6 juni 1959
Wij zijn niet alwetend of onfeilbaar. Graag zou ik eens met u willen spreken over: Temperament en bewustwording.
Wat hebben deze dingen met elkaar te maken? Toch is er een grote samenhang. Van mijn kant uit kan ik dat alleen zeggen in de zin waar wij dit op aarde indertijd hebben meegemaakt. Onze expert van zo dadelijk zal u dat ook nog van een andere zijde belichten. Wanneer wij een temperament hebben wil dat zeggen, dat wij door verschillende lichamelijke oorzaken op een bepaalde wijze reageren op de wereld om ons heen. De reacties zijn directe oorzaken, waaruit even directe gevolgen voortkomen. Er zijn heel vaak onbelangrijke wijzigingen, misschien een ondoordacht woord, voldoende om het lot van soms een heel volk te wijzigen.
Het temperament – misschien het karakter, dat is het ook wel een klein beetje – bepaalt op welke wijze wij in die wereld oorzaak en gevolg scheppen. Maar oorzaak en gevolg op hun beurt bepalen wat wij ervaren van de wereld. Het vervelende is juist, dat ons temperament ons vaak belet om die wereld op de juiste wijze te evalueren. Wij geven heel verschillende waarden aan, naargelang ons eigen idee en onze eigen wijze van reageren. Er bestaan relaties tussen ons en de kosmos. Daar kunnen wij niet onderuit. Het gevolg is dus, dat wij door de wijze waarop wij krachtens ons temperament leven en reageren, eigenlijk ook bepalen wat wij voor die kosmos betekenen.
Er zijn mensen – misschien zelfs wel hier in de zaal – die zo graag verdraagzaam willen zijn, die zo graag met begrip en liefde de wereld tegemoet willen treden. Dat gaat net zo lang, tot iemand per ongeluk op hun betrekkelijk lange tenen trapt. Wat er dan uitkomt doet meer denken aan Donald Duck, dan aan een bezadigd mens. Daar gaat het temperament met de mens ervandoor. Hij gaat dingen doen, die hij eigenlijk niet wil doen. Hij laat zich verleiden tot een reeks van ondoordachte handelingen, waar de gevolgen dan voor hem volledig onoverzichtelijk zijn. Hij kan dus niet bereiken wat hij wil in de wereld en hij krijgt op zijn beurt de klappen ervan.
U zou kunnen zeggen, dat bv. een gebroken hart ook een temperament kwestie is. De één kwijnt weg aan een gebroken hart, de ander krijgt een proces wegens doodslag, omdat hij door een ander temperament gereageerd heeft door niet zichzelf maar de ander uit de weg te ruimen. Dergelijke menselijke drama’s in zo’n grote opmaak ziet u zelden. Wat u wel ziet zijn de kleine drama’s van elke dag. In die drama’s valt ons vooral op dat een mens krachtens zijn temperament reageert en zelden in staat is dit zover te beheersen, dat hij altijd een gulden middenweg bewandelt. Wij van onze kant uit menen nu, dat het temperament nooit helemaal praktisch beheerst kan worden. Het is a.h.w. een mechanische kwestie. Als je een auto hebt met een dieselmotor, dan moet je niet proberen om je bougie schoon te maken, want dan loopt hij toch geen cent beter en moet je de fout elders zoeken. Het verschil in geaardheid tussen mensen maakt het noodzakelijk om ook daar dus de oplossing voor problemen en fouten telkens op een andere manier te zoeken.
Geestelijk gezien betekent het ook, dat elke mens zijn eigen weg moet gaan, maar daarnaast, dat elke mens voor zich moet komen tot een voor hem/haar geschikte beheersing van de eigen persoonlijkheid. Het zijn juist deze punten, die het onderwerp uitmaken van de overweging vanavond. Het zijn deze punten, die ons ertoe gebracht hebben om een tweede spreker in te schakelen. Deze tweede spreker ziet deze dingen een klein beetje minder menselijk, dan ik het doe. Er zijn ook bij ons verschillen, misschien is het ook wel temperament. U hebt nu van mij gehoord, waarom ik het belangrijk vind. Luistert u nu eens goed naar die ander. Wanneer hij u dus aanleiding geeft tot het uiten van kritiek, of het stellen van vragen, dan heb ik maar één verzoek: stel ze kort, stel ze beknopt – als je kunt – en laten wij proberen ook dit onderwerp te begrijpen. Het gaat er niet alleen om dat wij nu weten hoe wij ons temperament beheersen, het gaat erom dat wij beseffen op welke wijze onze relaties met de kosmos bepaald worden en op welke wijze wij dat zelf tot stand brengen. Daarom is het juist dat wij die gastspreker hebben meegebracht, die ik dan op het ogenblik aan het woord laat.
Gastspreker
Wanneer wij vanuit een meer geestelijk standpunt willen trachten om oorzaak en gevolg in verband te brengen, met de menselijke bewustwording en de factoren die deze bewustwording beheersen ook op aarde, onder meer het temperament, dan moet ik allereerst mijn beeld van de kosmos stellen, opdat wij een duidelijk beeld krijgen van hetgeen wij hier willen zien en bespreken.
Ik geloof in een alomtegenwoordige Godheid, die in alle dingen gelijkelijk aanwezig is. Ik meen ook, dat alle mensen een fragment zijn van het Goddelijk denken, dat in zijn geheel aan ons voordoet als een ontstellend groots en schoon mozaïek. Zolang de delen hun bestemming nog niet gevonden hebben, zal het mozaïek onvoltooid zijn en zal de arbeid voortgaan. Ik meen, dat de instandhouding van de Schepping, en daarmee van alle vormen van begoocheling en waan, voort zal moeten duren, totdat elk wezen zijn eigen plaats en bestemming binnen die kosmos heeft gevonden.
Het woord “temperament” geeft ons aan: de beperking van het stoffelijke voertuig. Niet iedere mens is geneigd om gelijkelijk te reageren, wanneer hij alleen zich moet beroepen op instinctieve waarden van zijn lichaam en de impulsen door zijn voorgeslacht daarin vastgelegd. Het logisch gevolg hiervan is, dat de mens veelal onbewust handelend, voor zich de weg naar de juiste plaats en de voleinding moeilijker maakt. Hiervoor is een beheersing noodzakelijk. De beheersing maakt het ons mogelijk om daar, waar oorzaak en gevolg in het geding komen, zelf overwegend de voor ons juiste en goede mogelijkheden, de meest juiste mogelijkheid uit vele voor ons open liggende wegen te kiezen. Het vreemde is, dat deze keuze nooit een zelfde kan zijn. Er is niet altijd een zelfde weg te volgen, om voor een mens een maximum aan bewustwording en beheersing mogelijk te maken. Het is juist daarom, dat ik dit onderwerp met u wil beschouwen vanuit een wat meer geestelijke sfeer en wil trachten u een beeld te geven van de inwijdingssfeer en gedachte, zoals deze vanuit onze sferen kenbaar wordt bij het beschouwen van de aarde en de mens, die daarop leeft.
Wanneer de geest naar de wereld komt, dan geschiedt dit niet alleen maar omdat hij toevallig leven moet, of omdat hij zich een bepaald leven kiest. Hij is door zijn bewustzijn geleid tot een zekere keuze. Hij komt zeer zeker tot die wereld, omdat hij naast zijn eigen bewustzijn ook hogere en meer leidende krachten accepteert. Hij is vrij om zijn eigen keuze te doen, maar beroept zich op de superieure kennis van anderen. Deze anderen zijn over het algemeen niet de krachten van lagere sferen, maar eerder de hogere, Lichtende gestalten, waaraan men zich met ziel en leven als het ware overgeeft, omdat men weet: “Hier openbaart zich voor mij een Goddelijke werkelijkheid op zijn best”.
Het resultaat is, wanneer die ziel op de wereld komt, zij daar komt om een zekere reeks van beproevingen te doorstaan. Het bewustzijn wordt in de conditie gebracht, waarin juist de beste mogelijkheden beproefd worden, waarin juist de grootste capaciteit tot verdergaan ontwikkeld wordt. De bewustwording van de mens is niet alleen het spel van vergaarde kennis. Het is niet het spel van wetenschap alleen. Het is spel van in het Ik geopenbaarde Goddelijke kracht. En God in Zijn Schepping geeft ons immers de vorm, die nodig is om Zijn geheel van Schepping tot eenheid te maken. Wij kunnen dus accepteren wat wij zijn, maar binnen dit aanvaarden zullen wij moeten trachten juist de waarden, ons gegeven, om te zetten in voor ons herkenbaar goede, herkenbaar Goddelijke waarden.
Uw wereld is soms een fantastische wereld. Er is een conferentie in Genève. Hier is het niet alleen staatsmanschap, machtsstrijd, politiek of economische verhoudingen die meespreken, maar ook wel degelijk het temperament van de verschillende staatslieden. De wijze waarop zij reageren, de wijze waarop zij zich niet weerhouden kunnen te reageren. Al wordt hier o.i. weinig goed gewrocht, zo dadelijk zullen deze dingen beslissen over oorlog en vrede. Zo dadelijk zal dit uitmaken, of u beeft en sterven moet. Want deze eigenaardige in de mens liggende krachten kunnen misbruikt worden.
Wij kunnen als een te vurig paard, voortdurend het temperament aan de toom houden, totdat het steigerend niet meer weet waarheen en het schuimbekkend losbreekt. Want een kostbaar paard, dat losbreekt, brengt velen schade toe en ook aan zichzelf. Zo kan het ook u gaan. Je kunt zeggen: “Ik wil te zeer meester zijn van mijzelf. Ik zal mijzelf dwingen in dat, wat ik juist vind” en op dat ogenblik is uw bewustwording stopgezet. Want in u bouwt zich de kracht op tot een stuwing, die u niet meer weerhouden kunt. Het is juist, wanneer wij het paard een enigszins vrije teugel kunnen laten en het toch beheersen met sterke hand, dat wij het snelst ons doel bereiken. Het is juist, wanneer men het temperament meester is, zich bewust is van zijn fouten en deze daar beperkt, waar zij volgens eigen inzicht, tegen het Goddelijke ingaan, dat de bewustwording steeds groter en sterker wordt geopenbaard.
Maar de geestelijke kracht die op deze wereld heeft geholpen, die u bij de keuze tot incarnatie terzijde heeft gestaan, volstaat er niet mee u alleen maar in een wereld los te laten zonder meer. Die geest is bij u en houdt op zijn wijze een voortdurend contact met u. Van dat contact zult u waarschijnlijk weinig merken. Toch is dat contact er voortdurend en het is vaak bepalend voor de wijze waarop u zult kunnen ervaren en uw bewustzijn uitbreiden. In het oude Egypte en zelfs bij bepaalde Griekse mysteriën was het de gewoonte dat men degene die inwijding zocht, onder hypnose bracht en deze aan een aantal beproevingen blootstelde. Wel te verstaan, door suggestie, geestelijk. Degene die deze zaken leidde, was de inwijder. Deze had weinig respect misschien voor het leven en menigeen die inwijding zocht, is, door een te zware proef, dood gebleven, teruggegaan naar een geestelijke wereld.
Degene die u hier op deze wereld heeft gezonden, doet dat niet. Hij zal u nooit zó belasten, dat u moet bezwijken, maar hij zal u telkens weer helpen en voeren en leiden naar de juiste richting. Hij zal u telkens weer proberen inzicht te geven in uw eigen persoonlijkheid en in datgene, wat u ermee mag, kan en moet doen. Het is misschien te ver gegrepen, wanneer ik hier wil wijzen op de Witte Broederschap. Toch bestaat ook die en heeft ook deze vaak haar stempel gedrukt op de geschiedenis en op uw eigen leven in de tijd, waarin u bestaat. De verhouding is bijna gelijk. De Witte Broederschap grijpt in zonder aanzien des persoons. Zij schept condities, die u misschien demonisch, of slecht zult noemen, omdat zij weet, dat vuur vaak het enige middel is om uit het erts het goud naar buiten te brengen. Om uit deze grote, vaak stupide massa van mensen de zuiverheid van intentie, van willen, van begeren naar voren te brengen, die voor een bewustwording van de mensheid noodzakelijk is.
Wanneer ik ze dan toch noem, dan doe ik dit om u iets duidelijk te maken. Alle werelden, alle mensen hebben een voortdurend verband met hogere krachten, ook wanneer zij dit niet beseffen. Voor allen, maar dan ook zonder enige uitzondering, bestaat er steeds die leidende kracht, die voor hen juist de helpende hand, de leider is, de redder. De leider en de redder: inderdaad, maar ook degene die op een gegeven ogenblik zegt: “Genoeg” en zijn krachten terug trekt, opdat u met een laatste besluit zult beslissen hoe u zelf uw leven uitbuit. Want leven is een inwijding. Leven is een middel van bewustwording. Dat, wat men u geeft aan eigenschappen en kwaliteiten, wat men u geeft vooral aan meer mechanische lichamelijke impulsen – dat, wat u temperament noemt – wordt u gegeven, omdat u daarmee het best kunt bereiken dat u juist zó het meest uzelf kunt zijn, zo het grootste bewustzijn op kunt bouwen.
Elke fase van leven en elke bereikte fase van beheersing is a.h.w. een trap in dit grote inwijdingsgeheim. Elke gedachtegang die het eigen Ik verheft, het temperament erkennend en ermee rekende de wereld tracht te verbeteren, wordt een handeling en daad die onmiddellijk een Goddelijke kracht trekt, die de Lichtende krachten van de Leider, de Meester, vertegenwoordiger van de Scheppende God voor u voor uzelf openbaar maakt. Zoals het ook deze zelfde Meesters zijn, deze zelfde Lichtende krachten, die zonder u ooit te dwingen, u de voor u geschikte weg van leven tonen. U de idee geven, waarmee u uw persoonlijkheid en uw temperament met uw denken, de wereld leert zien in haar juiste verhoudingen.
Ik meen dat wij – vanuit geestelijk standpunt en daarmee zal ik besluiten, zover het mijn inleiding betreft – mogen stellen: Er is maar één bewustwording. Er is maar één waarheid. Maar wij staan allen aan verschillende punten van die waarheid. Wij beschikken allen over verschillende krachten van bewustzijn. Waar de een tot de geest kan stijgen, de Goddelijke kracht als een werkelijkheid voor zich kan erkennen, daar is het anderen helaas onmogelijk om boven de z.g. normaliteit van het menselijk bestaan uit te stijgen. Maar voor elk mens is er, juist doordat wat hij is, lichamelijk en voertuiglijk, een mogelijkheid geschapen tot de juiste bewustwording, vergroting van innerlijke waarheid en kracht, op zijn wijze, langs zijn weg.
Ik ben mij ervan bewust, dat vele van mijn woorden u wat leeg of hol zullen klinken. “Waar blijft” zo zult u zich afvragen “de praktijk?” Die praktijk kunnen wij misschien terugvinden in uw eigen vragen, misschien kunnen wij ook in uw vragen terugvinden datgene wat té onduidelijk, of té algemeen misschien, werd gezegd.
Heeft ieder mens één geleider, of is er een heel corps, dat hem beschermt en leidt?
Er is maar één God, Die in alle dingen leeft. Die God openbaart Zich in de verschillende hogere krachten van de geest, die de christenen noemen – naar ik meen – tronen, heerschappijen en hiërarchieën. Elk van dezen vertegenwoordigt de Goddelijke wil in een bepaalde functie. Het is mogelijk dat ons leven door een van deze tronen, heerschappijen, of hiërarchieën werd geleid.
Maar dezen, groot en machtig als zij zijn, breiden hun invloed uit over velen. Het is dus mogelijk dat zij een mens 10, 100, 1000 entiteiten ter beschikking stellen, om hem zo de juiste weg te tonen. Het is hoofdzakelijk afhankelijk van de wijze, waarop het bewustzijn van die mens harmonie met de kracht die hem geestelijk geleidt, mogelijk maakt. Ik, vanuit mijn standpunt, spreek dan toch nog over een geleider, of beschermer. Misschien moet ik zeggen: inleider. Want het is deze, die uiteindelijk de handelingen en de reacties van die anderen zal bepalen en toelaat, of verhindert dat zij ingrijpen gedurende zekere fasen van de bewustwording.
Ik verwachtte eigenlijk de verhouding tussen het temperament en het kosmische om daar iets meer van te verstaan. Ligt het aan mij? Is temperament het struikelblok op de weg naar bewustwording, of een noodzakelijk iets?
Klaarblijkelijk ben ik te kort geschoten. Ik kan niet aannemen dat u, met uw aandacht tekort zou schieten in begrip omtrent hetgeen ik breng.
De verhouding tussen temperament en kosmos is niet uit te drukken, omdat het temperament een tijdelijke en in de stof door erfelijke waarden vastgelegde reeks van acties en reacties is, die voor de geest alleen een leidsnoer vormt. Vanuit geestelijk standpunt gezien bestaat er tussen temperament en kosmos geen directe relatie, maar deze kan wel gevonden worden tussen temperament en bewustwording. Het temperament, oorzakelijk zijnde voor de wijze waarop men de wereld beleeft, bepaalt niet slechts hoe men handelen zal, maar ook welke waarheden men tijdens het stoffelijk leven in zichzelf zal kunnen ontdekken. Dus nu is het uitbreiding van bewustzijn. Kosmisch gezien zal dit laatste een vergrote mogelijkheid betekenen tot juiste klassering te midden van het Goddelijk bestel. Ten hoogste zou men dus de verhouding temperament – kosmos indirect – kunnen uitdrukken door te zeggen dat het temperament een hulpmiddel is, via welk middel men kan komen tot een grotere eenheid met de kosmos.
Wat de vraag betreft, of temperament een struikelblok is, of niet, kan ik slechts dit zeggen: een mens die totaal geen temperament heeft, is geen mens. Ik geef toe dat wij kunnen onderscheiden de sanguinische typen tot de apathische, maar een temperament heeft een ieder.
Wij mogen dus wel zeggen, dat temperament inherent is aan de menselijke bestaansvorm. Het ontbreken ervan zou het menselijk leven onmogelijk maken. Het kan dus niet een struikelblok zijn voor het menselijk leven en de bewustwording daarin gevonden en gezocht. Wel kan het voor sommige mensen een struikelblok zijn en wel wanneer zij zich binden aan voorstellingen, die, waar zij niet natuurlijk, en Goddelijke waarden uitdrukken, in strijd zijn met de kosmos en als zodanig in het temperament een belemmering vinden om zich aan hun stellingen te kunnen houden. Als uw temperament dus een struikelblok wordt voor uw bewustwording, kan dit alleen voortvloeien uit het feit, dat uw eigen bewustzijn niet voldoende groot, of niet juist gericht is. Bemerkt u dus dat het temperament hinderlijk is, dan zult u zich af moeten vragen waar de fout in uw levensbeschouwing schuilt. U zult ontdekken, dat het wel degelijk mogelijk is om met een temperament dat althans enigszins beheerst wordt – zodat u bewust dit temperament gebruikt – te komen tot een voor u zo volmaakt mogelijke levensweg, met zo groot mogelijke vrede, zo groot mogelijk begrip en zo groot mogelijke veerkracht tegen die ervaringen die geen enkel mens in het leven ontlopen kan.
Dus de gulden middenweg?
Ja, ofschoon die gulden middenweg vanuit het standpunt van anderen zeer extreem kan zijn. Wanneer een driftkop zich enigszins bedwingen kan en dus de gevolgen van zijn drift terughoudt, maar gelijktijdig deze gebruikt om een grotere intensiteit van werken te bereiken, zullen anderen deze abruptheid vaak zien als een fout. Een overschrijden van het gulden midden. Voor de persoon zelf zal het de gulden middenweg zijn. Het is dus alleen vanuit de persoonlijkheid te beoordelen, in die zin zouden wij dus het redelijk beheerst temperament, dat gebruikt wordt als bewustwordingsimpuls in het leven, zeker zo kunnen betitelen.
Wanneer men het temperament als een struikelblok kwalificeert, dan zou men toch ook kunnen struikelen?
U hebt gelijk, maar wanneer dat struikelen overbodig was, is het toch jammer van alle moeite, pijn en schade, die daarmee gepaard is gegaan. De stelling die ik getracht heb duidelijk te maken is deze: het temperament kan voor geen enkele mens een struikelblok zijn, of zij beschikken over een redelijke zelfbeheersing, een redelijke zelfkennis, de weg van het redelijk aanvaardbare gaan, zich daarbij houdend aan hetgeen zij erkennen als Goddelijke en natuurwet, zich niet baserend op menselijke beschouwingen, menselijk vooroordeel, of andere uit menselijke ideeën gegroeide moralismen e.d. Het zijn juist die laatste dingen, die meer dan het temperament zelf, een struikelblok vormen en door velen die zich van hun verplichtingen aan de wereld niet voldoende vrij kunnen maken om de verplichtingen t.o. God te volbrengen, kan dus inderdaad wel gezegd worden: “Ja, wij zien het als een struikelblok en wij vallen er door.” Wanneer dezen dan opstaan is het ongetwijfeld een grote verdienste. Maar beter is het niet te vallen. Het hoofdbeeld waar het hier om gaat is dit: in hoeverre heeft het temperament invloed op de bewustwording? Dan is mijn antwoord dat het temperament een der meest perfecte middelen der bewustwording is, indien men het niet volledig onbeheerst gebruikt en zich ook niet laat misleiden door de opvattingen van anderen. Dat was hier belangrijk.
Het is toch ook niet juist dat je je temperament gebruikt als een vis?
Ik geloof dat u zich hier vergist. Zover mij bekend hebben de vissen vaak meer en heviger temperament en ook onbeheerster temperament dan menig mens. Misschien dat u dit zou kunnen onderschrijven, indien u de gevechten bv. had gezien tussen een spookrog, of een stekelrog met een zwaardvis.
Dat is hier zelfbehoud.
Neen, geen zelfbehoud, want een zwaardvis valt onmiddellijk de rog aan, ongeacht het feit of er al of niet gevaar is. Hij is namelijk een van deze agressieve en grommige figuren die men ook onder de mensen wel tegen komt. Maar waar hij geen restricties kent, probeert hij zijn tegenstander te doden. De rog daarentegen zal heel vaak trachten zich boven zijn eigen medium van voortbeweging te verheffen. Hij springt a.h.w. in een dergelijke strijd en maakt gebruik van zijn eigen omvang om instinctief een zodanige klap op het water te geven, dat zijn tegenstander verdoofd wordt. Daarbij komt nog dit, dat die rog wel de zwaardvis aanvalt, wanneer hij met enkele anderen tezamen is. Dan valt er een aan en niet de kudde. Dat zijn dus karaktereigenschappen. En de wijze waarop men ten overstaan van elkaar reageert zou ik toch wel gaarne willen vergelijken met het menselijk temperament. Ook de mens reageert als persoonlijkheid. Zelfs de vis doet dit. Er zijn haaien die men rustig kan benaderen, zonder dat zij voor de mens gevaarlijk zijn, mits die mens geen te abrupte beweging maakt, voordat de vis in de onmiddellijke nabijheid is. Dan schrikt hij en hij gaat verder. Andere haaien, van dezelfde soort, vallen juist door die schrik aan. De een is laf en de andere is moedig, zou je kunnen zeggen. Dat is een temperamentkwestie. Dat kunnen wij zelfs vinden bij de kleinere waterdieren, de waterspin en de watervlo, die ook temperament hebben. Men vergist zich vaak door aan te nemen dat temperament een kwestie is, die alleen de mens is voorbehouden. Temperament is een factor die nodig is voor het menselijk bestaan. Zonder dat kan er geen mens zijn. Maar het is een remanisme van alle dierlijke vormen, die de evolutie heeft gekend, voordat de menselijke vorm ontstond. Als zodanig is het een uitdrukking van de natuurwetten en de natuurlijke factoren die het voorgeslacht hebben beheerst.
Gezien het feit dat ieder mens een enigszins ander voorgeslacht heeft, zal ook elke mens op een andere wijze reageren. Dat door vermenging op den duur hoofdtemperamenten tot uiting komen, is te begrijpen. Dit kan alleen geschieden, omdat vanuit dierlijk standpunt gezien, de menselijke vorm zijn ondergang tegemoet gaat. Waar de mens echter geestelijk gelijktijdig in bewustwording zover is gestegen, dat hij deze dierlijke ondergang door eigen maatregelen ongedaan maakt, blijft hij alsnog het superieur dierlijk wezen van deze wereld en het beste voertuig voor de geest, die bewustwording zoekt op hoger vlak.
Is het niet zo, dat naarmate de mensheid meer en meer bewust wordt, komt hij dan minder remmingen tegen? Ontstaat dan in het algeheel een grotere harmonie, waardoor het individu nieuwe struikelblokken tegen komt?
Ik kan het hiermede ten dele eens zijn. De kwestie is deze, mijne vrienden. Wanneer u als mensen leeft in een meer volmaakte vorm, dan zult u juist daardoor een grotere harmonie tussen stof en geest veroorzaken. Elke leiding van hogere krachten wordt u via de geest gegeven. Stoffelijke verschijnselen zijn alleen bijkomstig en niet eens noodzakelijk daarvoor. Wanneer de mens geestelijk zover komt, dat hij een harmonie vindt met de hoger geestelijke kracht, dan zal via dit geheel ook zijn stoffelijke norm, zijn voertuig, tot deze harmonie worden opgetrokken, zodat dan inderdaad m.i. geen struikelblokken meer aanwezig zijn. Beter gezegd: als de opvatting van Goddelijke waarheid en eigen doel binnen de Schepping overeen gaat stemmen met hetgeen dan als een beheerst temperament in het dierlijk voertuig overblijft.
Mogen wij dus de verhoudingen van het temperament afmeten naar de min of meer volmaakte harmonie die in het wezen bestaat?
Inderdaad. Het temperament zal qua eigenschap gelijk kunnen blijven, maar de ferociteit kan zo groot worden dat hierdoor een disharmonie aan het wezen wordt opgedrongen. Heeft men geestelijk een voldoende beheersing, dan zal men automatisch die stoffelijke factoren elimineren die de bewustwording zouden remmen, of teniet doen. In de gematigde beheersing van het temperament valt dus de ferociteit weg, waarvoor in de plaats treedt een harmonisch optreden dat elke eigen karakteristiek behoudt, maar deze in volledige overeenstemming brengt met de Goddelijke wil en wet.
De misvatting van de mens is, dat bewustwording en ouderdom met elkaar in relatie staan. Dit is niet waar. Er zijn pasgeboren kinderen die qua bewustzijn verder zijn dan de ouderen en wijzer dan die hen opvoeden. Wanneer dezen dan komen tot een leeftijd dat men hen als menselijk ziet en niet meer als kind, dan zullen zij ook over een grotere beheersing beschikken dan de volwassenen in hun omgeving. Dit valt dan niet op en men neemt aan, dat zo iemand nogal gemakkelijk, of stil, nogal aangenaam is van temperament, waar men wat betreft de werkelijke uiting geen inblik krijgt in de werkelijke mogelijkheid van uiting juist door de voortdurende zelfbeperking, die uit een hoger geestelijk bewustzijn wordt geboren. Het is dus een fout te zeggen dat ouderdom de beheersing van het temperament bepaalt. U kunt het wel anders zeggen: wanneer men ouder wordt, dan zal zeer veel in het temperament zijn drang gedeeltelijk verloren hebben, zodat de beheersing gemakkelijker wordt. Dan is het een verandering in de waarde van het temperament, niet van de geestelijke bewustwording.
Esoterische verhalen.
Bij de esoterie kun je eigenlijk aansluiten op het eerste onderwerp. Per slot van rekening: alles wat wij doen is een deel van onze bewustwording, een deel van onze bewustwording betekent ook een vergroting van onze zelfkennis. Zoals men zegt: Hoe beter een mens zichzelf leert kennen, hoe dichter hij staat bij God. Aannemende, dat wij allen dat van plan zijn, zou het misschien wel eens goed zijn te kijken naar enkele betrekkelijk minuscule voorbeelden.
De slang heeft zo een invloed gehad, dat het wel heel dwaas zou zijn de slang niet aan het woord te laten. De slang – sprekende over het gebeuren dat hem zijn poten heeft gekost – maakte de volgende opmerkingen:
“Toen ik zag, dat de vrouw méér begeerde dan zij bezat, dacht ik: “Kijk, er is iemand die je begrijpen kan. Ik zal proberen om deze mens onafhankelijk te maken”. Maar ik had er eigenlijk niet op gerekend, dat, wat de vrouw eigenlijk méér begeert, vooral de bewondering van de man is. Ik had dan ook gedacht, dat Eva zou eten en ik had Adam zijn rust in het paradijs wel willen gunnen. Eva begon zelf aan het experiment, maar zij liet Adam het eerste hapje nemen. Toen zij dat had gedaan, schrok zij niet zozeer, zoals men later heeft verteld, dat zij had gezondigd tegen Gods gebod, maar omdat zij zich plotseling afvroeg: “Hoe moet het nu met mij verder gaan? Waar is mijn zekerheid gebleven?” Het treurige van het verhaal vind ik eigenlijk niet, dat ik mijn poten heb verloren. Per slot van rekening, al schuifelend kom ik ook nog een heel eind weg. Maar dat de vrouw, nadat zij dit had gedaan, voortdurend haar man lastig viel, die in elke boom moest klimmen om een blad voor haar te plukken, want zij wilde kijken wat haar het beste stond……”
Er zitten een paar punten in die wij voor onze bewustwording best kunnen gebruiken. Dat standpunt van de slang is eigenlijk het standpunt van elke verleider. Een ieder die op een gegeven ogenblik een ander probeert te bewegen tot iets, waarvan hij weet dat het niet goed voor hem is, begint met te verklaren, dat hij het heus niet zo erg heeft bedoeld. Dat degene op wie hij zich richtte, er best voor geschikt was…. Een tweede punt, wat misschien nog erger is, is dit: wanneer wij onheil in de wereld stichten, zijn wij ons er zo weinig van bewust, dat wij, op grond van het onheil, nog speciale aanspraak op de wereld menen te hebben. Wij begrijpen niet dat het gaat om onze verhouding t.o.v. God. Wij houden ons bezig met de uiterlijke verschijnselen en menen rechten te hebben op de wereld. Niets is zo gevaarlijk als te denken dat je ergens recht op hebt. Want wie rechten wil, verwerpt over het algemeen zijn plichten. Tegenover God heb je plichten, waaruit dan een Goddelijk recht voortvloeit, namelijk in te gaan tot God. Vooral die kwestie van die rechten die de mens meent te hebben en de plichten die een mens zou hebben, doen ons nog wel eens even verder nadenken.
° ° °
Dan grijp ik verder uit en kom terecht in China. Ik wil niet zeggen dat zij hier geen wijze rechters hebben, maar in China zijn er dan wel zeer bijzonder wijze rechters.
Er was een rechter in China, die werd gesteld voor het volgend probleem: Huwan Lan Ho had kool verbouwd, misschien wel voor de bami. In ieder geval, de kool was goed gegroeid, totdat Chang Han How kwam en eenvoudig door het koolveld aan de rivier water ging halen. Dat was ook nog niet erg geweest, maar hij haalde dat water om onder meer zijn penselen schoon te maken. Dat water gooide hij over de kool heen. Toen werd die kool rood, vandaar de rode kool. De rechter moest nu uitmaken, of de vermindering van waarde eigenlijk groot genoeg was om de klager een vergoeding te doen toekennen. De schilder voelde daar helemaal niets voor en zei: “Het kleureffect van deze rode kool op de ietwat gebarsten witte aarde is zó schoon, o rechter, dat iedereen mij dankbaar zou moeten zijn. Hij zou mij moeten betalen, omdat ik zijn hele land zoveel mooier heb gemaakt.”
Toen dacht de rechter goed na en zei: “Op welke basis stelt gij uw eis, landbouwer?”
De landbouwer, die altijd gedacht had, dat hij alleen maar een boer was, voelde zich zeer gevleid en zei: “Excellentie, ik had witte kool, eigenlijk echte Chinese kool verbouwd en nu zit ik ineens met een portie rode kool en ik weet niet, wat zij aan de veiling ervoor betalen. Dus mijn hele programma is in de war gegooid. Het is toch wel mijn recht te oogsten, wat ik gezaaid heb?”
“Daar is iets voor te zeggen. En schilder, vertel jij mij eens, hoe meen je, dat je recht hebt om jouw penselen water met je rode verf zo maar over die kool te gooien?”
“Och, Heer, dat is heel eenvoudig. De Schepper heeft de wereld voor ons allemaal geschapen. Hoe mooier wij die wereld maken, hoe gelukkiger wij zijn. Ik heb mijn penseelwater weggegooid omdat ik van mijn recht tot vreugde en schoonheid gebruik wilde maken.”
Toen schudde de rechter met zijn hoofd en zei niets….
Zij zaten een hele tijd te wachten. Toen kwam de uitspraak die voor beiden een hele teleurstelling was.
“Want, de landbouwer geeft toe, dat de kool die rood is, niet de kool is, die hij gezaaid heeft. Dientengevolge heeft hij op zijn land kool, die niet zijn eigendom is. Zij wordt hierbij voor Zijne Keizerlijke Majesteit in beslag genomen.”
“Schilder, je zegt, dat jij die kool gekleurd hebt en die kool is waardeloos, want wij lusten geen rode kool, omdat wij geen krenten hebben. Schilder, jij hebt dus kool van de Keizer waardeloos gemaakt. Ik veroordeel je om 20 keer de waarde van de kool in de Keizerlijke schatkist te storten.”
Weet u wat het resultaat is geweest? De landbouwer en de schilder zijn samen gevlucht naar Nederland en zij kwamen terecht in de buurt van Langedijk en daar zijn zij begonnen rode kool te verbouwen…… Wat doen wij eigenlijk? Is deze wereld van ons? Neen. Wij verwachten, dat wij oogsten wat wij gezaaid hebben. Als het ons goed gaat, is het onze eigen verdienste, wanneer het verkeerd gaat, is het de schuld van een ander. Dat mag misschien redelijk lijken vanuit het standpunt van een mens, maar voor de bewustwording is het volkomen verkeerd. Wij krijgen onnoemelijk veel wat ons niet toekomt. Wanneer wij ons gaan beklagen over de kleinigheden die ons overkomen, misschien wel als gevolg van onze eigen fouten, wat gebeurt er dan? Dan raken wij misschien het grote goed, dat ons gegeven is, kwijt. Aan de andere kant menen wij heel vaak, dat wij net als die schilder het recht hebben om dat, wat wij kwijt willen, eenvoudig de wereld in te gooien. Bom, daar, wij zijn er van af. Wij vragen ons niet af, wat er gebeurt. Wij moeten begrijpen, dat alles wat wij doen in de wereld, terugkeert tot ons. Op het ogenblik dat wij kwaad scheppen in die wereld, keert het tot ons terug. Op het ogenblik dat wij proberen heerszuchtig de mensen te regeren, komt er een ogenblik, dat wij door die mensheid beheerst en onder de voet worden gelopen. Op het ogenblik dat wij menen, dat wij al ons vuil kunnen spuien zonder meer, omdat dat ons goede recht is, dan krijgen wij datzelfde terug, maar vaak in veelvoud. In Bijbelse taal zouden zij zeggen: 7 x 7 x 7 maal. Als je dat nu uit het oog verliest, dan leef je in een “onrechtvaardige” wereld. Dan erken je dus niet wat je zelf bent. Maar weet je, alles wat er op de wereld bestaat, dat komt uit het Goddelijke voort. God heeft alles geschapen. Wij hebben niet te zoeken naar ons recht in deze wereld, wij hebben te zoeken naar Gods wil en naar Gods recht. Alleen wanneer wij dat doen, kunnen wij komen tot zelfkennis en weten wij, waar wij aan toe zijn. Dan weten wij, hoe wij moeten handelen. Als wij dat niet doen, dan krijg je allemaal van die illusies, zoals de schilder en landbouwer die zeiden dat zij onrechtvaardig behandeld waren en plotseling begonnen op te trekken naar Langedijk, vandaar dat wij nu nog de Chinezen van Europa heten.
De hele kwestie is namelijk, dat wanneer wij weigeren het Goddelijk recht in de wereld te erkennen, dan komen wij te staan tegenover een vlucht. En voor ons ligt die vlucht dan niet, zoals in het verhaaltje, ergens ‘klaar’, zij ligt voor ons in een duistere sfeer, in een ontkenning van ons werkelijke wezen. Dat is erg gevaarlijk, vrienden.
° ° °
Toch kan ook de absolute waarheid soms onvatbaar zijn. Er zijn wel eens mensen geweest, die naar de waarheid zochten. Eén daarvan was een zeer wijs Brahmaan, die zijn hele leven zocht naar de kern van de waarheid. Hij probeerde alle begoocheling van zich af te werpen. Hij zei: “Al, wat ik rond mij zie in de wereld, is waan. Is het landschap mooi? Waan! Heb ik moede voeten? Waan! Gaat het mij goed? Waan! Gaat het mij slecht? Waan! Het is allemaal waan. Wat zit er achter? Ik leef, ik denk, maar wat is er nog meer?”
Toen hij een leven lang gezocht had, ging hij over. Hij kwam dus terecht bij de Wachters van het Hemels Paleis, bij de Hemel van de Goden en werd binnen gelaten en kwam uiteindelijk voor de Schepper zelf te staan: Brahma, die zei: “Je hebt geleefd, zo goed als je kon en daarom heb je het recht van mij één ding te eisen.”
“Almachtige, ik vraag U slechts één ding: toon mij de waarheid.”
Toen sprak de Almachtige: “Als je erop staat, zal ik je die wens toestaan, maar zij kan je vernietigen. Zij kan je uitdrijven uit deze hemelse sfeer, naar buiten toe, in het duister, vergeet dat niet.”
“Heer, ik verlang niets anders: geef mij de waarheid.”
Hij zag de waarheid, hoe hij in zijn leven die waarheid voortdurend verworpen had; dat in het landschap waarheid verborgen was geweest en in de schoonheid; dat in zijn leed en in zijn ellende, zowel als in zijn vreugde waarheid was geweest. Hij had zich steeds vergist door te verwerpen. Hij was zó ontsteld, dat hij weggevlucht is in die duistere regionen, waar die monsterlijke duivels leven, die je soms in een tempel nog wel eens ziet afgebeeld.
Zo gaat het ons soms ook. Wij denken dat wij dicht bij de waarheid staan. Wij gaan alles op de wereld aan deze kritiek onderwerpen. “Het is maar waan. Ik heb pijn. Ik ben ziek.” “O, dat is waan.” Die mensen zijn ongelukkig. O, dat is waan…. Het gaat alleen om ons geestelijk goed, de rest is waan. Wij verloochenen iets. Wij verloochenen niet de waan, wij verloochenen onszelf. Wij moeten onszelf leren kennen. Hoe kun je jezelf anders leren kennen dan uit de spiegel, die de wereld je voorhoudt? Hoe moet je doordringen tot de Goddelijke waarheid en de Goddelijke kracht, als je niet dat ene vindt: God in alle dingen? Dan kom je soms met een idee van hoog geestelijk bewustzijn in een andere wereld en dan zie je plotseling, dat je niets weet, dat je onwetend bent en dan vlucht je weg naar een duistere sfeer. Dan zet je bewust alles stil, wat de bewustwording betreft, wat het leven betreft, omdat je het niet verdragen kunt, dat je zó dwaas geweest bent.
Het leven is nog heel iets anders dan zeggen: ik zoek de waarheid, of zelfs daadwerkelijk die waarheid te zoeken. Vooral voor degene die door wil dringen tot hogere werkelijkheid, zijn er soms paden te bewandelen, die heel moeilijk zijn.
Vroeger, toen de aarde nog heel jong was, was er een vast wolkendek over de hele wereld heen. De zon kwam nooit door; je zag ze alleen maar als een schim, als een soort schemering en dan verdween zij weer achter de regenboog.
° ° °
Er was eens een mens die zei: “Ik wil licht zien. Ik wil weten wat het licht is”. Hij ging naar boven toe, hij vond een weg, een kunstmiddel, om zo boven de wolken uit te stijgen en zag de zon. Hij zag de hemel, de sterren, de maan.
“Nu weet ik, wat de waarheid is”. Zo blij was hij, dat hij naar beneden viel en daardoor viel er een gat in de wolken. Nu is het vreemde, dat hijzelf nooit begrepen heeft, wat zon betekende, want hij heeft niet meer lang genoeg geleefd om dat te ervaren. Maar dat ene gat in de wolken deed soms een lichtstraal neervallen op de aarde en daardoor veranderde alles en kreeg alles een nieuwe kleur. De grijsheid van de wereld viel weg en daarvoor in de plaats kwam een veelkleurige schemer van zonlicht, doorbroken waterdruppels het groen van de varenbomen, tot een veelheid en kleurigheid verheven, die wonderbaarlijk was. Je zag de kleuren van de dieren op een heel andere manier. Plotseling waren zij mooi om te zien. Want, waar het ware licht binnenvalt, is schoonheid. Maar als je hem gezegd zou hebben, dat het licht pas erkend wordt in zijn betekenis die het voor jou heeft op je eigen wereld, dan had hij gelachen. Hij wilde boven de wereld, naar de zon. Zo gaat het ons ook heel vaak.
Wij kunnen er wel eens om grinniken. Maar hoe vaak willen wij ook niet boven de wereld? Of het nu onze sfeer is, of dat het uw stoffelijke wereld is, waar u dat licht wilt vinden. Wij begrijpen niet dat wij eigenlijk nooit verder komen, tenzij wij het Goddelijk Licht dat ook in ons is, juist in de wereld sterk gaan maken. Wij kunnen God niet kennen buiten de wereld in zijn grootheid. Wij kunnen Hem even als een kracht, even als een flits erkennen, als een vrede, maar verder gaat het niet. Maar willen wij weten wat God betekent, dan moeten wij a.h.w. vanuit onszelf God in de wereld werpen, het Goddelijk Licht, de vreugde, de alomvattende liefdekracht, die niet voor zichzelf vraagt het vermogen van de Schepper zelf. Wanneer wij dat doen, zien wij de wereld in zijn ware gestalte, in een ware gedaante. Dan beseffen wij daaruit eerst vaak, hoe gezegend wij zelf zijn, hoe goed wij het hebben en kunnen daardoor komen tot een juister beeld van onszelf.
° ° °
Dat beeld van onszelf is ook zo’n verhaal. Het is heel lang geleden gebeurd in de tijd van de primitieve mensen.
Er was een man die zichzelf altijd zeer schoon vond. Hij was overtuigd dat hij de beste en machtigste krijger was die er bestond. Hij was dan ook het hoofd van zijn stam. Een hele tijd ging dat prima, want hij leefde in de bossen. Op een keer, toen hij op een oeros aan het jagen was, drong hij zover door, dat hij ineens voor een ven stond. Helder stilstaand water, wit bewolkte lucht, het was een ideale spiegel. Toen zag hij zijn eigen spiegelbeeld in het water en is weggevlucht, “want in het ven woont een demon”.
Zo gaat het ons ook. Wij hebben soms zulke rare ideeën over onszelf, dat wanneer wij met ons eigen beeld worden geconfronteerd, met wat wij werkelijk zijn, dat wij wegvluchten, dat wij zeggen dat het een duivel of demon is. In de esoterie kennen wij geen duivel, wij kennen lichte krachten en donkere krachten. Een ding is zeker. Die krachten hebben alleen zin wanneer zij in ons werken, wanneer zij vanuit ons tot de wereld komen. Dan pas leven zij. Als wij proberen om ons bewust te zijn van onze werkelijkheid, van ons eigen leven, van onze eigen waarheid, dan kunnen wij wat zien. Dan begrijpen wij iets van de wereld. Dan weten wij ook wat eigenlijk zin heeft in de wereld. Dan kunnen wij komen tot een zelfrealisatie. Dan kunnen wij onszelf uitdrukken, zoals wij zijn en onszelf dan verbeteren, totdat wij meer worden het Goddelijk ideaal, dat in ons leeft. Zolang als wij maar denken dat wij iets zijn, alleen maar voortdurend dagdromen bouwen om onze eigen persoonlijkheid heen, dan komen wij nooit verder. Ik geloof wel, dat dat een van de grootste vijanden is van de innerlijke bewustwording, de bewustwording van de innerlijke weg.
° ° °
Er is in het eerste gedeelte gesproken over een inwijdingsgang. Gesproken over de manier waarop je langzaam maar zeker je bewust wordt van het Goddelijke en je plaats die je binnen de kosmos inneemt. Van mijn kant wil ik er ook nog iets bijvoegen. Alle leven op aarde is op enigerlei wijze met uw leven verwant. U bent gelijk in bewustzijn met de andere mensen die op de wereld leven. U bent deel van deze ontwikkeling. Alle krachten die de mensheid regeren en sturen, sturen en regeren ook u. Daar kunt u niet aan ontkomen. Te zeggen dat je meer wilt zijn dan een mens, is onmogelijk. Je kunt alleen zeggen dat je meer mens wilt zijn. Ik geloof dat de grote inwijding en de grote bewustwording eigenlijk juist ligt in dit “meer-mens-worden”. Zodra je uit gaat grijpen naar God en je doet dit als naar een buiten je staande waarde, grijp je eigenlijk in het ledige, je grijpt in het Niet, want alleen de beelden die jij je voorstelt zouden enige verwerkelijking kunnen betekenen, je zou misschien jezelf in de kosmos ontmoeten, maar dan zo vertekend en verwrongen, dat je jezelf aanbidt. Dat is naar men zegt, ook de fout geweest van Lucifer. De engel die uit de hoogste hemelen gedreven werd en gevallen is.
Om werkelijk te leven, moet je mens zijn. In het mens worden, als je leeft op aarde, gaat eigenlijk als volgt: Eerst leef je aan de buitenkant. Er is een tijd dat je de kennis moet leren die op die wereld bestaat, je moeten leren je te gedragen, zoals dat behoort. De tijd dat je hartstochten naar buiten toe gaan, kortom, de tijd waarin je naar buiten toe leeft. Er komt een periode dat je voor jezelf de zaak gaat consolideren. Alles, wat eerst buiten je stond, ga je nu als een vast denkbeeld in jezelf verwerken. Dat denkbeeld brengt met zich mee, dat je gaat zoeken. Zoek je naar de buitenkant, dan kom je niet verder. Maar zoek je naar binnen toe, naar de kern van je eigen wezen, dan kom je soms voor een wereld te staan, vrienden, die je het best een droom kunt noemen. Het is geen droom. Je kunt er onnoemelijk veel kracht uit putten. Je kunt er eigenlijk meer mens mee worden.
Ik weet niet of u die droom wel eens hebt gehad van een Ik, dat eventjes alles achter zich laat en zich koestert in een vreemd licht, iets, wat eigenlijk niet te beschrijven is, alsof dat je in vloeibaar goud wordt ingedompeld. Iets, wat tintelt door je hele wezen heen, wat vreugdig maakt. Als je dan terugkomt, heb je zo ergens het idee van een grote blijdschap, als een kind dat jarig moet worden. Als u die ervaring hebt gehad, weet u misschien wat ik bedoel. Wanneer ik zeg dat in ons een reservoir ligt van ongekende krachten, en die krachten, die voor de geest precies zo bestaan, maken het voor ons mogelijk om in onze eigen wereld datgene te doen, wat wij behoren te doen. Niet alleen handelen zoals wij zeggen dat wij willen handelen, maar zoals wij weten dat wij moeten handelen.
De bewustwording grijpt naar binnen toe. Je boort de verborgen bronnen van weten en van kracht aan, waardoor het leven meer zin krijgt. Waar je eens alleen de details hebt gekregen, zie je nu de inhoud der dingen, je krijgt een overzicht. Je ziet betekenissen die groot zijn en je bent niet eens meer verschrikt, wanneer er soms een dreiging van wereldondergang is, of de komst van een totaal nieuwe tijd en een totaal nieuw ras. Je kunt niet meer bevreesd zijn, want je bent werkelijk mens geworden. D.w.z. het hoogst geestelijke bewuste wezen op aarde. Alle capaciteiten gebruikend. Heb je die fase bereikt dat je deze innerlijke kracht kent, dan blijft je nog maar één stap over. Want in dat Licht heb je langzaam maar zeker een les geleerd. De een leert ze vroeg, de ander laat, misschien een ander helemaal niet in dit leven. Maar er komt een dag, dat u zo leert, dat u zegt: “Ik erken dat buiten alle wetten, dat buiten alle scholingen en buiten alle krachten voor mij een macht bestaat, een werkelijkheid, die ik zie, die ik mij voor kan stellen. Niet als een vaste vorm. Een licht? Een schaduw?”
Het vreemde is, dat, wanneer je dat maar terug erkent in al de dingen steeds maar rond je heen, dat je ineens de geaardheid van die dingen kent. Dan kun je als mens plotseling de vreugde delen van een hond, die zich al dollende holt en uit rent, wanneer hij eens een keer ergens in de bossen is. Dan voel je de vreugde van een meidoorn, die bloeit, wanneer de lentezon haar heeft gewekt. Dan ben je één met dat hekje, wat daar staat in dat weiland en met de koe die daar staat te herkauwen. Met de vogel die de lucht ingaat.
Niet, dat je het kunt beschrijven. Het is niet de wonderlijke reis, zoals eens Nils Holgersson gemaakt zou hebben volgens mevrouw Selma Lagerlöff. Het is een gevoel. Je kunt naar de wolken kijken en het zal zijn, of je vanuit de wolken de wereld weer ziet. Het is niet meer het sprookjesland van verwrongen vormen. Het is een mensenleven, wat je beneden je ziet en een mensenstad. Je ziet de vreugde van het groeiende gewas, de pijn en de nood ook, die overal heerst. Dat is nu voor onze esoterische bewustwording een belangrijk punt. Als je dat op aarde bereikt hebt, ben je doorgedrongen – op aarde – in het grootste inwijdingsgeheim m.i. dat een aards mens in doorsnee kan bereiken. Dan heb je de harmonie gevonden met je eigen wereld. Als je de harmonie met de wereld hebt, dan kun je uit die wereld alles putten, wat noodzakelijk is om andere werelden te begrijpen.
° ° °
Ik heb nog een kleine gelijkenis om eraan vast te knopen. Er staat in New-York een groot huis met 12 etages. Nu is er een schoenmaker die een werkplaatsje beneden heeft en een kamertje op de eerste etage. Die man heeft nog nooit iets anders gezien, hij weet eigenlijk niet eens wie er wonen. Hij kent ze niet en van het gebouw weet hij niets af. Alleen kent hij zijn klanten. Het vreemde is, dat, wanneer er wel eens ruzie is, hij zich afvraagt, waarom dat nu eigenlijk is. Dan gaat hij erover zitten piekeren. Hij droomt van een heel groot gebouw, bevolkt met allerhande verlopen typen, met roofmoordenaars en wie weet nog meer. Hij droomt van de onrechtvaardigheid van de wereld misschien ook, die hier ergens geroofde maagden uit een sprookje heeft opgesloten in een zolderkamertje op de zesde verdieping. Hij weet niet wat er leeft.
Op een goede dag bleek dat het huis gesloopt moest worden. Want men wilde daar voor de United Nations een groot gebouw neerzetten. Het resultaat was dat alle huurders bij elkaar kwamen en gingen protesteren. Geen van de huurders beantwoordde precies aan de gedachten, die de schoenmaker zich van hen had gemaakt. Hij ontdekte dat het heel andere mensen waren, dan hij dacht. Hij is toen een tijdje prediker geworden. Het is een historisch verhaal dat ik u hier vertel. Hij werd een revivalist, zoals men dat daar noemt. Hij probeerde overal de mensen te brengen tot een intenser beleven van Gods woord, volgens zijn eigen inzichten.
Hij dacht, dat hij heel veel van mensen wist. Totdat hij in een stadje kwam, waar de geschillen heel sterk waren tussen gekleurd en blank. Hij meende dat hij daar eenvoudig vrede in Gods naam kon prediken. Maar het bleek dat beide partijen daar tegen waren. “Ja, maar waar moet ik nu naar toe? Nu weet ik het niet meer”. Wat heeft hij gedaan? Hij is op de fabriek gaan werken, waar die conflicten het sterkst voorkwamen. Hij heeft geprobeerd zowel de negers als de blanken te begrijpen. Eindelijk kwam hij tot de conclusie: “Ja, nu weet ik het. Ik dacht dat ik veel van mensen afwist, maar nu begrijp ik pas dat zij beiden door hetzelfde worden bewogen. Zij zijn aan een kant bang hun eigen wereld te verliezen, aan de andere kant begeren zij de wereld van de andere erbij te veroveren. Omdat zij niet weten wat zij willen, zijn zij zo wreed tegenover elkaar. Zij beseffen niet precies wat zij verlangen.” Diezelfde man zit op het ogenblik in het Congres en ook in een paar Congrescommissies. Hij is een van degenen die heel veel doet om op het ogenblik het kleurlingenprobleem in het zuidelijk deel van de Verenigde Staten verder te regelen.
U zult natuurlijk zeggen, dat het een succesverhaaltje is, maar wat hebben wij eraan? Vrienden, zo gaat het ons precies hetzelfde. Wat weten wij eigenlijk af van die wereld, waarin u leeft? Wat begrijpt u van uw medemensen? Wat ziet u nu werkelijk buiten uw eigen beperkte kring? Daar schuilt het eerste gevaar voor uw inwijding. Je kunt niet met details God begrijpen. God is, van ons standpunt uit, enorm complex, enorm samengesteld. Dat, wat in ons leeft, is precies hetzelfde. Wij zijn a.h.w. een lichtdrukcopie van God. Wanneer wij die wereld niet begrijpen, met al wat er in is, niet begrijpen dat alles een samenhang heeft, en dat het niet een kwestie is van het erkennen van de verschillen, maar het zien van de overeenkomsten. Dan komen wij geen steek verder, ook niet met onze innerlijke waarheid. God heeft de wereld geschapen. Niet precies zoals in het boekje staat, ofschoon de symbolen komen er heel dichtbij. God heeft nog veel meer geschapen. God is de Levende Kracht Zelf. Die Levende Kracht Zelf, Die dat hele heelal heeft geschapen, bestaat in ons. Wij hebben aan al die dingen deel. Daarom zullen wij de kracht, die in ons leeft, alleen kunnen beseffen, wanneer wij inzicht krijgen in datgene, wat rond ons leeft en bestaat. Wij moeten, om esoterisch bewust te worden, uitgaan in de wereld. Wij moeten die wereld beleven en doormaken. Wij moeten in die wereld leren onszelf te zijn op de juiste manier.
D.w.z.: niet tegen ons bewustzijn van goed, ons streven, onze werkelijkheid in toegeven aan de eisen van anderen. Maar aan de andere kant ook nimmer een ander iets ontzeggende, wanneer het niet storend is voor ons eigen bewustwording. Steeds weer vragende: waarom wenst men dat? Waarom wilt u dat? Waarom? Uit het eeuwige waarom groeit uiteindelijk het eeuwig weten. Het eeuwig weten dat onveranderlijk is door alle tijden en door alle ruimten heen, dat is het wezen van God en de wet van God, die wij in ons dragen en die uiteindelijk het restant zijn, wat er overblijft van al uw illusies die u vandaag aan de dag gemaakt hebt.
° ° °
Nog één klein verhaaltje met zijn eigen moraal. Een heel simpele geschiedenis van St. Pieter, de Hemelpoort en ettelijke andere personen. Ik houd van die verhaaltjes. Ik heb ze trouwens vroeger voor den brode geschreven. Het gaat er meestal in als koek.
Het gebeurde op een goede dag dat onze waarde vriend St. Pieter, zijn baard strelend, bij de poort zat te wachten totdat er weer eens een zieltje kwam bellen. Terwijl hij zo zit, kijkt hij uit zijn poortwachterswoning naar beneden en daar ziet hij, verdorie, drie zielen aankomen, elk met een zware koffer.
“Nou, nou, wat zullen die met een koffer hier willen? Wij hebben hier toch alles in de hemel en volmaakt.”
Hij bereidde zich al voor, legde zijn krantje opzij, trok zijn pantoffeltjes aan, kamde zijn baard eens op, zette zijn stralenkrans even recht en stond klaar toen de eerste boven kwam om meteen het kleine poortje te openen en te vragen: “Wat had u gewenst willen hebben?”
St. Pieter is een wijs man en past zich altijd aan bij de termen van de ziel die zich komt melden. De eerste dat was, mijne vrienden – het gaat heus niet om ‘t ras – een rasechte Jid. Een beschaafde Jid overigens. Pieter vraagt hem: “Hoe heet je?”
“Samuel ben Levi”. Even in de kaarten kijken…. in de rol… Samuel ben Levi….? “Ja, jij mag binnen, mijn jongen. Maar vertel eens, wat heb jij in die koffer?”
“Ach, weet u, ik denk, als het soms vervelend wordt. Laat ik een handeltje meenemen.”
Ja, dat kan zo voorkomen, hè? Petrus maakt het open, zegt: “wat zijn dat allemaal voor roze brilletjes?”
“Ja, dat is, als zij hier de zaak eens mooier willen zien”. “Je hoeft niet bang te zijn, Samuel, dat je je hier in de hemel verveelt, kerel. Hier heb je van mij een bonnetje, dat is de garantie. Als jij je verveelt in de hemel, dan mag je een handeltje opzetten, desnoods buiten de hemel”.
“Hartelijk bedankt, Petrus. Wat moet ik hiermee doen? Wil je het van mij overnemen voor een tientje?”
“Ik heb er ook niets aan. Laat maar hier staan.” Daar komt de tweede met een koffer aan en Petrus staat daar met de koffer voor zijn voeten. Hij denkt: “Weet je wat? Ik geef dat ding een trap”. Hij geeft het een trap, het valt van die wolk bij de hemelpoort af, komt op de aarde terecht en waar komt het natuurlijk terecht? Wat dacht u? Natuurlijk! Bij een hele hoop wetenschapsmensen, die allemaal plotseling een rozige bril opzetten en overtuigd waren, dat de wereld met hun wijsheid de goede richting uitging.
De tweede – en het is weer niet om een grapje te maken – was een ernstige katholiek.
“Wat heb je daar bij je?”
“Dat is mijn bagage? Mag ik mij even voorstellen? Ik ben Petrus Johannes van IJsbenen.”
Dat “Petrus” en die “IJsbenen” deed onze vriend Petrus wat vreemd aan en hij vroeg: “Ben je ook visser geweest?”
“Neen, neen”, zegt IJsbenen.
“O, ik dacht zo, dat ik in dat water ook altijd van die ijsbenen kreeg. Maar ik zal eens even kijken op de lijst”…. “Ja, Petrus Johannes van IJsbenen. Het is op het kantje af, kerel, dat je binnen komt. Je hebt je heel vaak vroom voorgedaan. Kom, kom, kom. Het is, dat er niet genoeg katjes waren, anders had je die allemaal in het donker geknepen.”
“Jawel, Petrus. Mag ik mijn koffertje meenemen?”
“Wat zit er in?”
“Kijk maar Petrus, apologie. Allemaal verdediging van het ware geloof.” Hij zei het met een gezicht van “als je mij niet binnen laat, laat je dat toch zeker binnen.”
Petrus krabde zich eens achter zijn oor, streek eens langs zijn baard en zei: “Wij hebben hier God. God is onfeilbaar. Wat hebben uw apologieën hier verder nodig? Laat die maar staan. Als je nu naar binnen wilt, moet je opschieten, anders stuur ik je naar het vagevuur”.
Waarop IJsbenen plotseling zeer snel ter been bleek, door het poortje glipte en de koffer liet staan.
Nummer drie was al vlak bij, die had toch zo’n groot pak bij zich.
“Wat moeten wij met die apologie doen? Hetzelfde als met de roze brilletjes”. Bom, schop er tegen en het lag op aarde. Het kwam in de handen van veel verschillende mensen, die allemaal een klein stukje ervan lazen, de rest niet begrepen en allemaal een nieuwe leer en een dogma begonnen te verkondigen.
Enfin, de derde kwam naar boven en die had zo’n zware koffer…. Hij had hem op zijn nek staan, anders kon hij hem niet omhoog krijgen.
“Wie ben jij?”
“Ach, Petrus, ik zal er wel niet in komen. Ik ben Franciscus Zorgenkind.”
“Maar wat heb jij daar dan?”
“Ja, Petrus, dat zijn mijn zorgen.”
“Maar in de hemel hier heb je toch geen zorgen?”
“Petrus, ik geloof niet, of ik mij zonder mijn zorgen wel zo gelukkig zal voelen”.
“Hoor nu eens, als je in de hemel komt, ben je volmaakt gelukkig. Dus, als er zorgen voor nodig zijn, dan krijg je die van de hemelse foerier er zo bijgeleverd. Dan hoef je geen koffer met aards besmette zorgjes hier binnen te brengen.”
Petrus werd toen zo nijdig, dat zij met die koffers kwamen; hij gaf die laatste koffer ook een trap. Vandaar, dat er een hele hoop mensen zitten met zorgen die zij eigenlijk helemaal niet nodig hebben. Zij zijn zo toevallig bij ze terecht gekomen.
U denkt nu natuurlijk dat het verhaaltje hiermede afgelopen is? Neen, het is niet afgelopen. Want, zoals dat gaat, Onze Lieve Heer komt er achter. Hij zegt tegen Petrus: “Wat het je gedaan? Nu zien verkeerde mensen de wereld en het leven te rozig, en ook te goed. Er zitten een hoop mensen met zorgen die zij helemaal niet nodig hebben. Er zijn een hele hoop mensen van hun hemelse openbaringen en inspiratie overtuigd, terwijl zij eigenlijk alleen maar een boekje, wat allang verouderd is, in handen hebben”. “Petrus, waarom heb jij die dingen naar beneden geschopt?”
“Nu ja, Heer, ik had het zo kwaad niet bedoeld. Maar het stond mij in de weg”.
“Je had het direct naar beneden in de hel moeten brengen. Daar hebben zij verder van die voorraden voldoende. Dus jij gaat naar de aarde toe en je probeert die dingen bij elkaar te halen.”
Vanaf dat ogenblik – dat is al een tijdje geleden – is onze Petrus voortdurend bezig te proberen roze brillen, verouderde dogma’s en onnodige zorgen op te zamelen. Weet u, wat het ellendige is? De mensen willen ze niet missen…
U zult zich natuurlijk afvragen wat dat verhaaltje met esoterie te maken heeft. Mag ik er even op wijzen, waarde vrienden, dat ook u vaak soms een roze bril opzet, vooral wanneer u in de spiegel kijkt, geestelijk of reëel, dat ook u meestal wel een paar zorgjes hebt, die u eigenlijk helemaal niet nodig hebt, maar die zo lekker zijn om te vertroetelen, vooral wanneer je in de dokter zijn wachtkamer zit. En dat u uw eigen dogmaatje hebt, waardoor uw eigen onfeilbaarheid tegenover de rest van de wereld toch innerlijk eigenlijk wel vaststaat. O, misschien vergis ik mij. Neem mij dan niet kwalijk. Het komt zo vaak voor, weet u. Als wij werkelijk bewust willen worden – dat is mijn laatste woord vanavond – dan zijn dat de dingen, die wij terzijde moeten gooien. Dat, wat bij ons hoort, te zien in een te mooi licht, verheerlijken. Als wij dat doen, gaat het verkeerd en fout.
Zorgen te dragen die niet noodzakelijk zijn. Elke dag brengt zijn eigen zorgen. Je hoeft je geen zorgen te maken over wat er 24 jaar later gaat gebeuren. Zorg, dat je vandaag met de dingen klaar komt, dan is het goed. Denk nooit, dat je de Goddelijke waarheid in pacht hebt, of de Goddelijke wijsheid. Je krijgt je licht van God, zoveel als je nodig hebt, maar je krijgt nooit een dogma, waarmee je kunt zeggen: “Jullie hebt allemaal ongelijk. Ik alleen weet het”. Op het ogenblik, dat u die houding inneemt, schaadt u uw eigen bewustwording; maar probeert u niet al te rozig, of al te duister, naar uw eigen leven en zaken te kijken. Probeert u om te begrijpen dat een ander recht heeft op zijn mening, en dat hij ook gelijk kan hebben, al deugt dat gelijk misschien voor u niet. Wanneer u zich realiseert, dat vandaag doen, wat vandaag vraagt, is doen wat God van je vraagt, dan geloof ik, dat u veel bewuster, veel prettiger zult leven en met een veel groter geestelijk bewustzijn over zult gaan dan verschillende van ons, arme sukkels, die zich door Petrus wel met brillen, dogma’s en de rest hadden laten opschepen.
Ik hoop dat u wilt kijken achter de beeldende verhaaltjes. Er zitten een paar dingen bij, die u best kunt gebruiken.