14 juni 1985
Goede avond vrienden, wij zijn niet alwetend of onfeilbaar, u denkt natuurlijk zelf na. De vraag is waarover wij gaan spreken, daar ik geen specifiek onderwerp in gedachten heb. U kunt dus een bepaalde richting aangeven.
Snelheid en tijd.
Tijd is een relatief begrip: het wordt bepaald door reactiesnelheid, wat wil zeggen dat tijd alleen daar bestaat waar opeenvolgende ogenblikken van besef aanwezig zijn. Tijd is dus geen constante, geen concrete factor maar eerder een wel zeer subjectieve waarde, ook al plegen wij haar als een objectieve bepaling in de werkelijkheid te hanteren.
Denk je in dit verband aan snelheid, zo blijkt dat in gevallen van extreme snelheid deze invloed uitoefent op de reactie. Ook blijkt snelheid invloed te hebben op de door ons te meten massa, terwijl een grotere massa een hogere zwaartekracht betekent, die op zijn beurt weer invloed schijnt te hebben op de snelheid waarmee wij kunnen beseffen en reageren.
Sprekende in een vergelijking en uitgaande van de aardnorm zou men bv. kunnen stellen dat iemand die zou leven op Jupiter een veel trager metabolisme zou hebben — indien zijn organisme de daar heersende druk althans zou kunnen uithouden.
Alle andere invloeden van zwaartekracht even buiten beschouwing latende betekent dit dan dat u ongeveer 15 minuten nodig zult hebben voor waarneming, ervaring, reactie en daadstelling die op aarde binnen een enkele minuut plegen plaats te vinden. Ook uw denkprocessen zijn dan dus veel trager dan op aarde.
Wanneer je daarentegen de ruimte in zou gaan, ligt het anders. Het is voor de mensen wel nog niet zover, maar laat ons aannemen dat er een ruimteschip bestaat dat de kosmos in kan reizen. Een mens bevindt zich op dit sterrenschip dat de lichtsnelheid begint te benaderen. Laat ons zeggen dat men die benadering door kan voeren tot rond 90 % van de lichtsnelheid. Het is wel mogelijk deze barrière te doorbreken, maar dan komen wij in andere dimensionale verhoudingen terecht en dit zou ons te ver gaan voeren en voor u ook te ingewikkeld worden.
Nu betekent toename van snelheid gelijktijdig dat de massa, zoals mensen die meten, toeneemt. Massa wordt nl. niet alleen bepaald in dit verband door de hoeveelheid materie zonder meer, maar door het product van hoeveelheid materie en snelheid, beweging. Op aarde zal men dit enigszins benaderen wanneer er sprake is van hoge versnelling: men voelt de eigen massa meer indringend en bemerkt gelijktijdig een moeizamer functioneren van organen en spieren.
Wanneer u dus uitgaat’ van de zwaartekracht van de aarde, zo wordt deze in feite niet alleen bepaald door haar massa, maar spelen ook factoren als beweging in ruimte een rol. D.w.z. dat de eigen omloopsnelheid rond de zon hierbij een rol speelt, maar ook de versnelling van het gehele zonnestelsel, dat zich in een parabolische baan beweegt binnen deze arm van het melkwegstelsel.
In ons sterrenschip dat de lichtsnelheid benadert, is dus de zwaartekracht vanuit een aards standpunt dus veel groter dan normaal. Overigens is dit een vereenvoudiging van de feitelijke condities aldaar. Maar wel vertraagt hierdoor bij eenieder die in dit sterrenschip aanwezig is, het reactie- en waarnemingsvermogen. Ook het menselijke metabolisme zal onder die omstandigheden veel trager dan normaal reageren.
Zo groot wordt bij 90 % van de lichtsnelheid de massa van het ruimteschip dat, terwijl degenen die daar leven, menen dat slechts een jaar verlopen is, er op de planeet waarvan zij kwamen wel 50 of meer jaren verlopen zijn. Dit vormt overigens een van de grootste problemen waarmee men bij ruimtevaart net onder de lichtsnelheid zal worden geconfronteerd.
Beweging in ruimte heeft nog andere kwaliteiten: de ruimte is gevuld met krachtvelden en krachtlijnen. Sommige zijn vanuit uw standpunt onmeetbaar zwak, andere daarentegen soms zo sterk dat u een snijpunt van een dergelijke lijn met enige andere krachtlijn zult aanduiden als ‘magnetische storm’. Wanneer een massa dergelijke krachtlijnen kruist, loopt hierdoor zwaartekracht in feite op. Hoe meer krachtlijnen men per eenheid van beweging of tijd kruist, hoe hoger de lading zal worden van de massa en dus ook een van tijd en tijdservaren daarop en daarin. Nogmaals, zo eenvoudig mogelijk gezegd en daartoe even de tijd als objectieve maatstaf beschouwende: hoe meer krachtlijnen per eenheid door de massa worden doorsneden, hoe hoger die massa zal schijnen en hoe trager in die massa het verloop van de tijd zal zijn.
Ik hoop dat u mij kunt volgen? Ik probeer in ieder geval zo eenvoudig mogelijk te zijn zonder de werkelijkheid te veel geweld aan te doen.
Een eigenaardigheid die ik niet buiten beschouwing mag laten, is het feit dat u geestelijk, en niet mentaal dus, aan dergelijke veranderingen van leven en waarnemen niet onderworpen bent. Ook hiervoor kunnen wij wijzen op een op aarde bestaande analogie. Een mens die droomt, kan onder omstandigheden binnen één minuut een reeks belevingen dromen die in de werkelijkheid van het alledaagse leven misschien meer dan 24 uren zou vergen. Overigens iets wat een uitzondering blijft, want de meeste dromen lopen ongeveer parallel met de normale tijdsbeleving. Wat er op neer pleegt te komen dat de tijd van de droom ongeveer gelijk komt aan het verlopen van de tijd buiten de dromer/droomster. Daarnaast kent eenieder wel voorbeelden van de wijze waarop een subjectieve toestand het tijd ervaren schijnt aan te tasten.
De belangrijkste factor hierbij blijkt concentratie te zijn, hetzij op het een hetzij op het andere. Wanneer u bv. op een kantoor zit en precies klokslag 5 uur weg wilt gaan en geen minuut eerder durft vertrekken, begint u al heel voorzichtig in te pakken wanneer de klok op 5 minuten voor 5 staat. Maar wanneer u daarnaar kijkt, lijkt het wel of de klok stil is blijven staan. Voor u lijkt het wel 20 minuten te duren voor die 5 minuten zijn verlopen.
Ook het omgekeerde blijkt voor te komen. Laat mij u even met een jeugdherinnering confronteren. Je brengt je meisje naar huis of je jongen. Je neemt afscheid met een innige omhelzing. Voor je eigen gevoel sta je er nog geen minuut als opeens de deur opengaat en een stem je toeroept: jullie staan nu al een half uur daar buiten. Komen jullie nu nog binnen?
M.a.w. het tijd ervaren wordt niet alleen bepaald door bv. massa en snelheid, maar wel degelijk ook door mentale en emotionele factoren, wat ons voor grote moeilijkheden kan plaatsen. Want je kunt de tijd nu wel als een absolute waarde hanteren omdat je haar als een vaste norm aanneemt, maar daarom is zij dit nog niet.
Men zegt van bepaalde mensen wel eens dat zij nogal traag zijn. Maar misschien hebben die mensen een ander tijdsconcept dan de doorsnee. Daardoor lijkt het u of zij maar heel langzaam werken, terwijl zij voor hun eigen gevoel voortdurend en in een flink tempo bezig zijn. Wat zeker moeilijkheden kan veroorzaken wanneer wij een objectief bepalen van tijd willen bereiken dat overal gelijkelijk geldig moet zijn.
Laat ons nogmaals terugkeren naar ons ruimteschip. Stel dat u in dit ruimteschip leeft. Het schip komt terecht in een stofwolk. Die zijn er nogal eens in de schijnbaar lege kosmos. De dichtheid van dergelijke wolken kan uiteenlopen van 100 moleculen per km³ tot misschien 20 om effect te hebben. Hierdoor ontstaat nl. wrijving. Dit betekent enerzijds een aantasting van de snelheidsconstante waarmee het ruimteschip zich beweegt, anderzijds echter is de oplading daarvan iets groter dan normaal. Deze beide zaken samen houden in dat je reactietijd in verhouding iets hoger wordt en niet, zoals velen zouden denken, lager. Je hebt dus iets meer tijd nodig om bewegingen uit te voeren of iets te concipiëren.
Ook het omgekeerde zou voor kunnen komen. Er zijn delen van de kosmos waarin slechts zeer weinig, en soms intergalactisch, geen straling aanwezig is. Op dat ogenblik echter vallen zoveel uiterlijke invloeden weg dat u, bepaald door de snelheid van beweging en uw normale tijdsbesef, terugkeert tot een nieuwe norm. Voor u is de verhouding snelheid – tijd gelijk aan datgene wat na een enorme versnelling eerst bereikt zou kunnen worden.
In geen van deze gevallen leeft u in een tempo dat voor uw planeet normaal is, maar beleeft u een geheel eigen versie van de tijd. Waarvan u overigens niets zult bemerken. Waar een groot aantal mensen een gelijk of vergelijkbaar tijdsverloop kennen, zal immers voor hen geen mogelijkheid bestaan om bv. door vergelijking variaties in tijdsbesef te constateren. Een constateerbaarheid zal eerst optreden wanneer het niet allen en bij voorkeur slechts enkelen van hen treft.
Indien u mij tot zover hebt kunnen volgen, kan ik mij zeer wel indenken dat u zich nu afvraagt wat u wel aan al deze gegevens en denkbeelden hebt. In zekere zin is het ook voor u zinrijk. U hebt ons wel eens horen zeggen dat bij ons de tijd anders is dan bij u. Daarop berust o.m. de rubriek ‘het schone woord’. Er zijn entiteiten die een gedicht maken in wat u slechts een kort ogenblik schijnt. Voor henzelf, daar zij hiervoor hun geestelijk tijdsbesef gebruiken, hebben zij enkele uren de tijd om hun rijmelarij in elkaar te zetten.
U kunt hieraan misschien ook iets hebben wanneer u beseft dat als geest de tijd voor u bepaald wordt door het vermogen opeenvolgende indrukken of signalen te verwerken. Alles wat in uzelf bestaat, is dan ogenblikkelijk toegankelijk.
Elke activiteit die met uzelf te maken heeft en met uw denkprocessen, verloopt vanuit een stoffelijk standpunt bezien bliksemsnel. Ook dus wanneer er in de buitenwereld wel enig tijdsverloop bestaat en tussen u en een aantal anderen een soort norm van tijdverloop kan ontstaan. Dit laatste berust dan niet op de innerlijke processen van entiteiten, maar op de uitwisseling van signalen en hun vermogen die sign1a1en te verwerken.
Wat u mogelijk iets duidelijker doet beseffen hoe een geestelijke wereld zo sterk kan afwijken van een stoffelijke. Wanneer een van ons u vertelt dat u als geest leeft in een wereld van gedachten waarbij uw denkbeelden uw wereld uitmaken, denken mensen aan een soort fantasieland. Mag ik informeren of u op aarde in feite ook niet op een dergelijke wijze pleegt te leven?
Uw milieu is niet datgene wat u als zodanig ervaart. De basiswaarden die dit milieu bepalen, worden immers door u geïnterpreteerd en betiteld als goed, slecht of gevaarlijk, mooi, niet mooi enz. enz. Maar steeds weer blijkt dat, zodra je je eigen visie op de wereld weet te wijzigen, ook de normen waarmee je te maken hebt, zelfs die in het milieu, eveneens veranderen. Processen die voor u eens moeilijk waren, blijken dan opeens vanzelfsprekend en gemakkelijk te worden. Dingen die mooi leken, verliezen voor u mogelijk iets van hun schoonheid en dingen die je eens lelijk noemde, bezitten opeens, voor uw ogen toch, een zekere schoonheid.
In onze geestelijke wereld is de basis van ons ervaren nog veel minder concreet dan bij u. Wat wij feitelijk beleven, is een vanuit uw standpunt bezien vormloze wereld. Maar wij beleven evenmin als u alleen de feiten, doch onze interpretatie daarvan. Zodra onze interpretatie voldoende overeenkomst vertoont met die van vele anderen, ontstaat er zelfs voor ons een wereldbeeld waarover wij kunnen ‘praten’. Na enige tijd zijn die interpretaties dan zo algemeen verankerd dat je kunt gaan spreken over een vastliggend wereldbeeld. Die wereld is er nog steeds niet werkelijk, maar door het delen van denkbeelden en interpretaties, wordt het voor ons tot een wereld die ook concreet kan worden beleefd.
Een feit dat overigens ook op aarde nogal eens wat moeilijkheden veroorzaakt omdat mensen niet schijnen te willen inzien dat iemand die langere tijd met gelijkgezinden in een bepaald wereldbeeld leeft op de duur zijn waardering en interpretaties hanteert als een algemeen geldende norm. Zoals men niet kan beseffen dat mensen die andere normen hebben aanvaard, ook redelijk en verantwoord voor zich vanuit die normen en interpretaties zullen gaan leven.
Zo het leven van de mensen in het ruimteschip voor de planeetbewoners een grote traagheid bezit, zo is het leven en beleven in het ruimteschip voor de bewoners daarvan heel normaal en zal het snelle verloop van tijd op hun planeet van oorsprong voor hen een theorie blijven tot zij, met een grote schok, bij landing in de thuishaven met de ‘werkelijkheid’ worden geconfronteerd.
Maar het zou ook anders kunnen gaan: stel dat ons schip een generatieschip is — dus een schip dat steeds onder de lichtsnelheid blijft. Een gemengde bemanning en het nageslacht daarvan is dan noodzakelijk om het mogelijk te maken dat het schip uiteindelijk nog bemand zijn bestemming kan bereiken.
De eerste generatie zal de wereld van het schip alleen beleven aan de hand van de normen van de wereld die zij hebben verlaten. De tweede generatie beschouwt de verhalen over die wereld echter reeds meer als een dierbare overlevering en ontleent daaraan mogelijk nog bepaalde vooroordelen. Verge1ijk met de wijze waarop de generatie van heden zich bezig pleegt te houden met het gebeuren van een tweede wereldoorlog, die men wel meent te kunnen beoordelen, maar die men niet meer zelf heeft meegemaakt, zodat de denkbeelden grotendeels ontleend zijn aan al dan niet ware verhalen van degenen die toen leefden.
Ook in het schip speelt dit dan. Men leeft met voorstellingen en overleveringen, die het eigen leven echter niet meer werkelijk kunnen beïnvloeden. De derde generatie kent geen andere wereld meer dan het schip. De denkbeelden van de eerste generatie zijn voor hen dermate onwerkelijk dat zij daaraan geen normen meer ontlenen. Wat voor de eerste generatie in feite onbelangrijk was of zelfs een ergerlijke beperking, krijgt voor de derde generatie een geheel eigen betekenis en belangrijkheid.
Hun gehele denken, leven, emotie, ervaren, is aangepast aan de mogelijkheden van het ruimteschip. Zou je die derde generatie dan weer op een planeet willen laten landen en leven, dan is het voor mij een grote vraag of zij dit zouden kunnen volhouden. Velen zouden na enkele uren psychisch niet meer normaal kunnen reageren, omdat enerzijds alle gewende waarden ontbreken en men gelijktijdig wordt geconfronteerd met feiten, mogelijkheden, belevingen die uitermate verwarrend zijn. In het gunstigste geval zijn de leden van die derde generatie voortdurend doodongelukkig. Want een mens is alleen gelukkig wanneer hij zich steeds weer aan het bekende kan refereren.
Ik kom kennelijk niet aan het onderwerp van onze vriend in zuivere vorm toe, omdat ik er zorg voor moet dragen dat ook anderen geïnteresseerd blijven, iets kunnen begrijpen en volgen. Het enige alternatief zou het opbouwen zijn van theorieën die niet toetsbaar zijn. Iets wat overigens op aarde heel vaak gebeurt. Het menselijk wereldbeeld berust gemeenlijk op rond 2/3 theorie die niet te bewijzen is. Vandaar dat zoveel mensen menen zekere zaken met absolute zekerheid te weten en in hun daden toch gelijktijdig voortdurend strijdig met die zekerheden handelen.
Wanneer je je realiseert dat tijd geen objectieve maar een subjectieve factor is, zul je toch blijven handelen of de tijd een voor ieder gelijkelijk geldende constante zou zijn. Maar alleen door dit subjectieve van tijd te beseffen, kun je toch al tot enig begrip komen voor termen als gelijktijdigheid en eeuwigheid en beseffen dat die niet zonder meer onzin behoeven te zijn. Overigens, wanneer je een mens over eeuwigheid spreekt, dan denkt deze onmiddellijk aan tijd zonder einde. In feite is het eerder een wegvallen van het tijdservaren. Alles bestaat dan voor jou a.h.w. gelijktijdig, maar je kunt meestal slechts een beperkt deel van dit alles registreren en in jezelf beseffen.
Hier is sprake van een verschuiving van persoonlijk ervaren, waaraan het ik zich ook in zijn bestaan confirmeert. Ook in de ruimte zal dit m.i. moeten gelden zodat ik meen te mogen stellen dat bij een verandering van omstandigheden of besefscondities de persoonlijkheid niet slechts invloed zal hebben op het tijdsbesef, maar bovendien ook veranderingen in de werkelijkheidsvoorstelling zal veroorzaken.
Laat mij weer een voorbeeld geven: U weet wat een zwart gat is? Het is in feite een stuk materie dat een massa bezit bij een zo kleine omvang, dat het omringende veld hierdoor zo sterk wordt dat het lichtpartikels invangt. Zij kunnen het gat ingaan, maar komen er niet meer uit. Een zwart gat zou je een soort vliegenpapier voor lichtdeeltjes en materie kunnen noemen.
Neem eens aan dat een dergelijke massa met een massa die veelal meerdere malen die van uw zon bedraagt en een in verhouding zeer kleine omvang als bv. die van een hete luchtballon, door mensen benaderd zou kunnen worden en dat zij in dit veld gevangen zouden worden. Hun tijdsbesef, reactiemogelijkheid en metabolisme wordt door die aantrekkingskracht dan bepaald. Zelfs indien zij in staat zouden zijn hun lichamen tegen de invloeden van deze massa te beschermen, zouden zij in ieder geval een enorme vertraging van tijd doormaken.
Laat ons eens aannemen dat men ongeveer tien eeuwen na dit gebeuren een methode heeft ontdekt waardoor men de aantrekkingskracht van het zwarte gat kan overwinnen en voor onderzoek met een schip dit zwarte gat zou binnen gaan. Men ziet het eerste schip en besluit de mensen daarin te redden door het gehele schip uit het gevaarlijke veld te slepen. Daarna betreedt men het antieke vehikel en na enige beleefdheden stelt men dat het toch maar een wonder is dat de bemanning daarvan nu nog leeft. Waarop die reageren met een: “Hoezo dan? Wij zijn er toch maar vijf minuten werkelijk diep in geweest?”
Wat een simpel voorbeeld is, vol onmogelijkheden. Maar het maakt u misschien toch duidelijk dat het tijdservaren wordt bepaald door veranderingen in de omgeving plus eigen vermogen tot reageren. Hoe trager u kunt reageren, hoe minder er rond u kan veranderen, hoe ‘langzamer’ uw tijd loopt.
Niet alleen massa, maar zelfs zwaartekrachtvelden en magnetische velden, die deels weer afgeleid zijn hiervan, beïnvloeden het ervaren. Dan kunnen varianten in velden verschuivingen in tijd veroorzaken. Mogelijk kan ik het zo duidelijk maken: de waarden die hier optreden om 9 uur in de avond, zouden wel eens geheel gelijk kunnen zijn aan de waarden die op een andere plaats 8 uur vroeger – of later – optreden. Dan kan gezegd worden dat vanuit geestelijk standpunt beide plaatsen identiek zijn en gelijk, gelijktijdig ook. Stoffelijk geldt dit niet.
Stoffelijk kun je die gelijkheid alleen waarmaken wanneer je de lichtsnelheid zou overschrijden. Dan wissel je a.h.w. de ene plaats voor de andere en gelijktijdig zul je het tijdsverschil tussen beide toestanden kunnen constateren. Geestelijk is dit echter niet noodzakelijk. Een helderziende zou bv. geestelijk op die andere plaats waar kunnen nemen. Maar bij die waarneming wordt hij in de realisatie daarvan meegesleept door zijn eigen – lichamelijke – tijdsconcept. Men meent dus gelijktijdig waar te nemen, terwijl men in feite de toestand 8 uur vroeger of later op die andere plaats zal waarnemen.
En dat is dan een veel voorkomend verschijnsel, maar de door ons zo-even gestelde tijdsverschuiving is daarbij maar aan de kleine kant. Wanneer wij bv. uitgaan van Den Haag en waarnemen in New York, zo zou de tijdsverschuiving, uitgaande van tijd-ruimtelijke identiteit, wel eens ongeveer 30 dagen kunnen bedragen. Of, om het eens anders te zeggen: wanneer u uittreedt en zo helderziend in New York waarneemt, is het u mogelijk bv. een verkeersongeluk waar te nemen, dat eerst over ongeveer 30 dagen daar zal gebeuren of reeds ongeveer 30 dagen geleden daar plaatsvond.
Of je zou een lichtreclame kunnen zien die nog moet worden aangebracht, de begrafenis kunnen bijwonen van iemand die nog van niets weet, of het omgekeerde: vooruit en achteruit in de tijd wordt voornamelijk bepaald door identiteit van plaatsen of ten minste een benadering daarvan en is bij uitgetreden waarnemen dus niet een deel van uw gave of het gevolg van uw willen, uw instelling. Ik besef dat dit u krankzinnig in de oren zal klinken, maar het is desalniettemin waar.
Er zijn bv. enige eigenaardige verschijnselen geconstateerd bij mensen die naar de maan zijn gegaan en bepaalde psychische afwijkingen tijdens ruimtevluchten kunnen alleen binnen de perken worden gehouden door regelmatige en frequente contacten met een basis op aarde. Hierdoor is het mogelijk de tijdsoriëntatie van de ruimtevaarders aardnormaal te houden.
Opvallend is overigens dat dergelijke verschijnselen van tijd-asynchroniciteit bij de eerste ruimtevaarders veel intenser voorkwamen dan bij latere vluchten. Ik meen dat hierbij een psychologische factor mede bepalend was: De eerste ruimtevaarders wisten niet of zij ooit terug zouden komen, zouden overleven. Daardoor was voor hen de drang kleiner om ondanks andere gevoelens en belevingen het aardse tijdsschema te blijven aanvaarden als het enig juiste. Zij pasten zich dus in veel grotere mate aan aan de tijdsbeleving zoals zij die in de ruimte vonden en pasten ook hun reactiemogelijkheden en tijd hieraan aan.
Bij latere vluchten was men ervan overtuigd dat de kans op een behouden terugkeer heel groot was en hield men zich tussen alle andere bezigheden in gedachten reeds op bij de glorieuze ontvangst op aarde en de gevolgen voor de carrière van een geslaagde ruimtevlucht.
Toch zijn verschillen in reactiesnelheid e.d. op het ogenblik meer dan afdoende wetenschappelijk vastgelegd. Vooral bij de eerste ruimtevaarders, degenen die geheel in het ruimtegebeuren opgingen en niet aan een terugkeer dachten, ontstond een soort psychische desoriëntatie. Bij sommigen kwam dit tot uiting in een soort ‘verstrooidheid’. Bij de meesten echter resulteerde dit in een neiging onder stress feitelijk te snel te reageren. Ik mag erop wijzen dat deze neiging tot een te snel reageren en eigen reactietijd verkeerd inschatten vooral onder de vroege ruimtevaarders nogal wat slachtoffers heeft geëist. In Rusland bv. kwamen zo onnodig twee van hen om bij vliegtuigongelukken — zij waren tevens piloot. In de USA constateren wij 1 vliegtuigongeluk door verkeerd reageren en een drietal fatale auto-ongelukken.
In al deze gevallen was geen technische maar een menselijke fout, ook volgens de deskundigen, de werkelijke oorzaak van het ongeval. Maar tot nu toe heeft niemand openlijk een verband durven leggen tussen deze menselijke fouten, omschreven als een in paniek reageren, wat voor dergelijke mannen nogal onwaarschijnlijk is, en een mogelijkheid dat de afwijkende reactietijden die ook tijdens de reis naar de maan werden geconstateerd, in deze gevallen het ongeval zouden hebben kunnen veroorzaken en voor de ‘onberaden reacties’ een volledige verklaring zouden vormen. In vrije val zijn niet slechts tijdsbesef maar ook de bewegingsmogelijkheden anders dan op aarde. Mensen die onbewust daarop teruggrijpen, moeten hun mogelijkheden en eigen reacties op aarde wel verkeerd inschatten.
Hopelijk wordt u duidelijk dat onbewuste en mentale processen hier een grote rol spelen. Maar tevens hebt u nu hopelijk begrepen dat iemand die zich van de aarde verwijdert, niet alleen in een ander milieu terechtkomt, maar ook een verschuiving van tijdsbesef doormaakt – zelfs al gaat men niet verder dan tot de invloedssfeer van maandominantie.
Dit alles kan belangrijk zijn om aan te tonen dat er een persoonlijke tijd bestaat, die niet slechts door meer concrete factoren wordt bepaald. Het tijdsbesef van de mens wordt daarentegen wel beïnvloed maar niet geheel bepaald door concrete veranderingen.
Gezien de genoemde gegevens zal echter een verandering van het tijdsbesef door concrete omstandigheden en veranderingen nog voortduren nadat de concrete aanleiding daartoe niet meer aanwezig is. De emotionele en mentale beïnvloedingen die men ondergaat of onderging, blijken in tenminste even grote mate bepalend voor afwijkingen in tijdsbesef en zelfs reactietijd als de algemeen constateerbare invloeden.
Het is de moeite waard daar eens verder over na te denken: uw belevingswereld is in feite een relativiteitswereld. Iets wat een mens natuurlijk niet zo graag waar wil weten, want hij heeft veel meer aan een z.g. ‘objectieve wereld’, waarin alles zijn juiste plaats heeft en alles berekenbaar is en blijft.
Zolang u in die objectieve wereld intens gelooft, maakt u deze dingen ook wel grotendeels waar. Maar de werkelijkheid achter uw zelfgeschapen wereldbeeld is toch wel enigszins anders en maakt duidelijk dat er maar zeer weinig waarden zijn die voor een mens altijd als objectief constateerbare feiten zullen blijven bestaan. Het grootste deel van je leven wordt bepaald door veranderende denkbeelden, invloeden en beïnvloedingen van buitenaf, die men soms zelfs niet geheel kan beseffen of merendeels pleegt te verwaarlozen.
Realiseer u eens wat veranderingen in het leefmilieu met zich kunnen brengen. Weet u dat de hedendaagse grote-stadsbewoner op bepaalde punten een reactievermogen heeft ontwikkeld dat ongeveer 15 keer zo groot is dan dit was bij de plattelandsbewoners tijdens de dertiger jaren? U gelooft dit mogelijk niet omdat u over het hoofd ziet dat een groot deel herkenningen, berekeningen en schattingen onbewust geschieden. Maar het resultaat daarvan, uitgedrukt in het vermogen tot juist reageren op complexe omstandigheden, is wel degelijk zozeer toegenomen.
Gaat men mediteren, dan zal men op de duur een toestand kunnen bereiken waarbij alle z.g. objectieve waarden, zoals je die in uw wereld pleegt te hanteren, voor u tijdelijk wegvallen. Er zal ook dan nog wel een objectieve werkelijkheid voor u blijven bestaan, maar in het beleven en interpreteren daarvan is het ik geheel aangewezen op zichzelf.
Hierdoor leeft de mens op dit ogenblik geheel vanuit zijn eigen maatstaven waarbij weten en voelen samenvloeien. Het ik kan dan tijdens die toestand alles wat niet werkelijk en blijvend op aarde bestaat, veranderen. Voor zichzelf dan. Je eigen voorstelling van de werkelijkheid is bepalend voor de mogelijkheden die je daarin kunt vinden. Dan is het geen mirakel meer wanneer je water in wijn kunt veranderen. Het wonder ligt eerder in het feit dat je de werkelijkheidsbeleving van anderen in die zin kunt beïnvloeden. Toch blijft het volgens de normen van het algemeen geldende wereldbeeld ook nu nog een wonder. Er zijn in uw dagen wel steeds meer mensen die water bij de wijn doen, maar dat is dan juist weer geen wonder.
Wanneer de innerlijke wereld voor u sterker wordt dan de uiterlijke, is het voor u ook geen wonder meer wanneer je stenen in brood verandert of een medemens van een ongeneeslijke kwaal geneest. Wanneer de voorstelling maar met de ander gedeeld kan worden, zal voor beiden het gestelde opeens een feit zijn.
De moeilijkheid bij dit alles is wel dat de mens steeds denkt in termen van procedures. Hij meent dat een opeenvolging van feiten, handelingen enz. noodzakelijk zijn om een bepaald resultaat te kunnen bereiken en beseft niet dat hij daarmee zichzelf een volledig bereiken in feite onmogelijk maakt.
Maar wanneer u dan al mediteert, zo behoeft dit niet een eindeloze periode te omvatten voor uw eigen besef. Er zijn mensen die, wanneer zij een rustige plek kunnen vinden, even in meditatie verzinken en dit, volgens de ervaringen van anderen, dan wel enige dagen lang volhouden. Maar wanneer zij weer tot de meer algemeen aanvaarde werkelijkheid terugkeren, weten zijn gemeenlijk zelf niet, of zij nu 5 minuten of 5 dagen in hun persoonlijke werkelijkheid hebben doorgebracht.
Maar men kan onder andere omstandigheden binnen 10 minuten, waar de concentratietijd is bij gerekend, ook een innerlijke verdieping bereiken die voor u een eeuwigheid schijnt te omvatten ofschoon volgens de algemene normen u ten hoogste enkele minuten geheel afwezig was. Je kunt dan toch de krachten van die eeuwigheid in uzelf ervaren.
Wij zijn in het diepste van ons wezen niet tijdgebonden. Alleen in uiterlijkheden bestaan de banden van de tijd voor ons. Wij zijn innerlijk ook niet gebonden aan de z.g. objectieve waarden en normen van onze wereld, maar alleen aan de wezenlijke en voor alle leven geldende objectieve waarden en wetten.
Hierdoor beschikken wij in feite over een veel grotere vrijheid van handelen en denken dan algemeen kan worden beseft. Hierdoor beschikken wij over mogelijkheden en krachten, die in de wereld van de mensen niet voorstelbaar zijn en het menselijk onmogelijke voor ons toch mogelijk maken. Wij zijn in staat delen van onze innerlijke wereld te delen met anderen en maken daardoor dingen mogelijk die anderen miraculeus of — want het is moeilijk dergelijke dingen te aanvaarden — oplichting zullen noemen. Want zoals u misschien weet, is elk wonder een vorm van oplichterij voor degene die zelf een dergelijk wonder graag zou doen maar daartoe niet in staat is — of meent te zijn.
Wat ons dicht bij de kern van ons onderwerp brengt, ook al scheen ik daarvan even zeer ver af te wijken: Wij maken de tijd. Wij maken z.g. werkelijkheden. Een groot deel van alles wat wij verafschuwen en vrezen, hebben wij zelf opgebouwd door onze angsten en begeerten, onze onverschilligheid en vooral door onze neiging datgene wat anderen ons voorhouden zonder meer als waar aan te nemen.
Wat ook betekent dat een vrijkomen van deze stoffelijke normen alleen betekenis kan hebben, wanneer wij ook vrij kunnen komen van onze eigen vooropgezette meningen en vooroordelen. Dan eerst kunnen wij de objectieve werkelijkheid, zoals deze ons benadert, zonder meer als deel van ons eigen werkelijkheids- en tijdsbeleven gaan aanvaarden. Dan valt een groot deel van de tijd weg en is zij geen objectieve maatstaf meer die wij met vele anderen zonder voorbehoud kunnen delen. Maar dan zijn wij m.i. ook zeer dicht genaderd tot datgene wat wij zouden moeten zijn wanneer men voor waar wil aannemen wat geschreven staat: God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis.
Met excuses voor mijn poging het onderwerp aan te passen aan de interesse en behoeften van de aanwezigen, wil ik met deze zin afsluiten. Wanneer u nog vragen of commentaren hebt, kunt u deze nu kenbaar maken.
Vragen.
Volgens een bepaalde theorie zou een mens die langere tijd de ruimte ingaat met grote snelheid, wanneer hij opeens op zijn planeet terugkeert, jonger gebleven zijn en de mensen op aarde erg verouderd vinden.
Ik heb u in mijn verhandeling reeds gezegd dat naarmate de massa toeneemt, het metabolisme trager wordt, dus het geheel van de lichamelijke functies vertraagt. Dit impliceert, dat de lichamelijke veroudering de ervaren tijd volgt en niet de tijd van de planeet waarvan men stamt. Wanneer u dus onverhoopt eeuwen zou willen leven, zou u met een ruimteschip met grote versnelling en snelheid kunnen vertrekken. U zou dan in vergelijking met degenen die achterblijven wel veel langer leven, maar voor uzelf blijft de levensduur net als anders, omdat uw ervaren en niet dat van anderen uw levensduur voor u bepaalt.
Vraag is onverstaanbaar.
Theoretisch is dit mogelijk. Wanneer een ruimteschip de snelheid van het licht met ongeveer 3 % zou overtreffen, ontstaat een toestand waarbij de massa van het ruimteschip dermate verandert dat de gehele kosmos zich in feite binnen het ruimteschip schijnt te bevinden en elke plaats binnen die kosmos dus gelijkelijk en in gelijke tijd bereikbaar is. Maar het verschil en massa en snelheid betreffende is dan zodanig dat een feitelijke overgang van het ene punt naar het andere niet zonder meer mogelijk is. Alleen wanneer je een afremming inzet op het ogenblik dat een relatie tussen het doel en eigen richting bestaat, is het mogelijk om, nadat men teruggekeerd is tot ten minste 97 % van de lichtsnelheid, die andere plaats feitelijk te bereiken. Er bestaan voertuigen die een dergelijke transitiemethode hanteren. De reisduur wordt dan bepaald door versnellings- en afremmingstijd. Het feitelijke richten op een bestemming neemt veel minder tijd en is afhankelijk van een afremming die begint op het ogenblik dat de bestemming a.h.w. het middelpunt vormt van het ruimteschip.
Ik vereenvoudig nog ontstellend, want de werkelijkheid is nog veel ingewikkelder. Maar dit is in zeer simpele termen dus het wezen van een z.g. dimensiesprong. U zou het ook nog zo kunnen zeggen: wanneer snelheid en massa zodanig toenemen dat zij in feite oneindig schijnen te zijn, wordt een veld gegenereerd dat de kosmos doordringt en omvangt. Er moet nogal wat weerstand overwonnen worden voor dit veld het geheel kan doordringen. Is dit echter gebeurd, dan is men theoretisch op alle plaatsen gelijktijdig en valt bovendien elke belemmering voor een eventuele verdere verhoging of verlaging van snelheid boven de lichtsnelheidsgrens weg. De terugval brengt eveneens bepaalde moeilijkheden met zich. Vandaar de door mij genomen marge van ongeveer 6 % rond het eigenlijke getal van de lichtsnelheid. Nog verder gaan, zou te ingewikkeld worden.
U stelde dat de tijd op Jupiter trager was dan op aarde. Bedoelt u fysische tijd, tijdsgewaarwording of wat?
Voor mensen: zowel tijdsgewaarwording als fysische tijd. Fysische tijd verandert wel; scheikundige processen bv. verlopen iets anders maar daarvoor geldt de door mij gegeven verhouding niet, ook niet bij benadering, daar elk proces boven atomair vlak een eigen verandering ondergaat op grond van de omloopsnelheden van de kleinste delen en hun onderlinge veldrelatie. Overigens meen ik de fysische tijd als een theoretische tijd te mogen aanduiden zodra wij denken over het Al en niet alleen over uw wereld.
Men gebruikt deze tijd om een vergelijking mogelijk te maken tussen hetgeen er op aarde gebeurt en elders. Het is een kunstmatige maatstaf waardoor men onvergelijkbare waarden voor eigen begrip althans enigszins onder één noemer denkt te brengen. Te weinig is men er zich van bewust dat het hier gaat om een constructie t.a.v. het Al, zodat men wel termen kan vinden hierdoor om vergelijkingen te maken, maar dat een dergelijke vergelijking geen concrete betekenis heeft. Niet de feiten, maar menselijke mogelijkheden en standpunt bepalen deze maatstaf.
Ik heb begrepen dat u in uw wereld met elkander over bepaalde dingen kunt praten. Is dit een taal, een gevoelsuitwisseling?
Het is een uitwisseling van gedachten waarbij de denkbeelden, behalve in bepaalde lagere zomerlandsferen, geen woordvolgorde meer kennen maar meer gelijken op een levend beeldverhaal. Misschien wordt het zo duidelijker: wanneer wij ‘praten’, tonen wij elkander kleine filmpjes. Wij vergelijken onze filmpjes dan, constateren de daarin liggende verschillen. Deze verschillen projecteren wij dan weer naar elkaar toe en kennen daaraan dan een betekenis toe.
Staan er daarom tegenwoordig bij ons zoveel stripverhalen in de kranten?
Al zullen vele opvoedkundigen het niet met mij eens zijn, ik meen dat in vele opzichten een stripverhaal een stap voorwaarts betekent op het meer litteraire verhaal. Het z.g. litteraire verhaal is woordkunst en kan als zodanig grote betekenis hebben als kunst. Maar het stripverhaal is in feite vertellende beeldkunst. Wat betekent dat elke afbeelding, mits voldoende uitgewerkt en geabsorbeerd, in zich reeds een heel verhaal bevat dat bovendien een eigen interpretatie niet slechts toelaat, maar zelfs eist. Doordat je zelf interpreteert en niet voor een groot deel afhankelijk wordt van de interpretatie van een literator, bevat het beeldverhaal dus veel meer mogelijkheden, zo niet tot geheel vrij beleven dan toch wel tot een zeer persoonlijk vormgeven aan de inhoud.
Mij verbaast steeds weer dat men in alle kringen dergelijke beeldweergaven normaal en zelfs zeer aanvaardbaar vindt zodra het gaat om zaken als mathematica, statistieken e.d., structuren die zeer lange omschrijvingen zouden vergen, maar in een enkel beeld zeer duidelijk en bevattelijk kunnen worden uitgedrukt. Daar hoor ik geen bezwaren tegen maken, ofschoon vele van deze grafieken een soort geheimtaal bevatten waardoor niet eenieder in staat is deze juist te ‘lezen’ en dus te interpreteren.
Het beeldverhaal brengt ons voor eenieder zonder meer te begrijpen voorstellingen en is met algemeen gangbare symbolen beladen. Hierdoor komt het verhaal in de beschouwer tot leven en is niet alleen meer een vertaling uit het woordbeeld dat een ander hanteert — en vaak sterk afwijkend van de interpretatie bedoeld heeft. Ik ben dan ook van oordeel dat een werkelijk goed beeldverhaal niet alleen didactisch maar in alle opzichten een vooruitgang betekent t.a.v. het woordverhaal dat niet door mimiek, stembuigingen e.d. onderlijnd wordt.
Heeft dit te maken met een meer in beelden dan in woorden denken?
Realiseer u dat er kleine schilderijtjes uit het verleden bestaan, paneeltjes van ongeveer 16 bij 18 of iets groter, waarop een voorstelling staat die goed beschouwd een gehele roman bevatten of naast landschap of personen ook nog inlichtingen verschaffen over de gebruiken, gewoonten, kleding van die tijd en zelfs de welstand en het karakter van het afgebeelde duidelijk maken.
Dit in woorden omschrijven zou 80 of meer normale bladzijden druk of een kleine 200 bladzijden schrift vergen. Het zal u duidelijk zijn dat een enkel beeld dan veel meer gegevens in korte tijd en indien gewenst op een persoonlijke selectie, beleefbare gegevens kan overdragen dan men op andere wijze tot op heden tot stand kon brengen.
Indien dit voldoende is voor u, zal ik mijn bijdrage aan deze avond nu maar gaan beëindigen. Wij zijn begonnen over het wezen van de tijd en nu bespreken wij reeds literatuur. Voor je het weet zijn wij anders bezig met perversies daarvan zoals verkiezingsprogramma’s, politieke redevoeringen en andere reclameteksten. Om maar niet te spreken over apologieën, geloofsbewijzen e.d. En dat zou ons te ver voeren. Want al is de tijd dan feitelijk subjectief, volgens uw z.g. objectieve normen is er al meer dan voldoende tijd verlopen. Dit geldt niet zozeer voor mij als voor het lichaam dat in gebruik is en waaraan ik bepaalde reacties begin te bemerken. Ook voor meerderen onder u is het tijd tot stoppen — iets wat men dan bemerkt aan zijn zitvlak.
Sta mij daarom toe nu te eindigen. Mij was dit gesprek een genoegen. Ik vond het gestelde onderwerp erg leuk en hoop nu maar dat u dit in meerderheid met mij eens bent. In ieder geval dank voor uw aandacht en uw geduld.