30 november 1962
Wij zijn niet alwetend of onfeilbaar. U dient dus zelf over alles, wat wordt gebracht, na te denken. Mijn onderwerp van heden baseer ik op de vele vreemde gebeurtenissen, die in de wereld en uw eigen land de laatste tijd optraden. Daarbij wil ik vooral ook het gedachteleven van de mensen, zoals wij dit vanuit onze werelden waar kunnen nemen, aan een nadere beschouwing onderwerpen. Daarnaast vormt dit onderwerp een aanvulling op de beschouwingen over de hedendaagse beschaving, die onze vriend Henri een vorige week ten beste heeft gegeven. Als titel koos ik: Positivisme
Wanneer wij de aandacht wijden aan de mensheid in haar dagelijkse bezigheden en manier van doen, blijkt zij veelal negatief te zijn. Dit is niet een door mij geponeerde stelling, maar een voor elke onbevooroordeelde waarnemer vaststelbaar feit. De mens, ondanks zijn vaak geuite behoefte om positief te leven en te denken, blijkt de positieve waarden van persoonlijkheid en leven eerder in theorie dan in de praktijk tot uiting te brengen.
Toch hebben wij in de laatste periode in Nederland een aantal verschijnselen waar kunnen nemen, die wel degelijk grotendeels, of zelfs geheel positief bleken te zijn. Soms kwam de positieve houding daarbij wel op een wat verkeerde wijze tot uiting, maar het positief denken en handelen blijft onontkenbaar. Onder meer bedoel ik hierbij de ‘telethon’, waarbij het Nederlandse volk een ogenblik al zijn reserve verloor en zijn gevoelens uitleefde. U ziet dergelijke dingen natuurlijk allereerst uit een stoffelijk standpunt. U volgt allereerst de spectaculaire ontwikkelingen. Bij ons echter valt de nadruk allereerst op de daarbij ontstane gedachtenstromingen. Zonder nu een journaal van de ontwikkelingen te geven, wil ik enkele typische punten in de ontwikkelingen aangeven:
Eerste fase: Men maakt reclame. Tegenstand. Gemiddelde reactie: “ik ben benieuwd”. Bij het publiek: “misschien hebben wij dan eindelijk weer eens iets aan onze tv”.
Tweede fase: “Moet dit nu zo beginnen? Maar het is wel een leuk idee”. Hierbij is opvallend, dat de meesten niet meedoen voor het gestelde doel, maar eerder positief reageren, omdat zij door een denkbeeld worden gepakt. Het denkbeeld van een lucifersdoosje bleek zo attractief, dat hierdoor vele penningen werden geofferd die anders in de zakken of portemonnees van de oorspronkelijke eigenaren zouden zijn blijven zitten.
Derde fase: “wat zijn wij met velen!” Hier zien wij een haast ontstelde verbazing over geheel Nederland; men kan haast niet begrijpen, dat er zoveel anderen zijn, die ook meedoen. Dit wekt enig enthousiasme. Toch volgt hierop nog een periode van meerdere uren, waarin men afwachtend en geamuseerd de verdere ontwikkelingen beziet.
Vierde fase: Langzaamaan ontstaat de gedachte: ergens is dit groots. Wij kunnen dus groot zijn. Ik wil groot zijn. Vanaf dit ogenblik groeit een toenemende reeks van gaven, aanbiedingen, giften, die ergens ook eigen grootheid mee tot doel hebben. Tot zover is de ontwikkeling vanuit geestelijk standpunt interessant, maar niet overweldigend.
Vijfde fase: zonder dat een reden is te geven voor deze verandering blijkt opeens het gevoel: “Ik moet groot zijn”, onder te gaan in een alles overweldigend besef: “Wat wij doen, is groot.” Hierdoor ontstaat een hoogtepunt, dat niet meer wordt overtroffen.
In deze actie heeft men zich uitgeleefd. Wat na afloop overblijft, is een intense voldoening. Vreemd genoeg groeit hieruit een gevoel van kracht, dat in de plaats treedt van de roes tot weldadigheid. U hebt over dit alles waarschijnlijk veel gepraat. Realiseert u zich echter wel, wat de achtergrond van dit alles is? “Wat kunnen wij gezamenlijk veel, wat zijn onze geschillen en twisten eigenlijk onbelangrijk, wanneer wij te samen zoiets kunnen doen.” Voor mij is dit een treffend voorbeeld van positivisme, van positief denken.
Wij zouden ongetwijfeld de verschijnselen uiteen kunnen rafelen in hun bestanddelen. Het is wel zeker, dat sommige mensen dit zullen doen en daarbij de nadruk zullen leggen op massasuggestie, massahysterie zelfs, op reclame technische aspecten, op de sportieve spanning en begeestering, die eveneens een rol gespeeld hebben. Wanneer wij echter deze oorzakelijke werkingen bezien, zullen wij toe moeten geven, dat zij onbelangrijk zijn in vergelijking met de indruk, die dit alles heeft gewekt. Zo vreemd als het op een dergelijk ogenblik moge klinken, blijkt uit alles wel bovenal, dat Nederland op emotioneel vlak een grote hoogte kan bereiken, het denken tot een hogere waarde brengende. Voor ons werd dit kenbaar in een gedachtenuitstraling, waarbij zelfs de kleur goud soms overwegend op de voorgrond trad. En dit betekent zeer veel. Er is dan sprake van grote en zeer positieve geestelijke krachten.
Nu weten wij, dat een mens zelf een dergelijke uitstraling kan bereiken, wanneer hij zeer positief leeft, denkt en handelt. Men komt hier echter maar zelden toe, want men voelt zich daarin te zeer alleen. Het isolement kan alleen verbroken worden – niet door de behoefte goed te zijn – maar door schijnbaar onbelangrijke elementen als bv. nieuwsgierigheid, begeerte, door de behoefte zich te doen gelden. Al deze – op zich minder mooie – factoren blijken echter te kunnen voeren tot een zich verliezen in iets hogers, iets beters. Het is vooral dit punt, dat mij voor de ontwikkeling van de mensheid in komende tijden van buitengewoon groot belang lijkt te zijn.
Wanneer wij hier samen zijn en u naar ons luistert, zal ieder van ons een eigen mening, een eigen overtuiging hebben. U gelooft waarschijnlijk wel, dat u ergens verborgen krachten hebt, dat u ook geestelijk mogelijkheden bezit. Maar u voelt zich daarmee binnen de mensheid toch wel enigszins geïsoleerd.
Ook wanneer u zich bezig houdt met filosofie enz., zal dit vaak geschieden uit de behoefte, iets meer of iets beter te zijn dan anderen. Ook een persoonlijk geloof, een zelfstandig denken, blijkt in vele gevallen allereerst voort te komen uit de behoefte origineel te zijn. Proeven worden in de meeste gevallen niet genomen om anderen te helpen, maar in de eerste plaats om eens te zien, wat er nu eigenlijk wel mogelijk is, wat er al zo kan gebeuren. Misschien lijkt dit niet erg positief. Maar wanneer wij deze houding kunnen stimuleren en daarbij de praktische proefnemingen kunnen bevorderen, zullen wij toch goede resultaten boeken. Want er zijn vele mensen, die innerlijk deze houding delen. Daardoor zal de proefneming, het experiment, de persoonlijke daad meer aanvaardbaar worden.
Het uiteindelijke doel is daarmede echter niet bereikt. Want om een geestelijke actie mogelijk te maken zijn er mensen nodig, die zich in deze actie kunnen verliezen. Men moet wel beseffen, dat de werking van het positief leven, denken en werken afhankelijk is van de mogelijkheid onder te gaan in het doel, dat men wil bereiken en de krachten, die men wil dienen.
Ik heb nu, uitgaande van deze denkbeelden, getracht de toestanden op de wereld en de komende ontwikkelingen nog eens na te gaan. Dit voerde tot een aantal haast ontstellende constateringen. Men blijkt zich in uw wereld niet of slechts zeer ten dele, bewust te zijn van de verschillende wantoestanden, die men heeft doen ontstaan. Ook blijkt uit het denken van de belangrijkste groepen en figuren, dat men niet van plan is bepaalde risico’s te vermijden. Aan de andere kant blijkt er echter een groot en steeds nog toenemend aantal mensen te zijn, welke de behoefte kennen, te leven en te denken in een deel-zijn van een groter geheel. De nadrukkelijke behoefte in het geheel geborgen te zijn blijkt hierbij minder op de voorgrond te treden dan men, gezien de uiterlijke verschijnselen, wel zou verwachten.
Over geheel de wereld gaan golven van activiteit in meer positieve zin. Deze golven zijn op het ogenblik betrekkelijk sterk. Dit staat in verband met bepaalde geestelijke invloeden rond Kerstmis en daarna. Zeker heeft dit ook zijn oorzaak in een steeds sterker optreden van Aquarius-invloeden, die rond februari een eerste maximum bereiken. Kentekenend hiervoor is bv. een verandering in denken. Zo vinden wij in toenemende mate de gedachte, dat vrede niet slechts betekent een afdwingen van vrede door middel van dreiging en geweld, of een winnen van vrede door zich zonder meer bij de wensen en wil van anderen neer te leggen, doch eerder een innerlijke gesteldheid.
Ik moet persoonlijk vrede in mij kennen en uit mijzelf vrede geven aan anderen. Het feit, dat een dergelijke denkwijze gelijktijdig opvlamt in Europa, delen van Amerika, delen van Rusland en China, is hoopgevend. Steeds sterker blijkt de vraag in velen te rijzen; kunnen wij iets bijdragen tot het bereiken van een bepaald doel? Dus niet meer een: “wij zullen iets afdwingen”, of: “ondanks alles iets bereiken”, maar een gevoel dat samenwerking mogelijk en zelfs noodzakelijk is. Hierbij telt alleen het doel zelf.
Daarbij blijkt men zich geen eis van bereiking te stellen, geen minimum, maar ook geen limiet. Men begint vanuit zichzelf te werken. Daarmee zou zeer veel tot stand kunnen worden gebracht. Wanneer Nederland ruim 15 miljoen bijeen kan brengen in een vlaag van enthousiasme en daarnaast een geestelijke energie kan ontwikkelen, waarvan de waarde en betekenis aanmerkelijk groter is, zullen mensen die een dergelijke houding maandenlang vol kunnen houden – en dit behoort inderdaad tot de mogelijkheden – in de wereld zeer grote wijzigingen tot stand kunnen brengen. Zij zouden bv. de ernst van de crisis, die in het jaar 1963 verwacht kan worden, aanmerkelijk kunnen verminderen. Dat vele mensen – waaronder ook jongeren – er aan beginnen te geloven, dat dit inderdaad mogelijk is, is voor mij een bewijs van een toenemend positivisme.
De fout, die op het ogenblik veel wordt gemaakt – ook vriend Henri viel daarover – namelijk dat men de dingen goed voorstelt in de hoop, dat zij dit dan ook wel zullen worden, wordt langzaam aan wat minder gemaakt. De lieden, die volkeren leiden, ontdekken dat men niet geneigd is al hun praat nog verder voor zoete koek te nemen. Dit blijkt onder meer in Duitsland, waarna een aantasting van het heersende recht, de bevolking in twee groepen uiteen blijkt te vallen. Daarbij is de positieve houding van een groot deel van het volk opvallen door de formulering: Het gaat ons niet om het al dan niet schuldig zijn van een bepaald blad. Voor ons gaat het om het juist en zonder uitzondering handhaven van de wet, de rechten en regels, waarop de gemeenschap gebaseerd is. Hieruit blijkt een toenemend begrip voor het feit, dat begaan onrecht nog geen onrecht van anderen rechtvaardigt. Dit is voor de verdere ontwikkelingen op de wereld een hoopgevende en zeer positieve instelling.
Elders blijken groepen zich persoonlijk en zonder te vragen naar steun – of goedkeuring – van de overheid, in te zetten voor bepaalde sociale doelen. Hiervan zal men niet zoveel horen, maar in Frankrijk bv. zijn enkele particuliere groepen begonnen met een revalidatie van een aantal verlaten dorpen en de ontwikkeling van enkele verachterde landstreken. Ook hier ontdekken wij, dat men zich daarbij geen uiteindelijk doel heeft gesteld, maar besloten heeft te doen, wat mogelijk is.
Alleen hierdoor zouden bepaalde, zeker in Frankrijk, komende politieke spanningen een ander karakter kunnen krijgen. Het feit, dat tot absolutistisch regeren geneigde personen daardoor wat minder vast in het zadel komen te zitten, zal door velen betreurd worden. Maar de gedachte, dat werkelijk recht voor zovele mensen gaat boven gemak, zekerheid e.d. is verwarmend. Een dergelijke houding in alle landen zou bv. de mogelijkheid een eerlijk contact op te nemen tussen de communistische en westelijke staten aanmerkelijk vergroten.
Het feit, dat men de vrede niet meer ziet als iets, waarvoor de regeringen aansprakelijk zijn, maar eerder als iets, wat men persoonlijk dient te beleven en te bevorderen – zodat men in grotere groepen begint daaraan zelf te werken zonder officiële leiding – zal onder meer een grote invloed hebben op de ontwikkelingen in de U.S.A. Indirect zal dit alles ook invloed uitoefenen op de gebeurtenissen rond Cuba. Het is wel zeker, dat de spanningen rond dit gebied binnenkort weer op zullen laaien. Wat dit laatste betreft, dient men er rekening meer te houden dat rond half januari reeds de mogelijkheid aanwezig is, dat de in het buitenland verblijvende nationalistische Cubanen landingen zullen gaan uitvoeren op Cuba, waarbij zij meer dan in het verleden worden gesteund door andere mogendheden. Zeker is dit alles nog niet, ofschoon de plannen reeds gemaakt zijn.
Wanneer de gedachte aan een rechtvaardige vrede echter veld wint, zullen deze plannen niet verwezenlijkt worden. Daarvoor in de plaats zal een openstelling van Cuba voor controle en een hernieuwd contact van Cuba met de U.S.A. mogelijk blijken. Dit zal voor de vrede op de wereld van veel groter belang zijn dan een verdrijven van Castro. Men kan nu wel met geweld ingrijpen en een ander gezag tot stand brengen, maar daarmede bevordert men de wereldvrede niet. Integendeel zelfs.
Wanneer ik verder kijk, ontdek ik, dat een aantal vulkanische rampen, die binnenkort plaats zouden vinden, ook ten dele te beheersen zijn. Er zal natuurlijk sprake zijn van vulkaanuitbarstingen. U zult daarvan in de komende vijf maanden zeker wel meerdere malen horen. De vraag is echter, of hieruit grote rampen zullen voortkomen dan wel niet. Vreemd genoeg zal dit grotendeels afhangen van de wijze, waarop de mensen op de verschijnselen reageren. Wanneer de mensen bereid zijn elkaar ten koste van alles te helpen, wanneer zij in staat blijken te zijn het dreigende natuurgeweld te erkennen zonder te stellen, dat alles wel goed zal gaan, terwijl zij gelijktijdig al hun positieve gedachten, positieve hulpverlening en offerbereidheid daar tegenover stellen, zullen werkelijk ernstige rampen zeker voorkomen kunnen worden. Het hoeft dus lang zo erg niet te worden als men, gezien de verschijnselen, zou vrezen.
Dit zijn dan enkele punten. Ik zou hiermede over kunnen gaan tot de orde van de dag, wanneer positivisme alleen in het algemene vlak zou liggen. Zo is de zaak echter niet rond. Het is nu wel heel mooi, om gezamenlijk een dorp te bouwen, een vredesmissie te stichten, om gezamenlijk een onopvallende, maar doelmatige controle uit te gaan oefenen op onwettige rassendiscriminatie enz., maar daarmee alleen komt de mensheid er toch niet.
Een zeer belangrijk punt in alle menselijke ontwikkelingen is immers het contact tussen de mens en zijn God. Deze God is altijd het beeld, dat wij ons maken van een klein, voor ons begrijpelijk deel van de oneindigheid. De verhouding God-mens kan echter tot uiting komen in een theoretisch geloof.
In dit geval is de band tussen mens en God waan. Ook kan men de band zien als iets, wat voor de mens praktische betekenis heeft, omdat hij daaruit bepaalde voordelen kan verwerven. Maar dan is die band waardeloos en het contact niet werkelijk. De band tussen mens en God kan echter ook worden tot een nieuw vertrouwen, een nieuwe kracht, een voller beleven. Dan betekent het, dat men zich niet laat kentekenen door stoffelijke belangen of zaken, maar begrip verwerft voor de Goddelijke Kracht, die in ons woont. Zodra dit het geval is, worden wij ook in dit belangrijkste aspect van menselijk en geestelijk leven positief.
Wanneer wij nu een wet positief toe willen passen, zullen wij dit altijd naar de geest moeten doen, en nimmer alleen naar de letter. Onder geest zullen wij verder steeds de geest, waarin de wet werd gesteld of gegeven, moeten verstaan en niet ónze eigen geest of instelling. Wanneer de mensen leren de regels van het leven, de begrippen van hun maatschappelijk bestel, voor zich en anderen te interpreteren naar de geest, die er in schuilt en niet alleen naar de regel, de letter, zal de mensheid daardoor grote veranderingen tot stand brengen. Deze veranderingen lopen niet alleen maar uit op een verbetering van de relatie tussen de mens en zijn omgeving, maar tevens op een betere relatie met de grote krachten, die in het leven tot uiting komen en op de achtergrond van wetten en regels kenbaar zijn. Daardoor zal een directere uiting van deze krachten eveneens tot de mogelijkheden gaan behoren. De uitwerking van het positieve denken is op de wereld groot en belangrijk. Maar de opkomst van de positivistische levenshouding – welke haast ontstellend snel overal de kop opsteekt – heeft de eigenaardigheid, dat alle mensen onder invloed hiervan positief kunnen gaan denken, zonder dat hiervoor een bepaald bewustzijn noodzakelijk is.
Een andere eigenaardigheid van het positivisme is, dat het een direct of indirect contact tot stand brengt tussen de mensen en bepaalde Lichtende krachten. Trek nu niet de conclusie, dat Bouwman (Mies Bouwman – presentatrice van telethon – red.- ) dus alleen maar een medium was. Wel dient u te beseffen, dat er een geestelijke invloed was, die niet met de voorbereidingen enz. direct samenhangt, maar van de uitwerking onmiddellijk gebruik kon maken, om meer te doen geven en grote gevoelens van eenheid te stimuleren, dan zonder deze invloed mogelijk zouden zijn geworden. Het gaat dus hier niet alleen om het geven, maar vooral om de geestelijke kracht, de inwerking, die met de verschijnselen gepaard kon gaan.
Wij weten verder, dat over geheel van de aarde een aantal punten zijn gesticht, van waaruit geestelijke krachten en inwerkingen over de wereld uitgaan. Zij vormen de hoofdkracht van het z.g. netwerk van de Witte Broederschap. Vanuit deze punten tracht men dus ook positivisme, het ontwikkelen van gaven en krachten, het aanvaarden van geestelijke leiding enz. te bevorderen.
Nu valt het mij op, dat de punten waarop uitbarstingen van kracht e.d. plaats vinden, vanuit politiek en economisch standpunt beschouwd, idioot verdeeld zijn. Wat bijvoorbeeld te denken van een vredesbeweging, die zich vooral in het centrum van de U.S.A. en het binnenland van Canada vormt?
Er is geen enkele reden om aan te nemen, dat een dergelijke beweging hier beter past en juister werkzaam zou kunnen zijn dan in de kustgebieden, welke toch meer contact met de rest van de wereld hebben en in doorsnee ook dichter bevolkt zijn. Zo is er geen enkele reden om aan te nemen, dat een uitbarsting van enthousiasme, gepaard gaande met veel geestelijk Licht, juist binnen Nederland een belangrijke of beslissende inwerking zou hebben voor de rest van de wereld.
Toch vond de uitbarsting in Nederland plaats en niet elders. Zo kan ik doorgaan. Toch lijkt er een zekere regelmaat te zijn in de wijze, waarop over geheel de aarde verdeeld, dergelijke uitbarstingen van Licht plaats vinden.
Ik ben dan ook geneigd om te stellen, dat machtige groepen als de Witte Broederschap aanmerkelijke krachtreserves gebruiken om mogelijkheden te scheppen in schijnbaar onbelangrijke gebieden. Dit is verklaarbaar, indien men rekening houdt met de stoffelijke belangenstrijd: er zal minder verzet en meer bewondering zijn voor het optreden van dergelijke, verschijnselen in onbelangrijke gebieden, waar dus eigenbelangen niet direct in het geding komen en zal van de onbelangrijke gebieden meer kracht uitgaan en meer kracht aanvaard kunnen worden door anderen, dan elders mogelijk is.
Wanneer de actie, waarover wij in het begin spraken, in Frankrijk of Duitsland had plaats gevonden, zou zij minder de aandacht hebben getrokken. Wanneer zij door een groter volk zou zijn volbracht, zou het doel te klein zijn geweest. Een groter doel zou echter te enorm zijn geweest, om medeleven en aandacht te wekken. Het zou de mensen onder meer overdonderd hebben en geen enkele emotionele gebondenheid en de daarmede gepaard gaande waarden gewekt hebben.
De combinatie van het als wat eigenaardig geldende Nederlandse volk en dat dorp, sprak ook elders tot de verbeelding. Op zich is het dorp niet zo geweldig. Wanneer Nederland een enkel jaar geen straaljagers zou aankopen of iets dergelijks, zouden met de zo gewonnen gelden drie van die dorpen gesticht kunnen worden. Zo geweldig was het doel dus eigenlijk ook weer niet. De manier, waarop dit gebeurde, het feit, dat het juist dat kleine Nederland dit deed echter, geeft sympathische waarden voor geheel de wereld.
Nu heeft dit echter overal weerklank gevonden. Iets dergelijks kunnen wij binnenkort ook in Japan verwachten, waar eveneens een positieve uitbarsting plaats zal vinden, ofschoon zowel de regering, de U.S.A., als Rood- en Nationalistisch China met de uitwerking daarvan niet erg blij zullen zijn. Dit laatste omdat de gedachte aan vrede het brandpunt van deze actie vormt, is het laatste overigens begrijpelijk.
Ook elders zullen dergelijke ontwikkelingen zich voordoen. Het geheel van dergelijke brand- punten, gerekend over geheel de wereld, zal in de komende tijd rond 25 bedragen. Bij deze telling reken ik ook de ontwikkelingen van de laatste zes maanden, zodat het getal 25 gespreid is over totaal 18 maanden. Wanneer wij alle punten, waar dergelijke spontane reacties plaats vinden, op de wereldkaart uitzetten en door lijnen verbinden, blijkt, dat zij een stervormig patroon vormen, dat geheel de bewoonde wereld omspant. Het middelpunt van deze ster – en daarmee de nadruk – ligt op het noordelijk halfrond. Toch is er geen enkel bewoond gebied op de wereld, dat geheel buiten het werkingsbereik van een dergelijke explosie van geesteskracht hoeft te blijven.
Dit brengt mij tot de volgende conclusie: Wanneer dit alles zo geschiedt, zijn het de mensen, die dit alles mogelijk maken door hun plannen, hun behoeften en hun spontaniteit. Maar het is de geest, die juist op bepaalde punten de mogelijkheden vergroot en de mensen bij het maken van plannen stimuleert en richt op de juiste tijd en de juiste plaats. Indien deze werkingen een vast en regelmatig patroon vormen in tijd zowel als ruimte – en zo laat het zich vanuit onze werelden aanzien – kan men daaruit concluderen, dat dit alles met evenveel of meer zorgvuldigheid is verdeeld en gestimuleerd, zoals een mens een evenredige verdeling van bijvoorbeeld kaarsjes in een kerstboom tracht te bereiken, om bij een bepaald maximum van lichtpunten een zojuist en goed mogelijke verdeling van licht te bereiken, waarbij geen enkele plaats werkelijk donker blijft.
Men is klaarblijkelijk van plan de wereld in een bad van positivisme te baden. Maar bij een ontleding van de kleuren en werkingen, blijkt het aantal acties toch in enkele schijnbaar geheel verschillende hoofdtendensen uiteen te vallen. Op de 25 hoofdpunten vinden wij er slechts 6, waarvan gezegd kan worden, dat zij in de eerste plaats te maken hebben met naastenliefde.
Er zijn er 8 of meer, waarin rechtvaardigheidsbegrip een grote rol speelt, terwijl er 10 of meer zijn, waarin vrede de drijvende kracht blijkt te zijn. Wij nemen dus de hoofdtendensen als bepalend aan voor het geheel van de inwerkingen die verwacht kunnen worden. Daaruit volgt, dat de mensen uit naastenliefde en rechtsgevoel, mits daarin positief strevende, de wereldvrede alsnog kunnen verwerkelijken. Op het ogenblik dat men daarin niet meer wil of kan geloven, op het ogenblik dat men zich overgeeft aan een irreële angst of zelfs paniek, is de positieve werking van de menselijke gedachten uitgeschakeld. Dan zullen zij, ondanks alle pogingen het gevreesde te vermijden, dit eerder bevorderen dan tegenhouden.
Indien de mensen echter positief blijven denken, zich niet afvragende, wat zij mogelijk kunnen afremmen en tegenhouden, maar eerder zich de vraag stellende, wat zij zelf positief tot stand kunnen brengen, is de invloed van hun denken moeilijk te overschatten. Men dient dus niet te vragen, hoe men anderen beletten kan iets te doen, maar wat men zelf tot stand kan brengen. Dit doet mij verwachten, dat de periode rond Kerstmis en zelfs de daarop volgende tijd tot en met maart, van beslissend belang zullen zijn voor alles, wat er verder gebeurt.
Dit geldt eveneens voor de bewustwording van de mens en de vooruitgang van de mensheid. Wij verwachten, dat bij een goed contact met de geest en een positief streven van de mensen – die dus niet trachten alleen maar anderen te remmen, maar zelf handelen – verschillende grote machten, die op het ogenblik nog vijandig tegenover elkaar staan, met elkaar een vreedzaam en vruchtbaar contact op zullen nemen.
Hiermee zijn natuurlijk niet alle negatieve werkingen onmiddellijk uitgeschakeld. Deze blijven ook verder nog sterk. Maar er zijn dan contacten gelegd waardoor wederzijds begrip kan ontstaan tussen USA, USSR, China, India enz. Het zal dan mogelijk blijken, aller belangen en aller behoeften onder één noemer te brengen. Daarbij is het waarschijnlijk, dat bij allen een gelijk punt van positief streven en denken kenbaar wordt. Wel zullen in alle landen nog groepen zich wanhopig blijven verzetten tegen deze ontwikkelingen, maar indien de wereld positief genoeg gericht is in handelen en denken, kan als resultaat verwacht worden, dat de volkeren van een persoonlijke waan afstand doen in het besef dat er een dringender en hoger doel is dat allereerst de aandacht vraagt.
Denk niet, dat de positief denkenden allen ook zullen beseffen, dat zij dit voor geheel de wereld doen. Men zal menen dit te doen voor eigen land en volk in de eerste plaats. Volgens mij is dit echter niet belangrijk. Indien er eenmaal een begin wordt gemaakt en een ware, positieve gedachtestroom ontstaat, die ook in de materie geuit wordt, blijkt al het andere zich op te lossen.
Het verzet tegen persoonlijk niet aanvaardbare toestanden, persoonlijke belangen, wensen en inzichten, emoties, zijn natuurlijk van belang. Menigeen zal juist om die redenen in de positieve ontwikkelingen een rol trachten te spelen. Maar de egomanen worden onder de voet gelopen op het ogenblik, dat de beweging eenmaal werkelijk op gang komt. Hun bedoelingen en inzichten tellen dan niet meer mee. Alleen het gemeenschappelijke doel blijft belangrijk.
Ik kan nu verder alle komende gebeurtenissen op gaan sommen, maar dat weet u, naar ik meen, onderhand wel. Tot rond 1967 blijft er een onaangename situatie bestaan. Daarna krijgt men een periode van heroriëntatie, gevolgd door een opbouw, die rond 1970 begint. Dit betreft dan de wereld. Maar wanneer ik de mens als individu ga bezien, blijkt, dat ook de eenling met positief denken heel wat tot stand kan brengen. Het ligt er maar aan, hoe u de wereld benadert. Is het bv. voor u noodzakelijk, dat een ander ergens een begin mee maakt, zoals bv. een collecte, inzameling, wijze van optreden en handelen, voor u er aan mee gaat doen? Dan behoort u tot de massa en kunt u misschien onder leiding van geestelijke krachten bij het optreden van de juiste kosmische krachten uiteindelijk een positief mens worden.
Wat blijkt echter, wanneer wij het werkelijke positivisme nader bezien? De positief denkende en handelende mens begint reeds zelf met handelen enz., terwijl er elders nog geen aandacht voor bestaat of zelfs tegenwerking bestaat. De positieve mens handelt nu al, gaat reeds heden de hem juist toeschijnende weg en bereid zo als het ware morgen reeds geluidloos voor. Hij laat zich daarbij nergens door afleiden van het gekozen pad, van de beleving van zijn innerlijk erkende waarden.
Een voorbeeld van deze wijze van werken treffen wij aan bij de groep, die op het ogenblik met alle middelen gaat trachten het rassenseparatisme te bestrijden.
Daarvan hoort u op het ogenblik maar heel weinig. De beweging is reeds behoorlijk groot en doet reeds veel. Toch hoort u van haar werken zeer weinig omdat zij eerst wacht op het ogenblik, dat men in staat zal zijn met overtuigende doorslagkracht geheel de wereld te bewijzen, hoe men denkt, handelt en leeft. Voorlopig werkt men – zonder geheimzinnigheid overigens – nog enigszins in het verborgene. Dit onopvallend te werk gaan, is op het ogenblik voor meerdere positivistische acties kentekenend. Het geldt bijvoorbeeld ook voor de revalidatie van dorpen in Frankrijk. Dit project ontstond reeds in 1949, maar kon door politieke ontwikkelingen niet tot ontplooiing komen. Nu werkt men haast geruisloos, om zijn doel toch te kunnen bereiken. Zolang er namelijk enige openbaarheid aan gegeven werd, grepen politieke partijen en dergelijke in, waardoor het werk in feite haast stil kwam te liggen, omdat de een de ander de verdienstelijkheid daaraan verbonden, niet gunde. De mensen, die echter dit project op hebben gezet, waren besloten, ondanks alles door te zetten. Dankzij hun eigen inspanningen en het afwijzen van alle hulp van buitenaf, gebeurt dit nu ook.
Dit geruisloos beginnen, is belangrijker dan u denkt. Alleen na lange voorbereidingen, wanneer alles dus eigenlijk al grotendeels in kannen en kruiken is. Hier is er immers iets ontstaan, dat men anderen voor kan leggen. Eerst dan kan men iets laten zien en zo bij anderen waarlijk begrip en waardering vinden. Want als men alleen maar ideeën heeft, maar verder niets weet te tonen, kan men de openbaarheid beter schuwen en eerst enkele geestverwanten zoeken, om de eerste praktische verwerkelijking te beginnen. Anders wordt men maar uitgelachen, of wordt men het slachtoffer van zelfzuchtigen, die zeggen het doel te dienen, maar in feite slechts zichzelf zoeken.
Innerlijk positief zijn wil zeggen: innerlijk geloof en vertrouwen bezitten en dit omzetten in daden, in praktijk. Daarbij is het niet noodzakelijk zich elke dag een bepaalde taak te stellen, ofschoon dit in latere fasen misschien niet te vermijden valt. Men dient zich eenvoudig een doel te stellen en bij elke gelegenheid met alle middelen dit doel na te streven. Men zou moeten stellen: “In mij heb ik het geloof, heb ik de zekerheid, dat dit goed is, dat dit mogelijk is. Dan zal ik het ook tot werkelijkheid maken”.
Wanneer er dan moeilijkheden rijzen, zo zijn deze er alleen, om ze te kunnen overwinnen. Past de geldende methode daarvoor niet, dan zoekt men een andere weg. Bestaat er geen boekje met voorschriften, waarop men zich hierbij kan beroepen, dan experimenteert men zelf, tot de weg gevonden is. Beschikt men niet over de gewenste grote middelen, dan begint men eenvoudig te werken met de beschikbare middelen. Voorbeeld: Heeft men geen bulldozer om grond te egaliseren, dan begint men alvast zoveel mogelijk met de hand te doen. Zijn er geen stenen om een huis te bouwen, dan zoekt men stenen. Vindt men ze niet, dan maakt men ze zelf.
Beter te beginnen zonder alles precies zo te hebben, als men zou wensen, beter enig risico nemen, dan niets doen. Wie positief denkt, vraagt zich niet af, of hij wel over de middelen beschikt. De enige vraag die hij zich stelt is: Hebben wij een doel? Hij vraagt zich ook niet af, of anderen dat mooi zullen vinden of niet. Hij stelt eenvoudig: ik acht dit goed, dus begin ik met mijn werken, en strevend zal ik dan trachten zover te komen, dat ook anderen inzien dat dit goed en zelfs groots is. Dan zullen anderen ons misschien steunen en helpen. Maar hoe het ook zij, ik ga verder!
Dit nastreven van het doel zonder vragen, dit niet willen erkennen van beperkingen of schijnbare onmogelijkheid, is volgens mij de kracht, waaruit de wereld in de komende maanden onnoemelijk veel zal putten. Want alleen hierin ligt de mogelijkheid tot vernieuwing, tot bereiking. Niet in deskundigheid, theorie, middelen, maar eenvoudig in een doorgaan, ondanks alles.
Wat denkt u? Zou iemand, die stelt, dat hij een doel heeft gezien en dit waar zal maken, onverschillig hoe, niet door zijn wijze van positief denken en handelen ook anderen beïnvloeden? Zouden dergelijke mensen niet deel uitmaken van het werken van de Witte Broederschap, van de Lichtende Krachten – onverschillig of zij zich daarvan bewust zijn of niet? Naar ik meen, is dit een feit. Dan is het niet meer belangrijk, hoe men werkt. Dan maakt het niets uit, dat men elkaar hier aanspreekt met broeder en zuster en elders met vrienden. Evenmin als het verschil uit zal maken, dat de één spreekt over de eeuwige wetten en de krachten der oneindigheid, terwijl de ander alleen maar neerknielt en vraagt: God, zegen mijn streven. Dergelijke verschillen hebben geen betekenis.
Zo heeft het geen betekenis, wat men is, hoe men leeft, wanneer men in het positieve streven elkander maar vindt. Wat men is geweest, hoe men heeft gehandeld en gedacht in het verleden, is evenmin belangrijk. Van belang is alleen, dat men alles wil doen om het erkende doel te helpen verwezenlijken. Positivisme is niet mogelijk, wanneer men zich nog steeds afvraagt waarom, waarheen, hoe. Men moet tenminste zijn doel kennen. Naar ik aanneem, zullen meer en meer mensen hun levensdoel beseffen, het doel, waarheen zij moeten streven, innerlijk beseffen en willen verwerkelijken.
Daarom kan ik stellen, dat in de komende jaren tussen de 25 punten, die nu de hoofdcentra zijn van Lichtende Krachten, een groot aantal kleinere centra zal ontstaan. Deze zullen niets meer gemeen hebben met de explosies van kracht en streven, die wij op het ogenblik waarnemen. Deze zijn fel, overal kenbaar, maar duren kort en verdwijnen betrekkelijk snel weer uit het gezicht. De kleinere centra, die gaan ontstaan hebben eerder het karakter van wachtvuren.
Is een groot centrum van heden te vergelijken met een geestelijke atoombom, zo zijn de kleine centra eerder de bebakeningsfakkels van een landingsbaan. Dus fakkels, die uren achtereen kunnen blijven branden in vergelijk tot de seconden durende felheid van de bom. Fakkels, die niet ineens enorm veel licht geven, maar dan ook vele uren een juiste oriëntatie mogelijk maken voor anderen. De positief levende, denkende en reagerende mens, die zich niet afvraagt, hoe het zou moeten, maar alleen stelt: dit is een waardig doel, dus moet het verwerkelijkt worden, zal voor de wereld een blijvend licht kunnen worden, een licht, dat ongetwijfeld mede ontstaat, dankzij de grote inwerkingen van Lichtende kracht, die op het ogenblik ten koste van veel inspanningen overal op de wereld tot uiting gaan komen.
Menigeen zal bang zijn voor deze verschijnselen. Begrijpelijk. Dat waren de vroegere wilden ook voor het vuur, dat door de bliksem werd ontstoken. Tot een van hen op de gedachte kwam een brandende tak mee te nemen naar zijn hol. Ongetwijfeld hebben de mensen, die wisten hoe het hoort toen ook ach en wee geroepen en gesteld, dat dit de goden verzoeken was. Maar de eerste fakkeldrager ging verder met zijn brandende tak en zorgde, dat er in zijn woning een vuur brandde, dat warmte en licht gaf, een vuur, dat wilde dieren op een afstand hield en zo veiligheid gaf. Eerst toen in alle holen de vuren brandden, erkende men, dat hij juist had gehandeld. Dat zijn uitvinding echter voor de mensheid als geheel van het allergrootste belang was.
Want het gebruik van het vuur was het begin van een nieuwe vorm van beschaving. In verhouding tot de uitvinding van de atoombom was dit eerste leren beheersen van vuur belangrijker. Wanneer de mensen de moed hebben uit de positieve gebeurtenissen, ontroeringen en mogelijkheden van deze dagen geestelijke krachten te putten en zo in eigen kring een nieuw vuur te ontsteken en te koesteren, begint voor de mensheid opnieuw een nieuwe tijd. Dit laatste lijkt nu nog een mooie droom; of deze ooit waar zal worden, ligt niet alleen aan ons, maar bovenal aan u.
Binnenkort zult u hier weer een Steravond mee kunnen maken. Op die avond zult u zich misschien afvragen, of met de kracht en spanning, die u voelt, ook iets kan gebeuren. Natuurlijk is dit mogelijk. Maar wat alle geesten samen trachten te volbrengen, kan op aarde alleen van belang zijn, wanneer u mensen allen daarachter staat. Dus niet alleen door aanwezig te zijn, maar door de erkende behoefte aan verdraagzaamheid, naastenliefde enz., metterdaad zelf tot praktijk te maken. Maar dan kan zelfs een betrekkelijk kleine groep als deze – waar velen nooit van zullen horen – tot een soort fanaal, tot een lichtbaken worden voor geheel de wereld.
Onze Steravond is een van de vele soortgelijke bijeenkomsten, die voor vele groepen en genootschappen rond dezelfde tijd belegd worden. Hier vinden wij een maçonniek ritueel, elders een kerkdienst, waar God de mensen een ogenblik zó zeer nabij lijkt, dat zij zichzelf vergeten. Elders misschien is er eerder sprake van een predicatie, of een enkel woord, of een gezellig samenzijn, dat opeens het karakter krijgt van een positieve band, een verbinding ook met een nieuwe toekomst, dat je opeens met je gevoelens reeds beleeft en soms zelfs als beeld voor je ziet. Al deze, op zich kleine, dingen kunnen gezamenlijk van onmetelijk belang zijn, wanneer de mensen tenminste meewerken. Het gehele netwerk van de Witte Broederschap staat klaar om dergelijke kleine vlammen aan te wakkeren, tot zij een waarlijk lichtend vuur zijn geworden.
Nu keer ik even terug naar de feiten.
Wanneer deze invloeden in de komende maand niet sterk genoeg zijn, dreigen oorlogshandelingen en politieke strijd in de eerste drie maanden van het komende jaar. Ernstige gevaren schuilen dan in de verhoudingen tussen India en China, moeilijkheden door optreden van nationalistisch China en conflicten rond Formosa, moeilijkheden rond Nieuw-Guinea. In Afrika kunnen dan moeilijkheden worden verwacht rond Natal en in Congo. Ook moeilijkheden in Duitsland, voornamelijk om Berlijn, zouden op kunnen treden. Gehele reeksen van crisisverschijnselen, zowel politiek als anderszins.
Indien een redelijk deel van de mensheid beantwoordt aan de positieve krachten, aan het geestelijk geweld, dat al op het ogenblik aanwezig is, dan worden deze geschillen minder ernstig en voeren zij tot mogelijke samenwerkingen. Dan zien wij wel Nationalistisch China onbelangrijker worden, maar daar staat tegenover dat Rood China en India tot overeenkomst geraken. Een vermindering ook van spanningen in Zuid-Afrika, al zal een reeks conflicten rond Congo niet helemaal voorkomen kunnen worden en zullen de verdedigers van blanke belangen nolens volens de oorzaak worden van meerdere onlusten. Zelfs hier kan het verloop eerder gunstig, dan op de duur fataal worden.
Misschien denkt u, dat wij moeten rekenen met menselijke waarschijnlijkheid. Indien ik dit zou doen, zou ik alle genoemde feiten als zekerheid stellen en nog meerderen erbij. De wetenschap, dat voortdurende uitstortingen van kracht plaats vinden, terwijl de mensen daarop bewust of onbewust weten te antwoorden, doet mij denken, dat alle werkelijk fatale ontwikkelingen voorkomen kunnen worden. In mijzelf heb ik dan ook gesteld: “Dit alles zal voorkomen worden.” In de plaats van wantrouwen, haat, verdeeldheid en terreur, kunnen wij in steeds toenemende mate – ook reeds het komende jaar – rechtvaardigheid, naastenliefde en vrede stellen. Dit kunnen wij – in de geest en stof tezamen – volbrengen. Het is hierop, dat ik – uitgaande van op aarde kenbare verschijnselen e.a. – mijn gunstige verwachtingen voor de komende maanden baseer.
Verder is mij opgevallen, dat onderling respect en wederkerig begrip uit de genoemde uitbarstingen van kracht, eveneens voort zijn gekomen. Ik kan u zeggen, dat – op grond van waarschijnlijkheid – de maanden augustus tot oktober van het volgende jaar waarschijnlijk beslissen zullen over het al dan niet uitbreken van een oorlog, waarbij Europa overrompeld zou kunnen worden, of – in dezelfde maanden – een samenwerking tussen op heden vaak vijandige partijen, waarbij onder meer het IJzeren Gordijn aan betekenis verliest, tot een soort kippengaas wordt waar een ieder doorheen kan kijken, indien hij dit wenst. Naar ik meen, is de tweede mogelijkheid aanmerkelijk groter dan de eerste. Maar uiteindelijk zal dit alles afhangen van de mensen, de wijze, waarop zij de kracht en de leiding, die hen worden gegeven aanvaarden en/of ondergaan.
Ook op religieus terrein rijzen soortgelijke vragen. Een daarvan is: zal de oecumene rond juli – juni weggevaagd worden door onderlinge twisten van verschillende kerkelijke groepen? Zullen de geschillen tussen de katholieken van Rome en de andere Christenen groter of minder groot worden? In die periode zal ook hier een beslissing vallen, welke van bepalende waarde kan zijn voor de verdere invloed en mogelijkheden van het gehele Christelijke geloof. Ook hier zijn de mensen van beslissende invloed. Wanneer de mensen tenminste leren zo nu en dan als Christenen te leven, wanneer men niet meer als eerste voorwaarde stelt de aanvaarding door anderen van eigen leer, uitverkiezing enz., doch het christendom ziet als een weg, die men gezamenlijk gaan moet, ondanks alle geschillen, zal men inderdaad gezamenlijk die weg kunnen gaan en aan het Christen-zijn een nieuwe en grotere waarde kunnen geven, dan het nu bezit. Ook binnen de godsdienst kan men een nieuw Licht ontsteken. Denk niet, dat dit alleen voor de Christelijke leer geldt. Er zijn eveneens geschillen hangende in de Moslimwereld, die een spoedige oplossing vergen, wil men daar zijn invloed en eenheid nog langer handhaven. Elders zien wij soortgelijke toestanden; zelfs in de economie zijn er aanwijzingen, die duiden op toenemende spanningen.
Kort en goed: de mensheid past zich op het ogenblik vaak verbluffend goed aan, aan de kracht die gegeven wordt. Blijft zij dit doen, dan begint reeds in het volgende jaar de vernieuwing en de werkelijke vrede kenbaar te worden. Positivisme houdt niet in, dat bestaande geschillen eenvoudig worden ontkend. Wel betekent het, dat men bestaande geschillen onbelangrijk acht, zodra er nog iets is, wat men gezamenlijk tot stand kan brengen, gezamenlijk na kan streven.
Zolang men gezamenlijk een doel heeft, is positief streven en denken mogelijk. Verder betekent het, dat men zich in zijn streven niet laat beperken door predicaties van anderen, of schijnbare onmogelijkheden, maar zijn innerlijke droom omzet in werkelijkheid. Ik ben ervan overtuigd, dat op religieus gebied de moeilijkheden niet helemaal te vermijden zullen zijn. Zelfs ben ik ervan overtuigd, dat voor de hervatting van het Concilie te Rome daar vele veranderingen plaats zullen vinden – al meen ik niet, dat de Paus dan dood zal zijn.
Op andere gebieden meen ik, dat er positievere geluiden zullen gaan klinken. In het komende jaar zal men natuurlijk niet alle geschillen en strijd kunnen vermijden, maar ik ben ervan overtuigd, dat men allereerst de aandacht zal vestigen op het goede, dat men met anderen gemeen heeft – of hebben kan – en dit suprême zal stellen, zodat 1963 een moeilijk, maar goed en groots jaar zal worden.
Daarom zeg ik u aan het einde van mijn betoog nog het volgende:
Elk van u dient in deze dagen op zijn eigen wijze te beantwoorden aan de innerlijke roepstem. Iets wekt in u nieuwe begrippen, nieuwe wensen en verlangens. Zeker is, dat uw omstandig- heden veranderen, zodat u anders kunt gaan leven, streven en werken. Geef hieraan de nodige aandacht. Pas u aan de nieuwe mogelijkheden aan, niet voor uzelf, maar omdat u innerlijk weet hiermee een doel te stellen, dat groter is dan uw eigen Ik. Hen, die lange tijd gedacht hebben dat een taak uit de geest iets is, wat je nooit helemaal zult kunnen verkrijgen of beseffen, zeg ik: u zult ontdekken, dat zich in uw eigen wezen op het ogenblik wetten en woorden vormen, die anders zijn dan alles, wat u reeds kende. Er is een innerlijke onrust, die voert tot veranderingen, tot een nieuwe taak. U krijgt wel degelijk de kans in de komende maanden om een nieuwe taak te beseffen en te aanvaarden. U zult ontdekken, dat de wereld , die – naar u meende – slechts spottend over u sprak, opeens begrip heeft voor u en die u zal begrijpen en helpen, wanneer u leert uzelf geheel te geven en in te zetten voor een hoger doel.
Voor u allen is, evenals voor ons, de komende tijd – rond 45 dagen – zeer belangrijk. U kunt in deze tijd uzelf vinden. Denk niet, dat het wel zal gaan als verleden jaar in februari. Toen was er sprake van een zeer grote en Lichtende Kracht, die eerst zeer geleidelijk op de mensen inwerkte en doorwerkte in de stof. Toen werd alles zonder meer beïnvloed. In deze dagen is er sprake van een tenminste gelijkwaardige spanning, waaruit men ofwel kan nemen, ofwel niet zal willen putten. Men kan uit deze kracht werken en sterk worden, of het verschijnsel voorbij laten gaan – alleen zal in het laatste geval, door de veranderingen bij anderen – het resultaat voor u uiteindelijk wel negatief zijn.
De spanningen rond het kerstfeest zijn in dit jaar van een verblindend wit. Slechts ergens blijft nog een geringe milde blauwe schemering van Aquarius doordringen, omdat de wijsheid, de kennis, het schenken daarvan, zoals zij in Aquarius gelegen zijn, ook door werken in het Goddelijke Licht. Dit betekent, dat iedereen – of bijna iedereen – deze kracht zal kunnen aanvaarden, in zich zal kunnen erkennen en daardoor zijn behoeften, zijn plicht, zijn doel, buiten het Ik opnieuw zal kunnen definiëren in geestelijk, zowel als in stoffelijk opzicht. U zult kunnen weten: nu gaat het leven voor mij zó worden. Indien de mensen maar een antwoord weten te vinden op deze kracht in en rond hen, is dit de tijd, dat de werkelijke vrede op aarde gaat ontluiken, de tijd van een enorm versnelde bewustwording, van juister begrip voor alle krachten, Goddelijke schoonheid en wetten, de krachten der natuur en de liefdeswet, die leeft in elke mens.
Hiermede sluit ik een reeks van verhandelingen af, die de wereld in deze dagen en de ontwikkelingen in uw tijd tot onderwerp hadden. Ik vraag mij af, of de meesten van u de belangrijkheid van deze lezingen al beseft hebben. De tendensen, die hierin mee klonken, zullen ook in de toekomst steeds weer mee klinken op de achtergrond. Want dit alles schept de mogelijkheid, om tot een nieuwe en betere levenshouding te komen en misschien zelfs het bewustzijn van hogere sferen een directe toegang tot uw aarde te verschaffen.
Esoterie.
Ik wil uw aandacht weer vragen voor de esoterie. Hierbij kunnen wij aandacht besteden aan het verwerven van zelfkennis, maar ook aan het werken met kosmische krachten en alles, wat daarmede in verband staat.
Allereerst wil ik dan constateren, dat alle bewustwording en alle bereiking afhankelijk is van de innerlijke harmonie, die men weet te bereiken. De gedachte, dat strijd en vooral innerlijke strijd als eerste vereist zijn, indien men verder wil komen, is naar mijn mening verkeerd. Het is een mij vreemde westelijke opvatting, die naar mijn bescheiden begrip voort is gekomen uit de gedachte, dat men met zich en zijn God voortdurend dient te worstelen. Maar slechts wanneer ik in mijzelf harmonisch ben, zal ik in staat zijn een zekere rust en weten te verwerven. Slechts vanuit deze innerlijke rust en dit innerlijk weten – waardoor ik de werkelijkheid leer kennen – zal ik in staat zijn, de strijd tegen de waan buiten mij, op de juiste wijze te voeren.
Naast de werelden die wij kennen, bestaat er de Goddelijke Wereld. Deze wereld, eeuwig en onveranderlijk, bevat ons werkelijk wezen. Ons wezen heeft daarin zijn vaste plaats, zijn eigen bestemming en taak. Het is daar op de juiste wijze harmonisch samengevoegd met alle delen van de schepping, waarmee het krachtens zijn wezen verbonden is. Naast deze werkelijkheid bestaat de wereld waarin wij denken te leven. Een wereld, waarin tijd en ruimte plaats hebben, waarin het leven bestaat uit een jachtig verdergaan van de ene stad naar de andere, van de ene wereld naar de andere. Wanneer wij iets van de grote, de kosmische werkelijkheid beseffen, zullen wij daarvoor een deel van de onware wereld die wij de onze noemen, kunnen verliezen.
Onze strijd om innerlijk bewust te worden kan dus nimmer een werkelijke strijd met ons zelf zijn. Het is een strijd met de illusie, de waan, die vooral buiten ons bestaat en waaraan wij deel plegen te hebben door onze beperkte perceptie van de goddelijke werkelijkheid. Wanneer wij door de schijn heen de werkelijkheid buiten ons “Ik” kunnen zien en aanvaarden, zo zullen wij in deze werkelijkheid leven. De waarheid beseffende van het leven, zullen wij ons dan ook bewust worden van alles, wat wij werkelijk betekenen in de schepping en werkelijk zijn.
Hetzelfde geldt voor krachten: ik kan geen enkele kracht in werkelijkheid bezitten en gebruiken, wanneer ik gelijktijdig in mijn waanwereld het bestaan van die kracht ontken, of zelfs maar op onjuiste wijze interpreteer. Om de krachten, die in mij leven, te kunnen gebruiken, zal ik moeten aanvoelen of weten, wat die kracht is en zal ik die kracht ook dienen te richten in overeenstemming met mijn eigen wezen en mijn eigen bestemming. Ik dien daarbij te beseffen, dat mijn wezen, mijn persoonlijkheid, ook een werkelijk verband zal kennen met alles, wat rond mij in deze schijn van tijd aanwezig is. Men kan natuurlijk zeggen als mens, dat het dwaas is om aan te nemen, dat de sterren invloed kunnen uitoefenen op het leven van de mensen.
Maar de sterren hebben die invloed. Want er bestaat nu eenmaal ook een harmonie tussen de mens en de sterren. Zo zal de mens het misschien dwaas vinden, wanneer wordt gesteld dat de gedachte soms sterker is dan alle materie dan alle wetenschappelijk erkende wetten. Maar er zijn nu eenmaal voorbeelden bekend, waarin inderdaad gedachten, het zogezegde irreëel geloof, sterker bleken te zijn dan de normale stoffelijke ontwikkelingen en mogelijkheden, en zo resultaten gevend, die strijdig waren met alles, wat men wetenschappelijk had vastgesteld.
Men dient dus in het leven voor alles steeds weer trachten de kern, de eeuwige waarheid te raken en daarbij het verband tussen het Ik en de rest van de schepping te beseffen. Nu speelt hierbij ongetwijfeld ook de gang van de incarnaties soms een belangrijke rol. Maar wat heeft het voor doel, het verleden te wekken in een heden, dat de continuïteit van de dingen, zoals deze in de goddelijke waarheid bestaan, toch niet kan beseffen? Neen.
Om esoterisch of zelfs magisch iets te kunnen bereiken, zullen wij heel anders moeten leven en denken, dan menigeen voor zich tot op heden juist heeft geacht. Strijden tegen jezelf en alles, wat in je leeft, is slechts een bestrijden van de werkelijkheid, een vergroten van de waan. Echter, jezelf aanvaarden en dan, uit dit aanvaarden van je wezen, zoals het is, de harmonie van dit wezen, zoals het werkelijk bestaat, ook te gebruiken, om de waarheid buiten jezelf te erkennen, is juister. Want dit brengt werkelijke bewustwording.
Ik vind, dat wij verder ook wel eens de nadruk mogen leggen op de onjuistheden in het menselijke denken.
Dit proces speelt zich betrekkelijk eenvoudig af. Wanneer wij bv. te maken hebben met een mens, zo zal hij, wanneer hij tien factoren waarneemt van een beeld, dat normaal uit twaalf factoren is op gebouwd, zal hij zonder meer aannemen, dat de beide andere factoren bestaan en zijn denken en reageren erop baseren. Hij neemt een gelijkenis aan en stelt identiteit, waar deze niet aanwezig is. Het gevolg is, dat zijn denken onzuiver blijft en hij nooit zal kunnen begrijpen, wat er nu eigenlijk werkelijk gaande is.
Wanneer een mens een aantal klanken hoort, die tot een hem bekend klankpatroon behoren, zal hij de andere klanken erbij horen, ook wanneer deze niet werkelijk aanwezig zijn. Hem niet passende klanken zal hij vervangen door andere of deze niet horen. Wanneer een melodie wordt gespeeld, waarvan de eerste maten gelijk zijn aan de aanhef van een andere melodie, zal het meer dan vijf maten duren, voor het verschil wordt geconstateerd. Tot op dat ogenblik waren voor u – ongeacht de werkelijke klanken die werden geproduceerd – beide melodieën blijkbaar gelijkluidend. Let wel, de gelijkenis is geen feit, maar bestaat alleen voor u.
Uw gedachten winnen het klaarblijkelijk van uw zintuigen. Het is duidelijk, dat u in uw gedachten dan ook niet zo onkwetsbaar helder en objectief of zeker van de feiten kunt zijn, als u pleegt aan te nemen.
Wanneer men het voorgaande als waar erkent, zal men echter ook moeten toegeven, dat esoterie nooit werkelijk uit het denken alleen kan voortkomen. Een esoterische bewustwording, die allen gebouwd wordt op menselijke rede en menselijke logica, is zelfmisleiding en niet een innerlijke erkenning van waarheid in of omtrent eigen wezen. Men zal vele dingen wel inzien, maar onvolkomen. Men heeft redelijk gesteld een bepaald geloof of een bepaalde theorie aanvaard en zal het gemakkelijk vinden, alle onvolledige feiten en ervaringen, in deze theorie in te passen. Men wijzigt dan zijn theorie aan de hand van redelijke vaststellingen en feiten zonder zich er van bewust te zijn, dat men zo een theorie opbouwt, die van de werkelijkheid veel verschilt, soms zelfs daarmede strijdig is. Wij zullen dus andere waarden moeten hanteren, om tot innerlijk besef te komen.
Nu moet er ergens een band bestaan tussen het huidig bewuste Ik én de goddelijke werkelijkheid. Deze band ligt natuurlijk allereerst in de ziel, in de kern van het wezen. In de tweede plaats echter zal een deel van de werkelijkheid voortkomen uit het niet redelijk deel van het bewustzijn, zo schijnbaar dwaze beelden, dromen, inspiraties en gedachten vormende, die de grote werkelijkheid beter weergeven, dan de rede alleen ooit zal kunnen doen.
Zichzelf te leren kennen alleen uit het redelijk denken is onmogelijk. Maar mijn eigen bestemming en wezen te leren kennen uit alles wat zich, schijnbaar onredelijk, in mij afspeelt, is wel degelijk mogelijk. In dit verband wijs ik u er op, dat in het leven twee mogelijkheden bestaan.
Men stelt, dat alles, waarvan het bestaan niet bewezen is, niet bestaat, daarbij eigen wezen, rede en wereld superieur stellende boven al het andere. Men kan echter ook nederig zijn en men kan stellen dat alles, waarvan niet nadrukkelijk is bewezen dat het niet bestaat of niet bestaan kan, wél bestaat. Voor de esotericus is deze laatste houding de meest juiste. Hij kan dan immers zeggen: “Ik elimineer uit mijn eigen bestaan en denken steeds weer alle punten die kennelijk onwaar zijn. Al het andere aanvaard ik als waarheid”. Dan zullen steeds meer punten van eigen denken niet waar blijken te zijn en wegvallen uit de eigen ontwikkeling. Zo krijgt het bewustzijn de vorm van een piramide, waarbij elke nieuwe laag minder stenen telt dan de voorgaande, maar gelijk dichter bij de waarheid staat als gevolg van eigen zoeken, werken en streven.
Steeds meer denkwijzen en stellingen laat men op zijn weg achter, tot men uiteindelijk, een betrekkelijk klein vlak van absolute waarheden overhoudt. Dit is te vergelijken met de top van een afgeknotte piramide en wordt het vlak van de innerlijke werkelijkheid genoemd. Daarop komt dan later de hoeksteen, de top, die één geheel is: het contact met de Goddelijke Werkelijkheid, waarbij de kracht in het ene punt, dat voor mij werkelijk kan zijn wordt geuit, namelijk in het bewustzijn, dat ik op een bepaald ogenblik bezit.
Indien wij allereerst zoeken naar kracht, naar magisch bereiken, vinden wij uiteindelijk het- zelfde. Ook daar geldt: op het ogenblik, dat ik stel, dat iets onmogelijk is, zonder te weten of die onmogelijkheid ook feitelijk bestaat, verwerp ik bestaande krachten en misschien mogelijkheden. De ervaringen van anderen hebben betrekkelijk weinig waarde in dit geval. Ik kan slechts aan en vanuit mijzelf bewijzen wat mogelijk is voor mij en wat niet tot de mogelijkheden behoort, waarover ik beschik. Zo heeft men dan ook niet het recht, zonder meer te vertrouwen op alles, wat anderen zeggen. Wanneer een ander mij zegt, dat levitatie zonder verdere hulpmiddelen onmogelijk is, mag ik slechts aannemen, dat het voor déze mens onmogelijk was. Daarmede is nog niet gezegd, dat het voor mij of voor anderen niet mogelijk zal zijn.
Verder dient men er rekening mede te houden dat vele mensen bepaalde punten ontkennen, bepaalde mogelijkheden voor zich niet willen gebruiken en toegeven, omdat zij binnen hun levensbeschouwing eenvoudig niet passen. Hoe begrijpelijk het mag zijn dat mensen zo handelen, het bewijst toch ook weer, dat het denken bij hen gebaseerd is op waan, niet op onaantastbare feiten.
Stel daarom: steeds weer dien ik terug te keren tot míjn contact met de werkelijkheid, mijn eigen mogelijkheden. Vooral ook, omdat elk punt dat men aanvaardt, een groter deel van de werkelijkheid in zich kan dragen. Bijvoorbeeld, wanneer ik geloof aan Jezus, zoals vele mensen doen, geloof ik in de eerste plaats aan een godheid. Toch sluit dit niet uit, dat ook op andere wijze een geloof aan Jezus mogelijk is. Stel ik, dat Hij God is, dan stel ik tevens, dat zijn werken op aarde niet menselijk waren en zijn voorbeeld door mij niet gevolgd kan worden. Stel ik, dat hij mens is, zo leg ik mijzelf daarmede de taak op Zijn voorbeeld te volgen.
Aanvaard men een bepaald punt als geloof, dan vloeien hieruit consequenties voort. Kan ik deze niet aanvaarden, dan ben ik met mijzelf in strijd en zal het deel van de goddelijke werkelijkheid, dat ik zou kunnen beseffen, voor mij zonder waarde blijven. Daarom heeft een ieder niet slechts het recht, maar zelfs de plicht zijn geloof na te gaan. Eerst zal men daarbij uitgaan van de innerlijke aanvaarding zonder voorbehoud. Daarna heeft men de plicht na te gaan, of dit geloof ook stoffelijk en redelijk waar kan zijn. Treft men iets aan, wat kennelijk onwaar is, dan zal men zijn geloof en stellingen moeten herzien. Blijkt echter, dat juistheid of onjuistheid beiden onbewijsbaar zijn, zo staat het de mens vrij, om verder te blijven geloven en te blijven handelen, alsof zijn geloof een redelijke en bewijsbare waarheid ware – voor zich.
Neem dus alle dingen als mogelijk aan, maar neem uit deze aanvaarding alle kennelijk onware dingen weg. Wanneer men tot u komt en zegt, dat Jezus zijn volgelingen heeft opgedragen, uit te gaan, zieken te genezen en duivelen uit te drijven in Zijn naam en de naam van de Vaders, terwijl zijn volgelingen dit niet meer doen, zo mag u dus stellen: ofwel deze zijn niet de ware volgelingen van Jezus, dan wel mankeert er iets aan hen, maar ík geloof in deze stelling. Waar ik dus iemand aantref, die deze dingen werkelijk in de naam van Jezus en de Vader doet, zo mag ik ook aannemen, dat deze een ware volgeling is van Jezus.
Wanneer men als mens hoort, dat de menselijke geest het eeuwige leven bezit, zo is het tegendeel niet te bewijzen. Daarom zal men goed doen, dit voorlopig als waar aan te nemen. Het zelfde geldt voor banden met het verleden enz. Het feit, dat het tegendeel niet bewezen kan worden, dwingt om dit, zij het desnoods onder voorbehoud van latere onderzoekingen enz., te aanvaarden. Indien ik echter leer omtrent innerlijke krachten, gaven en mogelijkheden, zal ik dit voorlopig als waar aannemen, maar gelijktijdig alles doen, om waarheid of onwaarheid van het gestelde te bewijzen. Hier kan ik van mijzelf uitgaan en heb ik dus een hanteerbare proefmogelijkheid. De bewustwording speelt hierbij een grote rol.
Bij een uitgaan van het Ik blijkt verder, dat er bepaalde manieren van denken, handelen, streven, wijzen van leven e.d. bestaan, die mij persoonlijk zeer liggen, waarin ik persoonlijk kan leven. Juist in deze opzichten zal ik mijzelf aan de tand moeten voelen, zal ik mijzelf op de proef moeten stellen. Daarom is voor de esotericus – en wat dat betreft eveneens voor de magiër en allen, die een geestelijk streven kennen – de regel: aanvaard alle dingen als mogelijk, tot het tegendeel bewezen is. Vooral datgene waaraan u intens gelooft, datgene, wat een grote rol speelt in uw eigen leven, zult u telkenmale weer op de proef moeten stellen. Daarbij mag u nimmer uitgaan van de waarden in anderen, tenzij een ander iets kennelijk en duidelijk voor zich opeist, daarbij zijn eisen en stellingen door bewijzen stavend. Zover het de mogelijkheden van anderen en de daaruit voor u voortkomende lessen betreft, zult u zich baseren op het vermogen en kunnen van die anderen. Zodra iets echter uzelf betreft, dient u het persoonlijk en aan uzelf te bewijzen.
Sommige mensen menen misschien, dat dit alles weinig of niets heeft te maken met het ont- moeten van God binnen het Ik, de esoterie. Ik heb u echter in feite de vraag gesteld: “Hoe, mijne vrienden, zult u ooit bewust kunnen worden van uw eigen wezen, uw God kunnen ontmoeten in uzelf, wanneer u niet de moeite neemt, steeds weer te zoeken naar verschillen, waaruit blijkt wat waan en wat werkelijkheid is?” Wanneer u bv. een spook ziet en anderen nemen dit niet waar, zult u allereerst moeten afwachten of het verschijnsel zich herhaalt. Daarna zult u niet kunnen stellen dat er een spook is, maar slechts, dat er iets is, dat voor u de gestalte van een spook aanneemt. Onderzoek zo goed u kunt, wat dit “iets” is. Dan zult u misschien later de verklaring voor alles vinden. Wanneer u een Goddelijk Licht wordt geopenbaard en een ander ziet niets, mag u niet stellen dat de ander blind is, of dat alles, wat u hebt gezien, een illusie, was. Zeg uzelf: “Ik zal zien, of ik dit Licht meerdere malen kan treffen. Zodra het voor mij kracht en inhoudt heeft, is het voor mij werkelijk en ik kan mijn kracht daaruit putten”. De ander hoeft daarvoor niet blind te zijn. Het is evengoed mogelijk, dat die ander iets anders ondergaat, behoort tot een andere reeks van ontwikkelingen, tot een andere keten van harmonieën.
Zo denkend zult u namelijk gaan inzien, dat denkbeelden, gedachten, op zich gelijktijdig een erkennen van de werkelijkheid, maar ook een zeer persoonlijke wereld, die voor anderen waan is, kunnen bevatten. Zij zijn een interpretatie van de werkelijkheid, vaak aangevuld met of vervormd door de persoonlijke interpretaties, plus – in vele gevallen – een wegwerken van een gebrek aan kennis dat men bezit, maar niet wil aanvaarden. Op westerse wijze kan men dit als volgt formuleren: “Het menselijk denken omtrent het leven is de rationalisatie van het leven, waarbij eigen onvolkomenheden worden onderdrukt, om tot een voor het Ik aanvaardbaar mentaal beeld te komen”. Wie het voorgaande heeft gevolgd, zal stellen: Mijn denken kan dus in alle opzichten waan zijn. Maar ik kan nog niet bepalen, wat waan is in dit denken, tenzij ik mijn denkbeelden op de proef stel. Wanneer ik mijn denken op de proef stel, zal ik allereerst uit moeten gaan van alle condities, die in dit denken door mij gesteld werden.
Bijvoorbeeld, u droomt, dat u morgen uit zult gaan en van iemand 100 gulden zult krijgen. U
bent daarbij gekleed in een bepaald toilet, draagt een bepaalde ring, spreekt een bepaald woord. Wanneer alle voorwaarden van uw droom worden vervuld – door u en de feiten – maar u spreekt het woord niet, zal het uitblijven van de 100 gulden dus niet als bewijs kunnen gelden voor een niet waar zijn van hetgeen in uw droom werd gesteld.
Er is slechts bewezen, dat er ook een andere mogelijkheid bestond. De oorzaak daarvan zou kunnen liggen in het onjuist zijn van de droom. Indien echter de andere feiten kloppen, is het waarschijnlijker, dat u een mogelijkheid, die voor u binnen het totaal van die schepping bestond, door uw terughoudendheid niet geheel verwerkelijkt hebt. U zult dus nauwkeurig moeten zijn. Eerst wanneer men zelf aan alle voorwaarden heeft beantwoord, zal er een bewijs kunnen zijn, dat uw droom waar, onwaar of gedeeltelijk waar was.
Stel dat in een droom iemand tot u komt en zegt: “Ik ben een ingewijde des Heren. Ik geef u de kracht om te volbrengen, maar u zult dit of dat moeten doen”, zo is het niet mogelijk te stellen: de eis is onredelijk, dus is alles alleen maar een droom. Ten hoogste kan men stellen: wanneer ik deze dingen volbreng en de kracht wordt mij niet gegeven, heb ik gedroomd. Dan echter is de droom nog steeds een uiting van mijn werkelijke Ik en moet er dus voor deze droom in mij toch een reden bestaan.
Bedenk, dat onderzoek het begin is van alle bewustwording. Hiermede bedoel ik niet het theoretische onderzoek, het redelijke onderzoek, gebaseerd op redelijke argumenten en mogelijkheden, maar het praktische onderzoek, waarbij elke gebeurtenis en mogelijkheid op zich wordt onderzocht op zijn werkelijke betekenis en inhoud.
Aan het voorgaande kan ik toevoegen, dat menige mens in leven en denken deel uitmaakt van een tweede werkelijkheid. D.w.z., dat men een droomwereld heeft, die zich eveneens continu afspeelt. Misschien is dit een andere sfeer, waarin men vrienden heeft en daden stelt. Toch is deze tweede werkelijkheid niet geheel parallel met de erkende stoffelijke werkelijkheid. Er bestaan grote verschillen tussen aanvaarde werkelijkheid en deze werkelijkheid. Men is dan geneigd te stellen, dat deze tweede werkelijkheid niet reëel kan zijn, deel is van een andere wereld, een andere tijd enz. Maar vanuit het Ik is dit nooit waar. Het Ik is een geheel, de werkelijkheid, waarin men leeft, is een geheel. De vele sferen, waarin men kan leven en bestaan, zijn allen deel van één en dezelfde werkelijkheid. Gezien vanuit deze werkelijkheid zijn alle fasen van leven niet alleen synchroon en parallel, maar identiek of tenminste congruent. De kern van dit punt is het feit, dat, zo ik een bepaald leven leid en daarnaast droom van een ander leven – waarin dus een blijvende progressiviteit van gebeurtenissen kenbaar is – de scheiding tussen deze werkelijkheden een waanfactor is.
Nu kan men een waan alleen in het heden aantasten, in de wereld, waarin men bewust bestaat, in de wereld, die men als zijn directe werkelijkheid beleeft. De esotericus zal dus moeten trachten een dergelijke tweede wereld zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid waarin hij volgens zijn bewustzijn nu bestaat. Blijkt dit niet mogelijk, dan zal hij, door concentratie en meditatie moeten trachten in de droomwereld zoveel wijzigingen tot stand te brengen, dat deze wel in de bv. stoffelijke wereld beleefd kan worden. In ieder geval dient men er naar te streven, dat de zogenaamde feitelijke ontwikkelingen en de innerlijke ervaringen van de droomwereld zoveel mogelijk parallel lopen. Want dan krijgt de tweede werkelijkheid grote waarde, kan de mens veel omtrent zich zelf vertellen en aanwijzingen geven omtrent de beste wijze van leven en handelen.
Wanneer de werkelijkheid en beleefde werkelijkheid verbonden zijn, hebben zij voor de bewustwording zeer grote waarde. Laat men echter bewust verschillen tussen deze beiden bestaan, dan is een tweede werkelijkheid misleidend en zelfs voor eigen redelijk bestaan gevaarlijk. Ik pleit dan deze avond ook voornamelijk voor een eerlijkheid, die niet uitgaat van vaste stellingen of die enig voorbehoud kent, maar de waarheid spreekt en leeft. Verder pleit ik voor een levenshouding, die niet op algemeen aanvaarde waarden of theorieën is gebaseerd, maar voortkomt uit eigen proefondervindelijk beleven van waarden.
Altijd weer ontdek ik, dat mensen hun innerlijke bewustwording geheel willen baseren op stellingen en dogma’s, die anderen ontworpen hebben. Nu is de leer en ervaring van anderen zeker wel waardevol. Maar wanneer wij, zoals vaak gebeurt, voor u waarheden en wijsheden van anderen citeren, rijst toch de vraag, of u deze nu wel begrijpt zoals zij werkelijk bedoeld zijn.
Voorbeeld: de dichter voelt, dat het morgen een moeilijke dag voor hem zal zijn en geeft daaraan als volgt uiting: “De dag van morgen is mij bezwangerd met zware wolken.” U concludeert daaruit, dat hij meent, dat het morgen zal regenen. Wanneer het mooi weer is, meent u dat de dichter, een dwaas was. Maar in feite bent u de dwaas, want u hebt de dichter niet goed verstaan.
Belangrijk is ook, dat men steeds weer beseft dat degenen die bv. Jezus’ woorden of oude wijsheden tot u brengen, deze interpreteren, al is het alleen maar door intonatie. Dit echter is persoonlijk en hoeft met de bron geen enkele verwantschap te hebben. Wanneer men u een spreuk, een belofte, een les, een wijsheid, voorhoudt en u hebt daarmee geen resultaat, dient u dus niet te stellen, dat dit kennelijk niet waar is, maar zult u ofwel alles terzijde stellen, dan wel zoeken naar een interpretatie die met uw wezen harmonisch is, zodat er wel resultaten mogelijk zijn. Alles, waaruit na ernstige proefnemingen en zelfonderzoek geen resultaten voortkomt, kan men beter terzijde stellen. Het heeft voor u geen enkele betekenis, hoe waar het verder ook moge zijn.
Een verkeerd inzicht in mogelijkheden is eveneens een vertroebelende factor in de bewustwording. De mensen denken al snel, dat zij iets toch niet kunnen of mogen doen, dat zo iets niet redelijk of aanvaardbaar is, dat men zo iets toch niet van God, de wereld of de mensen verwachten mag. Maar meestal denkt men alleen zo, omdat anderen dat zeggen, of dat men zelf dit vreest enz.
Wanneer u dus innerlijk aanvoelt, dat men zo zou moeten leven, dat dit de weg is om kracht, bewustzijn enz. te verwerven, dient men die weg te gaan. Eventuele consequenties dient men te overwegen en te aanvaarden. Het is dwaas te stellen, dat iets niet kan, onmogelijk is enz., voor men de proef op de som heeft genomen. Het grootste gevaar echter in alle dingen en vooral bij de innerlijke bewustwording is halfheid. Men kan niet stellen, dat men de goddelijke kracht in zich erkent en een goddelijke taak heeft, maar deze taak wel eens zal volbrengen, wanneer men tijd over heeft van de andere taken, die men zichzelf heeft opgelegd. Te vaak stelt men, dat de innerlijke waarheid, het innerlijk besef terug moeten treden voor de uiterlijke wenselijkheden, zo zijn mogelijkheden niet gebruikend, zelfs tegenover zich en anderen te kort schietend. Men aanvaardt het ene, maar beleeft het andere. Men tracht de inspiratie, de goddelijke kracht, de mogelijkheden tot bewustwording te onderwerpen aan het ‘redelijk’ besef van de mens. Ik toonde u reeds aan, dat deze rede allen voor zuiver menselijk gebruik voldoende betrouwbaar is, maar in feite te vaak faalt, om haar tot maatstaf te nemen voor eigen geestelijk leven en streven.
Begrijp, dat er tussen u en de kosmos banden bestaan, die niet redelijk kunnen worden beseft, maar in uw wezen, neigingen en gevoelens praktisch steeds weer blijken. Durf geloven, maar durf ook uw geloof op de proef te stellen. Niet God, maar uw geloof. Beproef de kracht of leiding die u, naar u meent, gegeven worden en ga na, of hiermee ook werkelijk iets bereikt kan worden. Dan zal uw bewustwording sneller en zekerder zijn en zult u steeds meer één worden met de Goddelijke wereld, die eeuwig en onveranderlijk is.