16 december 1976
De wet van Tao is de wet van juistheid en samenhang. Wanneer je dus uitgaat van het standpunt van het Taoïsme dan moet je zeggen: “Ik word geboren op de plaats, op de wereld waar ik thuishoor, ik heb een taak en die taak die hangt samen met degenen die om mij heen staan. In feite ben ik deel van een geheel en slechts wanneer ik goed functioneer als deel van dat geheel, dan zal ik dus ook later in het hiernamaals of iets dergelijks, de werkelijkheid bereiken. Ik sta ook niet helemaal alleen, ik ben als het ware een schakel tussen de geslachten en als zodanig geef ik alleen maar één enkele fase weer van de werkelijkheid van de aarde.” Het is natuurlijk erg kort samengevat, maar het is de basis. Wanneer je zo denkt, dan is er aan de ene kant een zeker fatalisme nodig. Je moet aanvaarden dat je bent wie je bent, en je hoeft geen vertoon te maken om een ander te worden. Je moet alleen de functie die je hebt zo goed mogelijk vervullen.
Dat is trouwens iets wat ook in Maoïstisch China eigenlijk nog steeds telt, zij het op een wat andere wijze, want waar eens de familie – die juist door het Taoïsme erg belangrijk is geworden – de eenheid was waar je ten koste van alles toe behoorde en waarin je dus je taak en je rangorde precies moest kennen, zo is dat nu eigenlijk bijvoorbeeld de wijkraad geworden en de straat waarin je woont en de mensen van de coöperatieven of het bedrijf waar je mee werkt. Het is dus inderdaad wel een denkbeeld dat juist in het – zullen we zeggen – Mongools gedeelte van Azië erg aanslaat. De waarde ervan zou ik vanuit mijn standpunt als volgt willen samenvatten. Je kunt door te aanvaarden dat je eerst een taak hebt op de plaats waarop je gesteld bent, komen tot een zekere innerlijke vrede. Je bent niet alleen meer naar buiten toe gericht, maar je hebt eigenlijk de innerlijke verbondenheid met het geheel waar je bij behoort. En aangezien dat niet ophoudt met de grenzen van de dood, heb je dus ook een absoluut gevoel van verbonden zijn met alle geslachten die voor je zijn gegaan. U kunt daarop in zekere zin een beroep doen, u zou misschien wat meer voor traditie voelen dan gebruikelijk is, maar aan de andere kant, je hebt door die innerlijke vrede, door die innerlijke rust, juist ook de mogelijkheid om het leven wat filosofischer te bezien, om de wereld van de gedachte een rol toe te kennen die niet het “ik” vervreemdt van de feiten waarin je leeft, maar die eigenlijk alleen maar die feiten onderstreept en hun betekenis groter maakt.
Wanneer je denkt aan Zen, dan moet je wel begrijpen waar het vandaan komt. Zen is ontstaan uit het Boeddhisme en het Boeddhisme in zichzelf is weer gebaseerd op een paar waarheden en een aantal trappen die het “ik” moet doorlopen om eigenlijk de voleinding te bereiken, de beheerstheid. Die situatie is op zichzelf natuurlijk erg mooi, maar wanneer je ze in de buitenwereld toepast, lukt het niet. Je bent dus eigenlijk verplicht om op een andere manier te werk te gaan en het blijkt ook uit het Boeddhisme zelf, waarin we zeer vele verschillende denkrichtingen vinden. Daar is een groot verschil tussen bv. de Boeddhisten van Ceylon, de Boeddhisten van Noord-India en de Boeddhisten zoals ze eens leefden in Tibet en de overleveringen die daar verder zijn van voortgekomen. Wanneer ik zeg Zen, dan zeg ik in de eerste plaats het overwinnen van de zinnen, door ze bewust en gericht te gebruiken. Het is de zelfoverwinning, de absolute beheersing die je nastreeft, want op het ogenblik dat je jezelf kunt verdiepen in het eeuwige waar dan ook, en hoe dan ook, dan zul je daardoor het eeuwige in alle dingen zien en beleven. Je staat vrij van een werkelijkheid waarin je menselijk leeft en je beleeft eeuwigheid op het ogenblik dat je je bezighoudt met de tijd. Dat is bijna een Zen-uitspraak want Zen gaat uit van het standpunt dat alle dingen zinrijk zijn, en alle dingen mogelijk zijn. Wanneer ik dus een vraag stel, bv.: “hoe vliegt een vogel zonder vleugels?”. Dan kun je daar een vraag in vinden die onzinnig is, maar is ze zo onzinnig als je denkt? Vliegt de vogel niet in zijn gedachten misschien? Is er niet iets in zijn illusies waarbij het vliegen als beleving voor die vogel bestaat? Hoe loopt een man met één been hard? Je kunt natuurlijk bruut zijn en zeggen “hinken”, maar je kunt ook zeggen “een man met één been die kan hard lopen want vooruitgang is niet alleen maar een kwestie van beweging, het is een kwestie van innerlijke processen”. En op deze manier probeert Zen dus filosofisch duidelijk te maken hoe eigenlijk het onmogelijke en het mogelijke dicht met elkaar verweven zijn omdat de innerlijke wereld en de uiterlijke wereld in feite niet van elkaar te scheiden zijn.
Je kunt bij Zen een beetje verder gaan, dan krijg je eigenlijk iets wat doet denken aan de Yogi, de man die de Yoga beoefent dus. U kunt streven naar de absolute beheersing van het lichaam, maar dan is dat alleen maar om de concentratie te verhogen. Je moet je kunnen concentreren én het goddelijke in jezelf beleven, ook wanneer je bevriest of wanneer een huis in brand staat waar je in zit. Wanneer het noodzakelijk is voor jou om te mediteren dan moet je die toestand van innerlijke ontruktheid bereiken en je lichaam is daarbij een hinderpaal tot op het ogenblik dat je er meester van bent. Vanaf dat ogenblik beheers je eigenlijk de gehele materie en ben je gelijktijdig verbonden met iets wat je het “geestelijk niet-zijn” zou kunnen noemen. Het is het opgelost zijn in een totaliteit waarbij het eigen “ik” zich eigenlijk in alle facetten toch weer weerspiegeld vindt.
Wanneer je uitgaat van deze filosofieën dan moet je ook wel beseffen dat deze filosofieën behoren aan volkeren die een andere achtergrond hebben dan de uwe. Een westerling heeft een ander karakter, een ander temperament, hij wordt opgevoed in een ander milieu en heeft daardoor heel andere maatstaven van waarden. Hij kent andere angsten en andere begeerten en juist dit betekent dat hij niet zonder meer bijvoorbeeld de meditatie van het Rad om nu eens één te noemen, zou kunnen volbrengen op de wijze waarop een waardig Zen-volgeling dit moet doen; tenzij hij zich eerst los heeft gemaakt van zijn hele culturele achtergronden, eerst zichzelf herschoold heeft tot het geheel van zijn innerlijke evenwicht en zijn karakter, zijn psychische verhoudingen, zich gewijzigd hebben.
Het is dus niet zo dat je kunt zeggen “Zen dat is prima, dat is voor iedereen bruikbaar”, maar ja, dat kun je van elke andere filosofie ook niet zeggen. Een denkwijze heeft pas zin op het ogenblik dat je jezelf daarin voldoende kunt verliezen om niet slechts jezelf en de bevestiging van jezelf in die filosofie te zoeken, maar jezelf verliezend in de filosofie, een begrip te krijgen voor het gehele complex van mogelijkheden en waarden.
Wij weten allemaal dat we leven in een wereld die niet is zoals ze zich voordoet. Dat geldt voor u, u bent anders dan u zich voor pleegt te doen, dat geldt voor alles wat u rond u ziet. De eigenschappen en de kwaliteiten zijn niet identiek met hetgeen u veronderstelt. U leeft in een wereld van raadselen, waarin u een zeer klein gedeelte hebt leren omschrijven en dit vaak verkeerdelijk ziet, als het belangrijkste deel of zelfs als het geheel.
Nu is er altijd voor ons een innerlijke behoefte om geconfronteerd te worden met iets dat we God noemen, het oneindige noemen. Elke discipline die je aanvaardt, heeft de ontmoeting met die God eigenlijk wel als doel, dacht ik. Want op het ogenlik dat je niet meer denkt in zuivere materiële termen, moet er iets anders zijn, wat het leven zinvol maakt en die zinvolheid kun je eigenlijk alleen in jezelf vinden. Je kunt ze nooit buiten jezelf vinden. Wanneer je naar de wereld kijkt, dan kun je natuurlijk dromen bouwen over hoe de wereld perfect zou zijn. Maar wanneer je rond je kijkt, dan weet je dat die perfectie waarvan jij droomt niet mogelijk is. En toch moet er in de droom ergens een waarheid steken, want je kunt niet denken wat niet in de schepping reeds bestaat, je bent niet de bouwer van het nieuwe, je bent de herbelever van het geheel dat geschapen is. Dat impliceert eigenlijk voor ons dat wij ieder op onze eigen wijze, en ieder met een eigen reeks van termen gaan proberen om de grenzen die in ons bestaan, te overschrijden.
Nu is het Taoïsme er één, waarbij de vrijheid om dit te doen eigenlijk geheel afhankelijk wordt gemaakt van de wijze waarop je dus in de wereld werkt, en dat is ook begrijpelijk. Per slot van rekening zijn al de grote leraren van China, of je nu denkt aan Kung-Fu-Tse, of anderen, denkers die uitgaan van de bestaande hiërarchische orde. Hier is een strikte indeling van het leven. En zelfs het hiernamaals wordt vaak voorgesteld als een soort keizerrijk met een hemelse keizer aan het hoofd, met een complete geheime stad vol van concubines, eunuchen, raadslieden en krijgslieden. En daaromheen groepeert zich dan de wereld van de zielen die de Gele rivier op de juiste wijze hebben overschreden. De situatie is hier dus: “mijn bevrediging kan ik vinden in een harmonie, in het gevoel absoluut, doelmatig en harmonisch te zijn ten aanzien van het bestaande”. Maar dergelijke dingen kunnen we wel dromen, maar het is alweer een droom die nooit waar wordt. Wie de geschiedenis van China beziet, die ontdekt dat er voortdurend opstanden zijn, dat er generaals van provincies in opstand komen, steden belegerd worden, dat mensen moord en doodslag plegen, dat er overal piraten zijn, dat er volkeren van buitenaf invallen en het rijk overheersten en wat dies meer zij. Het is geen rijk van een vaste orde en een vaste rust.
In zekere zin is het Taoïsme daarom een pretentie die niets te maken heeft met de werkelijke feiten, maar ze verhult als het ware de behoefte om anders te zijn, om anders te reageren. Ze geeft een uiterlijk leefpatroon, waarbinnen je dan weer de vrijheid kunt vinden van je eigen fantastische wereld, een vrijheid die, als ik het zo mag zeggen, slechts zelden de absolute oplossing biedt van een ontmoeten met God, een besef van het geheel en jezelf, als een functionerend deel ervan.
Zen gaat wat dit betreft, zeker veel verder, Zen confronteert u met de persoonlijkheid die ten gronde wordt gericht door de wil. De eigenschappen die je hebt zijn niet belangrijk, de beheersing die je hebt over die eigenschappen is belangrijk. De mens die je bent is niet belangrijk, maar dat wat je innerlijk representeert als gevolg van dit bestaan is belangrijk. Je innerlijk zoeken is niet alleen maar een verwerpen van de wereld zoals het soms lijkt, het is eerder een vlucht door de wereld van het voorstelbare naar het onvoorstelbare en van het onvoorstelbare naar het ternauwernood nog beleefbare. Hier ontmoet de mens inderdaad op de duur zijn God.
Maar aan de andere kant moet je je toch ook afvragen of er geen andere disciplines zijn geweest waarbij hetzelfde mogelijk werd, Ignatius van Loyola bv. heeft een aantal disciplines gebruikt die zeer doelmatig waren voor het bereiken van een hoger inzicht. Dat ze helaas weleens verkeerd gebruikt zijn, neemt niet weg dat hier ook een innerlijke ontmoeting, al noem je het dan met de Christus, in feite toch met God mogelijk wordt. Wanneer ik denk aan mensen als bv. Augustinus, de kerkvader die een aantal jaren eigenlijk één van de meest vooraanstaande gnostici was, voor hij zich in de moederschoot der kerk terug begaf, ook deze man kent een discipline, een discipline waarin de tweeledigheid van het Al, een absolute balans vormt, een balans die de mens kan beheersen zoals een kind dat midden op de wip staat, en wanneer die balans bereikt is, en niet eerder, dan ontmoet ook hij inderdaad in en vanuit zichzelf zijn God. Ook wanneer hij een beetje voorzichtig is met zijn omschrijving ervan en een deel van zijn schrifturen verdwenen is. Zeer waarschijnlijk omdat we hier te veel manicheïstische denkwijzen hebben aangetroffen.
Manes is een jonge Perziër die in het jaar 242 tot de conclusie kwam dat de tegenstellingen zoals Zoroaster (= Zarathustra) die had geschapen, samenvielen met het begrip van een Godsbeleving. Daaruit kwam een Christendom dat gebaseerd is op dualisme, dus goed en kwaad als gelijke machten en daardoor de belangrijkheid van de eigen keuze tussen goed en kwaad, dus die denkwijze die op vele manieren eigenlijk ook in het Westen scholen heeft helpen vormen. Want we hoeven heus niet te denken dat toen al die grenzen eenmaal weg waren en al die anderen verdwenen waren, tot de Valerianen toe, dat toen ineens het Christendom een dogmatisch geheel werd. Integendeel, de magische denkwijzen van de Gnostici blijven voortbestaan, hun geloof aan de juiste houding, en de juiste antwoorden en zelfs de juiste Amens (het waren er zeven die nodig waren om door alle gangen van het hiernamaals de hemel te bereiken) spelen vaak nog een rol bij bepaalde esoterische genootschappen. Wanneer je dus zit na te denken zeg je: “ja, maar het westen heeft ook nog zijn eigen scholen voortgebracht”. Die scholen zijn grotendeels, dat moeten wij toegeven, sterk beïnvloed door het Christendom en dan in de meeste gevallen niet eens omdat de zoekers naar de weg nu in de eerste plaats Christenen waren, maar eenvoudig omdat het hen onmogelijk werd gemaakt of levensgevaarlijk werd gemaakt, om datgene wat ze dachten en zagen, weer te geven in termen die niet Christelijk waren. Dat die gnostici allerhande zijpaden hebben betreden is duidelijk.
We kennen voorts de alchimisten, en u denkt nu waarschijnlijk dat de alchimisten altijd door de kerk vervolgd zijn, maar het is niet waar. Zover mij bekend, is de laatste officiële erkenning van een alchimist geweest in 1451 of 1452, Het betrof toen een alchimist die door een vorst ergens in de buurt van Oostenrijk was aangezocht om voor hem goud te maken en de man heeft goud gemaakt alleen voor de vorst, en niet van de stoffen die hij kreeg. En wanneer je dat allemaal zo beziet, dan zeg je: “ja daar zit een enorme verwevenheid in”.
En degene die zich dan de vraag gaat stellen waarom nu de Oosterse filosofieën zo erg belangrijk worden in het Westen, die kunnen dat niet beantwoorden door te zeggen: “er was voor die tijd een weg voor de mens om in zichzelf God te vinden”, men kan wel zeggen dat de mensen in het Westen langzaam maar zeker zozeer gewend zijn geraakt aan alle mystieke mogelijkheden die in het kader van hun eigen maatschappij, opvoeding en esoterische mogelijkheden lag, dat ze daar eigenlijk voortdurend aan voorbijgaan. Het is een beetje wonderlijk wanneer je ziet hoe in het Westen iemand komt, meestal één of ander klein leraartje uit India of zo, die de reisgelden bij elkaar heeft gebracht en dan een school sticht waarbij een nieuwe bewustwordingsmogelijkheid wordt geopend. Het is natuurlijk ergens kolder. Toch is het vele malen gebeurd en wat dat betreft hadden de Beatles hun juiste naam “Kevers”.
Maar u zoekt naar het andere omdat je niet meer ziet wat je hebt, wat is nu de werkelijkheid? Dan zou u het als volgt moeten zien. Elke mens heeft in zich een aantal gaven, maar de maatschappelijke situatie en vaak ook door het geloof en de wijze waarop het gepredikt wordt, maken het hem onmogelijk of emotioneel onmogelijk om die gaven als iets normaals te aanvaarden. Je kunt genezen, je kunt in vele gedachten lezen, je kunt visioenen zien, maar de mens is er bang voor, hij ziet het als iets dat alleen thuishoort bij de bevoegde instanties. Ik dacht dat dit de grote fout is. De mens verwerpt een groot gedeelte van zijn eigen innerlijk, van zijn psyche, van zijn innerlijke belevingen en belevingsmogelijkheden omdat hij zich wil conformeren aan regels die door anderen zijn opgesteld, zonder daarbij te begrijpen dat die regels alleen maar een uiterlijke en algemene gelijkschakeling beogen, zonder dat het innerlijke hierdoor in feite wordt betroffen. En als je zo ver komt dat je dit voor jezelf gaat beamen, dan is de vraag ook niet meer: “is het belangrijk om ons hier in het Westen bezig te houden met Zen, om ons bezig te houden met de bestudering van die wetten van Tao, de oude filosofieën van China en India”. Dan is de vraag eerder: “waar kunnen we een weg vinden om deze verharding rond ons innerlijk te doorbreken ?” En dan geef ik toe, in vele gevallen zal juist het geheel anders zijn, het gebruik van totaal andere formuleringen, andere gebruiken, een ander soort sacrament als het ware, de mensen de mogelijkheid geven om beter te reageren. Maar dan reageert hij niet omdat de leer beter is, maar hij reageert omdat hij nu wel bewust reageert, wat hij niet doet op zijn mogelijkheden en zijn waarden zoals die in zijn eigen omgeving liggen. Waarom kun je wanneer je openlijk bidt tot God, door anderen als belachelijk aanzien worden, terwijl die anderen eigenlijk vol eerbied en onbegrip staren op het ogenblik dat je met een incantatie begint met allerhande vreemde namen en krachten. Waarom is het belangrijker om te spreken over het huwelijk tussen Sotar en Pistisofia dan te spreken over de éénwording van de geest, de bevrijding van de geest. Dat is toch eigenlijk hetzelfde. Ik ben bang dat je vaak meer zoekt in formules dan in feiten. En het is ook daardoor, dacht ik, dat de mens zo gemakkelijk alles van zich afschuift wat niet precies past in het kader van zijn religieuze belijdenis en zijn maatschappelijke gewoonten.
Vindt u het eigenlijk niet vreemd dat een medicus die een eed aflegt om het lijden van de mens te verdrijven waar hij kan, zijn leven te behouden waar hij kan, zodra hij die eed heeft afgelegd, gaat denken aan het inkomen dat hij uit het lijden van de mensheid krijgt. Vindt u het niet zonderling dat een priester die gewijd is om de mensen tot God te brengen, in plaats van hun dienaar te zijn, in vele gevallen zich onmiddellijk hun heerser voelt, hun meerdere. Is het niet zonderling dat mensen die zeggen dat ze recht zullen spreken, alleen rekening houden met hetgeen geschreven is en niet met hetgeen gebeurt? Is het niet wonderlijk dat al deze groepen éénieder afwijzen die de euvele moed heeft zich op hun territorium te begeven, en als het ware te tonen dat er iets anders mogelijk is. Er is een dokter geweest, niet hier in dit land, die, toen een patiënt die hijzelf had opgegeven door een paranormale genezer werd genezen, zei: “dit is ontoelaatbaar, deze mens had op een wetenschappelijke manier en een wetenschappelijk verantwoorde manier moeten sterven, want ik kan niet toelaten dat dergelijke kwakzalverij onder mijn patiënten geschiedt”. In de eerste plaats, het ging hem dus niet om de genezing, maar om zijn gelijk. In de tweede plaats, hij vond zijn theorieën, zijn therapieën, belangrijker dan de mogelijkheid een mens, door voor hem niet te begrijpen middelen, te genezen. In de derde plaats, hij verzette zich ertegen dat het één van zijn patiënten was, alsof hij, dienaar der mensheid, in feite de eigenaar was van de zieken aan wie hij zijn inkomen ontleende. Is dat nog redelijk? Probeer het dan eens op een andere manier te zien, kijk naar binnen toe, vraag je af waar de werkelijke betekenis ligt in het leven. Ligt die in nieuwe auto’s, in een grotere productie, ligt die in een veel hoger inkomen, een bankrekening, belastingontduiking desnoods ook nog, of ligt die eigenlijk in het gevoel dat je leven zinvol is, dat het overal aansluit bij een werkelijkheid die steeds iets meer kenbaar wordt, een wereld waarin je niet alleen staat en niet alleen te maken hebt met dingen die van jou zijn of die jou wat te zeggen hebben, maar waarbij alles elk op zijn beurt zin krijgt en betekenis krijgt. Ik dacht dat dit laatste veel belangrijker was. Dat de westerse maatschappij dat aan het vergeten is, is volgens mij, de reden dat men zoveel grijpt naar de oosterse disciplines.
De werkelijkheid is, dacht ik, het volgende. Ieder mens heeft betekenis, maar alleen door datgene wat hij vanuit zijn innerlijk gevoelen en erkennen is voor zijn medemens. Geen enkele mens kan alleen zijn, niemand kan boven de mensen staan “alzo sprak Zarathustra”. Ik kan soms nog met hem meevoelen. Ik ben nog in een tijd geboren, waarin je de vrouw op haar plaats moest houden. Nu is de vrouw iemand geworden die de man op zijn plaats zet. Maar als hij eindelijk de top van de berg heeft bereikt, daalt hij af en hij zegt: “om te dienen”, maar in feite omdat hij niet alleen kan zijn. We kunnen niet alleen bestaan, dat is het eerste dat we moeten beseffen. We maken deel uit van een geheel. Dat geheel heeft een ziel, dat heeft een kracht, dat heeft een leven en dat moeten wij in onszelf vinden. Want die ziel, die kracht, dat leven van het geheel, dat manifesteert zich door ons en door alles wat bestaat. Niet door ons omdat wij meer zijn dan anderen, maar hoogstens door ons, omdat wij op een bepaald ogenblik meer geschikt zijn dan anderen. Het verschijnsel is bijkomstig, de kracht die het veroorzaakt is alles. Zo is het ook niet belangrijk of de dingen die je droomt en denkt, feiten zijn of niet. Het is belangrijk of zij een weergave zijn van een innerlijke eenheid en dan zie ik niet zoveel verschil tussen de mensen die zuiver materialistisch denken, maar dromen van een wereld die een paradijs wordt en mensen die zuiver religieus denken en dromen van een paradijs dat ze na deze wereld zullen vinden. Ik geloof zelfs dat de eerste groep mensen ergens een klein beetje minder aan zichzelf denkt dan de tweede. De tweede denkt: “als ik maar in de hemel kom”. De eerste denkt: “ik moet het nageslacht iets nalaten wat beter is dan ikzelf was”. In allebei deze gevallen zoekt men eigenlijk innerlijk naar de zin van het bestaan, naar de verbondenheid met alle dingen en of dat nu het kamrad zijn in de grote tijdloze machine van de mensheid betekent, of het zijn van een flikkering licht in de goddelijke zon, dat maakt niet veel uit.
Het is wat ons innerlijk beweegt wat belangrijk is en juist omdat het zo belangrijk is, moeten we ook leren waar onze mogelijkheden, waar onze grenzen liggen en in dat opzicht zijn dus disciplines belangrijk. Je kunt al wichelende uitmaken wat je moet gaan doen. Het toeval kiest meestal net zo goed als jezelf, namelijk ook verkeerd. Je kunt proberen om de hele toekomst te kennen, maar als je haar kent is die kennis alleen genoeg om je eigen toekomst te veranderen. Je moet beseffen dat je leeft in een wereld waar alles beweging is, een voortdurende fluks. U moet begrijpen dat alleen de innerlijke waarde vast is, al het andere verandert en juist omdat die innerlijke waarde de vaste kracht is, de enige pool waar je je altijd kunt op oriënteren, moet je vanuit dit innerlijk voortdurend proberen in die buitenwereld dat innerlijk waar te maken, niet met een paar woorden, niet met een leuze, niet met bezit, maar doodgewoon door steeds, hoe dan ook, een eenheid te vormen met de mensheid die rond je is, en dat je daarbij dan een specialistische taak of functie op u kunt nemen, houdt niet in dat je daardoor meer of minder bent, het houdt alleen maar in dat je in het geheel op een bepaalde wijze dient op te treden en te ageren.
Vraag 1 (echter niet verstaanbaar)
Het is een typische visie die ook uit de gehele geschiedenis van de Boeddha voortkomt. Alle leven is lijden bv. dat is natuurlijk onzin, het is niet waar en als je dat zegt, dan is het een ontkenning van een doel, van het leven. Maar goed, de Boeddha stelt het zo en hij bouwt daaruit op dat wij dus moeten komen tot een overwinning van het leven, daar komt het eigenlijk op neer en als je het zo bekijkt dan is de Boeddha eigenlijk ook degene die zegt: “op een gegeven ogenblik moet ik vrij zijn van de hartstochten en van de angsten, ik moet vrij zijn van mijn verwatenheid dat ik weet wat waar is en niet waar, ik moet mij los maken van het rad der gebeurtenissen dat rondwentelt en mij meesleurt en ik moet daardoor komen tot de rust”, een rust die – en dat vergeten velen wel eens (ook sommige boeddhisten) – niet is de daadloosheid, het is het zijnde niet-zijn, het is gelijktijdig zijn als kracht en als activiteit, maar niet meer persoonlijkheid zijn in datgene wat je voortbrengt, maar je persoonlijkheid alleen beleven als deel van het geheel. Dat is Nirwana. Dat is het opgenomen worden van de verlichte. De verlichte is dan ook geen mens die boven de mensen uitstijgt, dit heeft men er willen van maken. Neen het is een mens die zijn zichzelf vindt door bewust af te wijzen wat niet deel is van hem, onder meer gesymboliseerd in de strijd met Mara en drie fasen (Mara de duivel).
De eenheid die bereikt wordt is de eenheid met het geheel van het zijnde, ook met de natuur, gesymboliseerd door zowel de Cobra die schaduw werpt, als door de helm van slakken die hem beschermt tegen de hitte van de zon. Het is de verbondenheid die tot uiting komt in het symbool van de Lotus waarin hij zetelt. Hij wordt gedragen door de natuur, hij is beschermd door de natuur, hij is deel van de natuur en de mensheid en hij is gelijktijdig dit alles zonder zichzelf daarbij wezenlijk te verliezen. Al die verheven waarheden, al die krachten, die gaan eigenlijk juist die richting uit, het zijn de paden ook, de verschillende trappen die je hebt te bestijgen. Het is allemaal niet alleen maar het verhaal der onthechting, het is als het ware het terzijde stellen van het verschil tussen jou en het andere. En zelfs de Boeddha wordt bewogen door mededogen en in zijn eigen theorieën zou dat verkeerd zijn, tenzij je begrijpt dat zijn mededogen niet ontstaat doordat hij medelijden heeft met anderen, maar omdat hij in zijn begrip van eenheid met anderen, met hen lijdt en dat is iets anders.
Op deze manier zie je eigenlijk ook weer een leer die goed is, een leer die grote waarden in zich bergt. Maar een leer die ook gelijktijdig weer is geworden tot een soort kerkelijke instelling met erediensten waarbij de kloosters, eens bedoeld als scholen en plaatsen waarbij men van elkaar zou leren, geworden zijn tot prestige objecten, waarbij het school zijn eigenlijk maar in de tweede orde is en het eerste doel is de zelfverheffing, al is het maar door op meer sonore toon dan een ander, de juiste gebeden te zeggen of daar waar het bekende debat van de Boeddhisten en Lama’s bestaat, net ietsje gewelddadiger en net ietsje harder, net ietsje gefundeerder te argumenteren dan een ander, en dat heeft de Boeddha zeker niet bedoeld. Het is dus altijd zo. Er is een wijze op aarde en in die wijze bestaat het besef van de goddelijke vonk, die wijze probeert dit besef van de goddelijke vonk uit te drukken en uit te dragen, hij probeert zijn medemensen bewust te maken van het goddelijke dat in hem woont en dan zeggen ze allemaal “ja”, want ze zien de wonderen die daardoor gebeuren, ze ervaren de vrede die ervan uitgaat totdat de leermeester weggaat en vanaf dat ogenhik gaan ze organiseren, niet begrijpende dat je de geest, dat je de diepste kern, de ziel, niet kunt organiseren, dat je die alleen kunt laten leven.
Dus dacht ik ook weer of we nu hier vertrekken of daar, hetzelfde probleem, het is het probleem van de mens die nog niet begrijpt dat het allemaal om zijn eigen innerlijk gaat. Wij leven nu na de dood, tenminste wat u de dood noemt. Dat is voor sommigen van u een heel fenomeen: “oh, wij leven later ook”. Nog voor anderen is het een kwestie van “nou ja, we zullen het wel eens een keer zien”. Maar als je geduld hebt, zul je het allemaal zien, dus geen reden om u druk te maken. Maar het belangrijke is eigenlijk dit, voor ons en voor u, dat wij, ook al treden wij als afzonderlijke vormen op, wij niet in wezen alleen maar afzonderlijke ego’s, afzonderlijke vormen zijn, wat je ook bent, of je een mens bent, de meest gebrekkige die je je kunt voorstellen, of je een mens bent, de grootste schoonheid die je je voor kunt stellen, de grootste wijsheid die je je kunt voorstellen. In feite is het verschil zo gering, het gaat om wat je samen bent en de domme is nodig om de wijze te helpen en de wijze moet er zijn om de domme te helpen zijn domheid te beseffen. Daarbij is de één niet meer dan de ander. Wanneer wij spreken in westelijke termen over de Christus die met ons is, spreken we dan eigenlijk niet over die verenigende liefde die boven en buiten alle uiterlijkheden om, ons dient te beheersen, spreken we dan niet over een kosmische orde buiten de tijd waartoe wij behoren, waarvan wij in feite deel uitmaken en die wij in onszelf moeten ontdekken om daar dan wat het koninkrijk genoemd wordt, wat in wezen dus de goddelijke wereld is, te kunnen beleven.
Wanneer ik begin te filosoferen, heb je gemerkt, dan kan ik niet stilstaan bij één systeem en bij één denkwijze, bij één leerboek. De ene kan de bijbel voorlezen en de andere het evangelie en de derde kan de Boeddhistische grondbeginselen voorlezen en daarnaast de verschillende traktaten van de vele verschillende meesters die op een andere manier hebben gezien, en weer anderen kunnen zich begraven in de oude geschriften van de Hindoes en alle gevolgtrekkingen die door verschillende meesters daarvan zijn gemaakt. Maar dat zijn uiterlijkheden. De werkelijkheid is wat er in u bestaat. In u leeft God, zonder u zou God zijn, maar niet gevormd, maar zonder God zou u niet zijn, niet in vorm en niet zonder vorm. Alles wat je bent en alles wat je doet is deel van jezelf maar het is ook een uitdrukking van wat je bent, je kunt in de totaliteit niets verkeerd doen maar je kunt tekortschieten tegenover datgene wat je nu bent en beseft te zijn. Je moet in jezelf zoeken naar een waarheid die je nu uit kunt leven, die je nu waar kunt maken en dan heb je niets te maken met alle miezerige voorschriften en wetten die de mensen hebben uitgedacht, dan heb je te maken met een innerlijke waarheid, die innerlijke waarheid zal je steeds weer zeggen: “ik moet mijzelf beleven maar ik mag niemand schaden, want de ander is deel van mij, dezelfde kracht die in mij leeft”. Misschien dat je dan ook zegt: “ik heb geen behoefte om wijs te zijn. Ik heb alleen maar behoefte om het innerlijke geluk te kennen”. Misschien dat je dan zegt: “bezit is mooi, maar wat heb ik aan bezit wanneer het niet gelijktijdig een uitdrukkingsmiddel wordt van wat er in mij bestaat, in mij leeft, van wat ik innerlijk waarmaak, wat ik innerlijk erken”. De hele kosmos wordt weerspiegeld in elk levend wezen, ook in een amoebe, ook in een microbe, en ook in u. De oneindigheid is overal vertegenwoordigd, de kracht van de oneindigheid is overal vertegenwoordigd, maar ze moet beleefd worden door in die kracht juist weer te geven wat die kracht in u bedoelt en verder niets. Als je alleen maar eens een keer gaat putten in die kracht zoals je ze in jezelf vindt, het is zo gemakkelijk. Als je alleen maar even vergeet wie je bent, wat je bent, wat je kunt en wat je niet kunt. Als je alleen maar beseft dat die kracht, waarin ergens een licht aanwezig is dat misschien nu nog verborgen schijnt, naar buiten kan treden. Gooi je niet open voor de wereld buiten je, laat een licht in je uitschijnen, of anders gezegd, zet uw licht niet onder de korenmaat. Uw werkelijke licht, probeer het eens te beseffen zo nu en dan. Zo zul je zien dat er heel veel op de wereld is wat eigenlijk niets betekent, dat heel veel wat je erg belangrijk vindt, alleen maar voorbijgaand is, een verschijnsel, dat één enkel klein accentje in de werkelijkheid die je bent en waaruit je leeft. Denk eens een beetje aan het licht in jezelf, dan zul je tot de conclusie komen dat er geen grenzen bestaan van leven en dood, behalve de grenzen die je zelf opricht, dat er geen begrenzen is tussen mens en God buiten de begrenzing die de mens opricht tegen zijn God om zichzelf te blijven. Dan zul je ontdekken dat de gehele maatschappelijke waarde en waardering uiteindelijk maar een goochelspel, om niet te zeggen, een begoocheling is, waarin alleen dat licht inzicht en doorzicht geeft.
Er zijn grote leermeesters geweest, ze hebben het u verteld op duizend wijzen, hoeveel verschillende vormen van yoga zijn er, hoeveel verschillende disciplines, hoeveel esoterische geheimscholen. Maar ga verder en zoekt de kern van al die dingen. Waar kom je terecht? Bij jezelf, de kern van jezelf. Datgene wat we beheersing noemen, is het vermogen om onszelf uit te schakelen in onze illusie en zo door te dringen tot de werkelijkheid die we zijn en waarvan we deel zijn. De macht die we zoeken, is niet de macht over medemensen, het is de macht over onszelf, waardoor we onszelf een ogenblik los kunnen maken van dit spel van uitingen om terug te keren maar de essentie. Je leeft in een mensenwereld en je moet meedraaien. U hebt gelijk, maar moet je nou precies zo meedraaien als u nu doet? Moet u nu precies die problemen in uzelf wakker roepen waarmee u voortdurend worstelt, of is er misschien iets anders. Het is maar een vraag. Ik zal u geen alternatieve leefwijze aanbevelen, je moet de wijze van leven en bestaan vinden die u innerlijk die vrede geeft, waardoor het licht in u kenbaar en beleefbaar wordt. Het is het enige wat telt. Ik zeg u niet dat u u geen zorgen behoeft te maken over morgen, de mens die dat niet doet, is in de ogen van zijn medemensen een idioot, of hij is een staatsman. Het verschil tussen beiden is vaak niet zo groot als men pretendeert. Kijk eens de idioot houdt zich alleen bezig met zijn eigen gedachten, en de staatsman alleen met zijn eigen visie. Beiden nemen aan dat hun visie de enige belangrijke is in de wereld en daardoor komen ze beiden tot een reeks van handelingen die, wanneer ze gewoon menselijk zelfs objectief beschouwd worden, een beetje onaanvaardbaar, een beetje vraagwaardig worden, vandaar mijn vergelijking. Dus niet denken dat ik zeg, elke staatsman is een idioot, als je daarover gaat praten, kun je zeggen, menig staatsman wordt gekozen door idioten, maar dat is geheel iets anders.
Dus om terug te keren tot de essentie waar ik over bezig ben, de verschillen die we maken, zelfs in ons leven, de problemen die we een groot gedeelte zelf wakker roepen, zijn zaken die veel minder meetellen wanneer we eerst naar binnen toe kunnen grijpen. Zeker, we zullen in het begin denken dat het ons licht is of Gods gave aan ons alleen, waardoor we iets zijn of iets kunnen, maar we zullen heel gauw beseffen dat we alleen maar een klein straaltje zijn van die enorme hoeveelheid licht die in de gehele schepping voortdurend actief is, die de schepping zelf is. We kunnen gaan vechten natuurlijk over woorden, dat doen mensen graag. Maar zijn woorden belangrijk, zijn formuleringen belangrijk? Misschien dat ik het daar met de Zenmeesters eens kan zijn. Hoe vliegt de gans, gebonden in een mesthok? De droom van haar ziel en anders niet. Er is geen antwoord op te geven. Het leven is vol met vragen die je niet beantwoorden kunt, maar in jezelf is er een emotie waardoor je zekerheid kunt vinden, ondanks het feit dat je beseft de antwoorden niet te weten. Het schijnbaar zinloze openbaart zich soms het diepst in de zin van het bestaan. We hoeven niet te vechten over de vraag of er nu wel of niet sprake is van een mystieke transfiguratie tijdens een misoffer of zoiets, wat doet het eigenlijk ter zake.
Het is niet alleen belangrijk dat wij in onszelf, datgene wat we Christus noemen, wat de Liefde Gods is, ontmoeten. Is dat niet het enige waar het op aan komt? Waarom zouden we dan over de uiterlijkheden twisten. Laten we niet twisten over leven en de dood, want die dingen zijn maar verschijnselen. Het licht dat we vinden is onsterfelijk, wat we zijn in dat licht is ook onsterfelijk. Al het andere kan veranderen en misschien vergaan, of dat gewoon beseffen. Als we diep in onszelf zoeken naar het gevoel waaruit onze wet ontstaat, onze wet van leven, een wet die niet betekent wat anderen moeten zijn of doen, maar die zegt wat wij zijn, in harmonie met de kracht waaruit we voortkomen. In ons is een licht. Wij kunnen tot dit licht doordringen wanneer we de remmingen wegnemen, de grenzen waardoor we het beletten in ons te zijn, zelfs wanneer het in het begin maar een emotie is, een veraf niet vast te houden droom van een feit. Dring door in je werkelijkheid, word meester van je werkelijkheid en je zult de illusies van de wereld beheersen, maar je zult geen heerser willen zijn, omdat het geen zin heeft om vorst van fantomen te spelen.