10 september 1963
Aan het begin van deze reeks lezingen wil ik graag een korte uiteenzetting van doel en werkwijze vooraf doen gaan.
Wij zijn in de gelukkige omstandigheden, waarin het ons mogelijk is een betrekkelijk groot aantal meesters (zoals dat heet) te laten doorkomen. Dat gaat in sommige gevallen direct, in andere gevallen via bemiddeling, zodat de meester zelf niet als spreker aanwezig is, maar zijn woorden u precies worden overgebracht. Wanneer een avond als deze wordt gehouden, dan kan deze daarom niet gebonden zijn aan een vaste indeling of tijdsduur. Ook is het niet altijd mogelijk te bepalen of er al dan niet een pauze zal zijn. Dit is afhankelijk van onze gasten.
Wat gebracht wordt is materiaal, dat u zelf zult moeten overdenken. Het past ongetwijfeld alles tezamen en geeft een omschrijving van een uitdrukking aan bepaalde (vooral geestelijke) tendensen, die in deze tijd overheersen. Daarnaast zult u vele beschouwingen en leringen aantreffen, die u misschien wat wereldvreemd lijken. Ook deze echter staan in direct verband met de problemen van deze nieuwe tijd. Wij zelf zullen trachten om de tijd tussen eventuele gasten, of de tijd voorafgaande aan de aanmelding van een gast, te vullen met korte beschouwingen en betogen.
Sommige gasten zullen materiaal brengen, dat voor een verdere verspreiding in aanmerking komt. Is dit het geval, zo zullen wij u er dan enigszins mogelijk daarop wijzen en dus duidelijk maken, dat deze gegevens voor een zo groot mogelijke verspreiding in aanmerking komen.
Van uzelf wordt alleen maar dit verwacht, dat u leert u open te stellen voor de geest, voor de achtergrond, die in vele gevallen even belangrijk of nog belangrijker is dan de woorden zelf.
Dat u de gegeven denkbeelden voor uzelf probeert te verwerken en voor uzelf tracht te komen tot een geesteshouding, waarin deze gegeven beelden dus passen. Alles wat te berde wordt gebracht, wordt direct geput uit of gebracht door entiteiten en broeders, die werkzaam zijn met of vanuit de Witte Broederschap.
Wij hopen dat u regelmatig aanwezig zult zijn. Wanneer u meent dit niet te kunnen doen, zo is het verkieslijker voor ons en voor u, dat u zich terugtrekt. Hetzelfde geldt voor u, wanneer u meent niet voldoende te kunnen opgaan in al wat gebracht wordt. Blijf niet uit nieuwsgierigheid. Iets nieuws zult u hier waarschijnlijk niet vinden, tenzij u ook gevoelig bent voor sfeer en achtergrond.
Voor deze avond hebben wij twee gastsprekers, zeer waarschijnlijk gescheiden door een korte toespraak of toelichting mijnerzijds. De totale duur kunnen wij niet overzien.
Namen van onze gasten worden niet verstrekt. Wij hopen dat u ook zelf niet over hun identiteit zult twisten. Geven zij zelf indicaties in die richting, laat het daarbij rusten en tracht dan niet precies uit te vissen wie en wat sprak. Het is de boodschap, die belangrijk is.
De achtergrond van dit alles is de innerlijke weg, die de mens gaat. Die innerlijke weg is gebaseerd op het gevoelsleven, op het begripsvermogen, op geloofswaarden en tenslotte ook op een daaruit voortvloeiende praktijk. Deze zal elk van u voor zichzelf moeten vinden. Er is niets of niemand, die u een weg kan geven, die voor u de volledig juiste is. U kunt slechts zelf voor uzelf en weg kiezen en dan hopen (nagaande in hoeverre die weg beantwoordt aan hetgeen voor uzelf noodzakelijk is), dat u steeds weer een innerlijke wijsheid vindt, die uw leven maakt tot een vruchtbaar en vreugdig leven, die uw geestelijk werk maakt tot een voortdurende verrijking, een voortdurende rijping.
Ik geef nu het woord over aan onze eerste gast van heden.
0-0-0-0-0-0-0-0
Er was een schaduwwoud. En in het woud was een kristalheldere bron. Van daaruit ging een kleine stroom, die vruchtbaarheid en vreugde bracht, zowel aan de dieren, aan de planten, als aan de mensen. Toen kwam er een mens, die wilde weten vanwaar het water kwam. Hij trachtte de bron uit te graven. En ziet, de stroom werd tot modder. Het raadsel heeft hij niet opgelost. Maar in het woud is geen vreugde meer, de planten verdorren, de dieren zijn dorstig weggetrokken en de mensen vervloeken hem, die heeft gezocht naar een raadsel, dat geen oplossing behoefde.
Er zijn raadselen in het leven, mijne beminden, die gij niet kunt oplossen. Er zijn bronnen van levende kracht, die gij met uwe middelen niet kunt doorgronden. Laat dan de heldere stroom een verkwikking vormen en verheug u in de koelte, die hij brengt. Maar tracht niet de bron te ontsluieren, opdat gij niet en de vreugde en het leven en de rijping zult missen. Het begin van ons aller weg is de oneindige Kracht, waaruit het Al geboren is. Deze weg tot het Al (onze eigen weg) is altijd weer; het erkennen van de Bron. Nimmer het doorgronden. In u leeft de kracht van een God. In u is het wezen van volledige rechtvaardigheid, volledige evenwichtigheid, volledige vrijheid. Want alle dingen zijn in de Scheppende Kracht evenwichtig. De Kracht leeft in ons. Zo wij onszelf te ver ontleden, zo komen wij bij het raadsel, dat niet op te lossen is. Laat ons daar dan stellen; de aanvaarding. Er zijn dingen, die je moet aanvaarden, omdat alleen daardoor leven en groei, vreugde en bewustwording mogelijk is.
Besef ook, dat de loop van een beek niet bepaald wordt door de wetten der mensen, maar door de structuur van de grond, door de eisen van het water aan de bodem, door de eisen die de bodem stelt aan het water. Bergketens worden in ongetelde jaren doorslepen, tot de stroom door diepe ravijnen verder dondert naar zijn doel. Maar voor die tijd heeft hij reeds een loop gehad. Een loop, die moest afbuigen, telkens weer. Zo zijt gij, mijne beminden. Vele malen hebt gij getracht om het gebergte van onbegrip te doorbreken, dat staat tussen u en de vreugde, die gij erkent als uw recht, diep in uzelf. Ook in dit leven kunt gij niet alles doorbreken. Slechts het water, dat verdampt en drijft als een wolk over de hoogste toppen, bereikt onmiddellijk de vrije dalen, die ver weg liggen. Gij kunt kiezen. Want zij, die de rede willen vergeten in hun geloof, zij die zich losmaken van alle dingen door niet te begeren, niet te vrezen, zich niet te hechten, zij zijn als de wolken die drijven. Voor hen is de hinderpaal van onbegrip niet aanwezig. Voor hen wordt langzaam maar duidelijk geboren het ware gebied van eigen oorsprong, het ware doel van eigen bestemming. Maar zo gij niet zonder vrezen en begeren kunt leven, zult ge moeten begrijpen, dat gij de bronnen, weliswaar kunt doen stuwen, zoals de Eeuwige uw wezen stuwt, maar dat gij de gebergten niet in een dag kunt doorbroken.
Soms zoekt de stroom zijn weg onder de bergen. Zij stort bruisend naar beneden, langs vreemde krochten, langs holle zalen, waarin het ruisen van het water wordt tot een vreemd chaotische harmonie. Door gangen, stuwt ze zich, ze uit sluipend om haast verdoken door struikgewassen een nieuwe vallei te betreden. Indien gij de rede gebruiken kunt als middel om uzelf te richten in uw eigen wereld, maar gelijktijdig die rede terzijde kunt stellen, zo kan er een ogenblik komen, dat uw levensstroom en uw vloed van bewustzijn, onder de rede doorgravend, langs vreemde kanalen zich een weg zoekt naar een volgend dal en een volgend punt van bereiking en rust. Maar dan zult ge ook genoegen moeten nemen met ogenblikken van duister, van onbegrip voor uw eigen wezen. Dan zult ge afstand moeten doen van vele dingen, die gij nu onontbeerlijk en noodzakelijk acht. Dan zult ge leven in een vreemde wereld, waarin soms de afgrond u schijnt te omvamen en een volgend ogenblik u een vrijheid tegemoet treedt, die gij niet weet te gebruiken. Dit laatste noemen de mensen inwijding.
Besef, dat gij in uw leven niet geboren zijt om strijdloos te leven, te bestaan zonder meer. In uw leven is altijd weer een element van strijd aanwezig. Dit element van strijd nu is bestemd om u te toetsen, zoals de stroom de rots verslijpt in zijn strijd om tot zijn doel te komen.
Zoals de stroom soms stenen meevoert langs grote afstand, zo zult gij uit het leven veel meedragen, wat niet voor u noodzakelijk is. En ge zult u misschien afvragen: Waarvoor, waarom? Wat gij met u sleept en draagt is niet noodzakelijk voor uw bestemming, maar het vloeit voort uit uw wezen. Gij kunt geen werkelijkheid ontvlieden, ook niet als uw geest nieuwe werkelijkheden betreden heeft. En daarom zult ge strijden met veel in uw eigen leven. Ge zult moeten trachten uw eigen loop, uw eigen bewustwordingsproces rechtlijnig te maken. Gij zult moeten trachten zo snel mogelijk te komen tot het doel, zelfs wanneer dat maar is de muur van begrip, van redelijkheid en beperking, die gij nog niet kunt doorbreken. Besef dan, dat dit in uw leven steeds de strijd is. Gij zult al datgene, dat niet bij uw wezen past, moeten omgaan of ge zult het met u mee moeten dwingen. Niet om het deel te maken van uzelf, maar slechts om het zodanig te plaatsen, dat uw voortgang daardoor niet wordt belemmerd.
Sommigen denken, dat vrijheid onder mensen zonder meer mogelijk is. Ik zeg u, dat dit een waan, een illusie is. Vrijheid onder mensen is alleen dan mogelijk, wanneer ze een ogenblik rusten in de strijd, die zij met elkander en met het leven voortdurend voeren. Verder zijt ge steeds beperkt door uw eigen moed, uw eigen stuwkracht en uw eigen vermogens. Het gaat erom uzelf, zoals ge innerlijk en waarlijk zijt, door te zetten ten koste van alles. Wie deze strijd tracht te ontgaan, zal zijn doel niet bereiken.
De Kracht die in ons woont, mijne beminden, is onmetelijk. En toch zien wij, dat de stroom met al zijn grote kracht in een brede bedding zijn vaart verliest. Maar daar, waar hij een weerstand vindt, waar de harde rots zijn bedding steeds weer beëngt, daar krijgt hij een onstuimig vermogen. Uw kracht wordt eerst kenbaar door de beperkingen, die aan uw mogelijkheden gesteld schijnen te zijn. De beperkingen, die u gesteld worden, komen voor en groot gedeelte uit uzelf voort. Gij zijt het, die ondanks al uw denken, ondanks uw schijnbaar vrij gedachteleven, ondanks uw hunkering misschien, steeds weer u dwingt om te handelen en te reageren volgens een vast systeem, volgens den vast gebruik, een vaste wet. Wanneer ge meent dat uw weg wordt belemmerd door de wereld rond u of door wat in haar bestaat, realiseert u zich waarschijnlijk niet, dat door juist deze tegenstand de kracht van uw eigen wezen beproefd wordt.
Wanneer een kleine stroom het woud doorkruist heeft als een ruisende beek, komt er een ogenblik dat hij zich verenigt met andere stromen. Maar het is niet zijn keuze met die andere stroom verder te gaan. Het is de structuur van de bodem, het is het gebied van een bepaalde rivier, dat uiteindelijk bepaalt hoe hij verdergaat in gemeenschap met anderen. In uw eigen leven, geestelijk en stoffelijk, kunt ge niet vrijelijk kiezen, ook al schijnt u dat soms toe. Gij zijt gebonden aan dat, wat zich in uw levensbereik toont. Verzet u niet tegen al datgene, wat u samenvoegt met anderen. Want juist dit samengaan, dit één worden tot een grote machtige vloed, is voor u de weg om uw bestemming te bereiken.
Wie dicht staat bij het begin van het leven, hij zoekt de gemeenschap als iets, waaraan hij zichzelf onderdanig kan achten. Hij zoekt de groepering en de leer als iets, waarin hij een zekerheid kan vinden, die hijzelf niet bezit. Dat zijn zij, die zijn als de regen, vallend zonder besef, de bodem doordrenkend, hun doel vervullend, maar nog niet wordend tot een doelbewust streven, een ziel die zijn eigen weg zoekt in vol bewustzijn. Op het ogenblik dat gij u losmaakt van al deze massale oordelen en gedachten en stellingen, vanaf het ogenblik dat gij voor uzelf zegt; in mij is de levende kracht, ik moet mijn eigen weg bepalen, begint gij uit vrije wil uw eigen tocht.
En of ge wilt of niet, zo zult gij op die tocht in het leven betekenis hebben, zoals de stroom die soms doodt, soms leven geeft. Gij hebt daarmede niet van doen. Zolang uw leven is gerechtvaardigd volgens uw innerlijke kracht is elk verschijnsel, dat ge wekt in de wereld, secundair. Het is een bijzaak. Gij moet op uw juiste wijze leven.
Maar er komt een ogenblik dat gij erkent; nu is het leven zelf mij niet genoeg. Gij zult erkennen; ik moet mijn wezen versmelten a.h.w. met andersdenkenden, met andere levenden, met andere geestelijke krachten. Zeg dan niet: Hierin geef ik mijzelf op. Blijf uzelf.
Want het is de kleine stroom, beginnend in het woud, die uitmondt in de oceaan, verborgen tussen de wateren van vele andere kleine stromen. de grote kracht van bewustwording en bewustzijn wordt geboren uit het kleine persoonlijke bewustzijn van een ieder, die zich vrij heeft gemaakt van de beperking der stellingen en terug is gekeerd in de vrijheid van eigen streven en denken.
In uw dagen zult ge deze keuze steeds meer moeten doen. Ge zult steeds meer moeten bepalen of gij een persoonlijk strevende ziel wilt zijn, een kleine stroom van levenskracht, waarlijk zoekend naar de Oneindigheid; of dat ge uw wezen prijs wilt geven in een massa, in een gemeenschap, waaraan gij in feite geen deel hebt. De levende dood bedreigt u. De levende dood van hen, die weliswaar bestaan, maar niet zelf bestaan. De levende dood van hen, die oordelen op gezag van anderen, maar in zich geen oordeel kennen. De levende dood van hen, wier persoonlijk wezen niet tot uiting komt dan door de wetten van anderen, totdat zij zichzelf als redelijk wezen vernietigd hebben. En die dood dreigt sterk.
Zo gij leven wilt, zult ge in uzelf moeten graven. Ge zult in uzelf moeten zoeken naar dat ene begin, die onverklaarbare bron, waaruit uw gedachten, uw bewustzijn, uw vreugden voortkomen, de bron die u kracht geeft. De bron, die uw weg schijnt te bepalen door het leven. Wees dan geen machteloze, maar een levende in deze tijd.
Soms wordt de stroom getroffen, de oevers vallen en het water stuwt zich op. Bomen vallen om en belemmeren zijn weg. Dan is de kleine beek soms opeens krachtig. Ze verzamelt de spanning van haar wateren en haar kracht, totdat zij in staat is de barrière te doorbreken; totdat zij in staat is een weg te zoeken, waardoor zij haar doel toch bereiken kan. In uw wereld zijn er vele dingen, die plotseling veranderen. De betrouwbaarheid zelfs van een denkwijze of van een mens verandert steeds weer. Indien gij dit beseft, zo zult ge ook beseffen, dat ge slechts kunt vertrouwen op uzelf. Waar hinderpalen komen op uw weg, daar kunt ge ze overwinnen, zo ge niet tracht te ontwijken in een tweede werkelijkheid of droom, waarbij gij uw werkelijk zijn verloochent, maar beseft; al wat in mij is zal mij in staat stellen te allen tijde te overwinnen.
Het water weet zelf niet, dat het dorstigen kan laven. En gij weet zelf niet wat ge betekenen kunt of betekent voor uw medemens. Toch zullen er steeds weer ogenblikken zijn waarin ge u verwondert, zoals een beek zich zou kunnen verwonderen over een verdorstende, die zijn aangezicht in het water dompelt om dan verademend en herlevend te herrijzen, zalig sprekend Hem, Die de wateren geboren deed worden.
Verwonder u niet over wat er in uw leven geschiedt. Gij hebt in u de kracht om leven te geven, zelfs vaar de dood regeert. Ge hebt in u zelf de kracht om te helpen. Haar besef, dat gij zijt als de wateren. Waarlijk helpen kunt ge slechts degene, die tot u komt. Waarlijk omvamen kunt ge slechts degene, die zich op uw pad bevindt, die ge omspoelen kunt. Besef bovenal, dat zelfs als de stormen de wateren doen zwellen, het water zelve vrede kent. Soms zingt de beek of fluistert zij. Soms schijnt zij te razen, alsof zij een oceaan van vloeken ware. Maar het water blijft zichzelf gelijk. Uw wezen en uw levende kracht blijven zichzelf gelijk. Beroep u daarop, ook wanneer het leven u opzweept tot stormen, ook wanneer de schijnbare rust doet verlangen naar een ogenblik van geweld.
Gij kunt uw wezen en uw kracht niet veranderen. Gij zijt uzelf. Ga zo, strijdende, werkende, maar bovenal vredig erkennende, dat gij streeft naar uw eigen bestemming en dat gij deze bereiken zult door het leven. Aanvaard uw tijd als een voorbijglijdend landschap, dat alleen dan van belang is, wanneer ge daaraan uzelf en uw weg herkennen kunt, maar dat uw wezen niet beroeren of aantasten kan. Want slechts wie zo leeft, bereikt. Slechts wie zo bereikt, vindt in zich de verbondenheid met de Bron, waaruit hij ontspringt en met het Einddoel, waarin hij zichzelf doet verzinken.
Dat de Kracht met u moge zijn, zoals Zij is met de stuwende wateren. Dat de vrede met u moge zijn, zoals zij rust in de kern van al het geschapene. Dat de waarheid tot u moge komen, zoals zij geboren wordt uit een beek, uit een bron, waarvan de oorsprong onbekend is.
0-0-0-0-0-0-0-0-0-0
Vrienden, deze eerste les moet u beschouwen als een inleiding. Het begin van alle dingen is uw eigen wezen, al wat daaruit voortkomt, al wat daaruit leeft. En in een poging u dit eerste denken bij te brengen heeft onze meester en vriend gesproken.
Het is duidelijk, dat zijn wijze van denken en beschouwen niet de enige kan zijn, dat er vele wijzen zijn waarop de mens zich een beeld kan maken van zijn eigen innerlijk wezen en zijn bestemming. Wij zullen zo dadelijk een tweede spreker mogen aanhoren, die ofschoon gebonden in hetzelfde werk en uiteraard ook voortkomende uit dezelfde Kracht een beschouwingswijze kent, die veel meer magisch emotioneel is, die veel sterker ingaat op de werking in de mens zelf. Wij hopen natuurlijk, dat hier ook voortdurend praktische aanwijzingen bij zullen zijn, maar dat kunnen wij zelf niet bestemmen. Wij kunnen slechts kort aanduiden wat het essentiële is in een lezing, althans wanneer ons zoals nu daarvoor enige tijd wordt gegeven.
Belangrijk zijn de punten van bereiken geweest, die werden aangestipt. Want met een aanspelen op de mogelijkheid, dat ge vele malen incarneert en uw doel niet bereikt, heeft onze vriend toch ook geschetst, dat in u de kracht is om te bereiken. Hij heeft getracht u duidelijk te maken, dat duister en verlatenheid soms het normale gevolg zijn van een doorbreken van een normwand, waardoor je wereld word bepaald. En ik geloof dat in vele opzichten zijn poëtisch gestelde lering dan ook voor praktische overwegingen in aanmerking komt.
Maar een mens, die alleen met deze praktijk te maken heft, verliest een ander doel van zichzelf uit het oog. Ik zou haast willen zeggen voortbordurend op de vergelijkingen, die zoeven zo meesterlijk werden gebruikt: In het leven van een mens is soms een waterval en in het opspattend schuim staat dan de regenboog. De zon zelf kan spreken in de vervulling van kleine delen, die aan het water ontsnappen. En zo zijn wijzelf wezens, die wanneer zij zich voor een ogenblik storten in de afgrond die men het occulte noemt, in de wereld die verre ligt van alles, wat wij normaal noemen en normaal kennen een ogenblik zonder het zelf te beseffen een openbaring geven van het grote Licht in al zijn verscheidenheid en bestanddelen.
Het is een grote vraag of zo’n waterval zelf ooit zal kunnen weten wat voor licht ze doet ontstaan. En even groot is de vraag volgens mij, of een mens van normaal bewustzijn in staat is te begrijpen hoe en in hoeverre hij goddelijke krachten doet werken en kenbaar maakt.
Want de mens kent in zichzelf steeds de twijfel. Maar de gast, die onze bijeenkomst voor ons zo dadelijk gaat besluiten, stamt voort uit hen, die juist die regenboog willen zien.
Je kunt de mens beschouwen als een leven met een doel op zichzelf, dat is vanuit de mens.
Maar je kunt, geloof ik, ook wel de mens beschouwen als een deel van een goddelijk plan, waarbij eigenlijk de openbaring van een Kracht belangrijker is dan het persoonlijk bestaan. Dat is een schijnbare strijdigheid. Maar waar het einddoel bij beide hetzelfde is, is er alleen misschien. misschien. een klein verschil in benadering.
Onze meester, die zich nu aanmeldt, is in de eerste plaats een mysticus. Voor hem is de wereld geladen met meningen en bedoelingen, met waarheden, die menselijk wel eens moeilijk uit te drukken zijn. Daarnaast gelooft hij aan de directe openbaring van het Goddelijke door de mens en ziet hij deze als een van de belangrijkste punten. Ik hoop dat u daarop zult letten en dat u er uit zult begrijpen, dat meer nog dan bij de eerste spreker hier de sfeer, het gevoel en de emotie een rol moeten spelen. Want begrijp een ding: Wij moeten op deze avonden steeds weer rekening houden met een uitdrukking van waarden, die in woorden alleen eigenlijk niet gegeven kan worden. Nu uw aandacht voor onze tweede gast van deze avond.
0-0-0-0-0-0-0-0-0
Geboren zijn op aarde, leven op aarde en werken op aarde zijn de verschijnselen van ons werkelijk ik. Er is geen mogelijkheid om ons eigen lot volledig te bestemmen. Maar er is wel een mogelijkheid om de krachten in ons sterker door ons wezen te doen spreken dan anders mogelijk zou zijn. Ik wil trachten u vanavond daarover iets te vertellen. Ik wil proberen om wat in mij leeft daarover met u te delen. God is licht. Licht is iets, dat alleen spreekt wanneer het een stof treft, die antwoordt. Want licht is een weerkaatsing van een onbekende kracht. Het licht zelf is onbekend. Maar wij, vanuit onszelf, wij kunnen antwoorden op het licht. Het is ons eigen wezen en ons eigen denken, dat de voortduring van de lichtende krachten omzet in een kenbaar verschijnsel. En nu is de vraag wat belangrijker is: Te bestaan zonder meer, of te bestaan als voortdurende weergever van het Lichte zelf.
Licht kennen en licht uitdragen betekent in jezelf licht ervaren. En licht is vreugde. Licht is beleving. Het is de sterke emotie, die je wezen langzaam maar zeker doet veranderen, zonder dat je beseft waarom.
In werkelijkheid bestaat er niets. Wijzelf zijn als een ijle droom, die al is voorbij gegaan voordat de tijd eenmaal met een ooglid heeft geknipt. Al onze belangrijkheid en de belangrijkheid van al wat wij zien in ons leven en denken is schijn en bestaat niet werkelijk.
Niemand is onmisbaar, niemand is onvervangbaar in de wereld van verschijnselen. Geen enkele regel, geen enkele wet is van oneindig belang. Ze zijn een schim, een droom, die al vergaan is voor ze goed en wel geconcipieerd werd. Maar onze belangrijkheid ligt dan ook niet in dat, wat wij zijn volgens onze eigen normen en onze eigen regel. Onze belangrijkheid ligt hoe zeer wij ons dan ook vastbijten in die eigen droom van belangrijkheid in het feit van ons bestaan als weergever van een goddelijke Kracht.
Maar wij zijn het, die bepalen hoe die goddelijke kracht uit ons voortkomt. Een wit vlak weerkaatst bijna alle licht, een zwart vlak bijna geen. Indien we in onszelf duister zijn en afgesloten van alle dingen, dan is de goddelijke kracht voor ons niet iets, wat wij kunnen weergeven. We absorberen haar, maar we verwerken haar niet.
Men zegt wel eens, dat de hel een plaats is van warmte. Wanneer een mens werkelijk zwart en donker is, hij absorbeert het licht en hij kan het niet kwijt, hij kan het niet verwerken. Dan kan ik mij voorstellen, dat er een onvoorstelbare gloed ontstaat van pijn. Pijn, die op zichzelf onbelangrijk is, die niets te maken heeft met recht of onrecht, maar die voortvloeit uit je eigen instelling en je eigen wezen.
Daarom moeten wij een taak kiezen in het leven, een taak die deel uitmaakt van ons bewustzijn, van onze kracht. Wij moeten voor onszelf kiezen wat wij willen zijn en wat wij willen doen. De hele droom van leven, dat ene moment van onze grote belangrijkheid, dat wij menen dat ons bestaan meetelt, dat vormt alleen maar het vlak van weerkaatsing.
Alleen kunnen wij niet bestaan. Wij zijn voor ons bestaan afhankelijk van een wereld, van een erkenning buiten onszelf. Daarom is alles deel van onszelf. Alles wat u in deze wereld ziet is deel van uw persoonlijk bestaan. De mensen, die leven en sterven rond u, zijn uw eigen wezen, dat leeft en sterft. De mensen, die een roes zoeken, zijn een weerkaatsing van uw eigen wezen, dat een roes zoekt. En de vromen, die bidden om redding en genezing, ze zijn de hulpeloosheid van uw eigen wezen. Er is niets rond u, waarvan u kunt zeggen dit ben ik niet, ook al aanvaardt ge het misschien niet als deel van het “ik”. Elke scheiding, die ge aanbrengt tussen uzelf en uw wereld is een scheiding die ge aanbrengt in uw eigen vermogen tot leven, is een beperking van uzelf. Maar alles wat ge in uzelf erkent, wat ge in uzelf laat doorwerken, alles wat ge tot u trekt, dat is ergens goddelijke kracht. Het is een weerkaatsing van goddelijke kracht, waarvan ge zelf de werking niet kunt bepalen of bestemmen. Maar het is een werking.
En het is die werking, die uw leven rechtvaardigt; niet uw bestaan. Bestaan zelf rechtvaardigt uw wezen niet of het zijn ervan, maar alleen dat, wat ge daarvan aan de wereld teruggeeft.
Daarmee, vrienden, begint een kort pleidooi, dat in deze dagen past. Het pleidooi voor de terugkeer tot het innerlijk magisch begrip. Het pleidooi voor de esoterische ervaring van het leven, waarbij alle praxis moet voortvloeien uit het innerlijk zonder meer.
Wanneer gij zegt mijn God, dan spreekt ge tot uzelf. Maar wanneer ge zegt God, alleen maar God. en ge ziet die God als het totale leven, dan antwoordt gij met m: wezen op de totaliteit van het zijnde. En dan hoort die God u niet. Maar gij, wetend of niet, spreekt de woorden van die God; gij openbaart die God.
Wanneer ge zegt de kracht Gods, dan bedoelt ge in wezen uw eigen kracht of uw eigen gebrek aan kracht. Maar indien gij zonder beperking zegt Kracht. dan weerkaatst ergens de goddelijke kracht. Met volgens uw eigen wezen en uw eigen denken, want dat kent ge niet. Maar volgens dat, wat ge waarlijk zijt, geeft ge iets van het Eeuwige weer.
Gij zijt de spiegel, waarin de Oneindige Zichzelf beschouwt. En als de spiegel kunt ge slechts weerkaatsen wat is. Maar dat wat is, is de bron van alle leven en kracht, het is de basis van de korte droom, die u leven noemt, maar ook van de oneindigheid van uw wezen, dat door alle sferen en tijden heen bestaat. Is het dan redelijk, is het dan belangrijk of nuttig u te baseren op menselijk weten en menselijke wetten alleen?
Uit de lichtende Kracht, die je in en rond je erkent, uit die stuwing tot leven, die je soms schijnt te drijven en te branden, uit die onbegrepen noodzakelijkheid, die je steeds voor anders doet zijn dan je zou willen, groeit je ware bestaan.
Bouw niet een ideaal op voor jezelf. Bouw geen tempel voor jezelf en voor een God, die je eigen aangezicht draagt. Maar leef, opdat je deel moogt zijn van een eeuwige tempel, die God bouwt volgens Zijn plan en Zijn raadsbesluit. Beschouw je eigen kracht niet als iets belangrijks. Maar besef, dat die eigen kracht soms de hefboomwerking is van het Eeuwige, het eeuwige Zelf, dat een plaats vrijmaakt of dat een nieuwe gestalte bestemt.
Uw lichaam is een werktuig, meer niet. Uw denken is de rationalisatie, waarmee het werktuig zichzelf de arbeid mogelijk maakt. Maar de zin van uw leven is God Zelf, die de Schepping bouwt. Het is de weerkaatsing van een eeuwigheid, die bestaat en die meer en meer scherpte en vorm aanneemt, totdat God tegenover God staat en versmelten kan met Zijn beeld.
Wanneer je droomt van verplichtingen en bezit, wanneer je droomt van wetten en regels, wanneer je droomt van wetenschap en onwetendheid, dan is het alleen maar belangrijk van mens tot mens, maar niet van mens tot God. En de verhouding mens-God is de belangrijke.
Hoe zinrijk of onzinnig de band is, die je vindt tussen jezelf en je God, wanneer er kracht uit voortkomt, wanneer er een resultaat in ligt en een leven, is hij waar. En al uw theorieën en al uw mooie dromen en uw constructies, die tenslotte niets uithalen, ze zijn bedrog, iets wat nietig is, mors en dood, voor het geboren is.
Ge draagt in uzelf de eeuwige wijsheid. Dat is niet uw denken. Welk menselijk denken kan een eeuwigheid of een begrip van eeuwigheid omvatten? Je kunt het aanvaarden, maar omvatten kun je het niet. Maar het bewustzijn, dat in je leeft buiten die gedachten om, geven de eeuwigheid weer, mijne vrienden. Het geeft de oneindigheid weer. En, wanneer je zoekt naar bewustwording, dan kies je automatisch – zou ik haast zeggen -de esoterische weg. In jezelf zoek je trap na trap verruiming te vinden. Je zoekt de beperkingen van zelfgeschapen dimensies te verlaten om daarvoor het onbeperkte te leren beleven.
De esotericus stijgt een lange trap op, ik weet het. Trede na trede worstelt hij zich omhoog, steeds weer menend dat hij zich verheven heeft en niet beseffend, dat zijn voorstelling omhoog in feite even goed een worsteling omlaag is en terzijde en vooruit en terug. Want er is geen richting in de eeuwigheid. Wat je doet is alleen maar proberen jezelf vrij te maken. Vrij te maken om die waarheid te erkennen, die je ergens weerkaatst en die uit je leeft.
Daarom grijp je ook naar die wapens, die onbestemd zijn en die eigenlijk geen zin hebben en die menselijk redelijk niet zouden moeten bestaan. U grijpt naar de magie. Niet als een wetenschap, een systeem of een middel, maar als een besef van een innerlijke kracht, die je nergens kunt uitdrukken op een bepaalde manier, maar die in jezelf brandt en die vanuit jezelf geuit wil worden. Magie, dat is het antwoord dat wij geven op de krachten, die ons beroeren, spontaan, volledig, zonder voorbehoud, zonder beperking. Magie is ons wezen, dat zich instelt op God en dat niet anders kan doen dan antwoord geven op de Kracht Gods, weerkaatsen wat God ons zendt.
In deze dagen bouwt de mens zijn grenzen steeds weer verder. Wij weten dat de mensheid langzaam maar zeker de theorie heeft verheven tot waarheid en van de werkelijkheid slechts eist, dat ze zich naar de theorie zal voegen. Maar u weet ook allemaal, wanneer ik dit zo zeg, dat het onmogelijk is. Het werkelijke leven voegt zich niet naar een menselijk begrip of naar een menselijk weten. En alle menselijk weten is slechts een registratie van feiten, waarvan de bronnen in feite onbekend zijn.
Hoe is het dan met uzelf? Ge kunt omtrent uzelf en uw eigen innerlijk wezen theorieën opbouwen, ge kunt hele systemen opbouwen, waarin uw eigen wezen een bepaalde belangrijkheid en een bepaalde plaats krijgt. Maar ge kunt die kracht van de Eeuwige toch niet dwingen om te beantwoorden aan uw denken? De esoterische kennis, die ge zoekt, is maar de omkleding voor de kracht, die u beroert. Het is maar de afstemming van het eigen wezen op dat, wat rond je is, wat uit de eeuwigheid je raakt en wat een antwoord eist. En hoe meer je leert om uiting te geven aan de kracht, die je beroert, hoe minder in jezelf die gevoelens van beklemming, die verdoemdheid, het branden in een mentaal vuur zal voorkomen.
Wanneer je tracht die wereld naar je eigen wensen te dwingen, wanneer je tracht jezelf te dwingen naar bepaalde wensen of stellingen, wanneer je probeert de tijd te bepalen, niet beseffend dat het vliedend ogenblik misschien een uiting van de eeuwigheid is en je hele leven samen verder niets anders dan een onbelangrijke denkwijze, ja, dan verlies je het inzicht in het leven.
In deze dagen mag je je niet vastklampen aan begrenzingen en beperkingen. Je moet jezelf zijn, maar dan ook eerlijk, volledig, zuiver, waar! Niet omdat je daarmede beter wordt, maar omdat je alleen op die manier een antwoord kunt geven op dat, wat rond je is. Omdat alleen de mens, die niet tracht in zijn eigen droom te vluchten, die niet probeert zichzelf te veranderen tot een standbeeld, dat geen leven meer heeft, alleen die mens, die waarlijk levend antwoord vindt op wat rond hem is, die antwoordt op God. Omdat die de wijsheid verwerft van een leven, dat niet gebonden is aan andere regels dan de wetten, die de Schepper zelf stelt.
Misschien vraagt u zich af wat het betekent een Christusdrager te zijn. Misschien ook niet.
Maar laat ik zeggen, dat de mens die zijn innerlijke kracht – onredelijk als ze moge zijn – beschouwt als de werkelijke drijfveer, de werkelijke motivering van alle dingen, zich niet bekommerend om wat ze eigenlijk betekent, maar slechts wetend dat het goed is zo juist en zuiver mogelijk te volvoeren, die draagt de Christus. Gods liefde is een aspect van Zijn Wezen. De liefde Gods is voor ons de koestering, waarin wij veilig zijn. Zeker. Maar zij is meer. Ze is de kracht, die vanuit ons tot uiting moet komen. We kunnen Gods Liefde niet in ons opslaan. Zo min als je een zonnestraal kunt vangen in je hand, zo min kun je de goddelijke Liefde in jezelf ontvangen zonder haar gelijktijdig en rijker en ruimer weg te geven. Wat je geeft aan het Al, ben je.
En nu denkt u allemaal op uw eigen manier. Sommigen denken dat het mooi is; anderen dat het wat onsamenhangend is; en weer anderen dat ze er eerst eens over moeten nadenken.
Maar in feite is datgene wat tot u spreekt al lang gekristalliseerd. U weet al wat ik voor u ben.
En u weet al waarop ik geduid heb, waarop ik gedoeld heb. Ge weet wat het voor u betekent, want in uzelf zijt ge wijs. Haar ge verwerpt uw eigen wijsheid. Ge verwerpt de goddelijke wijsheid, die in u ligt, omdat ge u gebonden hebt aan een illusie, aan een droom. Wanneer u ervan uitgaat, dan zult u leren de krachten te hanteren, die noodzakelijk zijn.
Een mens, die in zijn denken, zijn handelen, zijn vertrouwen de spontane beantwoording is van de Kracht des Levens zelf, die kan een hele wereld licht maken of duister. Of het licht of het duister zal zijn, zal God bestemmen; dat kun je zelf niet zeggen. Je kunt niet bepalen wat je bent voor het leven. Dat is ook niet belangrijk. Maar u in uw vliedend moment van bestaan op deze wereld, dat ene moment, dat zich misschien vaak herhaalt, u, in dit ene moment dat voorafgaat aan een dood, waarin je voor een ogenblik je wat meer bewust wordt van je eigen wezen, u kunt uw betekenis alleen ontlenen aan de beantwoording van het Eeuwige; aan niets anders.
Het zal u duidelijk zijn, dat daarom niet alleen de magie of alleen de esoterie de weg kan zijn. Zo min als het geloof alleen een weg kan zijn, of de rechtvaardigheid van leven, of de wetenschap. Het zijn al die dingen samen. De vraag is niet; is er een leven na de dood of is er geen leven na de dood? Ook al maken de mensen dat belangrijk. Belangrijk is: Ik heb betekenis.
Een mens die eens – al is het maar een enkel ogenblik – zijn zegel heeft gezet op het leven, doordat hij een goddelijke kracht weerkaatste, doordat hij een verandering aanbracht, waardoor de werkelijkheid meer kon beantwoorden aan de God, Die zij tracht te weerkaatsen, die leeft eeuwig. Die kan niet ondergaan. Zelfs wanneer er geen voortbestaan zou zijn, zou hij nog eeuwig leven.
Dat is de soort eeuwigheid, waarnaar u moet zoeken. Niet naar een voortbestaan in een sfeer of in een koninkrijk der hemelen, dat ergens later voor u openligt; een Vaderhuis, waarin u zult binnengaan. Zozeer als die dingen waarlijk bestaan op hun wijze, zij zijn de verschijnselen van het leven, die uzelf niet bepaalde, waaraan u niets kunt doen, waaraan u niet hebt. Ze zijn. Maar wat u vandaag bent of morgen, op het ogenblik dat u beroerd wordt door de kracht, zuiver stoffelijk misschien tot een dwaasheid toe, of in een plotselinge idee, die je aan een mens maar verder geeft, dat bepaalt je betekenis.
Je zult ontdekken, dat je in jezelf ergens op den duur het systeem vindt. Want in jezelf heb je een systeem nodig. Anders kunnen je gedachten, kan je rede niet omvatten, wat verborgen ligt achter de menselijke wereld. En dan zul je ook ontdekken, dat je op een bepaalde manier jezelf kunt instellen op God, dat je God kunt reflecteren.
Dat nu is het belangrijke voor deze dagen. Er zijn mensen genoeg, die zichzelf reflecteren of die proberen de belangen van een groep of de opvattingen van een groep te reflecteren. Maar wie probeert God te reflecteren? Zonder beperking? Zonder menselijke definities? Te zeggen; dat de kracht Gods van mij uit ga en werke? Zelfs niet zeggende wat die kracht moet zijn of doen. Voelen dat er een kracht op je inwerkt en zeggen; laat ze uitgaan. Kijk, dat is nu mijn onderwerp van vandaag.
O, ik zal misschien wel meer tot u spreken, wanneer mijn taak dat toelaat. U zult mij misschien meester moeten noemen, want dat is usance. Maar wat doe ik anders dan te proberen iets meer te reflecteren van het licht, dat in u leeft, dan uzelf al kent? Wij zijn tenslotte gelijk. En als ge begrijpt wat ik u zeggen wil, dan ben ik niet meer en niet minder dan een deel van uw wezen.
Nu weten we allemaal, dat het heel, moeilijk is om je een innerlijke weg voor te stellen; of om een magisch iets te vinden, dat je voldoende beroert. Toch is het zo gemakkelijk. God is altijd rond je, de Kracht is rond je. Alles wat je doet hoeft een goddelijke betekenis. Ook wanneer je denkt, dat het eigenlijk helemaal niet goddelijk is. Je betekenis kun je niet ontraadselen. Uit de schijnbare impuls spreekt soms de Oneindigheid. Dan kun je alleen maar dit doen; je kunt voor jezelf de suggestie opbouwen, voor een kort ogenblik, die beantwoordt aan je behoefte om dat licht te kennen. En realiseer u dan, dat het een suggestie is. Weet dat het niet een directe werkelijkheid is, die zo voor u bestaat, maar. dat het een werkelijkheid is, waarop u zich afstemt. Dat u probeert met uw beperkte begrip, met uw beperkte vermogens (zoals ook mijn vermogens en begrip beperkt zijn) de Oneindigheid dichterbij u te brengen. Wanneer ik ga zeggen Er is hier een licht rond ons, dan is dat waar en onwaar. Het licht is er.
Maar is het het licht, dat ik mij denk? Dat weet ik zelve niet. Ik weet alleen, dat mijn wezen antwoordt op een Kracht en op een Licht. Meer niet. Wanneer ik u dan zeg: Dit licht, deze golvende deken van licht, gaat langzaam maar zeker een vorm aannemen, een gestalte, dan is het waar, want ik denk het. In mij is het waar. En buiten mij kan het waar zijn. Maar is daarom dat licht minder? Wanneer ik de kracht voel, een levende, circulerende kracht, is dan daarom, wat ik zeg, onwaar?
Beoordeel de dingen niet naar hun uiterlijke schijn en de suggestie niet aan de hand van wat ze schijnt te impliceren. Beoordeel alle dingen alleen naar de innerlijke kracht, die ze wekken.
Dat innerlijk gevoel van ontrukt zijn. Dat innerlijk gevoel van contact met het Hogere. Die af stemming, waardoor je iets betekent, waardoor je iets kunt weergeven.
Nu vindt u mij misschien – zoals ze dat tijdens mijn leven op aarde ook zo vaak hebben gedaan – een dwaas. Maar waarom zou ik geen dwaas zijn? Want is een dwaas, die zijn God voortdurend in zich erkent, niet beter en gelukkiger dan de grootste wijsgeer, die achter een onbereikbare Godheid moet aanjagen?
Ik heb in mijn tijd wonderen gedaan. Sommige waren suggestie, sommige ook voor mij een onverwachte weerkaatsing van een goddelijk Licht vanuit mijn wezen. En ik weet zelf niet in hoeverre die wonderen wonderen waren. Maar ik weet dat mijn wezen, wanneer het waarlijk bestaat, in één stap van Rome tot Ostia gaat; dat het Licht in mij de levende ziel terugwerpt in een lichaam, dat dood is; dat een gedachte, die mij beroert, vele eeuwen lang aan een grot een sfeer geeft en een vreemd licht, waarin een ieder, die daarop afgestemd is, die gedachte een ogenblik kan herbeleven. Dat weet ik wel.
Ik weet niet veel. Maar al die dingen weet ik, want ik heb ze beleefd op uw wereld en ik heb vanuit vele sferen de uitwerkingen ervan gezien. En toch moet ik eerlijk spreken en zeggen: Ik weet niet wat ik ben. Ik weet slechts dat mijn wezen steeds weer antwoordt op het Licht, dat rond mij is.
En zoals het voor mij mogelijk was, zo is het voor u mogelijk. Zoals er voor mij een bestemming was, die uit schijnbare dwaasheden soms is opgebouwd en voerde naar een onvoorstelbaar vreemde bestemming, zo zal het bij u het geval zijn.
Daarom, vrienden haast zou ik zeggen; kinderen zoek in jezelf of er iets is buiten je, waarop je een antwoord geeft. Vraag dan niet naar een vorm of een uitvoering, vraag niet naar een nauwkeurige omschrijving van het begrip, maar beleef in jezelf wat rond je is, Weerkaats wat rond je is, ook al kun je dan niet bepalen wat het precies doet. Probeer voor jezelf bewust te zijn, dat je elk ogenblik deel bent van een groot, levend geheel. En wees je van die belangrijkheid van je eigen leven niet al te zeer bewust. Dan alleen pas je in deze tijd. Dan alleen pas je in de bewustwording. En dan alleen weet je wat de goddelijke Kracht is: Een onbestemd gevoel, dat als een bliksemschicht voorbijtrekt voor je het erkend hebt en dat soms met jezelf en soms in de wereld rond je dingen doet, die je onmogelijk achtte.
U bent hier, omdat u wilt leren. Leer dan allereerst te antwoorden op dat enige wat je drijft, dat belangrijk is voor je en waarvan je voelt, dat het een betekenis heeft, die ver buiten het heden ligt.
Misschien kom ik nog eens terug om met u te praten over mijzelf, over het leven en bovenal over de Kracht, waarvan we eigenlijk niet eens weten wat ze is. Maar voor vandaag moet ik gaan. Want u bent een doel van mijn taak of van mijn droom, maar die taak omvat meer en die droom omvat haast een oneindigheid. Het ogenblik dat het Licht tot mij sprak en dat het voor mij was of er een vonk van mij kon uitgaan, die u kon beroeren, is voorbij.
Ik wens u niets toe, waarom zou ik? En ik geef u niets, waarom zou ik? Het enige wat ik u zeg, is dit; alles wat ik ben en gezegd heb, dat bent u zelf, wanneer ge u van uzelf bewust wordt.
En alles wat waarlijk belangrijk is in uw wezen, wat waarlijk u het gevoel geeft van leven, van beantwoorden aan het levende, dat moet u zelf bepalen. Als het mogelijk is dat wij gezamenlijk het ware beeld Gods vormen, dan zullen we misschien begrijpen waarom. Ik ga nu het medium vrijgeven. Tot besluit mag ik opmerken; dit afscheid is alleen uiterlijk, tenzij u het innerlijk tot een werkelijkheid maakt.