8 augustus 1969
Wij zijn niet onwetend of onfeilbaar. Denk dus zelf na. Onze bijeenkomst is gewijd aan het onderwerp: Psyche en geest.
Een titel die wat moeilijkheden aanduidt. Je kunt haar beter gebruiken voor een korte hatelijkheid dan voor een korte uiteenzetting. Zoiets als: zijn psyche is bij de psychiater en zijn geest is een spook geworden. Maar wanneer wij een onderscheid willen maken tussen geest en psyche, komen wij bij een meer ingewikkeld iets terecht. Psyche is het totaal van de functies van de mens, zover deze niet zuiver instinctief en lichamelijk zijn. De psyche omvat alle mentaal bewustzijn, het onderbewustzijn, de invloeden van het bovenbewustzijn, plus alle mogelijke denkbare waarden en voertuiglijke waarden, waaronder ook het astraal, dat – in tegenstelling tot wat men vaak hierover schijnt te denken – niet bij de werkelijke geest behoort.
De geest is nog moeilijker uit te duiden. Geest is het bewustzijn, dat zich rond de kernkracht – die wij dan maar ziel zullen noemen – heeft gegroepeerd. Het is het wezen van het ik en van de mens en kan alleen worden uitgedrukt als energie, gerangschikt in verschillende patronen.
Wat op zich reeds voldoende is om duidelijk te maken, dat het een ingewikkelde boel dreigt te worden. Wanneer ik een geest heb, dan moet ik uitgaan van het standpunt: alles is een kwestie van energie. Wanneer ik in die energie een verandering van potentiaal tot stand brengen wil – dus een andere verdeling van krachtsverhoudingen -, dan zal ik daartoe een energie van node hebben, die tenminste zo sterk is, dat zij invloed kan uitoefenen op bestaande evenwichten van energie.
Het is dus niet als bij een weegschaal, waar zelfs een greintje de schaal door kan laten omslaan. Ik heb te maken met een zekere weerstand, een zekere kracht, die overwonnen moet worden, voor nieuwe energie kan worden toegevoegd aan het reeds bestaande. Wanneer iets in de geest in zichzelf begrensd is, kan ik die grens niet zonder meer doorbreken door er een straaltje licht bij te doen, ofschoon simpele zielen de zaak zich vaak juist zo denken. Ik moet beschikken over een energie, die groot genoeg is om de begrenzing en daarmede de normale evenwichtigheid van de energie in het besloten gebied tijdelijk te onderbreken. Dan eerst is hergroepering mogelijk. Je zou dit bij benadering in een soort formule uit kunnen drukken: om in de geest een stoffelijke ervaring neer te leggen, is het noodzakelijk, dat het potentiaal van de mens – emotie plus denkvermogen – tenminste 1/3 van de kracht bevat, die in het bestaande geestelijk besloten patroon behouden is. Wat betekent dat het een betrekkelijk grote schok dient te zijn.
Het zal u duidelijk zijn dat een betrekkelijk groot deel van de materiële ervaringen wel in de psyche geregistreerd zal worden en daarin zekere spanningen teweeg kan brengen, zonder aan een opname in het patroon van de geest toe te komen: zij beschikken niet over een voldoende doorslagkracht om zich in het reeds bestaande geestelijke patroon in te voegen. De geest bevat dus niet hetzelfde wat de psyche bevat. De menselijke psyche bevat het totaal van herinneringen – heel wat meer dan u ooit bewust naar voren zult kunnen halen – plus het totaal van de beïnvloedingen, die men van buitenaf onderging. Voeg hierbij een grote reeks van emoties, die deels uit de feiten voortkomen, deels uit erfelijke waarden tot stand zijn gekomen. De geest daarentegen bevat zichzelf en verandert zichzelf langzaam door werkingen, die in de psyche op kunnen treden, zonder daarom alles, wat in de psyche bestaat, ook in zich op te nemen.
In de psyche hebben wij dan eerst het zogenaamde directe bewustzijn. Dit is een hersenkwestie. In de hersenen zijn een aantal ervaringen en reacties zodanig vaak voorgekomen, dat wanneer van buitenaf een impuls wordt ontvangen, de prikkel automatisch wordt afgeleid naar de reeds bestaande gedachtesporen. Dit betekent dat de van buiten komende invloed in het bewustzijn zelden geheel juist wordt waargenomen. Zij wordt zoveel mogelijk aangepast in een parallelle reeks ervaringen, die reeds in de mens bestaan, ingepast en als daarmede identiek ervaren. Verder hebben wij een aantal sterke indrukken, die wij op de een of andere wijze als mens in het dagelijkse leven moeilijk kunnen gebruiken of erkennen. Dit kunnen herinneringen zijn, die wij minder prettig vinden, verwachtingen, die wij onredelijk achten, enzovoorts. Deze dingen worden verdrongen. Wat betekent dat zij niet toe worden gelaten in de bewuste processen en niet worden beseft als deel van de automatische oriëntatie, die aan de hand van elke van buiten ontvangen impuls in het ik ontstaat. Daar deze waarde niet wordt beseft, maar wel in de vormgeving van het bewustzijn een rol speelt, noemen wij haar het onderbewustzijn.
Tussen deze twee bestaat iets, wat wij met een mooi woord wel eens een bewustzijnsdrempel willen noemen. Dit is geen juiste formulering, daar de bewustzijnsdrempel in feite de prikkeldrempel is. Wanneer u bewust kunt reageren op een bepaald iets en op iets anders net niet meer, dan ligt de bewustzijnsdrempel tussen deze twee waarden. Alles waarop bewuste reactie mogelijk is, ligt boven de bewustzijnsdrempel. Alles waarop niet bewust gereageerd kan worden eronder. Deze drempel is variabel. Wij kunnen aannemen dat tussen onderbewustzijn en bewustzijn een soortgelijke begrenzing bestaat, waarbij indrukken uit het onderbewustzijn maar zelden de drempel kunnen overschrijden naar het bewustzijn. Daar de eigen actie van het bewustzijn hierbij mede de hoogte van de drempel kan bepalen, en dan mag men zeggen: naarmate minder reactie op prikkels van buitenaf plaats vindt, zal in het bewustzijn een grotere groep van normaal niet daarin meespelende herinneringen enzovoorts optreden. De referentiemogelijkheden, die normaal niet gebruikt worden, worden nu wel bruikbaar, waardoor de bewuste gedachte een andere inhoud verkrijgt.
Hierbij geldt als voorwaarde, dat de hantering van de waarden uit het onderbewustzijn niet volgens een overwogen – dus bewust gewild – proces kan plaats vinden. Voorbeeld: ik heb vroeger eens een boek gelezen, waarin iets in het Latijn stond. Ik heb deze taal nooit geleerd, wist zelfs niet dat dit boek bestond. Maar dit ene ding, een psalm, nam ik op. Nu wordt de bewustzijnsdrempel voor prikkels van buitenaf verhoogd, bijvoorbeeld door een ethernarcose.
Wat blijkt nu? Wanneer de patiënt gedachten heeft of gevoelens krijgt, die wat gelijken op ervaringen tijdens het lezen van het boek of zelfs passende in die periode, blijkt hij, tijdens het bijkomen uit de narcose, opeens Latijn te spreken, dat hij nooit geleerd heeft en waarvan men niet kan weten waar het vandaan komt. Het is zelfs mogelijk dat hij dit Latijn eens heeft gehoord toen hij bijvoorbeeld één of twee jaren oud was. De reproductie bij het optreden van gelijksoortige emoties is dan even goed mogelijk als bij iemand die, toen hij 7-8 jaar oud was, dit Latijn eens heeft gelezen. Vele waarden van vroeger kunnen op deze wijze in het menselijke leven opeens weer opduiken. Zij kunnen bij het nemen van beslissingen meespelen, maar wij kunnen deze waarden niet bewust oproepen.
De begrenzing tussen bewustzijn en onderbewustzijn zou men ook een kwestie van beheersing kunnen noemen. In het normale denkproces kun je je gedachten nagaan. Je kunt nagaan waar zij vandaan komen en kunt de conclusies ontleden en eventueel veranderen. Je kunt als het ware redeneren met jezelf. Zodra weer een onderbewuste impuls een rol speelt, kun je dit niet meer. Hierdoor kan een zekere voorkeur, een bias ontstaan. Automobilisten weten dat wanneer in de wagen een van de voorbanden niet voldoende spanning heeft er een trekken van het stuur ontstaat. Hetzelfde doen de bewuste gedachten, wanneer een onderbewuste impuls in het spel komt. Er is dan een onevenwichtigheid. Je weet het zelf meestal niet en bemerkt zelf niet dat je in je gedachteproces afbuigt van de normale rechtlijnigheid. Hierdoor kan het onderbewustzijn een zeer grote werking hebben op het menselijke gedrag en denken.
Hierbij spelen vooral grote emoties vaak een rol. Waarbij ik niet doel op emoties, die ten aanzien van de wereld en de gebeurtenissen daarin belangrijk waren, maar eenvoudig emoties, die aan de hand van mogelijk zeer kleine dingen in het ik een grote rol speelden. Dezen zijn vaak niet aanvaardbaar en worden verworpen. Juist hierdoor ‘vergeet’ men de oorzaak, terwijl de emotie plus de verklaring daarvan in het onderbewustzijn steeds weer aanwezig blijft en bij elke gelijksoortige gedachte of ervaring in het bewustzijn invloed gaat uitoefenen. Het is bij wijze van spreken mogelijk dat iemand een overtuigd negerhater is – en volgens eigen denken zelfs op zeer redelijke gronden -, terwijl de oorzaak daarvan is gelegen in het feit, dat hij in zijn jeugdjaren eens enorm is geschrokken van een Zwarte Piet. Men acht dit onbelangrijk of is dit vergeten, zodat men zelf geen verband meer kan leggen tussen dit verleden en de huidige reactie. Maar elke donkere mens wordt nog steeds, dankzij invloeden uit het onderbewustzijn, ervaren als een dreiging. Men voelt zich bedreigd, wil dit voor zichzelf verklaren en zoekt dus naar alle denkbare negatieve aspecten van die donkere mens.
Op deze wijze zijn er heel wat emoties en reacties in de mens opgesloten, waarover hij bewust niets te zeggen heeft en waar hij waarschijnlijk, wanneer hij ze met hun redenen zou erkennen, enorm van zou schrikken. Deze impulsen zijn vaak de waarden, die de emotionaliteit van het leven bepalen. Emotie – dit weten wij allen – is een lichamelijke reactie, waarbij onder meer adrenalineafscheiding plaats vindt enzovoorts. Ik spreek nu maar in vergelijkende termen verder om de zaak eenvoudig te houden. Dit bepaalt de elektrische lading, die het lichaam, als draagkracht van de gedachte, ontwikkelen kan. Emoties zijn enorme pieken van kracht, die bepaalde ervaringen en denkbeelden naar de geest kunnen overdragen. Uit het voorgaande blijkt wel, dat dergelijke pieken niet zullen voorkomen in verband met, – of bepaald zullen worden door -, het gebeuren buiten het ik. Zij worden bepaald door hetgeen er in het ik gebeurt. Er zijn mensen, die – bij wijze van spreken – zonder een spier te vertrekken, in een slangenkuil rond kunnen wandelen, maar een beroerte krijgen, wanneer zij een muis zien.
Op een dergelijke wijze moet u ook de overdracht naar de geest bezien. Het gaat er niet om, wat de buitenwereld belangrijk acht, maar om de eigen reactie op de feiten. Wanneer die reactie sterk genoeg is, gaat de zaak door naar de geest en deze geest fixeert dan als het ware in zich de ervaring van dat ogenblik. Wat impliceert dat de geest in haar waarden en ervaringen geen, volgens bewustzijn of zelfs psyche, kenbaar en redelijk verband vertoont. Zij heeft vele impulsen in zich, waarvan de mens zou zeggen: dit is kinderachtig, dat kan niet, dat mag niet enzovoorts. Maar de geest absorbeert dit. Want voor haar zijn deze krachten – zo ervaart zij lichamelijke en geestelijke spanningen – van zodanig overheersend belang, dat zij alleen daarop haar eigen ervaringsmogelijkheid en gedrag in de eigen sfeer kan baseren.
De manier waarop de geest zich deze dingen te binnen kan brengen, kan ik weer door een voorbeeld duidelijk maken. U hebt allen wel gehoord over proeven die bij een hersenoperatie werden genomen, om de ligging van bepaalde centra te bepalen. Toen bleek dat wanneer men zeer voorzichtig een bepaald deel van de hersenen stimuleerde, de persoon in kwestie opeens allerhande herinnerde beelden visueel ervoer en deze als het ware gesuperimposteerd zag op de eveneens nog visueel waargenomen werkelijkheid. Hierdoor werd duidelijk dat deze beelden in de hersenen waren gefixeerd, onverschillig of zij door een stimulans weer werden gevisualiseerd of niet. Zij waren er steeds. Deze beelden zijn als het ware de uitdrukking van constatering, ervaring en dus ook vaak van ondergane emotie. Een mens denkt in woorden en is emotioneel in voorstellingen, hij reageert als geheel in energie. Wanneer je dus een voorstelling hebt, die met een bepaalde impuls gepaard gaat, dan zal ook deze voorstelling in de geest kunnen worden gefixeerd.
Dit brengt mij tot een eerste punt, dat ik in dit onderwerp van groot belang acht. De psyche is datgene, wat men op dit moment als mens heeft. De geest is datgene, wat altijd bestaan heeft. Het is wel langzaam gegroeid en was mogelijk in het begin potentie. Maar zover wij na kunnen gaan, was de geest reeds van het allereerste begin van de schepping bezig om zichzelf vorm, gestalte en inhoud te geven. Zij omvat vele ervaringen, erkenningen en mogelijkheden, opgedaan in de stof of elders, waar u als mens niets meer van afweet. Nu krijgt u op een ogenblik een emotionele impuls, waarin een voorstelling ligt. Deze voorstelling wordt dan naar de geest geleid en nu reageert de geest bijna precies zoals de hersenen plegen te doen: zij vergelijkt. In de geest zijn vele vroegere belevenissen als beelden aanwezig. Wanneer u nu een beeld hebt, dan kan dit een geestelijk gelijksoortig beeld zó sterk wekken, dat dit in de stof kenbaar kan worden. Voorbeeld: ik brand mij aan een lucifer. Dit geeft een enorme pijn en schrikreactie. Het is mogelijk, dat hierdoor iets in de geest gewekt wordt. Eens was die geest bijvoorbeeld aanwezig bij de grote brand van Alexandrië of de aardbeving van San Francisco. De geest speelt dan dit beeld terug naar de stof en geeft als het ware haar herinneringsbeeld aan de stof zo sterk weer, dat, wanneer de psyche niet geheel redelijk beheerst wordt, daarin dit beeld kan herontstaan.
Dan krijgen wij met mensen te maken, die beweren dat zij in een incarnatie geleefd hebben tijdens een dergelijk gebeuren of menen een visioen te hebben, waarin een dergelijk gebeuren werd aangekondigd. Zij kunnen alles uitvoerig beschrijven. Zelfs indien zij toegeven, dat het hierom iets gaat uit het verleden, kom je bij onderzoek tot de conclusie, dat het geheel niet klopt. Er zijn allerhande afwijkingen te constateren in het beeld. Er zijn anachronismen en modernismen in te ontdekken. Dit geheel wordt toch wel redelijk beschreven. De wetenschap veronderstelt dan meestal: zo iemand heeft over dit alles wel eens gelezen of gehoord en dit is nu naar boven gekomen. Je zou de afwijkingen ook anders kunnen verklaren: de impuls, die vanuit de geest komt, wordt immers, zodra het woorden worden, weer vertaald in de termen van het normale menselijke denken.
Wanneer er geen mentale beheersing bestaat op het ogenblik dat de impuls arriveert, zal de beschrijving worden opgebouwd uit alle in de hersenen op dat ogenblik toegankelijke herinneringen en voorstellingen. Er zijn nu vele associatieve sporen in de hersenen, die bij het vertellen mede worden vertaald, ofschoon zij niet uit de hersenen stammen. Overigens betekent het ontvangen van een dergelijk beeld uit de geest nog lang niet altijd dat men zelf in een vroegere incarnatie dit heeft waargenomen en als mens op aarde. De mensen denken dit wel graag, maar zo is het niet. Het betekent alleen maar, dat de geest op de een of andere wijze de emoties van bepaalde gebeurtenissen heeft opgevangen en daaruit een bepaalde voorstelling vormde, die zij in zich draagt.
Deze voorstellingen komen natuurlijk het eenvoudigste tot uiting als bijvoorbeeld in een droom. Want wanneer u slaapt, is er geen sprake van redelijke beheersing en zullen geen invloeden van buitenaf uw denken beïnvloeden of overheersen. U kunt uw droom nooit dirigeren door te zeggen, dat het zus of zo moet. In het beste geval is de droom een soort dialoog van het mentale en enigszins beheerste deel van het ik met het geheel onbeheerste deel van het ik. Men kan zichzelf dan zeggen: ik droom, maar ondertussen gaat de droom toch gewoon door, tot men zich zo hard knijpt om te zien, of men nu droomt of wakker is, dat men er wakker van wordt, bij wijze van spreken. Tijdens slaap of toestanden, waarin de beheersing van eigen denken en gevoeligheid voor de buitenwereld afnemen, zullen de invloeden van de geest sneller en duidelijker een rol kunnen spelen.
Dit betekent dat ook visioenen, die men tijdens een trancetoestand heeft, lang niet altijd beelden hoeven te zijn, die door andere geesten worden ingegeven. Het is heel wel mogelijk, dat men tijdens het in trance gaan in een zekere emotionele toestand verkeert – of kort voordien verkeerde – waardoor de geest actief kon worden en bepaalde herinneringen terug speelt naar de stof. Daar tijdens de trancetoestand alle lichamelijke en redelijke beheersing is uitgeschakeld, zal de persoon in kwestie dit dan tijdelijk als werkelijkheid beschouwen en heeft dus een visioen. Over dergelijke dingen plegen de mensen niet al te veel na te denken. Voor hen is de psyche het gehele wezen, maar de geest verschilt zoveel van alle andere delen van het ik, dat, zelfs wanneer je haar bij de psyche wilt rekenen, haar toch als een afzonderlijke grootheid moet behandelen, daar zij nu eenmaal als een afzonderlijke eenheid reageert ten aanzien van de andere delen van die psyche.
Nu moet u goed begrijpen, dat door het zogenaamde associatieve denken van de mens niet alleen maar bepaald wordt hoe hij reageert op bepaalde prikkels, op bepaalde feiten van buitenaf. Hij zal zijn voorstelling van de wereld, maar ook de voorstelling, die hij van zichzelf heeft, mede bepaald zien door de in hem bestaande associaties. Wanneer ik geloof, dat een bepaald iets zondig is, kan ik alleen door dit begrip van zondigheid reeds in mijzelf spanningen verwekken, waardoor ik beelden krijg van iets, wat de zonden aan zal wreken aan mij. Dit kan de voorstelling van een duivel, een komende bestraffing of iets anders zijn. Wanneer ik hetzelfde feit van jongsaf leerde beschouwen als een deugd, dan zal ik bij dezelfde daad menen engelen te zien of beloningen te kunnen verwachten. Deze associaties zijn niet alleen bepalend voor het beeld dat men van de wereld heeft en eigen ervaring daarin, maar zullen tevens alle niet-stoffelijke voorstellingen en alle beleven van niet-stoffelijke waarden voor het ik mede bestemmen.
Het ik, dat door zijn voorstelling gestalte geeft aan astrale beelden, zal door de associaties de betekenis van de astrale wereld voor het ik en de mogelijke reactie van het ik op die wereld mede bepalen. De betekenis van een astrale wereld voor het ik – tijdens uittredingen bijvoorbeeld, als bij dagbewustzijn – wordt zo door het ik bestemd. De astrale wereld bestaat uit fijne materie, die alle vormen kan aannemen. De gedachte wordt beschouwd als de vorm, de matrix, waarin de stof zich groepeert. Gestalte en mogelijkheid van de astrale wereld worden grotendeels door het ik vastgelegd. Wanneer ik deze zelf bepaal, zullen de ervaringen, die ik in de astrale wereld doormaak – en omdat zij sterk emotioneel kunnen zijn, zowel in de geest als in het onderbewustzijn vastgelegd kunnen worden – door mijn scholing in de eerste plaats worden gedicteerd.
Een moeilijk punt. Want nu blijkt dat de mens, die op aarde leeft met zijn psyche, een reeks invloeden schept voor zichzelf en door deze invloeden weer bepaald wordt, zowel materieel als geestelijk. De voorkeur, de bias van het onderbewustzijn, wordt eveneens vaak mede door astrale belevingen bepaald. Zou alleen de astrale sfeer een rol spelen, dan waren wij reeds een aardig stukje verder. Maar men komt ook in contact met de mentale wereld – de wereld, waarin geesten met u een direct contact kunnen hebben, en enigszins vergelijkbaar met een soort zomerlandsfeer. Vergelijkbaar, maar niet identiek. In deze wereld kan ik niet de vormen, krachten en inhouden beïnvloeden of bepalen van alles, wat mij in deze wereld tegemoet treedt. Maar ik kan nog steeds bepalen hoe ikzelf daarop zal reageren.
Nu blijkt dat een zeer leerzaam geestelijk contact, alleen door conditionering die men op aarde heeft gehad, in de geest onaanvaardbaar wordt, door het Ik demonische genoemd zal worden, als duivels zal worden ervaren en zelfs angsttoestanden kan veroorzaken. Dit alleen maar, omdat men op aarde geleerd heeft, dat iets niet goed is. Is dit wel juist? Ieder onder u zal het met mij eens zijn, dat de linkerhand even waardevol is als de rechter. Het ligt er maar aan hoe je je handen gebruikt. Zolang ik beweer dat de rechterhand meer waard is dan de linker, schep ik een situatie, waarbij men rechts en dus eenzijdig wordt, omdat men links steeds minder leert en kan, ofschoon het gebruik van beide handen als gelijkwaardig – ambidexterous – nuttiger en vaak noodzakelijk zal zijn. Wanneer men geestelijk iets dergelijks doet – of mentaal, zoals in dit geval -, dan krijg ik een verwerping van dingen, die vaak noodzakelijk en belangrijk zijn, alleen maar omdat men geleerd heeft dat zij niet goed zijn. Het is als het ware niet ‘het mooie handje’. Hierdoor is vaak weer datgene, wat men aan geestelijke waarden opneemt – de doorsnee mens doet dit toch wel in zijn leven – eveneens eenzijdig. Door deze eenzijdigheid ontstaat weer een sterke beïnvloeding van het onderbewustzijn, zodat een steeds verdere afbuiging van de beheerste gedachte het resultaat is.
Op deze wijze ontstaat bijvoorbeeld de zo vaak gehoorde eenzijdige argumentatie, die geheel doof lijkt te zijn voor alle niet bij de verdedigde mening passende argumenten. Soms is de afbuiging zodanig sterk, dat zij voert tot een in een kringetje praten. Voorbeeld: Er is een politicus, die weet dat hij op een bepaald punt dingen heeft gezegd, die voor zijn kiezers niet aanvaardbaar zijn. Ook weet hij dat bepaalde van zijn meningen en opinies voor hem gevaarlijk zijn. Nu komt er iemand en confronteert hem met zijn uitingen. Bijvoorbeeld: “U hebt gezegd dat Jansen en Tilanus een schande zijn voor de wereld”. U moogt hier elke andere willekeurige naam invullen. Ik dacht aan de jaegers met achterkleppen, die ik inderdaad iets eigenaardig vond, vandaar mijn keuze van naam. Nu heeft die man dit wel gezegd, maar er lopen vele mensen met een Jansen en Tilanus naam. Als hij nu zegt dat hij dit verschrikkelijk vindt of dat het minderwaardig is, zullen deze mensen niet op hem stemmen. En als zij niet op hem stemmen, blijft hij niet de belangrijke man die hij is en kan hij de gedenksteen niet leggen, waarin zijn naam vereeuwigd zal worden. Dus zegt hij: “Ja, natuurlijk moeten wij deze zaak van vele zijden bekijken. Er zijn omstandigheden denkbaar, waaronder een Jansen en Tilanus schandalig kan zijn”. De ander zegt: “U meent dus dat Jansen en Tilanus schandalig is?” Antwoord: “Neen, dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat het soms zou kunnen zijn.
Dit betekent dus, dat zij het niet altijd zijn. Er zijn ogenblikken, dat Jansen en Tilanus aanvaardbaar zijn, ofschoon ik toegeef dat zij in mijn ogen soms ook niet aanvaardbaar kunnen zijn. Waaruit wij de conclusie kunnen trekken, dat de algehele aanvaardbaarheid of onaanvaardbaarheid van Jansen en Tilanus hier niet ter discussie staat.”
Dat is het bekende kringetje van: ik heb het wel gezegd, maar eigenlijk heb ik het niet gezegd, omdat ik het gezegd heb. Het komt neer op een gelijktijdig ja en neen zeggen, waarbij alle verdere voorstellingen en elementen van het betoog steeds weer zo worden omgebogen, dat men uiteindelijk op hetzelfde punt uitkomt, zonder ja of neen gezegd te hebben, zodat niemand weet, wat men nu eigenlijk bedoelt. U hebt iemand, die daarin ook heel sterk is, een zekere Luns. U hebt ook iemand, die dit minder goed kan, die zit in economische zaken en zit economisch daardoor vaak voor het blok. Wanneer u met een dergelijk geval van draaien te maken krijgt, denkt u, dat dit spitsvondigheid is. U denkt dat de man zelf dit toch niet geloven kan. Maar hij gelooft het juist zelf wel. Op het ogenblik dat hij rechtuit wil zeggen wat waar is, ontstaat er een angst bij hem, die hem doet beseffen: dit is niet zo goed. Hij buigt dus af, eerlijk ervan overtuigd, dat dit wel goed zal zijn. Hij wordt opnieuw bang, buigt weer verder af enzovoorts. Alles in de eerlijke overtuiging, dat hij rechtuit en eerlijk redeneert. De man is dus niet onoprecht.
Zoals zo iemand dit kan, doen ook wij. Ook al hebben wij niet de mogelijkheid een officiële verklaring af te leggen omtrent het al of niet aanvaardbaar zijn van bijvoorbeeld Jansen en Tilanus. Wij redeneren vaak op dezelfde manier. Voorbeeld: O ja, blanke en zwarte mensen zijn in feite gelijkwaardig, maar natuurlijk zijn zwarte mensen nog niet zo volledig opgevoed als blanke mensen en daarom moeten blanke mensen voorlopig zeggenschap behouden over zwarte mensen. Niet dat de zwarte mensen minder zijn dan blanke mensen, maar blanke mensen weten hoe het hoort, hoe het moet en zwarte mensen weten dit nog niet…. Waarbij men natuurlijk vele eenzijdige argumenten gebruikt om zijn mening te boekstaven. Vele mensen reageren op een dergelijke manier zonder het te beseffen. Zo zijn er heel wat mensen, die menen dat Israël toch wel boven alle andere staten geholpen moet worden. Want, zo zegt men, wat Israël moet doorstaan, is verschrikkelijk. De Arabieren zijn slecht. De Arabieren zijn natuurlijk wel verdreven, maar…
Ga je de basis van dergelijke redeneringen na, dan ontdek je, dat deze mensen het gevoel hebben, dat zij zelf eens tegenover de joden tekort zijn geschoten en nu eenzijdig voor de joden reageren om zo hun angst voor een herhalen van deze fout uit te schakelen. Daarin zijn zij fanatiek, wat overigens niet te verwonderen is. Men zegt immers ook dat iemand, die van een bepaalde stelling of een bepaald geloof is afgeweken, veel feller haat en reageert dan iemand die van het begin af aan heeft ingezien dat het systeem of geloof niet deugt. Deze haat is weer een symptoom van onbewuste zelfrechtvaardiging. De mens bestrijdt maar al te vaak de onbewuste angsten en schuldgevoelens door middel van excessen, die in wezen steeds weer zeer emotioneel zijn.
Indien iemand in de Kamer een zeer excessieve verklaring heeft afgelegd of een aanval heeft gedaan en dan na afloop met zijn tegenstanders van zo-even rustig koffie gaat drinken, denkt u waarschijnlijk dat de wijze van optreden hoofdzakelijk comedy is. Dat hoeft niet zo te zijn.
Wanneer zo iemand werkelijk opgaat in een bepaald denkbeeld, dan valt hij misschien geen personen aan – al doet hij alsof – maar wordt hij emotioneel gegrepen, juist omdat hij zich gefrustreerd voelt. Zijn uitingen zijn eerlijk, omdat hij zich onmachtig gevoelt. Hij zou die en die dingen willen doorvoeren, willen zeggen, en kan en mag dit niet doen of is bang om dit te doen. Hierdoor komt hij tot een aanval die excessief is, maar waardoor hij gelijktijdig bepaalde gevaren vermijden wil. De man is eerlijk en drukt een sterke emotionele inhoud uit, die dan prompt door wordt gezonden naar de geest. De geest van een politicus krijgt heel wat politieke complexen te slikken, die dan weer bepalend zijn voor de visioenen en reacties, die de geest later aan het lichaam, aan de psyche, terug kan zenden.
Wanneer wij zo bezig zijn over geest en psyche, staan wij voor het wonderlijke verschijnsel, dat er een wederkerige feedback tussen deze twee bestaat. De materie, door zijn emoties versterkt bepaalde waarden in de geest en wekt zo in die geest reacties, die terzelfder tijd weer terug worden gestraald naar het bewustzijn of onderbewustzijn van de mens. De geest is ook uitgerust met een grote reeks van associatieve mogelijkheden en kiest associatief uit de totale ervaring van het ik de meest parallel lopende mogelijkheden en herinneringen, waardoor ook zij weer het onderbewuste – en soms zelfs de bewuste reactie – afbuigt in eigen richting. Het ik lijkt wel wat op een cijfer 8. Het bestaat uit 2 lussen, die je wel in alle standen kunt manoeuvreren, maar niet van elkaar kunt scheiden. Wanneer ik iets doe aan de ene lus, zal de andere mede reageren. Er is een wederkerigheid. Wij kunnen niet zeggen dat de geest los staat van de materie en onafhankelijk is van de psyche en de psychische mogelijkheden. De geest is door haar reacties daaraan gebonden. Wij kunnen ook niet stellen dat het lichaam onafhankelijk van de geest denken en reageren kan, omdat er vanuit het lichaam altijd weer bepaalde invloeden naar de geest doordringen.
Wij zullen proberen hier enkele regels bij te stellen:
- Niet bewuste denkbeelden, maar de daarmede verbonden emoties zijn bepalend voor de delen van de menselijke beleving, die door de geest geabsorbeerd worden.
- De reactie van de geest op elke stoffelijke emotie zal worden uitgedrukt in een parallel uit het verleden en zal geen onmiddellijke reactie op het feit inhouden, maar gebaseerd zijn op herinnering aan vroegere mogelijkheden en feiten. Wordt de impuls als zodanig begrepen en ervaren, zo zal zij door kunnen dringen tot het menselijk waakbewustzijn en daardoor als vergelijking de mogelijkheid geven de eigen ogenblikkelijke situatie juister te zien en juister in te schatten.
- Een groot deel der impulsen vanuit de geest zullen voor de psyche in verschijning treden als droombeelden of optreden als onderbewuste impulsen. Van een beheersing in de stof, zodanig groot dat men de geestelijke beelden bewust en onmiddellijk ontvangt en erkent, terwijl men reacties van de eigen geest naar believen weet te wekken, is slechts in uitzonderlijke gevallen sprake.
- Elke emotie, plus voorstelling, betekent niet slechts een beïnvloeding vanuit de materie naar de geest toe, maar gelijktijdig een bepaling van de waarden van de astrale wereld voor het ik en een bepaling van de houding van het ik ten aanzien van elk contact van het ik in de mentale wereld.
- Elke beleving is gebaseerd op voorstellingen. Daar voorstellingen ook de emoties van het ik en daarmede alle wisselwerking met de geest bepalen, zullen de feiten van de wereld altijd van minder belang zijn dan de wijze, waarop zij persoonlijk worden doorgemaakt en beleefd.
- Het geheel van de geest zal door een voortdurend opnemen van die krachten en impulsen, die haar vanuit de stof bereiken, de schaal van vergelijkingsmogelijkheden vergroten. Hierdoor zal zij in staat zijn niet alleen ten aanzien van de stof, maar ook ten aanzien van al het verder bestaande, een juistere definitie, of de werkelijkheid dichter benaderende vergelijking tot stand te brengen. Dit betekent, wat wij noemen: een bewustwording.
Dit waren dan enkele regels en daarmede ben ik mede door het grootste deel van mijn inleiding heen geraakt. Eerst nog dit: Wij kunnen het leven op twee verschillende manieren benaderen. Wanneer wij dit blijmoedig doen, hebben wij het voordeel dat onze emoties, zo zij optreden, in het merendeel positief zullen zijn. Zij zijn een erkenning. Wanneer ik positief reageer, zal ik ook een positieve reactie van mijn geest vragen. De geest zal mij dan positieve en dus voor mij bruikbare waarden terug spiegelen. Benader ik het leven droefgeestig, ontevreden, nors, mistroostig, dan zullen de emoties, die ik uitstuur, in feite ongelukkige toestanden in de geest wekken en de beelden, die ik vanuit de geest ontvang, zullen dus bestaan uit de mogelijkheden voor nog groter ongeluk, waardoor de persoon in kwestie meer en meer in het slop zal geraken.
Het onderbewustzijn kunnen wij tot op zekere hoogte aanpassen. Dat wil zeggen, dat wij de hierdoor veroorzaakte reacties enigszins kunnen aanpassen aan de norm van het algemene gedrag. Desondanks kunnen wij het onderbewustzijn niet werkelijk veranderen of zelfs maar blijvend beïnvloeden vanuit de menselijke wereld. Ten hoogste kunnen wij er wel eens in slagen een klein deel van het onderbewuste zodanig te wekken, dat het tot het dagbewustzijn gaat behoren en zo binnen onze redelijke mogelijkheid tot erkenning komt te liggen. Vanuit de geest kunnen wij wel suppleren ten aanzien van hetgeen in het onderbewustzijn bestaat, maar wij kunnen nooit een daarin bestaande waarde ongedaan maken. Dit betekent dat het onderbewustzijn in feite het meest uitgebreide, maar ook het meest onafhankelijke deel is van het menselijke bewustzijn. Het grootste deel van uw wezen is in feite onbewust, zeker vanuit een stoffelijk standpunt benaderd. Alles wat men bewust beleeft, geestelijk ten aanzien van het stoffelijke leven, zowel als direct mentaal bewust, zal in feite een rationalisatie omvatten van de verdere wezensinhoud, die in het onderbewuste is geborgen.
Dacht u dat wij er nu waren? Wij hebben nog iets vergeten. Ik had het immers in het begin ook over een bovenbewustzijn. Het bovenbewustzijn is het totaal der menselijke gedachten en gedachte-invloeden, onverschillig of deze op het ogenblik onmiddellijk in mensen bestaan en door hen worden uitgezonden, dan wel verankerd zijn, op welke wijze dan ook in de astrale wereld of in de materie. Dat wil zeggen dat een wijsgeer, die 20.000 jaren geleden zeer intens heeft zitten mediteren, daardoor mogelijk een stuk materie heeft geïmpregneerd met een bepaalde gedachte, een bepaalde reactie, die nu nog door die materie wordt uitgezonden en daardoor ook nu nog in het bovenbewustzijn van de mensheid een rol speelt. Belangrijke waarden op aarde spelen altijd langere tijd mee, soms zelfs duizenden jaren. Elke onderzoeking, die door een mens ergens met grote intensiviteit wordt gedaan, wordt in het bovenbewustzijn van de mensheid geregistreerd en de gegevens daarvan zullen dan vaak ook anderen – die een ongeveer gelijke belangstelling of instelling hebben – ertoe bewegen soortgelijke onderzoekingen te gaan doen, of zelfs een stelling, die zij eigenlijk zelf nog niet bewezen hebben, maar waarvoor iemand reeds het bewijs leverde dat nog niet bekend werd, zonder meer als vaststaand aan te nemen.
De resultaten van een dergelijke inwerking zijn vaak verbluffend. Men ziet bijvoorbeeld ook nu nog regelmatig dat uitvindingen op meerdere plaatsen gelijktijdig – of bijna gelijktijdig – worden gedaan. Vandaar dat het in uw tijd vaak eerder een kwestie van patentrechten wordt dan van inventiviteit, zover het het profiteren van een uitvinding betreft. Deze invloed zal ook bestaan voor bijvoorbeeld filosofen. Wanneer een geheel volk zich bezighoudt met een dialectisch materialisme, daardoor geëmotioneerd of bewogen raakt, dan zal iedere mens op aarde de factoren van dit dialectisch materialisme in het eigen denken mede aan gaan treffen.
Het is alsof het met sporen door de wind wordt aangewaaid. Je weet niet waar de gedachten ineens vandaan komen, maar zij duiken op. Op deze wijze is het bovenbewustzijn iets, waar wij allen nolens volens uit putten. Je zou het kunnen vergelijken met een atmosfeer: ademhalen doe je automatisch, je moet het doen. Ook wanneer er nu toevallig een zwavelzuurfabriek bezig is geweest de lucht te verontreinigen, een auto walm staat te produceren of de lucht zo zuiver is als maar denkbaar is; je haalt adem en neemt de bestanddelen van de atmosfeer in je op, waarbij de voor het ik harmonische, de bruikbare delen, in het eigen ik functioneel worden. Het bovenbewustzijn werkt op ongeveer dezelfde wijze. Het vormt als het ware de atmosfeer, waarin vooral uw onderbewustzijn, maar eigenlijk de gehele psyche inclusief haar reacties met de geest inademt.
Op deze wijze vloeien de mens vele impulsen en denkbeelden toe, die door hem eveneens weer worden aangepast aan eigen wezen en denkbeelden. Ook hier zoekt men associatief de in het ik bestaande parallellen. De consequentie is dat de mens dus beschikt over een veel grotere ervaringsachtergrond – in het onderbewuste vlak -, dan hij ooit bewust en voor zich waar zal kunnen maken. Verder betekent het dat wij door bepaalde zaken vaak veel sterker geëmotioneerd zijn dan door ons eigen gedrag en denken in feite verklaarbaar is, alleen omdat wij begrippen, maar ook invloeden en krachten, aan het bovenbewustzijn ontnemen. Dit betekent dat de wereld als geheel mede beslissende invloed heeft op datgene, wat de geest voor zich zal selecteren en opnemen.
Eén punt moet u hierbij niet over het hoofd zien. Door dit gemeenschappelijk bewustzijn – of bovenbewustzijn – van de mensheid ontstaan bepaalde emotionele golven van zodanige kracht, dat haast elke mens hierdoor wordt meegesleurd en persoonlijk geëmotioneerd wordt, ofschoon de kwestie hem in feite niets aangaat en hij daarvan weinig of niets weet. Op het ogenblik, dat dit gebeurt, brengt hij zijn beeld van de toestand of oorzaak over naar de geest, tezamen met de kracht der emotie. Vanaf dat ogenblik zal in hem voor alle verdere bestaan een referentiewaarde aanwezig blijven, die deze golf omvat met het beeld van haar oorzaak.
Dit kan van beslissende invloed zijn op factoren van het verdere bestaan en leven. Wat eenmaal in de geest aanwezig is, kan niet uitgewist worden. Slechts kan de begrensdheid, waarbinnen de referentiewaarde bestaat, worden uitgebreid, of kan de begrenzing uiteindelijk zelfs geheel worden verbroken.
Dit was dan zo ongeveer de inleiding. Er horen altijd nog wel enkele laatste woorden bij.
Wanneer wij de verhouding tussen psyche en geest juist kunnen begrijpen en beseffen dat alles, wat in de materie geestelijk betekenis heeft, ook in de stof tot uiting zal komen voor ons, terwijl hetgeen in de stof voor ons niet belangrijk is, nimmer in de geest zal worden vastgelegd, zult u ook gaan begrijpen hoe het komt, dat de ene mens wel incarnatiebewust is en een ander niet. Dan zult u beseffen, hoe het komt, dat de een met een betrekkelijk eenvoudig geestelijk leven enorme geestelijke mogelijkheden ontdekt, terwijl een ander, die vanuit stoffelijk standpunt een hoogwaardiger, meer productief leven voerde en veel intelligenter was dan de eerste, uiteindelijk maar zeer weinig geestelijke waarden overhoudt aan het leven. Het lijkt alles zo onrechtvaardig, wanneer je dit vanuit stoffelijk standpunt beziet en toch is het geheel logisch. Alleen de dingen die wij intens, als het ware met inzet van onze gehele persoonlijkheid, doen en beleven, zijn voor onze geest van belang.
Op deze wijze kunt u reeds nu eigenlijk selecteren tussen de dingen, die geestelijk voor u wel of niet belangrijk zijn. Wanneer u iets wel aardig vindt, moet u niet denken, dat het voor u in de geest zal blijven bestaan, behalve natuurlijk, wanneer u wel zegt aardig, maar dit eigenlijk doet, omdat u niet toe wilt geven, hoe groot de invloed en de ontroering is geweest, die u onderging. Dan hebt u iets geestelijk vastgelegd en zal het voor u in het verdere bestaan in alle werelden en vormen verder mede een rol spelen. Daarmede is de zaak wel ongeveer rond.
Ik meen dat de stelling dat er reïncarnatie bestaat, voor u wel aanvaardbaar is. Dat reïncarnatie niet altijd en voor eenieder noodzakelijk is, weet u hopelijk ook reeds. Maar wanneer wij reïncarneren, hebben wij een geest met vele referentiewaarden, voorstellingen, beelden, die van de aarde stammen. Het gevolg is, dat wij, wanneer wij eenmaal op aarde een incarnatie hebben doorgemaakt, alleen reeds door het besef dat de geest zich gevormd heeft, als het ware worden teruggetrokken tot die wereld, die ons immers de beste associatieve mogelijkheden biedt.
Daarom is het zo onwaarschijnlijk, dat iemand vandaag op aarde incarneert en een volgende keer op Antares en overmorgen op de een of andere planeet bij Cygni 5. Ook dit is logisch en niet zo moeilijk of verwarrend als het u misschien nu lijkt te zijn. De mens is geneigd alles in stukjes te hakken en dan de delen afzonderlijk te bekijken als de stukjes van een of andere legpuzzel. Het leven is een legpuzzel, wanneer wij het mentaal willen benaderen, maar al benaderen wij het als een reeks van stukjes, daarmede kunnen wij toch nooit voorkomen, dat het een geheel is en blijft. Eerst wanneer wij uitgaan van het standpunt, dat ook de schijnbaar meest onsamenhangende delen van het leven een sluitend geheel vormen, kunnen wij in ons besef daarvan werkelijk verder komen.
Degene die iets begrepen heeft van hetgeen ik omtrent psyche en geest heb gezegd en stelde omtrent de wisselwerking daartussen, zal eveneens beseffen dat je niet kunt spreken van de geest als iets wat losstaat van de stof of noch kunt spreken van iets stoffelijks, dat losstaat van de geest. De mens kan alleen spreken over hetgeen hij nu meemaakt – intens en daardoor belangrijk -, en de dingen, die hij nu niet intens meemaakt en die daardoor niet in de geest worden geregistreerd, zodat het voor verdere incarnaties geen of slechts zeer weinig betekenis zal hebben.
Dit zou een hulpmiddel kunnen zijn, wanneer u moet kiezen in het leven. Kies altijd voor de dingen, waarin je werkelijk op kunt gaan, de dingen, die je werkelijk iets doen. Daarmede bereik je iets. Al het andere gaat voorbij, is in wezen betekenisloos en wordt snel uitgedoofd. Na de dood gaat dat een paar dagen geheel teloor als een steeds meer in de mist, in de nevel verdwijnende reeks van herinneringen, die ondergaat met het verval van het astraal lichaam.
Wat werkelijk belangrijk voor je was, blijft je steeds voor ogen staan, zo helder en scherp omschreven als de lijnen van een rots in de stralende zomerzon. Aangezien u niet alleen maar voor vandaag leeft, maar leeft voor uw totale persoonlijkheid, uw totale bestaan, lijkt mij dit een punt, waarmede u ook nu toch werkelijk rekening zou moeten houden.
Vragen.
Zoals u zei, wordt alleen hetgeen je belangrijk vindt in de geest vastgelegd. Maar is het niet de geest zelf, die bepaalt wat belangrijk is en je enthousiasme stimuleert?
Er is een wisselwerking. De geest richt wel enigszins de mogelijkheden, gerichtheid en belangstelling, die men lichamelijk heeft, maar dat speelt vooral in het begin van het stofleven en wel vanaf ongeveer de 7e maand in de prenatale periode tot ongeveer de 6e levensmaand na de geboorte. In deze periode heeft de geest inderdaad een sterk richtende invloed. Vanaf dat ogenblik is de krachtbron de materie, het lichaam. Van het lichaam gaan dan de impulsen uit. De geest moet nu op de impulsen van het lichaam reageren en zal dit ongetwijfeld doen door dit lichaam te stimuleren in de richting, waarin de meeste referentiewaarden bestaan en zo de meest interessante is. Zij zoekt aan de hand van inkomende impulsen uit de stof dan naar een uitbreiding of aanvulling van hetgeen al in haar bestaat, maar het is de materie, die in dit geval primair is. Zij is de werkelijke krachtbron en de geest kan alleen op de werkingen hiervan reageren. Eerst wanneer het stoffelijk bewustzijn ver ontwikkeld is, kan het bestaan van de stofmens vanuit de geest geregeerd worden.
Kun je dan zelf enthousiasme stimuleren?
Wanneer u dit doet, is het de vraag of dit enthousiasme echt is. Wanneer u bepaalde dingen doen of laten kunt – er zijn dingen, waaraan je niet in de materie kunt ontkomen -, die dan alles regeren, vooral wanneer je het met een zekere overgave en vreugde kunt doen. Want daaruit zul je dan de meest positieve reacties en ervaringen opdoen en ook het meest enthousiasme opbrengen. Als u tenminste werkelijk enthousiasme bedoelt, want in deze tijd noemt men vaak iets enthousiasme, wat in feite alleen maar blé blè is, gebruikt om onlust op ander terrein af te reageren. Heb je ergens maling aan, kweek dan niet een kunstmatig enthousiasme, want dat heeft weinig zin. Ga dan verder met het minimum van hetgeen materieel noodzakelijk en onvermijdelijk is, tot je weer een punt in je leven bereikt, waarop je kunt zeggen: daarin kan ik mij uitleven. Gebruik dan de krachten, die je gespaard hebt om hierin weer eens iets nieuws te beleven, iets te vinden, waarvan je kunt zeggen: hierin kan ik helemaal opgaan.
Zijn er nuances tussen wat wel en niet aan de geest wordt overgedragen en wat is bepalend voor wat ik belangrijk acht?
Een nuancering bestaat in zekere zin wel, omdat sommige impulsen, die vanuit de stof naar de geest worden overgebracht, zo sterk zijn, dat zij als het ware alle referenties gaan beheersen, terwijl anderen zo zwak zijn, dat zij maar net als ondergeschikte referentie worden opgenomen, Vanuit uw standpunt is de nuancering misschien wel kwalitatief, maar in feite is zij voornamelijk kwantitatief, want voor de mogelijkheid en intensiteit van overdracht is de intensiteit van de emotie belangrijk, niet de kwaliteit van het gebeuren. De geest kan hierbij, zoals uit het onderwerp reeds blijkt, niet zelf selecteren gedurende het aardse bestaan.
Ik kan grote interesses hebben en grote overdracht, terwijl mijn lauwe buurman niets aan zijn geest overbracht. Bestaan er iets nauwer omschreven criteria?
Algemeen geldende criteria zijn hier niet denkbaar, omdat dat, wat u uw lauwe buurman noemt, waarschijnlijk iemand aanduidt, die niet warmloopt voor de dingen, waarvoor u warmloopt of niet zo uitbundig is als u pleegt te zijn. Omtrent de werkelijke processen hebt u weinig of geen werkelijk besef. Zodra u tracht, op basis van uw eigen wezen, denken en gedrag, anderen te beoordelen, zult u – zeker wanneer het om overdracht aan de geest gaat – altijd verkeerd beoordelen. De een is introvert, de ander extrovert. Dit zegt niets omtrent werkelijke emoties.
U neemt dus aan, dat wat naar de geest overgaat…..?
Ik neem niets aan, omdat ik besef hoezeer de subjectiviteit bepalend is voor de relatie tussen elk materieel ik en de daarin levende geest, en ik niet in staat weet te zijn de inhoud van die geest, of de werkelijke emotionaliteit gedurende de levensperiode van een bepaald stoffelijk lichaam te bepalen. Ik kan mij niet vermeten de een of andere objectieve regel te stellen, die het geheel zou moeten omvatten. Op het ogenblik dat ik dit toch zou doen, zou ik een norm stellen, waaraan niemand werkelijk beantwoordt, terwijl pogingen die norm te benaderen voor velen eerder schadelijk dan goed zou zijn.
Wat is bovenbewustzijn substantieel? Een persoonlijk of algemeen veld, een magnetisme, een deel van de geest?
Als je het eenvoudig uit wilt drukken: het is een gedachtestraling, omvattende alle bewuste en onbewuste denkprocessen van het moment, vanuit de persoonlijke waarde, opgenomen in het geheel, plus alle residuen van vroegere denkprocessen, zover die in uitstraling van materie zijn vastgelegd, eventueel zelfs verrijkt met de inhoud van het denken van bepaalde geesten, zover dezen zich op de aarde richten en hun denken zich in aards aanvaardbare beelden op het vlak van het aardse leven beweegt. De kracht is vergelijkbaar met een veld, voortkomende uit de stralingswerking der vele individuen.
Is er een objectief vastgelegd – altijd aanwezig – herinneringsvermogen van alle gebeuren in de eeuwigheid vastgelegd of hebt u deze stof slechts behandeld zover als mijn eigen bewustzijn iets als belangrijk beleeft? Wie bepaalt het belang: de psyche of de geest?
Weer hetzelfde leitmotiv. Antwoord: belangrijkheid bepaal je niet, maar beleef je. Er bestaat vanuit persoonlijk standpunt geen enkele objectieve maatstaf. Het totaal van alle mogelijkheden is in de eeuwigheid volledig en altijd aanwezig. Zolang wij gebonden zijn aan de tijd, beleven wij delen van de totaliteit, maar al onze herinneringen betreffen slechts het ervaren van iets, wat reeds in de eeuwigheid voortdurend was vastgelegd.
In geïncarneerde staat heb ik geen overzicht van deze….?
Zolang er sprake is van een geïncarneerde staat, of een noodzaak tot incarnatie, of zelfs maar een leven in bepaalde omgrensde werelden, zult u niet in staat zijn die totaliteit te ervaren. Theoretisch volgt na dit alles een staat, waarin de eeuwigheid als zodanig kenbaar is.
Zelf heb ik dit niet meegemaakt en kan geen definitieve bevestiging hiervan geven. Voor mij is de vraag of men, met een algeheel besef van zichzelf, plus een alomvattend besef van alle mogelijkheden, nog in staat is het eigen wezen te begrenzen ten aanzien van de verdere totaliteit, die men beseft.
Als er geen objectief herinneren mogelijk is, beschik ik alleen over de subjectieve beleving van vroegere incarnaties. Hoe vind ik de mogelijkheid tot correcties om tot een kennen van het werkelijk gebeurde te komen? Is er een vormbewustzijn van de waarheid?
Er is vormbewustzijn van de waarheid, omdat elke persoonlijke interpretatie van het verleden of de toekomst is gebaseerd op een in de eeuwigheid bestaande mogelijkheid en de waarheid daarvan in feite concipieert. Dit betekent niet dat in tijd deze waarheid voor anderen gelijkwaardig is of als gelijkwaardig ooit beleefbaar zal zijn.
Is het mogelijk door een bepaalde methode onze geest te beïnvloeden door bijvoorbeeld elke avond voor het inslapen de geest bewust te zoeken of moeten wij alleen door de emoties van het aardse leven, die willekeurig tot ons komen, ons laten leiden? Zo ja, welke methode?
Een dergelijke methode zou altijd gebaseerd moeten zijn op de persoonlijke mogelijkheden, zowel lichamelijk als geestelijk. Algemeen geldende methoden zijn niet te geven. Een zeer vage, maar misschien bruikbare regel is deze: Wanneer de mens zich van zijn geest bewust is en zich, voor hij tot ontspanning of inslapen komt, scherp op die geest richt, zal hij hiermede de harmonische mogelijkheid van het materiële deel van zijn persoonlijkheid ten aanzien van het geestelijk deel daarvan vergroten en zo de mogelijkheid tot een reactie of overdracht van waarden vanuit die geest doen toenemen. Dan nog zullen dezen grotendeels in het onderbewustzijn worden opgenomen en slechts in vage en nimmer objectieve beelden soms als droom of innerlijke beleving tot uiting komen.
Men kent eigen werkelijkheid niet?
Juist. En voor de meesten van u is dit maar goed ook. Wanneer de meesten van u geconfronteerd zouden worden met de werkelijkheid van hun persoonlijkheid, zo zou men, mede gezien de maatstaven, die u kunstmatig zijn opgedrongen en die u zelf ook pleegt aan te leggen, niet meer met zichzelf kunnen leven.
Kunt u een methode geven om het onderbewuste of bovenbewustzijn naar believen te gebruiken?
Dit is alweer een sterk subjectieve kwestie, daar zij afhankelijk is van de persoon, zijn toestand, besef enzovoorts. Algemene regels kan ik hier toch wel geven.
Voor het gebruik van het onderbewustzijn: formuleer uw denkbeelden of vragen zeer scherp en, wanneer u ze voor uzelf scherp en zo duidelijk mogelijk doordacht hebt, moet u deze gedachtegang uitschakelen. Wanneer u er niet verder meer over denkt, zult u ontdekken dat u na verloop van tijd op het gestelde opeens weer gaat reageren en dan vanuit het onderbewustzijn, waaruit u bepaalde waarden en mogelijkheden hebt geput, die u voor die tijd ten aanzien van de vraag of het probleem nog niet had gevonden.
Wat betreft het bovenbewustzijn kan ik u alleen de volgende regel geven: al datgene, wat gelijk is aan hetgeen u bent, beïnvloedt u. Wanneer u iets wenst uit het bovenbewustzijn, moet u eerst trachten zoveel mogelijk gelijk te worden aan alles, wat voor u die waarden vertegenwoordigt. Naarmate u daaraan meer beantwoordt, zult u uit het bovenbewustzijn de daarbij passende waarden sterker dan normaal ondergaan en ontvangen. Dit is weer een soort wisselwerking.
Ook hier geldt: de regels zijn betrekkelijk vaag. Eenieder moet voor zich de bij eigen persoonlijkheid passende toepassing en werkwijze trachten te vinden. Men doet dit door bij proeven op de resultaten af te gaan. Ik vermeld hierbij uitdrukkelijk dat de methode, die u voor uzelf gevonden hebt of eventueel vinden zult, niet voor anderen op gelijke wijze bruikbaar zal zijn.
Heb ik goed begrepen, dat de psyche achterblijft bij de dood? Terwijl alleen dat, wat grote indruk heeft gemaakt, blijvend is overgegaan naar de geest? Zou dit zo zijn, dan raakt men bij de dood zowel het onderbewustzijn als het bovenbewustzijn kwijt, voor zover dit niet is opgenomen door de geest. Het gevolg hiervan zou zijn, dat men bij reïncarnatie slechts over dat deel van deze levenservaring bezit, dat zich in de geest gesteld heeft. Dit lijkt mij niet het geval te zijn om welke reden ik u verzoek mij te willen corrigeren.
Een groot deel van het gestelde is zonder meer juist. Alleen: hetgeen u zich voor kunt stellen, is niet voldoende. Wanneer wij te maken hebben met de psyche, dan omvat zij mentaal een onderbewustzijn, dat eveneens een mentale waarde is. Het is duidelijk, dat bij de dood deze waarden achterblijven. Het astraal kan langere tijd blijven met de daaraan verbonden denkwijzen en normen, maar zal over het algemeen na verloop van tijd toch wel verbleken. Wat overblijft, is eigenlijk een persoonlijkheidsvoorstelling, die gebaseerd is op fragmenten van het leven. U neemt nooit het totaal mee, maar alleen het belangrijke. En dit impliceert dan weer, dat u bij een hernieuwde incarnatie of leven in een andere sfeer dus niet belast wordt met de ballast van het onbetekenende, maar dat u, als geest, door de kennis van hoofdzaken een steeds grotere, lichtender en doelmatiger wijze van leven en beseffen op aarde of in een sfeer kunt vinden en hierdoor ongetwijfeld een steeds betere aanvulling op die punten, waar dit voor de geest noodzakelijk is. Dan zal er een ogenblik komen, waarin alles van een leven gelijkelijk belangrijk is en in de geest wordt opgenomen. De moeilijkheid is, dat u het beziet vanuit een zuiver materieel standpunt.
Dan ben je inderdaad geneigd te stellen: ik heb in het leven zoveel geleerd, gaat dit alles nu verloren?
Inderdaad: alles wat u op aarde hebt geleerd, gaat teloor, buiten die enkele dingen, die u op aarde leerde en waarin u zozeer bent opgegaan, waarmede u zozeer hebt gewerkt, dat u dezen via emotie en afstemming hebt kunnen overdragen aan de eigen geest. Deze dingen blijven dan niet alleen in de eigen geest aanwezig, maar zullen ook bepalend zijn voor de keuze van een eventueel volgend voertuig en zeker ook invloed hebben op het milieu, waarin men eventueel weer zal incarneren.
Wat bepaalt dan de keuze van voertuig?
De mogelijkheden, die men daarin beseft of vermoedt op ongeveer dezelfde wijze, waarop u uit een doos bonbons één bepaalde kiest, omdat deze u de lekkerste lijkt of u meent te weten, wat erin verborgen zit. De potentiële voertuigen zijn altijd aanwezig. Het enige wat noodzakelijk is, blijft dan: dat men zich daarmede verbindt op het ogenblik, dat de mogelijke ontwikkeling van het stoffelijke voertuig in feite aanwezig is.
En het astrale voertuig dan?
Dit wordt eerst opgebouwd, wanneer het stoffelijke voertuig voldoende is opgebouwd. Er is dus niet eerst een astraal voertuig en dan pas een stoffelijk, maar als geest zoekt u eerst een stoffelijk lichaam. In gerichtheid op dit stoffelijk begin van leven produceert u dan een levenslichaam. Vanuit het dan opgebouwde levenslichaam komt men tot een verbinding met het stoffelijk lichaam – meestal rond de 5e – 7e maand. Vanaf dit ogenblik neemt u deel aan het stoffelijk levensproces, produceert u een aura, eigen uitstraling en beschikt u daardoor in feite over een astraal voertuig, dat soms reeds in de 8e – 9e maand bruikbaar kan zijn, maar over het algemeen eerst volledig bruikbaar is rond de 4e – 5e levensmaand.
Men wordt dus als het ware psycheloos geboren?
Psyche is nu eenmaal de naam, die men geeft aan een reeks in het ik bestaande functies en mogelijkheden. Wanneer u geboren wordt hebt u potentie, maar de inhoud, de betekenis daarvan, is nog niet bepaald. U kunt zeggen dat het zoiets is als de band van die bandrecorder, wanneer er nog niets op staat. Het is en blijft een band, maar betekenis krijgt hij pas, wanneer die bespeeld is. De psyche van een pasgeboren kind is, zover het de stoffelijke waarden betreft, ongeveer als de onbespeelde band, ofschoon reeds enkele eerste signalen uit de prenatale periode al geregistreerd zouden kunnen zijn, maar dan eerst vanaf de 5e maand van de zwangerschap ongeveer. U wordt niet zonder psyche geboren, maar de psyche is geen geestelijke waarde, tenzij men de geest zelf als zodanig wilt beschouwen en berust op stoffelijke mogelijkheden plus ervaringen.
In hoeverre bent u nu identiek met de student, die u eens geweest bent?
Ongeveer net zoveel als de man die Sinterklaas speelt, identiek is met Sinterklaas.
Ik heb een uitdrukking, een uitdrukkingsnoodzaak. Dit is Sinterklaas. Om de Sinterklaas met zijn woorden en gaven aanvaardbaar te maken, plak ik mij een baard aan en zet de mijter op, pak mijn staf enzovoorts. Met andere woorden: ik ben niet identiek met datgene, wat ik eens geweest ben, maar ik kan datgene wat ik nu ben, gezien hetgeen ik wil zijn en doen, het beste presenteren door zoveel mogelijk – volledig gaat dit dus niet – mij weer te refereren aan die oude vormen en oude verhoudingen, zodat het mij eenvoudiger wordt mij uit te drukken en zo beter contact met u te krijgen.
Wordt uw herinnering dan niet onsamenhangend?
Integendeel. Het onbelangrijke maakt het vaak onmogelijk de belangrijke samenhangen te erkennen.
Hoe gaat het dan met de inspiratie vanuit de wereld van de geest, die in zovele contrasterende groepen verdeeld is. Ook op personen van groot belang en de loop der gebeurtenissen in de wereld.
Deze beïnvloeding kan worden bereikt door onder meer het manipuleren van hersenprocessen. Wij kunnen nooit de geest manipuleren. Wij kunnen de hersenprocessen manipuleren, zodat wij het in de hersenen bestaande kunnen stimuleren of afremmen. Wij kunnen geen volledig nieuwe waarden aan de hersenen toevoegen. Hierop is slechts één uitzondering. Op het ogenblik dat de persoonlijkheid zichzelf een ogenblik vrijgeeft en ons zo de mogelijkheid schenkt onze persoonlijkheid in meerdere of mindere mate te projecteren in het lichaam. Dan ontstaat op grond van de in de persoon materieel aanwezige mogelijkheden voor ons de kans, onze persoonlijke denkwijzen middels deze mogelijkheden te drukken en normaal in een bepaalde samenhang aanwezige denkbeelden anders te groeperen. Inspiratie en dergelijke kunt u beschouwen als een geven van nieuwe mogelijkheden en denkbeelden, zonder dat aan de in het ik reeds aanwezige grondmogelijkheden iets wordt toegevoegd. Ook uit het onderbewuste kan iets voorkomen, dat men als inspiratie zal beschouwen. Het onderbewuste omvat immers reeksen van kennis enzovoorts, die de mens zich niet bewust te binnen kan brengen, die hij meestal niet kan beheersen en zo voor hem als een geheel nieuwe ervaring of erkenning naar voren kunnen treden aan de hand van associaties, waarin dit onderbewuste werkzaam wordt.
U zult ontdekt hebben dat ik met opzet bepaalde dingen heb geformuleerd op een tamelijk ambtelijke wijze. Reden: Wanneer de mens regels krijgt, gaat hij er over nadenken. Hij kan er dan mee werken, zoekt het zelf om te buigen en om te vormen. Zodra je een vage uitleg geeft, voegt de mens er van zichzelf zoveel bij, dat er van de originele bedoeling maar weinig overblijft. Voor bepaalde procedures is dit wel wenselijk, maar wanneer het om een waarheid gaat, zal de mens deze sterk verwateren op het ogenblik, dat je hem de kans geeft zichzelf daarin de projecteren. Hij beschouwt die waarheid dan als deel van zichzelf en meent er alles mee te mogen doen. Leg je de mens een stelling voor, dan is hij geneigd deze als buiten zijn ik bestaand te beschouwen en zal haar met meer eerbied behandelen. Hierdoor bereikt men, zover dit mogelijk is, een grotere mate van objectiviteit en wat meer is: hierdoor ontstaat een zekere emotionele reactie, welke vaak enig contact met eigen geest mogelijk maakt, zodat men vanuit eigen geestelijke mogelijkheden de waarheid op meer persoonlijke wijze verder kan benaderen.