uit de cursus ‘Algemene zelfvorming’ (hoofdstuk 2) – november 1959
Bij al hetgeen ons voortdurend in het leven boeit, staan wij voor een grens, die wij weigeren of vrezen te overschrijden. Deze grenzen zijn vaak imaginair getrokken. Wij zijn in vele gevallen het slaafje van onze gewoonten, wij zijn gebonden door dingen waarvan we zelf de waardeloosheid wel degelijk beseffen. Voor onze bewustwording is de erkenning hiervan niet voldoende. Wanneer wij weten dat een bepaalde angst of inhibitie onredelijk is, strijdig is met de werkelijke bewustzijnswaarden, dan zullen wij moeten trachten die te overwinnen. Wijsheid kunnen wij echter slechts verkrijgen, wanneer wij onszelf grenzen opleggen, die voortkomen uit ons eigen wezen. U zult zeggen: “Maar in ons wezen bestaan toch zoveel waanvoorstellingen en onvolledigheden.” Dat is juist. Wij gaan echter uit van het standpunt, dat in het totaal van de kosmos de goddelijke Kracht volledig Zijn eigen Wezen heeft uitgedrukt, ook binnen u. Datgene van het goddelijk Wezen, dat erkend wordt door u, zal betekenen dat in u een reeks van grenzen bestaan, die niet voortvloeien alleen maar uit een opvoeding, uit een stoffelijke geaardheid of zelfs een geestelijke ervaring, maar uit een eigen erkennen van absolute waarden. Een aanvaarden van deze absolute waarden en de daaruit voortvloeiende verplichtingen is noodzakelijk. Even noodzakelijk echter is het ons niet te laten binden door krachten, die met het waarlijk Goddelijke niet in verband staan. De mens dient vrij te zijn. Hoe groter zijn vrijheid is, die hij ook lichamelijk gebruikt, hoe groter de mogelijkheid, dat hij geestelijk komt tot een steeds intenser beleven van andere impulsen, zodat zijn wereld niet in twee werelden uiteenvalt, maar steeds groter wordt en steeds meer verschillende factoren omvat. Het omvatten van steeds meer factoren en de daarmee gepaard gaande vergroting van bewustzijnswaarden betekent een vergroting van krachten en vermogens. Deze vermogens kunnen we alleen gebruiken, wanneer wij de goddelijke Kracht in ons beseffen en de goddelijke waarheid in onszelf trachten te realiseren. Elk trachten om van uit onszelf tegen de kosmos in krachten van onszelf of anderen te gebruiken, moeten immers uitlopen op een mislukking.
We moeten dus begrijpen: wij mogen nooit de slaaf zijn van gewoonten, hoe moeilijk het ook is. Er zijn bepaalde gewoontevormingen, die meer lichamelijk zijn en daarbij vaak storend. Het is goed deze zo nu en dan te overwinnen. Wanneer u werkelijk verslaafd bent aan roken, wen u aan om. bv. een dag in de week, (desnoods twee dagen in de maand) niet te roken. Wanneer u gaarne veel drinkt, drink een dag alleen zuiver water. Wanneer u gewend bent veel te eten, gewen u aan een dag alleen te leven van eventueel gesuikerde vruchtensappen en vruchten. Dit komt u niet alleen lichamelijk ten goede, maar helpt u vooral een steeds grotere beheersing te verwerven. Het doet u inzien dat op een gegeven ogenblik banden gebroken mogen en moeten worden, die door het steeds handhaven van hetzelfde levenstempo en hetzelfde levenspeil in u ontstonden. Verder moet u onthouden dat elke gewoonte schadelijk is, niet alleen de z.g. slechte gewoonten. Wanneer u altijd buitengewoon braaf en buitengewoon ernstig bent, is dat even schadelijk als wanneer u altijd lichtzinnig bent. Wanneer u altijd u bezighoudt met geestelijke zaken is dat even erg, als wanneer u er nooit aan denkt. U wordt dan slaaf van een bepaalde leefwijze. U gaat op een gegeven ogenblik zeggen: “Dit mag en zal ik niet aanvaarden, zien of mooi vinden, want dit strookt immers niet met het hoog-geestelijke plan, waarop ik wil leven.” U zult zeggen: “Maar dit is toch dwaasheid, want er zijn zoveel ernstiger dingen in het leven.” Onthoudt u goed, dat kan niet. Wij moeten elke gewoonte weten te breken, wij moeten meester zijn over onszelf.
Waaruit de slavernij van de mens over het algemeen is opgebouwd? Kort ontleed uit de volgende factoren. In de eerste plaats natuurlijk de wereld waartoe u behoort en de daarin geldende wetten. Een dergelijke slavernij is echter zeer beperkt. Daarnaast echter de valse voorstellingen, die u van uzelf wilt bouwen t.o.v. anderen. De foutieve gedachtegangen, waarbij u zich vasthoudt aan beperkte waarheden en bewust weigert iets anders te accepteren, uit angst dat het u te lastig zou worden.
In de tweede plaats de gewoontevorming, waarbij men meer let op de prikkels, die men ondergaat of het zich verweren tegen de moeite, die het kost om tijdelijk of voorgoed een andere richting in te slaan. In feite zijn het allemaal gewoonten. Soms zijn het gewoonten, die u van kind af aan zijn ingeprent, beter gezegd: opgedrongen: U hebt bv. geleerd, dat niemand die met lichte kousen loopt zondig is. Dit is iets wat inderdaad gebeurt. Wanneer je nu beseft dat het onzin is, zul je lichte kousen gaan dragen natuurlijk. Maar de grote kunst is dan op zijn tijd toch die donkere kousen ook te willen dragen, waar het niet noodzakelijk is eigen onafhankelijkheid voortdurend t.o.v. het geleerde te openbaren, waarmee immers een even grote eenzijdigheid naar de andere zijde ontstaat.
Wij zijn vaak gewend onze eigen zienswijze in de wereld aan anderen op te leggen en daar groeit al heel gauw een soort dictatoriaal gedrag uit. Er zijn tijden, dat wij voor een ander mens aansprakelijk zijn. Er zijn tijden, dat wij voor een ander moeten denken en voor een ander moeten zorgen. Maar wij mogen nooit zeggen: “Dit is naar mijn idee goed en daaraan heb je je nu maar te houden.” Wij mogen nooit zeggen: “Dat is nu het enig juiste.” Wij moeten proberen alleen op de punten waar het onvermijdelijk is, ons gezag t.o.v. anderen te doen gelden; verder echter voortdurend de ander vooral te volgen in zijn eigen gedachten, zijn eigen reacties en door deze wisselwerking voorkomen, dat wij onze wereld beheersen of door die wereld beheerst worden.
U zult zeggen: Wat heeft dit alles te maken met praktische bewustwording, wat heeft dit te maken met de kosmische harmonieën, wat heeft dit te maken met de harmonie waarnaar wij zoeken? Ik zal het u vertellen. Wanneer wij willen ingaan op de grote, de goddelijke en kosmische waarden, die rond ons zijn, dan kunnen wij dat nooit op een eenzijdige manier doen.
En toch zijn wijzelf eenzijdig. Wij zijn geneigd tot een steeds grotere eenzijdigheid omdat het ons gemakkelijker is ons te houden aan eenmaal ingewortelde begrippen en gewoonten, dan voortdurend open te staan voor vernieuwing. Het gevolg is, dat wij bewust veranderingen moeten accepteren, bewust ook deze acceptatie van verandering tijdelijk moeten beperken. Wanneer wij de verandering als een gewoonte aanvaarden, is ze waardeloos geworden. Op het ogenblik echter dat wij weten, dat op dit ogenblik voor ons vasthoudendheid noodzakelijk is, dat hier een gewoonte moet worden gebroken, dat ze daar echter kan worden getolereerd, krijgen wij een flexibiliteit van handelen en van denken, die het ons mogelijk maakt elk aanvoelen van de goddelijke waarden op de juiste wijze te beantwoorden. Wij zullen dan niet alleen de slavenketenen afgooien door het meesterschap over onszelf, maar wij zullen ook de ware wijsheid gewinnen, nl. de wijsheid, die is gelegen in het voortdurend ons aanpassen aan veranderingen van kosmische geaardheid die ons bereiken. En hieruit kan het bewustzijn zoveel leren. De aanpassing aan de kosmos – die voor ons toch eigenlijk een wens en een noodzaak tegelijk is, want het is onze wil, wij kunnen niet anders – betekent voor ons een bevrijding, niet alleen van de wetten van anderen, maar vooral van onszelf. Wij worden meer en meer actieve factoren. Zeer actieve factoren zelfs in het bestel van onze eigen wereld en alle werelden die daarmee in contact zijn. Wij gaan steeds meer achter de schijnbare waarden een concrete waarheid erkennen. De wijze waarop en de mogelijkheden tot bereiking, hiervan zal ik een volgende maal verder met u bespreken.
Achtergronden van toevalsfactoren in de menselijke psyche.
Wanneer de mens zegt dat er een toeval is, realiseert hij zich al te weinig, dat hij door zijn eigen beslissingen over het algemeen uitmaakt, hoe schijnbaar of reëel toevallige factoren rond hem worden gegroepeerd en voor hem betekenis krijgen. Uitgaande van het feit, dat er bepaalde kosmische cycli bestaan, o.a. vitaliteit cycli in de mens, die met een op en afgang van enkele weken met de maancyclus kunnen worden vergeleken, terwijl daarnaast een ongeveer 3-daagse cyclus bestaat van top tot top, kunnen wij wel rekenen, dat hier de aan de mens ingeschapen cyclische verschijnselen plus zijn leeftijd plus zijn denkgewoonten in feite selectief zullen werken t.o.v. alles wat toeval heet. Hierbij werkt natuurlijk het onderbewustzijn voor een groot deel mee, maar zeer belangrijk is dat het redelijke of bewuste denken aanmerkelijke vervormingen ondergaat door voornoemde factoren. Een reactie, die volkomen redelijk en verstandelijk beredeneerd wordt, zal in een dieptepunt van energie een geheel andere zijn dan op een hoogtepunt van energie. Onwillekeurig past de mens zich nl. geheel aan bij de conditie waarin hij zich voelt en de mogelijkheden die hij bezit. Ik laat hier het z.g. wensleven buiten beschouwing, waar dit vaak op grond van herinneringswaarden of zelfs uit andere bronnen stammende waarden een reeks van dromen opbouwt, die niet met het “ik” samenhangen. Het gaat hier echter om de daad-verwerkelijking en de redelijke verklaring daarvoor.
De zon maakt eveneens een reeks van cyclische verschijnselen door, die op de luchtelektriciteit, het aardmagnetisch veld en daarmede ook op de menselijke gesteldheid en geaardheid een zekere invloed uitoefenen. Er worden lichamelijke condities geschapen, die o.a. door verandering van de eigen spanning en reactiemogelijkheid in het zenuwstelsel voor het denken een groot aantal verschillen maakt. Deze verschillen worden over het algemeen niet geheel bewust genoteerd, maar zullen in elke rationalisatie binnen het bewuste denken wel mede verwerkt zijn. Ik wil u bv. wijzen op het feit, dat u bij uw handelingen en besluiten vaak in zeer sterke mate wordt beïnvloed door het weer. Dat is niet alleen de vraag of het regent of droog is, maar heel vaak is daarbij zeer belangrijk:
- de lichtsterkte, die door u kan worden waargenomen;
- de temperatuur.
Typisch is dat de grootste activiteit van de mens bereikt wordt bij temperaturen – voor uw eigen gebied dus en uw eigen ras – liggende tussen de 17 en 14 graden celsius. Deze temperatuur stimuleert activiteit en stimuleert gelijktijdig een betrekkelijk rechtlijnig denken. Hogere temperaturen veroorzaken traagheid, lagere temperaturen een te grote haast en een verwerping van factoren, zodat het denken vaak fractioneel wordt. Men beseft dit over het algemeen in de moderne wereld niet zozeer, omdat de mens leeft in een kunstmatig milieu en een zekere standaardtemperatuur rond zich schept, die – mits de temperatuur niet te zeer wordt opgevoerd – voor het redelijk denken bevorderlijk is. Wat men zich echter niet realiseert is dit: Vooral in een jaargetijde als het huidige zal de mens onderworpen zijn aan voortdurende temperatuurswisselingen. Deze wisselingen hebben niet alleen op het lichaam, maar ook op het denken invloed. Het maakt een groot verschil uit of u over een probleem denkt in een warme kamer of buiten. Nog groter wordt het verschil, wanneer u bezig bent met een rationalisatie dan wel met een overweging en u gaat gedurende deze periode van uit de warmte in de koude of omgekeerd. Wanneer u dan het geheel hernieuwd, met uitschakeling van alle overdenkingen, zou nagaan, dan zou u tot de conclusie moeten komen, dat er ergens plotseling een knik in zit, een vreemde buiging.
Ik noem deze punten om u duidelijk te maken, dat ook het z.g. redelijk denken onderworpen is aan een grote reeks mede bepalende factoren, zodat datgene wat vandaag redelijk is, het morgen niet is. Wij noemen over het algemeen dit een toevalswaarde, want het was toch zeker niet van tevoren te zeggen, dat u bij het overdenken van punt A. plotseling een temperatuurswisseling zou ondergaan, terwijl de overdenking van punt B. juist in een daarvoor gunstige omgeving plaatsvond.
U moet echter goed begrijpen, dat die schijnbare toevalligheden de hele wereld tegelijk betreffen en niet alleen u. En deze schijnbare toevalligheden blijven altijd gezamenlijk binnen een evenwicht. Dat evenwicht over de gehele wereld zal bv. kunnen worden berekend in verband met de mensheid; wat de wereld zelf betreft t.o.v. de reeksen van zonnestelsels, die rond het eigen zonnestelsel bestaan. Dit evenwicht kan nooit teloor gaan, ook niet bij u. Slechts wanneer u eenzijdig reageert door het toeval te beschouwen als een belediging van uw persoonlijkheid of als iets waarvan u eigenlijk geen gebruik mag maken of waarop u niet mag rekenen, dan zult u onevenwichtig worden. Het toeval, door u redelijk tenminste als zodanig gezien en vastgesteld, is voor u onderbewust vaak een zekerheid geweest, lang voordat het zich manifesteerde. U bent in staat vele van de z.g. toevalligheden van te voren aan te voelen en deze als onderbewuste waarden mede te calculeren. Gebruikmaken van deze mogelijkheid in uw denken geeft u het voordeel, dat u niet verbaasd kunt worden en dat u niet kunt worden afgeleid. Dat u in staat bent een doel door te voeren ongeacht de z.g. toevalligheden. Dat u gebruik zult maken van vele z.g. toevallige omstandigheden.
Zegt u nu niet, dat het voor een mens onmogelijk is om reeksen van gebeurtenissen vooruit te voelen of vooruit te kennen. In de eerste plaats zijn daar de feiten van de parapsychologie, die ons aanwijzen, dat inderdaad een fractioneel bewustzijn van toekomstige waarden mogelijk is.
In de tweede plaats vinden we de mogelijkheid van contact tussen mensen op andere dan stoffelijke wijze in ogenblikken van hoge emotie, waarbij dus telepathische beïnvloeding wederzijds inderdaad aangetoond is.
In de derde plaats kunnen we bewijzen dat lager georganiseerd dieren zowel als zoogdieren in staat zijn om van te voren vast te stellen, dat bepaalde gebeurtenissen plaatsvinden. Typisch is daarbij bv. het geval geweest van de explosie van de Mount Pele, waarbij grote gifgaswolken vrij kwamen. Hierbij vluchtten in de eerste plaats reeds enige dagen tevoren vele dieren weg; de enkele dieren die bleven, bevonden zich aan die zijde van de vulkaan, dus reeds voor de eigenlijke uitbarsting op die plaatsen, waar de gifwolken door windvallen niet optraden. Later heeft men dit begrepen, toen begreep men niet waarom het gebeurde. Maar deze toestanden speelden zich af van twee weken tot een dag voor de bewuste explosie. Hier is dus m.i. wel aangetoond dat een zekere voorwetenschap bestaan kan; en dat de schijnbare toevalligheden, die bij deze explosie optraden, door het dier van tevoren gekend konden worden. De mens staat hoger dan het dier, de mens heeft dezelfde redelijke waarden als het dier en hogere. Ik zie niet in waarom de mens, juist bij de vele z.g. toevalligheden die hem omringen, niet de nadruk zou gaan leggen op deze mogelijkheden en omstandigheden. Ik begrijp niet, waarom de mens geen gebruik maakt van deze capaciteiten.
Er zijn cyclische verschijnselen, die wij misschien niet helemaal kunnen vaststellen, maar wij kunnen zeker rekenen met de eigen opgaande en neergaande energielijn. Zelfs wanneer wij deze in het patroon van een ongeveer 28-daags schema kunnen onderbrengen – en dit gaat wanneer u dit enige maanden noteert zeer gemakkelijk – dan zullen wij alleen reeds in ons weten omtrent de energie, waarover we op bepaalde dagen kunnen beschikken, aan de hand daarvan een planning kunnen maken voor onze daden, onze zaken, ons sociaal leven, die het ons mogelijk maakt met een zo groot mogelijk rendement te merken. Het feit dat wij dit doen, geeft ons een innerlijke zekerheid. Deze innerlijke zekerheid schept ons dan weer de verdere vermogens, die noodzakelijk zijn om in de eerste plaats sneller, redelijker te denken, verder met meer overtuiging en wetenschap te handelen en daarnaast met een steeds groter inhoud van denken grotere delen van het onderbewustzijn tot het bewuste over te brengen. Hoe zekerder wij zijn van onze handelingen, onze daden en onze mogelijkheden, hoe minder wij vrezen voor de toekomst. Hoe meer wij beseffen wat ons geleid heeft in het verleden, hoe gemakkelijker het ons zal vallen een groot deel van het onderbewustzijn bij het bewuste denken te voegen en hoe eenvoudiger het ons ook zal worden om meester te zijn over onszelf.
In de psychologie moet verder worden gerekend met de volgende waarden: In de eerste plaats met angsten, die nu onzinnig zijn, maar die bewaard volgens de schrikwaarden van het verleden in het onderbewustzijn, een rem vormen tegen elke rede in. Het is vaak onmogelijk om deze onmiddellijk aan de oppervlakte te brengen. Wel is zeker, dat wanneer wij angsten of tegenzin hebben en wij gaan daartegen in op het ogenblik dat wij ons daar sterk gevoelen (bij voorkeur in een top van energie), wij dan in staat zullen zijn ongeveer door een herleving van een gelijke prikkel, zonder erkenning van het onderbewuste probleem, dit toch reeds uit te wissen. Wij zullen verder in staat zijn door ons voortdurend te bepalen bij de redelijke overweging – echter van het totaal van de in ons levende waarden – te komen tot een voor onszelf verantwoord handelen. Dit betekent dat schuldgevoelens enz. kunnen worden uitgebannen. Schuldgevoelens omtrent het verleden, in het onderbewustzijn begraven, kunnen heel vaak vernietigd worden, indien wij in het heden overlegd blijven handelen en bij dit overleg de nadruk leggen op onze intenties.
Het is verder zeer belangrijk dat men leert elke eenzijdigheid van denken te vermijden. Op het ogenblik dat wij met een steeds gelijke dooddoener beginnen of met een stopwoordje, geven wij hier al blijk van een manisch verschijnsel. Wij gaan dan in de eenzijdigheid ons steeds meer bewegen op één terrein. Dit ene terrein betekent een uitschakeling van een groot deel van het bewuste denken en daarnaast een sterk stimuleren van bepaalde onderbewuste impulsen. Hiermede wordt de redelijkheid van de mens aanmerkelijk beperkt en zijn belevingsmogelijkheid verkleind. Indien wij echter in staat zijn elke gewoontevorming te breken en daarnaast in staat zijn om ook in ons denken een regelmatig in dezelfde zin of richting zich bewegen van onze gedachten te voorkomen door bewust geschapen afleiding, zullen wij op den duur zover meester kunnen zijn over ons denken, dat manische verschijnselen niet optreden. Dit betekent ook dat panische verschijnselen (paniek verschijnselen in aanmerkelijke mate verminderen. Wij zijn dan nl. zozeer getraind om onze gedachten te richten op de logica, het voor ons redelijke, de voor ons belangrijke waarneming, dat wij in staat zijn om de impulsen van de massa en ook in ons opwellende schrikken of angsten door een redelijk beschouwen. aanmerkelijk te beperken. En bij deze beperking wordt het ons dan weer mogelijk richting te geven aan het denken en zo tot beheerste wezens te worden.
Bij deze beheersing echter moeten wij steeds rekenen, dat de z.g. toevalligheden die buiten ons optreden, in de eerste plaats het product zijn van cyclische verschijnselen; in de tweede plaats zich aan onze beheersing onttrekken; in de derde plaats door ons gemanipuleerd en gebruikt kunnen worden voor ons eigen doel en ons eigen nut. Slechts het gebruik maken van de z.g. toevalligheden, volgens het ons ingeschapen selectief proces, maakt het ons mogelijk in zekere mate vrij te staan in een wereld, waarin vele onvoorziene waarden ons voortdurend belagen. Het elimineren van het onvoorziene, door ons te houden aan de voor ons te voorziene waarden, maakt het ook mogelijk een groot gedeelte van de psychische problemen uit te schakelen, die op het ogenblik een groot gedeelte van de mensheid nog plagen.