verandert. Dat wil zeggen, dat de logisch opbouw van het menselijk denken veranderingen ondergaat; dat bv. een verwisselbaarheid voor de abstracte begrippen, die de mens hanteert en de praktische waarheden, die hij kan beleven, steeds noodzakelijker wordt.

Wij zullen daarnaast zien, dat zijn geestelijk leven zich moet gaan bezighouden met andere dingen. Ik heb het al gezegd: het is a.h.w. een overschrijden van een grens.

Op het ogenblik, dat er op een bepaald punt in die warreling van onzekerheid en verwarde begrippen, zeg maar een paar sterren zijn, ontstaat er ineens een kracht. Die kracht kan klein of groot zijn. Iemand ontdekt bv. ineens, dat hij kan magnetiseren of dat hij goed kan rekenen. Hij ontdekt, dat hij een buitengewoon begrip heeft voor bepaalde machines. Er zijn duizend-en-een dingen mogelijk. Op een enkel punt doorbreekt hij dus een geestelijke gebondenheid. Hij gaat affiniteiten erkennen (geestelijk, niet verstandelijk) met bepaalde krachten en mogelijkheden buiten hem.

Voor een deel heeft zich dat ook al afgespeeld in de afgelopen jaren, maar de frequentie gaat toenemen. We moeten dus zeggen, dat het z.g. occulte of geestelijke element in de komende tijd voor veel mensen steeds meer invloed op hun leven krijgt. Daarnaast weten we zeker, dat zij alleen kunnen voortbestaan, indien ze blijven verwerpen. Een grote discongruentie van handeling en innerlijke mentaliteit.

Verder weten we, dat de mensen zich in de maatschappij alleen kunnen handhaven, indien ze die geestelijke waarden en persoonlijke ontdekkingen eigenlijk terzijde werpen. Laat mij het zo stellen: Je kunt bepaalde dingen beseffen en tot jezelf zeggen: Maar dat denkt men niet. Je kunt in jezelf bepaalde mogelijkheden en noodzaken erkennen en zeggen: Dat doet men niet; of: dat hoort zo niet. Dat is voor de uiting dus een grote belemmering. Maar in jezelf zul je die geestelijke invloed niet kunnen ontkennen. Er ontstaat daardoor een veel grotere gevoeligheid van mens tot mens voor denken en voor gevoelsreacties.

In de maatschappij zal men daarop waarschijnlijk eerst agressief gaan reageren, want de persoonlijkheid van de mens houdt een zekere agressiviteit in; en ofschoon die agressie zeker ten goed gekeerd kan worden en zal worden, zo mogen we toch niet uit het oog verliezen, dat de agressiviteit juist daar tot uiting komt, waar in de persoonlijkheid zelf een onzekerheid, een niet passend iets aanwezig is. En juist op het punt van ontdekking van gevoelens en gedachten verwacht ik wat men noemt belligerentie; wat een heel mooi woord is voor: er op slaan, zonder dat er eigenlijk een reden voor is, hoogstens een staatkundige.

Wij moeten dus aannemen, dat de mensen gewelddadiger worden, maar ze zullen die gewelddadigheid ook weer snel afbreken. Er is geen reden voor een voortdurende haatdragendheid, zoals die in het verleden was. Wij krijgen een kort en snel opvlammen van gewelddadige reacties. Daarna een omslag, die volkomen onverwacht is. De persoonlijkheid zoekt een nieuw evenwicht. Dat evenwicht wordt gezocht door die agressie, omdat men het nieuwe niet kan aanvaarden. Maar elke agressie op zichzelf is een overschrijden van de grens.

Als ik iemand aanval, omdat mijn sensitiviteit, die ik voor mijzelf niet durf erkennen, mij zegt dat agressie noodzakelijk is, dan gebruik ik de sensitiviteit en moet ik ook erkennen dat zij aanwezig is. Ik kan er niet omheen. Langzaam maar zeker wordt de harde schil van redelijk menselijk denken tot een fijn craquelé als van een barstend ei, waar mogelijk hier en daar reeds een snaveltje zichtbaar wordt; want om in de wereld te kunnen leven moet je jezelf ook aanvaarden. Die zelfaanvaarding is alleen mogelijk, indien de reactie op die invloeden voor het “ik” nog steeds goed kan blijven. Een mens, die zichzelf absoluut kwaad acht, absoluut verwerpt, heeft geen leven. Hij heeft geen reden om te leven. Iedereen zoekt een reden om te leven, dus zoekt iedereen iets, wat voor hem goed is. Als ik dit nu samenvat in een paar punten, dan ziet het er als volgt uit.

De onzekerheid van de mens en het toenemen van de in hem ontstane nieuwe erkenningen en eigenschappen zullen hem brengen tot een steeds aanvallender houding tegenover de buitenwereld. Hij zal voor zijn aanvallen echter een beroep doen op zijn nieuwe krachten en capaciteiten en hierdoor worden gedwongen ze te aanvaarden. Een vernieuwing van uiterlijkheid geeft de mogelijkheid om langzaam maar zeker de nevel van een werveling zonder meer tot een nieuwe vorm te kristalliseren. We krijgen dus in plaats van de trechtervormige nevel te maken met de langzaam afplattende globe, die in het Melkwegstelsel als discus zichtbaar wordt. Er komt een evenwichtigheid, omdat er voldoende nieuwe eigenschappen en mogelijkheden in de mens zijn ontwaakt en nu naar buiten een uiting vinden.

De waarde van de persoonlijkheid wordt op het ogenblik heel vaak gezien in betrouwbaarheid. Ik weet niet waarom de mensen in deze tijd daarop zo’n grote nadruk leggen. Misschien wel omdat het ook een schaars artikel is en men aanneemt, dat het op de bon is of zo. Men spreekt over betrouwbaarheid, men spreekt over duidelijkheid, men spreekt over kenbaar optreden, over zuiver reageren, over gemeenschapsbestaan en met al die woorden geeft de mens alleen maar die uiterlijke schil aan. Die dingen moeten dus breken, daar is niets aan te doen; dat verbrokkelt. Maar er komt iets anders voor in de plaats.

Naarmate de mens meer de in hem plaatsvindende veranderingen gaat erkennen, zal hij ook  zuiverder erkennen welke kosmische invloeden op hem inwerken. De grote krachten en inwerkingen van deze tijd (waaronder ook de Christus-kracht), zullen dus niet alleen meer innerlijk beseft of ervaren kunnen worden, maar zij zullen ook tot het bewustzijn doordringen; en daarmee treedt een beheersbaarheid op. Waar we eerst te maken hebben met een kolkende chaos, waarin de mens zelf geen weg meer weet, zo krijgen wij langzaam maar zeker te maken met een patroon, waarin de mens zichzelf weergeeft. Vergelijkingen zijn moeilijk te maken. Men kan een melkwegstelsel moeilijk vergelijken met een kristal of zelfs met een sneeuwvlok; maar het lijkt er wel iets op.

Er zijn vaste krachtsverhoudingen, vaste reactiemogelijkheden, vaste actielijnen in de mens. Als de mens innerlijk die zekerheden gaat verwerven, welke hij op het ogenblik niet heeft, zal hij zijn behoefte aan uiterlijke en materiele zekerheid terzijde gaan stellen. Zijn interpretatie van het leven wordt een weergeven van zijn innerlijk, niet meer een beantwoorden aan uiterlijke mogelijkheden. Daarmee ontstaat er een persoonlijkheid, die in deze tijd waarschijnlijk nog niet erg acceptabel wordt. Hij is positiever dan de jongeren, die de maatschappij verwerpen en trachten wat idealistische filosofie daartegenover te stellen, want de mens, die in zich bewustzijn heeft, plaatst zich niet buiten de maatschappij. Hij stelt zich niet tegenover de maatschappij. Hij is eenvoudig anders en daardoor kan de maatschappij hem niet beroeren. Hij probeert niet de maatschappij te verbeteren, hij heeft daarvoor geen reden. Hij is. Maar de harmonie van zijn bestaan en de capaciteiten, die hij zo ontwikkelt, geven hem wel de mogelijkheid om in die maatschappij voortdurend zijn partijtje mee te blazen.

Zo iemand is sensitief genoeg om als hij toevallig geld zou willen hebben een aantal beleggingen te doen, misschien een gokspelletje te spelen, waardoor hij over alle middelen onmiddellijk kan beschikken; maar hij zou het waarschijnlijk ook weer zo weggooien. Hij zou er niets mee kunnen doen. Hij behoeft niet na te gaan hoe de menselijke psychologie in elkaar zit. Hij voelt aan wat er in een mens leeft; en door zijn aanvoelen kan hij ook begrijpen en corrigeren daar, waar de meest geleerde bol dat niet kan. Dus, onze nieuwe persoonlijkheid staat los van de maatschappij, maakt zich vrij van de maatschappelijke beïnvloeding, maar erkent aan de andere kant – en dat is wel een heel belangrijk punt, zou ik zeggen – de noodzaak om met de mensheid in contact te blijven. Hier ben ik al betrekkelijk ver gegaan. Dit zijn invloeden van ruim 800 jaren, die voor de gemiddelde mens deze ontwikkeling voltooien.

Laat ons terugkeren tot het heden en pogen met een korte formulering te stellen: De onzekerheid in de mens groeit naarmate er innerlijk nieuwe zekerheden ontstaan, want het inpassen van zijn innerlijke zekerheden in zijn uiterlijk bestaan en in zijn bestaansaanvaarding is niet mogelijk. Daardoor ontstaat er een vergroting van innerlijke strijd.

Door de erkenning van innerlijke waarden en misschien ook door het ontstaan van enkele krachten, gebaseerd op de innerlijke waarden, zien wij bij velen een agressie tegen het aanvaarde gedragspatroon. Daarbij vergeet men dat men, door zich bezig te houden met de maatschappij en haar regels, zich zelfs in het vergrijp er tegen, daaraan onderwerpt; een binding dus.

Om jezelf te kunnen blijven moet je steeds meer jezelf verloochenen. Dat wil zeggen, dat degenen, voor wie de uiterlijkheden in het leven het meest belangrijk zijn, in een conflictsituatie komen te verkeren, waarbij zij liever zichzelf zullen vernietigen dan hun innerlijke onzekerheid, zoals ze dat zullen noemen, toe te geven.

Wij zullen bij de mens in toenemende mate een irrationeel, op handhaving van oude waarden gebaseerd gedrag zien.

Ten slotte zullen wij kunnen constateren, dat bij een teruglopen van wat men de maatschappelijke waarden van kennis noemt, de feitelijke intelligentie bij de mens aanmerkelijk zal kunnen stijgen. Bij een gelijktijdige afname van belangstelling voor eenvoudige dingen, zoals lezen, schrijven, rekenen e.d., zullen wij ontdekken dat het begrip voor complexe waarden aanmerkelijk groter wordt. Dit als gevolg van de mogelijkheid de complexe waarden in het eigenlijk nog wat chaotische “ik” te projecteren en daarin de werking te beseffen.

Het overnemen van complexe uiterlijke waarden om vorm te geven aan een in zich nog ongevormd innerlijk is niet alleen van deze tijd. Het zal echter in de toekomst opvallender worden, omdat men steeds nieuwe waarden zal nemen om in de innerlijke leegte een zekere vorm aan te brengen, waartegen men zich kan afzetten, wanneer men de paar lichtpunten, de paar zekerheden, die men heeft gevonden, naar buiten wil projecteren en gebruiken. Kort genomen:

De persoonlijkheidswaarden van de mens onder de nu heersende invloeden zullen niet zijn: een verbetering volgens uw huidige maatstaven. Er is in feite sprake van een voortdurend grotere onttrekking van de persoonlijkheid aan de nu geldende maatstaven. Steeds minder zal de mens gewaardeerd en beschouwd kunnen worden aan de hand van hetgeen men nu als juist, redelijk en aanvaardbaar acht.

Strijd in de wereld is hiervan het gevolg. Innerlijke strijd is voor menigeen niet te vermijden. Alle actie, alle vitaliteit zal rond het jaar 1972 en dat zullen we dan als climax nemen voor de invloeden van deze tijd in een nieuwe bezinning neerslaan, waarbij wij een grote mate van optimisme zullen zien optreden en gelijktijdig een grote onverschilligheid voor de uiterlijkheid. Nu mag ik misschien nog enkele voorbeelden aan mijn betoog toevoegen, voordat ik mijn inleiding besluit om u duidelijk te maken wat dit in de toekomst kan betekenen: Dit houdt in, dat een gouvernement in feite niet meer in staat is te regeren wegens de onverschilligheid, waarmee een te groot gedeelte van de ondergeschikten de besluiten van het gouvernement eenvoudig negeert en zijn eigen gang gaat. Men heeft er geen interesse voor.

In het geloof zal het inhouden, dat prediking steeds minder zin heeft, omdat een ieder zijn eigen Godsbeleven in de gemeenschap tracht te brengen en – indien dat niet wordt aanvaard – eenvoudig zijn eigen wegen gaat.

Geboden (ook de zg. geboden van God) zullen niet meer worden aanvaard, omdat de mens innerlijk zekerheden, geboden en noodzaken meent te vinden, die niet meer samenhangen met de oude geloofswaarden. Hij zal dus reageren tegen God en gebod in en vanuit het huidig standpunt.

Ten laatste zal hij zijn neiging tot zelfvernietiging zien veranderen in de neiging tot zelfprojectie. Dat die zelfprojectie niet in alle gevallen erg gunstig uitvalt, heeft u in de afgelopen tijd reeds kunnen zien. Maar er komen tijden, waarin die zelfprojectie het mogelijk maakt om in een mens zonder scholing en zonder vaste normen of vormen toch de hoogste innerlijke waarden weer te geven.

Wij zullen een era tegemoet gaan, waarin het scheppen (en dan denk ik aan bv. de kunst) nieuwe vormen gaat vinden. Vormen, die met de huidige misantropie en uitstalling van onvolmaaktheden en raadsels niets meer te maken hebben, maar die gelijktijdig zich losmaken van alles, wat er in het verleden is geweest. Zij zal volgens het huidige besef zijn opgebouwd uit flarden en niet meer de historische samenhang kennen van bv. het werk van een Vondel.

Maar in deze flarden zal voortdurend de positiviteit van het bestaan worden verheerlijkt. Dit geldt ook voor muziek. Dit geldt voor schilderkunst, beeldhouwkunst en wat dies meer zij.

Een laatste voorbeeld: Gemeenschappen als deze kunnen niet meer bestaan, zonder dat er de een of andere bindende kracht in die gemeenschap aanwezig is, welke verdergaat dan een gezamenlijk gericht geloof of een gezamenlijke gerichte belangstelling. Bij de Orde zullen we de verschijnselen, die ik net noemde waarschijnlijk niet zo snel zien. Elders echter zullen wij zien, dat het ontstaan van steeds sterkere persoonlijke bindingen, van steeds grotere verheerlijking van onredelijkheden een bijna absurd afdwalen van de werkelijkheid ten gevolge schijnt te hebben. Het eigenaardige is echter, dat in al deze groepen resultaten voorkomen (bv. op prognostisch terrein), die positief uitslag geven; die dus bewijzen, dat er toch iets is.

Maar dat iets zal niet omschrijfbaar zijn. En het gedrag van de mens zal eerder zijn: een methode om anders te leven dan alleen een geloof aan de geest.

Wanneer ik u dit alles heb gezegd, geloof ik dat ik u iets heb kunnen duidelijk maken van de verandering, die de persoonlijkheid ondergaat. De normen, die op het ogenblik aan de persoonlijkheid worden aangelegd, zullen reeds over een betrekkelijk klein aantal jaren niet meer gelden. De waarden, die wij in die persoonlijkheid thans nog als vaststaand beschouwen, zullen dan hun grenzen verliezen en in elkaar overvloeien, zonder dat men het punt van overgang precies kan aangeven.

Er is een grote verandering op komst; er zijn grote verandering reeds achter de rug. Op het ogenblik, dat de nu nog streng gehandhaafde schil van uiterlijkheden werkelijk begint te barsten, zal het lijken, of de hel losbreekt. In feite echter zal de mens worden herboren in een nieuw hemelbesef.

Vragen.

  • Is het misschien mogelijk te vertellen om welke waarden van de persoonlijkheid het gaat?

Het gaat om de totaliteit van de persoonlijkheid. Het is heel erg moeilijk de persoonlijkheid in waarden uit te drukken. Wat wij de waarden van de persoonlijkheid noemen, dat zijn de uitingen, de expressies. Zoals u in mijn inleiding zult hebben bemerkt, heb ik ook wel de nadruk gelegd op het feit, dat de innerlijke verandering en ontwikkeling zich in een voorlopig waarschijnlijk niet-harmonische expressie naar buiten kenbaar zullen maken. Dat zijn dan de waarden van de persoonlijkheid, om dat zij de contacten van de persoonlijkheid met de omgeving eigenlijk bepalen. Maar als u mij vraagt om welke waarden gaat het, dan kan ik dat niet definiëren tot mijn spijt. Het is n.l. zo, dat de beïnvloeding de totale persoonlijkheid betreft en daarbij volgens mij voornamelijk wel wat wij de geest noemen. Het is dus niet direct het Goddelijke, maar het totaal van de bewustzijns- en erkenningswaarden in de mens, waarin een zeer groot aantal ervaringen en erkenningen aanwezig is (veel meer dan in het directe bewustzijn), die echter t.o.v. elkaar nu hun normale groepering verliezen. We krijgen dus a.h.w. een werveling van losse delen, die een nieuwe harmonische vorm zoeken. Dat is dus de werveling, waarover ik sprak; en vandaaruit krijgen we de formatie van eigenschappen. De formatie van een persoonlijkheidseigenschap heb ik geprobeerd weer te geven met het beeld van een ster, die ontstaat, en die door haar geaardheid zich langzaam naar de buitenzijde beweegt. Op het ogenblik, dat die ster afzonderlijk kenbaar is geworden, kan men haar misschien reeds als een waarde van de persoonlijkheid aanspreken, omdat zij waarde bepalend is voor hetgeen de persoonlijkheid betekent. Maar ik kan niet zeggen welke sterren bij de een en welke bij de ander zullen ontstaan bij wijze van spreken, en hun zuiver banenverloop. Wij kunnen wel zeggen waar zij hun grootste raakpunt met deze wereld zullen hebben. Het gaat hier dan ook om de verandering van moraliteit, om de verandering van expressie, zelfs om een zeer grote verandering van begrip en begripsvermogen. En dit zou op den duur kunnen inhouden, dat ook veranderingen van leefwijze en van bestaansvoorwaarden daaruit voortkomen. Ik hoop, dat ik duidelijk heb gemaakt wat ik eigenlijk met die waarden van de persoonlijkheid bedoel. Het gaat om de uitingen van het “ik”, dat nimmer in onderdelen kan worden verdeeld, maar altijd als een totaliteit moet worden beschouwd.

  • Ik heb altijd gedacht, dat in ieder mens een grondpatroon (een soort blauwdruk) aanwezig was vanaf het begin der schepping en dat dit grondpatroon zijn werkelijk wezen was, dat hij in de loop van zijn bestaan tot openbaring moet brengen. Nu sprak u over een verandering van het wezen van de mens en ook over een innerlijke leegte. Kan het wezen van de mens dan werkelijk veranderen? Of slaat dit op de persoonlijkheid, die naar dat wezen moet toegroeien?

De totale persoonlijkheid in het Goddelijke is niet identiek met de gerealiseerde persoonlijkheid. Ons wezen in God is de volmaaktheid, die alle dingen omvat die wij zijn, geweest zijn en zullen zijn; kortom, al dat gene wat ons deel aan de eeuwigheid uitmaakt.

Maar ons wezen, zoals wij dit zelf kennen en beschouwen, is maar een klein deel van deze grote totaliteit. Wanneer wij dan ook over de waarden van de persoonlijkheid spreken, dan doelen wij natuurlijk hier op de menselijke, de beperkte waarden. Wij kunnen n.l. in het Goddelijke niet meer over de waarden van de persoonlijkheid spreken. Daar heeft de persoonlijkheid geen punten van uiting meer. Daar is het geheel een harmonie, waarvoor geen uiting meer noodzakelijk is. Daar is het zijn dus voldoende. Voor ons is dit helaas nog niet het geval en wij zien ons wezen dus als iets, wat beperkt is. Het grondpatroon (d.w.z. onze maximale mogelijkheden) is in ons vastgelegd, dat is inderdaad waar. Maar zoals ik reeds heb geprobeerd in het antwoord op de 1e vraag duidelijk te maken: de groepering van alle dingen, welke tot die persoonlijkheid behoren, behoeft voor ons niet altijd dezelfde te zijn. Het is dus  de hergroepering van datgene, wat wij reeds zijn, waardoor wij beter beseffen wat wij moeten zijn, wat wij kunnen zijn en waarmee wij – of we het willen of niet – inderdaad beantwoorden aan datgene, wat we eeuwig reeds zijn. Dan kunnen we nu de vraag gemakkelijk beantwoorden en zeggen: Zolang u zich niet bewust bent van wat u in de goddelijke totaliteit betekent, is dit voor u een abstractie. Dat dit werkelijk ego, dit deel van het Goddelijke uw mogelijkheden bepaalt en beheerst, zal volledig juist zijn, maar voor u is dit niet constateerbaar. Daar uw eigen wezen en persoonlijkheid, zoals die voor u in uw wereld en ook in onze werelden kenbaar is, gebaseerd is op de totaliteit van uw ervaringen, uw mogelijkheden, uw acties en reacties, is een hergroepering in deze waarden en een heroriëntering dus wel degelijk mogelijk, zonder dat daar door iets aan het eeuwig grondpatroon wordt tekort gedaan.

  • De mens wordt vatbaarder voor invloeden, die hij niet kan onderkennen. Hoe gebeurt dat?

Het is misschien een beetje moeilijk om dat duidelijk te maken, want ik kan daarvoor eigenlijk geen concreet voorbeeld vinden. Een vergelijking kan dat misschien wel. Als ik een gekristalliseerde suikermassa heb, dan kan ik die misschien wel enigszins aan een vorm aanpassen, maar niet gemakkelijk. Is zij echter niet uitgekristalliseerd en heb ik te maken met melasse (suikerstroop), dan zal zij zich zonder meer naar elke vorm voegen; en wat meer is, zij kan in elke vorm uitkristalliseren, zij kan van de ene vorm naar de andere worden  verplaatst, zolang geen kristallisatieproces is opgetreden. Daar zit nu eigenlijk het probleem in.

U bent chaotisch; d.w.z. dat in u vele strijdige invloeden – vanuit uw standpunt – werkzaam zijn. De krachten in u heffen elkaar dus praktisch op. Er is geen feitelijk actiedrang behalve de uiterlijke gewoontegang en een enkele mentale pressie. Dit houdt in, dat uw gevoeligheid zeer veel groter gaat worden voor alles wat u beroert. Een waterspiegel in rust (het is misschien een verkeerde vergelijking, maar neemt u het beeld voor een ogenblik aan) kun je met één vinger licht beroeren en dan zie je in de hele spiegel een patroon. Maar als je te maken hebt met ijs, dan haalt het niets uit. Als je te maken hebt met een kokende zee, dan maakt het ook niets uit, dan zie je het niet.

Naarmate dus in het ego (het bewust agerende ego en de geest) de aan elkaar tegengestelde krachten elkaar meer opheffen, ontstaat er een grotere vatbaarheid voor invloeden van buitenaf, die dan in het “ik” – en dus ook voor het “ik” kenbaar – sterker optreden. Dat betekent, dat eigenschappen aan het “ik” kunnen worden toegevoegd, die, op grond van de vastgelopen tegenstellingen alles in een nieuw kader, in een nieuwe versie, brengen en misschien nieuwe capaciteiten bijvoegen. Ik weet niet, of ik mij duidelijk heb kunnen uitdrukken, maar als dat niet zo is, verzoek ik u wel mij dit te zeggen.

  • Dus zou de ideale toestand voor die beïnvloeding zijn: wanneer al die krachten in de mens als tegengesteld elkaar opheffen?

Voor zover het de beïnvloeding door die krachten betreft, inderdaad. Maar u vergeet één ding: wanneer die toestand bestaat, dan worden wij door de krachten beheerst en zijn wij niet in staat de krachten bewust te beleven, en te beheersen. Er is dus een heel groot verschil tussen een chaotische toestand, waarbij nolens volens alles wat in ons is a.h.w. al het andere wat in ons is frustreert en tot stilstand brengt en de innerlijke rust die wij zelf scheppen, waardoor die gevoeligheid dus ook ontstaat. Dan willen wij die gevoeligheid. Wij zullen dus het resultaat van die gevoeligheid ook bewuster ervaren en wij zullen die ook kunnen beëindigen, indien wij die invloed op dit moment niet wenselijk achten. Dat laatste heeft dus wel de voorkeur. Er zijn mensen, die denken dat chaos geen ideale toestand is. Neen. Chaos is het beginpunt op de weg naar harmonie. Als zodanig is het voor iemand, die moet beginnen een ideale toestand. Maar voor iemand, die een eindje op de weg is gevorderd, is het eigenlijk een toestand, die zo snel mogelijk moet worden overwonnen, opdat hij bewust vorder zijn pad kan gaan.

  • Wat zijn die krachten en invloeden?

Ja, wat zijn krachten en invloeden? Laten we eerst een scheiding maken. Laten we zeggen, dat invloeden werkingen of krachten zijn, die worden gedirigeerd. Zij maken dus deel uit van een entiteit of zijn het direct gevolg van de actie van een entiteit. Krachten worden niet door een entiteit bestierd, maar hoogstens door de natuurwetten of, zo u wilt, door de goddelijke wil alleen en waarin er dus ook geen mogelijkheid tot aanpassing of variatie bestaat. Een kracht is zonder meer. Een invloed is aan te passen en variabel. Nu we dit voorop hebben gesteld, kunnen we dan verder definiëren: Krachten en invloeden zijn voor de mens de werkingen uitgaande hetzij van de hogere geest, hetzij direct voortvloeiende uit de wetten van de kosmos, welke zijn wezen, zijn milieu – of beide – beroeren en hierdoor voor hem bepaalde veranderingen scheppen in zijn mogelijkheden, zijn erkenningen of ook wel in zijn bereikingen van het moment; dat laatste moet ik er wel bijzeggen.

  • Brengt het groeiend onderscheidingsvermogen de mogelijkheid met zich mee de waarde van de excessen te onderkennen, die wij nu als anarchisme, kolder, bandeloosheid etc. verwerpen?

Een groeiend bewustzijn is over het algemeen een eenzijdig groeiend bewustzijn. Het gestelde zal dus zeker niet in alle gevallen opgaan. Om u een voorbeeld te geven: Een mens, die zijn leven heeft gewijd aan opera, zal waarschijnlijk niet zo gemakkelijk kunnen doordringen in de mysteriën van de modernste muziek; u weet wel, klankverwekking met allerhande apparaten.

Toch kunnen beide soorten een uitdrukkingswaarde hebben. Maar het zich naar opera’s steeds uitbreidend bewustzijn van deze persoon is niet in staat het andere te bevatten. Als wij dus alleen maar zeggen “het uitbreidend bewustzijn”, dan zijn we nergens. Als wij zeggen, dat “het zich gelijkmatig en harmonisch uitbreidend bewustzijn” duidelijk maakt welke zin er schuilt in datgene, wat anders voor excessen zou worden gehouden en de betekenis, de waarde en ook de nadelen daarvan beseft, dan is dat volkomen juist. Maar dat betekent een oriëntatie, die niet alleen de elektronische muziek bv. omvat, maar daarnaast ook de beat en de Beatles, de muziek van Verdi, Wagner of Mozart en die daarnaast ook geverseerd is in de intricaties van de fuga’s van Bach e.d. Je moet dus eigenlijk het gehele gebied omvamen. Je moet bovendien besef hebben van de mogelijkheden en waarden van elk instrument en dan kun je een schijnbaar muzikaal exces (we spreken nu in muziektermen) erkennen voor wat het werkelijk is.

Je kunt de uitdrukking terugvinden. Je kunt het idioom leren verstaan, waardoor de uiterlijkheden wegvallen en de betekenis naar voren springt; op dat ogenblik is het geen exces meer.

Dat is in het menselijk leven precies hetzelfde. Er zijn in het menselijk leven heel veel dingen, die voor excessen worden gehouden. Er zijn zelfs op dit moment nog bepaalde godsdiensten op de wereld (laten we ze althans godsdiensten noemen), waar de hoogtepunten van hun religieus en cult-beleving toch wel bestaat uit hetgeen de westerse wereld excessen op elk terrein zou willen noemen: excessen op seksueel gebied, wreedheid, klankverwekking en alles wat u zich maar kunt voorstellen. Maar in die excessen vinden die mensen voor zich een betekenis, een communicatie met het hogere, die volkomen reëel is; en wat meer is: zij ontlenen aan deze communicatie ook bepaalde krachten, die volkomen reëel tot uiting kunnen worden gebracht.

Nu kunt u zeggen: dit zijn excessen. Maar het groeiend bewustzijn dat eenzijdig is, kan misschien die waarden niet omvatten. Het alzijdig groeiend bewustzijn (het harmonisch groeiend bewustzijn) kan deze dingen wel omvatten, maar ziet ze niet meer als excessen. Het ziet ze eenvoudig als een bepaalde werkwijze en kan die op zichzelf misschien als minder rationeel of kan de uitdrukkingswijze als minder geslaagd beschouwen, zonder daarom a priori te verwerpen. Er komt begrip. Dat is dus wel waar. Maar ik zeg nogmaals, de vraag was buitengewoon moeilijk, omdat de beantwoording alleen mogelijk zou zijn bij een aanvaarden van een harmonisch bewustzijn, dat alleen in de hoger bewuste, die dichter tot het Goddelijke is genaderd, zou kunnen berusten. En dat is dus niet het meest voorkomende. Voor een algemeen antwoord zou men dus moeten zeggen: De excessen kunnen alleen worden begrepen door een zich uitbreidend bewustzijn, indien hun achtergrond, reden en expressiewaarden of werkelijke betekenis mede vallen binnen het gebied, waarop het bewustzijn zich uitbreidt.

  • Wilt u toelichten: de praktische uitwerking van “doorbraak van de schil der uiterlijkheden met handhaving van de oude waarden”. Welke waarden zijn dat?

Kijk eens, de schil der uiterlijkheden kunt u misschien het best beschouwen als de maatschappelijke levenswaarde, inhoudende de erkende sociale verhoudingen en waarderingen, de morele en religieuze beschouwingen en al wat dies meer zij. Dit is n.l. datgene, waarbinnen u zich tot uiting brengt. Nu komt op een gegeven ogenblik een nieuwe waarde tot uiting. Er is een soort strijd tussen dit nieuwe en het gevestigde oude. Wij proberen het oude te behouden; en dat betekent dat wij de expressie van het nieuwe voorlopig lokaliseren. Wij proberen het alleen op een terrein te gebruiken. Daarin slagen we op den duur  natuurlijk niet, want het trekt als een ster (ik neem maar weer dezelfde vergelijking) een baan, die op den duur al onze faculteiten en al onze mogelijkheden beroert. Maar voorlopig wordt het een soort moment, waarin wij even de uiterlijkheid doorbreken. Vervolgens keren we dan weer op het punt terug. Ergens anders kan de uitbarsting weer plaatsvinden, maar dat heeft er niets mee te maken. Wij kunnen dus niet blijvend de oude waarden behouden, dat moet u wel begrijpen. Wat we wel kunnen doen, is de nieuwe erkenning uitdrukken zonder daarbij onszelf in een strijd met de oude waarden te begeven. Want die oude waarden leven niet alleen in onszelf, ze leven in de wereld rond ons. Wanneer wij nu erkennen dat een bepaalde waarde niet meer in ons leeft (we hebben dus een nieuw besef gekregen dat daarboven uitkomt), dan kunnen we die wereld wel aanvallen, maar door haar aan te vallen erkennen wij ergens nog de geldigheid van haar stelling. Dat wil zeggen, dat wij ons door ons verzet a.h.w. binden aan het andere. Iemand, die in verzet tegen de conventie onconventioneel leeft, zal zijn onconventionaliteit voor zich tot een conventie maken. Dat is misschien het beste beeld, dat ik u kan geven. Dat heeft dus geen zin.

In mijn betoog heb ik getracht duidelijk te maken, dat wij ons a.h.w. los van de wereld moeten stellen. Wij hebben met die wereld niets te maken. Wij proberen geen conflict met de wereld te veroorzaken en proberen haar ook niet wijzer te maken. Wij trachten waarlijk onszelf te zijn volgens de nieuwe erkenning en verder de onevenwichtigheden, die dit voor ons zeker mede tot gevolg heeft, zoveel mogelijk te gebruiken om in onszelf spanningen op te bouwen, zodat nieuwe sterren (nieuwe punten van erkenning) geboren worden in plaats van ze naar buiten toe af te reageren. Dat laatste doen overigens de meeste mensen.

  • Hoe komt men tot beheersing van de vrijkomende innerlijke krachten, wanneer de schil eenmaal is doorbroken? Een auto haal je moeilijk uit de slip, als je de wagen met zijn paardenkrachten niet beheerst.

U moet het op een andere manier zien. Als je een hele tijd op een ziekbed hebt gelegen, dan gebeurt het dat je opnieuw moet leren lopen. Dan moet je dus je ledematen weer leren gebruiken en beheersen. Normaal verricht uw lichaam – beheerst – duizenden functies, zonder dat u er bijzondere aandacht voor heeft; en wat meer is, als u er eens voldoende aandacht aan hoeft geschonken, bent u in staat een groot gedeelte van die lichaamsfuncties inderdaad te beheersen. De beheersing ontstaat dus eigenlijk uit de erkenning van de functie en het leren gebruiken daarvan. Dat impliceert dus, dat het beheerst gebruiken van de in het “ik” gewekte krachten voortvloeit uit de aanvaarding van het “ik”, zoals het is en de voortdurende poging de kracht aan te passen aan het “ik” zoals het is. Dan zal elke nieuwe kracht zich als een deel van het organisch geheel “ik” gaan gedragen en dus – zelfs zonder bijzondere inspanning of voornemens – a.h.w. functioneel de wens of de noodzaak van het “ik” naar buiten toe uitdrukken. Het is misschien een beetje moeilijk, maar hoe kun je het eenvoudiger zeggen? Als ik nu uw auto neem. Het is een verduveld slecht voorbeeld, nog veel slechter dan het mijne, maar laten we het toch maar nemen. Als u in die auto zit, dan kunt u wel zeggen dat het moeilijk is uw wagen uit de slip te halen. Dat vraagt een beheersing – zegt u – van de paardenkrachten, maar dat is niet waar. Het vraagt niet alleen de beheersing van de paardenkrachten, maar ook van secundair optredende krachten, als frictie e.d. Als u nu geleerd heeft een slip te beheersen, dan gaat u die dus niet bewust te lijf. U erkent de slip. De automatische reactie is dus niet remmen, niet gas geven, maar bijsturen en langzaam pompen, als we voelen dat we eventjes weer wat geweld krijgen en dan zo ritmisch me gelijk, zodat de wagen, zodra hij recht komt, tot stilstand kan worden gebracht, voordat hij een of ander obstakel raakt. (Ik weet niet, of ik bij ben met de modernste theorieën van slippen; maar ik probeer het in ieder geval.)

Dan moet u dus goed begrijpen, dat het hier helemaal niet gaat om de beheersing van de krachten. Het gaat om het feit, dat u de optredende situatie kent; dat u de krachten a.h.w. onbewust kent en gebruikt. Er is dus geen sprake van een gericht bewust gebruiken. Er is sprake van een erkenning; en dit impliceert het automatisch gebruik van de aanwezige kennis.

  • Verwacht u dat de tegenwoordige orkesten zullen blijven voortbestaan of zal men ook breken met het gebruik van de huidige instrumenten en een volkomen nieuwe muziek brengen? Zo ja, zal het schoonheidsideaal hierin voortbestaan?

Als ik allereerst mag opmerken: dat wat u het schoonheidsideaal noemt en wat ik misschien zou noemen: de menselijke hang naar uitdrukking van volmaaktheid – beperkt of niet – is een essentieel deel van elk menselijk bestaan, zodra het boven de allergrootste noden van lichamelijk zelfbehoud verheven raakt. Dat blijft in ieder geval bestaan. De andere vraag is moeilijker. Als u denkt aan het behoud van orkesten, dan vermoed ik eigenlijk dat u bedoelt. de gesubsidieerde grote orkesten, zoals die overal in vele landen bestaan. En dan moet ik zeggen: neen. De orkesten in deze beroepsvorm zullen op den duur plaats maken voor orkesten van degenen, die een roeping hebben. Naarmate het aanvoelingsvermogen van de mensen groter wordt, zullen zij dus ook gemakkelijker de eenheid vinden, die zelfs voor het weergeven van zeer oude orkestwerken noodzakelijk is. Het maakt niet veel uit wat we spelen; of we Vivaldi spelen of Robot 937, bij wijze van spreken. Zolang wij maar harmonisch genoeg zijn en het denkbeeld, dat de muziek uitdrukt, weten weer te geven. De verklanking is dus een heel belangrijk deel. De oude instrumenten zullen – meen ik – meer in ere worden hersteld naarmate de mens meer terugkeert tot een persoonlijke leefwijze. Er zijn natuurlijk modeverschijnselen, dat geef ik graag toe. Maar ik kan mij voorstellen, dat iemand zich alleen kan uitleven op de sousafoon, hoe ergerlijk dit voor de omgeving misschien ook moge zijn. Ik kan mij ook voorstellen, dat iemand zijn grootste vreugde erin vindt om iets op een xylofoon weer te geven, of viool te spelen of viola da gamba. Wanneer iemand zich daartoe aangetrokken gevoelt, dan zal hij – en zeker in de toekomst – door de verandering van wat ik eigenlijk de absorptiewaarde noem (kennis en absorptiemogelijkheid) dit ook gemakkelijker leren. Ik geloof dan ook dat de oude orkesten blijven voortbestaan, maar niet professioneel. Ik meen, dat voor enkele gelegenheden tijdelijk misschien nog wel professionele orkesten zullen worden samengesteld. En dat professionele zal dan liggen in het feit dat de aan hen gestelde eisen een tijdelijke onderbreking van andere bezigheden vergt. De meeste mensen zien kunst als iets, wat op zichzelf een levensroeping is. Ik geloof, dat het een aanvulling van het leven moet zijn. Als je een oude kast hebt en er zit sierbeslag op, dan is dat mooi; dat kan perfect, harmonisch zijn. Maar als je het beslag hebt zonder de kast, dan verliest het eigenlijk zijn gebruikswaarde. Als je kunst hebt zonder de achtergrond van het normale bestaan, dan valt ergens de band met de normaliteit weg en wordt de kunstuiting in feite een eigen manier die zich van het leven vervreemdt. De toekomst zal dat niet toelaten. Zo zullen wij naast zeer vele reproductie methoden en vele geluidsproductiemethoden – ten dele primitief, ten dele technisch zeer ver gevorderd – de oude instrumenten behouden zien. Het samenspel, zoals dit in het orkest gebruikelijk is, zullen wij eveneens blijven zien. Wij zullen ook de leidende figuur van het orkest: de dirigent (of moet ik zeggen: soundmanager in de moderne vormen van de muziek) aanwezig zien. De samenwerking zal echter m.i. geen beroeps halve zijn.

Om u gerust te stellen, er zal tijd genoeg zijn om aan dergelijke liefhebberijen te besteden, wanneer de mensheid eenmaal van het idee is afgeraakt, dat hij zoveel mogelijk moet produceren; en dat alles, wat geproduceerd is dan ook nog zo gauw mogelijk moet worden verbruikt. Dat is alleen verspilling. Geruststelling voor de aanwezigen: u kunt die ontwikkeling waarschijnlijk verwachten rond het jaar 2040 en vandaaruit verder gaande tot ongeveer 2280, waarna de door mij geschetste situatie wel volledig zal zijn bereikt.

  • Wat bedoelt u met complexe uiterlijke waarden?

Een complexe uiterlijke waarde is een waarde, die is samengesteld uit vele invloeden of vele onderdelen. Als ik een complexe uiterlijke waarde heb, kan ik bv. denken aan een zeilschip in een stroming. Dan wordt de vaart, maar ook de koers en al hetgeen verder met dat schip mogelijk is, bepaald door het zeil dat staat (de hoeveelheid ervan) de wind, de windkracht die aanwezig is, de mogelijkheid om de zeilen onderling te verstellen, de stuurmogelijkheid, de zeegang en natuurlijk ook de aanwezige stroming en de daardoor ontstane deviatie op de uitgezette koers. Dan is dus eigenlijk de koers het eindresultaat van deze complexe uiterlijke waarden, waardoor het innerlijk doel (het bereiken van de bestemming) kan worden benaderd.

Ik heb n.l. in de inleiding erover gesproken, dat door de beïnvloeding door krachten – en daarop doelt uw vraag vermoedelijk – ook complexe waarden kunnen optreden. Verder heb ik reeds in mijn betoog het woord “eveneens” gebruikt. Toen heb ik n.l. gezegd, dat de mens door zijn innerlijk chaotisch-zijn wordt beheerst door complexe uiterlijke waarden. In beide gevallen heb ik daarmee willen weergeven, dat hetgeen er in de mens gebeurt of voor de mens gebeurt (het kan dus beide het geval zijn) niet de werking is van een invloed of van een kracht zonder meer. Het is altijd een grote hoeveelheid verschillende werkingen, krachten en ook invloeden tezamen. Deze kunnen dan zowel de uiterlijke wereld (de relatie naar buiten toe) bepalen, alsook de relatie naar binnen toe. In dit geval zult u begrijpen, dat wij eenvoudigheidshalve iets als een eenheid aanspreken, omdat het voor ons doel als eenheid hanteerbaar is, terwijl het in feite is opgebouwd uit Joost mag weten hoeveel verschillende waarden of invloeden.

Zo kan ik dus zeggen: De chaos in mij bv. is een complex aantal innerlijke waarden, waarin  de onderlinge samenhang niet heeft geleid tot een harmonisch verband, maar slechts tot een wederkerige opheffing van werkingen. Op dezelfde wijze kan ik zeggen voor de buitenwereld: Hetgeen men ziet als moraliteit, maatschappelijk patroon en sociale verplichting, is niet slechts het menselijk besef, maar het is zijn persoonlijke reactie op en de gehoorzaamheid aan een complex van uiterlijke waarden, dat zijn mogelijkheden en daarmee ook zijn denkwijze en benadering van de wereld voor hem bepaalt.

  • Wat is de juiste instelling, die je moet aannemen tegenover het optreden van al die krachten en veranderingen? Jezelf zijn? Je eigen koers blijven varen?

Ja, dat lijkt me voorlopig wel verstandig, met een voorbehoud: Je eigen koers varen, mits dit niet betekent: de oude gewoonten gedachteloos volgen, ook als ik daarmee innerlijk eigenlijk niet meer tevreden ben. Als ik ergens een onvrede erken, moet ik mij realiseren: waar komt ze uit voort? Dan zal ik dus ook de nieuwe waarden, die in mij langzaam maar zeker aan het doorbreken zijn, kunnen erkennen. Dan behoef ik me van al die krachten en invloeden eigenlijk maar heel weinig aan te trekken, want dan is mijn persoonlijk reageren in feite al een verwerken van al die krachten en invloeden, voor zover ze voor mij en mijn bewustwording belangrijk zijn.

  • Ik zou graag nog willen weten, of in deze nieuwe wereld het angstbesef van de mens blijft voortbestaan en daarmede ook het hele militaire apparaat, dat we nu denken nodig te hebben om ons schijnbaar veilig te stellen, op den duur niet zal verdwijnen?

Misschien kan ik dat het best beantwoorden met een vraag: Meent u, dat een leger met de daarbij behorende disciplinaire gehoorzaamheid nog kan bestaan op het ogenblik, dat een mens in de eerste plaats aan zijn innerlijke waarde gehoorzaamt?

  • Neen.

Daarmee is uw vraag beantwoord. Maar als u vraagt, of de angst nog blijft bestaan? Ja. Alleen, de angst zal zich verplaatsen. Zij zal zich verplaatsen van de gevreesde, maar enigszins bekende, buitenwereld naar de onbekende krachten van het eigen “ik”. Zij zal daarin alleen kunnen worden bestreden door het onbekende in het “ik” niet alleen te erkennen (dus aan te zien), maar ook door het tot uiting te brengen. Naarmate het bewustzijn groeit, zal dus inderdaad de angst afnemen. Maar naarmate de intelligentie groeit – en dat is heel iets anders – neemt de angst meestal toe.

  • Het is voor mij wel zeker dat er andere werkingen zullen komen en andere dingen zullen worden uitgevonden wat ook weer de nodige angst en de nodige moeilijkheden zullen teweeg brengen.

Ja, dat is wel een zekerheid, dat ben ik direct met u eens. Maar ik geloof, dat we een stapje verder moeten doen dan dit. Want het uitvinden van die dingen is het resultaat van een angst; dat zult u met mij eens zijn. Op het ogenblik echter, dat de angst voor de verantwoordelijkheid van het scheppen van deze dingen (dus de persoonlijke waarde er in) groter wordt dan voor de gevaren, die eventueel door deze dingen zouden kunnen worden bestreden, worden ze omgebogen; en dan komen ze niet meer als krijgswapen bv. tot uiting. Het is wel typisch, dat de mens toen hij voor het eerst brons kende, geen bronzen ploegsnede maakte; hij maakte een bronzen zwaard. Had hij in die tijd een metalen ploegsnede gebruikt in plaats van de gebruikelijke houten, dan had hij daarmee zoveel meer land kunnen bewerken en bebouwen, dat alle strijd uit angst voor de honger gevoerd, voorkomen had kunnen worden. In menig opzicht is dat ook tegenwoordig zo. Indien men de krachten, die men nu in de atoombom bant, zou leren gebruiken voor de vernieuwing van elementen en daardoor bij te dragen tot het ontstaan van volledig vrije energie in een voor de mens beheersbare, maar praktisch onuitputtelijke hoeveelheid over de gehele wereld, dan zou men een groot gedeelte van zijn complexen en problemen van deze tijd hebben opgelost. De intelligentie zal bang zijn voor het gevaar van de wapens; en uit haar angst voor het gevaar zal zij zoeken naar datgene, wat het wapen opheft.

Indien er tegen een wapen geen directe verdediging bestaat, is er toch nog een verdediging mogelijk nl. het gebruik van het wapen geheel overbodig maken. Ik denk, dat vanaf de jaren 1972 – 1980 al zeer veel mensen – ook belangrijke mensen – in die richting zullen gaan denken. En als de wereld de jaren 1984 – 1986 heeft overleefd, dan geloof ik dat de gehele volgende era daardoor zal worden bepaald. Er zal dus nog wel angst zijn, maar die zal een ander resultaat produceren. Dat zien we in zekere zin nu reeds. Men is bang voor de volksmassa’s van de vele onderontwikkelde gebieden (laten we het maar eerlijk zeggen zoals het is) en daarom helpt men die, terwijl men ze vroeger waarschijnlijk met de knoet en het geweer had onderworpen. Daar ziet u zeer primitief eigenlijk al wat er aan de gang is. Het is de angst dat men iets tot vijand maakt, dat gevaarlijk zou kunnen zijn. Dat komt hier op dit menselijk vlak nu al tot uiting; en u zult begrijpen, dat dit verder groeit.

  • Mag ik nog iets vragen over wat u zo-even zei over “bij het toenemen van de intelligentie nemen ook de angsten toe”. Is het niet een verschuiving in de angsten?

Neen. De intelligentie kan toenemen, maar zij zal niet in staat zijn de oneindigheid te doorgronden. Wij zullen misschien een andere formulering voor de angsten t.a.v. het onbekende zien, maar ze blijven aanwezig. Wat we echter daarnaast zien, is de grotere erkenning van risico’s en gevaren. Dat wil zeggen, dat hetgeen waarvoor men zich in acht moet nemen toeneemt; en dat houdt weer in, dat het leven complexer wordt en daardoor de angst toeneemt.

  • Maar aan de andere kant zijn er vele zaken waarvoor men vroeger angst had, toen de intelligentie niet zover reikte. Die zijn als angst over boord gegooid, want dat zijn geen angsten meer.

Noemt u er a.u.b. een paar.

  • De primitieven bv. zijn bang voor bliksem e.d.
Goed, en u bent bang voor de atoombom. Er zijn een heleboel mensen, die bang zijn om een zekering in te zetten uit angst voor de elektriciteit. De angst is er nog wel, maar ze ligt een beetje anders. Zeker, zo is anders omschreven, maar dat is een begripsverschuiving en geen waarde verschuiving.
  • Maar u zei: Naarmate de intelligentie toeneemt, zal de angst toenemen.

Inderdaad, omdat dus meer mogelijkheden van het gevaar worden erkend. Laten we het voorbeeld dan anders stellen, als u dat graag wilt: Een hond loopt over straat. Hij heeft een beperkte intelligentie. Hij is heus wel bang voor het verkeer, maar zijn angst ziet het verkeer als een totaliteit. Hij huppelt ertussen door en komt meestal, ondanks remgeknars en zo, veilig aan de overkant. Nu steekt er een mens over. Die mens doet dat overlegd. Hij zal niet de redeloze angst voor het verkeer kennen, die de hond kent. Maar hij kent in de plaats van die ene angst honderd angsten; bv. de angst, dat hij het verkeer niet zal kunnen beheersen op een gegeven ogenblik; dat hij het slachtoffer zal worden van de moloch-verkeer, een godheid.

En dat probeert hij dan te onderdrukken door het offer van een verzekeringspolis. Begrijpt u wat ik bedoel? Er is bij de primitieve een enkele angst, maar daarnaast is er onbesef. Er is een aanvaarding van een situatie: het is nu eenmaal zo. Maar naarmate u intelligenter bent, ziet u meer de mogelijkheden en dus meer gevaren. De angst wordt dus een complexer geheel. Er ontstaan in feite dus meer angsten. Men zal dus meer vrezen, naarmate men intelligenter is.

Of om het anders te zeggen: De grootste held is de grootste stommeling; in de menselijke zin van “held”. Een werkelijke held is iemand, die intelligent genoeg is om doodsbang te zijn en zich bewust genoeg van zijn doel is om die angst te overwinnen; maar dat is weer heel iets anders.

  • Maar als je het gevaar onderkent, dan ben je er toch meestal niet meer bang voor. Dan accepteer je het.

Heeft u wel eens in de buurt gestaan van een neervallende bom? Misschien heeft u er plaatjes van gezien. U wist toch heus wel wat het was. Was u daarom minder bang?

  • Anders.

Omdat u wist wat het was, was u anders bang; maar u was net zo bang. Neen, u was eigenlijk banger, omdat u nu kon uitrekenen, dat het gehuil betekende dat de bom heel dicht in de buurt kwam.

  • Maar niet zo paniekerig.

Ik geloof dat de beheersing van de angst op zichzelf niets te maken heeft met het wezen van de angst. Je moet een onderscheid maken. Er zijn heel veel wilden, die doodsbang zijn voor de  god van de bliksem en die desondanks tijdens een onweersbui de oogst binnen halen, omdat ze weten dat ze anders zullen verhongeren. Ook niet paniekerig! Ook heel beheerst, maar God hoort ze brommen; in dit geval de dondergod. En zo is het met u en het bommetje precies hetzelfde. Nou, dat schijnt een zeer punt te zijn; dat met het toenemen van de intelligentie de angsten toenemen. Als er ooit een maatschappij is geweest, die door duizenden angsten verziekt is, dan is het toch wel uw maatschappij. En daarom versuft en verdooft u zichzelf.

Daarom probeert u een groot gedeelte van het leven niet meer te zien. Dat is toch een feit?

Waarom vlucht u uit de werkelijkheid weg, desnoods naar Schatteneiland met Stevenson; of naar de wilde Zeeën met Betty Boop enz.? Als de behoefte aan werkelijkheidsvervreemding toeneemt, dan bewijst dit dat de angst in de maatschappij ook is toegenomen. Anders is de vlucht uit de werkelijkheid niet mogelijk en ook niet noodzakelijk. Waar geen angst is, is werkelijkheidsaanvaarding. Daar is geen toevoeging nodig, zij het dan een toevoeging, welke in die werkelijkheid bestaat. Maar wie angst heeft, vlucht in de droom of in de illusie.

Afsluiting.

Ik heb u, en misschien opzettelijk kort, geconfronteerd met een groot aantal problemen. U leeft. U bent als een vis in het water. Maar er zijn stromingen, die het u mogelijk maken al zwemmende precies daar te komen waar u wilt.

Uw wezen ziet u als een en hetzelfde; iets, wat zich langzaam openplooit als een groeiende, bloeiende lotus. In feite is het een chaos, waarin een herscheppingsproces zich voortdurend afspeelt en waarin vreemde invloeden, die u niet kent, bepalen zullen op welk moment er licht en op welk ogenblik er duister in u is.

Ik heb u daarmee geconfronteerd, omdat deze dagen die invloeden steeds kenbaarder doen zien. Het verleden heeft daarvan op velerlei wijzen al blijk gegeven en ook de nabije toekomst zal u tonen, dat hetgeen ik heb gesteld omtrent de niet door de mens vanuit zijn persoonlijkheid bewust beheersbare en reguleerbare beïnvloeding hem brengt tot handelingen en daden, die hij op dit moment niet wenst, maar die hij op dat ogenblik als enig mogelijk of noodzakelijk ziet.

Ik heb dat niet gedaan om u alleen maar te confronteren met uw eigen hulpeloosheid. Een mens zeggen, dat hij hulpeloos is, lijkt me overbodig; dat vindt hij zelf te zijner tijd wel uit.

Maar ik heb u dit gezegd, omdat een begrip voor de toestand het mogelijk maakt bepaalde neveneffecten te overwinnen, die anders juist in deze en ook in de komende tijd u zouden brengen in een toestand van wanhoop, onbegrip en een voortdurend conflict met uzelf en de wereld. Het is n.l. de kwestie van het ego zelf.

In uw kosmisch “ik” zit de totaliteit van uw noodzaak inderdaad besloten, maar wat doorbreekt in uw wezen is een facet van het Goddelijke in u. De vernieuwing, die zich afspeelt, is niet een demonisch proces van een wereldvernietiging of van een ontgoddelijking. Het is eenvoudig het proces van hergeboorte, waardoor u een ander facet van uw eigen wezen moet leren kennen en zijn. Door te aanvaarden wat er in u verandert door te begrijpen dat die veranderingen en schijnbare conflicten in u niet kwaad zijn (dus geen dingen zijn die u moet bestrijden, maar die u moet begrijpen, die u moet inpassen waar u kunt), voorkomt u innerlijke strijd maar gelijktijdig ook onnodige strijd met de medemens. Daarmee voorkomt u vooral ook veel verknoeide tijd en moeite. En tijd en ook moeite zullen wel eens meer waard kunnen zijn – vooral in de komende jaren – dan u nu vermoedt; want ondanks alle illusies verandert de zaak snel.

De vitaliteit van dit jaar is niet voldoende om al die andere aspecten en al die andere krachten in uw leven eenvoudig te overvleugelen en het oude opnieuw te doen leven. Je kunt een geraamte misschien laten dansen aan een paar draadjes, maar je kunt moeilijk een buiging ervoor maken en zeggen: Mag ik deze wals van u.

Het verleden is een geraamte. Het heeft zijn meeste vlees al verloren, al beseffen de mensen dat niet. En degenen, die nog om een pondje vlees komen, zullen hoogstens hun messen bot maken. Het pondje vlees dat je vraagt, dat is het respect dat je hebt verdiend; dat is de handhaving van de waarden, waarvoor onze vaderen hebben gevochten; dat is het begrip van ons land, ons volk; het begrip van de wereld, van de godsdienst. Onaantastbaar! Het is de strijd tegen de oneerbiedigheid. Het is de strijd tegen de andere gewoonten, tegen het andere gebruik. Dat is nu overbodige moeite, weet u. Dat zijn de dingen, waartegen ik wil waarschuwen; het heeft zo weinig zin.

Maar terwijl in uzelf dat proces zich afspeelt – bij de een trager, bij de ander sneller misschien – terwijl u die beïnvloeding van buiten ondergaat, terwijl er krachten optreden – soms verscheidene tezamen – en invloeden daarin een eigen werk en spel nog weven, kunt u wel zeggen:

Ik kan mijzelf voortdurend aanvaarden, omdat ik mij niet hoef te refereren aan wat ik was. Ik moet mij refereren aan wat ik ben. Ik moet mijn beoordeling van de wereld niet herleiden tot wat ik heb geleerd, maar tot wat ik besef.

Door een zekere vrijheid van leven en denken te vinden, die gelijktijdig – en vergeet dat niet! – de God in u, de kracht in u, blijft erkennen, ondanks de schijnbare chaos, overwint u vele angsten. Overwint u veel overbodige moeite en strijd in uw eigen wereld. Overwint u vooral ook de tegenstand, die uw eigen gewoonten maar al te vaak scheppen voor uw bereiking.

Daarmee heb ik naar mijn beste weten en kunnen mijn taak vervuld. Ik heb bewust moeten aansturen op een uitwisseling van gedachten met u. Daardoor zijn wij in staat geweest een zeer groot gebied, dat verwarrend zou kunnen werken, dank zij uw medewerking, terug te brengen tot een aantal punten, die ik – naar ik meen – voor alle aanwezigen begrijpelijk heb kunnen maken.

Mag ik dus besluiten met een woord van dank voor uw medewerking aan onze gezamenlijke arbeid.

image_pdf