13 maart 1975
Snelheid is beweging in ruimte. Beweging in ruimte op zichzelf is eigenlijk niet als beweging kenbaar: ze is alleen kenbaar in relatie tot iets anders. Snelheid is dus altijd verplaatsing van een voorwerp t.o.v. een ander voorwerp of van een kleinste deeltje t.o.v. een ander kleinste deeltje. Als we een van die deeltje nemen, bv. een foton dan is het zo klein in de ruimte dat we de snelheid daarvan niet zien. We meten dan wel de snelheid van het licht, maar we weten eigenlijk niet eens goed hoe het in elkaar zit. We weten alleen: er is een heel klein deeltje dat met een daverende snelheid door de ruimte heen gaat. Het begint voor ons eigenlijk pas actief te worden, als het zich in een tussenstof gaat bewegen of ergens tegen opbotst. Op dat ogenblik namelijk veroorzaakt het trilling. Deze trilling is weer waarneembaar, maar ook ervaarbaar. Als we nu kracht hebben en we kunnen die omzetten in trilling, dan zal het eindresultaat daarvan ook weer snelheid, beweging zijn. En omgekeerd natuurlijk: als er eenmaal trilling is, kunnen we die omzetten in kracht. Het is dus een reeks. Aangezien voor de mens kracht het meest interessante is, hebben we deze opbouw gekozen. Laten we proberen die opbouw eerst eens wat materiëler te volgen en daarna kijken wat dat geestelijk te betekenen heeft.
Wat is snelheid? Als iets stilstaat en al het andere beweegt, dan heeft dat ten aanzien van het andere snelheid. Het is iets krankzinnigs, maar het is nu eenmaal waar omdat het een relatieve uitdrukking is. Die snelheid op zich kun je op aarde misschien meten, hoewel dat altijd ook een relatieve meting is, maar je kunt nooit met zekerheid zeggen dat er een absolute snelheid bestaat. De mens heeft nu aangenomen dat er één absolute snelheid is, althans wat de mens en het door hem gekende universum betreft. Dat is de snelheid van het licht.
Er zijn stellingen geweest: als de lichtsnelheid wordt overschreden, dan verandert de tijd. Dat is niet waar, dat lijkt maar zo. Er zijn science-fictionschrijvers geweest, die een heel verhaal hebben opgebouwd rond een voertuig dat de lichtsnelheid overschrijdt en iedereen daarin plotseling achteruit gaat leven. Dat wil zeggen: iedereen wordt jonger en alles wordt anders. En als ze eindelijk weer uit die snelheid komen, dan zitten ze in een universum dat ver, heel ver voor het begin van de aarde bestaat: een teruggaan in tijd dus. Dit is niet waar. Het zou kunnen zijn, dat bij het overschrijden van de lichtsnelheid de relatie tot de kosmos anders wordt. Trouwens, dat heeft zelfs Einstein al berekend en zijn volgelingen hebben dat nog verder uitgewerkt. Wat er zeker niet kan gebeuren is dat je jonger wordt: je kunt anders worden, maar niet jonger. En wel om de doodeenvoudige reden dat het bewustzijn zelf geen snelheid heeft. Het hersendenken heeft snelheid, maar het bewustzijn is een statisch geheel. Daarom moeten we zeggen, dat snelheid wat ons betreft nooit kan leiden tot reversie van tijd voor het eigen bewustzijn. Wel kunnen we stellen dat, indien bepaalde snelheden worden bereikt, er een verandering van verhouding plaatsvindt ten opzichte van de rest van de wereld of van de kosmos. Misschien kunnen we het eenvoudig zo zeggen:
Energie is in wezen gelijk aan massa. Als ik snelheid vergroot, dan stapel ik energie van beweging op. Dat wil zeggen, dat de massa groter wordt. Als ik hier een gewone doperwt neem en ik geef die een versnelling van 100.000 km per sec. dan komt er een ogenblik dat die doperwt meer massa heeft dan het hele Melkwegstelsel. Dat klinkt gek, maar het is waar. Dat leert ons meteen nog iets anders. Massa is niet alleen maar omvang. Massa is eigenlijk energie, onverschillig in welke vorm optredend. Het is dus een geheel waarvan men kan zeggen: Als energie gebonden is in stoffelijke structuren, dan noemen we het massa. Maar als men nu die massa versnelt t.a.v. een andere massa, dan krijgt ze alleen door die snelheid een veel grotere energie, die schijnbaar behouden blijft in dezelfde atomaire moleculairstructuur, maar die t.a.v. het andere dus een feitelijke toename van massa heeft o.a ten aanzien van zwaartekracht etc..
Nu komen we aan het volgende punt dat eigenlijk nog veel moeilijker is. Wat gebeurt er in een atoom?
De bewegingen die we kennen zijn niet alleen maar de omloopbanen van elektronen. We doen maar alsof. Als we mens zijn, kunnen we het ons zelfs niet anders voorstellen. In feite is het een fluctuatie van een energieveld waardoor verschillende centra zich achtereenvolgens uitkristalliseren langs een bepaalde baan welke gezamenlijk als deeltjes worden aangesproken. Eerst als de baan verbroken is en de energie in zichzelf bevat zich verder verplaatst, hebben we te maken met een feitelijk deeltje. Misschien heeft u wel eens zo’n lichtreclame gezien met van die “lopende” lampjes. Er gaat één lampje uit, het volgende gaat aan enz. enz. Als je dat goed bekijkt, dan is dat meestal een drieschakeling: d.w.z. er zijn maar drie schakelingen, lampje gaat uit, lampje gaat aan. Dus drie keer wordt een lampje aan‑ en uitgeschakeld. Maar omdat het groepen zijn, komt het achtereenvolgens. Het lijkt alsof de lijn loopt. In feite zijn er maar drie punten die schakelen. Stel u nu voor, dat wat er in die omloopbaan gebeurt daarmee te vergelijken is. Er wordt dus door een elektron niet een volledige baan afgelegd, maar sprongsgewijs treedt iets wat wij “c‑elektron” noemen in verschijning. Als we nu dit in verschijning treden als een ritme gaan beschouwen, dan kunnen we zeggen: Elk elektron vertoont een eigen trilling, die wordt bepaald door de afstand tussen elektron en kern en mede door het wezen van dit elektron, dus de energieverhouding tussen de kern en de omloopbaan is bepalend voor het in verschijning treden van het kleinst materiedeeltje op die baan.
Die trillingen zijn er natuurlijk overal. Normaal zien wij ze niet eens. Maar toch zijn deze kernvibraties eigenlijk verantwoordelijk voor alle materiële verschijnselen. Materie is niet zonder meer te beschouwen als bestaande uit deeltjes, wel heel erg klein, maar dan toch vast. Neen, het zijn eigenlijk niets anders dan voortdurend fluctuerende krachtverschijnselen, die in een bepaalde veldverhouding zich op dezelfde plaats of op een andere plaats manifesteren. Daarom zijn trillingen zo enorm belangrijk, want alles werkt met trilling. Ik spreek tot u, dat is een trage trilling. U kijkt naar licht. Dat u dat licht ziet en de weerkaatsing ervan is ook een kwestie van trilling, alleen van een veel hogere frequentie. Als u helderziend bent en u neemt de geest waar, dan is ook die waarneming in feite een kwestie van trilling. Als wij kijken naar uw wereld, dan heeft u een aura, een uitstraling. Die uitstraling valt in verschillende delen uiteen en vertoont bovendien verschillende kleuren, een kwestie van trilling. Uit de aura blijkt dat er differente trillingen kunnen bestaan die uit hetzelfde punt voortkomen, maar een verschillende uitwerking hebben waardoor dus velerlei waarnemingen als gevolg van het verschil in trilling kunnen optreden. Als ik dit nu nog iets verder voortzet, dan kom ik bij het feit dat energie kracht is. Die kracht kan rustend, latent zijn, ze kan actief, manifest, zijn. Maar hoe ze ook beslaat, ze moet aanwezig zijn omdat zonder dit geen enkel verschijnsel denkbaar is. Alle werkingen, ja zelfs alle energie die in de stoffelijke kosmos bestaan, hebben ergens te maken met vibratie. En alle krachtverhoudingen, die in de kosmos bestaan, worden bepaald door vibratie. Toch is die kracht op zich niet in trilling uit te drukken. Hoe dan wel: laten we zeggen dat kracht de rusttoestand van een heelal is.
Alle potentiaalverschillen in dat heelal kun je uitwissen. Er is niets meer kenbaar. Dan is toch het geheel van die kracht nog steeds aanwezig. Als ik nu en klein deeltje, het miniscuulste deeltje dat ik me naar kan indenken in beweging breng, dan wordt daarin die kracht manifest. Maar nu gaat de wet van evenwicht werken: de andere deeltjes proberen dit verschil in energie te compenseren en komen daardoor zelf in beweging. Het gehele scheppingsproces kan begonnen zijn met een elektron of een foton. Wat kan dit nu geestelijk betekenen. We moeten proberen het voorgaande in gedachten te houden en ons te realiseren: wat is eigenlijk het proces van erkennen? Wat zien wij?
Als u kijkt, dan zijn er dingen die u niet ziet, omdat ze te snel gaan. De bekende goochelaarsleuze: de hand is sneller dan het oog. Als de snelheid juist is, ontstaat er pas herkenbaarheid. Maar als uw reactievermogen groter wordt, dan zult u meer kunnen waarnemen. Ons geestelijk bewustzijn is net zo goed als het menselijk oog geconditioneerd en respondeert alleen op bepaalde trillingen. Is iets te snel, dan zien we het niet. Is het te traag dan gaat het aan ons voorbij. Maar als ik kans zie mijn besef en mijn vermogen tot reageren uit te breiden, dan zal ik juist, omdat ik snel ben met reageren, ook de tragere verschijnselen gemakkelijker waarnemen. Want dat trage verschijnsel brengt een verandering, die normaal aan mij voorbij gaat, ze is te klein. Maar als mijn waarnemingsvermogen sneller wordt, zal ik dergelijke kleine varianten toch constateren en gelijktijdig zal ik vele verschijnselen, die gewoonlijk voorbij flitsen, nu ook gaan zien. Snelheid is dus bepalend voor het waarnemingsvermogen.
Wil ik nu verder daarop reageren, dan moet ik kracht gebruiken. Nu moet u hier niet denken aan het normale menselijk begrijpen wat een geest niet kan. U moet denken aan bv. tennissen. Je kunt op en gegeven ogenblik in het ritme ingrijpen en zo een bepaald deeltje of een bepaalde kracht die in beweging is, doen weerkaatsen. Door de mogelijkheid om die weerkaatsing bewust te doen plaatsen krijg je het vermogen om het gebeuren te veranderen. Indien je in staat bent om in een volkomen rustende wereld dit hele trage, zichzelf blijvende stuk energie te zien en te zeggen: hier kan ik een deeltje eruit nemen, dan ben je als de snelste, hoogste geestelijke waarde met een enorme frequentie voorbij gaat en je kunt er even a.h.w. je hand tussen steken dan verandert er iets. Je neemt iets waar, maar gelijktijdig straal je iets uit. En dat is nu wat voor de geest kracht betekent. Kracht is niet iets wat, we zonder meer in onszelf hebben. Kracht is ons vermogen om te reageren op de verhoudingen, die er rond ons bestaan en het richten van die verschijnselen in de verhoudingen rond ons op een door ons te bestemmen doel. Dat is kracht, dat is ons vermogen.
Wat wij dus nodig hebben is in feite kracht. Die kracht is datgene waarmee wij contacten kunnen leggen tussen de verschillende werelden, waarmee wij bepaalde verschijnselen kunnen veroorzaken, waarmee we kunnen genezen e.d.. Het is het aflezen of aftappen van kracht waardoor wij psychometrie kunnen bedrijven. Als we suggestief werken, dan stuwen we ook een zekere kracht uit. Met die kracht kunnen we het bewustzijn van een ander tijdelijk vertroebelen, vertragen of veranderen.
Die kracht nu is niet onze eigen kracht. Wij zijn altijd geneigd te denken: Wij hebben een hoop kracht van onszelf. Lieve mensen, een gelatinepudding heeft meer kracht in zich: die heeft tenminste, nog een losse structurele verbinding. Innerlijk bezitten wij die eigenlijk niet. Het enige dat wij bezitten is het vermogen om in ons voortdurend trillingen te wekken en zo bewustzijnsprocessen te doen plaatsvinden. Als wij in het besloten geheel dat wij als “ik” beschouwen een verplaatsing van potentiaal tot stand brengen, ontstaat er in dit “ik” een trilling, die resonanties kan wekken in alle andere potentiaalwerkingen, maar alleen op die punten waar reeds een potentiaalverschil actief is. Door deze resonantie ontstaat er een verandering van trilling in het geheel. Deze verandering van trilling wordt, als een besef verwerkt en leidt het geheel naar een verandering van reactie op datgene wat buiten het “ik” bestaat. Hier heb in mij dus precies dezelfde situatie, die in de stoffelijke kosmos bestaat.”
De reactie naar buiten toe zegt ook iets. Ik kan namelijk in mij niet bewust reageren. Dat denken de mensen. Zij denken: ik kan in mijzelf mediteren, contempleren en wat ze allemaal nog voor mooie woorden hebben. Wat men doet is in feite alleen maar de resonantie van de potentialen binnen de geestelijke persoonlijkheid zodanig harmonisch te stellen, dat hetgeen er buiten het “ik” bestaat als een eenheid kan worden ervaren, dan wel ‑ wat ook mogelijk is – een aspect het geheel van het bewustzijn tijdelijk kan beheersen zodat alleen de werkingen daarvan worden opgenomen en worden geënt op de potentiaalwerkingen binnen het “ik”. De situatie buiten ons en in ons is dus vergelijkbaar. Dit betekent dat onverschillig in welke wereld wij bestaan, wij altijd onze krachten aan juist die wereld zullen moeten ontlenen, omdat ons besef de reactiemogelijkheden bepaalt en daarmede ook het vermogen om naar buiten toe werkingen te veroorzaken. Het houdt verder in, dat al hetgeen er in het “ik” kan gebeuren, buiten het “ik” als mogelijkheid moet bestaan. Er is een scheiding door het “ik”‑begrip, maar er is geen scheiding te vinden in krachtverhoudingen. Indien een trilling ons niet bevalt, dan moeten we die kunnen veranderen. Als we dat niet kunnen, dan zal dat niet liggen aan de wereld buiten ons, maar het ligt aan ons onvermogen om die trilling eenvoudig in ons te absorberen en daarop bewust en gericht te responderen. Een voorbeeld: Stel, dat u een ziekte heeft. U heeft bv. hier of daar in uw lichaam een tumor. Dan kunt u zeggen: daar kan ik niets aan doen. Dat is volkomen waar, indien u dat zo stelt. U kunt ook zeggen: Ik wil dat op een bepaalde manier laten verdwijnen. U kunt dat proberen. Het zal u misschien een keer op een miljoen keren gelukken, omdat u onbewust iets anders gaat doen. Met het voornemen alleen haalt u het ook niet. Maar er is wel iets anders. U kunt beginnen met die tumor als verschijnsel te aanvaarden. Dat klinkt wel heel vreemd, maar u moet dat toch werkelijk doen, want alleen daardoor bent u in staat om de vibratie, die zeker ook in het proces van de tumor aanwezig is, op te vangen. Nu weten we wel dat tumor een bepaalde snelheid van ontwikkeling heeft. Er zijn dus veranderingen, en verandering is weer snelheid. Maar die veranderingen zijn traag genoeg zodat ons bewustzijn zich niet daaraan behoeft te storen. Op het ogenblik, dat wij nu in ons die trilling kunnen ervaren en uit ons een aanvullende trilling kunnen uitzenden, zal het groeiproces, het gehele levensproces van het weefsel binnen de tumor worden afgeremd. Er ontstaat een vertraging die weer een gek gevolg heeft namelijk, dat uit die tumor energie wordt overgedragen aan de omringende weefsels. Die kunnen het wel absorberen: ze hebben een levensproces. Wat gebeurt er dus? In feite begint een deel van uw lichaam intenser te leven, omdat een door u afgekeurd deel van uw lichaam in levensritme vertraagt. Dat resulteert dan in genezing, omdat de omzettingsprocessen van de omringende weefsels in staat zijn de opbouw en afbraak van de tumor te absorberen. Ze kunnen dan alle afvalproducten verwerken en zullen zich daardoor ook kunnen vermeerderen (gezonde cellen), terwijl de traagheid van de zieke cellen betekent dat ze niet aan bod komen: ze worden verdrongen. De tumor wordt kleiner, ze krimpt. Ze kan zich in bepaalde gevallen indien ze zeer veerkrachtig is, inkapselen. Dat wil zeggen, dat ze niet kleiner kan worden, maar dat ze niet meer leeft, ze is dormant. Het kan ook betekenen, dat het gehele foutieve weefsel eenvoudig wordt geabsorbeerd door het normaal levende weefsel en dat het ziekteverschijnsel verdwijnt.
Nu hebben we het hier gehad over iets wat men kracht noemt, genezende kracht. Waarom is dit kracht? Deze kracht is de manifestatie van ons vermogen om trillingen te veranderen. De verandering van trilling houdt in (volgens het voorbeeld), dat de snelheid van leven, van ontwikkeling word afgeremd. Op soortgelijke wijze zou men het verschijnsel ook kunnen versnellen. Het “ik” is dus in staat om het eigen lichaam op deze wijze voor een groot gedeelte althans te dirigeren. Maar dat kan alleen, indien het bewustzijn zichzelf niet identificeert met het lichaam en gelijktijdig voortdurend bereid is alles wat zich in dat lichaam afspeelt toch als een volledig voor het “ik” geldende indruk te ontvangen.
Als ik nu met een ster te maken heb, is dat weer heel iets anders. Ik zie dan een eigenaardig verschijnsel. Elke ster heeft snelheid in ruimte. Dat wil zeggen dat de massa van die ster mede wordt bepaald door de wijze waarop ze zich door de ruimte verplaatst. Massa betekent welke activiteit die ster kan ontplooien. Er zijn heel kleine sterren, die een enorme massa, een zeer grote zwaartekracht hebben. Een dergelijke ster heeft ook een zeer hoog bewegingsritme.
Indien dit niet aanwezig is, kan die ster eenvoudig de dichtheid niet handhaven en wordt ze een reus met een betrekkelijk kleine kern en een zeer grote actieve gasvormige laag. Uw zon is een niet al te snel bewegende ster. Ze heeft – mede omdat ze aan de buitenkant van het melkwegstelsel zit ‑ toch wel een behoorlijke vaart die niet alleen met de draaiing van de Melkweg meegaat, maar schuin erop staand (tangent) bovendien nog een eigen richting heeft waardoor haar relatie met de rest van het Melkwegstelsel zich ook nog voortdurend wijzigt. En zo vreemd als het nu moge klinken, dat heeft ook weer invloed op de omzettingsprocessen tussen de verdichte kern en de vloeibare atmosfeer en de daarbuiten ontstane fotosfeer. Het levensproces van uw zon, de stralingen die zij afgeeft zijn dus mede afhankelijk van haar beweging in ruimte. Als die beweging zich op de een of andere manier wijzigt ‑ zelfs al is het maar een relatieve snelheidswijziging t.a.v. de kernmassa van het Melkwegstelsel ‑ dan zal de activiteit van uw zon zich eveneens en in overeenstemming daarmee wijzigen.
Als ik dit voor de zon stel, dan mag ik dit ook stellen voor een sterrennevel. Sterrennevels kunnen alleen t.a.v. elkaar bewegen. Ook hier is het een kwestie van een evenwicht dat in de ruimte bestaat. Als we nu ruimte zonder meer bekijken, dan kunnen we zeggen: Nu ja, die verplaatsing is zo traag. Maar als u zich realiseert met welke grote snelheden (de snelheden die de lichtsnelheid overschrijden) zij zich, ten opzichte van elkaar verplaatsen, dan moet u er toch wel een beetje anders over gaan denken. Wat blijkt nu verder? De snelheid wordt groter naarmate de uitgekristalliseerde massa (de gevormde sterren etc.) in een nevel kleiner is. Wat kunnen we daaruit leren?
In de eerste plaats, dat een sterrennevel op zichzelf nooit zal kunnen bestaan, omdat daarin alle verschijnselen tot rust komen. In de tweede plaats, dat de lichtsnelheid een waarde is, die binnen een bepaalde sterrennevel kan gelden en daar waarneembaarheden enz. bepaalt, maar dat zodra we buiten die sterrennevel komen er andere wetten optreden. Dan hebben we namelijk te maken met andere snelheden en andere verhoudingen. We kunnen er verder nog uit leren, dat we op een gegeven ogenblik in onze eigen sterrennevel de waarneembaarheid en de begrenzing van onze verplaatsings‑ en erkenningsmogelijkheid baseren niet op absolute waarden, maar alleen op de relatieve waarden, die binnen een besloten geheel bestaan. Dat brengt ons weer tot de geest.
In de geest kan ik alleen leven in een wereld die voor mij kenbaar anders kan ik mij er niet bewust van zijn, ik kan er niet op reageren. Hoe vollediger ik één word met een bepaalde wereld, des te groter de kans is dat ik de relatie met een andere wereld ga beseffen. Ik kom tot de erkenning van andere nog steeds relatieve snelheden.
Mijn trillingen zullen zich gaan baseren op datgene wat er in de relatieve snelheid mogelijk is en niet meer alleen op de verhoudingen van mijn eigen wereld die beperkter zijn. Ik kom dan tot een veel groter gamma van trillingen en dit betekent, dat ik op verschijnselen van een veel omvangrijker scala kan reageren. Ik heb dus grotere macht, omdat ik over grotere krachten beschik die in feite niets anders zijn dan een kwestie van het herleiden van bepaalde trillingen tot gekende verschijnselen waarbij in die gekende verschijnselen minder belangrijke trillingen zelfs kunnen worden opgevoerd of afgeremd, wat dan voor degene die het geheel niet overziet een ontstellende verandering kan betekenen.
Ik heb dit allemaal verteld, omdat het de werkelijke werelden betreft. De grote stoffelijke kosmos en de geestelijke kosmos die in vele gevallen daarvan bijna een spiegelbeeld lijkt te zijn en in sommige gevallen zelfs dermate daarmee verbonden kan zijn, dat je als geest op een gegeven ogenblik niet meer kunt zeggen wat nu materie en wat geest is, maar hoogstens kunt stellen dat de verschijnselen, die je als mens stoffelijk waardeerde, voor de geest geen invloed hebben. Laten we nu proberen om dit alles te herleiden tot zuiver menselijke termen: de termen van uw eigen wereld. Wat gebeurt er, als ik een hoge en een lage wereld met elkaar in contact breng? Dat is eigenlijk hetzelfde alsof ik een kraan aansluit op een watertoren. Hoe hoger de toren is ten opzichte van de kraan, hoe groter de waterdruk is, dus hoe meer kracht de straal heeft.
Voorbeeld: Op de bovenste verdieping van een flatgebouw loopt de kraan niet goed, tenzij men beneden een pompinstallatie heeft om extra energie aan het water toe te voegen. Als ik nu vele kranen op verschillende hoogte heb, dan blijkt verder dat de kracht die het water heeft kleiner wordt naarmate ik dichter bij de top van de watertoren kom. Hier is nu kennelijk iets gebeurd. Dat water is naar boven gebracht. Het naar boven gebrachte water kreeg een bepaalde energie. Als het naar beneden komt, geeft het die energie weer af. Nu kun je daarvan gebruik maken. Dat doen ze bv. als ze land willen besproeien. Als u kijkt naar de bekende spuiters, je op een gegeven ogenblik even afsluiten en ineens een straal spuiten, zich iets verplaatsen en dan weer een straal loslaten dan blijkt dat de afstand die de straal aflegt afhankelijk is van het ritme waarin men de verplaatsing heeft vastgesteld. Hoe groter de verplaatsing is per straalwerping van dit apparaat (of dat nu een draai‑ of een rechtlijnige beweging is) hoe minder ver het water komt, tenzij men gelijktijdig het tempo vertraagt waarin die waterstoten worden afgegeven. Dat betekent dus, dat een deel van de energie wordt omgezet in verplaatsing en een ander deel in uiting naar voren komt. Als ik nu zeg dat bij waterstuwing het een kwestie van ritme is, en dat naarmate het ritme trager wordt de verplaatsingsmogelijkheid groter is, en naarmate het ritme van de afgegeven kracht hoger wordt, we minder mogelijkheid hebben om gelijktijdig te verplaatsen, dan zou ik dit weer kunnen toepassen op de mens.
Een mens kan een grote geestelijke energie opbrengen, maar hij kan dit niet continu doen. Naarmate hij een grotere verplaatsing doormaakt (verandering van vibratie, van instelling en dergelijke) zal de tussenruimte tussen twee pogingen om energie af te geven groter moeten zijn. Daar moet u maar eens aan denken, als u met paranormale genezers te doen heeft. Een paranormaal genezer, die zich op elke patiënt afzonderlijk instelt, zal als hij zeer bekwaam en zeer bewust is waarschijnlijk een rustperiode nodig hebben van 15 á 20 minuten. Is hij niet bekwaam en zich niet geheel bewust van hetgeen hij doet, dan zou het een uur kunnen zijn. Toch zijn er mensen die aan de lopende band werken. Hoe kan dat? Dat kan alleen, omdat ze maar wat energie geven. Zij stemmen echter die energie niet speciaal af op de behoefte van hun patiënt.
Als ik dat zeg van een paranormaal genezer, dan moet dat bij elke andere paranormale prestatie eveneens zo zijn. Ik moet zelfs verder gaan dan dit, dan moet dit ook zo zijn bij elke paranormale reactie op de wereld. Naarmate ik meer gelijksoortige reacties vertoon, zal ik sneller en met minder krachtverbruik reageren. Naarmate ik meer verschillende reacties moet tonen of moet reageren op verschillende omstandigheden, zal mijn reactietempo zich vertragen en het energieverbruik toenemen. De snelheid van mijn beweging wordt dus mede bepaald door het ritme waarin de beweging moet worden uitgevoerd. De kracht, die daarbij wordt verbruikt, is afhankelijk van de wijze waarop die snelheid van richting, van intentie moet veranderen.
Wij kennen allen mensen die geïnspireerd zijn. Denk maar aan een profeet, een grote meester of aan een medium, ofschoon dit een manipulatief proces is. Wat gebeurt hier? Er komt energie ‑ laten we naar zeggen van God‑. Die energie komt in de mens. Ze wordt in hem ontladen en dat brengt die mens tot een uiting: dat is normaal. Maar naarmate ik te maken heb met hogere krachten, zal ik meer moeite hebben om mij als mens daaraan aan te passen. Dat betekent dus, dat het “ik” veel meer kracht moet opbrengen om de mogelijkheid te hebben te vibreren met een hogere sfeer. Denk maar aan een snaar. Als je een hoge toon wilt hebben, moet je haar meer spannen. Spannen is het brengen van een bepaalde energie in de snaar. Een mens, die meer gespannen is, kan met hogere krachten werken. Daarbij moeten we in aanmerking nemen dat de spanning (de kracht die dat vraagt) niet voortdurend voor iedereen is op te brengen. Zelfs van Jezus wordt gezegd dat hij op een gegeven ogenblik moe was. En toch, als er iemand was die voortdurend in resonantie kon zijn met werkelijk de hoogste krachten was hij het. Wij moeten dus begrijpen dat, als wij met hogere krachten willen werken, wij ons daarvoor eerst voldoende moeten instellen (opladen), omdat alleen dan die hogere kracht de mogelijkheid heeft zich te manifesteren, terwijl wij de mogelijkheid hebben om die te verdragen: en dat kost energie.
Dan moeten wij ons verder afvragen, of dit nu alleen met inspiratie het geval is of dat het misschien ook zonder inspiratie dus alleen in onze relatie tot de kosmos tot uiting zou kunnen komen. Dan meen ik van een menselijk standpunt (dat probeer ik nu in te nemen, hoe moeilijk het mij ook valt) te kunnen zeggen: Naarmate ik in staat ben om mijzelf met hogere trillingen te vermengen zonder mijn wezen daaraan aan te passen, zal ik in staat zijn hogere energieën te gebruiken, ze af te geven en in mijn bewustzijn om te zetten in factoren die geuit kunnen worden waarden begrippen e.d.. Dan kan dus elke mens inspiratief werken. Elke mens kan bewust deel hebben aan hogere krachten. Iedere mens kan elke paranormale gave bezitten en ontwikkelen.
Het voorgaande gesteld hebbend, stel ik nu ‑ wederom zo goed mogelijk een menselijk standpunt innemend ‑ het volgende: het geheel der materie moet worden uitgedrukt als energie of kracht. Dat wil zeggen: alle materie is in feite vermogen. Al datgene wat met de materie in aanraking komt, zal op dit vermogen een inwerking kunnen hebben. Anders gezegd: als ik bij de eigen trilling van materie een gelijke kracht kan voegen, dan groeit de materie zoals een kristal kan groeien. Als ik een andere vibratie met voldoende snelheid (met intensiteit volgens u) op die materie kan afvuren, dan ontstaat daarin een structurele wijziging waardoor ze een eigen speciale vibratie krijgt die niet van de aard van de stof zelf afhankelijk is. Er is een krachtresidu dat onder omstandigheden weer kan worden uitgestraald. Ter verduidelijking: Er is in Engeland een bekend spookkasteel. Als gevoelige personen in dat kasteel komen, zullen zich plotseling allerlei verschijnselen manifesteren. In de beschrijvingen, vastgelegd in de geschriften van de Royal Society of Psychical Research wordt gezegd, dat onder bepaalde omstandigheden plotseling voorwerpen zoals bv. vazen door de lucht vliegen, dat geluid en stemmen worden gehoord in gesloten vertrekken waarin niemand aanwezig kan zijn, en dat sommige mensen een man en een vrouw elkaar zien achtervolgen (ze zijn heren en zeggen er niet bij wie wie achtervolgt).
Wat is hier nu in feite aan de hand? Er heeft zich daar een emotionele gebeurtenis afgespeeld. Mensen hebben een enorme energie uitgestraald met een enorme intensiteit. De trillingen van hun beleven en denken waren zo hevig dat ze zijn opgenomen in de toch wel stevige muren van dit kasteel. Als u weet dat een binnenmuur daar een dikte heeft van gemiddeld ongeveer een halve meter, terwijl de buitenmuren een dikte van ongeveer 11/2 meter hebben, dan weet u waar u aan toe bent. Deze kracht is zo intens vastgelegd in de materie, dat op het ogenblik dat er ook maar een vergelijkbare uitstraling – hoe gering ook ‑ in de buurt komt onmiddellijk de energie, die in dat materiaal (de muren) is opgenomen, probeert weer naar buiten te komen, want het hoort daar niet thuis. Ze ontlaadt zich dus. In die ontlading wordt een groot aantal krachten op de proefpersoon afgevuurd, maar elk van die krachten bijzonder gericht. Het eindresultaat is, dat de proefpersoon ze omzet in werkingen op de materie in de omgeving en gelijktijdig in bepaalde visuele hallucinaties die ook voor anderen kenbaar zijn. De proefpersoon is dus eigenlijk degene, die de trillingen omzet in waarneembare vormen van kracht en dit met een grotere intensiteit zal doen naarmate zijn vermogen tot snel reageren op die invloeden eveneens groter is: dan komen er namelijk grotere krachten vrij. U ziet het, spoken en al dergelijke dingen kan men allemaal ermee verklaren, als men maar de verhoudingen, de relaties begrijpt, die er tussen deze waarden bestaan. U zult misschien zeggen: maar dat u over snelheid spreekt, lijkt mij wel wat overdreven. Is dit nog mystiek of gaat dit de richting uit van mystificatie?
Ach, het is eigenlijk zo dat snelheid de uitdrukking is van verandering, ook als dit voor u voornamelijk een verandering van plaats is in uw denken. U heeft het toch ook over de snelheid van groei. Wij hebben het in de chemie over de snelheid van omzetting, de snelheid van destillatie. Er zijn dus vele vormen van snelheid. Elke snelheid op zichzelf drukt alleen maar verandering uit. Ik heb het woord “snelheid” opzettelijk gekozen omdat de meeste mensen niet begrijpen, dat verandering niet altijd gelijk is. Het is namelijk het tempo waarin ze zich voltrekt waardoor wordt bepaald hoeveel kracht ervoor nodig is of hoeveel kracht er vrij komt en waardoor wordt bepaald welke trillingen er worden afgegeven.
Als we te maken hebben met bv. een atoombom, dan lijkt het misschien allemaal heel eenvoudig, maar wat gebeurt er in de praktijk? We krijgen een z.g. cascade‑effect. De eerste explosie is niet zo erg groot, maar het gebeurt wel zeer snel. Doordat het zo snel is, is de tweede reactie tenminste het dubbele van de eerste. Dat verveelvoudigt zich zo snel dat je kunt zeggen: in 1/10.000 sec. speelt zich een eerste reactie af. In de volgende 10.000e sec, de tweede zodat, als we een seconde hebben gehad, we al een enorm explosief effect hebben dat zich echter, terwijl de explosie zich voltrekt, nog steeds verder voortzet. Hierbij worden de deeltjes op een verschillende manier geplaatst t.o.v. de omgeving. Ze krijgen een eigen vibratie en deze bepaalt niet alleen hun trilling maar ook hun geaardheid. Hierdoor zullen sommige deeltjes voornamelijk warmte ontwikkelen als ze tegen elkaar botsen, terwijl andere deeltjes daarentegen binnendringen en vooral moleculaire, cellulaire samenhangen wijzigen. Weer andere deeltjes zijn eenvoudig lading: die kan men dus vergelijken met elektriciteit. Dat betekent, dat elk van die deeltjes een afzonderlijk trillingsgetal heeft.
Nu kunnen we ons tegen bepaalde stralingen afschermen. Als er bv. een atoomexplosie is, dan kun je de warmtestraling al met een dun stukje gepolijste folie afweren. Dat bleek in Japan. Daar groeide een plant nog midden op een geheel verkoold terrein. Toen ze gingen kijken wat er aan de hand was, vonden ze een paar druppeltjes aluminium. Op de een of andere manier was een stuk glimmend aluminiumfolie tegen de plant terechtgekomen, en wel juist tussen de plant en de explosie. Het resultaat was, dat die plant de warmte niet onderging. Toch kon ze niet verder leven. Ze bleef wel langer bestaan dan de andere planten, ze verkoolde ook niet, waarschijnlijk dank zij het feit dat de omgeving voornamelijk uit steen bestond, maar ze verviel. Ze ging allerlei roestvlekken op de bladeren vertonen. De bloem veranderde sterk van kleur. Het was een witte bloem en het werd bijna violet. Op de een of andere manier ging ze te gronde. Hoe kon dat? Omdat andere deeltjes met een trilling, die niet kon terugkaatsen op de structuur van de aluminiumfolie door die folie heendrongen. Hitte kun je dus eenvoudig afweren, maar die andere straling heeft een hardheid (snelheid van beweging van de partikels) waarvoor ongeveer 3 meter water de beste bescherming biedt. Als je dat rond je hebt, gebeurt er niets. Aarde met een dikte van 1,5 meter is een redelijke bescherming, maar 7 meter is pas absoluut veilig. Dat wil dus zeggen, dat radioactiviteit niet doordringt in de aarde vlak boven je, die blijft onaangetast.
Nu zijn ze op het ogenblik proeven aan het nemen betreffende o.m. atoom‑ en elektronenbombardementen. Men is tot de wonderlijke conclusie gekomen dat, als men gewoon een veld met zeer hoge alternerende waarde (wisselspanning tussen twee polen) aanbrengt en men krijgt daarbij in feite een soort statisch veld, zoals dat in een condensator kan optreden dat zeer snel fluctueert, dat door dit veld een zeer groot gedeelte van een elektronen‑ en zelfs fotonenbombardement eenvoudig wordt afgebogen, het komt er niet doorheen. Indien de frequentie groot genoeg is, is ze kennelijk voldoende om de kracht af te leiden. We zien dat de straling die opzij afbuigt in verhouding minder is. In de laatste proef was dat ongeveer 73 %. Dus ongeveer 25 % verdwijnt: die zien we niet meer. Ze is kennelijk omgezet in iets anders, terwijl bovendien het veld zelf geen wijziging ondergaat. Die situatie was erg interessant.
Ze zijn toen verder gegaan met de experimenten. Men denkt dat het op deze manier toch mogelijk moet zijn om een dodende straal te ontwerpen en dat het mogelijk moet zijn met behulp van deze velden een kleine atoom, een draagbare laserinstallatie te ladingen (stralende elementen) ook construeren. Die dingen hebben een enorme kracht. Een dodende straal moet een enorme kracht hebben. Een laserstraal heeft een enorme kracht, maar alleen omdat we tot een gelijkgerichtheid komen, in feite een gelijkheid van trilling plus gerichtheid van kleinste delen. De kracht is afhankelijk van de wijze waarop alles in één trilling wordt verwerkt.
Geestelijk is het weer precies hetzelfde. Als ik te maken heb met gedachtekracht, dan zal naarmate alle gedachten zijn gelijkgeschakeld in één intentie een grotere energie van die gedachten uitgaan. Als ik een grotere diffusering van de gedachten krijg doordat nevengedachten en nevenbedoelingen daarbij een rol spelen, zal de intensiteit van de kracht die kan worden opgebracht kleiner zijn. Als het bewustzijn van een geest zich geheel richt op een enkel aspect, kan die geest wonderen doen. Maar zodra ze andere bestaanswaarden daarnaast erkent, neemt haar vermogen tot presteren af. Naarmate een geest zich veelzijdiger bewust is, zal haar direct vermogen om kracht uit te zenden verminderen, omdat haar vibraties of trillingen dermate verschillend van aard zijn, dat de kracht die zij buiten zich kan opwekken (de versnelling die ze tot stand kan brengen door haar reacties) praktisch nihil wordt.
De geestelijke wereld en de stoffelijke wereld vertonen vele parallellen. Laten we dan begrijpen dat:
- een snelheid (in de zin waarin ik dit woord heb uitgelegd: verandering) van het grootste belang kan zijn, indien wij kracht willen ontwikkelen,
- de trilling die uit de snelheid resulteert in feite het enige is wat wij met ons bewustzijn kunnen beheersen,
- de kracht, die wij ontwikkelen nimmer eigen energie is, maar altijd energie die wij tot stand brengen door het richten van de krachten die buiten ons bestaan. De bewuste mens fungeert a.h.w. als een loep of een convexe spiegel, bij het richten op bepaalde punten van een totaal van invloeden te bereiken.
Ik heb geprobeerd het een en ander naar voren te brengen over het onderwerp. Ik ben mij ervan bewust dat ik sommigen van u onderweg volledig ben kwijt geraakt. Ik ben me er ook van bewust dat juist door de voorbeelden een aantal van hen toch nog een aardig beeld heeft gekregen van hetgeen ik heb getracht uit te leggen. Dit is een onderwerp dat op zich zoveel verschillende mogelijkheden en waarden bevat, dat ik eerlijk moet toegeven: Ik kan alleen een algemene richtlijn geven, omdat ik rekening moet houder met de responsmogelijkheid van degenen die zich op aarde proberen bezig te houden met hetgeen ik eveneens probeer kenbaar te maken op aarde.
Tot besluit:
Als ik met u praat, straal ik ook gedachten uit. Dat wil zeggen: mijn snelheid van reactie wordt omgezet in een vertraagde vibratie, die uitgaat van het medium. Nu ligt die vibratie toevallig op de golflengte van uw besef. Een groot gedeelte van wat ik heb gezegd, heeft u dan ook geabsorbeerd: u heeft het gewoon opgenomen. Waarschijnlijk niet eens begrepen, maar gewoon opgenomen. Dat is net zo als met een encyclopedie. Ik geloof niet, dat er onder u de een of andere ijveraar is, die een encyclopedie bestelt en die dan deel na deel helemaal uitleest. Maar als je iets nodig hebt, dan sla je de betreffende pagina’s op en vind je de gegevens die je nodig hebt. Indien je in het onderbewustzijn voldoende gegevens, denkbeelden en feiten kunt vastleggen, zal op het ogenblik dat je behoefte hebt aan die gegevens dit in je bewustzijn gaan functioneren als een soort encyclopedie. Het valt a.h.w. open en geeft een aantal van de feiten terug die je hebt geabsorbeerd.
U bent geïmpregneerd met bepaalde denkbeelden, met bepaalde gegevens. Op het ogenblik dat u daarvoor gevoelig wordt, ontstaat het verschijnsel inspiratief erkennen. Dat wil zeggen, dat het geheel van de gegevens terugkomt en er bovendien nog een afstemming van de eigen persoonlijkheid ten gevolge heeft waardoor u ook nog anderen kunt raadplegen. Die anderen zijn dan wel in mijn wereld, maar ze werken zonder betaling en zijn 24 uur per dag beschikbaar. Dat heeft dus voordelen. Nu zullen velen zich ook afvragen waarom ik op deze wijze heb gemanipuleerd met snelheid en kracht. Ik kan mij dat voorstellen. Voor een mens is snelheid: in een auto zitten en het gaspedaal naar beneden drukken. Wat dan weer vanuit mijn standpunt is, mechanisch een horizontale beweging in een verticale voortbeweging omzetten. Snelheid is eigenlijk alleen verandering: het is het tempo. Nu weet u allemaal, het hoogste tempo dat er voor ons kan bestaan is dat waarin we waarnemen, dus beseffen. Ons besef is gelimiteerd.
Op het ogenblik dat het tempo hoger wordt dan ons vermogen om te volgen, zien we niet meer juist. Denkt u nu niet dat dit een sprookje is. U kijkt allemaal naar de film of naar de televisie en wat gebeurt daar? De stilstaande beeldjes worden in de film zo snel gewisseld dat u de illusie krijgt van beweging. Als u kijkt naar de televisie, dan worden er achtereenvolgens puntjes geprojecteerd, die meer of minder wit zijn. Maar omdat ze zo snel gaan, ziet u een beeld, zelfs een bewegend beeld als gevolg daarvan. Als u dat nu in de gaten houdt, wordt het u wel duidelijk dat juist ons gebrek aan begrip voor wat snelheid betekent, ons tot een volkomen verkeerde interpretatie kan brengen van allerlei verschijnselen in onszelf en in ons leven. En het is toch wel belangrijk, dat u zich dat tenminste realiseert. Hoe kun je dan sneller gaan denken? Wel, als je je traint om snel te reageren, dan ben je altijd sneller dan een ander. Als je je traint om algemeen waar te nemen, dan zul je afwijkingen van een normaalbeeld altijd sneller zien dan een ander. Dat is te bewijzen.
Neem het oude Wilde Westen. Die snelle cowboys waren revolverhelden. Zij waren beroemd en berucht tegelijk, want zij waren sneller dan ieder ander. Maar ze hadden dan ook twee dingen die de anderen niet hadden ontwikkeld. In de eerste plaats. Ze hadden de beweging van het trekken en richten van de revolver zo getraind dat zij dat sneller deden (vaak tienden van seconden sneller) dan een ander. In de tweede plaats hadden ze zich een bepaalde manier van kijken aangewend waardoor ze belangrijke details zagen, die een ander normaal niet in de gaten had. Daardoor waren ze dus zo beroemd.
Nu zult u zeggen: kan ik dat dan ook? Natuurlijk kunt u dat. Er zijn zoveel dingen, die u kunt leren waarnemen. Neem bv. de gelaatsuitdrukking van de mens. In het gezicht zijn een paar honderd spieren. Als die iets in hun relatie veranderen, dan betekent dat iets. Uit het gezicht van een mens kun je aflezen wat zijn humeur is, wat hij denkt, maar ook of hij ziek is. Je kunt er heel veel uit aflezen, indien je leert ze te zien. Je kunt echter niet bewust gaan kijken. Snelheid is niet afhankelijk van het bewust nagaan: het is alleen een trainingsproces, en daar is snelheid weer niet belangrijk. Maar op het ogenblik dat ik automatisch ga reageren zonder dat er overleg bij komt, bereik ik snelheid van waarneming. Die snelheid van perceptie beïnvloedt ook mijn wezen, want al wat ik waarneem, straal ik uit.
Als u helderziend was geweest, dan had u vanavond heel wat eigenaardige flakkeringen in de aura’s kunnen constateren. Dat liep van een absolute geboeidheid tot een absoluut gevoel van verlatenheid, zoiets van, daar kom ik nooit van mijn leven, dat gaat mij te hoog. Uw instelling, dus uw reactie, bepaalt uw uitstraling. Maar uw uitstraling bepaalt tevens uw relatie met de wereld. Dat betekent dus, wat u aan krachten in de wereld kunt manifesteren. Daarom juist heb ik de begrippen snelheid en kracht zo gehanteerd in dit betoog, dat ze ook gebruikt kunnen worden ten aanzien van de innerlijke processen van de mens.
Dit is een onderwerp dat u zelf heeft gesteld. Het was eigenlijk nog veel technischer bedoeld. Als ik dit onderwerp behandel, moet ik proberen u iets mee te geven ‑ hoe dan ook – waar u allemaal toch wel iets aan heeft. Hoe je dat nu doet: ach, dat doet ieder op zijn eigen manier. Maar dan moet je het wel zo stellen, dat het niet een zuiver stoffelijk of een zuiver geestelijk onderwerp is. U leeft in een wereld van stof en van geest. U leeft in een wereld waarin geestelijke kracht en stoffelijke kracht op een gegeven moment verwisselbaar zijn waardoor de geest krachten in de stof kan brengen en omgekeerd stoffelijke krachten kunnen worden omgezet in een geestelijk pogen. Daarom moet u de dingen gewoon zien als een eenheid. U moet leren begrijpen dat de verschillen tussen stof en geest eigenlijk veel kleiner zijn dan men zich voorstelt. Uw eigen toestand is anders, maar de mogelijkheden, de feiten, lijken zoveel op elkaar. Ik zou dan ook tot slot willen zeggen.
Lieve mensen, waar je ook gaat en hoe je ook gaat, je leeft. Leven is bewegen. Je leeft met een snelheid, die wordt bepaald door datgene wat je ervaart, niet door wat de klok tikt. Mensen, jullie leven. Leven betekent kracht, want zonder kracht kan geen leven bestaan. Maar de waarden van het leven worden eerst kenbaar in de trillingen welke door die kracht ontstaan zijn. De uitwisseling van vibraties tussen mens en mens, tussen mens en geest, tussen mens en kosmos, tussen mens en geest. Dat is de werkelijkheid waaruit je leeft. Zij, die alleen kracht, macht en vermogen zoeken in zichzelf, zullen het nooit ver brengen, want leven is een eenheid. Wij moeten leren al hetgeen wij ervaren te aanvaarden, opdat het in ons moge worden tot een antwoord op de mens, op de kosmos, op de eeuwigheid, op God.
Indien wij een voortdurende wisselwerking weten te brengen tussen onszelf en de eeuwige Kracht, dan leven we niet alleen, maar dan zijn wij ergens die kracht geworden. Niet omdat wij sterk zijn, maar omdat wij die kracht ervaren in de vibratie die tot ons komt en in ons deze kunnen vertalen in het doelbewuste en zo met een enorme snelheid vanuit onszelf de kracht daarheen kunnen richten waar ze nodig is. Leven, werkelijk leven is niets anders dan een band vlechten tussen het hoogste en de werelden die u kent, tot de laagste toe. Het is een band vinden van aanvaarding en van een zekere wederkerigheid. U moogt niet blind of doof zijn voor iets wat binnen uw besef bestaat of wat binnen uw bereik gebeurt. U moet antwoorden op elke hoogste trilling en kracht die u bereikt, altijd weer. Dan wordt u inderdaad een schakel in de schepping tussen het hoogste licht en al wat wij nog beschouwen als duister. Misschien wel omdat wij de aard ervan nog niet begrijpen.
Wij leven. Wij zijn een verbinding. Een verbinding in onze illusie van tijd. Want met ons leven en ons besef rijgen wij de eeuwen aaneen. Wij zijn een band tussen het hoogste licht en de wereld, want in ons openbaart zich steeds weer iets van de goddelijke Kracht. En altijd weer zullen wij iets daarvan ‑ hoe dan ook ‑ concretiseren buiten onszelf. Wij zijn een band tussen chaos en vorming. Wij zijn, kortom, een lijn die getrokken is tussen twee punten van de eeuwige cirkel, die het goddelijk Bestaan zelf betekent. Laat ons dit dan aanvaarden. Laten we in ons de kracht, de mogelijkheid, de ons beroerende trillingen en de noodzaak te responderen op de wereld niet alleen aanvaarden, maar bewust in ons doen worden tot een erkenning van het geheel.
De mens, die beseft deel te zijn van de totaliteit, leeft werkelijk en zal niet werkelijk sterven, want zijn verandering van vorm betekent voor hen slechts een verandering van uitdrukking die hij geeft aan de totaliteit in een deel van die totaliteit waarin hij bestaat. Dit alles heb ik ook gezegd, maar op een technische manier in het eerste gedeelte dat u allemaal zo zwaar vond. Nu kunt u het een beetje beter begrijpen, omdat de gegevens niet eraan ontbreken. Maar de gegevens krijgen pas zin, als onze houding, onze erkenning van de totaliteit juist is. Maar dan is het ook noodzakelijk dat wij de kleine delen van de totaliteit waarin wij werken beseffen, omdat wij op die manier de taak om in het geheel juist dat te zijn wat we moeten zijn kunnen waarmaken.
Dit is dan de rechtvaardiging van het onderwerp. Het is mijn omschrijving van uw werkelijkheid en de mijne.
Ik druk de hoop uit, dat u van deze avond een klein beetje meeneemt van het besef van het licht en van de kracht, die u kan maken tot een vollediger deel van het kosmisch geheel dat wij tezamen vormen, de ongekende Kracht, die ons voortbracht. Ik dank u allen zeer voor de mij gegeven aandacht.