Relatie tussen hoger ik en stoffelijke persoonlijkheden

image_pdf

Relatie tussen hoger IK en stoffelijke persoonlijkheden klinkt een beetje vreemd als je dat zo zegt. De meeste mensen zeggen: Ik ben ik. Er bestaat een kernbewustzijn dat we hoger IK plegen te noemen. Laten we nog even een paar oude gegevens herhalen.

Er is een goddelijk kern. De aard daarvan kennen we zelf niet, daaromheen heeft zich een bewustzijn gevormd. Dit bewustzijn is bepalend voor elk voertuig en voor elke sfeer waarin het zich manifesteert. Het neemt gegevens op uit elke wereld en sfeer waarin je leeft en be­paalt eventueel verdere projecties van het IK. Dus als we spreken over stoffelijke persoonlijkheden, dan hebben wij het niet alleen ever dat li­chaam waarin u nu toevallig terecht bent gekomen. Wij hebben het over al die voertuigen in de stof die u te enigerlei tijd heeft gebruikt. Wat we zullen proberen te doen is aan te tonen dat het niet onredelijk is daaraan te denken, maar bovendien, dat het ook zeker bepaald zal worden vanuit één centraal punt, het hoger IK, Daarmee hebben we dan de regels voor de discussie neergelegd. We zullen beginnen bij een heel primair begin.

Er is een ego. Dit ego heeft een aantal relaties ontdekt tussen zich en het andere. Dat wordt nog niet als ‘wereld’ gedefinieerd. Het is eerder ik ben begrensd, maar als er aan die grens iets verandert dan voel ik mij aangenaam of onaangenaam. Ik heb het gevoel van licht of van duister. Kortom, al die verschillende termen die je je als mens op zintuiglijke basis kunt voorstellen, maar dan alleen als vergelijking gebruikt want de geest reageert natuurlijk anders.

Zo’n entiteit krijgt contact met een cel. in die cel zit een bepaalde hoeveelheid levenskracht. op een gegeven ogenblik is ze daarin zo geïnteresseerd dat ze de belevingen van die cel gaat volgen. Laten we aannemen dat die cel een z.g. grazer is, dan wordt het opnameproces uit de omgeving (osmose e.d.) weliswaar niet verklaard, maar de gegevens van voedsel opnemen, jezelf in stand houden en eventueel ook bedreigd worden door andere wezens (de jagers) worden zonder meer ervaren. Het is duidelijk, dat het ik dan voor zichzelf besluit, een volgende keer moet ik een voertuig hebben dat niet zo bedreigd wordt. De kans is groot dat een volgende keer de incarnatie zich richt op een meercellig wezen. Dat is dan nog niet een incarnatie in de zin van een volledige eenwording. Dat krijg je pas, wanneer er hogere levensvormen zijn. De concentratie op dit ene leven, geeft wederom een groot aantal ervaringen en nu waarschijnlijk ook voor het eerst de mogelijkheid van verschillende functies. Een eencellig wezen (een amoebe) is altijd nog één geheel: er zijn moeilijk verschillen te maken. In een meercellig wezen krijg je een mate van functieverdeling. Het zijn voornamelijk die lichamelijke functies en datgene wat ze veroorzaken dat in het bewustzijn wordt opgenomen. Het is dus denkbaar dat zo’n entiteit zegt. Die ervaringen zijn smakelijk, ze trekken mij aan. Ik wil een wezen hebben met nog veel meer cellen. Dan kan zo’n entiteit terechtkomen in b.v. een plant. De plant heeft enorm veel cellen. Er zijn bepaalde ervaringen, ongetwijfeld, maar ze zijn niet gedefinieerd. Het wezen zegt: Het blijft me te vaag. De volgende keer wil ik meer weten, meer zien. Het is eigen­lijk een poging van het hoger IK om zijn relatie met zijn omgeving, die vaag was, steeds scherper uit te beelden. Het gaat erom te weten wat je zelf bent, eventueel kunt doen en zijn en daarnaast wat de wereld buiten je, die nog altijd zo onmetelijk groot en onbeschrijfbaar voor je blijft, zou kunnen betekenen.

Laten we ons voorstellen dat zo iemand dan een paar stappen overslaat. De entiteit komt terecht in een warmbloedig dier. Er is nu bewegingsmogelijkheid, er zijn zintuigen, er is een stortvloed van gegevens. Al die gegevens worden voor zover ze van invloed zijn op het gedrag wel degelijk verwerkt. Het hoger IK krijgt een beeld van een wereld. Er zijn eindelijk vergelijkende termen aanwezig. Misschien zal een felle gloed, die een beetje onaangenaam aandoet, worden vergeleken met een vulkanische uitbarsting of iets dergelijks. Ik zou nu stap voor stap verder kunnen gaan, maar u kunt wel begrijpen dat er een ogenblik komt dat zo’n entiteit in den mensachtig wezen terecht komt. Het ik heeft nu een bepaald aantal vrijheden van handelen. Er zijn instincten, zeker. Maar daar trekt men zich eigenlijk heel weinig van aan. De zuiver stoffelijk termen van leven hebben voor het hoger IK maar zeer beperkt betekenis. Op het ogenblik dat ze een emotie, veranderingen, besef of bewustwording betekenen, worden ze onmiddellijk geregistreerd en zijn ze waardevol. Maar alles wat gewoon daarnaast gebeurt, och, wie trekt zich daar iets van aan? Dus laten we het maar heel simpel zeggen:

Het mensachtige wezen eet en dat wordt niet in het hoger IK geregistreerd. Het mensachtige wezen eet en ondergaat daarbij bepaalde denkbeelden en ervaringen, dan wordt niet het eten maar het denkbeeld en je ervaringen geregistreerd. Daarmee wordt de relatie tussen het hoger IK en de voertuigen al enigszins duidelijk.

Het gaat kennelijk om het vermogen steeds meer verschillen en onderscheid te kunnen maken. Het is een bouwen naar beneden toe, als je het zo mag zeggen. Je begint met de top van de piramide en je eindigt met een grondvlak waarin een onmetelijk aantal stenen precies aaneengesloten moet zijn om die vorm mogelijk te maken.

Het hoger IK zoekt natuurlijk wel naar de ideale vorm: de ideale weerspiegeling van zijn eigen zijn en besef in de materie. Elke keer wanneer er een stoffelijk voertuig moet worden gekozen, dan zal vanuit dat hoger IK beschouwd niets belangrijk zijn. Ook niet noodlot. Helemaal geen, relatie met “wat heb ik in het vorige leven gedaan?” Alleen maar: welke onderscheiden heb ik leren maken en waar blijft het vaag? Daar waar het vaag is, daar wil ik helderheid, daar wil ik een andere definitie hebben. Een dergelijk hoger IK kan, als het steeds bewuster wordt, een relatie aangaan in zijn eigen wereld. Dat is de top: dat is de hoogste wereld die je je kunt denken. Er ontstaan relaties met het goddelijke, zoals wij het uitdrukken. Die relaties zijn echter onvolkomen en blijven dat. Het hoger IK streeft naar volkomenheid. Het wil zichzelf kennen, maar door zichzelf ook zijn relatie met al wat daaromheen mogelijk en denkbaar is bepalen.

U bent overgegaan. De meeste mensen maken daar een heel drama van. Zij zeggen: je bent dood. Nu ja, goed, dat lichaam is dood, maar het IK leeft verder. Je komt in een bepaalde wereld of sfeer terecht. Je bewustzijn stelt je in staat om de wereld zonder meer te verlaten. Je kunt niet “naar boven” zoals men het noemt. Want de relatie met de omgeving kan voor het hoger IK in deze wereld nog wel worden bepaald, maar zou je in een wereld komen waarin meer verschillen zijn, waar alles meer essentieel is geworden, dus dichter bij het goddelijke staat, daar zou het zich niet bewust kunnen bewegen. Dan zou het in het voertuig de wens tot reïncarnatie vastleggen. Deze wens kunnen we beschouwen als een soort drangverschijnsel voor zover het de geest betreft. Het is iets wat bijna instinctief overkomt, omdat niets in het redelijk besef dat in een geest nog denkbaar is en niets in de werkelijke levenscondities op zichzelf bepalend is voor het ontstaan van deze drang. Dan moet er geïncarneerd worden. Maar het hoger IK wil definiëren, wil vaagheid oplossen, wil scherpte inbrengen. Daardoor wordt de nadruk gelegd op bepaalde delen van de bewustzijnsinhoud van het lagere voertuig waarin het besef nog werelden beleeft. Dit betekent, dat bij de incarnatie nog bepaalde condities worden gesteld, dat niet alles wat zich aanbiedt als mogelijkheid kan worden aanvaard, maar dat alleen datgene wat precies past bij de behoefte van het hoger IK om zich nader te definiëren en zo bewuster in zijn wereld te leven dat dat op aarde wordt weerspiegeld in het voertuig dat men kiest en in de omgeving die erbij hoort.

Hoe vind je de juiste incarnatievorm? De incarnatie‑impuls wordt bepaald door een deel van het IK dat je in een geestelijk redelijke vorm (een beetje op de mens gelijkende vorm) niet kunt terugvinden. Dat is het ellendige van het geval. Binnen de be­perkingen die door het hoger IK zijn opgelegd zul je dan een voertuig in beslag nemen. Maar alweer, dat voertuig heeft wel bepaalde basiswaarden (genetische waarden, omgevingswaarden) die afleesbaar zijn, maar je bent niet in staat de tijd te overzien of je een beeld te vormen van een ontwikkeling. Zou je dat wel willen doen, dan moet je heel zorgvuldig te werk gaan. Zoals een huisvrouw die nieuwe meubels gaat kopen eerst de kamer precies opmeet, dan de meubels opmeet, dan het kleurenschema controleert en eindelijk zegt: Dat zal ik dan maar bestellen. En dan valt het meestal ook nog tegen. Op deze manier kom je dus in een voertuig terecht. Vanaf dat ogenblik ben je geconditioneerd, zonder het misschien zelf te beseffen, in de richting van bepaalde ervaringen. Die ervaringen hebben weer niets te maken met hetgeen de stof denkt of doet. Ik weet wel, dat er mensen zijn die zeggen: Wij hebben op aarde onze goddelijke wetten enz.. Dat kunt u wel zo stellen. Als u daar werkelijk in gelooft, dan gelden die wetten voor u. Maar die wetmatigheden zijn niet werkelijk zo stringent als men dat wel voorstelt. Alle dingen, die men op aarde doet en die gewoon voortkomen uit stoffelijke instincten zonder meer zijn geestelijk van weinig of geen betekenis. Pas op het ogenblik, dat emoties daarbij een rol gaan spelen die wél geestelijke betekenis hebben, kunnen ze meetellen. Zonder dat hebben ze geen betekenis, ze verwaaien met de wind. Als het lichaam vergaat, dan vergaan ook al die ervaringen en herinneringen. Alleen wat er overblijft is datgene waardoor het hoger IK zich bewuster is geworden van zichzelf en zijn omgeving. De mens leeft. Nu kan hij in zijn leven op een gegeven ogenblik hebben voldaan aan een eis van het hoger bewustzijn. Bijvoorbeeld: Je hebt geleerd om het leven op een bepaalde manier te zien, of je hebt je relatie niet medemensen, met de wereld, met planten, met dieren, met kosmische invloeden en de invloed van de sterren zodanig geperfectioneerd dat het IK zegt. Ik moet wat anders hebben. Er zijn mensen die zeggen, dat je dan eigenlijk reïncarneert in hetzelfde lichaam. Dat is niet zo gek. Want wat gebeurt er? Het hoger IK begint enorme impulsen uit te zenden en probeert daarmee alle geestelijke voertuigen die er maar bestaan in samenhang met dat lichaam opnieuw te conditioneren. Nu kun je dat niet doen t.a.v. het stoffelijk lichaam. Het stoffelijk lichaam namelijk heeft een bepaalde tijdswaarde. In die tijdswaarde zal een opgebouwde conditionering niet zonder meer teniet worden gedaan. Ze kan eventueel worden vervangen, maar dan alleen door iets wat stoffelijk gezien als een gelijkwaardig vervangingsmiddel kan dienen. Het is hetzelfde als iemand die ophoudt met roken. Hij begint te snoepen en dan wordt hij dik. Of hij begint te drinken en wordt hij dronken.

De situatie waarin je je dan bevindt, is eigenlijk een ommekeer vooral in je interesse. Je gewoonten blijven precies hetzelfde, maar waar je eerst alleen van bv. Bach hield, houd je nu misschien van de Stones of omgekeerd. De richting verandert. De complexiteit waarmee je de wereld benadert, heeft een geheel andere nadruk gekregen, maar ook andere componenten. Het is alsof bepaalde delen van je leven wegvallen, die zijn afgeschreven. Andere delen beginnen plotseling intens actief te worden. In enkel gevallen zijn dat kwaliteiten die stoffelijk gezien niet zouden bestaan. U kent het allemaal: de een is helderziend, de ander helderhorend enz.. Somt u de hele reeks maar op. Als mens ben je geneigd met dergelijke kwaliteiten bijzonder in je schik te zijn. Dan komt het oude apeninstinct weer naar voren. Je trommelt misschien niet letterlijk op je borst, maar, dan doe je dat toch in de geest. Je zegt: Ik kan dat. Ik ben dat. Maar daar gaat het helemaal niet om. Ook hier zijn deze reacties te zien als instinctmatig: een gevolg van een materiële conditionering. Ze tellen niet mee. Maar als je door die plotseling uitbreiding van je mogelijkheden opeens een nieuw contact krijgt met een nieuwe visje op je medemens, dan wordt dat geregistreerd. Want het hoger IK is voortdurend bezig – neemt u niet kwalijk dat ik het zeg – met zichzelf. Het kan niet anders, want het is voor zichzelf nog steeds de arbiter in de wereld waarin het leeft.

Die wereld is niet te omschrijven. Er zijn geen menselijke termen voor. Je kunt nog spreken over een wereld van licht of van duister, maar ook dan zit je er eigenlijk alweer schromelijk naast. Het is het vermogen om a.h.w. steeds meer frequenties op te vangen, steeds meer te reageren op signalen, op de oneindigheid. Dat gaat zo verder totdat het hoger IK zover is dat het eindelijk een beeld heeft van zichzelf. Pas dan kan het namelijk beslissen wat het wil. Dan kan het verlangen, dat op dat ogenblik in het hoger IK niet speelt of alleen maar een nevenrol heeft, opeens wel worden gericht op delen van de kosmos waarin het leeft. Wanneer dat verlangen eenmaal optreedt, dan blijkt dat je niets alleen, dus op zichzelf, kunt liefhebben. Je kunt niet één zijn met één trilling, je kunt alleen één worden met alle trillingen. Dat wil zeg­gen dat die ene trilling een begin is, maar dat zo nooit een vervulling betekent. Het IK begrijpt dit. Na een aantal ervaringen probeert het te ver­eenvoudigen. In plaats van zich heel precies af te stemmen op één bepaalde invloed in de kosmos daaromheen zoekt het nu een aantal invloeden die onder een gemeenschappelijk noemer kunnen worden gebracht.

De mens, die op aarde representant is van een dergelijk hoger Ego zal geneigd zijn om sterk te vereenvoudigen. Je zoudt kunnen zeggen dat kennis plaats maakt voor wijsheid. Men doorziet de dingen. Men ziet samenhangen. Men kan niet meer eenzijdig denken. Er is altijd een bepaalde veelzijdigheid in elke benadering, zelfs in de gedachten van welk object dan ook. Dergelijke mensen ontdekken daardoor heel snel op aarde samenhangen die voor anderen verborgen blijven.

Er bestaat een heel aardige gelijkenis over een kabbalist. Deze liep over de wegen in de bergen. Maar terwijl zijn voeten over de rotspaden gingen, stak zijn hoofd omhoog tot in de hemelen en zag hij rond zich de grauwe reeksen geesten die met hem mee marcheerden. Boven zich hoorde hij de lichtende zang van hen die hem reeds verwachtten. Dit is natuurlijk dramatiek. Het is bijna literair, maar het heeft iets van werkelijkheid in zich.

Je komt boven de normale menselijke gevoelens te staan. De medemensen zullen zeggen: Je bent onverschillig. Soms zullen ze ook wel zeggen: Nou, die is ook keihard of in andere gevallen: Die is vast niet goed wijs. Deze mens is voortdurend bezig om in de gehele wereld een beeld te vinden dat past bij zijn ik, ook bij zijn hoger IK. En omdat dat niet alleen te benaderen is vanuit een stoffelijk standpunt zal hij steeds meer geestelijke waarden, zelfs van verschillende geestelijke werelden, daarin injecteren. Men zegt dan dat een steeds groter aantal van de geestelijke voertuigen actief kan worden ingeschakeld bij elke actie van de stof, terwijl de stof aan al deze voertuigen en hun belevingen deel heeft. Het is alleen maar een heel fraaie manier om te zeggen dat vele verschillende wereldconcepten langzaam maar zeker beginnen te versmelten. Het is die versmelting waardoor je ook het gevoel krijgt van het behoren tot het geheel. In het begin, u weet hoe het met mensen gaat, denk je vaak, ik hoor bij deze of gene mens. Dan op een gegeven ogenblik kom je tot de conclusie: ik behoor bij een groot aantal mensen. En dan kun je ook niet meer zeggen: Mijn liefde is beperkt tot dit of dat. Neen, je moet eigenlijk zeggen: Mijn liefde omvat steeds meer.

Dat heeft niets met stoffelijke uiting te maken, maar met emotionele contacten die je erkent in je omgeving. Op het ogenblik dat dit optreedt, ben je vanuit menselijk standpunt gezien een kleine adept aan het worden. Totdat je alles doorschouwt doordat je bij alles ook jezelf betrokken voelt, zul je steeds meer invloed gaan uitoefenen op anderen. Niet omdat je dat wilt, maar omdat je bewust of onbewust deel begint te worden van die anderen. Het is dat waaruit het hoger IK dan zijn eigen beeld krijgt waardoor God eindelijk benaderbaar wordt. In plaats van steeds meer samenvoegingen van impulsen ontstaat er nu een correlatie tussen alle impulsen die worden ontvangen als zijnde uiting van één bron. Dit is de Vader. Dat klinkt dan als een christelijke term, maar of ik nu Vader zeg, Brahma of wat anders het blijft toch precies gelijk. Het is het alomvattende. Je hebt het gevoel? daaruit kom ik voort en hier hoor ik bij.

De relatie die ontstaat is natuurlijk niet geheel te vergelijken met de stoffelijke liefde van kinderen voor hun ouders, die trouwens in de ogen van de ouders vaak veel groter is dan in werkelijkheid van de kinderen. Laat ons daarover maar zwijgen. Dan krijg je figuren die we als grote Adepten kunnen beschouwen. Soms verlaten ze de wereld omdat ze weten dat ze ook zonder stoffelijk voertuig contact kunnen hebben met een heel groot gedeelte van de wereld, met de mensheid en ook nog met de werelden van de geest waarin zij actief kunnen zijn als het nodig is, maar waarin de verstoffelijkte figuur (het stoffelijk ik) niet meer noodzakelijk is.

Anderen echter bouwen nog steeds een stoffelijke persoonlijkheid op. Zij doen dat omdat die persoonlijkheid dan a.h.w. de weergave wordt van een ontwikkeling in de mensheid, dit vanuit menselijk standpunt. Er worden steeds meer krachten samengetrokken. Er wordt geprobeerd in het bewustzijn van alle voertuigen, in de stof iets te veranderen, zodat de geesten en de hogere IK‑jes die daarin actief zijn gemakkelijker komen tot de erkenning van weer de eenheid, de Vader of hoe u het noemen wilt.

Dit is een heel verhaal geweest. Ik heb het uit de aard der zaak zo eenvoudig mogelijk gehouden, want mensen hebben anders de neiging op allerlei dingen in te gaan die er eigenlijk niets mee te maken hebben. Het gaat ons om de relatie van het hoger IK met de stoffelijke persoonlijkheid. Want elke persoonlijkheid is niets anders dan een poging van het hoger IK om een deel van zijn wezen scherper in focus te brengen, om uit vaagheid eindelijk een bestemd beeld te winnen. Wanneer u de gehele incarnatiereeks heeft afgewerkt en het ogenblik komt dat u op aarde of zelfs elders in stoffelijke vorm niet meer zult incarneren, dan heeft het totaal van al die incarnaties in feite gediend voor het hoger IK om zichzelf te leren kennen en zijn relatie met het omringende (het hoogste, het goddelijke) voor zichzelf te omschrijven.

Misschien heb ik daarmee de belangrijkheid van het menselijke leven wel een klein beetje naar beneden gehaald in de ogen van velen. Anderen zullen uitroepen: Waar blijven we dan met karma! Vanuit het hoger IK beschouwd, bestaan die dingen eenvoudig niet. Als je alle levensvormen en alle geestelijke werelden hebt doorlopen in de daarbij behorende voertuigen, dan komt er een moment dat het laatste voertuig oplost, dat het niet meer nodig is. Maar dan is in het hoger IK nog steeds elke vorm en elke bevoertuigingsmogelijkheid aanwezig. Ze is alleen niet meer essentieel omdat de ervaring van het hoger IK nu op een peil ligt waardoor geen enkel voertuig meer in staat is een verdere verheldering, verduidelijking of uitbreiding daaraan toe te voegen. Zo is de relatie het best omschreven.

Wellicht denkt u: Wat doet het hoger IK in mij? Ik kan alleen maar antwoorden: Ontzettend weinig. Het hoger IK is er. Maar het ziet u zoals u nu hier zit niet als doel. U bent middel. U bent een maal dat genuttigd wordt. Het hoger IK zal zich even weinig zorgen maken over hetgeen er stoffelijk met u gebeurt als u zich zorgen maakt over het lot van één doperwt op uw bord met worteltjes, doperwtjes, gebakken aardappelen en de traditionele Nederlandse biefstuk al dan niet taai. Ik gebruik dit beeld opzettelijk. U maakt zich daar toch geen zorgen over. Waarom zoudt u dat wel doen? Er zijn mensen die zeggen: Wij moeten op aarde toch iets doen om dat hoger IK te dienen. U kunt dit niet. Het hoger IK is de oorzaak en de reden van uw bestaan, ook in uw huidige vorm. U kunt uit de beperktheid van ervaringsmogelijkheden die u stoffelijk bezit immers niets doen om dat hoger IK te beïnvloeden. Het is precies hetzelfde als het bioscoopplaatje denkt dat het in staat is om het licht in de projector te veranderen. Dat kan eenvoudig niet. Daarom moet u zich met het hoger IK in deze zin niet bezighouden. Niet: hoe streef ik naar mijn hoger IK? Hoe mooi het dan ook klinkt. Als u wilt doen alsof, u mag dat van mij, het maakt geen verschil.

Wat uw taak is is leven en ervaren, bewust worden. Wat uw taak is op aarde, dat is te ondergaan, of het nu aangenaam is of niet. Het zijn die dingen die het hoger IK heeft bestemd, die het voor zich noodzakelijk acht. Alles wat niet noodzakelijk is is variabel, dat kan voorbij gaan, dat is van geen belang.

Heus, het hoger IK neemt zich niet voor: in dit leven zal ik een voertuig kiezen dat in staat is met de bevoertuiging van dat andere hoger IK te huwen. Dat is niet af huwelijk, dat is afschuwelijk. Dat ligt allemaal op een lager plan. Daarom kunnen dergelijke dingen niet bepalend zijn. Als u geestelijk streeft, dan is het enige dat belangrijk is, bewuster worden. Bewuster worden kan niet alleen worden bereikt door feiten te leren, maar vooral door ze innerlijk te verwerken, innerlijk te ondergaan. Eerst op het ogenblik dat u dat doet, bent u bezig uzelf te vormen en indirect dient u dan zo goed mogelijk dat hoger IK. Misschien dat het hoger IK zich soms aan u zal manifesteren. Maar het kan zich alleen manifesteren in de vormen die u kunt verstaan en dat is altijd slechts een heel klein stukje van de werkelijkheid dat in het hoger Ik reeds leeft. Als uw hoger IK u zegt, dat u vandaag eens moet gaan dansen, dan moet u niet zeggen: Mijn hoger IK zegt: ‘dansen’, want misschien bedoelt het wel heel iets anders. U moet alleen zeggen: Ik krijg die ingeving, wat vind ik er van? Zou het kunnen? Zou ik dat stoffelijk kunnen verant­woorden? Is het geen negatief iets voor mij? Wel, dan doe ik dat. Als morgen komt, dan is dat weer voorbij en komen er wellicht andere impulsen en noodzaken.

Vanuit het hoger IK beschouwd is het hele leven niets anders dan een reeks kralen die aan elkaar worden geregen aan een draadje van be­sef totdat er eindelijk een keten is ontstaan waarmee het tenminste iets van het niets kan omschrijven. Denk ook niets de manier waarop ik leef is erg belangrijk. Er zijn heel veel mensen die niet precies geloven in alle geboden zoals die worden verkondigd over de hele wereld. Iemand, die zijn verstand gebruikt, doet dat niet en iemand, die het zijn ziel vraagt, doet dat helemaal niet. Die mensen zeggen: Ik moet mij toch vastklampen aan bepaalde nor­men, bepaalde waarden. Dan zeg ik: Dat doe je op grond van wat je nu bent als mens. En als je dan tegen die normen zoals je die hebt aanvaard ingaat, dan zondig je in feite niet tegen een onbekende God, dan veroorzaak je geen chaos, dat kun je niet eens, maar breng je alleen in jezelf negatieve reacties teweeg. En als die dan niet nuttig zijn voor het hoger IK, geen werke­lijk verdere verduidelijking geven van mogelijkheden in het goddelijk ge­heel, dan zijn ze onbetekenend.

Men heeft ons wel eens kwalijk genomen dat wij hebben gezegd: De mens kan niet zondigen tegen God, maar alleen tegen zichzelf. Dan zeggen de mensen: Wij kunnen zondigen tegen onze medemensen. Neen, dat kunt u niet. U kunt alleen zondigen tegen uzelf. U kunt na­melijk voor uzelf een negatieve waarde scheppen waardoor de verdere groei en bewustwording, die in de gehele reeks geestelijke voertuigen tot en met het hoger IK plaatsvindt, tijdelijk wordt stilgezet. Indien dat gebeurt, dan hoeft u een fout gemaakt.

Mag ik op grond van dit alles voordat ik deze inleiding afsluit een paar zeer eenvoudige regels geven:

  1. Het hoger IK bestaat. Maar het hoger IK is niet te bevatten of te benaderen door menselijk denken en gevoel. Daarom is het ver­standig niet naar dit hoger IK te streven, maar uit te gaan van datgene je nu bent.
  2. Je hebt een zeker lot ingegrift gekregen. Dat komt inderdaad ook van het hoger IK. Dit lot te vervullen zo positief als maar denkbaar is, zo vreugdig als maar mogelijk is, betekent alleen maar dat je nu in je eigen besef in ieder geval de kracht en het licht ervaart die je nodig hebt, terwijl je daarnaast in staat bent om gegevens naar boven te sturen, naar het hoger IK, zodat het mis­schien zelfs ja extra krachten geeft, opdat een verdere definitie van belangrijks punten voor dit hoger IK mogelijk wordt.
  3. Praat niet over schuld en onschuld. Praat niet over deugd en zonde. Deze dingen bestaan niet werkelijk. Zeker niet vanuit het hoger Ik. Het enige dat bestaat is aanvaardbaar of niet aanvaard­baar. Wat niet aanvaardbaar is, is nutteloos. Het vergaat. Het blijft niet voortbestaan tot in de eeuwigheid. Voor het IK is het afgedaan. Alleen datgene wat nuttig is en aanvaardbaar wordt in het hoger IK opgenomen, maar is en blijft dan ook een deel van uw werkelijke persoonlijkheid door alle incarnaties en alle toestanden die daarna denkbaar zijn heen.
  4. Wees niet bang voor de dood, maar zoek hem niet. Alle verandering vindt plaats op het moment dat ze noodzakelijk is. Deze ver­anderingen kunt u zelf nimmer geheel bestemmen. En als u probeert dit te doen, dan verbreekt u tijdelijk de relatie en samenwerking met het hoger IK. Dan zullen uw ervaringen worden geprojecteerd in een schijnwereld en niet plaatsvinden in een werkelijke wereld waarin verrijking zonder meer mogelijk is en blijft. Dan krijgt u alleen maar het afwerken van een programma dat verder zinloos blijft.
  5. Wanneer u ontwaakt nadat u gestorven bent, denk niet dat u bereikt heeft. Besef, dat u gewoon verder zult gaan.
  6. Leef volgens de wereld waarin u leeft zo prettig en zo goed als u maar kunt. Wanneer er nieuwe dingen zijn, wees daar niet bang voor: ervaar ze. Maar als u het gevoel heeft, dit past niet bij mij, zoek een andere weg. Alleen door u te laten leiden door deze innerlijke krachten, kunt u ook geestelijk de juiste weg vinden. Dit voort dan meestal tot de voor u meest passende incarnatie, indien dit alsnog nodig blijkt.

Afsluiting:

 Wie zich bezighoudt met het super‑Ego, het hoger IK of hoe u het ook noemen wilt, zal zich moeten realiseren dat dit alleen menselijk gezien een voorstelling is. Een voorstelling die even reëel is als een Zeus die met bliksemstralen zit te knoeien. Het is een voorstelling voor het onbekende. Het is een benadering, een verklaring voor datgene waarvan je weet dat het ergens is en dat het zinvol moet zijn, maar waarvan je zonder enige fantasie je geen zinvolle relatie kunt voorstellen. Ik heb geprobeerd een deel van dit onvermogen weg te nemen door duidelijk te maken op welke manier dit hoger IK staat in zijn relatie tot stoffelijke vormen, tot belichamingen, tot de verschillende persoonlijkheden die in de stof deel uitmaken van de projectie van dit ene en zelfde hoger IK. Het houdt in, dat u er eigenlijk betrekkelijk weinig mee kunt doen, behalve in negatieve zin. Er zijn heel veel mensen die juist proberen hun super‑Ego te ontwikkelen. Dat is hetzelfde als proberen een spier te ontwikkelen die je niet in je lichaam hebt. Dat is natuurlijk zinloos. Je kunt je hoger IK niet ontwikkelen. Je kunt alleen leven met hetgeen je bent, werken met de mogelijkheden die je op dit ogenblik bezit. Je kunt niet een oneindigheid of een goddelijke werkelijkheid als doel nemen, omdat ze voor jou eenvoudig niet voorstelbaar of benaderbaar is. Je kunt alleen uitgaan van datgene wat je bent, datgene wat je nu kunt doen. Misschien is het wel heel goed, als u ook beseft dat al die dingen waarmee u zich bezighoudt (werelden, toestanden) die voor u op dit ogenblik op geen enkele wijze ervaarbaar of benaderbaar zijn, dat dit zinloos is.

Als het paranormale bij u gaat meespreken, dan wordt u als vanzelf geconfronteerd met een aantal verschijnselen. Die verschijnselen zullen deels voor u zinloos zijn en blijven tot het ogenblik, dat u voldoende heeft geabsorbeerd van de wereld waartoe dat paranormale behoort. Dan ontstaat er een beïnvloeding (onze vriend zou zeggen inspiratie) waardoor een hergroepering plaatsvindt in de feiten die wij kennen en zo wordt plaatsgemaakt in een zelfs redelijk verband en in een emotioneel aanvaardbaar verband Voor alle feiten die we dus eerst hebben on­dergaan. Dat is een proces dat zich voortdurend afspeelt. Het houdt in dat het weinig zin heeft om in het bijzonder te streven naar een bepaal­de gave of naar een bepaalde ontwikkeling. Wij zullen altijd moeten uit­gaan van hetgeen wij nu zijn, van hetgeen nu in ons bestaat en wat nu voor ons mogelijk is.

Je bezighouden met het hiernamaals is pas zinvol, als je toch niets meer te doen hebt. Dat betekent vaak dat je vlak voor je dood staat of dat je al dood bent. Voor die tijd zijn er andere dingen. Wie zijn wezen zo goed mogelijk wil vervullen, die zoveel mogelijk wil waarmaken wat hij op dit moment volgens zijn eigen besef is, zal moeten werken met datgene wat hij op dit ogenblik heeft, niet met andere dingen. Ik weet, dat het heel erg verleidelijk is, om je met filosofieën en andere dingen te verwijderen van een werkelijkheid die je toch niet helemaal aanvaardbaar vindt. Maar die werkelijkheid is datgene waarin u geplaatst bent. Dat is dat deel van het Zijn waarin het hoger IK zelf zich nader zoekt te erkennen. Dan heeft het geen zin om voor uzelf deze dingen te ontkennen of teniet te willen doen. Alles wat behoort bij een hoger IK zal behoren bij de volledige harmonie. Dat wil zeggen, dat wij moeten proberen waar wij ook zijn, hoe wij ook zijn en wat we ook doen of laten, dit te doen in een zo groot mogelijke harmonie zowel met ons innerlijk als met de wereld zoals wij die rond ons erkennen. Het is misschien lastig, als je geen geboden hebt waaraan je je kunt vastklampen. Het is vervelend, als er nergens een limiet wordt gesteld aan je verantwoordelijkheden. Toch zijn dit waarheden. Het zijn feiten. Je kunt wel doen alsof, maar je kunt je verantwoordelijkheid niet wegcijferen. Je kunt de wereld waarin je leeft en het wezen dat je bent niet door fantasieën veranderen in iets anders. Je kunt de kracht van je gedachten gebruiken in de wereld, maar alleen volgens datgene wat je bent. Je kunt je gedachten uitzenden en je kunt daarmee vaak in de wereld anderen beroeren, maar alleen als hetgeen je uitzendt in de ander aanwezig is. Harmonie betekent juist het meewerken, het meeklinken, maar ook het mede bewust zijn van en mede ervaren van datgene wat behoort tot je eigen wezen en inhoud. Als ik u door deze extra toelichting misschien toch een positievere kijk heb gegeven, dan hebben we veel bereikt. Alles kunnen we vereenvoudigen, dat is duidelijk. Het is goed als we in en voor onszelf alle complexiteiten van ons leven herleiden tot zo eenvoudig mogelijke richtlijnen, zo eenvoudig mogelijk besef, een zo eenvoudig mogelijke definities. Die vereenvoudiging betekent echter niet dat we dichter bij een waarheid zijn. Het betekent alleen, dat wij komen op een punt waardoor het ons mogelijk is om zelf harmonischer te zijn, om beter te erkennen welke delen van ons bestaan op dit ogenblik voor ons belangrijk zijn.

Ik weet, dat velen een beetje schouderophalend wegkijken, als je hen toeroept: carpe diem, pluk de dag. Toch zou ik ook dat willen doen. Elke dag opnieuw is de relatie tussen u en de wereld voor u op een be­paalde manier gekleurd. Reageer daarop in positieve zin zonder ooit datgene wat u innerlijk weet te zijn te ontkennen, zonder ooit vreemde invloeden en waarden aan te nemen voordat u zeker bent dat ze inderdaad bestaan en optreden. Een mens leeft op grond van de harmonie die hij tot stand kan brengen. Een geest ervaart en breidt het bewustzijn uit op grond van de harmonie waardoor het andere eindelijk toegankelijk wordt. Dit geldt voor het hoogste IK. Dit geldt voor de mens op aarde. Werken aan die dingen lijkt mij belangrijker dan filosofische strijdvragen opwerpen of je bezighouden met begrippen die in wezen ver boven je voorstellingsvermogen liggen. In de eenvoud begint de bewustwording. In de bewustwording echter wordt de zin vervuld van ons bestaan. De zin van ons bestaan lijkt ons te zijn een hoger IK dat zo volledig beseft deel te zijn van het geheel, dat het zijn deel‑zijn daaraan volledig aanvaardt zonder enige behoefte zichzelf ten aanzien van de andere delen in het bijzonder te manifesteren. Dat alles ligt nog ver weg voor ons alleen, ook voor ons in de geest. Maar de wetenschap dat wij ergens terecht zullen komen is misschien al voldoende om dan vandaag te leven met de waarden van deze dag, met de denkbeelden van deze dag en vooral met de harmonieën die wij nu innerlijk als juist ervarend, kunnen constateren met de wereld om ons heen. Ik hoop, dat dit voldoende is.

Vrienden, het was mij aangenaam. Ik heb op bepaalde punten zeer interessante gedachten opgevangen. Ik moet ook zeggen dat sommigen van u naar mijn gevoel zeer positief hebben gereageerd op de dingen die ik probeerde mede te delen. Ik ben mij ervan bewust, dat ik eisen heb gesteld in mijn betoog waaraan u niet geheel tegemoet kunt komen. Maar dat is ook niet belangrijk. Ze zijn alleen gesteld om u verhoudingen te laten zien. Daarin zijn althans sommigen van u enigszins geslaagd. Misschien dat bij overdenking ook anderen nog tot een beter begrip van hun stoffelijk ik zullen komen en daarmee de relatie met het hoger IK zullen gaan waarderen op een meer harmonische wijze.

image_pdf