01 mei 1964
Ik zou daarom op deze bijeenkomst allereerst met u willen spreken over wat ik zou willen noemen: Realiteit; en dan toch wel in een zeer esoterische zin.
Er is in alle krachten, die rond ons bestaan, een grondkracht of hoofdkracht. Deze kracht kunnen wij de directe uiting van God noemen; wij kunnen er ook een andere naam aan geven. Deze kracht is ook in ons eigen wezen vertegenwoordigd. Zeer belangrijk is daarbij dat elk verschijnsel waarin die kracht bestaat, buiten de kracht zelf een uiting daarvan kent, een uiting die wij dus trillingsgetal willen noemen (een betrekkelijk willekeurige naam). Laat mij nu eenvoudig en kort het volgende stellen:
1.Wanneer een trillingsgetal bestaat in een wezen dat bewust is, zo zal al, waarin een gelijk trillingsgetal aanwezig is, dit bewustzijn delen.
2.Wanneer in twee waarden een gelijk trillingsgetal aanwezig is en slechts een daarvan heeft een direct bewustzijn, zo zal het bewustzijn domineren over het niet-bewustzijn en dit als een extensie van het eigen wezen kunnen beschouwen met slechts enkele beperkingen.
3.Het beginsel van harmonie is niet slechts werkzaam als een voor ons positieve waarde, maar bestaat evenzeer in het negatieve. Er is daarom op deze begrippen geen enkele uitzondering.
4.Een harmonie, die is opgebouwd op negatieve waarden, zal berusten op het aantasten van of verteren van iets, dat buiten deze harmonie bestaat. Op het ogenblik dat niets meer aantastbaar is buiten het “ik”, zal in de harmonie kering intreden en zal men eindigen met een disharmonie, een chaos.
Deze beginselen schijnbaar wat onredelijk misschien voor sommigen zijn de kern van alle verhoudingen, die zich voor ons innerlijk en uiterlijk opbouwen.
Innerlijk: omdat ons eigen wezen ongeacht het directe bewustzijn juist al datgene, waarmee een harmonie bestaat, in zeer sterke mate zal ondergaan en beleven en zelfs een beheersing daarover pleegt te tonen. (Een eenvoudig voorbeeld: Een werkman die harmonisch is met zijn materiaal, verwerkt dit materiaal sneller, beter en juister dan een ander, die over meer kennis en vaardigheid beschikt, maar niet dit harmonische gevoel kent. )
We kunnen begrijpen dat in een tijd, waarin wij innerlijk iets willen bereiken er ons dus kennis toevloeien kan, die niet onmiddellijk geopenbaard wordt. Wij ontvangen op een zodanig vlak (zeker wanneer wij mens zijn), dat eerst wanneer een noodzaak bestaat tot uiting van die kennis, zij mee wordt ingeschakeld; zoals oude en lang vergeten ervaringen in een noodtoestand soms plotseling weer actief blijken te zijn en een leidsnoer kunnen vormen voor eigen reactie en eigen handelen.
En nu ga ik proberen om dit nog iets verder uit te werken.
De harmonie, die bewust gekend wordt, zal altijd maar een zwakke afschaduwing zijn van de harmonie, die in het onbewuste bestaat. Wij mogen dan ook stellen, dat het niet noodzakelijk is bewust de harmonie na te streven met zoveel mogelijk entiteiten of krachten, noodzakelijk is wel, dat wij in onszelf een voldoende gerichtheid bezitten, zodat de grondwaarde van ons eigen wezen voortdurend tot uiting komt. Op het ogenblik dat wij deze grondwaarde verloochenen, maken wij harmonie met alle verwante krachten in het Al eveneens onmogelijk.
Wij zullen daarnaast datgene, wat wij reeds ontvangen hebben door onze eigen handeling, door ons eigen denken, tijdelijk tot een vijandelijke kracht maken, een met ons belang strijdig bewustzijn, dat in ons leeft, zich binnen ons uit, maar door ons niet gevonden kan worden, niet verwerkt of begrepen kan worden.
Hogere kennis, die behoort tot een sfeer, kan in menselijke woorden niet volledig worden uitgedrukt. Dientengevolge zal elke kennis van hogere origine alleen gedeeltelijk binnen de stof tot uiting komen. Zodra wij streven naar een innerlijk bewustzijn echter, zal deze zelfde kracht zich a.h.w. uitbreiden voor onze geestelijke voertuigen en ons daarin een bewuste verrijking mogelijk maken.
Alles wat op het ogenblik besloten wordt en besloten zal worden, berust eveneens op dit verschijnsel, dat ik juist daarom deze avond onder uw aandacht breng.
Naar buiten toe is onze harmonie gemakkelijker te begrijpen, omdat wij alleen met diegenen, die in grondeigenschap met ons verwant zijn, werkelijk contact kunnen hebben. Met alle anderen is slechts een uiterlijk contact mogelijk, maar geen werkelijk begrip, geen werkelijke samenwerking, geen werkelijk gezamenlijk streven.
De besluiten die nu vallen zullen enerzijds natuurlijk ook wel dit geestelijk element, waarover ik sprak, op aarde aanpassen aan de behoeften. Belangrijker is echter, dat het harmonisch verschijnsel dus sterker tot uiting zal gaan komen, ook in de materie. Wij kunnen daaruit concluderen, dat terwijl enerzijds de samenwerking van de mensen intenser wordt, hun onderling begrip a.h.w. groter, aan de andere kant de tegenstellingen groeien en onverzoenlijkheid toeneemt. In een wereld, waarin onverzoenlijkheid heerst, zal een esoterisch gerichte persoonlijkheid zich niet gemakkelijk thuis voelen, tenzij wij begrijpen, dat ze noodzakelijk onvermijdelijk is.
En nu volgen weer een paar punten, die uit het voorberaad stammen, dat op dit ogenblik wordt gehouden.
Indien ik mijn eigen kracht zo juist mogelijk richt, zal. ik een harmonie vinden, waardoor mijn eigen streven en werken aanmerkelijk gesteund wordt. Een omschrijving voor deze werking is niet te geven, ook niet, door uzelf, wanneer ge ze ervaart.
Indien gij tegenstellingen erkent en tracht deze te bestrijden, zo zult ge uw eigen harmonie daaronder verliezen; ge zult geïsoleerd raken en ge zult zowel geestelijk als materieel niet verder kunnen komen. Indien ge verschillen erkent en deze niet bestrijdt maar slechts uw eigen weg verder gaat, met een erkenning of duiding van al datgene wat anders is, zo zult ge uw harmonie behouden en dan binnen de mogelijkheden waarin die harmonie voor uzelf en de wereld een maximum kunnen presteren.
Het is goed dat wij dit begrijpen. Want in een wereld, waarin het conflict noodzakelijk en onvermijdelijk wordt, kan de poging om het andere aan te vallen of te bestrijden betekenen: de ondergang van elk innerlijk bewustzijn (zij het dan misschien alleen voor dit leven); en daarnaast de vernietiging van al datgene, wat men ook materieel had opgebouwd.
Noodzakelijk is rechtlijnigheid van streven met erkenning van datgene, wat anders gericht is.
In de Grote Raad zal men, naar ik meen, een groot aantal meer feitelijke besluiten gaan nemen, die juist op dit verschijnsel gebaseerd zijn. En ik vermoed ook wel, dat wij u daarover later meer uitvoerig kunnen voorlichten. Esoterisch gezien echter zijn deze uiterlijke maatregelen van minder belang. Want al wat voor ons telt bij een zoeken naar een esoterisch streven, naar een magisch verwerken, een verwerkelijking van onze eigen persoonlijkheid, is toch wel in de eerste plaats naar ik meen de juiste innerlijke houding. En over deze binding behoeft geen twijfel meer te bestaan. Gij zult moeten trachten de gehele wereld te begrijpen en desondanks in dit begrip uw eigen weg volgen omdat ge uzelf zijt. U zult moeten trachten zelfs begrippen als naastenliefde, als innerlijke verlichting, binnen dit kader te zien.
Er zijn kosmische waarheden, die – omdat ze niet passen bij uw wezen – voor u levensgevaarlijk zijn, geestelijk zowel als anderszins. Er zijn werkingen in de kosmos, die voor sommigen grote en goede resultaten brengen en voor u alleen frustratie, wanneer u zich daarop richt. De kracht die buiten u is, is alleen dan belangrijk, wanneer ze voor uzelf aanvaardbaar is, wanneer ze verwerkt kan worden, wanneer er een praktisch resultaat mogelijk wordt. De praktische resultaten, die behaald kunnen worden door een juist richten van deze harmonie, zal ik weergeven en daarbij gelijktijdig trachten de beperkingen van disharmonie dus ook te omschrijven.
In de eerste plaats zullen wij moeten beseffen dat een mens, die mystiek van geaardheid is, in deze tijd in vele gevallen geen compromis meer kan sluiten met weten. Er komt een ogenblik dat het innerlijk weten als superieur moet worden gesteld en ook in de materie niet meer gecorrigeerd kan worden door menselijke wetenschap. Men kan slechts zijn mystiek beleven en ervaren nog formuleren in de termen van een wetenschap, maar men kan zich niet meer aan haar regels gebonden achten. Doet men dit niet, dan is het resultaat natuurlijk verwarring.
Doet men echter hetgeen gesteld wordt, dan geldt als resultaat: De mystieke beleving wordt niet slechts een innerlijk contact met het Hogere. Zij wordt gelijktijdig een juister formulering van het eigen “ik” te midden van de omgeving. Zij betekent niet slechts het erkennen van onstoffelijke of ver van het ik liggende krachten. Ze betekent eveneens het erkennen van eigen mogelijkheden en daarmee ook van de voor het ik juiste handelwijze. In dit geval mogen wij dus materialistisch denkend zeggen: Hij, die mystiek van geaardheid is en gebruik weet te maken van zijn mystieke mogelijkheden, zal zich allereerst daarop dienen te beroepen. Hierdoor immers verkrijgt hij het inzicht en ook de kracht, die hoofdzakelijk is om in zijn wereld op de juiste wijze werkzaam te zijn.
Wij kunnen ons voorstellen dat iemands hoofdtendens meer wetenschappelijk ligt. In dat geval moeten wij formuleren: Slechts datgene, wat door onderzoek en proefneming voor het “ik” bewijsbaar en juist is, kan aanvaard worden. Het aanvaarden van de geloofswaarden van anderen of stellingen van anderen zonder onderzoek is voor het “ik” te allen tijde schadelijk. Juist de voortdurende controle en persoonlijke vaststelling zal in dit geval zowel geestelijk als materieel voor succes zorgen. De bereikingsmogelijkheid: Een juistere en ook wetenschappelijk meer juiste formulering; het omzetten van innerlijke erkenningen in bewijsmateriaal, dat ook in de materie aanvaardbaar is. Het vernieuwen van gekende theorieën, die op grond van eigen innerlijk in een nieuwe formulering een verder reikende, en juister reikende betekenis verkrijgen; en dan ten laatste maar toch niet als minste de mogelijkheid tot een redelijke beheersing, gepaard gaande met een redelijke prognose en een redelijke ontleding van eigen stoffelijke bezigheden en zaken. Grote mogelijkheden tot rationalisatie op allerhande terrein.
Nemen wij de geloofsmens, dan zullen wij ontdekken dat hier haast hetzelfde geldt als voor de mysticus. Op het ogenblik dat het geloof het “ik” in wezen beheerst, zal men eerst vanuit dit geloof moeten putten. Men zal zijn geloof voortdurend moeten vernieuwen, zowel in zijn innerlijk streven als in de handeling, de uiting van het “ik” naar buiten toe. Een ieder die ingaat tegen zijn geloof (bv. omdat hij de consequenties daarvan vreest) zal hierdoor grote lasten, verwarringen en onrust moeten verwerken en zelfs in zijn geloofsbereiking gestoord zijn.
Ik heb hier enkele gevallen gegeven. Er zijn er meer. Alleen reeds uit die enkele gevallen die ik citeerde wordt u duidelijk, hoe belangrijk de eigen persoonlijkheid is. Het is eenvoudig en de mens toe te roepen: Ken uzelf. Maar ge kent uzelf niet. Gij benadert slechts een beeld van uzelf, dat in al zijn onvolledigheid bovendien nog door u geïdealiseerd pleegt te worden.
Vertekening van die persoonlijkheid is altijd aanwezig. Laat ons dan zeggen, dat het “ik” zich moet baseren op zijn innerlijke kracht, op datgene wat in het leven althans in het gedachteleven beslissend is. Onthoud hierbij dat de heerschappij, die de geest over de materie bezit al is dit voor de mens theorie ook in u bestaat en dat het onmogelijk is door een materiële benadering de geestelijke eigenschap te veranderen. Stoffelijk leven zal in overeenstemming moeten zijn met geestelijk vermogen.
Een krachtmeting tussen verschillend gerichte groepen behoeft niet altijd negatief te zijn.
Velen van u zullen in de komende jaren steeds weer vrezen, dat het meest negatieve zal gebeuren, alleen naar omdat twee groepen wedijveren. Laat ons wel beseffen dat, wanneer twee harmonische differente groepen tot een wedijveren komen en daarbij niet in de eerste plaats trachten de tegenstander te remmen naar hun eigen prestatie zoeken op te voeren, voor allen zelfs voor degenen, die verder niet de groepen niets te maken hebben een gunstig resultaat. ontstaat.
Wat ik hier stel t.o.v. de materie is ook waar t.o.v. de geest. Dit betekent dat er al langere tijd, maar in de komende tijd wel bijzonder scherp onderscheiden groepen zullen zijn in de geest, die een geheel andere weg volgen. Een overkoepeling van al deze wegen is slechts mogelijk door het opvoeren van tolerantie. Begrip ervoor kan nimmer werkelijk gekweekt worden.
Omdat deze verschillen dus ook in de geestelijke werelden scherper tot uiting gaan komen, moeten wij er ook op voorbereid zijn, dat ons eigen innerlijk leven en ons geloof door feiten, formuleringen, theorieën en zelfs door directe agressie gehinderd zullen worden. Antwoord daarop niet en blijf uzelf trouw. Niets is belangrijker dan dit. De mens die zichzelf trouw blijft kan innerlijk opgaan, kan innerlijk de juiste waarheid, de juiste waarde erkennen.
Voor velen van u zal ook de komende tijd een zekere rustperiode inhouden. Het klinkt misschien wat vreemd in een tijd, dat in feite alle activiteit feller en scherper moet worden.
Maar men vergeet daarbij één ding: Activiteiten spelen zich niet alleen af in uw bewustzijn, in uw onmiddellijke uiting. Zij spelen zich ook daarachter af. Er zijn heel wat dingen, waarover u op het ogenblik niet denkt, die zo dadelijk natuurlijk voor u kunnen worden, juist omdat er nu weinig of niets schijnt te gebeuren.
Wanneer u ongedurig bent zoals heel veel mensen zijn dan is dat niet altijd een bewijs, dat u alleen maar niet weet waarheen u moet gaan. Het kan ook een bewijs zijn, dat er ergens in uw bewustzijn zich grote veranderingen af spelen, waardoor er een strijdigheid ontstaat tussen normale levensgewoonten en uw neiging om u in de wereld a.h.w. aan te passen. De strijd tussen uiterlijk en innerlijk, dat geeft over het algemeen eveneens een rustpauze. Deze pauze, die voor velen nog meerdere maanden zal kunnen aanhouden, is noodzakelijk. Want door eerst de innerlijke mogelijkheid te scheppen, door a.h.w. een onbewuste of onderbewuste kennis te geven aan diegenen, die met u harmonisch zijn, door langzaam maar zeker voor zover dit mogelijk is materiële drijfveren te wijzigen, kan zo dadelijk – wanneer handelen noodzakelijk is – de harmonische, juiste handeling bereikt worden.
Ik heb u over de Grote Raad verder niet zoveel mee te delen, dat heeft u waarschijnlijk al begrepen. Maar er is nog een andere stelregel, die naar ik meen in de komende tijd een grote rol gaat spelen. En deze is eigenlijk verbluffend eenvoudig. Ze zegt nl. Dit: Daar, waar bewustzijn plus wil aanwezig zijn, bestaat een persoonlijke keuze (gerichtheid) en een bekwaamheid om eigen leven en lot te bepalen. Daar waar een van de beide waarden hetzij bewustzijn, hetzij wil ontbreken of onvoldoende zijn, zal een gestuwd worden ontstaan door de groep, waarmee de grootste harmonie werd bereikt. (Men wordt in zekere zin het slachtoffer van de totaliteit, waartoe men behoort.) Op deze wijze zullen de hoofdharmonieën, geestelijk en materieel, zich ook uiten en voortzetten via degenen, die zich daarvan niet voldoende bewust zijn of die geen voldoende eigen streven kennen.
Het gebruik maken van deze regel zal waarschijnlijk in de Raad nog wel het een en ander aan overwegingen kosten. De vraag is in hoeverre men, deze regel kan toepassen zonder het bewustzijn en het bewustwordingsproces van een te groot deel van de mensheid te schaden. Geloof mij echter wanneer ik zeg, dat men dit verschijnsel niet kan uitschakelen. Er is dus alleen maar de vraag of men er bewust gebruik van zal maken of niet. En volgens mij moet het antwoord hier “ja” zijn.
Voor u betekent dit doodgewoon, dat het beter is vanuit uzelf bewust te handelen in deze tijd, uzelf bewust een doel te stellen hoe onbelangrijk ook verder en dit na te streven, dan af te wachten of alleen in theorieën u te verdiepen, ieder die tweeledig is in zijn geestelijke bestreving en zijn stoffelijke b.v. en daarbij deze beide niet aan elkaar heeft aangepast, zal ervaren dat hij machteloos is, wanneer de grote werkingen van de komende tijd beginnen.
Met deze korte uiteenzetting, waarin naar ik hoop voor velen, van u hier en daar toch wel bekende elementen schuilen, heb ik getracht u niet alleen duidelijk te maken waarom wij over minder gasten beschikken dan gebruikelijk, maar ook wat zij doen in de tijd, dat zij niet voor u beschikbaar.
Ik geloof dat het goed is het hierbij te laten. Ik geef daarom het woord over aan een volgende spreker, die eveneens zal trachten u enkele lessen te verschaffen in overeenstemming met tijd, met invloeden en werkingen. Ik dank u voor het geduld, waarmee u mij hebt aangehoord.
0-0-0-0-0-0-0-0
De reine ziel.
Er staat geschreven: De reine ziel, die op de aarde geen rechten vindt, vlucht aan de hemel en wordt een ster, die het duister der aarde verbreekt.
De reine ziel. Een wonderlijk begrip, waarbij zeer velen zeer definitieve voorstellingen plegen te hebben, alsof een ziel rein kan worden door wassingen, door leefregels, door offers alleen.
Een ziel is slechts rein, wanneer haar doel niet is een zelfzuchtig zijn, of wanneer haar leven niet is een zichzelf zoeken of aanzien zoeken, maar wanneer zij steeds in alle dingen het leven zelf erkent.
Het doel van het leven is niet bewustwording. Het doel van het leven is het leven zelf. Het leven is het begin, het leven is het einde. Het leven is de directe uiting van de Scheppende Kracht.
De bewustwording is slechts het proces, waardoor men dit leven voor zichzelf intenser en vollediger erkennen kan. Daarom is een reine ziel een ziel, die in haar wezen het grote voortdurend beleeft en kent; een ziel, die niet gebonden is door de kleingeestigheden van een te groot persoonlijk aanzien of streven.
Te zeggen, dat een dergelijke ziel aan de hemel staat als een ster, is natuurlijk een belachelijk bijgeloof, wanneer wij dit letterlijk nemen. Wanneer wij echter durven stellen dat een geest, die zichzelf niet zoekt, in zich goddelijke krachten ontvangt en die gelijktijdig uit, waardoor zij t.o.v. de normale mens een zeer grote uitstraling heeft, dan word het beeld van de ster al minder raadselachtig. En spreken wij van de hemel niet als het uitspansel, maar als de sfeer of het geestelijk zijn, dan wordt het beeld volledig duidelijk.
De reine ziel leeft vanuit haar eigen wereld, maar zij kan zich niet onttrekken aan haar banden die zij eens met de stof heeft gekend, zoals zij ook verbonden blijft met alle sferen in de hemelen, die de mens nog niet kent. Er zullen dus reine zielen zijn – die door mensen niet gekend, miskend of veroordeeld – in de sferen werkzaam zijn voord de mensheid en het gehele.
Wanneer ik omhoog zie, dan, weet ik niet waarheen de sterren stralen, maar ik zie de stralen waarmee ze mij beroeren. Het is onmogelijk deze grote geesten, deze reine zielen te kennen in hun volledige werkzaamheden. We kunnen niet zien wat hun werkelijke taak is in de kosmos. We kunnen hen slechts erkennen en ervaren, zoals zij leven bij ons en in ons, zoals zij ons beroeren.
Nu zal dat zeer veel gebeuren, zoals men zegt, dat ongelooflijk lijkt. Maar het ongelooflijke voor de mens wordt waanzin. Want al wat hem verwijdert van zijn eigen gewone wereld en zijn gewone waarden, maakt hem onbekwaam om die wereld nog te delen met anderen. Hoe groot zijn de raadselen niet, die hierdoor ontstaan. Rond u een oneindigheid met lichtende en reine zielen, met grote geestelijke krachten die u beroeren; maar die u zo ge beroerd wordt en antwoordt gelijktijdig ongeschikt maken voor het leven van de gemeenschap, waartoe ge behoort.
De wijzen hebben gezegd: De eerste strijd die men voert in de bewustwording is de strijd tegen zichzelf. De tweede strijd die men voert is de strijd tegen zijn vijanden, tegen de wereld.
De derde en laatste strijd die men voert is de strijd tegen de goden.
Hoe wonderlijk is deze climax. Je begint met jezelf te bestrijden. Maar wanneer je in jezelf door dit zoeken en door dit werken eenheid hebt gevonden, zo blijkt je plotseling dat de wereld buiten je niet meer aanvaardbaar is. En je kunt alleen jezelf handhaven door je tegen die wereld te verdedigen.
Je vervreemdt van je wereld. En in die vervreemding erken je, dat er een zin moet zijn in het bestaan. Maar die zin kun je niet omschrijven. Je kunt ze niet uitvoeren alleen vanuit jezelf.
Daarom neem je de krachten van de goden, de donder van; de goddelijke wetten en krachten, ja, het licht van de Eeuwige zelf en je gebruikt het om de goden, om de machtigen, te frustreren in hun werk. En het wonderlijke is, dat dit frustreren van goddelijke krachten niet is zoals men denkt een verdoeming, maar een bereiking. Want de krachten die wij moeten bestrijden, deze regenten die ons lot bepalen, zijn er geplaatst opdat wij hem zouden overwinnen. Ze zijn even zovele hindernissen op ons pad naar het bewuste leven.
Dat het moeilijk is voor een mens om afstand te doen van zijn wereld, weet ik uit ervaring. Wie zich wil terugtrekken als kluizenaar blijft – al is het slechts door de eerbied die anderen koesteren – gebonden aan zijn wereld. En wanneer hij ook daar afstand van doet, lijkt het hem alsof hij niets meer over heeft. En als hij dan toch nog iets bereikt, zo wil hij tot de mensen trekken en hen duidelijk maken, dat ze zijn weg moeten gaan. Hij zou de wereld vol willen maken met eenzamen. Ze kunnen je niet antwoorden. En dan bestrijdt de wereld jou en jij bestrijdt de wereld. Ik weet het veel te goed. Maar kun je daaraan ontkomen?
De strijd is een noodzakelijk element in het leven. Wij mogen geen strijd zoeken vanuit onszelf, zo deze strijd de bewuste vernietiging van anderen inhoudt, zonder dat dit noodzakelijk is voor ons zelfbehoud. Maar wij zullen desondanks moeten strijden. Want hij, die vredelievend is, hij wordt door de strijdlustigen onderworpen. tenzij zijn vredelievendheid grenzen. kent. Hij die alle krachten in de kosmos wil aanvaarden, zal zich grenzen gesteld zien, want er zijn krachten in de kosmos, die hij niet kan verwerken, waartegen hij zich zal moeten verweren en niet onder te gaan in de kolkende zeeën van waanzin; in een onbewust zijn, dat wordt tot een wegdrijven in een sluimerend duister, waaruit nieuwe hergeboorte ontstaan. Dit, is eveneens een van de aspecten van deze dagen.
Het is moeilijk om deze aspecten samen te vatten in begrijpelijke taal. Het is mij zelfs moeilijk mijn eigen gevoelens weer te geven. Maar wanneer de eerste zon komt, droomt gij van vruchtbaarheid, droomt gij van bloesem, van bloemen in uw land. En wanneer de donder rolde en de eerste regens de droogte verbraken, zo droomden ook wij. Droomden van de nieuwe tijd. Van de moeilijkheden van de regen, zeker, maar ook van de vruchtbaarheid, waardoor wij zouden kunnen eten.
Ik geloof dat het altijd weer zo is bij ons, dat de vernieuwing eerst voor ons kenbaar wordt als een kracht van vreugde. Uw zon is een vreugde. Maar als zij dag na dag verzengend op ons neerstaart, wordt zij een zware last, waartegen je moet strijden en die je moet overwinnen.
En zo is het met de regens. In het begin een vreugde, waarin je juichend je baadt. Een stortbad uit de hemelen. Water dat je zweept en geselt, totdat je tintelend jezelf hernieuwd levend voelt. Maar dan ook het dagenlange ruisen, het zwellen van de rivieren en de overstromingen misschien.
De problemen voor ons liggen niet in dat eerste moment. Het eerste moment van het nieuwe is altijd vreugde. Maar de kracht van het nieuwe te kunnen doorstaan is een zware belasting, een zware strijd.
Zo gaan wij in onszelf. En de eerste malen dat wij het licht in onszelf ontdekken is het een grote vreugde. Het is een felheid van beleven, het is alsof duizend tempelklokken spelen, het is alsof de wind zelf spreekt. En je voelt je geheiligd.
Dan leer je steeds weer die kracht te vinden. Maar in plaats van de zang die je vreugdig ondergaan hebt, wordt het een eis, een zware eis, die aan je wordt gesteld. En waaraan je niet zo gemakkelijk beantwoorden kunt, omdat het teveel betekent. Omdat het zegt: Wees eenzaam. En als je eenzaam bent, zegt: Keer nu uit uw eenzaamheid tot de mensen terug en breng hen de rust, die ge gevonden hebt. Maar het is zo moeilijk om tot de mensen terug te gaan en je hebt je rust al verloren voor je de mens bereikt hebt.
Misschien dat het beeld voor u duidelijk wordt. Het is een wonderlijke strijd. Een strijd die wij misschien eerder met onszelf voeren dan met het andere. Maar een strijd die ons toch door dat andere wordt opgelegd.
Voor u komen dagen van. vreugde. Er komen dagen van lucht, van licht, van ontspanning, van lach. Dagen dat de wereld voor u open schijnt te liggen. Grenzen gaan tenslotte afbrokkelen en overal zullen stemmen spreken over een nieuwe rechtvaardigheid en over nieuwe vrijheid.
Maar op het ogenblik dat ge daarin u verheugd hebt, gaat het verder en het eist dat u zich daaraan onderwerpt en dat u antwoord geeft.
Zo is dat ook geestelijk. Het is nu goed om met een groots gebaar te zeggen: Wij gunnen een ieder zijn geloof. Maar als de mens in zijn geloof ons wil verwerpen, voelen wij ons geneigd hem te bestrijden. En kunnen wij hem dan bestrijden door te bewijzen, dat ons geloof sterker is dan het zijne? Dat is een moeilijke taak, een last die men niet zo gaarne draagt. Daarom wordt de vreugde vaak tot een last en het dragen van de last tot een strijd. En de strijd zelf bij een uiteindelijke overwinning tot een ogenblik van rust, waaruit de nieuwe cirkelgang begint met dezelfde elementen.
Keer in uzelf en zoek de waarheid in uzelf. En wat zult ge vinden? Zult ge niet weer vinden die zelfde cirkelgang van eens? Zie naar uw eigen leven. Zie naar de tijd dat ge jong waart. Zie naar de tijd dat ge droomde. En zie naar alles, wat u gemaakt heeft tot wat u nu bent. En zeg mij eerlijk of niet steeds weer dezelfde vragen, dezelfde verwachtingen, dezelfde vreugde en dezelfde strijd zich in uw leven hebben getoond en herhaald. Zo is de bewustwording van deze tijd. Een wonderlijke afwisseling van vreugde en wanhoop, van strijd, overwinning en rust en hernieuwde strijd.
Daarom zeg ik u; bedenk wel, gij in deze dagen, dat het u vrij staat en alles te genieten wat de wereld u biedt, maar dat ge voor alles de prijs zult moeten betalen. Bedenk wel dat ge veel kunt bezitten, naar dat ge al wat ge nu bezit weer verliezen zult. Bedenk dat wat nu een gave lijkt van het lot, morgen een wanhopige strijd zal kunnen zijn en het geschenk te kunnen behouden.
Ken uzelf en weet wat ge in het leven waarlijk aan kunt. Vraag niet te veel. Want in deze tijd zou het u gegeven worden, maar ge zoudt het niet kunnen dragen, omdat bij voortduring daardoor eisen worden gesteld, waaraan ge niet kunt voldoen. Bedenk dat ge soms om weinig te verkrijgen veel moet offeren. Een offer dat ge nu misschien niet beseft, omdat het misschien is de levenskracht van een ander of de roeping of het geluk van een ander. Maar wanneer ge dit doet, bedenk dat de tijd verder gaat en dat het u steeds meer moeite zal kosten om datzelfde te behouden. Want wat ge van anderen vergt als offer, zult ge zelf als offer moeten gaan brengen.
De wereld is uw speeltuin. Maar een speeltuin die niet kosteloos is. Ge betaalt een hoge prijs voor uw spel. En alleen wanneer ge die prijs werkelijk betalen wilt en kunt en ge sterk genoeg zijt, neem het leven. En zo ge niet kunt betalen, zo ge niet de offers kunt brengen die noodzakelijk zijn om het gewonnen te behouden, wees voorzichtig en eis niet te veel en neem niet te veel, opdat de tijden die komen u niet zien bezwijken onder de lasten, die ge in deze dagen aan uzelf hebt opgelegd.
De dagen gaan verder. Zij rijen zich aaneen, worden maanden, worden jaren, worden tijdperken. Gij telt de dagen, een ander telt de eeuwen. Maar er is geen verschil tussen u en hen. Want de tijd is niet het leven en het leven is niet de tijd. Het leven is het tijdloze. De tijd is slechts de beperking, die het leven aan zichzelf oplegt, omdat het zichzelf nog niet kan aanvaarden.
Meen daarom niet dat ge veel of weinig tijd zult hebben. Besef dat elk ogenblik het ogenblik kan zijn van afrekening. Dat elk ogenblik het ogenblik kan zijn van een nieuwe gave of een nieuwe vreugde. En dat ge alleen door sterk te zijn, door bewust te zijn zover ge kunt. In uzelf de waarheid vindt, waaruit het leven voor u mogelijk wordt zonder verdeeldheid en strijdigheden.
Strijd zult ge voeren, maar strijd niet met uzelf en bestrijd geen anderen. Strijd voor dat, wat zin vormt. Strijd niet om te vernietigen. Strijd opdat het leven duidelijker en lichter moge zijn voor u en anderen, niet om anderen hun licht te ontnemen. Dat is de zin van deze tijd. En dit is de weg tot uw innerlijke waarheid, zo goed als tot uw uiterlijk bereiken.
Vrienden, ik ga het woord overgeven aan een volgende spreker. Vergeet deze woorden niet.
Want in de dagen die komen zullen zij voor u van het uiterste belang zijn. En tracht ook niet mijn woorden te veranderen of te verdraaien. Want ge kunt de woorden wel veranderen, maar niet de waarheid, die eraan ten grondslag ligt. Ook niet voor uzelf.
0-0-0-0-0-0-0-0-0
Wie dorst niet naar de bronnen van waarheid?
En wie vreest de waarheid niet, als hij haar vindt als zijn ergste vijand?
Wie zoekt niet naar het eeuwige leven? En wie vervloekt niet de eeuwigheid, wanneer hij beseft dat alle tijd hen daarin verloren gaat?
Wie zoekt niet de liefde van alle mensen; en – zo hij ze verwerft – beantwoordt hen met verachting en haat? Want waarlijk, de bewusten zijn zij, die niet zoeken naar vinden in zichzelf. De sterken zijn zij, die geen macht vragen, maar in zichzelf vrede kennen.
Op uw wereld heb ik meer gesproken over deze dingen en vele beelden heb ik gebouwd, waaruit ge de waarheid zoudt kunnen vinden. En ziet, wat gebeurt? Nauw is het woord gesproken of men buigt het om. Men hersmeedt het tot het sierlijk is en rank, maar zijn betekenis verloren heeft.
Ik geef u een zweep en ge tracht er een zwaard van te smeden. Ik geef u het licht en gij tracht er een vuur van te maken om u te warmen. Ik geef u duister en gij tracht het te maken tot een mantel die u beschut en verbergt i.p.v. het te gebruiken waarvoor het u gegeven is: Als een achtergrond, waartegen ge het licht van uw eigen wezen kunt toetsen en kennen.
Zo heb ik gesproken tot de mensen. Want altijd weer is het noodzakelijk de mens te wijzen op zijn dwaasheid. Hoe dwaas zijn dan niet wij, die in zó grote getale en zo lange tijd voortdurend tot de mens zijn gekomen om hem lering te geven. Waarlijk, wij zijn broeders en zusters; niet in wijsheid maar in dwaasheid. En het is onze dwaasheid die ons tot God voert, niet onze wijsheid.
Ziet, in onze wijsheid zijn we verdeeld. In onze wijsheid bouwen wij grenzen. In onze wijsheid verdelen wij wereld en kosmos. En in onze dwaasheid aanvaarden wij alle dingen als ons recht en bereiken datgene, wat geen wijze ooit bereikt. Maar laat ik u niet met mijn overwegingen pijnigen of vervelen.
Mensen liefhebben wil zeggen: In hen meer zien dan mensen. Heb uw medemensen lief door in hen niet slechts te zien wat zij nu zijn, naar datgene wat was eer zij konden zijn en datgene wat in hen leeft en voortbestaat, als mensheid en vorm vergeten zijn.
Haat niet, want haat is dood. En wie de dood voor zichzelf erkent en haar aan anderen zenden wil, doodt ook zichzelf. Want gij kunt niets geven aan de wereld, wat ge niet uzelf geeft. Gij kunt niets nemen van de wereld wat ge niet uzelf ontneemt. Indien ge anderen kracht geeft, waarlijk kracht geeft om te genezen, zo geneest ge uzelf. Indien gij anderen rust geeft, waarlijk rust, zodat ze vrede kunnen vinden, zo geeft ge uzelf vrede. Wanneer ge anderen een verwijt doet over een fout die zij hebben gemaakt, zo verwijt ge uzelf, omdat ge de fout hebt toegelaten. En zo zult ge de fout uit uzelf herhalen.
Gij zijt gebonden met alle dingen. En alle leraren, die zijn geweest, hebben ge tracht u dit duidelijk te maken. Gij kunt ingaan tot uzelf om een te zijn met de Oneindigheid. Als ge een zijt met de Oneindigheid, hoe wilt ge dan nog uzelf zijn in de tijd? Ge kunt slechts zijn de Oneindigheid, die spreekt in de tijd, meer niet.
Ge begeert het Koninkrijk Gods. Maar indien u dit werkelijk wordt, zo zijt ge niet meer mens, maar slechts een uiting van het Koninkrijk.
Indien gij opgaat tot de wereld der goden, moogt ge niet verwachten als mens te kunnen terugkeren.
Wanneer ge machines bouwt om u te dragen opdat ge niet behoeft te lopen, moogt ge niet verwachten dat gij goed zult kunnen lopen, wanneer de machine weigert.
Ge geeft veel van uzelf in deze wereld aan anderen of ge het beseft of niet en daardoor aan uzelf. Maar velen geven aan de wereld vooral het kwade, dat in hen is. Ze geven de twijfel, die hen bezielt. Zij geven de onzekerheid, waaruit ze leven. Zij geven de leegte misschien, waarin ze wonen. En daarom zijn de mens en zo vaak arm.
Wat baat het u, zo ge alle schatten der aarde bezit en niet kent de liefde Gods? Ik weet het, het is een parafrase. Maar het is de waarheid. Gij kunt niet bezitten wanneer de eeuwigheid daar niet achterstaat. Want zolang de eeuwigheid niet in u leeft, verliest ge iets reeds, terwijl gij het verwerft. Dan verliest ge het elke dag meer naarmate ge het meer begeert.
Eeuwigheid is het belangrijkste in ons wezen. En laat ons dan de dwazen zijn, die leven voor een eeuwigheid, die de aarde niet kent. Maar laat ons dan levende voor die eeuwigheid tenminste datgene zijn, wat de aarde niet is; gelukkig, zeker, sterk.
Ge hebt een ziel. En in de dagen dat ik op aarde was heeft men mij steeds weer gevraagd: Wat is een ziel? En ik heb slechts kunnen antwoorden: Uw werkelijkheid. Maar het is uw werkelijkheid, uw ziel, die leeft en al het andere is vergankelijk en waan.
Alle grote meesters en leraren en vele kleinen hebben u steeds weer gezegd: Ge kunt alles verliezen, ge kunt alles herwinnen, uw wereld kan veranderen of vergaan, maar de waarheid die ge in uzelf erkent is onvergankelijk.
Onvergankelijke waarheid. Misschien meent ge, dat ge die niet bezit. Sommigen van u noemen het een illusie, anderen iets, waarmee zij later wel eens zullen afrekenen. Weer anderen spreken er over als iets, wat van geen belang is. Maar ik zeg u en dit is niet slechts verklaring maar een weten : In elk van u is eeuwigheid, reeds nu!
Ge hebt een droom, die groter is dan alles wat deze aarde kan brengen, al beseft ge het niet.
Ge zoekt een kracht te zijn voor anderen, en ge vindt daardoor een kracht voor uzelf, die groter is dan ge beseft. Ge zoekt anderen te helpen en misschien vindt ge daardoor de kracht uiteindelijk uzelf te helpen door vrij te zijn. Voor elk van u ligt er ergens al eeuwigheid. Er is niets belangrijk in deze wereld of in deze tijd buiten die werkelijkheid, die in u leeft. Niet uw streven en niet uw bereiken zijn belangrijk, doch dat ge leeft en weet dat ge leeft. Al het andere is bijkomstig.
Weet dan dat er in u iets eeuwig is. Voel dan in uzelf dat éne, waarvan ge denkt; dit kan niet voorbijgaan, dit kan niet sterven. En bind het niet aan een uiterlijk verschijnsel maar zoek het in uzelf alleen. En ge zult reeds erkennen hoe het tijdloze zich in u uitbreidt, zoals een plas onder een zacht vallende regen voorzichtig zijn grenzen vergroot.
Het is zo eenvoudig om alle dingen samen te trekken. Om te zeggen: Alle heilige boeken hebben gelijke waarde en alle mensen hebben gelijke waarde. Maar wie zal dat geloven? Maar te zeggen: allen zijn eeuwig is waar. En dat kan een ieder voor zichzelf vinden.
Indien gij waarlijk gelooft aan een dood en een uitblussing, een einde aan alle dingen, dan is het tijd dat ge u bezint. Want wie waarlijk gelooft aan een dood en een uitblussing, vlucht voor de werkelijkheid van zijn leven, de werkelijkheid van zijn innerlijk. Een mens die gelooft aan uitblussing is geen ware mens.
Ge hebt kracht. Ge hebt licht. Ge hebt alle dingen. En zo ge niet kent die ene waarheid, dat wat blijvend is, dat wat geen tijd vernietigt, is het waardeloos. Gijzelf zijt het, die de wereld vormt. Gijzelf zijt het, die sprekend tot uzelf Gods woord tot uzelf spreekt en weigert naar uzelf te luisteren. Gijzelf zijt het, die scheppend als mens weigert om te scheppen uit de geest, terwijl ge voelt dat die kracht in u bestaat. Gij zijt het, die aarzelt en zoekt en uzelf ontvlucht.
Ik wil u niet veel brengen op deze avond, ik wil u alleen op iets wijzen. Gij zijt eeuwig. Er is voor u geen dood, er is geen uitblussing, er is geen einde, er is geen ophouden. De uiterlijkheden zullen vergaan, maar gij, uw leven, uw waarheid blijven voortbestaan.
Misschien vindt ge dit niet belangrijk. Maar indien ge dit beseffende uw wereld ziet en al wat er in geschiedt, dan is deze eeuwigheid uw verklaring voor het vergankelijke. Want dit zeg ik u: In uw leven ontstaat geen mogelijkheid, die niet eens geschapen is. In de tijd er is geen werkelijkheid en geen mogelijkheid voor u, die niet reeds in u is.
Gij zijt het, die uw wereld van vandaag schept. Gij, tijdloze, die onbewust speelt in tijd, gij die eeuwigheid tracht eindig te maken. En omdat gijzelf uw wereld schept, zult gij kiezende uit de krachten die ín u zijn, kiezen wat de wereld is en wat gij zijt en wat ge waarlijk volbrengt.
Niets is er wat u tegenhoudt buiten uw eigen wezen.
En laat mij u waarschuwen. Wanneer ge absoluut wilt geloven in iets, gelooft ge het niet werkelijk. Want als ge iets wilt geloven, uzelf iets op wilt leggen, dan is net nog niet waar. En slechts uit de waarheid kunt ge uw wereld herscheppen.
Laat de waarheid in u groeien. Wees bang voor niets. Schaam je voor niets. Vrees niets. Niets is belangrijk in het tijdloze. En laat dan groeien in jezelf wat je begrijpt van je wereld en van jezelf. Dan vind je de wereld, die je verdient. En dan kunnen alle krachten die rond je zijn, al die tijdloze krachten die ergens je gelijke zijn, misschien tot je spreken.
Als uw wereld gevormd wordt door krachten uit de eeuwigheid, kan die eeuwigheid uw wereld toch niet vormen zonder u, begrijp dat goed. Niet de oneindige machten en niet de kosmos, maar gij zijt het uiteindelijk, die volbrengt. Want dit leven is een deel van uw oneindigheid, deze tijd is uw schepping, meer dan de schepping van de Oneindige zelf. En wat eruit voortkomt, komt voort uit uw wezen, meer dan uit alle krachten van het Al.
Maar wie zijn waarheid prijsgeeft voor de waarheid van anderen, zonder daar één met te zijn, hij is de schijn in het schimmenspel, die slechts nog de woorden kan spreken, die de verteller hem in de mond legt. Hij is de dwaas, die zich slechts bewegen kan in de vaste patronen van de dans, al is het zijn eigen ondergang.
Wees uzelf. Wees eerst u bewust van uw eeuwigheid, van het onbelangrijke van deze tijd, waarin alleen maar één ding geldt: de waarheid die ín u leeft. Dan zult ge zegevieren over de tijd. Dan zult ge de wereld scheppen. Dan zult ge het leven de vorm geven, die voor de waarheid noodzakelijk is. Want het is uw taak de waarheid te herscheppen voor uzelf, ook in uw wereld.
Vergeet dit niet, wanneer de gebeurtenissen vreemd lijken. Vergeet dit niet, wanneer ge uzelf onbegrijpelijk voorkomt. Vergeet dit niet, wanneer men u spreekt van krachten en meesters. Gijzelf zijt altijd en zonder enige uitzondering de beslissende factor. En uw liefde voor het leven en het levende is het, waaruit de eenheid van het leven en de waarheid van de eeuwigheid kenbaar worden zelfs onder mensen.