13 september 1960
Het innerlijk van de mens met de voertuigen, waaruit die mens is opgebouwd, kan worden beschouwd als één geheel in kosmische zin. Het feit echter dat de tijd een achtereenvolgend optreden van de voertuigen mogelijk en zelfs noodzakelijk maakt, houdt tevens in dat dit voor ons niet waar is. Een werkelijk kosmisch geheel, waarin het “ik” volledig gekend wordt, kan alleen bestaan met uitschakeling van de tijd. Het feit, dat die tijd voor ons niet uitgeschakeld kan worden, zolang wij op aarde zijn of nog een persoonlijke tijd kennen in een der sferen, brengt ons ertoe vele hulpmiddelen te gebruiken, waardoor wij langzaam maar zeker kunnen groeien naar een staat, waarin tijd voor ons onbelangrijk wordt en wij dus meer de werkelijke en kosmische verhoudingen voor onszelf zullen kunnen aanvaarden.
Wij staan bij het gaan op het levenspad niet alleen. Ik wil hier niet spreken over geestelijke meesters en al wat erbij hoort, ofschoon ze ongetwijfeld bestaan. Ik wil de nadruk leggen op het feit, dat wij in elke wereld waarin wij leven, in elke toestand waarin wij verkeren, behoren tot een bepaalde groepering of groep. Deze groep of groepering staat onder leiding van een geestelijke kracht. Deze krachten zijn meestal lichtende figuren, die zelf weer onmiddellijk staan onder een van de groepen van Heren; dus Heren van Wijsheid, Heren van Kracht, Meesters van Licht, enz. Zij hebben een zeer grote invloed op hetgeen wij doormaken en beleven. Zij vormen echter niet ons “ik”. Dat laatste moet u heel goed onthouden. Uw “ik” kan nooit gevormd worden door een andere kracht dan het onmiddellijk Goddelijke. Het ware wezen, dat ge zijt, zult ge nooit kunnen beseffen dan door uw eigen streven binnen het Goddelijke, om zo – langs de weg der goddelijke wetten – het goddelijk Zijn of de Volmaaktheid, waarvan ge deel zijt, te erkennen.
De krachten, die voor ons kenbaar worden, zijn van zeer verschillende geaardheid. Wij onderscheiden krachten – die wij ook wel planeetgeesten noemen, maar die dit in feite niet zijn – als bv. de genii, aan wie de werking van zon, maan, Mars, Venus, Jupiter, Mercurius, enz. wordt toegeschreven.
Dezen zijn inderdaad wel persoonlijkheden. Zij beheersen één zeker geestelijk invloedsgebied en zij zullen bepaalde sujetten, die tot hun gebied behoren, helpen vormen en zowel op de stoffelijke vorm als hun belevingsmogelijkheid invloed hebben. Nooit echter op de beleving zelf, op de keuze van beleving of het vrijelijk ondergaan van bepaalde ervaringen.
Het is duidelijk dat men, naarmate men tot een bepaalde groep behoort, ook bepaalde neigingen heeft, in bepaalde toestanden komt te verkeren en in zekere zin zijn levenspad afgebakend ziet. De grootste tegenstellingen zijn ongetwijfeld die tussen zon en maan (Ik gebruik hier planeetnamen dus voor entiteiten. Ik zou ook kunnen zeggen: Ageos en Arcan, maar dat heeft weinig te zeggen in dit geval) Alle mensen die behoren tot de zonnekracht, worden met een scheppende taak in de wereld gebracht: d.w.z. het is hun werk om te bouwen. Zij zullen nooit gelukkig kunnen zijn, nooit tevreden kunnen zijn, wanneer zij niet iets tot stand hebben gebracht. Voor hen is de daad in zeer vele gevallen een behoefte. Zij zijn positief geaard (zoals dat heet) en worden hoofdzakelijk gevonden onder de aarde- en de vuurtekens der astrologie. Iemand die tot deze groep behoort kan ermee rekenen, dat in zijn leven overheersend zal zijn:
- Het vasthouden van wat je hebt en het uitbreiden van hetgeen je bezit, onverschillig of dit geestelijk of stoffelijk is.
- Begrip voor de belangen van anderen, maar vóór alles een sterke drang zichzelf in stand te houden.
- In zijn meest positieve zin brengt de zon verder als invloed het geven van lering, licht en bijstand. Maar dit is altijd vanuit het meerwaardige “ik” naar het minderwaardige andere.
Wij behoeven dit natuurlijk geestelijk niet zo te beleven; maar de werkelijke zonnemens is niet in staat invloed uit te oefenen bv. op iemand, die op gelijk peil staat. Hij doet dit alleen op diegenen, die op een lager geestelijk peil staan. Hij zal verder zijn invloed kunnen doen gelden op wezens, die beneden hem staan. Hij heeft bv. vaak geluk bij het kweken van planten, hij heeft begrip voor de natuur van de plant en ook vaak van het dier.
Een andere geaardheid vinden we bij de maanmens. De maanmens is in zekere zin bespiegelend. Hij bezit niet de ferociteit, de activiteit, die de zonnemens heeft. Hij is over het algemeen gericht op het materiële. Daarnaast zal zijn geestelijk beleven hoofdzakelijk in de gevoelswereld tot uitdrukking komen. Zijn speciale kwaliteiten en eigenschappen maken hem geschikt voor het leven in alle groepen, waarin mystiek voorkomt, zonder dat hierbij tevens hoge verstandelijke eisen worden gesteld. Dat wil niet zeggen dat hij dom is, maar doodgewoon dat zijn gevoel zo belangrijk voor hem is, dat hij geen lust heeft zich teveel met het weten te vermoeien. Voor de wereld zelf zijn het over het algemeen vredestichters, rustbrengers en geven zij in zeer vele gevallen stimulansen voor stoffelijke ontwikkeling, bv. op het gebied van geneeskunde. Aan deze twee voorbeelden hebt u al kunnen zien, dat de “heerser” (in dit geval dus de geest, tot wiens groep op aarde men behoort) invloed heeft op de wijze, waarop u leeft. Deze heersers zijn het, die voor een deel uw levensbaan afbakenen.
Overal waar wij gaan kijken vinden wij typisch genoeg hetzelfde. Wij zien dit niet alleen tot uiting komen in het stoffelijke leven, waaruit ik mijn voorbeelden nam, naar ook in het geestelijk beleven. De zonnemens beleeft vaak het licht. Hij is echter agressief en zal daarom het licht trachten te behouden ten koste van alles. Dit betekent dat hij juist wanneer hij met hogere waarden werkt in vele gevallen zal falen. Hebben wij te maken met een maanmens, dan kunnen wij zeggen dat hij geestelijk over het algemeen het licht aanvaardt; hij ondergaat en weerkaatst. Hij is geestelijk buitengewoon geschikt voor het ontvangen van krachten en het doorgeven daarvan. In zijn eigen bewustzijn is het bestaan als mediator – een bemiddelingsfunctie dus – belangrijker dan de kracht op zichzelf, die ontvangen wordt of doorgegeven.
Ik zal er nog een paar voorbeelden bij noemen, om u duidelijk te maken hoever dit kan gaan. Bv. Mars. (het is alweer een planeet die ik noem, maar het is een entiteit, die ik bedoel en die niet noodzakelijkerwijze met de planeet verbonden is) Degenen, die tot deze groep behoren, kennen een agressie van stoffelijke geaardheid. Deze uit zich onder meer op het gebied van seksualiteit. Zij zijn zakelijk, zij zijn doorzetters. Maar aan de andere kant – en dat is het typische bij Mars –wanneer zij negatief zijn, zijn zij uitermate gemeen. (Dus negatieve Marsmensen hebben wij hier in geen geval zitten) Voor de geest betekent dit echter, dat de Marsmens een veel sterkere binding ervaart tussen geest en stof en in het beleven van het geestelijke veel sterker op de samenwerking tussen geest en stof zich moet baseren dan de zon- of maanmens.
Hebben wij te maken met de Uranus-mens, dan komen wij tot de conclusie, dat deze zich praktisch geheel op de geestelijke waarden gaat baseren. In zijn ontwikkeling is het belangrijk, dat de geest licht heeft. Voor het stoffelijke neemt hij dan vaak net het eenvoudigste genoegen. Hij maakt dan op aarde vaak de indruk van laksheid, maar heeft vaak een heel scherp verstand, een groot aanvoelingsvermogen en weet ook heel vaak paranormale gaven goed te gebruiken.
Neptunus – het woordje “nep” zit er een heel klein beetje in –bedriegt zichzelf en anderen vaak, doordat hij zeer sterk geneigd is te wisselen. In zijn eigen leven doet hij dit door nu eens de nadruk totaal stoffelijk, dan weer totaal geestelijk te leggen. Voor een buitenstaander is dit buitengewoon verwarrend. Voor het wezen zelf echter is het een noodzakelijke wisselwerking, waardoor de ik-realisatie en de ik-kennis gemakkelijker tot stand komen.
Nu kan ik natuurlijk nog verder gaan. Venus bv. brengt over het algemeen kunstzinnigheid op de voorgrond. D.w.z., de Venus-mens droomt graag, maar heeft scheppende dromen. Hij kan creatief zijn en is dan meestal ook weer kunstenaar. Dus het is geen structuur, die hij bouwt maar een scheppingsbeeld. Hij zal vanuit stoffelijk standpunt vaak een beetje hartstochtelijk lijken. Geestelijk gezien is hij een eigenaardig mengsel van intellect en emoties, die samen voeren tot een vreemd maar voor hemzelf passend wereldbeeld.
Mercurius brengt de handelsgeest, zeker; maar hij brengt ook tevens grote tegenstellingen. De mens, die onder de geest van Mercurius staat, heeft een zeer grote felheid voor al hetgeen hem interesseert en bevalt, met een absolute afwijzing van hetgeen hem niet interesseert. Het gevolg is dat degenen, die onder de Mercuriusgroep staan, in vele gevallen wat lager geklasseerd zijn. Zij behoren niet tot de meermaals geïncarneerden in menselijke vorm. Wanneer je te maken hebt met dergelijke heersers, dan moet je daaruit natuurlijk je conclusies gaan trekken. Die conclusies luiden m.i. algemeen gezien als volgt: Het is praktisch onmogelijk om een vaste lijn te trekken t.o.v. hetgeen voor leven en esoterie noodzakelijk is. Een ieder is te zeer gebonden aan de groep, onder welks invloed hij incarneerde en dus leeft. Elke mens is ook na de overgang nog een tijdlang gebonden aan diezelfde beïnvloeding. Daardoor zal het in-het-leven-noodzakelijke van mens tot mens sterk variëren.
Het is dus onmogelijk uw zelfkennis geheel te baseren op de waarneming van anderen en hun ervaringen. Slechts de eigen ervaring en de eigen reactie zijn belangrijk. Deze – in overeenstemming zijnde met de groepering, waartoe u behoort – stellen u in staat om tot een steeds juister en scherper omschrijving te komen van uw eigen wezen en zo ook van de plaats, die u in de schepping behoort in te nemen.
Nu wij gesproken hebben over deze heersers, moeten wij ook duidelijk maken hoe zij in relatie staan tot grotere krachten. De heersers, die ik u heb genoemd, zijn heersers van bepaalde stoffelijke en half-stoffelijke groeperingen; niet van werelden. Je zou hen kunnen vergelijken met de voorzitters van republieken, de vorsten van kleine vorstendommetjes, maar in elk geval behoren zijzelf weer tot een hogere groep. Zij staan a.h.w. onder de een of andere statenbond.
Bij deze statenbond krijgen wij te maken met de direct-uit-God-voortkomende heersende groepen, d.w.z. elke heerser in zo’n groep is “Oudere Broeder”. In de meeste gevallen behoort hij niet meer tot de menselijke levenscyclus, maar heeft wel voordien in de stof bestaan. Hij heeft voor zichzelf een direct bewustzijn van de schepping. (Hij heeft tenminste een redelijk inzicht in de ware toestand van de schepping en zal over het algemeen voor een groot gedeelte tijdloos kunnen denken en waarnemen) Naargelang de richting, die hij kiest, wordt hij bij een bepaalde groepering ingedeeld. Er zijn n.l. van deze geesten, die trachten wijsheid (dus de associatie van denken, voelen en begrijpen) aan te moedigen. Staat u onder één van de Heren van Wijsheid, dan zult u – via de groep waartoe u behoort – deze wijsheid zien kristalliseren. Uw doel is in de eerste plaats levenswijsheid geworden. Maar wij kennen ook bv. de Heren van Kracht. Zij zijn a.h.w. de middelaars tussen de goddelijke Krachtbron zelf en menig lager wezen, dat zonder hen geen kracht zou kunnen ontvangen. Het is duidelijk, dat deze overdracht van kracht ook in het stoffelijk leven tot uitdrukking komt. De mensen, die onder een groep staan, die uit de Heren van Kracht haar leven put, zullen dus zeer sterk vitaal zijn. Zij zullen gaven hebben van persoonlijk magnetisme bv. Zij zullen ook zeer snel alleen door concentratie krachten kunnen ontvangen. Voor anderen is dat moeilijker. Hun weg is er niet één van ervaring, van wijsheid, van begrip, maar eerder van daad en wel van bewuste daad. Degene, die werkt onder een groep, die beïnvloed wordt door de Heren van Kracht, zal te allen tijde zijn kracht bewust gebruiken. Zijn ontwikkeling is gebaseerd op oorzaak en gevolg, waarbij hij de eigen relatie met de buitenwereld beseft – na het bestaan en na het uitoefenen van de kracht – aan de hand van hetgeen hij door de kracht tot stand bracht.
Hier bouwt zich dus voor ons een schema op, een soort geraamte. Wij ontdekken dat er een stamboomachtige vertakking is, waarbij God natuurlijk het centrum is, de Bron, maar vanwaar uit allerhande grootheden, tronen en heerschappijen voortkomen, die elk voor zich weer lagere dienaren kennen. Wat deze wereld betreft zijn er slechts drie factoren werkelijk voor de geestelijke bewustwording belangrijk en dat zijn n.l. wijsheid, kracht en liefde. Deze drie, als zodanig geuit door de grote en bewuste geesten, die wij Meesters noemen, beheersen de gehele ontwikkelingscyclus van een ieder, die op aarde incarneert. Invloed van andere Heren kan wel worden opgewekt en worden ondergaan, maar die heeft dan een magische betekenis en behoort niet tot de esoterie en de innerlijke ontwikkeling.
Bij elke poging ons zelf beter te begrijpen moeten wij dus rekening houden met het feit, dat ons leven gebaseerd is op deze bepaalde groep, deze bepaalde praktijk. Alles wat wij doen in het leven zal – in overeenstemming zijnde met de goddelijke wetten – zo sterk mogelijk moeten reageren op de kracht, waartoe wij behoren. U weet precies hoe het in een vakbond gaat. Behoor je tot de metaalarbeiders, dan moet je niet om steun vragen bij de vakbond van de kantoorbedienden. In zekere zin is dit ook zo in uw eigen leven. Wanneer u een zekere behoefte koestert, vooral voor innerlijke bewustwording, het oplossen van geestelijke problemen, dan zult u zich in de eerste plaats moeten wenden tot de krachten, die in overeenstemming zijn met uw eigen wezen. Daar vindt u de grootste steun. Nu vraagt men zich natuurlijk onmiddellijk af: Maar hoe weet ik nu waartoe ik behoor?
(Tenminste als u het niet vraagt, bent u beter dan ik, want ik zou het onmiddellijk gevraagd hebben) Ik wil u daarvoor een paar heel eenvoudige aanwijzingen geven.
Een mens, die de zon aanbidt (let wel zon, niet warmte), die in fel zonlicht de beste ervaringen hoeft, die kan slapen tijdens volle zonneschijn, die zich het best ontspant in de zonnige perioden, zal in 9 van de 10 gevallen een zonnemens zijn. Dat is eenvoudig stoffelijk. Een mens wiens innerlijk zeer sterk beroerd wordt door de fasen van de maan en die zijn eigen emotie voelt groeien naarmate de maan voller wordt, kan rekenen dat hij zeer waarschijnlijk ressorteert onder de maan. De mens in wie agressiviteit met sterk seksuele impulsen gepaard gaan, kan rekenen dat hij behoort onder Mars.
De mens die zich alleen dan gelukkig voelt, wanneer hij iets zelf kan voortbrengen of produceren, de mens die voortdurend vreugde heeft aan hetgeen anderen voortbrengen en produceren, maar de behoefte heeft hen tevens na te volgen, behoort onder Venus.
De mens die vooral in chaos, in de mislukkingen van anderen zijn eigen belang zoekt, behoort onder Saturnus.
De mens die mysticus is en die vooral de innerlijke beleving boven alles belangrijk acht, behoort onder Uranus.
De mens die in zichzelf zeer tegenstrijdig is door steeds van het geestelijke naar het stoffelijke te wisselen en andersom, maar daarbij tevens de sterke behoefte heeft (dat is een belangrijk punt hier) uit stoffelijke zowel als uit geestelijke ervaringen voor zich een groter idee van eenheid te vormen, mag zich rekenen tot de groepering, die wij onder de naam Neptunus zullen stellen.
Degene die – naast een zekere koppigheid – onderhevig is aan sterke sympathieën en antipathieën, die een zeer grote trouw heeft voor degenen, die hij sympathiek vindt en voor dezen veel offert, maar zeer koelbloedig anderen, die hem niet bevallen, zou kunnen schaden (ik zeg niet “schaad” maar “zou kunnen schaden”), rekenen zichzelf tot de Mercuriusgroepering.
Natuurlijk zijn dit niet alle groepen die op aarde bestaan, Ik wil daarom nog drie groepen noemen die ik opzettelijk tot nog toe niet heb besproken.
De mens die in een volledig vertrouwen – zonder direct stoffelijk begeren –het totaal van zijn stoffelijke behoeften steeds vervuld ziet ongeacht eigen streven, daarbij voor zichzelf echter het geestelijke en de geestelijke roeping het sterkst ervaart, staat over het algemeen onder de Meester van Licht.
Degene die verstandelijk in staat is tot grote filosofische opbouw en deze filosofie belangrijker acht dan de materie, staat onder de z.g. hemelse Meester van Tucht, (niet te verwarren met een planeet, die men ook wel de naam van de hemelse Tuchtmeester geeft) En ten derde kennen wij de werkelijk verlichten. Degenen die zover vrij zijn, dat zij de geestelijke vlucht in de sferen vrijelijk kunnen ondernemen zonder belemmering en uitgaan boven de vormsfeer, zullen – tenzij hun leven tevens sterk materieel wordt uitgedrukt – over het algemeen behoren tot de Troon van Licht. Maar deze laatste drie komen natuurlijk minder voor.
Het deze indeling heb ik getracht u een dienst te bewijzen. Ik heb n.l. getracht u duidelijk te maken, dat ook in deze lessen ieder voor zich een bepaalde richting moet vinden, voor zich bepaalde consequenties moet trekken, voor zich zal moeten besluiten wat noodzakelijk en aanvaardbaar is. Een ieder van u zal in staat zijn bepaalde magische krachten te gebruiken.
Denk niet dat magie iets is, dat ligt buiten, het normale. Zeer veel van hetgeen u normaal doet behoort eveneens tot het terrein van de magie; o.m. bidden, eedsformule, het gebruik, van bepaalde vaste gezegden of formules, het maken van vaste gebaren voor men een zekere taak begint, het zich aanwennen, van vaste gewoonten, die gekoppeld worden aan zekere bereikingen. Dit alles is magisch. De magische kracht die u kunt ontplooien staat altijd in relatie tot de groep, waarmee ge verbonden zijt. Het heeft weinig zin te trachten op een andere wijze magisch verder te gaan. U zult ongetwijfeld wel resultaten kunnen bereiken, maar deze resultaten gaan dan zeer sterk ten koste van uw innerlijke ontwikkeling.
Wat het beleven betreft van zowel het magische als het paranormale zou ik u de raad willen geven de verschijnselen en zelfs de bewuste capaciteiten langzaam te doen ontstaan.
Beschouw het zo, dat deze dingen meegroeien in u; wanneer u zelf geestelijk groeit, zullen zij normaal en automatisch tot ontplooiing kunnen komen. Pogingen, die wij in het verleden hebben gedaan met een aantal mensen, hebben ons bewezen dat het bij sommigen zelfs onmogelijk is bestaande eigenschappen tot ontplooiing te brengen, omdat zij er bv., mentaal of geestelijk niet rijp voor zijn. Het zal duidelijk zijn dat u krachtsverspilling dus kunt vermijden door uit te gaan van het zuiver esoterisch en innerlijk streven en het magische altijd te zien als een bijkomstig verschijnsel, evenals het paranormale.
Zeer belangrijk is verder in de esoterie voor ons de relatie tussen mens en God. Niet een ieder kan in dezelfde God geloven. D.w.z. het beeld, dat men van God maakt, is steeds verschillend.
De God zelf echter, die in ons leeft, is altijd dezelfde. Wij zijn te allen tijde deel Gods. Wij zijn te allen tijde in contact met de Schepper zelf via dat deel van Zijn kracht, dat in ons wezen is geopenbaard. Wij zijn nooit God, maar wij zijn altijd met God verbonden.
God zelf is de grote Krachtbron, die er bestaat. God is tevens het alomvattend weten. Want alle feiten van het begin tot het einde der schepping toe zijn daarin reeds nu gefixeerd en vastgelegd. God is voor ons de Bron, waaruit de realisatie mogelijk is. Elke esotericus zal er goed aan doen voortdurend die God in zichzelf te benaderen. Hij kan dit doen met gebed. Hij kan dit doen door voorstellingen, door meditaties. Hij kan dit doen door allerhande concentratieoefeningen, ademoefeningen, lichamelijke en andere bezigheden. In feite komt de wijze van benadering er weinig op aan. Belangrijk is dat de benadering inderdaad plaatsvindt. Ik wil u enkele voorbeelden geven. Er bestond in de oudheid de gewoonte dat men tempelpriesteressen kende e.d., die – laten we maar zeggen – een zeer seksuele taak hadden. Men heeft dit in de huidige tijd vaak geïnterpreteerd als een soort overspel. Maar dit is een ontaarding ervan in sommige landen zoals bv. Babylon en Egypte. Oorspronkelijk echter was het geheel anders. In de Ishtardienst bv. werd heel vaak getracht een paring tot stand te brengen, die lichamelijk volledig werd uitgedrukt tussen Ishtar en Naboe. Ishtar de scheppende moeder, de voortbrengster van leven, Naboe de Heer van Wijsheid. Door deze eenwording van mensen ontstond in hen een soort roes, die – geleid door de intentie – de krachten van deze goden in hen zou openbaren. Het is gebleken dat inderdaad via deze magie – want dat is het – voor de mens grote openbaringen en bewustwordingen mogelijk waren.
Gezien de huidige menselijke opinie, opvattingen van moraal e.d. zal een dergelijke procedure in deze dagen veel moeilijker te volvoeren zijn, waar elk schuldbewustzijn of elke vrees voor consequenties automatisch reeds het magisch effect wegneemt.
Een ander voorbeeld: U weet allemaal dat het gebruik van verdovende middelen slecht is. Toch bestaan er nu nog culturen – en hebben in het verleden ook steeds bestaan – waarbij het gebruik van bv. hennep, Indische hennep, opiaten, bepaalde cactussen, ja, zelfs alcoholica benut werd om contact te krijgen met het Goddelijke en uit dit Goddelijke “weten” te putten.
Bij de negers bestaat op het ogenblik nog in vele stammen een soortgelijke magie, die is gebaseerd op het gebruik van een sterk gistend bier, waardoor een roestoestand ontstaat, die wordt versterkt door lichaamsbeweging en ritme, dus dans. Deze gezamenlijk bevorderen een toestand, waarin inderdaad de ingewijden in deze methode goddelijke openbaringen zouden kunnen ontvangen en krachten kunnen ontplooien, die de normaal-menselijke verre te boven gaan. Ik noem u speciaal deze voorbeelden, die in strijd zijn met de geplogenheden en gebruiken van deze dagen, om u er op te wijzen, dat elke weg tot God goed kan zijn. Maar elke weg, die wij kiezen tot God en vooral tot het Goddelijke in ons, moet in overeenstemming zijn met ons concept van juist en goed handelen. Hij moet in overeenstemming zijn met ons concept van recht en rechtvaardigheid, zowel tegenover de wereld als onszelf. Nooit en te nimmer kan op esoterisch gebied iets bereikt worden door handelingen, daden, geestelijke praktijken of gedachte, die strijdig zijn met hetgeen het “ik” als goed erkent. Begrijp dit dus goed.
Ik heb u die methoden genoemd, maar dat wil niet zeggen, dat die methoden zo maar bruikbaar zijn. Een enkeling zal er misschien gebruik van kunnen maken, voor de meesten zijn deze oude wegen gesloten. Daarvoor in de plaats is er echter bij ons iets anders gekomen. Wij kennen n.l. de toestand van begeestering. Deze begeestering kan voor de moderne mens o.m. bereikt worden door het aanhoren van muziek, het zien van een schouwspel (dus weer zintuiglijke prikkelingen), het lezen van boekwerken, het aanhoren van predicaties, maar ook door het zelf overdenken van voor het “ik” belangrijke punten. Dit behoeven lang niet altijd esoterische punten te zijn. Het kan evengoed een soort dagdroom zijn. In elk geval echter moet het ‘ik” zich daarmede zo volledig binden, dat het voor een ogenblik de werkelijkheid prijsgeeft. Wanneer bij het begin van deze oefening, het begin van deze poging om los te komen uit de stof, een vast voornemen werd gemaakt (bv. om kennis of kracht te verwerven, om inzicht te verkrijgen in het eigen “ik” of in het Goddelijke), dan zal blijken, dat als reactie op de toestand van verrukking inderdaad een realisatie van het gewenste mogelijk wordt. U ziet, er zit heel wat meer aan esoterie vast dan je oppervlakkig zou denken.
Menig mens wil de esoterie benaderen door de wereld te ontleden of te verklaren. Er zijn mensen geweest, die alle namen uit de Bijbel hebben ontleed aan de hand van de Kabbala, die woorden hebben getracht terug te brengen tot hun ware betekenis. Zij hebben ongetwijfeld veel geleerd wat anderen verborgen blijft, maar slechts zeer weinigen waren in staat dit zo te absorberen, dat het zijn betekenis in stoffelijke zin of in de zin van weten kon verliezen. En toch is juist dit noodzakelijk. Je moet al dit weten kwijt. Dat idee van ”ik weet”, dat moet tot een beleven worden, dan pas kan het inhoud krijgen. Wij kunnen voor het “ik” veel leren uit de buitenwereld. Maar de geleerdheid, de wetenschap, die wij uit die buitenwereld zonder meer verwerven, heeft in die vorm weinig of geen nut. Om het eenvoudig te zeggen: het is niet wat wij opbouwen, naar het feit dat wij trachten te bouwen, dat voor ons belangrijk is.
De uitbreiding van ons bewustzijn kan gepaard gaan met toegang tot hogere sferen. In feite echter is het zo, dat wij in de wereld rond ons meer diverse trillingen kunnen opnemen. Wij kunnen meerdere trillingsgebieden gelijktijdig ondergaan, ervaren en op den duur meer of minder bewust in ons lichaam vertalen en dus ook aan het stoffelijk verstand voorleggen. Het gebruiken van de krachten, die hieruit voortvloeien, is alweer incidenteel en heeft met de esoterische bewustwording weinig of niets van doen. Wel is belangrijk dat je door dit zoeken naar innerlijke eenheid en waarheid de krachten, die je verkrijgt, ook juist zult gebruiken. Dus er is een volkomen wisselwerking. Alles wat u kunt doen, wat u kunt bereiken, zal bereikt worden op de juiste wijze, wanneer het niet uw doel is maar slechts voortvloeit uit uw erkenning van het “ik”, uw erkenning van de God, zoals die in u leeft.
Dan kon ik nog tot een laatste punt (ik wil het u de eerste keer niet zo erg moeilijk maken) en dat is n.l. dit: U weet allemaal dat er verschillende dimensies zijn. Dat er werelden zijn, die naast elkaar kunnen liggen, elkaar kunnen doorkruisen en elkaar toch eigenlijk niet kennen of soms slechts verschijnselen zien, waardoor ze elkaars bestaan zouden kunnen realiseren. Dat is geestelijk zo; maar het typische is, dat ook in ons dit zo is. Wij leven niet alleen bv. in de stof, wij leven in elke sfeer en elke wereld. Wij zijn ons van één daarvan bewust, maar al die andere werelden bestaan ook in ons, altijd. Het zou dus eigenlijk een kwestie zijn van je bewustzijn een soort slag te laten maken om tot zo’n andere wereld door te kunnen dringen.
Je zou moeten draaien naar een niet bestaande hoek van 90° en op die manier verder komen.
Er zijn mensen, die getracht hebben om dat met ritmen te doen, met toverformules. In Alice in Wonderland vindt u bv. een paar nonsens-gedichtjes, die heel dicht bij dit idee komen. Hier worden volkomen willekeurige en onzinnige woorden gebruikt om niet-bestaande begrippen weer te geven en ze worden in zo’n relatie tot elkaar gesteld, dat voor degene, die het geheel kan volgen (vreemd genoeg doet het kind dit meestal gemakkelijker dan de volwassen lezer) inderdaad een soort andere wereld opengaat. Er zijn altijd op de wereld sleutels geweest, waardoor deze draai naar een andere, innerlijke dimensie mogelijk werd. Bij het betreden van die andere dimensie gaat de stofwereld niet teloor, maar ze krijgt een andere verhouding en wel de verhouding van de sfeer of wereld, waarin men binnentreedt. Het eigen bestaan blijft volkomen reëel.
Eén van de mooiste sleutels is het lied van Isis geweest, het inwijdingslied. Wanneer dit juist wordt geïncanteerd, dan heeft het een ontzettend grote werking. Degene, die het uitspreekt, wordt a.h.w. duizelig, hij krijgt het idee dat hij tolt. Wanneer hij dan in staat is nog verder voort te gaan en de laatste sleutel te spreken – dat zijn de laatste twee regels – dan zou hij tot zijn verbazing ontdekken, dat het net is of elke kleur in de wereld is veranderd en of de mensen er ook een beetje anders uitzien. Hij ziet dan zijn eigen wereld en eigen wezen vanuit een standpunt in een andere wereld. Typisch is daarbij verder nog, dat hij, wanneer hij zich van die eigen wereld afwendt, een tweede wereld beleeft, die voor hem echter stoffelijk reëel is.
In de oudheid heeft men daarop ontzettend veel nadruk gelegd. Men heeft getracht mensen zo te scholen, dat zij in staat waren om laten we zeggen 3 of 4 verschillende aangrenzende werelden van de normale stofwereld te betreden. Men maakte daarvan gebruik voor zuiver stoffelijk magische praktijken, maar men deed dit ook wel degelijk om tot innerlijk bewustzijn te komen. Daarbij is altijd weer de proef van de elementen belangrijk. Dit is natuurlijk te verklaren uit de opvattingen van de ouden. De elementen waaruit een wereld is opgebouwd zullen altijd gelijk zijn. Tegenwoordig weet men dat dit niet zo is, maar vroeger nam men dit als wetenschappelijk aan. In uw wereld bestaan echter bepaalde krachten, die in elke eventuele parallelle wereld en zelfs in elke hogere wereld gelijkelijk aanwezig zijn en gelijkelijk de structuur uitmaken van “het leven”. Hier kom ik dan niet aandragen met mystieke dingen als bv. God. Er zijn zeer typische en altijd aanwezige krachten:
- Elk levend wezen, ongeacht in welke wereld het leeft of bestaat, heeft fluïde ofwel de kracht, die u “magnetische flux” noemt en die de magnetiseur kan doen uitstromen.
- In elke wereld of sfeer bestaat voor elk wezen, dat er in leeft en bewust is, een vorm van denken, die gelijk is aan de uwe, omdat zij bestaat uit vele verschillende punten van herinnering of herinneringscentra, gecombineerd met een wereldvoorstelling; terwijl tevens in elke wereld of sfeer gesproken mag voorden van een verdeling in direct bewustzijn en onderbewustzijn, zodat ten dele instinctief wordt geleefd en gereageerd, ten dele overdacht en bewust.
- Dan vinden wij in elke wereld de gelijke goddelijke Kracht. In elke wereld treden de twee grote kosmische velden gelijkelijk op en ontstaan er gelijkelijk verschijnselen op het snijpunt der krachtlijnen.
U zult beseffen dat wanneer alle werelden de kernwaarden gelijk hebben, wij in elke wereld kunnen thuishoren en ons in elke wereld gelijkelijk ongehinderd zouden kunnen bewegen. Het feit dat dit niet mogelijk is voor de doorsneemens kan dan ook niet geweten worden aan de structuur van zijn wezen. Het blijkt dat voor mens en geest in de meeste gevallen het voorstellingsvermogen de rem is. Op het ogenblik dat u wilt doen aan esoterie (of wat dat betreft aan magie) en u spreekt het woord “onmogelijk” uit of u zegt: ”dit is onbereikbaar”, dan belet u daarmee uzelf over te gaan naar werelden of toestanden, waarin iets wel mogelijk of bereikbaar zou zijn. Hoe meer een mens in het leven ontkent, hoe minder hij de hem omringende werelden zal kunnen ervaren. Hoe sterker het negatieve element in het denken wordt, hoe minder de mens ook zal kunnen doordringen in zijn eigen wezen. Hoe positiever de mens leeft, denkt en streeft, hoe meer hij het goede zoekt in alle dingen, hoe meer hij elke mogelijkheid aanvaardt zonder daarbij die mogelijkheid a-priori als realiteit te stellen in eigen wezen (dat laatste hoort erbij!) hoe meer hij in staat zal zijn de krachten van alle omringende werelden, waarvan hij deel uitmaakt of deel kan uitmaken, alle geestelijke sferen waarvan hij bewust of onbewust deel uitmaakt, voor zichzelf te realiseren. Hij zal zichzelf kunnen vergelijken met elke factor van al deze werelden en daardoor tot een nauwkeuriger begrenzing van eigen taak en wezen kunnen komen.
Kan men in zijn actie ook die andere werelden betrekken, al kent men ze niet bewust?
Wanneer men handelt, zal men alle werelden, waarmee men een deel geen heeft (zodat men die werelden op zichzelf niet behoeft te kennen), activeren of stimuleren. Elke handeling en elke gedachte is op deze wijze een actieve kracht in in meerdere werelden. Elke handeling of actie, die plaatsvindt in één van de omringende werelden of sferen en iets met u gemeen heeft, heeft invloed op u. Er mag dus worden gesproken van een wederkerige beïnvloeding, waarbij dus resultaten in andere werelden bereikt kunnen worden of via andere werelden.
Want een actie hier, die een andere wereld, die ik niet ken en waarvan ik geen bewustzijn heb, toch in beweging brengt, heeft het gevolg, dat de werkingen van die andere wereld op alle daarmee gelijke – of zo u wilt harmonische – factoren in uw eigen wereld weer aanslaan, zodat tenslotte een reflex in uw eigen wereld ontstaat. Dit laatste behoort overigens tot de magie.
Kunt u een definitie geven van het woord “werelden”, zoals u dat gebruikt? Bedoelt u daarmee ook sferen?
Wanneer ik spreek over werelden in samenhang met dimensies, dan bedoel ik daarmede structuren van stoffelijke geaardheid en gehalte, bestaande onder ongeveer soortgelijke condities als uw eigen heelal, kennende een zelfde verbinding met de geest. Spreek ik over geestelijke werelden, dan bedoel ik daarmee die toestanden, waarin de geest zich met vele anderen gelijkelijk bewust is en waarin hij een bepaalde vorm kent, althans een gemeenschap van beleven. Spreek ik over sferen, dan bedoel ik hiermede de gelijkheid of harmonie van gedachte, waardoor men contact met elkaar kan krijgen, zodat elke sfeer meerdere geestelijke werelden kan bevatten. Het is mogelijk dat in eenzelfde sfeer, waarin de gedachte aan voortbestaan dus een zekere rijpheid vindt, naast elkaar bestaan; tuinen, een zomerland, een christelijke hemel, een soort eeuwig Eden voor de Mohammedanen, een lotusvijver voor de Boeddhist, etc. Schijnbaar van elkaar gescheiden, in feite echter door een eenheid van denken en wezen met elkaar verbonden, zodat onderlinge wisselwerkingen wel degelijk bestaan, maar de contacten met delen van die andere geestelijke werelden binnen die sfeer meestal in de termen van eigen geestelijke wereld worden vertaald.
Ik ben mij ervan bewust, dat u er prijs op zult stellen contact op te nemen met zoveel mogelijk andere krachten en andere werelden dan binnen uw bereik zijn, mits dit tot uw zelferkenning en zelfvorming kan bijdragen. Wij doen op onze wijze alles wat mogelijk is, om dit te realiseren. Wij zijn vandaag bijeen voor een inleiding. Wij zullen echter bij praktisch elke toekomstige zitting van deze groep trachten op enigerlei wijze een contact met een andere wereld of sfeer mogelijk te maken en wel buiten onze eigen groepering om. Hoe meer u uzelf leert erkennen, hoe sterker u zich – hetzij verstandelijk of emotioneel – bewogen gevoelt, hoe gemakkelijker u een groei mogelijk wordt gemaakt. Bedenk echter wel: hier vindt u een punt van aanraking, een punt van beroering. U zult dit voor uzelf moeten vertalen in een stoffelijke en geestelijke leef-, denk- en handelwijze. Eerst wanneer u dit doet, consequent en aan de hand van het in u bestaande begrip van goed en kwaad, kunt u werkelijk nut trekken uit deze bijeenkomsten.
Praktische wenken zullen wij u zoveel mogelijk verschaffen en wel op velerlei gebied. Deze wenken zijn nooit bindend; zij zijn slechts aanwijzingen en men zal moeten overwegen of men die kan gebruiken. Aanwijzingen voor voeding, gebruik van genotmiddelen, enz. zullen u eveneens worden verschaft, wanneer u meent dat u daar behoefte aan hebt. Wij hebben dus enerzijds getracht voor u een zo groot mogelijke vrijheid te scheppen, anderzijds een zo compact mogelijke voordracht tot stand te brengen. Wij hopen dat u zoveel mogelijk gezamenlijk zult opkomen. Ontbreken van enkelingen of meerderen is op een eerste bijeenkomst niet zo belangrijk. Maar naarmate het verder in het seizoen komt, wordt het belangrijker dat men steeds aanwezig is, dat men voortdurend contact heeft met de gedachte. Op bijeenkomsten als deze is sfeer zeer belangrijk. Wij hebben slechts in een enkel geval voor enkele personen een uitzondering gemaakt in dit geval. (Dus gezegd: u kunt de eerste paar malen wegblijven) Tracht onderling zo goed mogelijk met elkaar uit te konen. Zet wanneer u binnenkomt a.u.b. elk idee van “daar heb je die ook weer” opzij. Schep harmonie. Want, de harmonie van een groep als bv. de onze hier, deze esoterische kring, stelt ons in staat als een klankbord te fungeren voor hogere krachten. Hoe perfecter het klankbord is, hoe meer het gelijkheid in elk onderdeel bereikt, hoe juister, hoe nauwkeuriger het aanspreekt, hoe zwakker de klanken en invloeden die het nog kan versterken en weergeven.
Wanneer u deel uitmaakt van een dergelijke groep en u doet dit werkelijk met hart en ziel, dan ben ik ervan overtuigd, dat u voor uzelf ook zult ontdekken, dat deze gemeenschap blijft voortbestaan buiten de vergaderingen en dat velen van u – vooral bij het verder schrijden van het jaar – zeker gemeenschappelijk bepaalde ervaringen of belevingen gaan doormaken, die u aan deze eenheid te danken hebt. Want ofschoon elk van ons voor zichzelf moet komen tot bewustzijn van “ik”, eigen taak en functie in het heelal, zo kunnen wij gezamenlijk – omdat wij gezamenlijk deel uitmaken van de schepping – soms reeds snel juistere begrippen bereiken en grotere invloeden ontvangen dan elk van ons afzonderlijk mogelijk zou zijn.
Uzelf bezien.
Wanneer ik het leven bezie en tracht mijzelf voor te stellen hoe dit is voor en moderne mens, dan denk ik aan een klein vers, dat eens één van mijn vrienden geschreven heeft. Hij noemde dat: Trein in de nacht.
Lichtende ruimte in duister zijn, denderend voortsnellend, de pijn van het uitzien en steeds slechts zien het eigen spiegelbeeld, totdat je verveeld je afvraagt; waar zal ik belanden?
Een mens die in het leven staat, hoort wel het rumoer van de wereld, hij erkent wel de volheid van menselijk bestaan; maar telkenmale, wanneer hij vanuit zijn eigen wezen tracht uit te schouwen, dan ziet hij uiteindelijk slechts het spiegelbeeld van zijn eigen ik en van de wereld, die hijzelf heeft geschapen. Het is daarom voor ons ontstellend moeilijk om tot wereldkennis te komen. en het is voor ons vervelend om voortdurend onszelf te moeten bestuderen. Nu heeft onze vriend, de inleider, getracht om u een klein beeld te geven van het toebehoren tot bepaalde groepen. Hij heeft getracht u een klein idee te geven van de kosmische opbouw, zoals die speciaal voor u belangrijk is. Ik mag er dan het mijne aan toevoegen.
Wanneer ik in een spiegel zie, dan zie ik soms mijzelf in een zekere mate van schoonheid en edelheid. Een andere maal vallen mij verwerpelijke eigenschappen op. Een derde maal zie ik de tekenen van ziekte. en toch ben ik steeds dezelfde. In uw leven zult u altijd – ook al beseft u dit niet – dezelfde blijven. Maar de invloeden, die u beheersen en regeren, zijn steeds verschillend en uw spiegelbeeld, datgene waarin u zichzelf meent te herkennen, is in feite niets anders dan het steeds zien van dezelfde persoonlijkheid en dezelfde kracht, in reactie op andere invloeden.
Nu bestaat er een zegswijze die inhoudt, dat niet elke mens slecht of goed kan zijn en ook voor de zelfkennis lijkt het mij belangrijk deze verklaring een ogenblik nader onder ogen te zien. Wanneer ik denk, dat ik goed ben, bevestig ik mijzelf als zijnde één met mijn bestaande opvatting (dus datgene wat ik van mijzelf ken) plus de invloeden, die mij op dit ogenblik beheersen. Meen ik slecht te zijn, dan kan ik daarmede ingaan tegen mijn eigen persoonlijkheid, danwel niet beantwoorden aan de invloeden, die ik rond mij zie. Want elk stoffelijk mens wordt geboetseerd door zijn wereld. Het is steeds dezelfde klei, maar de wereld geeft daaraan andere vormen. Zoals er eens een tijd moet zijn geweest, dat de mens – voorzien van kieuwen – in het vochtig element zichzelf was en toch ongeacht dit voertuig reeds “mens” heette. en er zal misschien een tijd zijn, dat armen en benen zijn verschrompeld tot voelhorens, dat de romp is teruggevallen tot een onbelangrijk iets – een beeld, dat voor u monsterachtig lijkt misschien – en toch zal ook dat “mens” zijn.
Weet altijd, wanneer u in het leven begint te zoeken naar uzelf, dat u voor een groot gedeelte in de uiterlijke vorm van uw zijn, uw beleven, uw uiterlijk aanvaarden van maatschappelijke ordeningen, het product bent van krachten buiten u. Deze hebben niets te maken met de Kracht, die uzelf regeert. De kracht die u regeert heeft uw incarnatie bepaald, dat is waar. Zij bepaalt zo dadelijk, wat ge zult zijn in de sferen, ook dit is zeker. Maar zij zal niet overtuigend bepalen hoe u thans bent of reageert, tenzij u eerst tracht de omstandigheden van de wereld en de uiterlijke invloeden terzijde te stellen.
In de jungle van het menselijk leven zijn veel verscheurende dieren. Dit is een oud beeld, dat vaak wordt gebruikt. De verscheurende dieren echter zijn de dingen, die wij vrezen. Wanneer een heilige de wouden ingaat en hij ontmoet een tijger, dan ziet hij deze tijger als zijn broeder.
Daarom kent hij niet de geur van vrees, die het dier tot een aanval zou brengen. Hij is vriendelijk, maar houdt zich op een afstand. Hij gaat verder, want hij weet dat broeder tijger en hijzelf geen weg gelijk hebben. Het dier ziet hem groter dan zichzelf en valt niet aan. Zo ziet hij ook de slang en zelfs de schorpioen. Zo ziet hij de losgeslagen eenling, die uit de olifantskudde werd verstoten; en alle gaan zij hem voorbij. Maar wanneer een mens werkelijk vreest, dan zal hij zelfs de slang, die rusten wil en niet wil aanvallen, tot een aanval dwingen.
Hij zal in de tijger een reactie van vrees doen ontstaan en daardoor een aanval provoceren, waar deze niet door natuurlijke oorzaken tot stand wordt gebracht.
Indien u dit beeld wilt overbrengen op uw eigen leven, dan kunt u hieruit de nodige conclusies trekken. Elke daad, gedachte of toestand, waarvoor u bang bent, kan u aanvallen. Die kan u vernietigen. Datgene wat ge niet vreest, wat ge beschouwt als onbelangrijk voor uw wezen, kunt ge voorbijgaan. Hier naderen wij de filosofie, die bekend is onder de naam: karma-yoga.
Karma-yoga zegt ons, dat wij een rol spelen in de gebeurtenissen, maar dat wij – zo die rol al onvermijdelijk is – niet noodzakelijkerwijze daarmede innerlijk gebonden behoeven te zijn. Wij kunnen vele dingen doen, die voortvloeien uit de wereld, waarin wij bestaan, zonder daarmee geestelijk gebonden te zijn, geestelijk daaruit lering of nadeel te putten. Zo tracht deze leer de mens te stellen als ik-heid boven het gewoel van de wereld. Het tracht hem zijn eigen ik te doen zien, onafhankelijk van de noodzaken van zijn stoffelijk bestaan, de omgeving waarin hij leven moet.
Dit laatste heeft voor mij een zeer grote aantrekkingskracht. Ik beschouw het als één van de belangrijke punten in een esoterische bewustwording. Wanneer u, op een ogenblik gedwongen bent tot houding, handelingen en daden, die niet stroken met uw wezen, zo kan het voor u vaak nuttig zijn om de verantwoordelijkheid hiervoor niet te erkennen en geen schuld hiervoor te gevoelen. Slechts zult u weer volgens uw eigen wezen blijven reageren, zodra de noodzaak ophoudt. D.w.z. dat iemand, die het leven heilig acht, maar weet dat een ander zijn leven wil vernietigen, onder omstandigheden zijn aanvaller kan doden, zonder zich schuldig te gevoelen. Maar zal hij hem slechts verwonden en het hem zo onmogelijk maken een verder gevaar te vormen, zo zal hij neerknielen en de gewonde verzorgen. Een vreemde mentaliteit, zult u zeggen en één, die tot misbruiken leidt. Maar iemand, die zichzelf wil verontschuldigen, vindt zovele verontschuldigingen, dat zeker het gevaar in deze stelling niet groter is dan elders.
Wanneer gij doordringt in de jungle van uw eigen wezen, wanneer u leert uw vrezen te overwinnen, de gevaren die in u zijn (stoffelijk bv. of in de gedachtewereld) te negeren en voorbij te gaan, dan zult ge als vreesloos mens door de verwarring, die men waan noemt, kunnen doordringen tot uw werkelijk ik.
De belangrijkheid van het jezelf-zijn kan ternauwernood worden onderschat. Het is klein, niet groot. Jezelf-zijn is belangrijk als mens, maar jezelf-zijn is geestelijk onbelangrijk. Zijn wat je kosmisch behoort te zijn, dat is belangrijk en dat is lang niet alles wat je “ik” noemt, Want uiteindelijk bestaat er rond ons een kracht; en deze kracht werd eens omschreven als de specie, waarmee de bouwstenen der schepping worden saamgevoegd tot het bouwwerk der eeuwigheid. Wij kunnen wel zeggen: wij moeten steen zijn en ik ben steen, maar zonder het erkennen van de relatie met het andere, zullen wij mislukken. Jezelf-zijn is belangrijk als mens bv., omdat je slechts door jezelf te zijn zo goed je kunt, uitdrukking kunt geven aan je ware wezen. Maar dit zelf-zijn mag geen doel op zichzelf vormen. Het moet een middel zijn om de harmonie tussen ”ik” en wereld op de voor het ik juiste wijze tot stand te brengen. Het jezelf zijn ten koste van alles wordt belangrijk, omdat het ons in staat stelt de ware band te vinden tussen ons en de krachten der eeuwigheid zowel als de tijdelijke verschijnselen, die ons omringen.
Op de weg is het “ik” dus eigenlijk niet zo belangrijk als men zou denken. Het ikzelf, dat u bent, kan vervangen worden. Het zal niet vervangen worden, omdat de Schepper anders heeft besloten. Maar op zichzelf, als ik een bouwwerk opricht en de ene steen is niet goed, dan verwerp ik hem en meen een tweede. Zo gemakkelijk zou u gemist kunnen worden. Het is de band, die tussen u en de Schepper bestaat, die dit verwerpen (n.l. voor eeuwig) onmogelijk maakt. Maar indien ge niet past op de plaats, waar ge eigenlijk gebruikt zou moeten worden, dan wordt ge terzijde geworpen. Ge wordt langzaam voorbereid en ge zult u moeten vormen naar uw nieuwe plaats, waarin ge uiteindelijk zult passen.
Voor ik het woord overgeef aan een tweede spreker, zou ik er prijs op stellen deze idee nog wat nader te ontwikkelen. Op het ogenblik, dat de schepping begon, zo zegt ten oude legende, begon de eerste Kracht de volledige uitbeelding van Zijn eigen wezen te bouwen. Hij kende deze uitbeelding in Zichzelf. Zij is als het plan van een bouwmeester of constructeur, of misschien ook het schema dat een schilder maakt, voordat hij een groot doek opzet. Hij weet dus wat het worden gaat, maar hij realiseert dit. En telkenmale; wanneer een enkel wezen past in het concept van het Goddelijke, heeft het binnen dat Goddelijke zijn plaats gevonden.
Het wordt dan toegevoegd aan het Eeuwige in een onveranderlijke vorm. Het maakt del uit van de uitbeelding “schepping” en geniet als zodanig eenheid met al wat reeds van het Goddelijke in volmaakte vorm werd vastgelegd gedurende de tijden, dat de schepping heeft bestaan.
Zo is het onze eigen zaak om het ‘ik” zo snel mogelijk harmonisch te doen passen bij wat nu is en wat nu bestaat, niet op een wereld maar in God. Hoe sneller wij immers ons voorbereiden op het juiste één-zijn met hetgeen geschapen en voltooid werd, hoe eerder wij deel zullen uitmaken van het Onveranderlijke, waarin wij rust zullen vinden. Voor de esotericus valt dan ook en zeer grote nadruk op het nu, niet omdat hij anders voor eeuwig verworpen zal zijn, maar omdat hij, naarmate hij sneller werkt aan zichzelf en juister zichzelf in harmonie brengt met de Eeuwige, eerder een plaats zal vinden waarbij hij de volkomen eenheid leert kennen; terwijl elke verdere voltooiing toch weer een leven, een uitbreiding van weten en een vollediger ondergaan van de goddelijke werkelijkheid inhoudt.
Ik weet dat deze gedachtegang voor u ten dele Oosters, ten dele maçonniek lijkt. Ik geef toe dat zij uit het Oosten is voortgekomen, maar wij vinden haar terug in vele verschillende esoterische richtingen. Zij was in het verleden bekend en zal in de toekomst een rol blijven spelen. U hebt alle tijd, wanneer het u niet kan schelen hoe of wanneer u één zult worden met de schepping. Maar is in u de honger naar eenheid, dan zult ge moeten trachten in uzelf de harmonie te vinden, die u a.h.w. de juiste vorm geeft, de juiste kwaliteit geeft om reeds nu op te gaan in het eeuwig bestaande, dat geen eigen vorm kent maar slechts eenheid met het Goddelijke.
De kabbalistische levensbeschouwing.
In de esoterie en in de magie speelt zeker ook het begrip van de Kabbala en de Kabbalistische levensbeschouwing een grote rol. De gedachte van een levensboom, die reikt van de aarde tot in de hemel, de band tussen de materie en de volmaakte geest, is voor ons een begrip waaruit wij ons eigen denken verder kunnen verrijken. Ook de gedachte van de vaste orde, die er in alle dingen bestaat, kan voor ons een hulpmiddel zijn. Wanneer wij ons alleen maar zouden gaan overgeven aan de gedachte, dat ergens voor ons wel eens een einddoel is, wanneer wij ons zouden gaan bezatten aan de idee, dat in deze wisselende wereld geen houvast meer te vinden is, dan lopen wij al heel snel gevaar teloor te gaan. Wij zijn dan als verdwaalde kinderen in een bos, die uiteindelijk beginnen te huilen, omdat het te donker wordt. Dan krijgen wij te maken met de wanhopige uitroep: Ik heb al zo lang gestreefd en wat heb ik bereikt?
Maar dat leert ons nu juist weer de idee van de Kabbala. Alles heeft een naam. In het begin werd aan alles een naam gegeven. In elke naam is een uitdrukking van wezen en van eigenschap. Dat zijn namen in een taal, die misschien niet meer bestaat, maar er zijn toch zekere afleidingen te vinden, waaruit blijkt wat de oerklanken zijn geweest. Zo zien wij bv. in een groot taalgebied, de oe-klank of de ai-klank tezamen komen met het begrip lucht. Al deze ideeën voeren ons terug naar een primaire taal.
Lang voordat de mensheid – zoals dat heet – in Babylon bij de bouw van de grote toren verdeeld werd en elkaars taal niet meer kon verstaan, was er één taal. Dat was geen taal van woorden, dat was een taal van gedachte. Een soort rasseneenheid, als ik het zo mag zeggen, waarbij heel het menselijk ras naast de normale klank voor mededeling de uitstraling van begrip had, waardoor de klank zelf onmiddellijk werd aangevuld met het door de gedachte uitgestraalde beeld. Wij kunnen in de woorden heel vaak die grondslagen terugvinden en wij doen dat door klankdelen (dus letters) een bepaalde cijferwaarde toe te kennen. Zo kunnen wij dan over het algemeen komen tot een waardering in de eerste plaats van elk woord of elke klank binnen de 9-getallen, dus van 1 tot 9. Dat geeft ons aan in welk gebied we ze zouden moeten plaatsen. Wij kunnen op die manier dus uitvinden, wat met elkaar verwant is en waar verschillen zijn. Door grotere berekeningen te maken, waarbij dus 2 en 3 cijfers in opeenvolging als eigenschapsbepaling worden genomen, kunnen we gaan beseffen hoe de verschillende krachten, die één hoofdgetal hebben, onderling gevarieerd kunnen zijn. Maar wij zien altijd weer de dwingende vaste relatie. Daardoor is het voor ons mogelijk in ons leven vaste lijnen te zien i.p.v. chaos. Zolang wij menen door een chaos omringd te zijn, zolang onze wereld onbegrepen is, kunnen wij maar heel weinig geestelijk presteren. Juist het begrip, dat rond ons – achter alle verwarring verborgen – vaste lijnen zijn waaraan wij ons kunnen vastgrijpen, dat is het werktuig, waarmede je jezelf leert kennen en waarmee je – onder ons gezegd en gezwegen – je wereld nogal eens een keertje een klein beetje de goede kant weet te draaien. Soms voor zaken, maar als het goud is voor de geest.
Niet iedereen zal het er misschien mee eens zijn, als ik het zo oppervlakkig vertel. Maar ga het nu zelf eens na. Wanneer u tracht uw eigen wezen te bepalen en u gaat met alle dingen rekening houden, dan komt u er nooit. Want dan hebt u zoveel feiten, dat u door de bomen het bos niet meer ziet. Ga eens proberen je omgeving te analyseren. Wanneer je gaat letten op alle kleine feiten, dan loop je vast; want er is zoveel tegenstrijdigs, dat je er geen raad mee weet. Maar ga nu eens kijken wat de hoofdwaarde is en laat al die bijkomstigheden een beetje achterwege. Dan zeg je: “Hé, ik hoor hier dat is mijn plek, dit is mijn plaats”. Je zegt: “Hé, ik zie die waarde regelmatig terugkeren. Wanneer ik niet let op de variaties, dan erken ik daar niet alleen een regelmatig terugkerend verschijnsel, maar ik zie een vaste kracht, die steeds terugkomt. Daar kan ik op rekenen.” en wanneer je er op kunt rekenen, dan kun je er ook mee werken. Dat zijn nu de punten, die in het leven het ja eigenlijk mogelijk maken jezelf te zien en te hanteren.
U behoeft niet bang te zijn dat ik u met allerhande kabbalistische berekeningen ga bezighouden. Het ligt helemaal niet in mijn bedoeling een soort “Bartjes” van de esoterie te worden. Integendeel, ik hoop dat ik in het komende jaar en de tijd, die mij dan zo nu en dan zal worden gegeven om te spreken, in staat zal zijn u te leren, dat er een vaste inhoud in het leven is. (Het rekenen laat ik aan u over) Ik zou u willen laten zien, dat er vaste lijnen zijn.
Vaste lijnen ook voor de ontwikkeling van uw eigen wezen. Je zult natuurlijk zelf moeten nagaan op welke manier je daarmede gebonden bent. Maar of je er nu mee gebonden bent op de één of op de andere manier, de waarde is vast, de kern van je wezen is vast. Dat maakt het mogelijk – ongeacht de verwarringen en de begeleidende verschijnselen – toch in te gaan op één punt, op één kracht en je daaraan helemaal te wijden.
Zonder eenzijdig te zijn mag je toch zeker wel de zaken achter elkaar afdoen. Wanneer je teveel tegelijk wilt doen; dan gaat het je als een zakenman, die op een gegeven ogenblik gelijktijdig korsetten probeerde te verkopen en witte bonen. Omdat hij twee gesprekken tegelijk voerde, maakte hij een offerte van korsetten tegen 30 cent een pond en van bonen voor fl. 27,50 het stuk met courtage bij bijstelling van een dozijn. Dat klinkt natuurlijk een klein beetje eigenaardig, dat weet ik wel. Maar hoeveel mensen doen eigenlijk niet precies hetzelfde? Ze trachten gelijktijdig hun stoffelijke en hun geestelijke problemen, de problemen van hun buren, van de kerk en van vele staten op te lossen. Het gevolg is dat ze de buurvrouw, die ze rust en vrede zouden moeten wensen, een kleine beroerte bezorgen; dat ze zichzelf, die ze een klein beetje meer energie zouden moeten toewensen, zoveel rust geven dat ze weer inslapen voordat ze wakker worden; dat de staat, waarin nuchter verstand nodig zou zijn, een dosis energie van hen krijgt, die weer fantastisch is en omgekeerd. Je kunt niet alle dingen tegelijk doen. Je kunt één doel nastreven en dat moet een vast doel zijn en het moet in een vaste relatie staan met je eigen wezen.
Doe de dingen stuk voor stuk af. Begin ook niet met grote zaken, wanneer het niet nodig is.
Wanneer je een klein fabriekje hebt, waarin je 500 sigaren in de week kunt maken, dan moet je geen bestelling aannemen voor een miljoen. Dat kun je niet afleveren. Wanneer je het toch moet afleveren, dan kost het je zoveel, dat je er altijd aan ten onder gaat. Dan ga je failliet.
Wanneer u geestelijk een stap verder moet, dan moet u niet 2 km. verder kijken, maar één stap. Wanneer u die stap gedaan hebt, kunt u altijd weer kijken wat uw middelen en uw mogelijkheden zijn. Dan kun je met de winst van elke kleine transactie de volgende wat groter maken.
Het is redelijk, wat ik hier zeg en het is juist daarbij, dat u geholpen kunt worden door de vaste regels van de Kabbala. Evenzeer als u in het vinden van een weg door de verwarring van uw leven geholpen kunt worden door de oosterse beschouwing over karma-yoga. Evenzeer als u door een begrip van de groeperingen, die op aarde bestaan, misschien wat gemakkelijker komt tot de aanvaarding van uw eigen wezen en van alles wat er rond u in die wereld gebeurt.
Als mens heb je esoterisch een vaste lijn nodig. Wanneer je het ene goed doet, bekijk de rest dan maar een beetje minder. Dat komt er dan niet zo op aan. Eerst het één en dan het ander.
Cement.
Cement. Het is eigenlijk een vreemd iets, dat cement. Poeder van gebrande kalk en een bepaalde stof erbij, poeder dat je tot een papje kunt maken en dat toch op een gegeven ogenblik zo hard wordt als steen of harder dan steen. Iets wat onvolmaakte elementen op een volmaakte manier aan elkaar kan voegen. Iets dat – ik zou haast zeggen – het mogelijk maakt te bouwen; te bouwen zonder de bijzondere voorzorg van het precies op maat maken. Iets dat het mogelijk maakt het tijdelijke houdbaar te maken. En ook iets waarin indrukken kunnen worden vereeuwigd: handen en voeten van filmsterren, tekeningen van kinderen en soms ook inscripties van groot belang. Je kunt het er allemaal inzetten.
Het is alsof cement eigenlijk iets is, wat er alleen maar is om de mens te helpen zijn eigen dwaasheden op zijn eigen manier zo goed mogelijk te begaan. Daar ligt nu juist weer de parallel. Want ons leven heeft ook …. cement, een bindende kracht, waardoor al de onsamenhangende delen van ons wezen toch weer bij elkaar worden gebracht: een soort geloof. We zeggen er eigenlijk maar “God” tegen of goddelijke Kracht. Wat wij ook zijn, het is die Kracht, die alles bij elkaar houdt. Je gaat van het ene leven naar het andere, je gaat van de ene toestand, van bewustzijn naar de andere en toch blijft het één geheel, omdat die goddelijke Kracht er is, die het samenbindt. Je moogt van elkaar verschillen, zoveel je wilt, toch komt er een ogenblik dat je samen past en dat je voortaan samen verder kunt gaan, omdat er een goddelijke Kracht is, die je tot eenheid maakt. Er zijn mensen die graag praten over tweelingzielen. Maar zelfs dat, zou dat nu kunnen bestaan als er niet iets Goddelijks was, dat een tweeheid tot een eenheid kon maken, die meer is dan de delen op zichzelf?
Bezie het zoals je wilt, cement is een belangrijk iets. Cement is een idee van eeuwigheid eigenlijk, in een zeer stoffelijke en menselijke vorm uitgedrukt. Maar vergeet niet, cement is niet vriendelijk. Wanneer je met je blote voeten over een cementen vloer loopt, weet je wat ik bedoel. Cement is niet zacht, niet gepolijst. Het behoudt – ondanks het feit, dat het zich gemakkelijk laat vormen – een soort van ruwe huid, zodra het verwerkt is. Een soort van kou, van koelte, iets wat ons toch een klein beetje vreemd aandoet, iets wat niet gezellig meer is.
Dat ligt natuurlijk aan ons, maar voor ons is het dan toch maar zo.
Zo is het met die goddelijke Kracht precies eender. Die goddelijke Kracht is soms voor ons hard en ruw. We zouden haar willen zien bekleed met een heerlijk zacht tapijtje van gevoeligheden of met een mooi hard laagje sentiment. We zouden het heerlijk geglazuurd willen zien in een lief zoetig kleurtje, vol van heerlijke fantasie en voor onszelf proberen wij dat steeds te doen. Maar dat is de waan. Als wij het cement van het leven, de goddelijke Kracht willen zien zoals ze is, dan voelen wij er ons haast onbehaaglijk bij. Toch geeft ze ons een kracht, waaraan wij niet kunnen ontkomen.
Weet u, er bestaan van die oude liedjes, die oude bezweringen. en één ervan is werkelijk gewijd aan deze Kracht, ook al zijn de termen dan niet direct die van cement. Dat lijkt mij nu het gepaste slotwoord voor deze bijeenkomst.
ELOHIM
Gij Machtige, wij zijn bijeen en groot genoeg is het getal om deze band te sluiten.
Elohim, hoor en laat Uw lichte kracht worden tot een weten en begrijpen. Verlicht ons wezen, ban de vrezen in het duister uit. Doe één worden wat is gedeeld. Laat recht worden wat onrechtvaardig dreigt te worden.
Gij Kracht, die mij geschapen hebt, ik roep U met Uw naam, die liefde geeft: Adonai. Heer, zo waar Gij leeft, ik zeg U: wij zijn hier tezaam. Ons aantal is genoeg. Wij spreken Uwe naam.
Geef ons Uw licht en kracht. Leer ons de eenheid van Uw wet. Toon ons de weg door ‘s levens woestenij. Toon ons ‘t beloofde land en voer ons voort.
Gij Kracht, Gij Kracht, Die ons geleidt, U, Jahwe, roep ik en erken Uw heerlijkheid. Wees Gij ons schild, wees Gij ons wapen. Bind Gij ons saam tot éénheid, waarin eenheid zonder tal eens de verlossing en het heerlijk weten – Messias’ rijk – ons komen zal.
Ik weet, het is een lied dat in uw oren misschien niet helemaal volmaakt klinkt. Maar zo is het.
Wij wachten allemaal nog op een verlosser, ook al erkent u misschien Jezus als de verlosser.
Wij willen allemaal loskomen van iets wat ons bindt. Wij willen vrij en wij willen sterk zijn. Dat kunnen wij alleen bevatten, dat kunnen wij alleen verkrijgen, wanneer wij één worden in de ware zin des woords, gebonden door de goddelijke Kracht. Noem het harmonie of noem het, zoals u het wilt, maar de Kracht van de Eeuwige, die ons samenvoegt, maakt de ware verlossing mogelijk. In de vele gedaanten en gestalten, waarin God zich openbaart, kunnen wij roepen; maar wij roepen steeds om die ene Kracht, die ene werkelijkheid, dat wat ons tot bewuste delen maakt van een voltooide schepping en van een goddelijke volmaaktheid, waarin leven is en heerlijkheid, waarin voltooiing is en einde. En in het einde misschien de onbegrepenheid van zijn.
Bid tot je God, zoals je wilt en vraag om kracht en eenheid op je eigen manier. Maar begrijp heel goed: zonder die Kracht, die ons in het lichtende, in het ware samenbindt en samenhoudt zijn wij geen cent waard. En daarom, laat ons die Kracht zoeken, opdat ze ons verder brengt.