2 december 1960
Allereerst wijs ik u erop, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. De volgende week zal na de pauze gelegenheid worden gegeven tot algemene vraagstelling. Tevens herinner ik u aan de steravond op 16 december. Mijn onderwerp voor heden is: Tibet
Wanneer wij in kringen als deze “Tibet” noemen, zo denkt men onmiddellijk aan alle kloosters, de magiërs, de Panchen-Lama’s én de Dalai Lama in zijn grote paleis. Kort gezegd: men denkt aan een land, dat geheel in de greep van de magie is, waarbij de bevolking een betrekkelijk laag peil van leven en denken bezit. Indien u nadenkt, zult u begrijpen, dat hierin de laatste tijden heel wat verandering is gekomen. Eens was Tibet een uithoek van de wereld. Op de door voortdurende winden afgejaagde hoogvlakte was weinig te beleven. In de dalen liggen de kleine dorpen, terwijl wij zo hier en daar kloosters vinden en zelfs kloostersteden. Onder deze kloosters waren er meerdere, die een schuilplaats boden aan ingewijden en mensen met bijzondere paranormale vermogens.
Ongeveer in 1890 begon er in Tibet een uittocht. Reeds in die dagen trok veel van de werkelijk belangrijke geestelijke waarde van Tibet naar een andere plaats. Na deze periode zijn er Europeanen in Tibet geweest, die daar zochten naar geestelijke waarheid en inhoud, en vol bewondering hebben deze uitgeroepen: “In dit land kan men toch wel de werkelijke geestelijke beschaving vinden.” Sommigen onder hen zijn monnik of tovenaar geworden, maar feitelijk hebben deze de volle geestelijke bloei in Tibet niet meer mee gemaakt.
In deze dagen, nu China wegen heeft gelegd over de bergpassen en overal rode troepen strijden tegen de laatste restanten van de vrijheidslievende Tibetanen, is er geen sprake meer van de geborgenheid en rust, die Tibet eens geestelijk kenmerkte. Toen China binnentrok in dit land, hebben velen zich afgevraagd: “Waarom hebben de grote magiërs, die Tibet toch in zo uitreikende mate bezit, dit alles niet weten te voorkomen”. Anderen zullen zich afgevraagd hebben, hoe het mogelijk was, dat deze schuilplaats van ‘s werelds oudste wijsheid zonder meer werd prijsgegeven. Want het verzet van de magiërs bracht wel enige vertraging, maar had op het uiteindelijke resultaat geen invloed.
Ik dacht, dat u hierover wel eens iets meer zou willen horen. Dan dienen wij allereerst heel ver in het verleden terug te gaan, naar de tijd van bijna 12.000 v. Chr. In die tijd was er nog steeds sprake van een grote trek naar het oosten. Deze tochten naar het oosten blijven duizenden jaren aanhouden en worden eigenlijk pas afgesloten met de nederlaag van Alexander de Griek, die men ook wel “de Grote” noemt.
In de tijd waarover wij spreken, trokken vele mensen die naar veiligheid zochten naar het oosten. Zij kwamen langs Indië. Dit gebied was al redelijk beschaafd, terwijl in de Gobi nog sprake was van enkele restanten van beschaving, ofschoon de kernbeschaving daar al gedeeltelijk teloor was gegaan. In deze gebieden heerste vaak strijd en bleek de begeerde veiligheid niet altijd te vinden. Vandaar dat de wijzen verder trokken naar een gebied achter de Karakorum. Deze hoogvlakte werd zozeer door de stormwind geteisterd, was zo arm aan water en voeding, dat niemand daarvoor veel interesse had. Dit land zou later Tibet worden genoemd.
De wijzen, die hierheen trokken, vestigden zich niet – zoals men misschien zou menen – als priesters en monniken. Zij begonnen zich te vestigen als een soort tovenaars en waren tevens in zekere zin missionarissen. Met hun magische kunsten brachten zij het volk, eerbied en begrip voor de natuur bij. Zij brachten genezing aan zieken en kregen al snel het gezag in handen. Deze tovenarij bestaat op het ogenblik nog in Tibet. De Tibetaanse tovenaars worden door de bevolking zeer gevreesd, ook vereerd. Zelfs de soldaten van Rood-China zijn erg voorzichtig, wanneer zij met een tovenaar te maken krijgen: Je weet immers nooit, wat die kerels uit gaan spoken?
Uit de tovenaarsgemeenschappen ontstond een school. De opvoeding daarin ging in drie richtingen. De eerste groep hield zich alleen met de zuivere tovenarij bezig, leerde een soort lezen en schrijven, gaf kennis van natuur- en geneesmiddelen. Hieruit groeiden later de tovenaars van Tibet, die een geheel afzonderlijke kaste vormen en vaak afgodenvereerders zijn.
De tweede was meer esoterisch geaard. Men hield zich bezig met overleveringen en oude geestelijke wijsheid. Ook hier leerde men een vorm van schrift hanteren. Het geestelijke peil was ongeveer gelijk aan dat van de Brahmanen in latere dagen. Deze groep zou later deel uit gaan maken van de boeddhistische leer, toen deze eenmaal in Tibet vaste voet kreeg. Deze groep hield in latere dagen zich ook bezig met het verzamelen en schrijven van leringen en boekwerken. Men hield zich bovendien vaak bezig met het kopiëren van bestaande geschriften en beelden, debatten over esoterische en godsdienstige stellingen. Later vormden zich een drietal kleinere groepen – tot voor kort in een drietal kloosters nog weerkaatst – die zich met de magie bezig hielden. Daarbij werd van een geheel andere basis uitgegaan als door de eerste groep, die in hoofdzaak uit natuurmagiërs bestond.
De derde en voor ons belangrijkste groep was die van de kluizenaars. Hun methode van leven en werken was betrekkelijk eenvoudig. Men stichtte ergens een klooster, dat, ingeval van nood, slecht weer e.d., beschutting kon bieden aan allen, die tot de gemeenschap behoorden. Elk van de kloosterlingen had een eigen kluis, geheel eenzaam gelegen, die moest worden gebouwd binnen het bereik van een bel, gong, of hoorn, die zich in het klooster bevond, zodat de kloosterlingen te allen tijde tot het klooster konden worden teruggeroepen. Elk van de kluizenaars had een bepaalde tijd kloosterdienst, waarbij hij naast meer stoffelijke taken, ook enig onderricht gaf aan zijn medebroeders en eigen ervaringen voor het nageslacht trachtte vast te leggen. Het grootste gedeelte van de tijd werkte men in eenzaamheid aan de volmaking van eigen innerlijk wezen. Deze laatste groep werd op de duur versterkt door geleerden van de tweede groep. Daardoor ontstonden beroemde kloosters als het klooster van de Zeven Blinden, het Klooster der Winden, het Klooster der 1000 demonen.
Degenen die in dergelijke beroemde kloosters leven, zijn weliswaar nog steeds zoekers naar volmaaktheid, maar zij bestemmen minder tijd in algehele afzondering en worden geletterden, studenten, verzamelaars van geschriften, kenners van de oudheid. Toch blijven zij ook in hun gemeenschappen steeds kluizenaars. De inwoners van deze kloosters zijn merendeels geleerden en mensen van grote geestelijke bereikingen. Onder hen zijn wel in de eerste plaats de ingewijden te zoeken. Alles, wat u in deze dagen hoort over de wonderen van Tibet zou uiteindelijk aan deze groep toegeschreven moeten worden. Andere zogenaamde wonderen, als de loop van de gelumpa’s, de windlopers, die zo snel heten te gaan, dat zelfs geen grasspriet onder hun schreden zich buigt, de zogenaamde zwevende monniken en de geestenbezweerders hebben in de werkelijke wonderen van Tibet over het algemeen alleen een klein en door de meer bewusten getolereerd, aandeel.
Juist de grote wijzen en ingewijden traden steeds minder op de voorgrond. Zij gingen hun eigen wegen. Daardoor ontstond een soort Tibetaanse ondergrondse. Achter het masker van gewone kloosters verborg zich dan ook al snel een reeks van geheime gemeenschappen. Dezen vormden een soort bond, die over een zeer uitgebreide en diepgaande kennis omtrent het weten en werken van de oudheid beschikte, terwijl men ook zeer oude geschriften, of kopieën daarvan, had weten te bewaren.
Verder had men, door de overleveringen, kennis, waar de geheime schatten in bepaalde ruïnes zich bevonden en kende men de geheime bibliotheken, die vele historisch en magisch belangrijke werken voor de buitenwereld verborgen hielden. Door studies, die vele eeuwen in beslag namen, had men daaruit het beste en meest waardevolle weten te puren. Deze ondergrondse organisatie werd geregeerd door de vertegenwoordiger van de zonnelogos of het Licht, die later ook wel met de Heer der Wereld uit de Tibetaanse legende vergeleken werd. Rond hem stond de Raad van de 24 Ouden. De deelnemers aan deze groep pleegden in zeer verschillende delen van het land te vertoeven en kwamen maar zelden in de stof samen. Zij beschikten over vele mogelijkheden, o.m. de telepathie en wisten verder uit de Tibetaanse ruiters een zeer bijzonder en doelmatig estafettesysteem te ontwikkelen. Dit wordt in deze dagen ten dele nog gebruikt, maar dan ten dienste van het verzet tegen China.
Om de ware verhoudingen te begrijpen moet men weten, dat dit z.g. ondergrondse geestelijke rijk niet gebaseerd was op Tibet, of de bewoners van Tibet. Ofschoon in de meeste kloosters het merendeel van de inwoners uit Tibetanen en Aziaten bestaat, blijkt, dat de deelhebbers aan dit ondergrondse rijk uit de meest verschillende nationaliteiten werd opgebouwd. Als voorbeeld neem ik het jaar 1860. Toen bevonden zich in de verschillende kloosters, als deelgenoten van dit geestelijk werk, 50 Engelsen, 70 Russen, vele Chinezen, enkele Nederlanders, Fransen etc. Ook Portugezen, treffen wij in de kloosters aan, sommigen al rond 1600 n. Chr. Het doel, dat men zich in deze gemeenschap had gesteld, was: het lot van de wereld voorzien, de geestelijke werkingen van onvermijdelijke gebeurtenissen te wijzigen en de bewustwording van de mensheid als geheel te bevorderen. Het is logisch, dat een groep als deze zeer snel contact zal krijgen met hogere geestelijke krachten, die ongeveer hetzelfde op zich hebben genomen. Rond 3000 v. Chr. ontstaat een algeheel samenvloeien van de Witte Broederschap met dit geestelijke ondergrondse rijk. Dit is op zich reeds een interessante en historische ontwikkeling.
Het verhaal gaat verder. China wordt steeds machtiger. Vanuit China dringen beschaving en handel steeds verder in het Tibetaanse land door. Er ontstaat een eigen cultuur. De bouw van Lhasa begint eerst rond 200 v. Chr. In zijn huidige vorm stamt de stad uit ongeveer 1500 n. Chr. De Potala bestaat uit zeer verschillende bouwgedeelten, waarvan de eersten dateren uit rond 500 n. Chr., terwijl de laatste belangrijke delen werden gebouwd rond 1860 – 1870. Ongeacht het geheel eigen karakter van het land is dan ook de cultuurgeschiedenis van dit volk nogal verward. Vooral, wanneer langs de karavaanwegen steeds meer uit het Westen stammende handelswaren het land binnen stromen, verandert er zeer veel. Toch zal het volk nooit geheel eigen denken en eigen gebruiken verloochenen. Rond 1930 ontstaan daardoor situaties, die voor de westerling gewoon bespottelijk zijn. Tegen een ruime vergoeding kan men dan bv. in Lhasa via de telefoon zonden biechten aan de Dalai Lama zelf en een kwijting van schuld verkrijgen. Ik zou vele soortgelijke verhalen kunnen vertellen.
De politieke structuur wordt voor een zeer groot deel bepaald door de machtspolitiek van China. Daardoor komt bv. kort na Christus’ geboorte de splitsing tussen geestelijke en stoffelijke macht tot stand. Deze splitsing is later de aanleiding tot een machtsstrijd, waarbij niet alleen de geestelijke en stoffelijke gezaghebbers van het land betrokken raken, maar ook twee soorten kloosters zich tegen elkaar wenden.
Wanneer wij bij een verdere ontwikkeling van het boeddhisme te maken krijgen met de gele en rode monniken, is de verwarring compleet. Het zal u duidelijk zijn, dat grote geestelijke krachten bij een dergelijke verwarring niet zo gemakkelijk tot uiting kunnen komen. Wanneer nog steeds magische krachten beschermend optreden en Tibet een lange tijd tot een onaantastbare vesting maken, zo is dit in de eerste plaats wel te danken aan het ingrijpen van de ondergedoken ingewijden. Officieel treden deze overigens nooit op de voorgrond, ofschoon zij een tweetal machtige vertegenwoordigers afvaardigden naar de raad, die mede het land regeren in de vorm van 2 kloosteroversten. Zelfs deze vertegenwoordigers zijn alleen bekend als de meesters van zeer belangrijke kloostergebieden, maar worden alleen door ingewijden erkend als de spreekbuis van een zeer belangrijke geestelijke orde.
Waar de ingewijden zich steeds meer terug trekken, gaan de eigenlijke bewoners van Tibet zich steeds meer op de grijze en zwarte magie toeleggen. De doodsmagie wordt bv. door een noordelijk klooster ontwikkeld, maar gaat vandaar zeer snel over in de handen van de eenvoudige tovenaars, die, als resten van het eerste missiewerk in dit gebied, ruim 12.000 jaar geleden zijn overgebleven. Naarmate deze magie toeneemt onder het volk, zien wij de Lichtende krachten zich steeds meer in het zuiden van het land concentreren. Men kan ook stellen, dat reeds ongeveer 1750 n. Chr. de Lichtende krachten en de belangrijke kloosters van het ondergrondse rijk zich hoofdzakelijk in het zuiden, bij voorkeur in de omgeving van de zuidelijke bergpassen, bevinden.
Wanneer de verwarring toeneemt en het jaar 1900 nader komt, blijkt een groot deel van de witte gemeenschappen te verdwijnen. In de kloosters blijven enkele kleine groepen monniken als een symbolische bezetting over. Rond 1923 trekken kort achtereen langs de bergpassen o.m. 97 karavanen weg, die hoofdzakelijk boekwerken, zowel op hout, papier als perkament vervoeren. Deze transporten verdwijnen langs minder bekende wegen naar de kleinere bergstaten en Afghanistan. Niemand weet, wat hun uiteindelijk doel was. Ook tempels, die al een lange tijd voor aanbidding door gewone mensen gesloten waren, werden rond deze tijd weer opengesteld. Bepaalde bergtempels, in de levende rots zelf uitgehouwen, waren tot rond 1900 nog volkomen geheim. Kort daarna horen wij van pelgrims, die daar bepaalde heiligdommen en relieken gaan vereren. Klaarblijkelijk is ook hier veel verwijderd en zal het belangrijkste uit deze tempels eveneens langs onbekende paden naar een nieuwe bestemming zijn vervoerd.
In zekere zin weerspiegelt hetgeen ik over Tibet heb gezegd het wereldgebeuren. Naarmate de grote conflicten in de wereld nader komen, horen wij vanuit Tibet waarschuwende stemmen. Vooral de voorspellingen vanuit het Klooster van de Blinden en het Klooster der Wijzen verkrijgen zelfs in Europa enige bekendheid. Voorbeeld: In 1906 wordt gewaarschuwd, dat de strijd, die dan uitgevochten wordt, slechts een voorbode is van een grote oorlog, die de mensheid in verwarring zal brengen en voor velen hongersnood en dood met zich zal voeren. Opmerkelijk is ook een reeks profetieën, die in 1926 begint en tot 1940 voortgaat. Degene, die deze profetieën achteraf zou nalezen, vindt hierin reeds aangeduid, dat er een tweede wereldoorlog komt, terwijl Amerika als overwinnaar in de oorlog wordt aangeduid. In de dagen, dat deze voorspellingen worden gegeven, heeft niemand dit zo begrepen. Dit is m.i. ook aan de vaagheden in de voorspellingen te wijten.
Wat echter insiders reeds lang opvalt, is het feit, dat bepaalde groepen mensen, bepaalde geestelijke invloeden en orakels onopvallend, maar steeds sneller, verdwijnen. Zij schijnen zich in de lucht op te lossen. Tussen 1920 en 1950 valt bv. op, dat bepaalde, zeer beroemde kloosters bijna leeg staan, ofschoon men voortdurend neofieten aanneemt. De scholing vindt in deze kloosters normaal voortgang, het aantal leerlingen is steeds groot. Het aantal monniken neemt af, terwijl het aantal leerlingen, dat men opneemt, groter wordt. Dit is een tegenstrijdigheid, die men zelfs dan alleen maar weet te verklaren door aan te nemen, dat monniken, zodra zij een bepaalde graad hebben, wegtrekken naar andere kloosters, of centra van geestelijk leven.
Er zijn bepaalde elementen in dit verhaal, die de geschiedenis van Tibet voor ons buitengewoon interessant maken. In de eerste plaats omvat het geestelijk werk in Tibet tenminste 3 sterrenbeelden, drie tekens van de dierenriem. Gedurende twee geestelijk negatieve en één geestelijk positieve periode blijft Tibet het belangrijke geestelijke centrum op aarde. Zodra de periode van de Vissen afloopt, blijkt de geestelijke kracht van Tibet te veranderen. Naarmate Aquarius dichterbij komt, verdwijnt steeds meer de werkelijke invloed en kracht van Tibet. Wat blijft, is een reeks van legenden en sensationele verhalen, plus veel folklore. Eens was Tibet bijna onbekend en werd alles, wat daar geschiedde, als normaal beschouwd. Nu lezen wij overal verheerlijkingen van Tibet, waarbij men de onaangename verschijnselen, die de laatste jaren voor elke waarnemer toch duidelijk kenbaar waren, liever maar vergeten worden.
Dit alles moet een reden hebben. Volgens mij blijkt hieruit, dat Tibet als pool van de wereld, zijn betekenis verloren heeft en wel tussen 1900 en 1950. Indien wij stellen, dat Tibet een geestelijke pool is geweest, zo moet er ook een tegenpool zijn geweest, want polen treden altijd in paren op. Na enig zoeken vinden wij, dat Engeland zeer waarschijnlijk de tegenpool van Tibet is geweest. Engeland was bijna voortdurend een centrum van voorname stoffelijke en geestelijke activiteiten.
Voorbeeld: Engeland is in bekende tijden voor Rome zeer belangrijk geweest. Het was belangrijk in de geschiedenis van de Noorse volkeren, de Vikings bv. Daarnaast blijkt Engeland de vesting van de Kelten en Druïden te zijn geweest. Zoals Tibet echter voor de buitenwereld betrekkelijk onbelangrijk lijkt en vooral in zich besloten blijft, zo geldt dit evenzeer voor Engeland, dat zich eveneens steeds met goed gevolg isoleert. Indien de geestelijke pool in Tibet verdwijnt, zal ook de betekenis van Engeland veranderen. Gezien de huidige ontwikkelingen in politiek en economie is het wel duidelijk, dat Engeland zijn positie van exclusief land, van “lonely splendor”, zijn isolement, steeds meer prijs zal moeten geven. Het wordt steeds sterker in de gemeenschap van de westelijke wereld opgenomen en gaat ook zichzelf steeds meer aan de verhoudingen elders aanpassen. Iets, wat zeker voordien niet altijd het geval was. Het is dan ook belangrijk, zowel voor de wereld als de geestelijke ontwikkelingen daarop, de nieuwe brandpunten te vinden.
Na onderzoek blijkt, dat op het ogenblik het grootste brandpunt van geestelijke krachten in het noorden van Zuid Amerika is gelegen. Nog is geen centrum van even grote kracht als in Tibet gevormd, maar de intensiteit van geestelijke werkingen en mogelijkheden neemt steeds toe, zodat dit punt van intensiteit zeker binnen niet al te lange tijd bereikt kan worden. Indien wij nu de tegenpool zoeken, zo blijkt ons, dat deze in geen geval in China kan liggen, maar mogelijkerwijze in Afrika – rond de Middellandse Zee – ofwel in Rusland denkbaar is. Onderzoek bevestigt, dat een werking van Afrika als tegenpool waarschijnlijk is.
Conclusie: de stoffelijke macht en hoofdinvloeden zijn in andere handen gelegd, terwijl de geestelijke invloeden vanuit een ander continent en daarom mogelijk met een andere inhoud gaan werken. Europa, dat in het verleden tussen deze polen als belangrijkste gebied was gelegen, vormt klaarblijkelijk ook in de nieuwe tijd een soort bufferzone, die slechts weinig, minder intens en belangrijk door beide polen wordt beïnvloed, dan in de afgelopen periode.
Ook hieruit wil ik enige conclusies trekken. Ik kan deze niet geheel verantwoorden aan de hand van hetgeen ik tot nu toe gezegd heb, maar wil ze u desondanks voorleggen:
Het blijkt ons, dat in de periode van grote geestelijke invloed uit Tibet en wereldlijke machtsinvloeden vanuit Engeland de grootste geestelijke ontwikkeling met gelijktijdige stoffelijke ontwikkelingen plaats vond in Europa. Europa bracht in verhouding het grootste aantal geniale mensen voort, terwijl vele van deze genieën in staat bleken materie en filosofie, handelen en denken, met elkaar te verbinden. Verder blijken in Europa genootschappen te bloeien, die in staat zijn het westerse materialisme en de oosterse gedachtensfeer op opvallende wijze te verenigen, waaruit een nieuw soort esoterie voortkomt. De onderzoeker meent eerst alleen met oude wijsheden te doen te hebben, maar ontdekt dan alras dat vele nieuwe en belangrijke waarden aan de oude leerstellingen zijn toegevoegd. Ook de belangrijke geestelijke veranderingen blijken zich in deze tijd in Europa afgespeeld te hebben.
Vanuit het noorden en het zuiden ontwikkelen zich godendiensten, die een belangrijke aan- vulling betekenen van de heersende natuurverering zonder meer. Daarna blijkt ook het christendom, ofschoon elders geboren, in Europa tot bloei te komen en zijn werkelijke betekenis voor de wereld te verwerven. Eerst vanuit Europa wordt het christendom verder over de wereld verbreid. Ook de priesterlijke waardigheid van de mens blijkt, ondanks alles, in Europa het gemakkelijkst en volledigst tot uiting te komen. M.i. was Europa dan ook in het verleden een brandpunt van geestelijke en materiële machten, die elkaar bestreden. Vergelijkend lag Europa op de equator van de geestelijke wereld, waardoor stoffelijke en geestelijke invloeden een zo gunstig mogelijk klimaat vonden en tot een zo evenwichtig mogelijke ontwikkeling konden komen. Gezien de plaatsing van de huidige centra acht ik de mogelijkheid groot, dat Europa ook in de komende periode dergelijke invloeden zal ondergaan. Ik verwacht in de komende tijd een overheersing van een niet uit Europa stammend en waarschijnlijk ook niet kaukasisch of blank volk. Gelijktijdig verwacht ik een overbrengende culturele en religieuze overheersing vanuit het blanke ras en Europa.
Uit mijn betoog blijkt, dat de oude wetenschappen, die men met zoveel moeite heeft vergaard en bewaard, niet aan de massa werden gegeven. Het totaal van deze gegevens werd slechts aan zo weinigen ter beschikking gesteld, dat niet meer dan 10 of 12 personen op aarde in staat waren zich een oordeel te vormen omtrent het gehele verloop van de geestelijke krachten op aarde en niet meer dan 30 mensen zich een oordeel konden vormen omtrent de geschiedenis van de wereld.
Wel blijkt, dat voor bepaalde openbaringen en godsdiensten uit deze geschriften geput zal zijn. Wij vinden daarin gelijke stellingen en waarden als ook in de boeken en geschriften vermeld zijn. M.i. mogen deze oude wijsheid en deze oude geschriften dan ook niet worden gezien als een actieve factor in de ontwikkeling van de wereld, doch moet dit eerder worden beschouwd als een soort archief, waaruit men ten hoogste een reeds getrokken conclusie zal kunnen bevestigen. Op de vorming van de wereld zal dit alles geen bepalende invloed hebben. Ik meen verder te mogen stellen, dat, alles, wat in deze tijd zal worden bereikt, zowel technisch als godsdienstig en esoterisch, zal worden vastgelegd in soortgelijke, langzaam geheim wordende boekerijen, zonder dat dit op de feitelijke ontwikkelingen in de wereld ook maar enige invloed heeft.
De verandering van geestelijk en materieel klimaat voor een groot deel van de wereld zal inhouden, dat alle groepen, die op dit ogenblik rustend of stabiel waren, in toenemende mate actief gaan worden. In Europa, waar de wijziging van invloeden niet zo groot is, zal deze activiteit aanmerkelijk minder zijn. Ongeacht de overheersing door andere volkeren en rassen zal Europa voor komende geslachten zijn taak als bakermat van de hedendaagse beschaving kunnen handhaven. Daar Europa het gemakkelijkst in staat zal zijn andere groepen en rassen te benaderen en te begrijpen, zullen de gezondenen voor deze nieuwe tijd in toenemende mate uit Europa voortkomen. Hun werk zal geen missie zijn in de gebruikelijke zin van het woord, daar zij als technici en magiërs meer zullen werken in de opbouw van cultuur en beschaving van de nu nog primitieve of evenwichtige volkeren, zonder het eigen karakter van deze volkeren aan te tasten.
Wij hebben getracht enige conclusies te verbinden aan deze verschuiving van geestelijke pool. Wat zal in de komende tijd het lot van Tibet zelf worden? Als pool was het in zich rustig; waar een pool zich eenmaal gevormd heeft, treden weinig werkelijke veranderingen op. Vergeet niet, dat wij de grootste rustpunten in de wereld steeds zullen vinden rond de geestelijke en stoffelijke pool en de daartussen liggende equator. In alle andere gebieden is er sprake van een niet evenwichtig zijn van krachten, waardoor daar grote activiteiten te verwachten zijn. Wanneer deze rust wegvloeit, zal Tibet steeds sterker deel uit gaan maken van de moderne wereld en deel uitmaken van de moderne wereldpolitiek. Vanuit zichzelf zal het moeilijk een plaats in de wereld kunnen innemen; het is een religieuze staat, die zijn achtergrond verloren heeft. Door zijn ligging, zijn hoogte en zijn ontoegankelijkheid wordt het een ideaal gebied voor het lanceren van ruimtevoertuigen, het aanleggen van raketbases en het doen van proeven, die men voor anderen geheim wil houden. Ik neem aan, dat de techniek in de komende tijd een steeds sterker stempel op Tibet zal zetten. Het deel van de bevolking, dat deze vernieuwingen niet kan aanvaarden, zal gedeporteerd worden, of opgaan in andere volkeren. De tovenaars, magiërs en priesters, die nu nog in dit land vertoeven, zullen ongetwijfeld trachten hun kunnen en hun kennis op de een of andere wijze te gelde te maken. Zij hebben hun bestaan immers op deze macht en de kennis gebaseerd. Het is aan te nemen, dat een dergelijke macht door de nieuwe gezaghebbers niet meer geduld zal worden. Maar de magie, die feitelijke resultaten weet te bereiken, zal zich ongetwijfeld aanbieden voor onderzoeken. Anderen zullen zich misschien tot een soort variéténummer verlagen, of een plaats zoeken in leger en staat.
Zowel voor China als in mindere mate voor de grensstaten daarvan, en Japan, zal dit betekenen, dat het nu nog paranormaal genoemde door onderzoek gehanteerd zal kunnen worden en deel uit zal gaan maken van de militaire macht, of de regering van volkeren. Telepathie zal m.i. binnen niet al te lange tijd deel uitmaken van de verbindingsdiensten van de legers op aarde. Ook de training, die in de meeste gevallen streng geheim werd gehouden, zal voor een groot deel in handen van leken komen. Ik vermoed dan ook, dat de beroemde Tibetaanse training voor lang en snel lopen, zich lichter maken, concentratie, adembeheersingstechniek, gemeengoed zullen worden. Ik denk, dat dit voor Tibet een vreemde en belangrijke rol zal gaan spelen in de komende 6 à 7 jaren. In deze periode moet volgens mij de omstelling van de geestelijke polen zover voltooid zijn, dat reeksen van krachten worden gerealiseerd. Dit houdt tevens in, dat de voornoemde gegevens beschikbaar worden.
In de eerste plaats zal men die waarschijnlijk in China aan kunnen treffen, met als gevolg de publicatie van verschillende gegevens als een oorspronkelijke ontdekking in Rusland. Rusland en het oostelijk (…….?) zouden hierdoor een enorme vooruitgang op het gebied van de parapsychologie door kunnen maken. Aan de rest van de wereld zullen ook zeker de middelen verschaft worden – o.m. door een nu op veel hoger peil staande parapsychologische wetenschap – om zich hiertegen te verweren.
Mijn eindconclusie voor vandaag luidt dan ook: de veranderingen, die Tibet in de loop der tijden heeft ondergaan, zijn praktisch ten einde. Tibet wordt nu eenmaal deel van de wereld als een normale staat. Al, wat hierin eens besloten was aan lichtende en demonische krachten, is herverdeeld over de wereld en zal zijn invloed vooral in de komende 40 à 50 jaren sterk merkbaar maken in alle nu beschaafde gebieden. Er mag mee worden gerekend, dat juist de magische aspecten van dit volk al in de komende 10 jaar over heel de wereld de aandacht zullen trekken, terwijl binnen 7 jaar een zeer duidelijke uitwerking van dit soort krachten reeds zal worden getoond. Zoals reeds gezegd, kan dit vooral worden verwacht op het gebied van militaire training, training van ruimtevaart en ruimtevaarders misschien ook, met daarnaast het scheppen van politieke eenheden en het scheppen van geheimbonden met andere dan een zuiver geestelijk doel in vele landen.
Vragen.
Kunt u iets meer zeggen over de wijze waarop de geestelijke pool, die zich nu vormt, zich zal uiten?
Het zal u duidelijk zijn, dat het vormen van een dergelijke geestelijke pool gepaard zal gaan met vele revolutionaire verschijnselen. Wanneer de aardpolen verschuiven, ontstaat er een ramp, een verschuiving van evenwicht, die overal tot uiting komt. Dit is evenzeer het geval, wanneer geestelijke polen zich verplaatsen. Volgens mij zou die pool zich nu al moeten uiten in een grote geestelijke instabiliteit rond de plaats, waarop de pool zich vormt. Mogelijkerwijze wordt dit aangevuld met natuurverschijnselen, die eveneens op een onevenwichtigheid duiden. Ook mag worden gerekend met het optreden van wonderen – meestal aangepast aan de heersende religie – een toenemend optreden van een geloof aan wonderdoctoren, eventueel een verscherping van de tegenstellingen tussen magiër en priester. Dit zou vooral bij primitievere en emotioneel minder beheerste volkeren zeer sterk kunnen gaan spreken.
Verder denk ik aan de omwentelingen als bv. op het platteland in Mexico en dergelijke staten. Hier zal in zeer korte tijd zeer veel veranderen. Voor de wereld als geheel meen ik, dat een duidelijke golf van begrippen en verschijnselen zich vanuit het oosten naar het westen zal gaan bewegen, om ongeveer in 1966 à 67 het poolgebied te bereiken, waarna deze verschijnselen en tendensen schijnbaar opeens verdwijnen. Door het bereiken van de geestelijke pool worden deze verschijnselen dan gestabiliseerd. Onder deze verschijnselen zouden te noemen zijn: massahysterie, echte en onechte wonderen, verwachting van wonderen, die niet vervuld wordt – op bepaalde plaatsen en in massa verwacht wel te verstaan – en verder bepaalde politieke tegenstrijdigheden. Onrust, gebrek aan daadkracht bij leidende figuren, maar tevens opzienbarende ontdekkingen. Daarnaast politieke revolten en het optreden van plotselinge veranderingen in de sociale structuur, die een noodzaak tot onmiddellijke hervormingen inhouden.
M.i. is deze golf op het ogenblik ongeveer tot Griekenland gekomen en zal zich vandaar met betrekkelijke grote snelheid naar Spanje bewegen. In Spanje verwacht ik einde 1962 omwentelingen, die waarschijnlijk kort daarop ook in Portugal uitbreken. Hierbij zal waarschijnlijk tevens sprake zijn van een verandering van religieuze inzichten. Voor Spanje is dit van grote betekenis, want daar is men sedert 1500 op dat terrein niet veel verder gekomen. Daarna meen ik, dat de kenbare verschijnselen een tijdlang af zullen nemen. Wij horen er minder van, omdat de invloedssfeer zich dan boven de oceaan bevindt.
Terwijl Europa zich van deze veranderingen herstelt, zullen wij de werkingen van de tegenpool zien. Deze moet m.i. met zich brengen: een poging om tot absolute rendabiliteit van productie te geraken, wat als gevolg grote moeilijkheden veroorzaakt met kartels e.d. Een verstoring van het evenwicht op verschillende beurzen zou hiervan het gevolg zijn, evenals moeilijkheden en het onbetrouwbaar blijken van vele kleinere en enkele grote bankinstellingen. Verder zullen wij een reeks van nieuwe uitvindingen zien, die veelal eerst door kleinere landen, groepen, of maatschappijen gelanceerd zullen worden, om daarna – zij het na veel protest – door grote groepen, landen etc. te worden overgenomen. Omwentelingen op het gebied van landbouw en veeteelt. Dit alles komt uit de tegenpool voort, zodat m.i. deze golf allereerst – en waarschijnlijk reeds binnen enkele jaren – de USA zal beheersen.
Voor het forum van de wereld zal het lijken, of de USA de eerste is, die het volle geweld van deze golf te dragen krijgt. De veranderingen in Eritrea en andere Afrikaanse staten valt immers, gezien de ogenblikkelijke situatie, daar minder op. Direct gevolg hiervan: reeksen van crisisverschijnselen, gevolgd door sterke sociale hervormingen. Dezen kunnen zeer wel een geheel nieuwe politieke structuur aan de USA geven. Canada wordt zijdelings beïnvloed. Verder zullen wij deze werkingen in het noorden van Europa zien, waarbij voor het westen de veranderingen in de Scandinavische staten een grote rol zullen gaan spelen. De invloeden trekken als golven om de wereld heen. Aangezien een schokgolf meestal niet alleen komt, meen ik, dat de door mij genoemde reeksen van verschijnselen vooraf zullen worden gegaan door 2 of 3 kleinere, minder belangrijke golven van gelijksoortige invloeden, terwijl de hoofdverschijnselen gevolgd zullen worden door in intensiteit afnemende reeksen van onregelmatigheden.
Is dit definitief?
Ja, alleen zijn de verschijnselen niet zo plotseling als bij een kantelen van de aarde. De reeks verschijnselen strekt zich over vele jaren uit. Vandaar dat dit voor de mensheid niet zo rampzalig is.
Hebben de drie godsdiensten iets met deze polen te maken?
De godsdiensten zelf niet, wel de wijze, waarop de godsdiensten worden beleefd. Godsdiensten zijn niets anders dan een uitdrukking van het volksdenken, gericht op een zodanige wijze, dat dit geuit kan worden in de richting van Godserkenning en Godsbeleving, terwijl gelijktijdig een soort zekerheid uit het bovennatuurlijke kan worden geput. Dat daarnaast in de godsdiensten grote geestelijke waarden schuilgaan is niet zo belangrijk, als het lijkt. De kern, de werkelijke waarde, is in bijna alle godsdiensten gelijk. U zult uit het voorgaande begrijpen, dat een verandering van de geestelijke polen van de wereld gepaard kan gaan met een verandering van het godsdienstig beleven, zonder dat de uiterlijke vorm van de godsdienst daarbij mede verandert.
Wanneer wij weten, dat de geestelijke pool nu gevestigd wordt in Zuid Amerika, vraag ik mij af, waar de aanvulling vandaan zal komen?
Zoals reeds opgemerkt, heeft in Tibet een tijdlang een groot deel Europeanen en niet Tibetanen deel uitgemaakt van deze geestelijke bond. Ik vermoed, dat de aanvulling in de eerste tijd zal geschieden uit de z.g. beschaafde landen, daarnaast uit de goedwillende negers, terwijl een groot deel van de deelhebbers zeker uit Azië zal blijven komen gedurende de tijd, dat dit werelddeel door eigen leefwijze sterk met de geestelijke pool gebonden is. De stoffelijke aanvulling zal voorlopig wel uit geheel de wereld geschieden. Later kunnen wij aannemen, dat, evenals in Tibet de Tibetaan de hoofdrol heeft gespeeld, in Zuid-Amerika de mesties, de Zuid-Amerikaanse mengbloed, een grote rol zal gaan spelen. Ik weet niet, hoe lang het zal duren, voor deze fase intreedt en neem aan, dat – althans voorlopig – de stoffelijke aanvulling Europees en Aziatisch is. De aanvulling van geestelijke krachten en invloeden, in zoverre deze niet kosmisch van geaardheid is, meen ik te kunnen herleiden tot de Witte Broederschap.
Ik meen dan ook, dat daarin een grote verandering optreedt, geestelijke kracht en invloed zullen ongeveer gelijk blijven. Wel zal deze kracht in invloed en besluiten zich meer gaan richten op de tendensen van Aquarius. Ook meen ik, dat deze geestelijke pool tijdens haar verplaatsing vele invloeden heeft doen ontstaan, waardoor individueel – dus niet “en groupe” – een groot geestelijke bewustwording mogelijk is. Ook na de overgangstijd blijven de gelijke invloeden gemeenlijk nog langere tijd bestaan. Na ongeveer 6 à 700 jaren zal men het pad opnieuw moeten zoeken, waar het pad dan weer te veraf komt te liggen van het denken en leven van de doorsnee mens in de wereld. Het geestelijke peil van de gemiddelde mens zal dan heel anders zijn, zodat wij moeilijk kunnen overzien, hoe dit alles dan precies zal zijn.
U zegt: het geestelijke peil zal veranderd zijn. Het geestelijke doel dan niet?
Er is maar één geestelijk doel. Dat volgt ook uit alle lezingen, die wij geven. Er zijn zeer vele wegen om dit doel te bereiken en niet elke mens kan alle wegen gaan, maar het doel blijft gelijk en is onveranderlijk.
Acht u het aantal van degenen, die dit doel benaderen, groeiende of ongeveer gelijk?
Ongeveer gelijk. Onze ervaring is, dat degene, die op aarde het doel voldoende dicht benadert, niet meer op aarde pleegt terug te komen in stoffelijke vorm. Uw wereld is nu eenmaal een doorgangshuis. Wie geestelijk ver genoeg is gekomen, is zo blij, dat hij van inkomstenbelasting, douaneformaliteiten etc. afscheid kan nemen, dat hij slechts door zeer dringende redenen tot een hernieuwde stoffelijke incarnatie zou kunnen worden bewogen.
Vóór ik eindig wil ik nog enig commentaar geven op uw commentaar. Allereerst is mij opgevallen, dat het belangrijkste punt van de lezing slechts twee maal – en dit door dezelfde persoon – werd aangestipt. Het belangrijkste element in mijn lezing was nl. de verplaatsing van de geestelijke pool en de daaruit voortvloeiende invloeden. De belangstelling bleek groot te zijn voor de politiek.
Verder merkte ik op, dat men zonder angst de komende tijd tegemoet ziet. Ik heb getracht hier geruststellende woorden te spreken, maar wil deze nog even aanvullen. Deze dingen gebeuren, omdat de komende en geestelijke positieve periode voor de mensheid en geheel de wereld, evenals voor vele lagere geestelijke sferen, een zeer grote verandering en vele nieuwe mogelijkheden betekent. Dit heeft alleen zin, wanneer er op aarde de gelegenheid blijft deze veranderingen in de stof te verwerken. Alleen hieruit trek ik al de conclusie, dat op aarde wel veel gebeuren kan, maar geen ondergang zal plaats vinden. Dit zou inhouden, dat Aquarius- invloed voor dit zonnestelsel van weinig of geen betekenis zou zijn. Ik neem dit laatste niet aan, daar de macht van Aquarius in de laatste tijd al kenbaar is geworden.
Ik meen te mogen stellen, dat, ongeacht de vele moeilijkheden en spanningen, die de komende tijd met zich brengt, de mogelijke oorlogshandelingen zelfs, het voor de mens, die bewust verder blijft streven, zo goed als zeker is, dat zijn wereld niet onder kan gaan. De mens, die nu bouwt, kan gerust verder bouwen. Niets van hetgeen hij tot nu toe tot stand brengt, zal zo dadelijk zonder zin en reden weggevaagd worden. Een groot deel van hetgeen u nu geestelijk en stoffelijk bereikt, zal voort blijven bestaan. Ofschoon de natuur in de komende tijd ongetwijfeld mede in zal grijpen en o.i. aan de Amerikaanse kusten onheil zal kunnen baren, zal toch algemeen gezien, de huidige technische beschaving en wetenschap de basis mag worden geacht voor een nieuwe geestelijke en esoterisch gericht tijdperk. Gebaseerd op de materie zal dit tot grote bloei en vruchtbaarheid komen.
U mag weten, dat atoombommen e.d. gevaarlijk speelgoed zijn, dat elke oorlogszucht een dreiging uit den boze is. Maar u moet wel beseffen, dat grotere krachten dan alleen deze beslissen zullen en zolang de mensheid zelf nog naar het goede zoekt – voor zich vrede en inzicht verlangt, daarnaast blijft streven naar geluk en vrijheid – hierdoor deze krachten niet in al vernietigende mate gebruikt zullen worden. Oorlogen zullen geen ondergang van gehele werelddelen, of slavernij voor gehele volkeren betekenen. Uiteindelijk zal de mensheid – zij het niet heel ongedeerd – zegevierend uit de beproevingen van deze overgangstijd te voorschijn komen. Dit is mijn innige overtuiging. Ik weet, dat deze niet door allen in de geest zo volledig wordt gedeeld, als door mij hier gesteld wordt. Maar indien er zin is in de Schepping, zin is in de beschaving, zin in het leven zelf is, zal er geen ondergang mogelijk zijn.
Gelovend in een God, die het leven heeft geschapen en de mens in dit leven een doel heeft gegeven, geloof ik evenzeer, dat de mens de mogelijkheid zal worden gelaten om zijn doel te bereiken en de menselijke taak te volbrengen. Hierop, naast de door mij geciteerde argumenten, baseer ik mijn innerlijke zekerheid, dat deze moeilijke periode voor de mensheid slechts het begin is van een nieuwe groei, een nieuwe ontwikkeling. Ik hoop, dat van u, ook wanneer er spanningen en moeilijkheden zijn, geen defaitistische gedachten uit zullen gaan, dat u niet zult zeggen: “Nu gaat de wereld onder”, maar steeds weer uzelf voor zult houden en ook anderen: “Deze moeilijkheden kunnen wij te boven komen. Er is zoveel te winnen, dat deze krachtsinspanning in vergelijking daarmee, uiteindelijk onbetekenend is.”
Esoterie.
In dit tweede gedeelte van de avond zullen wij dan gezamenlijk trachten ons te begeven op het pad van de innerlijke beleving. Er is over alles, wat met esoterie samenhangt, al zo onnoemelijk vaak gesproken, dat ik mij afvraag, of het wel zin heeft op alle gedachtegangen en procedures daarmee verbonden ver door te gaan. Toch zijn er wel punten, die de belangstelling wel waard zijn. O.m. een juist begrip. Ik weet nog goed, dat ik – het is lang geleden – met een vriend sprak en daarbij ook het woord esoterie gebruikte. Waarop hij opmerkte, dat hij niet om verenigingsleven gaf. Dit misverstand brengt voor mij de noodzaak met zich, allereerst het woord esoterie eens te definiëren in zijn juiste zin en betekenis.
Onder esoterie verstaat men, het zoeken naar de eigen werkelijke persoonlijkheid. Men neemt aan, dat in deze werkelijke persoonlijkheid geestelijke waarden verborgen liggen, die helaas bij het merendeel van de mensen slechts beperkt tot uiting plegen te komen. De totale gang van het zoeken naar het Ik is verder gebonden met de krachten van de natuur en kosmos, zodat men onder het begrip esoterie ook wel verstaat: het zoeken naar de parallellen, die tussen het Ik en de gebeurtenissen in de kosmische werkelijkheid bestaan. Van verenigingsleven kan dus – esoterisch – eigenlijk weinig sprake zijn.
Elke mens heeft een eigen levensdoel en een eigen pad, langs hetwelk dit doel bereikt kan worden. Zeer begrijpelijk, indien alle mensen gezamenlijk hetzelfde doel onmiddellijk na zouden streven volgens dezelfde methode en langs hetzelfde geestelijke pad, er een geestelijk gedrang ontstaat, dat elke geestelijke bereiking welhaast onmogelijk zou maken. Indien wij uitgaan van het persoonlijk zoeken, het persoonlijk beleven en de persoonlijke bewustwording, kan elke groepering, die esoterisch tracht te denken of te werken, slechts een verzameling zijn van individuen, die onderling ervaringen uitwisselen, maar desondanks – en vaak met grote koppigheid – hun eigen weg verder gaan. De vereniging, die zich esoterisch noemt, zal in hoofdzaak een band kunnen vormen van onderling begrip, die op het werkelijk persoonlijke streven slechts weinig invloed uitoefent.
Nu ik deze voor mij belangrijke vaststellingen tot uiting heb gebracht, vraag ik mij onwillekeurig af, of de mens wel beseft, op welke wijze dit persoonlijk pad is opgebouwd. Er zijn mij, uit mijn geestelijke bestaan en mijn vroegere, wat luchthartiger periode, voldoende feiten bekend omtrent mensen, die als kind in huis verkeerden met de groten van de geestelijke wereld. Zij kregen Napoleon op visite, om vervolgens hun toilet te bespreken met Marie-Antoinette en de zegen voor hun plannen te verwerven van een van de apostelen, of zelfs de Here Jezus Zelf.
Dit is op zich natuurlijk belachelijk. Wij kunnen niet verwachten, dat dergelijke geesten zich met het persoonlijke beleven van een mens zo intens bezighouden. De mens schept zich daar dan ook waanfiguren en refereert daaraan. Dit zich refereren aan een dergelijke figuur zou wel eens kunnen wijzen op een poging het Ik tot eenheid te brengen en het onderbewustzijn in de gestalte van verschillende hoge figuren met het dagelijkse leven in overeenstemming te brengen. Ik wil niet zeggen, dat elke waarneming van het bovennatuurlijke is uitgesloten, of dat een contact met Jezus, of andere hoge geesten onmogelijk is. Wel wil ik hier opmerken, dat op het esoterische pad dergelijke figuren vaak de vermomming zijn van het eigen Ik. Het is te begrijpen, dat de mens, wanneer hij al voor zichzelf maskerade speelt, zich gaarne een masker aanneemt, dat wat schoner is, dan zijn besefte werkelijkheid. Daarom mogen wij met zekerheid, stellen, dat een innerlijk ondergaan van krachten, ook op deze wijze tot uiting komt.
Nu zal alles, wat werkelijk het innerlijke pad van de mens gaat, gericht zijn op het eeuwige, het kosmische, het harmonische. Zodra echter bepaalde zelfzucht, poging om het Ik op de voorgrond te stellen, of pogingen om anderen van zichzelf afhankelijk te maken, dan ook in belangrijke mate het gevolg zijn van deze – volgens de persoon in kwestie zo belangrijke, geestelijke contacten – dienen wij aan te nemen, dat althans grotendeels eigen onderbewustzijn en enkele licht verwaarloosde minderwaardigheidscomplexen aansprakelijk zullen zijn. Maar indien dergelijke maskers, dergelijke verbeeldingsmomenten, nu de uitdrukking zijn van een hogere kracht, die in ons bestaat, van een bewustzijn, dat wij ons openlijk nog niet durven realiseren, zo zal dit zeker merkbaar zijn. Wij kunnen niet aannemen, dat een Goddelijke waarde, ongeacht onder welk beeld deze in ons is uitgedrukt, het zal laten bij een stil verschijnen en een innerlijk gesprek, waarbij de mens zichzelf de meest begeerde antwoorden op een gezaghebbende toon pleegt te geven. Neen, hier moet inderdaad ook een praktisch iets het gevolg zijn, De esotericus, die in zich dit contact met geest, met Licht, met grote meesters doormaakt, zal daarom wel als maatstaf de vraag gaan hanteren: wat kan ik er mee doen?
Dit is een vraag, die men hoofdzakelijk zichzelf dient te stellen. U kunt dit natuurlijk aan de buitenwereld vragen, maar de antwoorden, die men daardoor verkrijgt, zijn niet altijd in overeenstemming met de esoterische praktijk, of het menselijke gevoel van meerderwaardigheid. De plaatsen, waar men volgens de wereld zoiets kan stoppen – van de pijp af tot minder welvoeglijke plaatsen toe – zijn nu niet direct een vleiende reactie te noemen en zullen ons vaak in verwarring brengen. Wij moeten steeds voor onszelf uitmaken: wat puur ik hier uit? Welke waarde vind ik hierin voor mijzelf? Vraag u niet teveel af: welke is de bron? Men kent immers de boom aan zijn vruchten, zo men zegt. Ik heb nog niemand horen beweren dat de perelaar, appels draagt. Niemand verwacht aan een pruimenboom ananas of tomaten te zien groeien. Wanneer uw geestelijk beeld in uzelf gunstige vruchten draagt in de vorm van kracht, blijmoedigheid, energie, misschien zelfs de ontwikkeling van gaven, waardoor u anderen op meer geestelijke wijze in het toch niet gemakkelijke, stoffelijke bestaan reëel kunt steunen, dan kunnen wij concluderen: deze beelden zijn voor ons volledig juist.
Zo wij van hieruit verder gaan, komt alras de vraag, of de fantasieën, de heerlijke droom en waanbeelden, die de mens plegen te plagen, wanneer hij zich bezig houdt met de innerlijke grote werkelijkheid, eigenlijk niet even waar en belangrijk kunnen zijn, als de meest ware dingen wanneer het resultaat tenminste goed is. Het voorbeeld kunt u in deze tijd vinden. St. Nicolaas is een legendarische figuur die klaarblijkelijk de Middellandse Zee is overgestoken om van Myra naar Madrid te komen, van waaruit hij – midden uit het vaste land – een stoombootverbinding pleegt te onderhouden met de havens van Nederland. Deze schertsfiguur brengt in de mens eigenschappen tot uiting, die belangrijk zijn als bijvoorbeeld attentie voor zieken en armen, de mogelijkheid om elkaar op vrolijke wijze de waarheid te zeggen en gelijktijdig van een felbegeerde gave te voorzien. M.i. is deze Sinterklaas reëler dan menige figuur, die weliswaar oratorisch weldaden de wereld in pleegt te slingeren, maar met de praktische verwerkelijking van zijn belofte, ver achter pleegt te blijven. Dit houdt in, dat ik – esoterisch gezien – de werkelijkheid van Sinterklaas, heel wat hoger aan sla, dan die van menige staatsman of bekende prediker.
Wij moeten uitgaan van de vraag: wat is de mogelijkheid tot bereiken? Indien wij, dromende van Sinterklaas, de mogelijkheid krijgen ons uit deze imaginaire figuur iets te verwerven, waarmee wij de mensheid kunnen verrijken, de mensheid gelukkiger en beter kunnen maken, zo zullen wij niet alleen mogen stellen, dat de Sint voor ons werkelijk is, maar zelfs, dat ergens in ons, een gemijterde oude heer schuil gaat, die een bijzonder attractief deel van onze eigen persoonlijkheid uitmaakt. Nu bevindt op dit moment – en ook in de komende weken – de wereld zich in een toenemende vloed van geestelijke kracht. Niet altijd is de mogelijkheid tot geestelijk werken en geestelijk beleven op aarde gelijk. In de eerste plaats speelt de tijd van het jaar hierbij een rol, het gemeenschappelijke denken van de mensheid, in de tweede plaats treden hogere geestelijke krachten de wereld nader. Dit is een buitengewoon mooie gelegenheid om, wanneer je op het geestelijk pad bent en daar bepaalde krachten meent te erkennen, deze aan de tand te voelen. Want alles, wat waarlijk in ons leeft, alles wat waarlijk uit het Goddelijke is geboren, schept op het ogenblik een openbaring, een kenbaar verschijnsel, een stoffelijk te constateren resultaat. U zou in deze dagen zeer veel geestelijk werk tot stand kunnen brengen op uw eigen wereld. Het feit, dat dit uit een innerlijke bewustwording en ontwikkeling – een eigen innerlijke bewustwording en ontwikkeling voortvloeiend uit eigen geestelijk pad – in u geboren wordt, brengt mij ertoe mijn definitie van de esoterie nog wat aan te vullen.
Ware esoterie is een innerlijk beleven, waarbij innerlijke krachten, mogelijkheden en weten zozeer worden gestimuleerd, dat zij ook in de eigen wereld kenbaar en daadwerkelijk tot uiting kunnen worden gebracht. Het is – helaas – niet voldoende alleen te weten, wie en wat je bent.
Er is een bekend verhaal uit de laatste tijd over een persoon, die zich zanger pleegde te noemen, ofschoon de heesheid van zijn gekrijs hem m.i. deze titel zeker niet waardig maakte. Deze figuur maakte een reis, waarbij hij een grens moest overschrijden en hij bleek zijn paspoort vergeten te hebben. Bij de controle merkte hij op, dat hij de bekende zus en zo was. De douaniers meenden: “Zing dan iets, daaraan zullen wij u zeker herkennen”. Helaas, de zanger was zeer verkouden, dat hij zelfs zijn gebruikelijke heesheid niet overtuigend kon produceren en werd teruggewezen.
De mens komt ook aan de grens van de wereld. Hij heeft zijn innerlijk beleven, zijn persoonlijkheid en zijn innerlijke waarheid misschien opgevoerd tot onmetelijke hoogten van Lichtend weten. Maar wanneer hij werkelijk in de kosmos, in het ware bestaan, deel wil hebben en binnen wil treden in de grote werkelijkheid, wordt ook hem telkens gezegd, wanneer hij de grens wil overschrijden tussen innerlijk leven en het deelgenootschap van het kosmische bestaan: wij geloven gaarne, dat u degene bent, die u zegt te zijn, maar kunt u dit bewijzen? Alleen wanneer wij het bewijs in de wereld buiten ons kunnen leveren, zal onze geestelijke bewustwording, ons innerlijk bestaan, samen kunnen vloeien met het grote bestaan van de kosmos zelf.
Nu schijnt het mij – vanuit mijn ongetwijfeld beperkt standpunt – toe, dat het doel van mens en geest is, zo intens, zo volledig mogelijk één te zijn en zo volledig mogelijke harmonie met het Kosmische Zelf te vinden. Wij noemen ons innerlijk ontwaken en ons esoterisch pad immers de weg naar God. Dan volgt hieruit, dat slechts degene, die zijn innerlijk beleven voortdurend en daadwerkelijk weet te bewijzen, slechts degene, die voortdurend en zonder onnodige aanvallen op, of kritiek op anderen, zijn innerlijke waarheid tot uiting brengt, waardig is werkelijk esotericus te heten. Slechts dezen zou moeten worden toegestaan over esoterie met gezag te spreken. Mij lijkt voor elke leek de meest juiste stelling: wat u mij zegt, vind ik schoon, maar slechts indien ik het bewijs vind voor de waarheid daarvan, wil ik mijn leven daaraan wijden.
Dit, mijne vrienden, is een klein en misschien voor u niet zeer interessant betoog van mijn standpunt. Laat mij u nog aan één ding herinneren: Ook u, wanneer u spreekt, zegt de dingen, die u persoonlijk het meeste interesseren. Indien u eerlijk bent tenminste. Indien u niet eerlijk bent, tracht u te zeggen, wat anderen het meest interesseert, waarin u niet helemaal kunt slagen. Ik hoop, dat ik aan de fout van het tweede zoveel mogelijk ben ontkomen en heb zo eerlijk mogelijk getracht het eerste te doen. Ik wil u niet langer kwellen met mijn misschien wat taaie, of zelfs slaapwekkende betoogtrant. U glimlacht, maar mag ik opmerken, dat, waar de slaap de geest vrij maakt om tot hogere waarden op te gaan, zelfs de sluimering, die mogelijk uit mijn woorden is ontstaan, esoterische waarde zou kunnen hebben. Verder druk ik de hoop uit, dat u, wanneer de laatste spreker zo dadelijk het zijne gezegd zal hebben, u huiswaarts zult keren met de overtuiging, dat denken alleen niet genoeg is, daar slechts de gedachte, die tot daden voert, werkelijke waarde heeft.
Het schone woord : trottoir.
Soms droog en stoffig in de zon, soms lichtend, spiegel spelend in de regen, ligt het wachtend voor u klaar, deel van de straat, overal, wat er over gaat, heeft het steeds nog gezwegen, het trottoir.
Vlugge schreden vol van vreugde, moeizame stappen, versleten en oud, stappen vol vuur en vol van ideeën en schreden lusteloos, loom en koud, tekenen voeten het leven, wanneer zij betreden het trottoir.
Het bied je veiligheid, behoed je in het verkeer, blijf maar op het trottoir, zo zegt men, dan ben je wel behoedt, blijf maar op het trottoir, dan gaat het je wel goed.
Maar wanneer je ergens wilt komen, wanneer je uit dromen werkelijkheid wilt maken, iets bereiken, niet slechts wilt prijken met een veilig leven, dat geen betekenis dan statistisch heeft; wanneer je aan het eind van het leven wil bereiken, waar je in je jeugd van droomde: betekenis, kracht, mededogen, pas je dan eigenlijk wel op het trottoir? Werd ooit iets bereikt zonder werkelijk streven? Het aanvaarden van risico en gevaar?
Wie slechts de veiligheid zich wenst, wankelt bij ‘t komen van de dood, wankelt van het trottoir en ligt dan in de goot van geestelijk onbesef. Het werkelijk leven is een weg, die jezelf moet gaan, zo snel als je kunt. het is je vergund je weg te kiezen, jezelf te verliezen in het doel, dat je zoekt.
Slechts door – ondanks gevaren – je weg te gaan, worden geestelijk resultaten geboekt. Voor de geest wordt het leven tot een gevaar, wanneer men in het leven slechts veiligheid zoekt, slechts durft te gaan op het trottoir.